Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

Witte geef geld
Witte geef geld
Witte geef geld
Ebook197 pages3 hours

Witte geef geld

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Twee jaar lang woonde Marcia Luyten in Kigali, de hoofdstad van Rwanda. Dicht bij huis en op rondreis leerde ze vele Afrikanen kennen, van haar eigen kok en tuinvrouw tot zakenmannen en een minister. Aan de hand van hun opzienbarende, soms aangrijpende levensverhalen, schetst Luyten een caleidoscopisch portret van hedendaags Afrika. Zo beschrijft ze het hartverscheurende vluchtverhaal van een Tutsivrouw, bezoekt ze een Congolees opvanghuis voor heksenmeisjes en is ze getuige van duiveluitdrijvingen. Luyten behoort tot een nieuwe generatie witten in Afrika: niet belast met de ‘white man’s burden’, maar verlangend de bewoners van dit gekwelde continent gelijkwaardig tegemoet te treden. In Witte geef geld laat zij zien hoe Afrika volgens zijn eigen logica werkt. En dat we er met onze westerse ideeën soms helemaal naast zitten.

LanguageNederlands
PublisherFosfor
Release dateApr 27, 2013
ISBN9789462250161
Witte geef geld
Author

Marcia Luyten

Marcia Luyten (1971) is econoom, cultuurhistoricus, schrijver, journalist en publicist. Sinds 2012 is zij presentator van het programma Buitenhof. Luyten schrijft voor onder meer NRC Handelsblad en Vrij Nederland. Van 2006 tot 2010 woonde ze in Kampala, Oeganda, van 2001 tot 2003 in Rwanda. Van haar hand verscheen in 2003 Witte geef geld, in 2008 Ziende blind – hoe onze politiek, economie en cultuur ‘Afrikaanse’ trekken krijgen en in 2013 Dag Afrika. Momenteel werkt zij aan Het geluk van Limburg, een sociaal-culturele geschiedenis van de glorie en ondergang van de steenkolenmijnen. Zij woont en werkt in Broek in Waterland.

Related to Witte geef geld

Related ebooks

Reviews for Witte geef geld

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    Witte geef geld - Marcia Luyten

    Boer Sam

    Hij kijkt zijn koe in de ogen en alles komt tot rust. Iets mooiers, zegt Sam, bestaat niet. Fluwelen ogen in een fluwelen beest. De koe maakt in Sam Nkuzi een dichter los. Alles wat echt de moeite waard is, vindt hij terug in het aanbeden dier.

    Hier in Rwanda wordt Sam begrepen. Andere rijke Tutsi-mannen hebben net als hij kuddes koeien: een kudde voor de melk en een kudde voor de sier. In de weekenden zoeken de mannen elkaar en hun koeien op. Dan schudden ze de stad van zich af en zijn ze net als hun vaders en hun grootvaders: geen minister, officier of handelaar, maar mannen van het land. Eerlijke boeren.

    Nu eens geeft de een de ander een koe cadeau – een grotere blijk van genegenheid bestaat volgens Sam niet, een grotere verplichting evenmin – en de mannen praten alleen nog maar koeienpraat.

    Wat geef je ze te eten? Hoeveel melk krijg je per dag en is die goed vet? Hoe houd jij de koeien schoon van teken? Waar ík nu toch zaad vandaan heb... Raad eens van wie ik een koe heb gekregen?

    Iedereen verstaat elkaar. Dat was wel anders toen Sam tussen zijn twintigste en dertigste in Montreal in Canada woonde. Daar kon hij met zijn liefde voor het rund weinig kanten op. Hij was er verliefd op een prachtig meisje. Ze had een blanke huid. Hij wilde haar het grootste compliment maken dat een man een vrouw geven kan en zei: ‘Jij bent zo mooi, je hebt de ogen van een kalf.’ Nadat zijn lief hem een klap had gegeven en hij de bons had gekregen, besloot Sam dat hij beter met een Afrikaanse vrouw kon trouwen.

