Tien jaar literaire creatie in de Academie voor Podiumkunsten, Aalst (2002-2012).
'Een decennium vieren zet aan tot reflectie... De vraag "waarom zijn we hiermee ooit gestart" zoekt naar een vervaagd antwoord van tienerleeftijd. Was er wel een reden om een cursus Literaire Creatie op te starten? Was er nood aan? Kon men hiermee toekomst schrijven? Misschien is het niet zinvol of wenselijk om een antwoord te vinden op deze vragen. Misschien gebeurde het gewoon voor de schoonheid...' (Peter Thomas, directeur)
Het gedrukte boek kan nog steeds besteld worden via docent Literaire Creatie Patrick Bernauw, die samen met Frank Pollet de samenstelling van deze bonte verzameling teksten op zich nam.
Tien jaar literaire creatie in de Academie voor Podiumkunsten, Aalst (2002-2012).
'Een decennium vieren zet aan tot reflectie... De vraag "waarom zijn we hiermee ooit gestart" zoekt naar een vervaagd antwoord van tienerleeftijd. Was er wel een reden om een cursus Literaire Creatie op te starten? Was er nood aan? Kon men hiermee toekomst schrijven? Misschien is het niet zinvol of wenselijk om een antwoord te vinden op deze vragen. Misschien gebeurde het gewoon voor de schoonheid...' (Peter Thomas, directeur)
Het gedrukte boek kan nog steeds besteld worden via docent Literaire Creatie Patrick Bernauw, die samen met Frank Pollet de samenstelling van deze bonte verzameling teksten op zich nam.
Tien jaar literaire creatie in de Academie voor Podiumkunsten, Aalst (2002-2012).
'Een decennium vieren zet aan tot reflectie... De vraag "waarom zijn we hiermee ooit gestart" zoekt naar een vervaagd antwoord van tienerleeftijd. Was er wel een reden om een cursus Literaire Creatie op te starten? Was er nood aan? Kon men hiermee toekomst schrijven? Misschien is het niet zinvol of wenselijk om een antwoord te vinden op deze vragen. Misschien gebeurde het gewoon voor de schoonheid...' (Peter Thomas, directeur)
Het gedrukte boek kan nog steeds besteld worden via docent Literaire Creatie Patrick Bernauw, die samen met Frank Pollet de samenstelling van deze bonte verzameling teksten op zich nam.
Samenstelling Patrick Bernauw, Frank Pollet, Anja Van Geert 2012
Kaftontwerp Katrien Van Schuylenbergh
Inkt Moet Vloeien! is een uitgave van Academie voor Podiumkunsten in samenwerking met Muza vzw, Aalst
Alle informatie met betrekking tot de cursus Literaire Creatie vind je op www.aalst.be/apk
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. Inkt Moet Vloeien! 10 Jaar Literaire Creatie in de Academie voor Podiumkunsten, Aalst
Literatuur is een jeukende plek die met het schrijven erger wordt. Frank Pollet IN DEN BEGINNE
Ergens in het begin van deze eeuw kwamen er enkele knappe koppen bijeen om te bedisselen welke nieuwe cur- sus ze de bewoners van Aalst en aanpalende heerlijkheden zouden kunnen aanbieden om hen cultureel, muzikaal, theatraal of dansend aan hun trekken te laten komen. Allee, wat hebben we nog niet? vroeg die lange. Een cursus mondharmonica? zei die breedgeschouderde. A ja, das misschien nog een gedacht. De smalle was al aan het lachen. Zwijgt, t is godgeklaagd, mompelde dienen met zijn lang haar. Allee, ge moogt ons Heer daar niet bijsleuren, zei dienen met zijnen witte baard. Een cursus tapdansen misschien, voor volwassenen? Het was een gedacht van die met haar krollekes. Neen neen, oei neen, doe dat niet, dat komt nooit goed. De heftigste van den hoop was er direct tegen. Ik zeg het u, viel dienen met zijn lang haar bij, godgekl Tsssss! (den Baard) Ja maar, weet ge dan iets beters? vroegen ze allemaal in koor. Den Baard, wie enig theatraal inzicht niet vreemd was, hield twee tellen zijn adem in en zei toen: Een schrijfcur- sus. Ineens werd het stil. Dat was het, vaneigens! Er waren er al geweest die hun volk leerden lezen, leerden vloeken, leerden voetballen en basket spelen, maar leren schrijven, ho maar, zo enen hadden we hier nog niet ge- had. Tot nu. Dat zou eens rap gaan veranderen. En alzo geschiedde In september zat den Baard met vijf gloednieuwe frisopge- blonken discipelen rond zich, klaar om epistels te schrijven en boeken te vullen. Helaas, den Baard had minder geluk, het nieuwe literaire geweld had hem dusdanig van zijn sokken geblazen (we steken het graag daar op) dat hij een tijdje het bed moest houden en zelfs het ambt van Leerkracht aan de Academie voor Podiumkunsten moest neerleggen. Maar zie, daar kwam, uit een of ander boerengat in het Dwaasland, die- nen met zijnen staart. Hij schaarde de discipelen rond zich, sprak hen streng toe met de woorden: Hier gaat ge- schreven worden! Tegen volgende week vier regels. En aldus geschiedde.
ANJA VAN GEERT WT JULLIE SCHRIJVEN INTERESSEERT MIJ GEEN BAL!
Met dit zinnetje probeer ik elk jaar alle grond onder de voeten van nieuwe cursisten Literaire Creatie te doen be- ven. En het lukt. Alle ogen zijn meteen gericht op Kwatta. Je ziet er enkelen ogenblikkelijk spijt hebben van hun in- schrijvingsgeld. Voorhoofden rimpelen. Pozie is op dat moment nog een momentopname, een snelle expressie van wat velen vermoeden de allerindividueelste emotie te zijn. Wat was er toch met Kloos loos? Ik vermoed dat hij zoop. H jullie schrijven, interesseert me des te meer, voeg ik er na enkele seconden aan toe. De cursisten zijn opgelucht, maar beseffen op dat moment nog niet dat veel later wan- neer ik hen een zoveelste gedicht voorleg en vraag wat hen opvalt, ze nog steeds eerst naar inhoud zullen hengelen. We zijn misvormd. Het onderwijs heeft vele generaties geleerd alleen maar verstandige antwoorden te bedenken op vragen als: wat staat hier, begrijp je dit, kun je dat uitleggen, wat heeft de dichter hiermee bedoeld Terwijl dit de meest zinloze vragen zijn als het om literatuur gaat. Uiteindelijk is een goede tekst meer dan de som van woor- den en zinnen, en kun je een uitstekend gedicht nooit ten volle met je reguliere verstand begrijpen. Het duurt vaak jaren om dat in te zien, om tot de onthutsende vaststelling te komen dat een mens neergebliksemd kan worden door n enkele zin. Waar zijn verstand eventueel helegans bij te kort schiet. Alles van waarde is weerloos. Toen gij schreeuwde en uw vel beefde vatten mijn beenderen vuur. Nu hij weet wie zijn lichaam is, hangt hij er ook aan vast. Ambrosia wat vloeit mij aan. Wat betekent het? Wattefuk. Soms, heel soms, schrijft een mens op een gezegende dag zon onopvallend opvallende zin, zon kleine maar veelom- vattende frase. Als de schrijver daarvan een (oud-)cursist van me is, ben ik heel gelukkig
FRANK POLLET, schrijver, docent Literaire Creatie BESTE LEZER
Niets is wat het lijkt.
Dat is wat ik deze week, in mijn eerste echte les literaire creatie, heb geleerd. Een stuk tekst, gedicht of proza kan door de auteur opgeladen zijn met een specifieke bood- schap, maar dat is slechts bijkomstig. Niet wat de schrijver wil zeggen, is van belang. Maar hoe hij het zegt. Tot zover mijn preek van de week. Van die les is me naast de regels der enjambementen en haikus nog iets opgeval- len. Namelijk de mapjes van Frank. Ik vermoed dat we te- gen de lente van volgend jaar allemaal stapels papier met ons mee zullen zeulen naar het cultureel centrum van Aalst, netjes geordend volgens auteur en onderwerp. Tegenwoordig kan men daarvoor in winkels voor kantoor- benodigdheden kiezen uit een brede waaier. Maar ik betwijfel of je Frank begin september in dergelijke zaken zou zijn tegengekomen, want terwijl ik minutenlang debatteerde over welk merk en kleur van mapjes ik zou kiezen, zat Frank ongetwijfeld rustig met een Duvel in de hand op zijn terras, in het zonnetje. Waarom ik daar zo zeker van ben? Ken je die kartonnen waarmee bakken bier overtrokken worden, vastgezet op de vier flesjes in de hoek? Ja? Wel, haal die kartonnen er voorzichtig af, vouw ze netjes in twee (met de merknaam naar binnen) en het ideale klasseermapje is geboren. De verspreiding van dit lumineuze idee heeft mij wel een Duvel gekost, maar die prijs betaal ik graag. Zo tegen begin september, volgend jaar.
Nee, niets is wat het lijkt
ANNE BAATHS KLAARGEMAAKT
Open de oester voorzichtig.
Haal het vlees eruit en vang het vocht zorgvuldig op.
Snij de prei!
ANNE BAATHS ON-ZIN
Aan het einde van een zin schrijven we meestal een punt! Het is alleen
jammer dat het begrip zin niet precies gedefinieerd kan worden en
ANNE BAATHS LILITH fragment ULLSWATER, THE LAKE DISTRICT - 1984
Ik kan het niet. Ik wil het niet! Een bevel van grootmeester Samuel weigeren, is een bevel van Heer Baphomet weigeren. Met betraande ogen kijkt Lilith naar het woedende gezicht van Samuel. Haar vader staat er naast. Zijn gezicht vertoont geen enkele emotie. Lilith zoekt haar moeder tussen de vrouwen die links van haar staan. Ze zien er allen hetzelfde uit, met hun lange rode mantels waarvan de kap hun gezichten in duisternis hult. Drie perfect symmetrische rijen, van telkens elf bewegingloze vrouwen. De belangrijkste vrouwen zoals Birgit en Amber, de vrouwen van Samuel, staan vooraan. Zij dragen de kandelaars met de zwarte kaarsen. Behalve deze kaarsen en de altaarkaarsen is er geen ander licht in de ondergrondse tempel. Toch vindt Lilith haar moeder moeiteloos. Ze staat in de derde rij, bij de laagste vrouwen en de nieuwkomers. Haar moeder is geen nieuwkomer. Zij behoort tot de laagste klasse, omdat ze haar dochter niet in toom kan houden. Toch weet Lilith dat haar moeder het haar niet kwalijk neemt. Zonder woorden smeekt deze moeder haar fragiele maar opstandige dochter nu, om te doen wat van haar geist wordt. Aarzelend kijkt Lilith naar het zware mes dat ze met beide handen vasthoudt. Dan kijkt ze naar het dier op de offersteen voor haar. Achter de steen zit Heer Baphomet op zijn troon. Tussen zijn hoorns brandt een fakkel. Het beeld jaagt haar nog steeds angst aan.
Sluit haar op! Ik reken later wel met haar af. Samuel rukt ruw het mes uit Liliths handen. Ze voelt hoe twee harde handen zich rond haar schouders klemmen. Buiten waait al dagenlang een ijzig koude wind en Lilith wenst dat ze de tijd had gekregen om haar slippers weer aan te trekken. Scherpe steentjes snijden in haar voeten, terwijl de twee mannen haar aanmanen om sneller te lopen. Zij willen de rest van het ritueel niet missen. Het hok bestaat uit niet veel meer dan stokken, prikkeldraad en golfplaat. Een zwaar kettingslot benadrukt op groteske wijze de functie van het krot. Alfred opent de deur en duwt Lilith hardhandig naar voren. De mannen haasten zich terug naar de tempel en laten het meisje achter in haar donkere, ijskoude gevangenis. Het is nieuwe maan. Het enige licht buiten is het flauwe schijnsel van de TL-lampen van de grote gemeenschappe- lijke keuken en refter. Lilith weet dat hier vaak ratten rondlopen, omdat het strafhok vlak naast de stortplaats ligt. Haar hart klopt in haar keel, terwijl ze probeert te ontdekken of deze enge beesten er nu ook zijn. Lilith kent het hok goed en ze vindt moeiteloos de stapel vodden in de hoek. Ze schopt met haar voet tegen de hoop en hoort bekend geritsel. Nog voor ze kan wegspringen, voelt Lilith iets ruws langs haar enkel glijden. Een gil ont- snapt haar, meer van walging dan van schrik. Moedeloos zakt ze neer op de hoop vieze vodden en probeert de stank te negeren. Haar ogen wennen langzaam aan het duister en ze kijkt naar de wolkjes die uit haar mond komen. De wind heeft vrij spel in haar halfopen cel en het duurt niet lang voor haar voeten en wangen prikken van de kou. Ze stopt haar voeten zoveel mogelijk onder de vodden en trekt de kap van haar rode mantel ver over haar gezicht. Niet veel later hoort ze de mensen uit de tempel komen. Het gelach van enkele kinderen weerklinkt in de nacht. Lilith spitst haar oren om te horen of ze voetstappen haar kant hoort uitkomen, maar algauw wordt het weer stil. Ze hoort enkel nog wat mannen die in een discussie verwikkeld lijken. Ze heeft het nu zo koud, dat haar tanden onbeheerst in haar mond klapperen. Van ellende begint ze te huilen, tot het snot uit haar neus druipt en ze van uitputting in slaap valt.
