You are on page 1of 4

Woensdag 7 augustus 2013: Anne van der Meiden: Mag ik even uw aandacht?

Het heeft mij van meet af aan als jongen geboeid, toen ik theologie ging studeren: hoe kan dat nou, dat het woord van de n anders over komt dan de ander? En waarom kan ik het wel begrijpen van die en niet van die? Dat was met de leraar op school natuurlijk ook al zo. Dat moet te maken hebben, dacht ik, met de techniek van de retorica. Het gaat over de zeggingskracht van het woord. En als je daar over praat dan praat je eigenlijk over retorica. Dat was het vak waar ik aan de universiteit jaren lang aan meegewerkt heb en dat ik ook gedoceerd heb. En dit komt uit een tijd dat wij niet de moderne communicatiemiddelen hadden die we nu hebben. Je kunt je dat haast niet meer voorstellen. Dat de meerderheid van de wereld maar in zichzelf leefde. Ze praatten met elkaar, natuurlijk wel, maar er was geen radio, geen televisie, geen krant. Er waren boeken, maar die konden alleen gelezen worden door de geletterden, de mensen die gestudeerd hadden. Maar toch komt er zo rond de 5e eeuw voor Christus een behoefte aan systematisch leren spreken, laat ik het zo maar even zeggen. Dit is het handboek voor de redenaar. Geschreven door Quintilianus. Toen die man klaar was met zijn boek, waren de openbaringen van Johannes nog niet geschreven in de Bijbel. Dat moest nog. Maar als je dit nou leest, dit boek, ja het is nou niet wat je zegt gezellig, in de zomervakantie neem ik het mee, nee echt niet. Het is echt de techniek, gedetailleerd, die je kennen moet. Hoe zijn uw emoties in het slotwoord? Ik noem maar iets. De argumentatie in een verhaal. Hoe moet die opgebouwd zijn? Die basis staat nog absoluut steeds. Alles wat daarna gezegd is, is verfijning en franje. Maar de oertechnieken van het spreken, hoe bouw je een verhaal op? Welk gezicht trek je er bij? Enfin, alles wat met retorica te maken heeft, nee daarvan kan je niet zeggen dat dat nu uitgebouwd is. Dat is allemaal nog hetzelfde. Het was een kunst, waarmee je, als je die beheerste, verschrikkelijk veel geld kon verdienen. Er zijn verhalen bekend van zon man als Cicero, de grote redenaar Cicero, die, schrik niet, die dan in zon rechtszaal een uur of zeven sprak. Het is bekend dat hij tegen Catalina, dat was een echte misdadiger, een echte misdadiger, dat hij een verhaal moest houden en het gerucht ging altijd, als Cicero tegen jou getuigde, dan kon je het wel schudden. Dan was je zaak verloren. En dat is bewaard gebleven. Die rede is bewaard gebleven, en die begint met het mooie zinnetje: Hoelang zult gij nog misbruik maken van ons geduld, Catalina? En die man is ook opgehangen of weet ik veel wat wat ze met hem gedaan hebben. Maar zo kon je dus met je redevoeringen dingen kapot maken en je kon dingen eindeloos hoog ophemelen. Als je het over retorica hebt, heb je het over een vorm van communicatie. En communicatie komt oorspronkelijk van communio. Dat is het omgekeerde van wat wij er van gemaakt hebben want communio is beslotenheid. Het is het omgekeerde van wat we communicatie gemaakt hebben met de media. Dat woord gebruiken wij verschrikkelijk veel, communicatie. Je hebt er een Twentste uitdrukking van: wat is nou verder communicatie? Ja dat is zoiets als: ik heb dat wel vaker geroepen. Maar dat geeft ook wel mooi aan: kijk ik jou aan, kijk je mij aan, dan kijken we naar elkaar. Dat is communicatie. Een hagenpreek is een preek in de tuin. Dus niet in een kerkgebouw. Op een bevriend stuk land hagenpreken. Een derde van het publiek is lid van de kerk. Een derde is van een andere kerk dus katholiek of protestant. En een

