You are on page 1of 23

Károli Gáspár University of the Reformed Church in Hungary

Budapest, Hungary

Central and Eastern European Institute for Mission Studies (CIMS)

Verslag van de themadag gemeentecontacten op 9 februari 2008 in Sionspoort in Houten

Inleiding

Sinds vele jaren onderhouden verschillende kerkelijke gemeenten in Nederland contacten met
kerkelijke gemeenten in Midden en Oost Europa. Met een zekere regelmaat doemen er vragen op
over inhoud en continuiteit van de contacten. Vragen die te maken hebben met de aard en inhoud
van het contact, met de verschillen in verwachtingen en de onderscheiden culturen en vragen die
vooral gericht zijn op de toekomstige invulling. Tijdens de themadag stonden de ervaringen van de
verschillende deelnemers centraal. Prof. Dr A.M.Kool die uitgezonden door de Gereformeerde
Zendings Bond als hoogleraar missiologie werkzaam is aan het Central and Eastern European
Institute for Mission Studies van de Karoli Gaspar Universiteit van de Hervormde Kerk in Hongarije
wordt regelmatig met de vragen vanuit gemeentecontacten geconfronteerd. De bijeenkomst werd
georganiseerd om met meerdere vertegenwoordigers van gemeenten de ervaringen te kunnen
delen en samen te zoeken naar wegen voor de toekomst. Aan de uitnodiging gaven ruim 50 mensen
gehoor. De dagleiding was in handen van mevr. W. Hardeman uit Rhenen.

Missionair gemeente zijn in Oost en West: Prof. Dr. A.M. Kool

De titel van de inleiding van profesoor Kool geeft al een eerste indruk van het perspectief van
waaruit zij haar inleiding gaf: een opdracht voor alle gemeenten zowel in “het Oosten” als in het
Westen van Europe.

1
Inleiding
Het grote aantal deelnemers dat zich voor deze dag heeft aangemeld was in eerste instantie
verrassend. Of toch niet, is het vooral een teken dat het thema leeft? In de loop van de 20 jaar dat ik
in Hongarije werk ben ik betrokken geraakt bij verschillende gemeentecontacten. Dikwijls als een
soort crisis adviseur tijdens zogenaamd deputatiewerk in de verloftijd in Nederland. Sinds ruim een
jaar geef ik leiding aan het nieuw opgerichte instituut voor missiologie aan de KRE. Een van de
opdrachten daar is ook om onderzoek te doen naar het functioneren van de contacten en waar
mogelijk ook vormen van toerusting te bieden. Te proberen om niet alleen individuele vragen te
beantwoorden maar vooral ook om een platform te bieden waar in gezamenlijkheid naar
antwoorden kan worden gezocht.
Er is veel veranderd in Midden en Oost Europa maar ook in het Westen. Na 1989 gingen velen op
bezoek naar de regio, er was sprake van intensieve contacten. De euforie van de eerste jaren is
grotendeels verdwenen. Niet alleen hier maar ook daar. En je vraagt je af wat daarachter schuil gaat?
Zijn het taalproblemen? Of is na de leniging van de eerste vooral materiële noden geen reden meer
tot hulp?
Vanuit mijn ervaring en opvatting kan ik zeggen: het is nu meer dan ooit nodig om als gemeenten
elkaar bij te staan, als gelijkwaardig partners.
Het gaat zowel in het Oosten als in het Westen om dezelfde weerbarstige vraag: hoe missionair
gemeente te zijn. Weerbarstig omdat de rol van de kerken in Europa ten aanzien van zending sterk is
veranderd. Ik wil mijn verhaal in dat kader plaatsen. De vragen waar we tegenaan lopen zijn niet
specifiek voor Hongarije, Roemenië of Nederland, maar staan in een groter kader: de overgang van
een Christendom naar een post –Christendom tijdperk. Het is niet meer vanzelfsprekend dat op
zondag de kerken vol zitten, niet meer in Nederland maar ook niet meer in Hongarije en Roemenië.
Het is niet meer genoeg dat door geboorte het ledenbestand van de kerk op peil blijft. Er moet iets
gebeuren… maar wat?
Dit zijn grote vragen die niet op één dag opgelost, niet door één organisatie of kerk of door één land
alleen. Ik wil u uitnodigen om mee op weg te gaan, om open te staan en met en van elkaar te leren
van wat ons drijft in de gemeentecontacten.1 Wat we van de zustergemeenten geleerd hebben over
de liefde van Christus, over Gods zorg over ons en over het werk van de Heilige Geest.
Ik wil u uitnodigen dat we ons vandaag verheugen in de verscheidenheid en in wat ons samenbindt,
want we zijn hier van verschillende kerkgenootschappen uit het Oosten en Westen van Nederland en
ook uit het Zuiden en Noorden.

Recente ontwikkelingen
Sinds 1989 is er veel gebeurd in het Oosten van Europa. Voordien werden vanuit Nederland reizen
gemaakt naar Roemenië en Hongarije. Daar zat iets avontuurlijks in: Bijbels en literatuur smokkelen,
adressen uit je hoofd leren: iets voor een speciaal soort mensen. Op het thuisfront kon je er
nauwelijks iets van vertellen, dat mocht niet. Velen wisten niet wat er aan de hand was.
Gemeentecontacten waren heel moeilijk, eigenlijk vrijwel onmogelijk. Er was sprake van individueel
contact en het was één richting verkeer. Van daar naar hier kon en mocht niet. Het ging veelal om
diaconale hulp. Er zijn heel veel voorbeelden van die pas later naar buiten kwamen. Zelf nam ik deel
aan een geheim jongerenkamp aan het Balatonmeer. Jongeren uit Oost en West troffen elkaar
“toevallig”tijdens de zomervakantie.

1
Zie ook: Sally van de Graaf-Leentfaar, "Gemeentecontacten Tussen Gemeenten in Nederland En Roemenie"
(Scriptie voor de Kerkelijke Opleiding van de Nederlandse Hervormde Kerk, Utrecht University, 1997), Thom
Hiemstra, "Gemeentecontacten Met Oost-Europa," Allerwegen 25, no. 13 (1994), Anne-Marie Kool, "Tien Jaar
Geopende Deuren, 1988-1998. Een Evaluatief Moment. De Ontwikkelingen in De Gereformeerde En
Evangelicale Kerken in Midden- En Oost-Europa En De Betekenis Daarvan Voor Missionaire-Diakonale
Gemeente-Contacten," Admainfo XVIII, no. 5 (1999).

2
Na 1989 gingen alle deuren open en was alles mogelijk. Er ontstonden vele gemeentecontacten. In
Hongarije en Roemenië was er soms sprake van verlegenheid: men was niet voorbereid op deze
situatie. In Nederland was het nog veelal een zaak van enthousiaste eenlingen, er lag vaak het accent
op hulp, materiële hulp en klussen. Nog steeds van hier naar daar. Iets avontuurlijks bleef er, er was
wel in toenemende mate behoefte aan geestelijk contact maar de vraag was hoe dan.
Na bijna 20 jaar wordt het geluid- hoe dan- sterker. Het wordt tijd voor een andere benadering, er is
een andere leest nodig teneinde continuïteit vorm te geven.

De vraag “hoe dan”kan alleen bezien worden in een bredere context. Die van de ontwikkeling van
zending in Europa.

Ontwikkelingen in Europa: zending

Tot het begin van de 20e eeuw werden zendingswerkers uitgezonden vanuit christelijk
Europa. Het zendingswerk ontstond in de 16e en 17e eeuw en zendingswerkers en
predikanten werden in de voetsporen van ontdekkingsreizigers naar de veelal recent
gekolonialiseerde gebieden gezonden. De grote eeuw voor de zending was de 19 e eeuw. De
kerken zelf waren min of meer passief, zendingswerkers werden wel veelal ondersteund
door enthousiaste zendingsvrienden. Ze werden opgeleid in zendingsscholen leerden voorla
hoe in andere culturen het Evangelie door te geven.
Het was eenrichtingsverkeer, er was sprake van veel diaconale hulp en op verschillende
plaatsen werden scholen en ziekenhuizen opgericht. Het was vooral ook een beweging van
het rijke Westen naar het arme Zuiden. Tijdens de zendingsconferentie in 1910 werd zending
gezien als een groot business plan: evangelisatie van de wereld in deze generatie. Opvallend
was de grote afwezigheid van de kerken, individuen en zendingsvrienden waren actief,
kerken vervulden geen of nauwelijks een rol. Zending was een soort aanhangsel, een soort
kerkelijk ministerie van buitenlandse zaken.
Na de 1e wereldoorlog komt er een omslag: het werd duidelijk dat Europa ook zendingsveld
is. Het bewustzijn breekt door dat de kerken in Afrika, Latijns Amerika en Azië mondig
geworden zijn en springlevend zijn, Tegelijk neemt door de secularisatie in het Westen het
aantal kerkleden af. Er zijn nu meer Christenen op het Zuidelijk halfrond dan op het
Noordelijk Halfrond. Er is sprake van een crisis in de kerken van Europa en een prangende
vraag doet zich voor over de missionaire roeping van de kerk: is dat alleen ver weg of is het
ook een zaak van dichtbij. Hoe het Evangelie zelf te verwoorden en uit te leven ten opzichte
van je buren, in je dagelijks leven, in je gein en in je werk. Wie leert me dat te doen? Zending
als essentie van de gemeente vraagt om vorming en toerusting.
In Oost Europa kwam de verlegenheid rond deze vragen al aan de orde tijdens het
communisme.
Het model van zending waarin wij uit het Westen iets gaan brengen is voorgoed verleden
tijd. Afrikanen, Koreanen en Chinezen komen naar West Europa, naar Amsterdam als
zendeling. Het Westen moet de controle uit handen geven. De structuur waarin zending
gezien als ministerie van buitenlandse zaken blijven vaak nog wel in takt maar het is tijd voor
verandering en vernieuwing. De opgave is missionair gemeente zijn in Oost en West. Om een
nieuwe fase in te kunnen gaan kan het verhaal van Antiochië helpen.