Het is al ochtend als Lilith wordt gewekt door de fluiste- rende stem van haar broer Seth. Hij duwt een bundeltje tussen de houten tralies. Op haar knien kruipt ze naar hem toe en neemt het uit zijn hand. Nog voor ze iets kan zeggen, is hij weer verdwenen. Ze kruipt snel weer terug naar de voddenhoop en opent het pakje. Er zit een kleine homp brood in. Nog niet de helft van de portie die ze normaal krijgt, maar ze weet dat Seth het brood uit eigen mond heeft gespaard en eet het dankbaar op. Haastig, zo- dat niemand de tijd krijgt om haar te betrappen. Dan loopt ze naar de twee emmers in de andere hoek. Een emmer is leeg, om haar behoefte in te doen, en in de andere emmer zit een bodem water met daarop een dunne ijslaag. Ze vindt een steen en slaat een gat in het ijs. Met haar hand schept ze wat water en slurpt het op. Het water smaakt vreemd, maar haar mond is zo droog dat het haar niets kan schelen. Dan trekt ze haar mantel uit en legt hem zorg- vuldig neer zodat hij niet vies kan worden. Haar dunne bruine jurk tilt ze op en ze hurkt boven de lege emmer. Terwijl ze haar behoefte doet, hoort ze voetstappen nade- ren. Nog voor Lilith klaar is, ziet ze het lelijke gezicht van Samuel voor de tralies verschijnen. Zijn lichtblauwe ogen kijken haar ijskoud aan. Zo Lilith. Ik neem aan dat de nacht je tot rede heeft gebracht. Maar je hebt Heer Baphomet zwaar beledigd gisterenavond en hiervoor moet je boeten. Het wordt tijd dat je leert gehoorzamen. Je blijft hier tot aan de volgende nieuwe maan. Dan mag je als teken van berouw een offer brengen tijdens onze ceremonie. Samuel verdwijnt even snel als hij gekomen is. Lilith moet niet hopen op een vroegere vrijlating en besluit te doen wat nodig is om deze beproeving te overleven. Ze begint wat twijgjes tussen de houten tralies los te trekken en als ze enkele stevige stukken heeft, neemt ze een vod en wikkelt die rond haar rechtervoet. Zelfs door het vuil kan ze zien dat haar voet blauw is. Met de twijgjes bindt ze de lap vast. Tevreden kijkt ze naar het resultaat en doet hetzelfde met de andere voet. Dan krult ze zich op tussen de vodden en ze dekt zich toe met haar mantel.
CHRISTINA CEUPPENS BADKAMER BLUES
daar kom ik haar wel es tegen in tedere dampen, onfatsoenlijk jong
dan knipoogt ze, aarzelend en jacuzzi-blauw herinnering monkelt om haar mondhoeken
te vroeg sopt ze het waas van herkenning af ongenaakbaar, met tijdloze ogen
zo strijkt ze al mijn rimpels glad hult me in comme des garons kleedt me met een glimlach
KATRIEN COPPENS BEELDENSTORM
met hamer, sikkel en ander alaam bestormt men de kathedraal speurt naar dubbele bodems in doofpotten
vindt geen rechtvaardige rechters alleen een gebroken kelk glas-in-loodscherven van verloren kinderzielen
misschien onder de lange rokken van Judas versteend kijkt hij de andere kant op daar zal geen haan naar kraaien
misschien in de crypte waar Christus kreunt onder een tweede kruis van spijt over zijn woorden laat de kinderen tot mij komen
KATRIEN COPPENS HERFST
in de achtertuin van de zomer waar spinnen de dagen dichter aan elkaar weven
schuifelt het zachte wezen van oktober binnen een ree met mist in de ogen
een vijvergodin glimlacht haar marmeren tanden bloot bloost boven haar laatste loof
KATRIEN COPPENS MUZIEK VOOR DOVEN
Strakke kabels onderstrepen de horizon vijf keer.
t Zijn sterke palen die hen dragen door een vergeten land.
En elke vroege herfst zitten er zwaluwen op te wachten, als noten van een symfonie.
De negende was van hen.
RITA CORTHALS OPEN EN BLOOT
Steve is een geboren naturist. Jij bent dat ook, zegt hij. Maar ik voel mij toch slecht op mijn gemak nu ik voor het eerst een weekend in zijn naturistencamping ga doorbren- gen. Het goede nieuws is dat je in zijn club niet verplicht bent zonder kleren te lopen. Je moet alleen kunnen ver- dragen dat anderen dat doen. Op dat gebied kan ik wel het een en ander hebben. Denk ik. We komen bij het grote hek dat ik moet opendoen om de auto binnen te laten: My God, hoe doen de mensen dat hek hier open en toe, terwijl iedereen op straat hen kan zien? Gewoon de haak opheffen en daarna weer in het slot laten glijden, zegt Steve.
We rijden via een landweggetje een elfenbos in met wilde bloemen waar konijntjes zonder op te kijken knabbelen aan het gras. Mijn mond hangt al open nog voor ik mijn eerste blote heb gezien. De auto kuiert langs welverzorgde en duidelijk diepbeminde sites waar caravans bloeien in de schaduw van oude bomen. Handen wapperen achter de raampjes en Steve zwaait terug. Een uitgebloeide caravan doet eventjes zijn ogen open wanneer de autolichten reflecteren in zijn ruit en lijkt te kreunen wanneer de auto voor de deur stopt. We zijn er, zegt Steve. Nog voor ik goed en wel binnen ben, is hij al uitgekleed. Met een smile van hier tot ginder trippelt hij rond en tsjilpt: En dit is de slaapkamer, en hier het toilet, en als je het koud krijgt, kan ik het in een, twee, drie warm maken, en hier kan je je kleren leggen en dit is mijn bureautje
Ja ja. En is dat niet de lelijke kleien paddenstoel die ik thuis in de vuilnisbak heb gegooid? En de kandelaar die een arm kwijt is, de wasmand zonder hengsels, de tent die regen doorlaat, de broek die te klein geworden is en het tafelkleed met de tabaksgaten dat ik bij de vodden heb gesmeten?
Zal ik je nu het zwembad en de douches tonen? zingt het vogeltje. En zullen we ondertussen even goedendag zeg- gen aan John? Het is een jaar geleden dat ik hem nog ge- zien heb. We wandelen door het bos dat de camping liefdevol om- armt. Het pad is goed onderhouden en wiegelt dwars door een bluebell-zee. Ik schuifel naakt en verlegen achter de fladderende Steve aan maar vergeet al gauw dat ik mij ge- neer: dit sprookje is werkelijk adembenemend. Wanneer we weer bij een rij caravans komen, kan ik me niet goed meer concentreren omdat ik straks kennis ga maken met zijn blote beste vriend, ik bedoel zijn bovenste beste vriend. Ik kan eigenlijk aan niets anders meer den- ken. In de verte staat een witte vlek naar ons te zwaaien. John, vertaalt Steve. Aah, there he is, my dear fellow- friend, en hij zwaait terug. Hij haast zich naar het figuurtje dat alsmaar sneller dichterbij komt. Hun hand is al uitge- stoken voor de groet nog meters voor ze elkaar bereiken. En als ze dan eindelijk samen komen, ben ik verbaasd, werkelijk verbaasd, dat ze elkaar de hand schudden en niet de penis.
RITA CORTHALS DE MEESTE DROMEN...
Thank you for the ride, zeg ik, en ik overhandig een taxi- cheque. De chauffeur neemt hem zwijgend aan. Hij is al aan het bellen met een volgende klant. Waarom spreek ik nu Engels? Komt het door de zwarte huidskleur van deze chauffeur of door zijn gebrekkig Frans? Never mind. Hij geeft me een afschrift van de cheque. Zorgvuldig steek ik dit weg in het zijzakje van mijn tas. Ik zwaai het mercedes- portier open en gooi de zwarte draagtas over mijn schou- der. Ik wandel naar de ingang van de luchthaven. Veel spullen heb ik niet meegenomen. Ik verblijf tenslotte maar n nachtje in Trieste. Normaal gezien had mijn baas, Geert, hier nu moeten lopen. Maar hij moest naar de raad van bestuur van ons bedrijf. En daar profiteert bibi hier nu van. Ik heb er altijd van gedroomd om ooit naar de hoofdzetel te kunnen gaan. Its a dream come true. De deu- ren van het luchthavengebouw schuiven open. Even kijken op het grote zwarte bord met aankomst- en vertrektijden hoe het staat met mijn vlucht. In het rood staat er Cancelled naast enkele vluchten. Ze gaan naar Schotland en Ierland. Daar zit Grimsvtn voor iets tussen. De vlucht naar Mnchen gaat gelukkig door. Ik moet van Zaventem naar Mnchen en dan van Mnchen naar Trieste. Nog even mijn heentickets gaan ophalen. Maar hoe? Voor de eerste keer in mijn driendertigjarig bestaan ga ik met een e-ticket op reis. Ha, daar staan de automaten. Handig als ik ben, is dat hier waarschijnlijk in no time gefixed. Yep. Identiteitskaart scannen, op toetsen drukken en klaar is Klara. Ja, zo zou het moeten. De automaat weigert echter resoluut dienst. Ik doe waarschijnlijk iets verkeerd. Maar wat? Een hostess steekt een handje toe. Thanks, Barbie. Met twee velletjes papier in mijn handen stap ik richting douane. Wat heb ik nare herinneringen aan de laatste keer dat ik daar doorheen moest. Ik voelde me toen echt een crimineel. Er was enorm veel volk. Het moest allemaal snel gaan. Sneller dan we konden. Schoenen uit. Broeksriem uit. Vlug alles in plastic bakjes gooien die op een rolband doorheen een scanner schuiven. Opschieten! Opgejaagd als vee. Wat een hel. Gelukkig is er vandaag weinig volk. Ik hoef mijn schoenen zelfs niet uit, en ook mijn ringen mag ik aanhouden. Ik kan op mijn gemak mijn spullen in de bakjes deponeren en even later weer recupereren zonder dat een man of vrouw in uniform in mijn oren zit te roepen. Heel relaxed doorkruis ik vervolgens lange gangen met roltrappen op zoek naar mijn gate. 57A, dat is ze. Er zit nog niemand te wachten. Ik ben de eerste. Ruim op tijd. Voor geen geld ter wereld wil ik het evenement van mijn leven missen. Ik ga zitten. Hier zit ik nu te wachten onder een grote glazen koepel, tussen zoemende roltrappen en voorbijgaande zwijgende mensen. Mensen in alle maten. Korte, lange, dikke, dunne, in kostuum en kravatte, in short en T-shirt, met lange en korte rokken. Ik sla het komen en gaan van al deze creaturen gade. Je ziet zo wie er op zakenreis gaat. Blackberry in de aanslag, laptop in bijhorende tas, gladgestreken pakken. Zelf probeer ik er ook professioneel uit te zien met mijn speciaal voor deze gelegenheid gekochte deux-pices. Enkele collegas zullen wel jaloers zijn dat ik zon snoepreisje naar Trieste heb gekregen, en dat ik ginder tussen al die belangrijke namen mag flaneren. Hoe trots zullen mijn ouders wel niet zijn. Ik ben al in de wolken nog voor het vliegtuig opstijgt. Het is maar beter dat ik geen weet heb van de boodschap die op datzelfde moment zon 800 kilometer verder in de luchthavenhal van Mnchen door de luidsprekers weer- galmt: Ladies and gentlemen, flight number 2290 from Munich to Trieste has been cancelled due to technical problems. We truly apologize for the inconvenience. For more information, please contact the service desk.