derde is buitenkerkelijk. Dit publiek moet je allemaal Griekse woorden, die voor andere mensen aardig bekend zijn in de preek, wel even uitleggen. Communicatie heeft wederkerigheid in zich. Ik zeg iets tegen jou en je zegt iets terug. En dan begrijpen we elkaar of we begrijpen elkaar niet. Je wordt afgerekend op wat je kwijt kunt aan die mensen, in welke communicatie je met de mensen daar een uur lang verkeert. Daar wordt je op afgerekend. Lichaamstaal. De mimiek noemen we dat, gebarentaal, de intonatie van de stem. Als u alleen maar onthoudt dat er drie soorten intonatie zijn. Dat kunt u ook toepassen op kinderen en kleinkinderen. Als het geld op is, dan moet u die stem in de onderste regio gebruiken. En dat betekent: ja ik kan er ook niks meer aan doen. Ik vind het heel vervelend voor jullie. Ben je zakelijk aan het praten, dan is dat het middenniveau, dat noem je het doseerniveau. Daar geef je zakelijke mededelingen. Niet zozeer met emoties, maar gewoon feitelijk. Zo van: ik heb nu nog 300 euro op de bank, maar daar krijg jij dus absoluut niets van. Dat is duidelijk. Snap je? En dan heb je nog het euforisch niveau, dat is het bovenste. Nou dat zijn moeders met hun kinderen. Ik zie het al weer bij mijn dochter, wat die voor onzin uitkramen als ze die kinderen omhoogtillen of zo. Dan gaat die stem helemaal naar boven. Dat is het euforische. En ook als je de 100.000 op de loterij gewonnen hebt, dan heb je ook kans dat je zo uitbarst. De waarde van het spreken in het openbaar is in Nederland niet hoog aangeschreven. De meesten zien het als een plicht. Of we moeten weer iets zeggen in de Kamer terwijl je weet dat de camera op je gericht is en dus ik weet niet hoeveel mensen dit zien. Nee bij ons is het niet hoog aangeschreven als ik het zo voorzichtig mag zeggen. Den Uyl, die kon soms zeer gemotioneerd en zeer bewogen spreken, met alle vezels in zijn lijf had om waar te maken wat hij ook waar wilde maken. Dat zie je in de Kamer nauwelijks meer. Mark Rutte, die gebruikt eigenlijk zijn spreektalent, want dat heeft hij. Hij heeft echt spreektalent, die man, die kan dat erg goed. Maar dat is meer de borreltafeltoespraak in een studentenzaal. Maar het gegronde uitdiepen van een politieke situatie en daar zijn visie op geven, dat zie ik hem niet zo vaak doen. Ze leren gladjanusverhaaltjes te houden, in achterzaaltjes in Drenthe of zoiets dergelijks, maar retorische talenten ontwikkelen, daar zijn er niet veel in de Kamer hoor. Ik ben al zou oud, nou zo oud is dat nog niet, maar ik heb toch Martin Luther King horen spreken in Amsterdam. Maar Martin Luther King, dat kwam geweldig door. En hoe komt dat nou? Je komt daar binnen en dan denk je: ik ga luisteren naar Martin Luther King. En dat is natuurlijk al verkeerd, dan ben je benvloed van tevoren. En wat die man dan ook verder zegt, ja dat keur je als het ware aan de voorafgaande gedachten in je hoofd. Maar hij begon dus inderdaad zo: I have a dream. En verder was hij zeven, acht seconden stil. I have a dream. En dan zeg je, ja wat heb je daar nou aan? Ik droom ook wel eens. Maar nee, dan opent zich de hele wereld van de opstand tegen het gezag in Amerika. Onwaarschijnlijk maar Marin Luther King kon zo maar iets pakken, iets grijpen. Je hebt wel van die mensen die kunnen midden in het verhaal zeggen: wat zeg ik me nou voor onzin? Ik zal het herhalen want dit klopt helemaal niet. Nou ja, ik herinner me nog een oude dominee, die ging ik horen en toen kwam hij binnen wandelen. Ouderlingen er achteraan en weet ik wat. En die stopten in het middenpad van die