Antiochië model van de zending


Anonieme vluchtelingen komen naar Antiochië: Grieks sprekende mensen vertellen het
Evangelie aan wie maar horen wil. Er ontstaat een gemeente bestaande uit Jodenchristenen

3
en Grieks sprekende Christenen. Zij allen nemen de taak om plaatselijk getuige te zijn
serieus. Terwijl ze, aangestuurd door de Heilige Geest, ook iets nieuws doen: Paulus en
Barnabas worden uitgezonden. Zij keren regelmatig terug naar Antiochië :
 Herinneren de gemeente eraan dat ze deel uitmaken van een groter geheel
 Bemoedigen de gemeente door te spreken van Gods grote daden, wat ze gedaan
hebben en hoe
 Stimuleren en helpen de gemeente en haar leden om in de eigen veelkleurige situatie
getuige te zijn van Christus en voort te zetten wat Paulus en Barnabas elders deden
 Waren als zendingswerkers actief betrokken bij de missionaire toerusting van de
gemeente

Parallel: gemeentecontacten
Gemeentecontacten lijken tot nu toe veelal op het 19e eeuwse model van zending. Hulp van
hier naar daar in een eenrichtingsverkeer.
Er zijn Oost Europa commissies die fungeren naast een zendingscommissie en een
evangelisatiecommissie. Dat is historisch zo gegroeid. Maar daardoor is het eigenlijk heel
begrijpelijk dat de lessen geleerd in de wereldwijde zendingsbeweging nog niet bij de
gemeentecontacten in het Oost Europa werk aan de orde komen. Dat is een andere groep.
En dan probeer je als Roemenië of Hongarije commissie maar op je eentje een oplossing te
vinden voor je vragen.
Of misschien klop je op de deur bij de stichting Hulp Oost Europa, Kom over en Help of de
Stichting Roemenië contacten.
Gelukkig is daar in de loop daar jaren veel ervaring opgedaan. Maar ook daar dient de vraag
naar het perspectief op langere termijn zich aan.
Bij de voorbereiding van deze dag gaven velen van u aan dat u als gemeente verder wilt
komen, meer geestelijk contact wilt opbouwen. Daarom is het goed om te kijken of het
Antiochië model kan helpen: wat zijn de belangrijkste missionaire uitdagingen in Oost
Europa en wellicht ook in het Westen

Missionaire uitdagingen
Er zijn verschillende gemeenschappelijke uitdagingen ondanks de verschillen in historie,
cultuur en context. Die verschillen kunnen in een gezamenlijke aanpak ook benoemd
worden. Het één is niet beter dan het ander en van ieders ervaring valt te leren. Dat
veronderstelt een gelijkwaardige uitgangspositie. Laten we eens een paar thema’s de revue
laten passeren.
a. etnische minderheden: in het Oosten ligt er voor de kerken een stevige uitdaging die
te maken heeft met de positie van Roma. In Hongarije is ongeveer 10% van de
bevolking afkomstig uit deze minderheidsgroep. Er leven vele verhalen en
vooroordelen over Roma. En dan de klemmende vraag voor de kerkelijke gemeente:
hoe ga je om met deze groep, met het anders zijn. Kun je deze naaste liefhebben.
Voor ons in Nederland gaat het niet om de positie van Roma maar wel om anderen
zoals asielzoekers, leden van niet Westerse kerken en moslims.
b. Identiteit: de vraag wie ben ik en waar wordt dat door bepaald, is dat de etniciteit, de
cultuur, het kerkgenootschap, wat ik doe of wat ik heb, wat anderen van mij zeggen?
Die vragen zijn in Oost en West hetzelfde: ben ik in de eerste plaats Christen en sta ik
zo open voor verzoening, voor samenwerking, wil ik van de ander leren?

4
c. Schaduwen van het verleden: die tref je vooral in het Oosten aan. Wat te denken van
de leiderschapstijl die men in het communistisch tijdperk moest ondergaan en die
nog niet geheel verdwenen is. En hoe om te gaan met het dragen van
verantwoordelijkheden, toen niet vanzelfsprekend! Jaloersheid, wantrouwen en
indirecte communicatie zijn de vruchten van een lange periode van onderdrukking.
En dat geeft op zich weer veel eenzaamheid. Thema’s te over voor een gesprek met
de contacten in het Oosten.
d. Rand- en buitenkerkelijken: een algemeen verschijnsel. In Hongarije is ongeveer 13%
van de bevolking actief in de kerk. Ook Nederland kent een toenemend aantal rand-
en buitenkerkelijken. Stof genoeg voor een gesprek zo lijkt het.
e. Domineesgemeenten: dat verschijnsel is herkenbaar in meerdere landen. Voor het
Oosten geldt een sterke gerichtheid op de predikant. Hij of zij vervult een zeer
centrale rol. Een belangrijke vraag is hoe de gehele gemeente erbij te betrekken.
Het is geen uitputtende lijst en ook geen recept voor de aanpak. Wat ik graag wil is u en
mij uit te dagen om het gesprek te vervolgen, te verdiepen en nieuwe wegen te zoeken.
De gezamenlijke vragen vormen een belangrijk uitgangspunt voor deze kontakten. Als
partnergemeentes mogen we elkaar er aan herinneren dat we deel uit maken van de
wereldwijde familie die gezamenlijk op weg zijn achter Christus aan.

Toekomstperspectieven
Velen zijn al jaren aan het werk, hebben op hun eigen manier contacten opgebouwd en
onderhouden op individueel niveau en op gemeente niveau. Met het voorgaande voor
ogen zijn we naar mijn menig toe aan een nieuwe fase om de uitdagingen aan te gaan.
Het zal daarbij gaan om een gezamenlijke toerusting om in de situatie waarin Oost en
West verkeren elkaar te bemoedigen, bij te staan, elkaar beter te begrijpen elkaar de
spiegel voor te houden en van valkuilen en fouten te leren.
Daarbij zie ik de volgende prioriteiten:
a. helpen de samenwerking te bevorderen, de verscheidenheid te zien als gaven en
opgave en niet als bedreiging, te werken aan conflictbeheersing en verzoening hoog
op de agenda te houden.
b. Te werken aan versterking van het vermogen van de gemeente als geheel en
daarmee de eenzame positie van de predikant te doorbreken.
c. Te werken aan het bevorderen van duurzaamheid en structurele aanpak van
problemen waardoor de afhankelijkheid van hulp door derden verminderd. Dit geldt
vooral voor het Oosten.
d. Werken aan ontwikkeling van missionaire spiritualiteit; Bijbellezen, gebed, getuige
zijn in het dagelijks leven. In de praktijk zie je nogal eens twee uitersten: die van het
piëtisme die wereldmijdend is of een aanpassingsgerichtheid waarin sprake is van
wereldgelijkvormigheid.
Het instituut waaraan ik nu leiding mag geven wil daarbij een ondersteunende rol
vervullen.