LIVES IN EDEN SPROOKJES
We zitten samen in de tuin, Tom en ik. Samen op de bank bij de vijver. Samen in de zon. Zonder woorden. Het is al langer dat de woorden het moeilijk hebben om zinnen, ge- sprekken te vormen. Het is dan ook niet de stilte die me voorbereidt.
Tom kucht en zegt: Ik heb hier lang over nagedacht. Ik kijk hem aan. Hij kijkt mij niet aan. Stokstijf zit hij daar, zijn ogen op de grond gericht. Zijn houding doet me denken aan een kind dat zich schrap zet om een standje in ontvangst te nemen. Je zal wel gezien hebben dat ik de laatste tijd meer afwezig was.
Ik blijf hem aankijken. Hij blijft wegkijken. Ik zwijg. Hij spreekt:
Lise, ik wil een nieuw leven, ik kan dit niet meer.
Met dit bedoelt hij: een leven met mij.
Tot die dag, de dag dat het woord samen verdween, had ik geloofd in een en ze leefden nog lang en gelukkig, samen.
The end?
LIVES IN EDEN TOKYO, 1999
Dertig poedelnaakte vrouwen staarden haar nieuwsgierig aan. Aarzelend bleef zij in de deuropening staan, en keek de helverlichte ruimte in. De gesprekken verstomden. Marika gaf haar een duwtje, en stuntelend, zich geen raad wetend met haar eigen blote lijf, stapte zij het publieke bad binnen. Drie rijen, met op regelmatige afstand van elkaar een kraantje, houten vouwstoeltje en plastieken kom, een af- loop. Alles hl netjes en ordelijk. Ze keek snel rond, en zag dat de vrouwen doorgingen met hun reinigingsritueel, maar haar vanuit de hoek van hun amandelogen gadesloe- gen. Ze volgde Marikas voorbeeld, en stalde haar sham- poo, zeep en washandje voor zich uit. IJverig zeepte ze zich in, dankbaar dat het schuim haar naaktheid bedekte en even een soort van beschermlaag vormde tegen de nieuws- gierige blikken. Lang duurde deze adempauze niet, want de volgende stap bestond erin het plastieken teiltje te vullen, het water over het lichaam te pletsen, en dit te herhalen tot alle zeep- sporen weg waren. Mmm, het voelt wel lekker aan, dacht Cassandra. Een beetje stouter nu keek ze rond, vergeleek de lichamen van de Japanse vrouwen met het hare. Dikke haren, zonder uitzondering. Hier zag je nooit vettige haardossen, alsof de meisjes hier elke dag hun haar was- ten. Gezond glanzend, steil of vrolijk krullend. Modieus geknipt, of klassiek opgestoken, maar altijd perfect. De kleur van hun huid varieerde, van lichtbruin met gele glans tot bruin, maar allemaal glad, zonder ontsierende haren. Allen waren ze klein en slank. Met kleine stevige borsten, behalve de oudere vrouwen. Maar geen van hen had over- gewicht. Daar zal het eetpatroon wel ergens een rol spelen, bedacht Cassandra. Haar onderzoek werd onderbroken doordat Marika haar in de richting van een stenen bad duwde, en het voorbeeld gaf door er zelf in te stappen. Marika was sinds haar aankomst in Japan haar begeleid- ster. Ze trainde, als n van de weinige meisjes, karate in dezelfde dojo als Cassandra, en ze was als vrijwilliger aangeduid om haar wegwijs te maken in de Japanse leefwereld. Marika was enkele jaren ouder, en woonde in een piepklein nkamerappartementje vlakbij de oefen- zaal. Ze verdiende de kost door het naaien van kimonos thuis, wat haar de gelegenheid gaf ook overdag te trainen. Ze was zeer ambitieus, streng en gedisciplineerd. Cassandra was eigenlijk een beetje bang van haar. Cassandra stapte achter Marika het stomende bad in. Zo- dra ze echter haar voet in het water had gestoken, trok ze er hem met een ruk en een gil weer uit. Afkeurend keken de vrouwen haar aan: blijkbaar had ze met haar lawaai n van die onuitgesproken regels overtreden. Dapper pro- beerde ze opnieuw, maar het duurde toch een poosje voor ze helemaal ondergedompeld was. Langzaam ontspande ze zich. Dromerig liet ze de hitte en de aparte sfeer op zich inwerken. Toen voelde ze heimwee, voor het eerst sinds ze in Japan was. Heimwee naar haar ouders, zussen en vrienden. Naar haar onbezorgde leventje, het gekende patroon, zelfs naar de sleur die haar enkele maanden geleden deed beslissen iets helemaal anders te gaan doen dan wat iedereen van haar verwachtte. Heimwee ook naar de privacy van haar luxe badkamer, thuis.
CHANTAL DE CRAECKER NAAKTE WAARHEID - fragment
Duizelig zakte Cassandra ineen op de keukenstoel. Ze keek naar het dagblad dat voor haar op de keukentafel lag. Grote koppen schreeuwden: Zoon van Japans machtigste man aangehouden voor moord. Gefascineerd staarde ze naar de onduidelijke zwartwit foto. Ze zag vooral grijs. Grijs haar, gedistingeerd. Grijs gezicht, getrokken en getekend. Ondanks alles bekeek ze de foto met een zekere gretigheid. Gevoelens die ze zo lang met succes had verdrongen, kwamen boven. Misselijk ma- kende beelden gleden door haar hoofd; ze bukte zich en kotste haar ontbijt uit op de keukenvloer. Verward hing ze in haar stoel, duwde een losgekomen haarsliert achter haar oor. Haar hart klopte onregelmatig, haar keel leek dichtgeknepen; ze hijgde alsof ze kilometers gelopen had. Denk aan je yogalessen, dacht ze. Dankbaar voelde ze na enkele buikademhalingen haar paniekaanval wegebben. Zuchtend bekeek ze het halfverteerd ontbijt dat aan haar voeten lag. Komaan man, aan de slag, comman- deerde ze zichzelf. Even later, ondergedompeld in een heet bad, kwam ze tot rust. Geen reden tot paniek, mompelde ze. Energiek schrobde ze haar lichaam met de harde badborstel, alsof ze daarmee ook de herinneringen weg kon wrijven. Rood- gloeiend leunde ze weer achterover, ademde diep de gepar- fumeerde stoom in. De stevige muur die haar jarenlang had beschermd, brok- kelde af. Hulpeloos liet ze, voor de eerste keer in jaren en terwijl de tranen over haar wangen in het badwater rolden, de herinneringen binnen komen.
CHANTAL DE CRAECKER HET ONVERMOGEN een fragment
Max en ik staan hand in hand naast de kist van Dirk flink te wezen. Mensen geven me een handdruk, prevelen iets onverstaanbaars en aaien Max over de bol. Voor degenen die me willen omhelzen, deins ik terug. Er zijn er die voor Max neerhurken en met hem een praatje maken. Max vraagt steeds opnieuw: Wie was dat, mama? maar ik heb niet de kans om te antwoorden. De rij mensen lijkt einde- loos. Tijdens de dienst vertelt Paul over Dirk en bedankt de aanwezige mensen, in naam van de familie. Een vriend van Dirk haalt wat herinneringen op. Na zijn woorden kijkt de begrafenisondernemer naar mij, maar ik schud haast onmerkbaar mijn hoofd. Wat ik zelf nog aan Dirk te zeggen heb, hoeft niemand ooit te horen. Max leunt tegen me aan en geeuwt, maar op het ogenblik dat de kist wordt weggehaald, trekt hij grote ogen en knijpt hij in mijn hand. Dood gaan, begraven worden, cremeren. Brenda heeft het hem allemaal uitgelegd. Ze is er zoveel beter in dan ik. Ze stelde ook voor om zelf met hem naar Dirk toe te gaan, maar ze kon me niet overtuigen. Het is beter zo. Ik wil niet dat Max s nachts wakker wordt en dat vreselijke beeld voor ogen ziet. Vr de as op de strooiweide wordt uitgestrooid, overhan- digt de begrafenisondernemer me een klein metalen doos- je. Later aan tafel valt het me weer op met wat een gemak een rouwmaaltijd overgaat in een gezellige boel. De kinderen spelen tikkertje in de zaal, ooms en tantes, neven en nich- ten, broers en zussen halen herinneringen op. Er wordt ge- lachen. Ik moet ingrijpen. Deze mensen van wie ik de helft niet eens ken moeten tot de orde worden geroepen. Dit is geen feest. Dit is de rouwdienst van een jonge man. Mjn man, Dirk De Bruin, pas achtendertig! Ik sta met een ruk op van mijn stoel en open mijn mond, maar er komt geen geluid. Voel je je wel goed? vraagt Vic, die naast me aan tafel zit. Ik geef geen antwoord, grijp mijn handtas en haast me de zaal uit. Vic volgt me en roept voortdurend mijn naam, maar ik stap snel door. In de gang houdt hij me tegen en neemt me in zijn armen. H, Greetje. Sst maar. Ik ben het. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder en heel even denk ik dat niets me kan overkomen. Net als vroeger, want ik heb een lieve, grote broer die me beschermt. Laat je nu eindelijk eens gaan, Greet. Je weet toch dat je je voor mij niet sterker moet voordoen dan je bent. Ik maak me los. Het gaat alweer. Ik red het wel. Vic houdt me een schone zakdoek voor, maar ik moet hem niet. Mijn ogen zijn kurkdroog. Hij haalt zijn schouders op en zucht. Ik wou dat ik je op de een of andere manier kon helpen, zus. Ik bijt op mijn lip. Dat kan je ook. Ik wil hier weg. Hoezo, je wil hier weg? De rouwmaaltijd is toch nog niet afgelopen? Er is nog niemand naar huis. En dan? Ik steek mijn kin vooruit. Er moet iemand de eerste zijn, zeg ik, en ik hoor zelf hoe kinderachtig dit klinkt. Vic fronst zijn voorhoofd. Wees lief en ga Max voor me halen, Vic. Ik wil met hem naar zee. Het is zo een mooie dag. Het zou zonde zijn om hier nog de hele tijd binnen te zitten. Hij schudt ongelovig het hoofd. Naar zee? Je man is net gecremeerd? Ik pak hem vast bij zijn bovenarmen en smeek hem bijna. Vic, alsjeblieft. Vertrouw me nu maar. Ik ga echt geen domme dingen doen, maar ik kan hier niet langer blijven. Hij aarzelt en mompelt binnensmonds. Straks zal hij zichzelf vervloeken omdat hij me weer niets kon weigeren. Ok, zucht hij tenslotte, ik haal Max voor je en zoek wel naar een aanvaardbare uitleg voor jullie afwezigheid. Ik tover een flauw lachje tevoorschijn en geef hem een kus op zijn voorhoofd. Je bent een schat. Ik wist dat ik op je kon rekenen.
Anderhalf uur later loop ik met Max aan de hand op de pier. Mijn vrije hand omklemt het blikken doosje in mijn jaszak. In de auto vroeg Max waarom we naar zee gingen in onze mooie kleren en zonder zijn schepje en emmertje, maar ik heb het hem allemaal uitgelegd. De zee gaat wild tekeer onder onze voeten en er staat een hevige wind. Aan het einde van de pier hurken we neer en doen we wat we in de auto hebben afgesproken. Ik neem het doosje plechtig uit mijn jaszak en samen ste- ken we het zo ver we kunnen door de houten omheining. Dan tellen we tot drie en openen we het doosje. De as waait onmiddellijk weg. Wanneer het al een beetje donker wordt, zit ik nog steeds op een bank met Max op schoot naar de golven te kijken. Ik heb hem toegedekt met mijn lange, zwarte jas en mijn kin rust op zijn blonde hoofd. Max, denk ik, het kind dat Dirk zo graag wilde.