kerk, kun je je voorstellen? Hartstikke vol en toen kijkt hij om zich heen, Paasmorgen, keek zo rond en zegt Lijklucht, Lijklucht. En toen schudde hij zijn hoofd en toen liep hij naar de kansel en toen kwam die boven de kansel. En zei: Nee, nee, nee, nee, nee hoor hij is waarlijk opgestaan. Nou dat is retorica. En dan kun je zeggen dat is toch verschrikkelijk? Ja, je kunt zeggen Hitler deed het ook, maar die had hele andere bedoelingen. Hij kon het wel, Goebbels kon het ook. Maar de achterliggende motivatie van die mensen, dat was natuurlijk verschrikkelijk. You can not fool all the people all of the time. You can fool some of the people some of the time. Maar het hele volk kan je niet bedriegen altijd, dat bestaat niet. Er staat iemand op en die zegt: H broer, waarom doe je het dan niet? En dat is het geheim natuurlijk van het spreken. Maar inderdaad blijft nog altijd: mensen kunnen andere mensen opzwepen. Als hun daden later ontbreken dan zakt de aanbidding weg, dat is heel duidelijk. Maar zodra het effect heeft, dan zeggen ze: Die man die praatte niet alleen maar geweldig, maar hij deed het ook. Het kwam ook uit. Ruisfactoren. Als ik een woord nog echt wil benadrukken, dan is het de storing. Ruis in de communicatie. Communicatie dit is communio, gemeenschap, dus communicatie is vergemeenschappelijking. En dan zie je altijd dat er een kink in de kabel komt. Ruisfactor ja? En er is geen communicatie zonder ruis. Altijd is er wat. Je kunt als spreker met een prachtig verhaal in een zaal terechtkomen, waar eindeloos de achterdeur kleppert omdat de wind er op staat. Dat is ruis. Ruis kun je ook zelf veroorzaken. Er is een prachtig onderzoek in het communicatiewetenschap die het zogenaamde Rambo-effect onderzoekt. De Rambofilms maakten een grote indruk vooral op kinderen. Die waren versteend als ze zon film zagen. In Engeland hebben ze proeven gedaan met een schoolklas en een leraar. En daarnaast ook een schoolklas met een leraar. In de ene schoolklas werd er een Rambofilm gedraaid met al het verschrikkelijk geweld. En die kinderen zaten te huiveren van angst en van ellende. En die leraar zat daar maar gewoon te kijken. Na afloop hebben ze gemeten wat de invloed was van die film. Het was grandioos. Die kinderen wisten alles nog wat ze gezien hadden. In die klas daarnaast zat ook een leraar en die deed niks dan onderbreken. Dus je zag dan Rambo met zon geweer komen en zei hij Kijk is dat ding is van plastic, haha jongens van plastic. Kijk eens die Rambo heeft een pukkel op zijn neus. Dat is toch ook wat. En die kinderen zeiden ssst. Zegt hij Och ik mag toch wel zeggen wat ik vind? Nou die kinderen hebben veel minder negatieve invloed gehad van het kijken naar die film dan in die eerste klas. Dus als je storend bezig bent in iets en je wilt bijvoorbeeld kinderen afleiden dan moet je het zo doen. Gewoon bagatelliseren, dat helpt geweldig. Entourage en inspiratie. Kijk dit is natuurlijk een heel specifieke entourage kerk. Het is een van de mooiste kerken die we hebben in Nederland. Laten we dat maar even goed begrijpen. En zon kerk draagt er aan bij of het woord goed overgedragen wordt. Er is een preekonderzoek geweest in Amsterdam een jaar of 15-20 geleden. Daar hebben ze mensen in een kerk gezet, de dominee hield een preek. Wat de onderzoekers wilden weten was: wat heeft die dominee gezegd? Dus die mensen kregen allemaal een stukje papier om de preek op te schrijven en dat moest ingeleverd worden. Die dominee kreeg zon hele bos van die preken in zijn handen. En ja die zat dat in een kamertje aan de zijkant van de kerk te lezen en die kwam terug en zei: Om eerlijk te zijn zaten er 20 nieuwe preken in. Zo slecht luisteren mensen h? En er was n dame die helemaal onder de indruk was en die zat verzaligd te glimlachen in

