Professional Documents
Culture Documents
Zijn Ik ben
Hebben
Ik heb
Hebben
Wij hebben
Jullie hebben Zij hebben
Je/jij/U hebt
Hij/Zij/Het heeft
Opdenita tvorba Prezent
Ik -maknuti "en"
Jij -maknuti "en" + t
Zij
Wij Jullie
-infinitiv -infinitiv
-maknuti "en" + t
Zij - -infinitiv
Pomodni glagoli Hulpwerkwoorden (6) Kunnen Zullen Mogen Willen Moeten Gaan Kunnen - Moi Ik kan Jij/Je kunt Hij/Zij/Het kan Wij kunnen Jullie kunnen Zij kunnen Modi Htjeti Smjeti/modi Htjeti/eljeti Morati Idi
Zullen - Htjeti Ik zal Jij/Je zult Hij/Zij/Het zal Wij zullen Jullie zullen Zij zullen
Mogen smjeti/moi Ik mag Jij/Je mag Hij/Zij/Het mag Wij mogen Jullie mogen Zij mogen
Willen-Htjeti/eljeti Ik wil Jij/Je wilt Hij/Zij/Het wil Wij willen Jullie willen Zij willen
Moeten-Morati Ik moet Jij/Je wil moet Hij/Zij/Het moet Wij moeten Jullie moeten Zij moeten
Gaan-ii Ik ga Jij/Je wil gaat Hij/Zij/Het gaat Wij gaan Jullie gaan Zij gaan
*Postavljanje pitanja: Kun jij me helpen?, Kun jij komen?, Werk je? Kunt U mij helpen? Kada postavljamo pitanje: - U neformalnom obliku, 2. lc. jd. gubi t - U formalnom obliku ostaje (U)
Modalni pomodni glagoli-Modale hulpwerkwoorden willen + infinitief a) wens (elja) Raquel wil iets drinken. b) verzoek (molba) Wil je me helpen? moeten + infinitief a) noodzaak (nunost) Sylvie krijgt bezoek. Ze moet boodschappen doen. b) verplichting (dunost) Als het licht rood is, moet je stoppen. kunnen + infinitief a) vaardigheid (vjetina) Mijn dochter kan zwemmen. b) mogelijkheid (mogudnost) Je kunt hier informatie vinden. mogen + infinitief a) toestemmig (pristanak) Het licht is groen, je mag oversteken. b) verbod (zabrana) Je mag hier niet roken. gaan + infinitief a) plan, intentie (namjera) Juan gaan Nederlands leren. zullen + infintief a) beloften (obedanje) Ik zal morgen boodschappen voor je doen.
Zamjenice
Osobne zamjenice - Persoonlijke voornaamwoorden Posvojne zamjenice - Bezittelijke voornaamwoorden Upitne zamjenice Vragende voornaamwooden Osobne Ik Jij/Je/U Zij/Hij/Het (van) mij (van) jou (van) haar/ hem Posvojne Mijn Jouw/Je/Uw Haar/Zijn/Het Wij Jullie Zij/Ze Osobne (van)ons (van)jullie (van)hen Posvojne Onze(de)/ons(het) Jullie Hun
Dat boek is van mij. (ik) Ova knjiga je od mene. Deze fiets is van jou. (je) Ovaj bic je od tebe. Deze tuin is van haar. (zij) Ovaj vrt je od nje. Deze auto is van hem. (hij) Ovaj auto je od njega. Deze huizen zijn van ons. (wij) Ove kue su od nas. Deze foto's zijn van jullie. (jullie) Ove fotografije su od vas. Deze kinderen zijn van hen. (zij) Ova djeca su od njih.
Dat is mijn boek. Ovo je moja knjiga. Dat is jouw fiets. Ovo je tvoj bic. Dat is haar tuin. Ovo je njen vrt. Dat is zijn auto. Ovo je njegov vrt. Dit zijn onze huizen. Ovo su nae kue. Dit zijn jullie foto's. Ovo su vae fotografije. Dit zijn hun kinderen. Ono su njihova djeca. Tko? Gdje? to? Kako? Koliko? Kada? ije?
Wie (Wie ben je?) Waar (Waar woon je?) Wat (Wat betekend dat?) Hoe (Hoe heet je?) Welk (In welk jaar ben je geboren?) Wanneer (Wanneer komt de trein?) Wiens (Wiens kind is dit?)
Het lidwoord/artikel
Smjernice:
1) Osobe su uvijek de
Het
De
Geen lidwoord: (rijei bez lana) 1) Osobna imena: - imena gradova - imena zemalja - mjeseca - dana u tjednu - jezika 2) Nebrojive imenice: - suiker, koffie, meel ... 3) Zvanje, zanimanje i funkcija: - dokter, docent... 4) Kod opdenitih izraza: - injenice koje su uvijek istinite npr. Brood koop je bij de bakker.
Woordverlenging
1) Kada kratka rije ima 2 ista samoglasnika produena u mnoiti rije ima samo 1 samoglasnik (im, gl, prid...) vraag vragen taaltalen ik maakwij maken 2) Ako kratka rije ima na kraju kombinaciju suglasnik+samoglasnik+suglasnik onda udvostruimo suglasnik kod produene rijei man mannen zonzonnen ik willwillen het bosbossen
de wegwegen
de stadsteden
3) Pri tvorbi mnoine f i s na kraju rijei pretvaraju se u z i v: de briefbrieven de roosrozen ik rijswij reizen
De ontkenning (negacija)
Geen
-een u negaciji pregalzi u geen -kod nebrojivih imenica -neki izrazi Ik heb geen auto. Ik drink geen zwarte koffie. Ik heb geen kinderen. Ik spreek geen Nederlands.
Niet vr
Prijedlozi voorzetsel Pridjevi Prilone oznake (npr. vaak, elke) negiramo njih! Ik woon niet in A'dam Chinees is niet moelijk Ik drink vaak wijn Ik drink niet vaak wijn Ik eet veels elke dag Ik eet veels niet elke dag. Konjug. glagol Posvojne zamjenice Prilone oznake (vremena; npr. vandaag...)
achter
Hij rookt. Hij rookt niet. Ik heb het boek gelezen. Ik heb het boek niet gelezen. Ik eet 's morgens. Ik eet 's morgens niet.
Let op! Posebni sluajevi: moeten (morati) niet hoeven (uvijek ide zajedno) (ili niet moeten isto se moe koristit)