KARINE DE GUCHT DE KROKODILWACHTER een fragment
Als het daarnet een paringsdans was, dan is dit de overgang naar het paren. Na een schuchter voorspel wrijft haar fijne lichaam weer over het mijne als een tong op een ijsje. Mijn mond dekt haar nek, haar mond mijn oren, mijn handen haar kruin, haar handen mijn borst en onze onderlichamen elkaar. De muziek geldt niet langer als alibi voor bepotelen. Mijn borsthaar lonkt naar haar. Maites bovenste knoopjes hebben het begeven en ik blaas mijn longen leeg in de tunnel tussen haar deinende borsten. Mijn handen vinden de hare en we knijpen onze verstrengelde vingers wit. Ik wrik ze los en steek mijn handen langs haar natte rug onder haar kleed. Daar blijven mijn voelsprieten niet. Met een zwaai draai ik Maite om, haar rug tegen mijn borst, mijn handen op haar buik, een pink door het kleed in haar navel.
Vamos, en ze drukt me een natte kus op de mond. We sukkelen tot onder een eucalyptusboom. Ik duw haar rug tegen de stam. De mijne drukt langs haar opgetrokken been op haar schaamstreek. Onze tongen worden pikken, onze monden vaginas. Ik til Maite op, steek mijn gezicht eindelijk tussen haar borsten en schud mijn hoofd. Ze giechelt mijn baltsgedrag weg en vlucht als een loopse hinde. Interval naar het hotel. Op de hoeken herhalen we ons hitsig spel. Het hijgen van het hollen loopt over in het hijgen van het smakken. Ons hart geeft van katoen. Voor de laatste rechte lijn houdt ze halt. Ze haalt een spiegel boven, legt een haarstreng plat, trekt haar kleed recht en dekt het toe met haar vest. Comme il faut. Er is geen beginnen aan mijn ragebol, pooierhemd en spadrillen.
Hier zijn de sleutels en voor mevrouw is er nog een boodschap van meneer Pavn.
Jouw kamer of de mijne, Bert. Neem die van jou maar. Ik speel op verplaatsing. Trouwens, ik zou vroeg vertrekken. Prima, blijf nu hier in de lift even van mijn lijf, dat ik die boodschap kan lezen. Heet hij Pavn? Nee, hij gebruikt andere namen. Er steekt systematiek in.
A, Aldaz, wil zeggen dat hij van op het werk belt. Weet zij dat hij ongestoord kan bellen. B, Benitez wil zeggen dat hij van thuis belt en hooguit een gecodeerde boodschap kan ontvangen. Zo is er C Camargo tot en met P Pavn nu. Belt hij van ergens nieuw, dan maakt hij er een letter van en laat hij haar weten waar die voor staat en wat het nummer is. Ze waren bij de O beland, een nieuw sjiek restaurant op weg naar de luchthaven. Nu P, geen idee. Waarom allemaal zo gesofisticeerd?
Een hete zoen en een minuscuul bhtje, bengelend voor mijn neus, sluiten het onderwerp af. Op die manier laat ik me graag de mond snoeren. We spreken de taal van de liefde als onze moedertaal. Haar mond bewerkt mijn oren. Mijn handen dartelen, schuiven onder haar sliprandje tot op haar kont. Zij verkent mijn lichaam, boven en onder de textiel. Ik keer haar op haar rug en plant mijn knien langs haar dijen. Zittend open ik haar laatste knoopjes, tergend langzaam. Aan mij de eer het gordijn te openen, het doek te onthullen. Na de premire vlijt ze zich op haar buik. Ik aanvaard de uitnodiging en neem plaats op haar achterste voor een korte rugmassage. Ze stoot me zachtjes van zich af en knielt achter mij. Ze drukt haar borsten tegen mijn rug en kust mijn nek terwijl ze me onthemdt. Naarmate de knoopjes lossen, dalen haar vurige zoenen. Neer, moet ik, neer. Haar handen pompen op mijn borstkas en mijn handen geleiden haar borsten. Op en neer. Haar handen duwen en tegelijk rijven en trekken haar vingers mijn rossig borsthaar in strengen en bosjes. Ik zorg voor golven in haar gitzwarte bezwete slierten. Even, want ze stapt prompt uit haar slip en ik volg haar voorbeeld. Naar de badkamer wil ze. We geven elkaar een hete douche en spelen als kinderen met het schuim. Als het weggespoeld is, draai ik snel de kranen dicht. Voor Maite een handdoek kan pakken, draag ik haar stribbelend en nat naar het bed. Ik gris de sprei af. Voor haar zijn de deken en het bovenlaken er teveel aan. Ik lig uitgestrekt, penis haaks op mijn lijf. Maite haalt haar gerief boven en schuift het condoom over mijn eikel. Nu mag het snel gaan. Ik vind een wachtende vagina in haar natte schoot. We pompen met overgave, een melodie sans gne. Mijn vogelvrije vingers kietelen Maites harde tepels die voor mijn neus cirkelen. Dan zijgt ze op mij en verhoogt het naaitempo van mijn pik. Ook bij haar kom ik eerst klaar. Ondanks de alcohol heb ik net genoeg erotische energie over om haar even ver te krijgen, of me dat te kunnen verbeelden. Gelukkig maar. We blijven nog even liggen strelen. Dan haal ik het condoom en het resterende stuk penis uit haar.
Dikke zoen, Bert. Wat zijn je plannen voor de volgende weken? Ik zou morgenvroeg een bus nemen. Daar lijkt het me nu te laat voor. Ik wil niet grof zijn. Luister. Je rept je dadelijk naar je kamer en morgen neem jij je bus en ik mijn vliegtuig, zoals gepland. We gaan ons leven niet gecompliceerder maken dan het al is. Het mijne althans.
JOHAN DE WILDE LAAT ME ERUIT!
Laat me eruit! Ik schreeuw de longen uit mijn lijf en druk mijn vuisten tegen de wand. Die geeft een beetje mee, maar niet veel. Ik ben hier al zo lang. Het is hier broeierig warm, maar toch. Er moet meer zijn. Dus ja, ik wil eruit! Nu meteen. Zo vreemd is dat toch niet? Maar het geluid wordt gedempt. Ze lijken me niet te horen. Hoe hard ik ook brul en tier, niemand merkt me op. Ben ik dan niet belangrijk? Willen ze me niet zien? Goedenavond speelman, mijn vader laat vragen Nee, nee, niet dat ver-schrik-ke-lij-ke liedje, alwr! Ik druk mijn handen tegen mijn oren in de hoop niet nog eens een tiental keren getrakteerd te worden op dat gebim- bam. Stop het, alstublieft zeg! Ach, voel hem eens schoppen, hij vindt het zo leuk als ik liedjes voor hem zing. Ja echt, ik vind het fantastisch, ik wou dat je hl de dag lang liedjes voor me zong. NOT. Waarom denk je dat ik zo hard lig te bonken tegen de wand? Omdat het o zo leuk is? Neen, omdat ik graag zou willen dat je stopt met dit oorverdovend lawaai. Als ik zou weten waar de uitgang is, dan kon ik het zelf komen zeggen. Dan zou je wel anders piepen. Leuke liedjes, wat heb je eraan? Geef mij maar rust en stilte dus blijf in godsnaam stilzitten. Ik word er nog eens helemaal knettergek van. Al dat gewiebel de hele tijd. Jongens toch Goedenavond speelman, mijn vader laat vragen En wat heb ik een honger. Ik ga nog maar eens schoppen, misschien begrijpt dat mens dan wel dat het de hoogste tijd is om te eten. Wat ben je een hevig ventje vandaag! hoor ik haar zeggen. Ik ben helemaal niet hevig, ik heb gewoon honger. Zij loopt naar de koelkast als ze honger heeft. Dat kan ik niet. Ik moet wachten tot zij zin krijgt in eten. Dan pas kan ik meegenieten. Maar wat ik dan allemaal voorgeschoteld krijg, dat kun je dus aan geen mens vertellen. Ze zouden het toch niet geloven. Meestal duwt ze hier van die vieze augurken naar binnen, bweuk. En zou ze al doorhebben dat ik nu echt wel genoeg hamburgers gezien heb voor de rest van mijn leven? Verder nog een hele lading chips en chocolade, niet te doen. En er dan maar versteld van staan als ze allemaal zeggen dat ze al een mooi buikje heeft gekregen. Je zou voor minder! Daar verschijnt die vent weer op het toneel. Hij fluistert hele rare woordjes in mijn richting. Die zijn heel erg dichtbij, ik weet niet hoe hij dat doet. Maar die vent is een beetje vreemd. Als ik hier ooit de uitgang vind, hoop ik hem niet tegen te komen. Ik weet niet wie hij is of waarom ze hem zo dichtbij laat komen. De wereld daarbuiten ken ik niet, wil ik die wel leren kennen? Bij nader inzien is het hier zo slecht nog niet, misschien moet ik toch maar hier blijven. Goedenavond speelman, mijn vader laat vragen O mijn god, wat gebeurt er? Alles beweegt hier, ik kan me ook nergens aan vasthouden. De wand is te glad. Ik glijd almaar dieper en dieper weg en zie in de verte een licht. De uitgang,de weg naar het onbekende? Wil ik dat wel? Ik probeer me te verzetten, maar het lukt niet. Het licht komt steeds dichterbij. Ik hoor stemmen. Mijn hoofd gaat eerst, ik kan er niets tegen beginnen. Nog n keertje, schat! hoor ik iemand zeggen. Het is de stem van die rare kwast. Loopt die hier ook nog rond? Nu ben ik helemaal buiten, alleen mijn rechtervoet heeft het nog warm. Een man in een groene jas helpt dat voetje even en legt me dan in de armen van die pierewiet. Dus zet ik het op een huilen. Hebben jullie al aan een naam gedacht? vraagt Groene Jas aan haar, en aan Pierewiet. Ze kijkt met betraande ogen naar Pierewiet, die haar blik blijft vasthouden. Kim, zegt ze ontroerd.
KATRIEN DIERICK BOON
Mag ik jouw spinazie zijn, ben jij dan graag de room? Als ik wild van je word, hou jij mijn hart in toom?
Ben jij de stervrucht bij het ijs, het kersje op mijn taart? Verslind ik jou de hele tijd van april tot in maart?
Blijf jij het water bij de thee, de mayonaise bij mijn friet? Als je honger plots wat kleiner wordt, verlaat je me dan niet?
Want ik lust geen mojito zonder munt, geen spekjes zonder ei. Ik ben jouw koffie in de melk en het suikertje erbij.
KATRIEN DIERICK DONKERSTEEG 2
Reikhalzend hadden mijn vrouw en ik uitgekeken naar onze nieuwe woning. Wij troffen zorgvuldig alle voorbereidingen. Wij bezochten de buurt, de straat en het huis. Als geen ander telden wij de eindejaarsdagen af. Helaas verdween, zodra we gesetteld waren, de euforie als sneeuw voor de zon. Ik kon mij niet ontdoen van een onbehaaglijk gevoel: er was meer
Over de indeling van de woning viel te discussiren. Zo verschafte het raam vanuit het tweede toilet op de eerste verdieping een uniek straatzicht. Zonde eigenlijk, want het vormde het ideale sfeerbeeld voor de masterbedroom. Onze oprit werd immers opgesmukt door een rondpunt dat bij valavond vaalgeel oplichtte. Pure romantiek. We maakten van de nood een deugd: het panorama was rust- gevend en dus ook bevorderlijk voor de stoelgang. De ha- perende straatlantaarn verstoorde jammerlijk de bezig- heid. Voor de gezondheid van mijn darmflora nam ik dan ook contact op met de gemeente. Ik klaagde het euvel aan, maar de bevoegde instantie ontkende met klem het bestaan van de lantaarn. De balievrouw gniffelde: Maar mijnheer, uw woonst is gelegen in de Donkersteeg. Door de verzanding onder het asfalt is het onmogelijk aan het eind van uw straat n van onze pittoreske modellen neer te poten. Te zwakke grond- structuur. Mijnheer de burgemeester vond het trouwens ideaal, de straatnaam indachtig. Hoe meer ik tegensputterde, des te meer de balievrouw opgloeide. Het had geen zin. Met Kerstmis in aantocht, verzoende ik mij met de flikkerende toorts. Ik probeerde er zo min mogelijk aandacht aan te schenken.