die kerk. En toen dacht een van die onderzoekers: nou dat is een hele bijzondere luisteraar. Dus die ging erop af en zei: U hebt wel erg genoten he? Waarvan? zegt ze. Ja van die preek. O nee zeg, nee nee zeg. O moet u toch eens kijken, hier hangen de gordijnen die ik al 20 jaar zoek. Dus als jong theoloog word je al goed gewaarschuwd, tenminste ik wel, denk erom dat je niet ik weet niet wat aan bergen verzetten kunt als predikant, want dat is maar zeer beperkt. We denken allemaal dat we kunnen communiceren, dat is maar zeer ten dele het geval. We weten heel goed als iemand het niet kan. Als iemand niet kan spreken, niet kan overdragen, veel te veel ruis veroorzaakt, storing veroorzaakt. In het Twents hebben wij daar zon merkwaardige uitdrukking daarvoor. Wat is nou communicatie? Kijk ik naar jou, dan kijk jij naar mij en dan kijken wij naar elkaar, dat is communicatie. En dat laatste is heel belangrijk want daar zit altijd tweezijdigheid in. Ik maak me zorgen dat we denken te communiceren, maar het niet doen. Daar maak ik me zorgen over. Ze zeggen: dat is toch gecommuniceerd op televisie? We krijgen nog geen 0,01 procent van wat er op TV komt te zien. Je hebt er geen tijd voor. Waarom zou je ook? Bovendien ben je het morgen weer vergeten. Dat is heel zuur voor al die mensen die TV maken. Maar het is de bittere waarheid. Er is te veel van dat spul. Veel te veel. Je moet me niet vertellen dat die elektrische apparatuur de communicatie vervangt. Informatie ja, maar niet communicatie. Of de sociale media, och ja ben ik daar te oud voor? Nou mailtjes, mijn vrouw draait ze voor me uit, dus ik lees dat wel. Ik vind het ook wel handig. Maar de techniek heeft veel meer mogelijk gemaakt dan er vraag naar was. Dat is het hele verhaal. Die boodschappen die ik dan wel eens zie, zogenaamde twitter, nou ja dat zijn dingen de we vroeger naar elkaar toe riepen en dan was het over. En dat moet nu elektronisch verzonden worden. Voor wie? Er wordt geen onderzoek naar gedaan h? Wat word je er wijzer van? Het zenden van boodschappen, ja daar hebben we natuurlijk verschrikkelijk veel middelen voor. Mijn kinderen hebben verschillende podjes. Mijn kleinkinderen. Of het een aPod is of het een Ipod is of een weet ik allemaal niet, maar die zitten met de vingertjes zo. Ik ken nu al kinderen van drie weken, een tweeling, en mijn dochter zegt dat die al bezig zijn met die vingertjes. Ik zeg: ben jij gek, die zijn blij dat ze melk krijgen. Dus dat heeft niks te maken met een Ipod. Maar dat idee dat we elkaar op elk moment van de tijd bellen en bereiken met onze stem en dan tot uitwisseling van gedachten komen of nieuws meedelen, dat is natuurlijk ongehoord. Het merkwaardige is dat wij genieten van de technologische revolutie en dan komt Obama spreken en dan zeggen we H h, eindelijk iemand die het zeggen kan. Heel veel spreken en gebaren in combinatie is een kwestie van aanvoelen: dat kan ik wel doen, dat kan ik niet doen. Als je dat allemaal hoort zal je zeggen: nou ik spreek nooit meer. Nou, dat hoeft ook weer niet. Maar je moet wel goed oppassen wat je gaat doen. Vrienden, leer toch als je geld moet verdienen met spreken, leer alsjeblieft een beetje goed spreken met het transporteren van je gedachten. En maak er geen potje van. U bent een gewaarschuwd mens! Dit is een transcriptie van het tv-programma - NTR - 2013

You might also like