Samenvatting
Ik heb in het voorgaande gepoogd om de vragen die er zijn rond de gemeentecontacten
in een groter kader te plaatsen. De passiviteit van gemeenteleden zowel in het Oosten als
in het Westen heeft veelal te maken met de weerstand of de handelingsverlegenheid om

5
de zendingstaak in Europa en daarmee ook in de eigen directe omgeving serieus te
nemen. Ik pleit voor een nieuwe visie waarin het Antiochië model leidend is.
Deze nieuwe visie kenmerkt zich door:
 De gemeente wil actief getuige van Christus zijn in de eigen veelkleurige omgeving
 Er wordt gewerkt aan toerusting van gemeenteleden en in het theologisch
onderwijs is er veel aandacht voor het model en de daarbij behorende kennis en
vaardigheden
 Commissies voor gemeentecontacten hebben een specifieke taak namens de
gehele gemeente en zorgen voor regelmatige terugkoppeling
Gemeenten in Oost en West zien een gezamenlijke uitdaging:
 Gezamenlijk zoeken naar antwoorden op de veelal gezamenlijke vragen waar
men voor staat en de aanpak zien als een leertraject
 Doorbreken van het idee dat het Westen en het weet en het Oosten moet leren,
nagaan wat wij kunnen leren van de ervaringen in het Oosten
 Goede afspraken maken, mensen toerusten en er waar nodig op toezien dat
afspraken worden nagekomen
 Vorming vereist een bereidheid om te veranderen en veranderd te worden
Gezamenlijk een weg gaan betekent:
 Elkaar er aan herinneren dat we deel zijn van het wereldwijde Christen zijn
 Die wereld veelkleurig is
 We elkaar kunnen bijstaan en bemoedigen
 De unieke mogelijkheid om elkaar te verrijken en nieuwe aspecten van Gods
Koninkrijk te leren kennen benutten
------------------------------------------

Kijken in en naar Nederland


Drs Dorottya Nagy

Mij werd de taak toebedeeld om onder de titel ‘Kijken in en naar Nederland’ iets zinnigs over
de gemeentecontacten tussen Hongaren en Nederlanders te vertellen. Zo’n gekregen titel
ligt niet altijd makkelijk – en zeker deze titel niet. Als er iets was waar ik een hekel aan had,
was het wel de vraag die telkens opnieuw en zeker in de eerste twee jaar dat ik Nederland
woonde met een zekere regelmaat aan mij gesteld werd: hoe bevalt het hier in Nederland?
Dat woord ’bevallen’ (samen met meevallen en tegenvallen) is naar mijn idee een van de
sleutelwoorden die het Nederlander-zijn bepaalt. Het is onmogelijk om dat met een woord
in het Hongaars of in het Roemeens weer te geven. Maar de betekenis van het woord moet
geleerd worden door iedereen die iets met Nederlanders te maken krijgt. Of ik de betekenis
volledig onder de knie heb, dat is nog steeds de vraag – maar ik heb heel snel geobserveerd
dat het voor Nederlanders noodzakelijk is om hun daden, leven, activiteiten, gevoelens en
noem maar op, op een zeer gestructureerde manier achteraf en vooraf te analyseren, te
bespreken en te omschrijven: en dat gaat zeer makkelijk omdat ze gezegend met dat zalige
woordje en zijn uitgebreide familie die de taak hebben om alles op zijn plaats te laten vallen.
Het zal u niet ontgaan zijn, wat voor belangrijke rol dit woord ook in de gemeentecontacten
met Centraal en Oost Europa vervult. Ik wil daar niet verder op ingaan.

6
Deze bijdrage over het kijken in en naar Nederland in de context van gemeentecontacten
streeft niet naar objectiviteit, maar laat de persoonlijke ervaringen en observaties de rode
draad zijn in het kijken.

De plaat.
van de kijker is een soort tussenplaats, die afstand creëert om tegelijkertijd van beide
partijen een breder beeld te kunnen zien.

De geschiedenis van de gemeentecontacten tussen Nederlanders en Hongaren kan


ingedeeld worden in drie periodes. De eerste periode is de tijd t/m 1989, de tweede periode
valt tussen 1989 en de datum waarop Hongarije en later Roemenië EU lidstaten werden, en
de derde periode begon op 1 mei 2004 in het geval van Hongarije en op 1 januari 2007 in het
geval van Roemenië. Van de eerste periode heb ik een en ander meegemaakt in Roemenië;
de tweede periode heb ik heel bewust en actief meegemaakt in Roemenië en in Hongarije,
en de derde periode doe ik tweetalig mee en dat stimuleert mij om het vandaag alleen over
deze derde periode, die nog steeds gaande is, te hebben. Ik heb geen mooi afgerond en
afgewerkt verhaal maar punten, stellingen en vragen om zo samen verder te gaan in het
nadenken en meedoen aan deze contacten.

Eerst een paar gedachten over het kijken in Nederland, daarna een paar gedachten over het
kijken naar Nederland.

Het feit dat de gemeentecontacten tussen deze landen zich binnen de bredere context van
de Europese Unie afspelen, mag niet onderschat worden. De op deze manier gecreëerde
saamhorigheid vormt een uitdaging om de vraag naar de identiteit te beantwoorden. Heel
erg versimpeld was het vroeger ‘wij de armen’ en ‘zij de rijken daar in het Westen’; of het
was wij samen Christenen en zij de ongelovigen, en daarmee werd soms de geseculariseerde
maatschappij of het communistische systeem of nog een andere partij bedoeld. Het punt dat
nu al deze landen onder de regenboog van de Europese Unie vallen, brengt de vraag met
zich mee: zijn we samen Christenen in en voor Europa? Dit punt raakt de functie van de
gemeentecontacten vanuit het perspectief van lokalisatie. In het geval dat Hongaren en
Nederlanders zich als ’wij’ met elkaar identificeren, komt de vraag op wie met ‘zij’, wie als
tegenpartij, als tegenover zouden kunnen worden aangeduid? Wordt het dan wij
protestantse Christenen en zij Rooms Katholieke, of Orthodoxe of non-denominationele
Christenen; dan wordt het de opdracht om samen meer aan de oecumene te werken. Of
wordt het wij christenen en zij niet-christenen; wat wordt dan de taak? Wordt dan de
uitdaging om samen getuige(n) van God te zijn in de bredere Europese context, om samen in
te gaan op maatschappelijke, economische, politieke zaken? Wat is daarin de rol van de
gemeentecontacten? Of gaan wij samen in deze gemeentecontacten over tot hulp voor
anderen die nog steeds buiten de EU zijn? Ook daar zijn er al voorbeelden van. Dus, door het
feit dat binnen de EU de gemeentecontacten naar een andere niveau van identiteitsvorming
zijn gebracht, wordt de mogelijkheid om echt elkaars partner te worden, steeds reëler.

In de EU zijn we ook door wetgeving op meerdere niveaus met elkaar verbonden. Wat voor
soort implicaties heeft dat voor de gemeentecontacten? Blijven Nederlanders nog steeds de
rijke broeders en zusters uit het Westen die nu nog sterker de plicht hebben om voor hun

7
armere zusjes en broertjes financieel op te komen? Wie definieert de plichten als er plichten
zijn?

Door de EU neemt het exotische, soms geromantiseerde beeld van Roemenië en Hongarije
steeds meer af. Om dat anders te stellen: door de EU worden de gemeentecontacten tussen
Nederlanders en Hongaren steeds meer realistisch, werkelijker. Maar nog steeds geldt de
regel dat de ander ons kan leren kennen afhankelijk van hoeveel wij van ons laten zien.
En deze regel raakt het punt van informatie. In hoeverre kennen we de ander? Hoeveel laten
wijzelf ons gezicht, onze gevoelens, onze mentaliteit aan de ander zien? Deze periode van
gemeentecontacten brengt de mogelijkheid met zich mee om dieper te gaan dan de
uitwisseling van materiële goederen. In vele contacten is dat proces al geïntensiveerd. Het is
belangrijk om in kaart te brengen wat er bij de ander leeft. Waarom geloven ze zo? Waarom
doen ze dit of dat?
Heel vaak hoor ik nog steeds opmerkingen van Hongaren: ‘ah, die Nederlanders zullen ons
nooit begrijpen’ – en van de Nederlandse kant hoor ik dat ze het gevoel hebben dat ze hun
partners helemaal begrijpen. Het gevoel van niet begrepen kunnen worden en het gevoel
van alles weten – zijn beiden gevaarlijk voor de gemeentecontacten. Het zijn bronnen van
oppervlakkigheid.

De politieke en economische ontwikkelingen van de laatste jaren bieden de mogelijkheid om


elkaar vaker op te zoeken; om ook fysiek meer tijd met elkaar te zijn. Om ook op die manier
elkaar beter te leren kennen. Dat is noodzakelijk om steeds verder te kunnen groeien in de
contacten.

Binnen de EU zijn er steeds meer reizende, in het buitenland verblijvende studenten. Waar is
de plek van de uitwisselingstudenten binnen het functioneren van gemeentecontacten? Er
zijn steeds meer Nederlanders die Hongaars/Roemeens spreken en andersom; wordt deze
schat goed, efficiënt ingezet voor de gemeentecontacten?
Er zijn steeds meer gemeenteleden die Engels of Duits kunnen spreken, en dat geeft een
nieuwe dimensie in de contacten. Het is niet meer alleen de dominee, en nog een paar
uitverkorenen die eerste hand informatie en contact kunnen hebben met Nederlanders. Wat
zijn de gevolgen daarvan?

Nu een paar gedachten over het kijken naar Nederland - wat zien de Hongaren - en
nogmaals dit zijn slechts heel algemene punten:
Bij iedere gelegenheid wordt genoemd hoe belangrijk de financiële en morele steun van de
Nederlanders is bij het bouwen en renoveren van verschillende gebouwen die de kerk bezit.
Bisschop Kálmán Csia zei in een interview over het bouwen in de kerk: ‘in de mee ste
gevallen brengt de partnergemeente goederen die de leiders van de locale gemeentes
vervolgens in geld veranderen, om zo de kosten van het bouwen te kunnen dekken. Soms
brengen de partnergemeenten ook geld mee. Hun financiële en morele hulp is bijna
onschatbaar.’