De feestdagen waren prachtig: sneeuw op kerstavond en een wit tapijt tot Nieuwjaar. Toen de dooi intrad, bemerkten mijn vrouw en ik tot onze spijt de tol van het vriesweer. Drie diepe barsten ontsierden de rotonde. Herstellingen waren noodzakelijk. Ik wendde mij met mijn beste wensen voor de tweede maal tot de gemeente. Alweer belandde ik bij de bevallige balievrouw. En alweer: Maar mijnheer, kijkt u gerust zelf. Volgens de plannen eindigt de straat op een T. Ik herinner mij nog de woorden van onze burgervader. Een rotonde kost te veel. Het gaat hier trouwens over de DonkerSTEEG. Dat is geen avenue. Voor de zekerheid verifieerde ik of mevrouw zich niet ver- giste. Donker- of Dondersteeg? Het geeft een wereld van verschil. Bliksemend werd mijn vraag woordeloos beant- woord.
Zodra ik thuis was, zocht ik brommend mijn heil op het toilet. Daar zou ik zeker het licht zien! Plotseling volgde de bevestiging van mijn krampachtige vermoeden. Een luide knal. De ramen trilden. Scherven werden de lucht in gekatapulteerd. Asfalt en al stegen onder begelei- ding van een oorverdovend lawaai de lucht in. Vanuit mijn kamertje aanschouwde ik ontzet de lancering van een vlie- gende schotel. Ons feerieke parkje zweefde op ooghoogte. Een antenne seinde ritmisch. Terwijl het ding hoogte nam, tastte ik naar mijn broek. Weg waren de onbekende overburen, weg was het punt en weg waren de buikkrampen. Met spoed verlieten mijn vrouw en ik die nacht de buurt. Hoe moest ik dit immers uitleggen aan de balievrouw?
Foto (1976): Donkersteeg 2, 1933 Sterrebeek
JOOST DE SAEDELEER DE WERELD VOLGENS MEYER
Als zelfverklaarde hoeder van het appartementsgebouw stelde Herman Meyer, een stevige dertiger, alles in het werk om het leven in zijn blok in goede banen te leiden. Hij was het alziend oog, een kapitein en pater familias, en zijn diepste, maar vanzelfsprekend ook onuitgesproken, wens was om het tot opperste rechter binnen deze mini- samenleving te schoppen. Hij vond het daarom nodig om alle bewoners van zeer nabij te volgen, hun komen en gaan te bestuderen, en alle onregelmatigheden zorgvuldig te registreren. Want onregelmatigheden hoorden niet thuis in Meyers wereld. Het uitte zich in alles wat hij deed, en vooral in de e-mailberichten die hij te pas en te onpas naar iedereen verstuurde. Die hielden altijd een terechtwijzing in, een veroordeling van nalatigheid of slordig gedrag, of een lijst van dwingende suggesties om het leven onder de bewoners aangenamer en meer geordend te laten verlopen.
(Dit om U te laten geworden dat gisteravond de poort van de parkeergarage NIET GESLOTEN was. Dit heeft in het verleden al VEEL SPIJTIGE GEVOLGEN gekend, zijnde het stelen van een koersfiets van de bewoners van woning nr. 14!!! Teneinde dit te voorkomen wil ik U dan ook vragen met aandrang om de poort ten altijd GESLOTEN TE HOUDEN. Anders zullen we erom vragen en kunnen we evengoed open deurdag hou- den!!!!!!)
Hij ontpopte zich daarnaast ook tot adviseur van binnenhuisinrichting en van de opvoeding van de talrijke kinderen van de bewoners, hij trad op als bemiddelaar als er ruzie ontstond tussen bewoners op dezelfde gang (wat regelmatig gebeurde), en was bereid om in persoonlijke details te snuisteren, uiteraard in het belang van het algemeen goed. Zijn initiatieven werden meestal niet bijzonder positief onthaald. Niemand had nood aan iemand die constant over de schouders meeloerde en commentaar gaf. In een omgeving waar de gangen en de hall als te mijden plaatsen beschouwd werden, wou iedereen vooral met rust gelaten worden. Men kende elkaar van zien, van elkaar vluchtig te passeren en een groet te mompelen, van de vage geluiden die ongevraagd door de dunne muren sijpelden; geluiden die soms te priv en te persoonlijk zijn. Geen enkele bewoner had de behoefte om meer te weten te komen, of om banden te smeden met anderen. Het was goed zoals het was. Hermans opdringerigheid botste daarom vaak op een muur van afwijzing. Maar ondanks alles hield hij vol. En van zijn talrijke slachtoffers was een non- chalante twintiger die op de zesde verdieping woonde, in het appartement vlak onder dat van Meyer. Op die manier bevond Meyer zich in een unieke positie om de levenswandel van zijn benedenbuur te volgen. Maar het vervulde hem alleen maar met afschuw: het geluid dat door het plafond en de vloer drong, de geuren die in de gang hingen als Meyer er passeerde, het uitbundige leven dat het zijne niet was. Langzaamaan groeide er een diepe haat in Meyers hoofd, en hij liet het dan ook niet na om de twintiger een zekere Adriaan het leven zuur te maken. Toen Adriaan op een bepaald moment de deur uitstapte, botste hij bijna frontaal tegen Meyer, die daar al een uur, met het oor tegen de deur, de bewegingen achter de deur in kaart bracht. Zonder inleiding of begroeting duwde Meyer hem een document in de handen: Ik denk dat je dit nog eens moet lezen, het is het huisreglement. Vooral de hoofdstukken over geluidsoverlast en netheid zijn ontzettend interessant. Ik hoop dat we het hierbij kunnen houden! En weg was hij; Adriaan bleef totaal verbou- wereerd achter. Hij had Meyer al wel eens gezien, en zijn gezeur tijdens de raad was bekend genoeg, maar nog nooit had hij met hem een gesprek gevoerd. Tot zonet had hij ook gehoopt dat zo te kunnen houden. Maar na dit onschuldig intermezzo ging het van kwaad naar erger. Meyer werd geobsedeerd door de jongeman en wilde hem koste wat het kost uit zijn blok. Hij kroop en sloop over de vloer om alle geluiden op te pikken, volgde hem wanneer hij de stad inging en fotografeerde de bezoekers die Adriaans appartement in- en uitstapten. Tijdens de vergaderingen met de syndicus, gooide hij alle materiaal, aangedikt door valse, gore details, op tafel in de hoop de andere bewoners aan zijn kant te krijgen. De meesten weigerden mee te stappen in Meyers waanzin, en negeerden hem dan ook volledig. Velen waren trouwens ook bang om in het vizier te komen van die gek. En toen, toen kwam Meyers kans. Toen hij voor de zoveelste keer op weg was naar beneden om langs Adriaans deur te passeren, zag hij dat die juist naar het einde van de gang liep om het grote raam open te zetten. De zomers konden de gangen en appartementen danig opwarmen en vele bewoners probeerden om wat lucht- circulatie op gang te brengen door alles open te zetten. Alsof hij over de grond zweefde, naderde Meyer onhoor- baar en zo snel dat Adriaan, toen hij zich omdraaide om terug naar zijn appartement te gaan, oog in oog stond met hem. Adriaan schrok zich rot, en voor hij besefte wie hij voor zich had, begon Meyer met nauwelijks ingehouden woede te sissen: Nog altijd geen respect voor andere bewoners, klootzak? Als ik jou was, zou ik heel goed op mijn tellen passen, stuk onbenul. Bekomen van de eerste schrik kon Adriaan een lachje niet verbergen: Val toch dood, zielige sukkel! Ik denk dat je best weggaat, blies Meyer, die Adriaan nu stevig vastpakte. Toen Adriaan zich losrukte en, het gezeur beu, langs Meyer de gang wou doorstappen, hield die hem tegen. Nee, ventje, ik bedoel de andere kant, zei Meyer zacht, en hij duwde Adriaan de andere richting uit. De volgende dag stond er opnieuw een apparte- ment te huur.
BART LIEVENS TOT
je genezen bent wil ik bij je blijven, nog even. Het vuur aanwakkeren, brood snijden lichtgebakken, lakens spreiden, sokken vouwen.
Als de zomer mee aan tafel zit en jij schaduwen knipt uit koperlicht, kruipt alle spinsel uit mijn hoeken. Ik neem dan een kop koffie en mijn hoed.
HILDEGARDE LIEVENS ONTELBAAR
veel namen heeft het kind dat van vrouw vervuld in losgeknoopte dagen hurkt en vergeet hoe het moet groeien.
Vele namen geef ik hem die nesten bouwt in verse aarde, voor wie de raven vluchten als hij zwart verweeft met bloedend licht.
November aan het kruis genageld, verwintert tot december met de paarse pathos van verteerde lichamen.
HILDEGARDE LIEVENS P A R T
Ik hoor je soms over de treden struikelen, elke stap blind getrouwd met het gewicht van eelt dat onder je voeten schuift. Langs de leuning vingertoppen blauw geschuurd vezelhout waarin de worm zich brandt aan de klaver van zure zomers en de winter hapert aan de stekels van altijd.
Verschrikt veer ik guret in mijn slakkenhuis. De dampende nacht splijt de raaklijn van vragen en katapulteert het antwoord.
HILDEGARDE LIEVENS DE MEEST ONTHULLENDE VAN DE ZEVEN HOOFDZONDEN
Op maandag kreeg ik plots een huilende Haeck aan mijn voordeur. Hij zag er verfomfaaid uit en, hoewel ik al vaak ondervonden had dat hij na de werkuren onmenselijk aso- ciaal kon zijn, begon hij honderduit tegen me te vloeken en te schreeuwen. De tranen stroomden bij beken over zijn wangen terwijl hij het ene zakdoekje na het andere vol- snoot en ze op mijn salontafeltje deponeerde. Harry Haeck en ik werkten samen in een Scapa-winkel in de stad. We beschouwden onszelf als behoorlijk goede vrienden, grotendeels doordat zijn vrouw geregeld met mij ging lunchen en hij mij beschouwde als een manier om haar te controleren. Naar mijn weten was alles gecontro- leerd. Hoewel ik van mening was dat iemand van het mannelijke geslacht zich in alle situaties moet kunnen beheersen, voel- de ik me genoodzaakt een tegemoetkoming te doen. Harry, kalmeer, ga zitten en haal diep adem. Ik wees hem een zetel aan, nam plaats in de andere en leunde achter- over. Hij deed wat ik zei, staarde even naar zijn bevende handen en keek me toen doordringend aan. Ze is zwan- ger. Drie woorden waren er nodig om mijn lunch weer naar boven te laten komen. Hij bleef me aanstaren tot ik, toch al ongemakkelijk met de situatie, de ellebogen op mijn knien zette. Fantastisch! riep mijn mond uit, in de hoop dat mijn geest in het enthousiasme zou volgen. Maar voor ik verdere kreten van vreugdevolle verbazing kon uiten, schudde Harry moedeloos het hoofd. Ze is zwanger. En toen: Godverdomme, Bianca is zwanger. Het feit dat hij me geen verdere uitleg verschafte, begon danig op mijn zenuwen te werken. Ik zag de witte woede op zijn gezicht nog dieper worden en in mijn hoofd ging een schelle alarmbel hevig te keer. Verdomme, ik ben vertrokken voor ik haar iets zou aandoen! Ik ben zo kwaad! Nee, razend ben ik, buiten zin- nen gewoon! Hij sprong op en ijsbeerde door mijn woonkamer, de handen op de rug en de tanden knarsend als op steen. Je wil dus geen kind? informeerde ik onzeker, maar opnieuw schudde Harry zijn hoofd. Hij bleek niets anders meer te kunnen. Natuurlijk wil ik wel een kind, maar... Hij brak de zin af en vloekte opnieuw. Jezus, Harry, wees redelijk, je bent gewoon bang. Waarom zou dit niet fantastisch kunnen zijn? Sloeg mijn stem daar over? Hij zweeg lange tijd, hij leek me opzettelijk op stang te willen jagen. Uiteindelijk ging hij zitten en stond weer op, ijsbeerde eindeloos rond mijn tafel en mompelde aldoor. Ik kreeg het er koud van, mijn hart bonkte in mijn keel alsof de hele wereld het moest horen. Wat als hij... nee, dat kon niet, geen enkele echtgenoot kwam er na de eerste keer al achter dat zijn partner was vreemdgegaan... en zeker niet als het met zijn beste vriend was geweest die als klap op de vuurpijl nog eens homo was... zoiets gebeurde nooit... toch? Hij richtte zich opnieuw tot mij, zijn ogen gloeiden van verdriet. Ik zag hem de moed bij elkaar rapen, hij hapte letterlijk naar lucht toen ik mijn mond opendeed om hem aan te sporen. Ik zweeg maar. Het kind is van een ander. Bianca heeft een ander en ik heb geen flauw idee wie het zou kunnen zijn. Ik dacht dat ik zou flauwvallen van opluchting. Harry nam opnieuw plaats in de zetel, trommelde even met zijn vingers op het salontafeltje en durfde me zelfs niet aan te kijken toen hij vervolgde: Ik heb de moed nog niet gehad het haar te vertellen, ik voel me er ook zo oneindig nutteloos door. Ik weet het al sinds vorige zomer. Ik ben onvruchtbaar.