    Als mijn man Jeroen en ik op een zaterdagochtend wegrijden uit Kigali om met Sam naar zijn koeien te gaan, zet de boomlange Rwandees een cowboyhoed op. De hoed staat hem goed. Met de kakibroek en kakihemd in westerse outdoorstijl had hij een Marlboro-Afrikaan kunnen zijn.

    Een bezoek aan de beesten heeft zo zijn voorschriften. Hoed op is er één. Later op de dag wijst Sam een bevriend zakenman terecht vanwege zijn onbedekte hoofd. De man was in een gepantserde Mercedes naar de weilanden en de stallen even buiten de stad gekomen, om hier van Sam een jonge vaar cadeau te krijgen. Als het moment van de overdracht is gekomen, zegt Sam: ‘Zet jij eens snel je hoed op.’ De zakenman weet dat hij het spel volgens de regels van de gever moet spelen, en pakt van de achterbank van de Mercedes zijn hoed. Met beleefde tegenzin zet hij het ding op zijn hoofd. Op zijn kruin staat dan een donkergroen jagershoedje met een veer aan de zijkant.

    Sam koestert de rituelen die voortkomen uit zowel bijgeloof als uit de hang het bijzondere van het koeienbeest te onderstrepen. Hij legt uit dat hij liever geen bezoek meeneemt naar de koeien omdat hij dan niet zeker weet of alle regels zijn nageleefd. Wie de avond tevoren bladeren van de cassavewortel heeft gegeten of isambaza, de kleine visjes uit het Kivumeer, moet uit de buurt van zijn koeien blijven. Sam leerde het van zijn vader: cassave en isambaza maken de dieren van streek.

    Op het land wil Sam eten en drinken als een boer. Toch koopt hij in Kigali een halve krat ijskoud Heineken-bier in plaats van dat hij zelfgestookt bananenbier drinkt. ‘Bij het platteland hoort bier,’ zegt Sam met dezelfde stelligheid waarmee hij al zijn wijsheden poneert. En buiten de stad eet Sam het eten van de landman: spiezen met geit, spiezen met bief en gebraden halve kippen. In de stad drinkt hij gin tonic. Eten slaat hij dan liever over, want hij let op zijn lijn. Sam snuift misprijzend als een Rwandese familie deinend in haar eigen vet voorbijkomt. Hij is te veel westerling om overbodige kilo’s aan zijn lijf te kunnen zien als een teken van rijkdom. Hoe welgesteld hij is, laten zijn acht koeien zien.

    Sam Nkuzi is een man die ertoe doet. Niet als boer, hij boert voor de lol een beetje in het weekend. Sam is groot in zaken: hij is directeur van water- en stroombedrijf Elektrogaz. Eerder leidde hij het telefoonbedrijf Rwanda-tel. Net na de oorlog, in 1994, was in het hele land nog nergens een verbinding die werkte. Een paar jaar Sam Nkuzi later had Rwanda een goed telefoonnetwerk. Maar het is de mobiele telefonie waar Sams ingenieurshart naar uitgaat. Hij noemt het zijn lovebaby. Met het mobiele telefoonbedrijf Rwandacell hielp hij de Rwandese regering aan haar meest winstgevende onderneming. En ook al zit Sam nu in stroom en water, zijn liefde voor de apparaatjes is gebleven.

    Telkens als ik Sam zie, heeft hij een nieuw toestel. Tot voor kort werden zijn telefoontjes steeds kleiner, totdat hij ineens een enorm apparaat, formaat brillenkoker, op tafel legde. Zijn nieuwste mobieltje kan op internet. Het heeft ook een luidspreker die de binnenkomende telefoontjes over de hele tafel laat klinken. Binnen een uur wordt hij gebeld door de chef-staf van het leger, door de hoofdaanklager van het Openbaar Ministerie en door de president.

    Aan de nummers die op zijn eigen toestel binnenkomen, ziet hij niet alleen wie er belt, hij weet ook wanneer diegene zijn telefoonnummer kreeg en wat voor soort abonnement de beller heeft. Alleen bellers met een ‘echt nummer’ worden serieus genomen. Tegen een Nederlandse tv-journalist zei Sam: ‘Ik neem geen telefoontjes aan van toestellen met een pre-paid kaart. Alleen nummers met een abonnement beantwoord ik. Ik maak een uitzondering voor Jeroen en Marcia. Zij hebben ook zo’n goedkope kaart.’