De kijk van Hongaren op Nederlanders wordt ook steeds realistischer; Het beeld van de rijke
westerse broeder of zuster leeft nog steeds, maar het is genuanceerder. “nou, de
Nederlanders hebben allemaal hun eigen belang wanneer ze ons helpen – vertelde mij een
oudere meneer vorig jaar in Hongarije – en hij wees naar een villa die net door een

8
Nederlander gekocht was. Ze geven vanuit hun overvloed en ze maken geld in ons land net
als andere buitenlanders.’ Ik heb deze zin geciteerd, want die is heel rijk aan informatie, ook
wat de gemeentecontacten betreft. Het raakt het onderwerp van land en de ander – die
beide vormen zeer gevoelig onderwerpen voor Hongaren, en ze zullen steeds gevoeliger
worden ook in Nederland. Zulke uitspraken zou u als Nederlander niet zo makkelijk horen uit
de mond van Hongaren. Maar ik denk dat het belangrijk is om wanneer het mogelijk is, zulke
ervaringen aan elkaar door te geven – om aan een reëel, dieper contact met elkaar te
kunnen werken. Omdat dit heel gevoelig ligt, is de vraag met hoeveel voorzichtigheid het
bespreekbaar zou kunnen worden.

Beide bovengenoemde voorbeelden raken ook de terrein van moreel. Hoe geven de
gemeentes morele steun aan elkaar? Is er überhaupt behoefte aan morele steun?

Naast de financiële hulp wordt nog steeds te weinig gesproken over de inhoud van
gemeentecontacten vanuit de Hongaarse kant. Dit komt deels omdat er nog steeds een
groot gebrek is aan de kennis over Nederland en Nederlanders. Hebben ze nog steeds te
weinig van zichzelf laten zien? De vraag is natuurlijk ook wat de behoeften voor de inhoud
van de gemeentecontacten van de Hongaarse kant zijn? Wie bepaalt de inhoud? De
voorganger? De Nederlanders? Nogmaals, Hongaren missen dat woord ‘bevallen’, er is
minder behoefte aan systematische planning, evaluatie en feedback. Nogmaals de vraag
naar communicatie dus.
(Een voorbeeld om het gebrek aan communicatie te illustreren: enkele jaren terug ging een
groep Nederlanders naar een klein dorpje in Roemenië. Ze zagen het toenmalige
schoolgebouw van de school in zeer vervallen staat. Ze hebben een project opgestart om de
school te renoveren. Ze maakten een contract met de burgemeester dat het gebouw de
komende tien jaar als school gebruikt zou worden. Ze hebben zelfs een moderne speeltuin
voor het gebouw neergezet – en die in beton verankerd, zodat de speeltuigen niet gestolen
zouden kunnen worden. Twee jaar nadat ze klaar waren, gingen ze weer op bezoek. Er stond
geen meubilair meer in de school. Wat is er hier gebeurt? Het simpele antwoord van de
burgemeester: ‘er zijn geen kinderen meer’! En de speeltoestellen stonden zo goed
verankerd, dat de Nederlanders het niet zagen zitten, ze elders her te gebruiken. Dit
voorbeeld is wel heel extreem, maar het is wel gebeurd. Blijkbaar ging er iets heel erg mis in
de communicatie.)

De materiële kant van de gemeentecontacten heb ik meerdere malen onderstreept: de


uitdaging voor de Nederlanders blijft om te laten zien dat ze veel meer zijn dan de rijke
broeders en zusters met geld, eigen ideeën en eigen oplossingen.

Ik hoop dat deze gedachten leiden naar vragen die wij ook hier aan elkaar kunnen stellen en
hoop dat we zo samen verder komen ook in het begrijpen van gemeentecontacten tussen
Nederlanders en Hongaren uit Hongarije en Roemenië.

-----------------------------------------------------

9
Wederkerigheid in gemeentecontacten: drs. Theo Pieter de Jong

Toen ik aan mijn studie theologie begon wist ik vrij zeker dat, welke kant ik ook op zou gaan
met mijn studie het in ieder geval met Latijns Amerika te maken zou hebben. Ik was al eens
een half jaar in Peru, Lima geweest en was voor mijn leven met die cultuur verbonden.
Het begrip ‘meervoudige loyaliteit’ bleek echter voor mij ook mogelijk… Want nu sta ik hier
en ben ook behoorlijk aangestoken met het zogenaamde Hongarije virus… Zelfs zo dat ik
mijn doctoraalscriptie over de gemeentecontacten tussen Hongaarse en Nederlandse
gemeenten geschreven heb.
Toen ik begon aan mijn afstuderen dacht ik automatisch aan een onderwerp gerelateerd aan
de kerken in Latijns Amerika. Echter een conferentie voor theologiestudenten uit Europa
bracht mij in contact met Hongaarse theologiestudenten, en toen mijn docent dan ook
opperde om mijn eindscriptie in Budapest te gaan schrijven nam ik dat serieus in
overweging. En na een bezoek om daar eens te kijken raakte ik enthousiaster.
Het was volgens mij dan ook typerend voor het gemeentecontact dat ik enthousiast werd
omdat ik al bevriend was met een Hongaar. Via het persoonlijke contact komt de
betrokkenheid. Dit blijkt ook in heel veel gevallen de manier geweest te zijn waarop een
gemeentecontact tot stand komt.
Ik wil u nu iets gaan vertellen over mijn scriptie.

In mijn aanvraag om financiele ondersteuning voor mijn afstuderen omschreef ik mijn


scriptie-plannen als volgt:

In overleg met dr. Kool, Budapest, en dr. Frederiks, Utrecht, is besloten dat ik in de maanden
juni t/m augustus alle gemeentecontacten die er zijn tussen Nederlandse gemeenten (PKN)
en alle reformed-churches in het Hongaarse taalgebied inventariseer en deze inschaal op
aard van het contact, duur van de relatie, vormgeving ervan, wensen en eventuele
bijzonderheden.
Uit deze lijst kies ik dan ten hoogste vijf contacten. In deze gemeenten wil ik interviews
houden over dezelfde vragen maar dan uitgebreider. Ik wil met name kijken naar de vorm en
diepgang van het ‘geestelijke gesprek’ van deze gemeenten. Ook wil ik kijken naar hoe breed
dit gemeente-contact leeft bij de gemeenteleden en hoe dat komt.

In september wil ik dan naar Hongarije gaan en daar bij deze partner-gemeenten dezelfde
interviews gaan houden. In mijn scriptie wil ik deze gegevens verwerken. Hieraan
voorafgaand wil ik een theologische verhandeling schrijven over het begrip wederkerigheid.
Ik ben benieuwd naar de stukken die hierover geschreven zijn. Krijgt deze theorie/theologie
vorm in beleidsstukken (zowel in Nederland als in Hongarije)? En zoja, is dit dan bekend ‘op
het grondvlak’ (in de vele gemeente- commissies voor gemeentecontacten)?
Er is een enorme hoeveelheid aan gemeente-contacten, vaak ‘spontaan’ ontstaan en
gegroeid. Maar hoe verhoud dit zich tot het officiële beleid, en op welke manier wordt er
gestreefd naar de wederkerigheid in het contact?

Voor het schrijven van een scriptie wordt 3 maanden gerekend. Ik hoop/verwacht dan ook
dat wanneer ik terugkom uit Budapest mijn scriptie klaar is.

Met vriendelijke groet,

10
Uiteindelijk is de titel van mijn scriptie geworden:
WEDERKERIGHEID IN GEMEENTECONTATEN.
Als Bijbeltekst is mij bij het schrijven van deze scriptie – wat geen kerkelijke scriptie was
maar een staatsscriptie voor mijn hoofdvak Missiologie – steeds Efeze 3:18 in gedachten
geweest, waarin we de apostel Paulus horen bidden dat de christenen te Efeze samen met
alle heiligen in staat zullen zijn de lengte en breedte en hoogte en diepte van de liefde van
God in Christus te peilen.

De gemeente waar ik zelf in opgroeide had geen gemeentecontact met een andere
gemeente. Toch hoorde ik een aantal keren van een gemeente die jaarlijks met een busje
met jongeren naar het Oosten trok, om daar allerlei goed werk te verrichten. Zij kwamen
steeds vol enthousiaste verhalen terug. Ik was daar wel een jaloers op – en ik geloof dat ik
ook een aantal keren aan mijn vader, die in de kerkenraad zat, vroeg of wij ook geen
partnergemeente konden adopteren…

Ik dacht er toen blijkbaar wel heel wat anders over dan nu… Ik dacht nog in termen van
‘goed-doen’ in het Oosten… en een arme, hulpbehoevende gemeente ‘adopteren’… zoals je
een kindje in een derde wereld land financieel kunt adopteren…
Het begrip ‘wederkerigheid’ kende ik nog niet.

Waarschijnlijk had ik wel hard geroepen dat zo’n gemeentecontact zo belangrijk is omdat we
veel van elkaar kunnen leren. En stiekem had ik dan gedacht dat ik ook wel zin had om in
zo’n busje vol jongeren helemaal naar de andere kant van Europa te rijden om daar met
eigen ogen die landen die net onder het communistische juk vandaan waren te bekijken – en
mijn gevoel van goed doen te strelen door daar oude op instorten staande kerkjes en
pastorieën op te knappen en met zigeunerkinderen te spelen ofzo.