KRISTIEN LISSENS PORTUGAL OF BAARDEGEM?
Hoe heet die Portugaan weer? Portugees, Mieke, en hij heet Jaime. Ja, dat zeg ik toch Hm, Tessa en Jaime, klinkt goed, h? Tessa legde haar lepel met een klap neer en keek haar zus Mieke woedend aan: Wil je nu even je mond houden, dom kind! Mieke leek niet in het minst van haar stuk gebracht, ze lepelde de soep grijnzend naar binnen. Wanneer komt hij aan, schat? vroeg moeder Olivia. Eind april. Dan blijft hij een maand bij ons logeren. Zeg mama, vroeg Mieke, is Jaime echt een Portugalees? Hoe weten we dat ze niet een jongen uit Baardegem naar hier brengen en ons allemaal beetnemen? Mieke, mensen uit Portugal heten Portugezen. En waarom zouden ze ons willen beetnemen? Ok dan, ik zoek het wel uit als hij hier is. Die zogezegde Portugaal zal niet weten wat hem overkomt. Mieke begon zachtjes te zingen terwijl ze in de soep roerde: Tessa en Jaime sitting in a tree, K... I... S... S... I... N... G... Tessa sloot even haar ogen, beet hard op haar tanden en concentreerde zich op haar moeder. Waar gaat hij dan slapen? Anders mag hij mijn bed hebben, ik slaap wel op de sofa in Miekes kamer. Wat denk je, mama? Niet in mjn slaapzak, als je met die Portugaler in bed... Olivia keek verstoord naar haar jongste dochter, die er onmiddellijk het zwijgen toe deed. Wat moesten ze in godsnaam een maandlang met die Portugese jongen doen? Wat is zijn familienaam? De soep liep in een straaltje langs Miekes kin terug haar bord in. Mahaime. Dus die Portugalezer heet Jaime Mahaime? Portugees! Mieke bleef schateren, leunde achteruit en greep de rand van de tafel vast om niet zijdelings op de grond te vallen. Tjonge, ze zijn echt grappig, die Portugozers!
KRISTIEN LISSENS FLASHDANS 1.
vanavond dans ik alleen met jou mijn liefste, jij bent de schaar die zich zet
in mijn slaap, mijn weerstand kartelt en mijn grenzen versnippert
dansen kunnen alleen wij, het is hallucinant hoe je mij leidt, hoe je met mij tuimelt en geniet terwijl
ik tocht, duizel en val want je nam
RENE LORIE
2. voor trees
ik ben aangestoken vuurwerk in mij flitsen ideen in drukke straten rijden
door rood
in mijn hoofd: alles rond mij slingert danst en ver- dwaalt kennis in kermis
RENE LORIE VOOR MIJN 18DE VERJAARDAG WIL IK
krimpen speels worden een speeltuin of een springkasteel op mijn kamer spelen op een plastic trompet vriendjes vragen kaarsen uitblazen zingen hiep hiep hiep hoera confetti gooien alles vuil maken in huis in de bomen klimmen op handen en voeten kruipen hinkelen springen touwtje springen mij en anderen verkleden in rare mensen hoelahoepen tekenfilms bekijken waterspelletjes & twister & indiaantje spelen zelf vuil worden iemand na-apen van hier naar daar lopen tot ik niet meer moe ben lachen roepen op de grond rollen
en daarna volwassen worden
RENE LORIE EEN MAN VAN 27
Ik doe keurig wat ik lees op het Bord met Richtlijnen: ik neem een douche, ik wrijf me droog, ik ga met mijn voeten in warm water zitten, ik betreed zonder badpak de blokhut die naar eucalyptus geurt, ik vergeet niet wat water op de kolen te druppelen, ik ga een kwartier liggen, ik denk er- aan eerst een handdoek open te vouwen. Ik zweet. Ik bekijk de betere middenklasse in haar blootje.
Dag meneer, excuseer, ik ben verbonden aan de Wellnessuniversiteit en ik voer een enqute uit in opdracht van een Bekend Merk om u in de toekomst nog beter te kunnen dienen. Ik zie dat u een man bent, neemt u me niet kwalijk, maar kunt u ook even aanduiden tot welke leeftijdscategorie u behoort? En een kruisje zetten bij het hoogste diploma dat u heeft behaald? En u oefent toch ook een beroep uit, ook al bent u op dit moment duidelijk niet aan de arbeid, maar een werkloze heeft niet het geld voor zulke vermakelijkheden. En waar woont u als u niet met uw bezwete kont hier loopt rond te draaien: in een stedelijke omgeving of op de boerenbuiten? Hoe vaak komt u hier? En keer per jaar? Elke week? Heeft u desgevallend een abonnement? Komt u altijd alleen? Brengt u soms iemand mee? Zoja, wie? Uw vrouw? Uw man? (Ja, tegenwoordig kom je die tegen, mannen die je vragen: Heb ik je al voorgesteld aan mijn man?) Indien neen, kunt u meteen verdergaan met vraag 27: hoelang duurt een gemiddeld bezoek? Wat herinnert u zich nog van uw eerste bezoek? Waren alle codes van goed gedrag duidelijk? Wist u zich zedelijk te gedragen? Komt u altijd naar dit Health Centre Oasis? Of varieert u? Waarom komt u hier? Let op: meerdere antwoorden mogelijk!
Toon me je handen, zei de man na mijn vraagstaarten. Ik deed wat hij vroeg. Hij schrok, hij had fijner verwacht. Ik verhinderde niet dat hij zijn lange vingers in mijn beitelaarsknoesten vlijde. Hij verkende mijn kootjes, mijn kneukels. Aarzelend. Vlinderlicht. Zoals een lid van Apollo 11 het maanoppervlak. Er zijn soorten zoenen, zei hij, en hij telde op de vingers van mijn handen. De warme klapzoen. De zuigzoen van zijn zuster. De ochtendzoen, die vluchtig is. De zoen op de wang. De zoen die je vooral met Walen wisselt. De beleefd- heidszoen met Nieuwjaar. De gestolen zoen. De handzoen. De nichtenzoen. De blaasjeszoen van zoon toen die een peuter was. En dan heb je de zoen van de dame met de vlezige lippen, zei hij, n die je overvalt tussen de douche en het bed van kamer 27.
We zoenden, het water van de jacuzzi rimpelde. And in his eyes I see nothing, dacht ik. Geen teken van lief- de, zelfs geen traan. Maar toen ik wat beter keek, zag ik dromen, illusies, het aftasten van grenzen. Ik zag hem blo- zen, ik zag begeerte. Blij zijn, dacht ik. Try a little tenderness.
Mijn lief dineert met haar minnaar in het Hof van Cleve, zei hij plots. En ik geef straks een privvertoning voor de merels aan het houten hek. Toen wankelde hij van me weg in de richting van de boerderij. Het leek me aangenaam slenteren over het flinterdunne sneeuwtapijt.
BEN SCHOKKAERT LE TEMPS DES CRISES
Ze bloesemt als sneeuw in de lente, het is nog vers in maart, haar borsten prijzen kersen aan.
Maar ze geurt niet echt naar gaard, eerder naar bankkantoorventen, die haar plukken in het graan,
vast een voorschot op hun rente in haar voorschoot prenten. Wat neem ik graag
de maat van haar jurk en de tijd voor haar kersen.
BEN SCHOKKAERT HUNKERING
Er staat een klasdeur open, ik gluur naar binnen:
je schrijft onder het oog van de leerkracht die even weg- kijkt, mij aanstaart.
Ik verleg mn aandacht, stap verder: geen getuige van mijn openbaring,
niemand zag me verlangen.
KONRAD STRAGIER ANNABEL 1 , 5 MAART 2020
Die dag zal je verbaasd uitroepen: Je bent er nog, ik had niet verwacht jou nog te vinden! En ik zou merken wat ik ben: een pop met blonde haren, gekleed in een muf jurkje, in een mand op zolder tussen honderd andere poppen. Natuurlijk zocht je naar mijn onderbuur.
KONRAD STRAGIER
1 Populair merk van poppen in de eerste helft van de jaren 2000 MOMENT IN DE STAD
Het is weer zon moment om te dwalen doorheen de straten van mijn ziel. Verwacht geen woord van mij, ik ga maar voorbij, met de handen in mijn zakken.
Toch grijp ik terug naar de hand van mijn kind, mijn pop en vlucht de lift in.
Buiten gaapt de wind.
Ik ben te moe.
KONRAD STRAGIER DANSE MACABRE
Brumaire plukt de kortste dag in een reispak van vallende blaren, het verwelken nog even verborgen onder een hoed van krijsende kraaien.
Ze draagt paarse nevels, haar dies irae aan het licht dat verdriet tot rijm verkilt.
Brumaire bedankt voor de ijsbloemen, glipt voorbij de grens van het graf, vergaat als rottend loof in onbenoemde aarde
En wacht op de wende.
TREES VAN AERDEBRUGGE PLAN B
Ik sta op straat. Tussen de huizen gapen holten als in een bijna tandenloze mond.
Mijn vrouw is weg. Ze verkiest het geld van hogerhand om in een dorp met hetzelfde dambordpatroon opnieuw te beginnen.
Er staat niet veel meer op het spel dan nog hier en daar een dak en een kerktoren. God geeft, God neemt
alvast zijn moeder ten hemel op. Hij weet ook niet wanneer de bulldozers komen.
Wat valt er nog te vieren dan de nederlaag door schilders op de laatste binnenmuren aangebracht en het beeld
dat een gapend venster even voor de sloop uitzicht geeft.
TREES VAN AERDEBRUGGE PORTRET VAN VERTROUWEN
Ik wrijf mijn wang tegen je tot het prikt
en ik voel
hoe zwart-wit de tegels zijn, hoe glad geboend het hout de deur omlijst, hoe mijn hoofd opschuift.
Wanneer groeipijn mij plooit, zoek ik naar je warmte, maar jij leert mij de rug te rechten tegen een stoel. Zonder vragen
herinner je me aan lege lucht. Een schrale troost.
TREES VAN AERDEBRUGGE TOVENAARSGLAS
Scherven en zonlicht. Als je het licht door een stukje glas laat spelen, krijg je een regenboog. Schoonheid vinden in wat stukgemaakt is. Ik ben stukgegaan. Eerst raakte ik een splinter kwijt, niet groter dan een glasscherf. Maar de fragmentering ging verder en wat mijn grootste angst was, werd waarheid. Mijn spiegelbeeld bleek onvind- baar. In plaats daarvan keek ik naar een vreemde. Haar ogen waren onpeilbaar, ik verdwaalde in haar reflectie. Toen hebben ze mij gebracht naar een plaats waar ze dachten dat ik veilig was, ver genoeg van de scherven om mezelf geen pijn te doen. Daar moest ik mijn veters, iPod en oorbellen afgeven. Het land achter de spiegel. Somewhere over the rainbow. Als Dorothy in wonderland reisde ik weg van de vertrouw- de wereld. Op mijn tocht ontdekte ik vreselijke plaatsen, ontmoette ik heel gewone mensen en was alleen.