    Sam is de enige die weet hoe je je eigen telefoonnummer verbergt. Ieder ander die op zijn telefoon de nummerweergave uitschakelt, kan het netwerk van Rwanda-cell niet meer gebruiken. Juist Sams anonimiteit verraadt zijn identiteit. Als hij belt, laat mijn scherm in plaats van een nummer drie kruizen zien.

    ‘Hi Sam.’

    Het blijft even stil.

    ‘Hóé weet je dat ik het ben?’

    Sam praat liever dan dat hij luistert. Over zijn successen kan hij dan ook mooi vertellen. Avondenlang vertelt hij over zijn geslaagde stunts. Voor de duvel niet bang, moeten we weten.

    In dit land betaalt geen enkele minister zijn water- en elektriciteitsrekening, vertelt Sam. Dat hebben ze nooit gedaan en dat waren ze ook niet van plan. Gratis stroom en water is een voorrecht dat ze toekomt, vinden de ministers. De net aangetreden baas van Elektrogaz kon het leeuwendeel van zijn rekeningen niet innen. Tijd voor nieuwe zakelijkheid, besloot Sam, en hij stuurde iedere minister een herinnering.

    ‘Ik heb eerst geprobeerd ze tot betaling te verleiden,’ buldert Sam de vrolijke lach van de man die het gelijk aan zijn zijde weet. ‘Zonder resultaat. Vervolgens probeerde ik ze te overtuigen. Uiteindelijk heb ik geweld gebruikt.’ Sam sloot ministers en hun departementen af van water en stroom. Thuis en op het werk zaten Rwanda’s ministers al dagen zonder stroom, toen Sam werd ontboden bij een kabinetsberaad. Hij zat tegenover de voltallige ministerraad, toen hem werd gezegd: ‘Zo, en is het nu over en uit met die flauwekul?’ Sam was voorbereid. Hij had de salarisstroken van alle bewindslieden te pakken gekregen. Daarop stond hoeveel iedere minister per maand krijgt vergoed voor zijn elektriciteitsverbruik: 150.000 Rwandese Francs (300 euro) de man. ‘Geachte excellentie, meest gerespecteerde minister, dank voor uw uitnodiging, staat u mij toe excellentie...’ Sam moet er hard om lachen. ‘Zo begin ik mijn verhaal, ik betuig mijn respect in een tiental beleefdheidsfrasen, en zeg dan: ‘Excellenties, zou het gaan om een persoon van buiten dit gebouw, iemand die weigert te betalen voor de spullen die hij koopt, dan zouden wij met zijn allen zeggen: dat is een dief. Maar hier aan tafel kan ik dat natuurlijk niet zeggen. U, waarde ministers, u heeft mij aangesteld en mij een opdracht gegeven. U heeft mij gevraagd Elektrogaz winstgevend te maken. Dat is precies waar ik mee bezig ben. Als u vindt dat ik mijn werk niet goed doe, ontsla mij dan.’

    In hoge kringen werd gefluisterd dat Sam weggepromoveerd zou worden. Dat hij te weinig steun en te veel praatjes had. Hij zou ergens ver weg tot ambassadeur worden benoemd.

    Geruchten en roddels zijn in Rwanda cruciale politieke instrumenten. Wie uit de gratie van de politieke top raakt, wordt doeltreffend uitgeschakeld: die vlucht, verdwijnt of gaat dood. Iemands aftocht uit het publieke leven – of hij nu zakenman is, journalist of politicus – wordt ingeleid door een campagne om die persoon zwart te maken. Het zijn vaak geruchten over gesjoemel met geld die de val van een machtig iemand inluiden. Het nieuws dat die persoon in diskrediet brengt, wordt wekenlang rondgepompt, totdat het beeld van een stiekeme oplichter zulke scherpe contouren heeft gekregen, dat niemand er meer aan twijfelt. Het ontslag of de arrestatie is dan niet meer dan de slotakte in een vertrouwde regie.