Ik had ook nog niet zo nagedacht over de vraag of een diaconale band dat ‘van elkaar leren’
niet behoorlijk in de weg stond. Ik had nog niet zo nagedacht over hoe diaconie en geestelijk
broederschap elkaar beïnvloeden.
Maar goed. Ik was dan ook nog maar een jaar of 17…

Inmiddels heb ik dus een scriptie over deze gemeentecontacten geschreven. Voor mijn
scriptie heb ik drie gemeentecontacten nader bekeken, namelijk de contacten tussen
Papendrecht en Fasor, Budapest – Valkenswaard en Kiskunhalas – en Houten en Gazdagret,
Budapest.

De vraagstelling van mijn scriptie was:

In welke mate krijgt het begrip ‘wederkerigheid’ gestalte en wordt zij gevoed door
wetenschappelijke publicaties en kerkelijk beleid, in de gemeentecontacten tussen PKN-
gemeenten en de gemeenten van de Református Kerk Hongarije?

In mijn scriptie stel ik dat wederkerigheid een relationeel begrip is. Deze relationele
betekenis van het woord uit zich in een houding van gelijkwaardigheid en een bereidheid tot
gezamenlijkheid. In het Bijbels spreken over menselijke verhoudingen wordt wederkerigheid

11
hoog aangeslagen. In het Nieuwe Testament krijgt wederkerigheid naast een betekenis van
individu tot individu ook een toepassing in het denken en spreken over de gemeente van
Christus. Dr. Versteeg heeft een boeiende studie geschreven over het woord ‘elkaar’ in het
Nieuwe Testament.2

De conclusies van de scriptie – want dat is op een dag als vandaag denk ik het meest
interessant voor u, heb ik vooralsnog globaal onderverdeeld in vier thema’s,
te weten,
1) Geld
2) Cultuur en theologie3
3) Communicatie
4) Lokaal beleid.
Sommige van deze conclusies zouden in meerdere thema’s ondergebracht kunnen worden
(zo is communicatie ook sterk cultureel bepaald) maar deze globale indeling is slechts
bedoeld om een beter overzicht te krijgen in de diverse conclusies.

Nadat ik wat over deze vier onderwerpen gezegd zal hebben zal ik nog een blik naar de
toekomst slaan wat betreft gemeentecontacten.

1 Geld
De onderzochte gemeenten hebben alle zes, in verschillende mate, uitgesproken dat men
een voluit wederkerige relatie wil. Men wil dit vooral om een beter zicht op diverse zaken te
krijgen. Men heeft behoefte aan ‘de blik van een vriend over de schouder’. Daarom kiest
men er voor een relatie te hebben die niet vertroebeld wordt door financiële belangen. Toch
is de ene gemeente strikter in deze scheiding dan de andere gemeente.

Toen ik een Nederlandse hulpverleenster sprak over haar rol in veel Hongaarse projecten,
vaak gelieerd aan kerken, vertelde ze mij dat dat dat niet zozeer het verstrekken van geld is
maar, zo zei ze: ‘onze ‘taak is mensen met elkaar in contact brengen, een spiegel
voorhouden. Dus niet zozeer projectjes ondersteunen, dat is dweilen met de kraan open. Als
buitenlander kun je juist verschil maken door dieper te gaan – door culturele of
communicatieve aspecten ter sprake te brengen’. Deze houding blijkt ook goed van
toepassing op veel kerkelijk contact en dat wat beide partners in deze wederkerige
gemeentecontacten voor ogen staat.

Dat in sommige gemeenten toch wel gecollecteerd wordt voor het gemeentecontact 4 levert
onduidelijkheid op, aan beide zijden van het contact. Hierin is betere en meer heldere
voorlichting van beide gemeenten naar hun leden geweest. De brochures ‘help, wij worden
geholpen’ en ‘de predikant en de materiële zaken’, uitgegeven bij de Stichting Roemenië
Beraad Nederland, geven hierin een helder inzicht. Ook de GZB legt grote nadruk op het niet
vermengen van een hulprelatie met een gemeentecontact omdat dat de wederkerigheid
ernstig belemmerd. Men lijkt dat vooral aan Nederlandse zijde van het contact niet altijd te

2
J. P. Versteeg, Oog Voor Elkaar: Het Gebruik Van Het Woord Elkaar in Het Nieuwe Testament Met Betrekking
Tot De Onderlinge Verhoudingen Binnen De Gemeente (Kok, Kampen, 1980).
3
Het is mijn overtuiging dat theologie vaker en meer cultuurbepaald is dan men vaak beseft of voor waar wil
hebben. Dit blijkt ook juist in oecumenische contacten die daarmee aan belang winnen.
4
Om bijvoorbeeld uitwisselingsbezoeken etc. te bekostigen.

12
beseffen. In de cases blijkt het financiële aspect niet een grote rol te spelen maar zeker wel
een aandachtspunt te zijn wanneer men bedenkt dat veel gemeenteleden niet goed op de
hoogte zijn van de rol van financiën in het contact.
Anderzijds noemt men in Hongarije dat een hartelijke vriendschap ook juist financiële
ondersteuning kan impliceren. Als voorbeeld verwijzen zij naar hun gemeentecontact met
een gemeente uit de Verenigde Staten. Deze gemeente ondersteunt het werk vanuit
Gazdagret financieel en men beschouwd dit als een hartelijk wederkerig gemeentecontact.
Toch sluit ik mij aan bij verschillende auteurs die hierover geschreven hebben en sterk
afraden om geld een rol in een gemeentecontact te laten spelen. Geld kan toch al te
makkelijk afhankelijk maken en ‘gever’ en ‘ontvangersmentaliteit’ in de hand werken.

2 Cultuur en theologie
Alhoewel de culturele verschillen tussen Nederland en Hongarije niet onderschat mogen
worden en een niet te onderschatten rol blijken te spelen in de gemeentecontacten, toch
lijken deze niet onoverkomelijk in de relaties. Globaal gezegd kan worden dat de Hongaarse
cultuur meer een leiderschapscultuur en de Hollandse cultuur meer een overlegcultuur is
(het befaamde ‘poldermodel’); Onder andere goed beschreven in het boek van Maria
Ballendux-Bogyay, ‘Hongaars-Nederlandse bespiegelingen, overbruggen van een culturele
kloof bij sociale en zakelijke conflicten’5.
Een leerzaam punt uit het boek vond ik de manier waarop het nationale zelfbeeld van
Hongaren en Hollanders beschreven wordt. Hongaren zijn eerder geneigd zichzelf als
onmondig en ontvangend te beschouwen, en Hollanders beschouwen zichzelf eerder als
gevend, goed bedeeld en gezegend met verlichte en wijze inzichten. Dat dit de
(wederkerigheid in de) gemeentecontacten beïnvloed behoeft geen betoog.

Veel gemeenteleden aan beide zijden van het contact blijken echter niet veel culturele
kennis te hebben en het op grondige wijze verdiepen in de culturen van elkaar blijkt ook niet
veel te gebeuren. Weet men in Nederland dat een Hongaar meer vereerd is wanneer men
voor hem/haar kookt dan wanneer men hem/haar mee uit eten neemt? En dat een chinees
restaurant niet de status van ‘restaurant’ heeft, maar in de rangorde van ‘buiten de deur
eten’ eigenlijk nog onder de mac Donalds staat? Als men niet op de hoogte is van dergelijke
culturele verschillen kan men voor vervelende of pijnlijke verrassingen komen te staan bij
uitwisselingsbezoeken.

Ook blijkt het hebben van internationale contacten in beide culturen verschillend gewicht te
hebben. Zo kan het hebben van internationale contacten voor sommige Hongaarse
gemeenten meer een zaak van prestige zijn dan van wereldwijd kerk zijn. Dit hangt sterk van
de predikanten af. ‘Gezonde, wederkerige gemeentecontacten lijken dan ook vaak alleen te
slagen bij de gratie van persoonsgebondenheid’, aldus een predikant die ik hierover sprak.

Opvallend in de gemeentecontacten is dat veel Nederlandse ‘sjibbolets’ waaraan de


rechtzinnigheid wordt afgemeten (het zingen van bepaalde berijmingen, het lezen van
bepaalde Bijbelvertalingen etc.) in gemeentecontacten van minder belang zijn. Deze
verschillen zijn in andere culturele contexten sneller geaccepteerd. Een voorbeeld hiervan is
de positie van vrouwelijke ambtsdragers, in Nederland nogal eens een breekpunt, in een

5
Mária Ballendux-Bogyay, Hongaars-Nederlandse Bespiegelingen. Overbruggen Van Een Culturele Kloof Bij
Sociale En Zakelijke Contacten (Utrecht, NLD: Uitgeverij LEMMA BV, 1998).

13
gemeentecontact blijkbaar ‘te overkomen’. Dit bevestigd de gedachte dat men in
oecumenische contacten gedwongen is te zoeken naar de kern die samenbindt omdat men
anders elkaar verliest. Ik stel dan ook in mijn scriptie dat gemeentecontacten wat dat betreft
nogal eens fungeren als ‘katalysator’ van hoofd en kernzaken.