De regenboog toont alle kleuren van het spectrum, rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Deze kleuren zijn waar te nemen met het menselijke oog. Maar niets sluit uit dat er ook nog andere kleuren bestaan. We kun- nen ze alleen niet zien. Ik weet nu dat er andere waarheden bestaan dan de meest aanvaarde, dat er mensen zijn die niet waargenomen worden zoals ze zijn, dat er tussen hemel en aarde zoveel meer is en bovenal, dat er engelen en demonen waken en heersen. Ik kan ze horen, hun gefluister houdt me wakker en zo droom ik overdag. Je kan een spiegel herstellen. Geduldig zoeken op de grond en alle splinters verzamelen, ineenpuzzelen en lijmen. Maar als je beter kijkt, zie je lijntjes en barsten. Ik kijk opnieuw in de spiegel en ik zie mezelf. Mijn negatief. En het is voorjaar. Na hagelbui, donderslag en regenboog, maakt de zon haar statement. De vogels kwetteren, de steenweg zoemt onafgebroken. Ik kijk naar de bomen in de tuin van de instelling. In het frisse lentelicht delen alle kleuren een kortstondige intensiteit. De hemel is oneindig blauw.
Ik ben verbonden met mezelf, door wit en zwart en alle kleuren daartussen. Doorheen de spiegel reik ik naar jou, mijn Spiegelbeeld. Mocht jij er niet zijn, ik zou vervagen als een regenboog in de hemel. Het ene moment nog volop aanwezig, het vol- gende moment geen spoor dat nog naar mij verwees. Ik en mij. Gespleten en ondeelbaar.
LIESBETH VANDERBEKE VERTALING
verzend je woorden in wolkende watten met donzende dekens stileer je kabaal
laat in slowmotion, verdragende klanken, jouw wereld verzinken in dovende taal
LIESBETH VANDERBEKE ALLES WAT VREEMD IS BUITEN
Dit is een slogan die mij nu al jaren bezig houdt. Wat betekent dat echt en hoe pak je dat nu aan? De betekenis van vreemd kan ik vinden bij mijn deskundige dikke vriend: van Dale. Die zegt dat vreemd ongewoon, zonderling, raar, abnormaal, gek, mal, curieus, komiek betekent. Sterker nog, vreemd wil ook zeggen: niet tot het eigen volk behorend, niet nationaal. Die verklaring past uitstekend bij de campagnes die regelmatig opduiken om deze slogan te ondersteunen. Het is een uitleg waar ik mij helemaal in kan terugvinden. Maar ik wil die uitspraak dan ook tot op de letter toepassen. Ik wil alles wat niet origineel Belgisch is, buiten. Dus ook goederen die niet in een Belgisch bedrijf, in een Belgische gemeente en met Belgisch kapitaal geproduceerd zijn. Om het goede voorbeeld te geven, ben ik bij mij thuis begonnen. In de keuken heb ik nog geluk. Mijn keukentoestellen zijn van Atag en Pelgrim, Belgische merken, zelfs nog uit Erpe-Mere. Maar mijn wasmachine en droogkast heb ik onmiddellijk aan de deur gezet: van Duitse makelij, raus! Ik heb ook onmiddellijk een afspraak gemaakt met de vloerder. Die moet zo snel mogelijk de Spaanse en Italiaanse tegels vervangen door Belgische. Ik begrijp niet waarom hij zo moest lachen toen ik hem naar zijn collectie Belgische tegels vroeg. In mijn kleerkast heb ik ook maar meteen grote schoonmaak gehouden. Alle kleren van bij C&A, Street One en H&M zijn de zak in gegaan. De kleren waar dit is Belgisch op hangt, kan ik met een gerust hart in de kast laten. Probleem: wat doe ik met de kleren die gekocht zijn in een Belgische winkel, maar met made in Bangladesh op het etiket? Belgisch bedrijf, Belgisch geld, vreemde arbeiders. Daar moet ik nog eens uitgebreid over nadenken. Maar nu is er wel ineens enorm veel plaats in mijn kleerkast! Mijn auto heb ik naar de schroothoop gebracht. Een Skoda van amper twee jaar oud. De oudijzerman begreep er niets van. Van die auto kon ik toch nog geld krijgen? Maar neen, als ik echt al wat vreemd is buiten wil, dan mag ik die Tsjechische auto toch niet doorverkopen aan een Belg? Ja, aan een Tsjech in Tsjechi wel. Maar dat lijkt mij toch echt iets te ingewikkeld. Ik kan die auto ook niet via het inter- net te koop zetten. Mijn PC is Japans, het operating system Amerikaans Nog diezelfde dag heb ik al mijn geld weggehaald bij de Fortisbank. Die is ook al niet meer in Belgische handen. Maar waar moet ik er dan mee blijven? Deutsche Bank? Amrobank? Citibank, Kaupting, BNP-Paris Bas,? Het is geen sinecure een bank te vinden waar geen vreemd kapitaal in zit. Gelukkig heeft KBC nog aandelen in de Belgische wapenhandel. Om mijn aandacht af te leiden van dergelijke hoofd- brekende beslissingen, ben ik maar gaan winkelen. Dat was ooit een leuke ontspannende bezigheid. Nu loop ik WE, Kruidvat en Hema zomaar voorbij. En mag ik wel bij Coolcat kopen? De verkoopster kan mij niet eens vertellen van welke origine de keten is. Esprit? De naam klinkt Frans. Mexx? Compleet gestrest en moedeloos ben ik terug naar huis gegaan. En ik ben dan maar een boek gaan lezen, van een Belgische schrijver, gepubliceerd bij een Belgische uitgeverij. Zelfs TV-kijken kan ik niet meer. Belgacom is wel Belgisch, maar mijn toestel is dat niet en het is trouwens al naar het containerpark! En ik die dacht dat het simpel zou zijn Wat zal dat geven als we met de mensen beginnen?
YANNICK VAN DER SPEETEN DIT IS VAKANTIE! - een fragment
Zijn we er bijna? Nog tien minuutjes, zegt de gps. Ik moet plassen. Ik ook, maar we moeten nog even geduld hebben. Het is dringend. Nog even geduld, nog vijfhonderd meter. Ik kan zolang niet meer wachten. Even stil nu, hier moet het zijn. Ik zie niets. Ik ook niet en al helemaal geen hotel. Gelieve om te draaien. Mama, IK MOET DRINGEND!!! Papa stopt aan de kant van de weg en ik mag tussen de struiken plassen. Oef. Mama, kom eens kijken. Ik zie allemaal water achter de struiken. Natuurlijk, je hebt net geplast. Neen mama, ik zie echt heel veel water. Dat is niet mogelijk, Narjo. De Donau ligt aan de andere kant van de weg. Toch zie ik water mama.
Blauw water.
Precies een zwembad.
Eindelijk komt mama kijken.
Goed zo, man! Je hebt het hotel gevonden! Ja h mama! Nog een geluk dat ik moest plassen, h!
YANNICK VAN DER SPEETEN KOPPEL DEUX
In onze straat zongen we graag. Kinderliedjes, top-tienhits of Vlaamse schlagers, jong en oud zong mee. Aan inspiratie was er geen tekort, daar zorgde Elvire van caf t Plezierke wel voor, niet het minst met het alcoholisch vocht dat ze graag en veel tapte. Toen Moeke en Zjangske uit het verre Brussel naar onze straat verhuisden, duurde het niet lang of Zjangske ontpopte zich tot de meest enthousiaste zanger van allemaal. Nadat hij weer eens te lang bij Elvire blijven plakken was, hoorden we hem van ver luid zingend naar huis komen. Zijn versie van Lamour est un oiseau rebelle uit de opera Carmen was voor heel de buurt het sein om het nakende schouwspel op straat bij te wonen. Zjangske belde aan bij het eenvoudige rijhuisje op het ogenblik dat zijn aria het hoogtepunt bereikte. Si je taiaiaiaiaiaime prend gaaaarde toi! Hoezeer Zjangske zijn liefde voor haar ook bejubelde, Moeke deed niet open. In Franse arias waren wij in onze buurt niet zo thuis verder dan het Lav Maria waren we nooit gekomen maar toen Zjangske overschakelde op zijn eigenste smartlap, zong de hele straat uit volle borst mee. Ach Moeke doe open. Uw Zjangske is hier. Hij heeft zich bezopen met jenever en bier. Dit was het startsein voor gekrakeel en gekijf van gene naar andere zijde van de voordeur, waarbij Moeke steevast voet bij stuk hield en hem niet binnenliet. Pas wanneer Zjangske na drie mislukte pogingen om de deur in te beuken, ineenzeeg op de drempel en als laatste wapenfeit een kletterende scheet de wereld instuurde, deed Moeke open en sleurde haar zatte Zjangske naar binnen. De dag nadien zagen we Zjangske ofwel helemaal niet, ofwel met een kleurrijk toegetakeld gezicht schuw de straat oversteken. Toen wij dan naar de reden van zijn licht aangepast voorkomen informeerden, zei hij dat hij uitslag gekregen had van de jenevers die hij bij Elvire gedronken had. Als kind was ik daar zo van onder de indruk dat ik tot op de dag van vandaag geen jenever gedronken heb. Zjangske en drinken. Het had iets fatalistisch. Met zon levensstijl zou hij het niet lang uitzingen, dachten wij. Maar toch was het Moeke die als eerste het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. Zjangske scheen er op slag door ontnuchterd. Maandenlang raakte hij geen druppel meer aan en hoorden we Franse arias noch smartlappen in de straat. Tot wanneer het Allerheiligen werd en de laatste bezoekers van het kerkhof in de eerste schemer van de avond Zjangske over de gemeentelijke rustplek zagen zwalpen. De pot chrysanten bungelde in zijn armen toen hij voor haar graf zijn bekende lied zong. Ach Moeke doe open. Uw Zjangske is hier. Hij heeft zich bezopen met jenever en bier. Twee dagen later mocht hij binnen.
ANJA VAN GEERT ZITTING
Hoe het voortaan verder moet met ons zal me worst wezen eindelijk zit ik op mijn gemak heb tijd om de krant te lezen.
Had ik je maar nooit ontmoet - beneveld door teveel cognac - en hoezeer ik je ook begeerde je was enkel sier en kouwe kak.
Afscheid nemen is een harde strijd ik heb er echt mijn buik van vol.
En nu is het zover: ik ben je kwijt het gevoel dat blijft is leeg en hol
maar de scheiding wel een heuglijk feit. Het moet enkel nog op de rol.
ANJA VAN GEERT DRIE een kindergedicht
Pif, de kat, ligt naast het bad op de mat. Ze kijkt naar
Poef, de muis, die zit op haar gat en piept zich grijs met
Pol, de hond, die bijt in de staart van
BARBARA VAN SANTEN LEIDEN
Je kijkt. Ik bloos, durf niet, wacht op de eerste toon en geniet met mijn ogen. Je
knijpt in mijn hand. Ik voel me zweven op hoge hakken en volg je snelle passen.
Mijn rechterbeen draait zich rond jou. Je duwt mij weg, trekt me naar je toe.
Je wang aait de mijne, je wacht. Ik fluister: Ik hou van tango.
BARBARA VAN SANTEN NA
Ze werpt haar schaamte af en stelt zich op voor zijn spiegel
-beeld. Ze wil hem tonen hoe ze is. Laag per laag gaat uit. Hij verliest haar
ogen bij het laatste stuk maar houdt haar hand bij zich. Ze streelt
de lieverd van zijn vingers en lippen. Hij breekt in haar leegte in.
BARBARA VAN SANTEN EVOLUEREN
we denken FOUT
we vinden het beter FOUT
we beschouwen FOUT
we concluderen FOUT
we hebben bedenkingen FOUT
we vermoeden FOUT
we overleggen FOUT
we komen op het idee FOUT
we besluiten FOUT
we veronderstellen FOUT
we oordelen FOUT
we overwegen FOUT
JUIST
INGE VAN SNICK SOMEONE HAS LEFT THE BUILDING (en toch zijn we wie we zijn)
mascarasporen & lipstickvegen glanzend gelakte nagels klauwen in een tasje
de handtekening van een avond weg
hij hinkt door een afgebroken stilettohak zijn heup schrijnt
klote glazen tafels
in de pailletten van zijn strapless jurk weerspiegelt het vaalgroene licht
het volstaat voor even
INGE VAN SNICK VANUIT DE SCHOMMELSTOEL
ze was zo mooi ik wist niet wat me overkwam toen ze instemde met me meeging mijn leven vulde
ze was zo mooi ik wist niet wat ik zag die dag toen ik thuiskwam vol vervolg -verhalen
ze liet me zo weinig
INGE VAN SNICK POPULAIRE WALTER CLOSET
Je kent veel mensen: zangers, actrices, de beenhouwer van drie straten verder, de huurmoordenaar...