    Maar Sam bleef. De betalingsherinnering ook. Sam mag dan eigenzinnig en onaangepast lijken, hij heeft meer macht dan de mannen en vrouwen die officieel gezagsdrager heten. In Afrika spelen de meeste ministers poppenkast. Voor het echte stuk moet je achter de schermen zijn.

    De president van Rwanda is Sams naaste vriend. Allebei zijn ze Tutsi. Beiden groeiden op in Oeganda als zoon van Rwandezen die eind jaren vijftig moesten vluchten en allebei zijn ze het Engels en niet het Frans machtig. Elk jaar skiën ze samen in Canada.

    Op een avond in september stormde Sam mijn terras op. Het was onze zevende afspraak op een rij, de zes voorgaande had hij afgebeld of hij was gewoon niet komen opdagen. Maar hij moest dringend een film zien die was gemaakt door de Nederlandse tv-ploeg die naar Rwanda wilde komen. Sam zou de hoofdpersoon in hun film over Rwanda worden, maar hij wilde zijn medewerking niet toezeggen voordat hij iets van de makers had gezien.

    Buiten adem stond hij voor me. Het speet hem verschrikkelijk, zei hij, en hij had dit niet kunnen voorzien, maar ‘the boss’ was net terug uit New York. Daar had president Kagame gesproken met George Bush en Joseph Kabila over de oorlog in Congo, en de president had een spoedberaad belegd. Niet met de ministerraad, maar met zijn echte adviseurs.

    De ministers kwamen apart naar hem toe om de stroomrekening te regelen. Ze zeiden: ik snap het heel goed, Sam, en ik zal ook echt betalen. Maar in godsnaam, laat me dan vanaf nu, in plaats van met terugwerkende kracht betalen. De minister van Financiën staat er slecht voor. Hij is de langst zittende bewindsman en wordt door Sam voor de volle zeven jaar aangeslagen. Sam grinnikt: ‘Hij mag in termijnen betalen.’

    Ik zit met Sam aan de rand van het zwembad van sportclub Nyarutarama. Sam is een stem; ik kan zijn gezicht niet zien, zo donker is het. Deze vrijdagavond is het water stil en het terras leeg. Dit is de club waar de president tennis speelt en waar het personeel meneer Nkuzi kent. Sam: ‘Hier is als bij mij thuis.’

    De steile weg ernaartoe loopt in flauwe bochten het dal in. Links ligt de golfclub, rechts liggen de sauna, sportschool en tennisbanen van Nyarutarama. Even verderop staat het huis van Sam. De weg naar de club heeft geen gaten, hij slingert op glanzend glad asfalt naar beneden. De gele lijnen langszij en de witte strepen in het midden doen absurd aan. Zelfs de drukste weg door Rwanda heeft op enkele stukken alleen maar een middenstreep. Geen enkele secundaire weg in Afrika heeft interpunctie op zijn asfalt.

    Sam babbelt gemakkelijk als hij praat over zijn overwinning in de ministerraad. Maar hij doet geheimzinnig over hoe hij tijdens de oorlog zo dicht bij de macht raakte. Hij schrikt als ik hem vraag naar wat hij begin jaren negentig in de bush zou hebben klaargespeeld. Toenmalig legeraanvoerder Paul Kagame was de oorlog tegen het Hutu-regime begonnen, en ingenieur Sam Nkuzi zou de legerleider aan de onontbeerlijke radioverbinding hebben geholpen.

    ‘Uhm, wat is daarover bekend dan?’

    Maar Sam veert meteen terug in zijn rol van braniemaker. ‘Haha, er wordt veel over mij gekletst, ja.’

    ‘Radioverbinding in de wildernis?’ gaat hij dan toch verder. Hij vertelt wat een radiotransmitter weegt, hoe lastig het is om aan stroom te komen, en dat batterijen en accu’s natuurlijk geen optie waren. Uiteindelijk is het gelukt. Hoe? Daar kan hij niks over zeggen.