Dat gemeentecontacten ook elkaars ecclesiologie beïnvloeden blijkt uit het feit dat
bijvoorbeeld meerdere gemeenten aan Hongaarse zijde door het gemeentecontact na gaan
denken over leiderschap en de taken van een ambtsdrager.

3 Communicatie
Als missioloog bedacht ik me vaak dat het onderwerp van deze scriptie voor een
communicatie-deskundige, culturele antropoloog of socioloog minstens zo interessant
geweest zou zijn. Veel van het gemeentecontact wordt meer bepaald door de communicatie
dan door theologie. Hoe communiceert men, hoe vaak communiceert men, en wie
communiceren er? Deze vragen zijn erg belangrijk voor het gehele gemeentecontact.
Een aantal jaren geleden sprak op een jaarlijkse ontmoetingsdag, georganiseerd door de
werkgroep gemeentecontacten Hongarije, Dr. Gusztáv Bölcskei, bisschop te Debrecen. Er
werden toen vanuit de zaal vragen gesteld over onder andere antisemitisme, zigeuners,
nationalisme en de positie van in Hongaren in Roemenië. De bisschop raakte wat wrevelig
van de onkunde die uit de vragen sprak. Aan het einde van zijn lezing spreekt de bisschop
ook de verzuchting uit dat er in de Református Kerk in Hongarije nog amper theologische
vragen gesteld worden in de kerk. De bisschop wilde zelf dus vele onderwerpen wel
oppakken6, maar de communicatie, het open gesprek verloopt in Hongarije anders dan men
in Nederland gewend is. Dit kan af en toe onbegrip, ongeduld en wrevel oproepen.

Bisschop Bölcskei sprak op die dag de volgende woorden: “wij zijn dankbaar zijn voor de
kritische solidariteit vanuit Nederland. Wij zijn de dialoog nog niet gewend. Maar toch
moeten wij in plaats van een kerk van grote monologen er een van kleine dialogen worden”.

De Nederlandse hulpverleenster die ik al eerder noemde in deze lezing, merkte op dat


dialoog in Hongarije door velen gezien wordt als een teken van zwakte.
In hoeverre dit werkelijk de gemeentecontacten belemmerd valt moeilijk aan te geven. Wel
valt op dat alle gemeenten aangeven dat het onderhouden van het contact soms een
moeizaam gebeuren is. De ‘communicatie moet beter’. Maar hoe dat dan vervolgens aan te
pakken, weet men niet zo goed.

Communicatie is iets wat bij uitstek cultureel bepaald is. Dat blijkt uit de voorwaarden die
sommige mensen aangaven die volgens hen nodig zijn voor een wederkerig
gemeentecontact. Sommigen gaven aan dat men daarvoor ‘open en eerlijk’ moest
communiceren. Het zou boeiend zijn om aan beide kanten van de gemeentecontacten
daarom na te gaan wat men van de communicatie verwacht en wanneer men hierover
tevreden is. En is men zich bewust van de culturele verschillen die misschien wel juist op het
gebied van communicatie bestaan tussen Nederland en Hongarije? Ook zelf heb ik deze
verschillen in communicatie in mijn contacten met medestudenten op het internaat in
Budapest gemerkt. Op de hoogte zijn van verschillen is toch nog weer wat anders dan

6
Zo spreekt de bisschop ‘er heeft nog geen theologische verwerking van het verleden
plaatsgevonden’

14
werkelijk hier in alle communicatie rekening mee houden – snel is men geneigd de ander
toch te benaderen vanuit de eigen culturele context.

Een andere factor van belang wat betreft de communicatie is dat de gemeentecontacten in
Hongarije vaak door de predikant ‘beheerd’ worden. Wanneer het gemeentecontact en de
organisatie daarvan door een grotere groep in de gemeente onderhouden wordt zou dit de
communicatie ten goede komen. Complicerende factor is echter de drukte van veel
gemeenteleden in Hongarije (gemiddeld zijn daar meer ‘tweeverdieners’ dan in Nederland
waarvoor voor kerkenwerk minder tijd overblijft), alhoewel tijdsgebrek ook in Nederlandse
gemeenten genoemd wordt. Opvallend is dat ondanks de verschillen in kerkelijke
bestuursculturen (de Hongaarse kerk die meer een ‘domineeskerk’ is en de Nederlandse
kerk die meer een ‘commissie-kerk’ is – zeker de vanouds Gereformeerd Synodale kerken)
de betrokkenheid zowel in Nederland en in Hongarije op de gemeentecontacten ongeveer
gelijk is; Rond de 10% van de gemeenteleden voelt zich betrokken bij het gemeentecontact.

Aandachtspunten om de communicatie te verbeteren zijn wel genoemd. Van groot belang is


daarom een goed functionerende werkgroep, niet te veel wisselingen, en het contact niet te
veel van enkele mensen af te laten hangen.

In het boek van Maria Ballendux-Bogyay schrijft zij ook over het ‘schrijfgedrag’ van
Hongaren. Zij stelt dat Hongaren doorgaans niet zo ‘schrijverig’ zijn. Dit is uiteraard niet
bevorderlijk voor de communicatie in gemeentecontacten.

Betrokkenheid, en de daaruit voortvloeiende communicatie tussen beide gemeenten, via


officiële vertegenwoordigers en commissies of individuele gemeenteleden rechtstreeks tot
elkaar in persoonlijke vriendschappen, ontstaat vooral of alleen maar door ontmoeting. Dit
wordt door alle betrokkenen bevestigd; gemeentecontacten bestaan bij de gratie van een
regelmatig bezoek over en weer.
De communicatie proberen te verbeteren zonder na te denken over de bezoeken heeft dan ook
niet zo veel zin. Communicatie zal verbeteren wanneer er veel persoonlijke contacten gelegd
zijn. Dit te stimuleren is dan vereiste.

4 Lokaal beleid
De gemeentecontacten zijn een lokale aangelegenheid en zijn daardoor een uniek
oecumenisch ‘verschijnsel’. Ze bestaan niet in langdurige onderhandelingen om tot
gezamenlijke verklaringen te komen, ze bestaan niet in theologische stukken en ook niet in
internationale doelstellingen. Ze bestaan in allerlei ‘gewone christenen’, jong en oud,
geschoold en ongeschoold, rijk en arm, die elkaar ontmoeten en samen hun geloof in de Ene
Heer beleven. Gemeentecontacten spelen zich lokaal af en het ‘beleid’ is dus ook lokaal en
kenmerkt zich door pragmatisme, en weinig theoretische doordenking.
Juist omdat de rechtstreekse gemeentecontacten alle formele overlegstructuren en organen
voorbij gaan, hoeft zij zich niet bezig te houden met ecclesiologische vragen, zoals hoe de
kerken zich tot elkaar verhouden, wat men onder oecumene verstaat en wat niet, etc. Men
ervaart en beoefent de oecumene, de gemeenschap der heiligen, zonder er op te
reflecteren. Dat reflecteren moet wel als men als nationale kerken elkaar op ‘hoger niveau’
ontmoet. Dan moeten er verklaringen, verantwoordingen en doelstellingen gegeven
worden, op lokaal niveau hoeft dat niet (alhoewel een goede doelstelling ook daar
onmisbaar is!).

15
De doelstellingen in het lokale beleid zijn niet in elk gemeentecontact even bewust. Maar
ook in het geval waar de kerkenraden bewust een doelstelling ondertekend hebben lijkt de
doelstelling toch vooral een formeel iets te zijn wat de praktijk van het dagelijks leven weinig
raakt. In andere gemeenten bestaat er ronduit onduidelijkheid en onbekendheid met het
waarom van een gemeentecontact. Dit zorgt voor een wankele motivatie en maakt het
moeilijk om een groot draagvlak voor het gemeentecontact in de gemeente te vinden.

Het lokale beleid komt vaak niet toe aan diepere doordenking van het contact. Ook komt
men niet toe aan het werken aan een betere verworteling van het gemeentecontact in het
gemeenteleven omdat men vaak meer druk is met het organiseren van de bezoeken, hier de
waarde niet zo van inziet of gewoon geen idee heeft hoe men dit kan aanpakken.

Uitgaande van de cases uit deze scriptie zou het voor gemeenten boeiend kunnen zijn om
meer te weten over theologische stromingen in Hongarije om zo de theologische
opvattingen bij hun zustergemeente beter te kunnen plaatsen en begrijpen. 7

De gemeenten zowel in Hongarije als in Nederland hebben weinig weet van wat er aan
toerusting en materieel verschenen is. Er valt hier nog veel winst te boeken, wat
waarschijnlijk beter zal slagen als organisaties die zich bezighouden met deze thematiek
meer samen werken en actiever van zich laten horen.

7
Ik denk aan het ontstaan van de Zimányi beweging, of aan het verschijnsel van „Stille Weken‟, het ontstaan van
de Bijbelbond, de kerkelijke kaart wat betreft de verhoudingen tussen de Katholieke Kerk, Unitarische kerk, de
geschiedenis van de kerk ten tijde van het communisme etc. – Zie hiervoor ook Karpatenbekken nr. 6, pag 9

16
Zoals gezegd nu nog een blik naar de toekomst:

Gemeentecontacten zijn het waard om meer aandacht te krijgen op bovenplaatselijk niveau.


Veel energie, tijd en geld van kerkelijk betrokken mensen in allerlei kerkelijke gemeenten en
modaliteiten worden aan gemeentecontacten besteed. Hierin zijn vele kansen gelegen om
een dieper zicht op het evangelie te krijgen, om anderen en zichzelf beter te leren kennen,
om wereldwijde oecumene vorm te geven en aan den lijve te ondervinden. Dat er echter
nog vele kansen onbenut blijven en communicatie soms stroef verloopt zou verbeterd
kunnen worden wanneer er meer begeleiding aan beide kanten van het contact aangeboden
wordt. Deze begeleiding was er en is ook nu aanwezig maar is te weinig bekend bij
gemeenten, of slechts in bepaalde delen van de kerk. Een betere samenwerking van beide
landelijke kerken of organisaties binnen deze kerken zou hier een grote verbetering kunnen
betekenen.
De angst voor overkoepelende organisatie van gemeentecontacten die bij sommige
gemeenteleden aanwezig is, is niet onterecht. Het is helaas niet vreemd aan de kerk om zich
te verliezen in veel papier- en tijdverslindend overleg.

Gemeentecontacten bestaan bij de gratie van hun wederkerigheid. Een niet wederkerig
gemeentecontact zal vroeg of laat verdwijnen wanneer er geen hulp meer nodig is. Het is
echter de moeite waard gemeenten te stimuleren om wegen te zoeken tot grotere
wederkerigheid. Een gemeentecontact (en de daarin bestaande uitwisselingen) helpt
gemeenteleden bij het beeldvormen van de ander, de broeder en zuster in een andere
cultuur. Dit vergroot ook de zelfkennis en de mogelijkheid tot zelf-relativatie en
dankbaarheid voor persoonlijke zegeningen. Dit betreft heel praktische zaken als de invulling
van het leven maar ook de economisch en sociale omstandigheden.

Het wat ‘doelloze’ gevoel wat sommige betrokken gemeenteleden hebben betreffende het
gemeentecontact zorgt er voor dat gemeenteleden niet duidelijk weten waarom bepaalde
keuzes gemaakt worden. Is een uitwisseling gericht op jongeren? Volwassenen? Zijn we nu
vooral in deze uitwisseling bezig met kennismaking? Of met leren van elkaar op gebied van
diaconaat? Of catechese? Of evangelisatie? Of met het wegnemen van vooroordelen? Of
met gebed? Al deze verschillende zaken hoeven niet altijd allemaal vertegenwoordigd te
zijn, maar het is zinvol als gemeenten om daar bewuste keuzen in te maken om het contact
daarmee beter te benutten. Op die manier is er ook geen plaats voor een onbestemd
doelloos gevoel (‘waarom doen we dit, en waarom niet dat?’). Ook kan het doelbewust
kiezen voor onderdelen er toe bijdragen dat men evenwichtiger ‘gebruik’ maakt van het
contact.
In het eerste jaar van het contact staat bijvoorbeeld kennismaking centraal, in jaar twee
bijbelstudie, in jaar drie diaconaat, in jaar vier evangelisatie, in jaar vijf jeugdwerk, in jaar zes
vrouwenwerk, in jaar zeven pastoraat en ouderenwerk, etc. Uiteraard is dit slechts een
voorstel wat naar de unieke lokale situatie doorvertaald moet worden.

Tot slot herhaal ik nog 1 keer de vraagstelling van mijn scriptie:

‘In welke mate krijgt het begrip ‘wederkerigheid’ gestalte en wordt zij gevoed door
wetenschappelijke publicaties en kerkelijk beleid, in de gemeentecontacten tussen PKN-
gemeenten en de gemeenten van de Református Kerk Hongarije?’

17
In de eerste plaats moet ik concluderen dat het gemeentecontact niet bestaat. Zoveel
gemeentecontacten, zoveel vormen van wederkerigheid. De vraag in welke mate de
wederkerigheid gestalte krijgt zou daarom ook per gemeentecontact beantwoordt moeten
worden. En dan nog zou de vraag zijn op welke schaal men dat aan kan geven.

Net zoals een relatie tussen twee mensen nooit hetzelfde kan zijn en aan strakke lijst met
voorwaarden hoeft te voldoen om ‘goed’ genoemd te worden, zo geldt dat ook voor een
gemeentecontact. Wel gelden er voor relaties tussen mensen algemene principes die ook
voor gemeenten en hun contacten gelden. Zoals, er is sprake van liefde, liefde claimt niet,
liefde veroordeeld niet, liefde heeft een lange adem, en dergelijke.

De wederkerigheid krijgt in grote mate gestalte in de cases van mijn scriptie. Juist omdat
‘wederkerigheid’ geen onbekend woord is in de gemeenten en men bewust voor
wederkerigheid kiest is zij ook te zien in het contact. De banden zijn hartelijk, men wil elkaar
niet missen, en ondanks de problemen (communicatief, cultureel of zelfs theologisch) heeft
men toch het idee dat men elkaar nodig heeft. Aan Hollandse zijde van het contact blijven
nog wel wat oude ‘geversmentaliteit’-trekken bestaan (vooral bij gemeenteleden die
bijvoorbeeld niet op de hoogte zijn wat betreft keuzes over de rol van financiën die gemaakt
zijn) net zoals er aan de Hongaarse kant nog wel wat oude trekken van een
‘ontvangersmentaliteit’ bestaan. Toch lijken alle gemeentecontacten zich eerder in de
richting van hogere mate van wederkerigheid te ontwikkelen in plaats van minder. Ook het
schrijven van deze scriptie heeft bij meerdere gemeenteleden meer bewustwording teweeg
gebracht wat betreft dit onderwerp en daarmee de bezinning op wederkerigheid
gestimuleerd.
De wederkerigheid krijgt onder andere concreet gestalte door de wederzijdse bezoeken, de
voorbeden, de open en ontvankelijke leerhouding bij allen en de wederzijdse beïnvloeding.

In de vraagstelling spreek ik ook over ´wetenschappelijke publicaties en kerkelijk beleid´,


Ik moet echter concluderen dat de wederkerigheid in gemeentecontacten minimaal gevoed
wordt door wetenschappelijke publicaties en kerkelijk beleid.
Dit laatste kan komen door een gebrek aan samenwerking en een weinig pro-actieve
houding van dienstverlenende instanties, in combinatie met een passieve houding van
gemeenten die een vrees voor ‘hogere kerkelijke instanties hebben’. Zij willen hun ‘contact’
liever een persoonlijke vriendschap zonder al te veel formulieren en rapporten en
papierwerk laten zijn. In dit geval lijkt het mij vooral een taak van de landelijke kerk om zich
actiever op te stellen naar lokale gemeenten toe om te helpen om op een passende wijze
verder te groeien in gemeentecontacten, door bijvoorbeeld ontmoetingsdagen of een
bezinnend en informatief periodiek.

------------------------------------------------------------------------------

Inbreng van de deelnemers

Behalve tijd voor inleidingen zoals hiervoor weergegeven werd door de deelnemers een
aantal ervaringen en opmerkingen gedeeld. Dat gebeurde tijdens de plenaire bijeenkomst
maar vooral ook tijdens de pauzes. Onderstaand enkele opmerkingen:

18
 Dat het meer dan ooit nodig is om de kerken in het Oosten te helpen is duidelijk,
daarbij zal het werken aan een gelijkwaardige positie en het missionair gemeente zijn
van beiden behulpzaam zijn
 Het ontbreken van vorming en toerusting is dikwijls een belangrijke hinderpaal;
gelukkig zijn er voorbeelden waarin actief gewerkt wordt . Zoals een cursus die
gegeven wordt aan ouderlingen gebaseerd op eigen instructiemateriaal.
 Met het verder toerusten komt er ook in het Oosten meer aandacht voor het
diaconaat, een functie die in het verleden sterk onderontwikkeld was.
 Afstappen van het idee dat wij in het Westen de rijke broeders zijn die geld en
goederen komen brengen vraagt tijd en bereidheid van onze kant om het anders te
gaan doen. Meer opbouwen naar de inhoud is niet vanzelfsprekend ook niet voor
ons.
 Er zijn inmiddels goed voorbeelden van een nieuwe fase in de gemeentecontacten:
kerkdienst gezamenlijk, uitwisseling van gebedspunten, uitwisseling van informatie