    Toen in 1990 de burgeroorlog in Rwanda begon, keerde Sam naar het land van zijn ouders terug. Hijzelf had nooit in Rwanda gewoond, hij groeide op in Oeganda en werkte als twintiger in Canada bij een telecombedrijf. Sam werd geboren toen zijn moeder in 1958 in barensnood de grens met Oeganda overstak. Het waren dagen, niet lang voor Rwanda’s onafhankelijkheid in 1960, dat de haat jegens Tutsi’s snel toenam.

    In de bijna veertig jaar Belgische kolonisering raakten etnische en sociale tegenstellingen vervlochten. Macht en rijkdom vielen toe aan de Tutsi’s – een categorie die vroeger verwees naar een levenswijze: die van veeboer en herder. De meerderheid van de Rwandezen, de Hutu’s, waren landbouwers. In 1957 publiceerden Hutu-leiders een aanklacht tegen hun onderdrukking door de vijftien procent Tutsi-minderheid. In de jaren die volgden werden duizenden Tutsi’s in Rwanda vermoord, meer dan honderdduizend verlieten hun land om er de eerstvolgende dertig jaar niet meer terug te komen. Nog steeds wordt 1959 gezien als het jaar dat de genocide begon. Althans, in de historiografie van de Tutsi’s.

    De meeste Hutu’s denken met trots aan 1959 terug. Voor hen was het de ‘sociale revolutie’: 1959 is het jaar dat ze zich van hun knechting bevrijdden na honderden jaren overheersing door de Tutsi-minderheid. En nu het eindelijk zover was, moest de Hutu-emancipatie duur worden betaald. Tutsi’s die in Rwanda bleven, hadden nauwelijks toegang tot hoger onderwijs, tot het leger en tot de macht. Totdat in 1990 het Rwandees Patriottisch Front (nu regeringspartij RPF) zich als bevrijdingsleger presenteerde. Vanuit de Oegandese diaspora viel het leger van Paul Kagame aan. ‘De Tutsi’s komen terug,’ sloeg het Hutu-regime alarm. ‘Ze komen terug en ze zullen ons land afpakken. Ze zullen ons weer net zo onderdrukken als ze tot 1959 hebben gedaan.’ De bevolking bleek gevoelig voor de hetze. Het probleem zou nu voorgoed worden opgelost. Nadat op 6 april 1994 een nog steeds onbekende dader het vliegtuig van Hutu-president Habyarimana uit de lucht schoot, werd de Hutu-bevolking opgeroepen het kapmes op te pakken en zijn Tutsi-buren af te maken. Ruim achthonderdduizend Tutsi’s en tienduizenden gematigde Hutu’s werden vermoord in de grootste massaslachting uit de Afrikaanse geschiedenis.

    Als we bij de boerderij aankomen, haalt Sam het bier uit zijn pick-up. Met zijn ogen op zijn kudde gericht, wipt hij de doppen van de flesjes. Even is hij week en trots tegelijkertijd. Samen kijken we naar de koeien. Het ruikt hier heerlijk. De geur van hooi en mest stemt kosmisch mild. ‘Die stevige zwart-wit gevlekte bij de waterbak kreeg ik cadeau,’ vertelt Sam. ‘Van Nelson Mandela. Met drie veeartsen kwam ze in een vliegtuig.’

    Het is een moment waarop stadsmensen plattelandsgeluk delen. Ik vertel op mijn beurt over paarden en betreur hardop dat Rwanda een land zonder rijdieren is. Dan wijs ik naar Jeroen: ‘In Jeroen zit een beetje een boer.’

    Sam kijkt verbaasd.

    ‘Zijn hele jeugd maakte Jeroen kaasjes van de melk die hij zelf had gemolken.’

    ‘Goh.’ Zoveel landelijkheid had Sam niet achter mijn man gezocht.

    Trots voeg ik toe: ‘Elke ochtend voor het naar school gaan, molk Jeroen zijn geit.’

    Even is het

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1