---------------------------------------------------------------------------

Adopteer een student: Dr. H. van den Belt

Theoligia Viatorum helpt studenten uit Midden- en Oost Europa bij hun studie. Het is een
initiatief van het bij de Vrije Universiteit van Amsterdam gevestigde International Reformed
Theological Institute (IRTI). Het is de bedoeling om Oost-Europese studenten te helpen
specifieke problemen die voortvloeien uit de in het verleden opgelopen achterstand bij
theologische faculteiten en instituten, op te lossen. Een van de mogelijkheden om de
helpende hand te bieden is de opleiding van gevorderde studenten voor een master diploma
of promotie in Nederland.
Ter ondersteuning van een aantal studenten wordt gezocht naar gemeenten in Nederland
die beried zijn om voor ene periode van meestal een paar maanden te helpen bij huisvesting
e.d.. Het project Adopteer een student wil de uitwisseling tussen Nederland en Oost Europa
bevorderen. Het is voor studenten- en op lange termijn ook voor de kerke- in Oost Europa
belangrijk om meer kennis en ervaring op te doen door in Nederland te studeren en tegelijk
intensief kennis te maken met een kerkelijke gemeente. Er zijn elk jaar weer wel een paar
studenten die graag in aanmerking willen komen voor een dergelijke faciliteit. Het grote
struikelblok is vaak de financiering en de huisvesting.
Een gemeente die een dergelijke student adopteert vormt als kerkelijke gemeente een soort
thuisbasis waardoor de student kennis kan maken met het kerkelijk leven in Nederland.
Zo wordt het mogelijk voor de toekomstige kerkelijke leiders in Oost Europa om een gericht
studieprogramma in Nederland te volgen aan een van de theologische faculteiten en
ervaring op te doen met gemeenteopbouw in een Westerse context. Sommige gemeenten
zijn op zoek naar mogelijkheden om hun gemeentecontacten uit te breiden. Gemeenten tin
Nederland die een visie hebben voor hulp op langere termijn zouden met dit project mee
kunnen doen door een bijdrage te leveren in de studiekosten en eventueel te zorgen voor
huisvesting.
Daar staat tegenover dat de student in de gemeente die de ondersteuning verzorgen
voorlichting kan geven over de situatie in Oost Europa en door deelname aan het
gemeenteleven kan zorgen voor uitwisseling.

19
Natuurlijk zal de concrete huisvesting wel afhankelijk zijn van de plaats waar iemand wil
studeren. Eerste ervaringen dit jaar zijn positief ondanks het feit dat het geheel nog in de
kinderschoenen staat.

---------------------------------------------

Vooraankondiging bijeenkomst gemeentecontacten : Dr H.Zorgdrager

Dr H. Zorgdrager, binnen Kerk in Aktie verantwoordelijk voor het werk in Midden en Oost
Europa meldde dat op 18 oktober in het dienstencentrum van de PKN in Utrecht een
bijeenkomst wordt gehouden waarin de situatie en de ontwikkelingen van
gemeentecontacten uitgebreid aan de orde zullen komen. Nadere informatie zal t.z.t.
volgen.

---------------------------------------------

Afronding en samenvatting

Aan het einde van de dag werd een korte inventarisatie8 bij de deelnemers gehouden en
daarin werd gevraagd om korte statements mbt dat wat vooral is blijven hangen. Dat leverde
het volgende op:
 Vorming vereist de bereidheid om veranderd te worden
 Wederkerigheid
 Zoeken naar gezamenlijke problemen
 Meer diepgang in de relatie
 Verscheidenheid onderkennen en accepteren
 Beter communiceren: duidelijk zijn
 Elkaar aanspreken
 Gezamenlijkheid
 Het van de Here verwachten
 Elkaar dieper leren kennen
 Veel mannen, weinig vrouwen, wat betekent dat??
 Zinvol
 Gesterkt: er ligt werk voor thuis
 Goed bevallen, hopenblijk komt er een vervolg

En de samenvatting van de hoofdlijnen van inleidingen en discussies geeft het volgende


beeld:

a. er is een nieuwe fase in het algemeen aangebroken, dat betekent dat we moeten
zoeken naar nieuwe wegen
b. van de aanpak die veelal gekenmerkt werd door materiële hulpverlening naar een
verdieping van de relatie waarin ruimte is om elkaar echt te leren kennen, elkaar te

8
We noemen deze gewoonte in Hongarije: “Morzsaszedés”, kruimeltjes verzamelen.

20
leren verstaan in cultuur en historie en waarin ook theologische aspecten aan de
orde kunnen komen
c. van een één richting hulprelatie naar wederkerigheid betekent op zoek naar wat
gemeenschappelijk is en wat er met en van elkaar geleerd kan worden.
d. Een dergelijke proces vraagt vorming en toerusting en kan alleen stapsgewijs op gang
worden gebracht. Het is van belang ook te weten wat er op dit terrein al door
anderen wordt en is ontwikkeld en wat daarvan bruikbaar is.
e. Communicatie is een centraal element in het contact: het is echter niet eenvoudig
soms zijn er flinke taalproblemen. Studenten van verschillende theologische
faculteiten kunnen en willen daarin een rol spelen.
f. Verder is het van belang om je bewust te zijn van de mogelijke hindernissen in de
communicatie en deze waar mogelijk ook te bespreken.
g. De vraag of er een landelijke structuur moet zijn die het gemeentecontacten kan
ondersteunen is niet zondermeer te beantwoorden. Daarover moet verder
nagedacht. Wel kan het instituut in Boedapest een functie vervullen en dat geldt
zeker ook voor Kerk in Aktie. Over een mogelijk vervolg op deze dag zal nog worden
nagedacht. Een mogelijkheid die in Boedapest wordt overwogen is om ook in het
Oosten een gelijksoortige bijeenkomst te organiseren.

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Deelnemers aan de themadag:


( genoemd worden de organisaties en de vertegenwoordigers zoals gemeld op de
registratieformulieren)

Werkgroep Leeuwarden- Huizum helpt Roemenië: www.werkgroeplhhr.nl, H.J de Vries


Kerk in Aktie: www.kerkinaktie.nl Dr H.Zorgdrager
Oud Alblas, Hulp Oost Europa: www.hoeoudalblas.nl, G.van Muilwijk,
G.Heijkoop,A.Karreman, J.C.Kool, A.Kool-van den Berg
Hervormd Bennekom: www.hervormd-bennekom, D. van de Weerd
Roemenië commissie Heerde/Epe: J.Bronsveld
Werkgroep Nederland Polen, J.A.Th.Kunst
Hongarije commissie Fonteinkerk-Nieuwe kerk Amersfoort, F.Meiboom, R.Vahstal.
M.Hofstra, M.Schouten, L.Goumaren, M.D. van der Giessen
Th.de Jong, spreker
M.Boele, studente theologie Utrecht
Stichting KOEN, www.stichting-koen.nl, Mw.Jurjens, E.Stoffer
Werkgroep Arad- St Jansgemeente Gouda,P.C. van der Niet ( secretaris E.Versteeg)
Werkgroep Hunedoara Alphen a/d Rijn: P. van Abtshoven, R.van Steeden
Diaconale Roemenië commissie Chr.Ger.Kerk Apeldoorn-zuid, A.Kluiters
Roemenië werkgroep kerken Oosterbeek, H.Romein
Hongarije commissie Hervormde gemeente Broek op Langedijk, G.J van de Meent
V.E.G. de Hoeksteen Velp contact Pinkstergemeente in Busteni, H.Erdbrink
Gemeentecontact Hongarije- Roemenië Ede, H.Kruithof
Stichting Hulp Oost Europa, www.hulpoosteuropa.nl, P.Bunschoten

21
Maarssen Roemenië commissie, J.van Soest
Werkgroep Esztar (Hongarije) in Veenendaal, C.Roubos, W.Verbeeke
Stichting Oost Europa Wezep Hattemerbroek, W.Niesing
Stichting Roemeniëberaad Nederland (SRBN): www.roemeniëberaad.nl, C.J.Dam,
Hervormde gemeente Nieuw Beijerland: www.nhgnb.nl, A.den Boer
Roemeniëberaad Nederland, cie Oost Europa Zwolle, KOEN, D.Rohaan
St.HOE, W.van de Water, T.van de Water
Mevr.S.van Schaik, Varsseveld
Hervormde gemeente Scherpenzeel, J.van Oostende, T.Eijkelkamp
Dr H.van de Belt
Sionskerk Houten gemeente contact Gazdagret Boedapest: B.de Korte
Mevr. W. Hardeman
Dr. A.M.Kool, Budapest

Ballendux-Bogyay, Mária. Hongaars-Nederlandse Bespiegelingen. Overbruggen Van


Een Culturele Kloof Bij Sociale En Zakelijke Contacten. Utrecht, NLD:
Uitgeverij LEMMA BV, 1998.
Graaf-Leentfaar, Sally van de. "Gemeentecontacten Tussen Gemeenten in
Nederland En Roemenie." Scriptie voor de Kerkelijke Opleiding van de
Nederlandse Hervormde Kerk, Utrecht University, 1997.

22
Hiemstra, Thom. "Gemeentecontacten Met Oost-Europa." Allerwegen 25, no. 13
(1994).
Kool, Anne-Marie. "Tien Jaar Geopende Deuren, 1988-1998. Een Evaluatief
Moment. De Ontwikkelingen in De Gereformeerde En Evangelicale Kerken in
Midden- En Oost-Europa En De Betekenis Daarvan Voor Missionaire-
Diakonale Gemeente-Contacten." Admainfo XVIII, no. 5 (1999): 1-7.
Versteeg, J. P. Oog Voor Elkaar: Het Gebruik Van Het Woord Elkaar in Het Nieuwe
Testament Met Betrekking Tot De Onderlinge Verhoudingen Binnen De
Gemeente: Kok, Kampen, 1980.

23

You might also like