Je kent al hun geheimen.
Soms voelt het goed om geliefd te zijn. Hoewel... Wie is er graag W.C.?
ANASTASIA VERLEYSEN ALS EEN LOLLY...
Hard en sappig vanbuiten, zoet en karamelachtig vanbinnen soms ook een beetje zuur of compleet anders.
Je speelt er maar wat mee en je gezicht fleurt op als een kind dat zijn eerste pasjes zet.
ANASTASIA VERLEYSEN REFLECTIES
Spiegels, ik ken ze! Herinneringen komen helder terug door een blik in glas.
Een aanblik die me herinnert aan wie ik ben, hoe ik was of wil zijn, die me doet denken of me juist wil laten vergeten.
ANASTASIA VERLEYSEN PERCEPTIE
Laat ons samen wandelen, bomen verplanten tot ze geel worden achter hun oren.
Laat ons bladeren tellen, ze vangen in hun vlucht en doen alsof we daarna rijker zijn.
Laat ons een dak van bladgroen maken, eronder schuilen zonder de vrees om doorweekt te worden.
Water is slechts een klein beetje nat.
ANKE VERLEYSEN KENNIS
Hij spant een net over zijn takken, probeert een vogel weg te houden, maar verschuift geen teen.
Soms laat hij een hoopje sneeuw los als muts op het hoofd van vreemden. Dan gillen ze onthutst.
Hij hoopt hen weg te jagen maar ze blijven aan hem hangen tot hij schors verliest.
Een boom moet weten wie zijn vrienden zijn.
ANKE VERLEYSEN HET STERVEN VAN EEN BOOM
Hij dwarsboomt haar net als zij denkt dat ze de juiste weg gevonden heeft.
Ze weet niet dat hij geen sap meer heeft en dat zijn ringen zijn geteld. Hij verroert een laatste wortel.
Zij streelt zijn bruine schors, hoopt dat hij nog nuttig wordt, dat zij hem kan bezitten.
Zijn takken breken.
ANKE VERLEYSEN WHERE NO MAN HAS GONE BEFORE
Iemand zou ooit gezegd hebben ik herinner me jammer genoeg niet meer wie dat je voor een goed verhaal drie dingen nodig hebt: een goed verhaal, een goed verhaal en een goed verhaal. Dat klinkt aardig waarschijnlijk zal de quote dus wel afkomstig zijn van een of andere bobo uit de filmwereld maar het slaat nergens op.
Je kunt het zo sterk niet bedenken, of het is al gebeurd maar het levert niet noodzakelijk een geloofwaardig verhaal op. Leg de beste mop in de mond van een slecht verteller, en het wordt een flauwe grap. Of geef een reeks heel erg flauwe grappen aan een goed verteller, en voor je t weet, lig je in een deuk. De verhalen van William Shakespeare stellen echt niet zo veel voor, drijven op de grote themas, hangen vaak met haken en ogen, ver- kleedpartijen en persoonsverwisselingen aan elkaar. Maar de manier waarop de bard van Avon een clich onder- handen neemt, blinkt zijn weinig opzienbarende, nogal eens tweedehands verhaaltjes op tot schitterende, unieke, onvergetelijke parels.
Want een goed verhaal, dames en heren, is altijd in de eerste plaats een goed verteld verhaal. Met louter gevoe- lens, diepe wijsheden of schitterende inzichten schrijf je geen geslaagd gedicht. Het zit m in de manier waarop je de zaken verwoordt en dan schrijf je een pakkend gedicht over pak weg een krop sla.
Wijlen Peter Simons, televisieregisseur en docent filmregie aan het RITS, vertelde graag hoe hij bij zijn allereerste les telkens vooraan in de klas op een stoel ging staan en uitriep: Het doet er niet toe wat je vertelt! Het gaat erom hoe je t vertelt! Waarna hij ging zitten en er nog aan toevoegde: Voil, meer heb ik eigenlijk niet te zeggen.
En toch blijft het zoeken naar die beste manier om een verhaal of gedicht onder woorden te brengen telkens weer een hele ontdekkingstocht? Ja, soms moet ik al eens den- ken aan de commentaarstem uit de generiek van Star Trek, als opeens weer die plek in zicht komt where no man has gone before.
Ik hoop dat ook u, beste lezer, in de bladzijden die achter u liggen, iets van de opwinding van onze literair creatieve ontdekkingsreizen hebt mogen ervaren.
PATRICK BERNAUW, schrijver, docent Literaire Creatie WERKTEN MEE AAN DIT BOEK
ANNE BAATHS (Tielt, 1979) is van opleiding economist. In 2009 publiceerde ze haar debuut Dochters van Europa. De levensvraag die ze zichzelf bijna dagelijks stelt: ben ik nu een schrijver die zich vergiste van opleiding, een econo- mist die na een literair zijsprongetje dringend terug aan het werk moet of toch gewoon een moeder
CHRISTINA CEUPPENS zag het daglicht op een zondagochtend in 1968. Zij schrijft al zolang ze zich kan herinneren, maar volgens haar telt het pas vanaf het moment dat ze het ook zelf kon lezen... Het is Christinas ambitie om haar creatieve uitspattingen te publiceren en gelezen te weten; ze zal niet rusten voor ze dat bereikt heeft. Of zoals Boon het zei: Schrijven zult ge tot uw laatste ademtocht, schrijven zult ge tot het uur na- dert waarin ge u voorgoed neerleggen moet...
KATRIEN COPPENS studeerde Germaanse talen. In 2005 nam ze een sabbat- jaar waarin ze een poziecursus volgde aan de Nederlandse LOI. Daarna volgde ze Literaire Creatie aan de Academie van Aalst bij Frank Pollet en Patrick Bernauw. Ze studeer- de af aan de Academie van Ieper onder leiding van Roel Richelieu Van Londersele, 1ste stadsdichter van Gent. Momenteel volgt ze poziecursusssen bij Wisper in Gent.
RITA CORTHALS is 61. Geboren en getogen in Aalst alleenstaande oma, moeder, dochter en zus. Rita heeft een stapel persoonlijke geschriften van een me- ter of twee hoog, al tien keer moeten verhuizen. Wil die graag in een boek verwerkt zien tegen de tijd dat ze naar een home moet. In 2008 besloot Rita de cursus Literaire Creatie te volgen, en merkt sindsdien dat die stapel alleen maar groter wordt. ILSE DE BAERDEMAEKER (PS Lives in Eden) (Asse, 1975) geboren en getogen in Ternat, heeft n broer en n zus en twee schatten van ouders, droomde er als kind van om schrijfster te worden, maar werd tot handels- wetenschapster opgeleid door Vlekho, en is momenteel werkzaam bij een verzekeringsmaatschappij als reporting officer. In haar vrije tijd amuseert ze zich met lezen, teke- nen en schilderen, websites ontwikkelen en schrijven. Ilse woont samen met haar zielenmaatje, en heeft als mid- dertiger heel wat dromen waaronder een boek schrijven.
CHANTAL DE CRAECKER werd geboren op 11 april 1957. Haar boterham verdient ze als vastgoedmakelaar. Sinds kort heeft ze besloten tijd te maken om te doen wat al jaren kriebelt: schrijven!
KARINE DE GUCHT (Dendermonde 1968) juichte al van op de lagere school- banken alle schrijfopdrachten toe. Een korte cursus Ho- ren, Zien en Schrijven in 2002 (Lodewijk De Raetstich- ting) smaakte naar meer en resulteerde in 4 jaar Literaire Creatie aan de Academie voor Podiumkunsten in Aalst. Karine schreef een korte roman Het Onvermogen als afstudeeropdracht in de haar typerende uitgebeende stijl.
JOHAN DE WILDE werd geboren in Kapellen een maand voor Neil Armstrong voet zette op de maan. Net zomin als Neil naar de maan, keerde Johan terug naar Kapellen. Johan vloog naar Quito en Atlanta om uiteindelijk in Aalst te landen om er kleuter- onderwijzers op te leiden. De Krokodilwachter gepubli- ceerd krijgen zou one small step for mankind, one giant leap for him zijn.
KATRIEN DIERICK (Dendermonde, 1978) Omdat talen haar beter lagen dan wiskunde, ging Katrien talen studeren. Maar omdat ze zo van schrijven en spelen met taal houdt, schreef ze zich in als student Literaire Creatie. Na een jaar millimeterwerk in de pozie besloot ze zich toe te leggen op proza. Intussen is Katriens eerste roman bijna klaar en hoopt ze dat uitgeverijen ook iets zien in Raak mij niet aan.
JOOST DE SAEDELEER (ps) stuurde ons volgende korte bio: Ik geloof dat dieren en planten praten, ik weet zeker dat kabouters bestaan en ik ben er van overtuigd dat bij volle maan de gekste dingen gebeuren. Hoewel ik de kinderschoenen ben ontgroeid (geboren in 1980, Dendermonde) probeer ik mijn jeugdige creativiteit, zowel tekstueel als illustratief een plaats te geven. Het boek Tuin op stelten, mijn eerste literaire publicatie, biedt iedereen de kans een blik te werpen op mijn levendige fantasie.
BART LIEVENS werd geboren in de tweede helft van de jaren 1970 in het stadje aan de Dender, Aalst. Sinds het begin van de jaren 1990 was hij in de ban van de Academie voor Podium- kunsten: eerst muziek, dan dictie, toneel en later literaire creatie. Rode draad is vooral taal, in al zijn vormen en ma- ten, in bittere ernst en toch met speelsheid. Eerst spreken, dan voordragen, en uiteindelijk zelf iets proberen te cre- eren, puur uit taal. Het ontzag voor dit soort magie is nooit meer weggegaan.
HILDEGARDE LIEVENS (1957) is master tolk. Zij woont, schrijft, leest en musiceert in Aalst. Hildegarde werkt in Brussel om Duits in de praktijk te brengen. Schrijven is het passionele verlangen van de door schrijvers verleide
KRISTIEN LISSENS werd geboren in Aalst, 1987. Zeventien jaar later studeerde ze als eerste Literair Creatuur af aan de Academie voor Podiumkunsten in Aalst. In haar job als logopediste zijn taal en schrijven gelukkig nog steeds dagelijkse kost. Maar in haar vrije tijd kruipt ze vooral graag met een boek in de zetel, of waagt ze zich aan enkele kortverhalen. RENE LORIE is 22 en studeert filmstudies en visuele cultuur. Daarvoor studeerde ze theaterwetenschappen met minor literatuur. Rene woont in Gent. Ze houdt van gedichten, fotografie en films, theater, reizen,
BEN SCHOKKAERT (Ninove, 1967) is een knutselaar met letters. Het liefst knutselt hij in opdracht / op verzoek. Sinds kort is hij ook een Echte Schrijver. Of toch: een schrijver met een Eigen Boek. Het koekje bij de koffie (EPO, 2011) verpakt de geschiedenis van 40 jaar wereldwinkels in een verhaal over socialistische suiker, kromme bananen en roze stoelen. Niet zo literair creatief, denkt u? Ontdek het zelf op www.benschokkaert.be
KONRAD STRAGIER leert Slavische talen aan de universiteit van Gent en spelt met taal. Je kent hem wel van wereldberoemde uitspraken als there is nothing but jazz en nog nader te publiceren bestsellers zoals Bij mij waart ge veilig, Zwarte man, witte was en De mammoetbrengers.
TREES VAN AERDEBRUGGE overtuigde zichzelf met Ik kan het wel, ik kan het wel... toen ze het eerste jaar Literaire Creatie begon. Nu ze afgestudeerd is, schrijft ze: Ik kon het niet, ik kon het een beetje, een vaag vermoeden als een onzeker licht dat lijkt op een luchtspiegeling. Ik kon al iets, zon petieterig lijntje dat goed stond, goed klonk met waarschijnlijk dubbele bodems en een vleug vlug vervlogen erotiek. Ik kan het, een stem die de dialoog aangaat met de wereld.
LIESBETH VANDERBEKE (Aalst, 1979) studeerde Germaanse Letter- en Taalkunde. Nadien ging ze aan de slag als leerkracht Nederlands- Engels op de DvM-Humaniora in Aalst. Woorden, en dan vooral de liefde voor de belletrie loopt als een rode draad door haar leven. Altijd aan het lezen, meestal de schrijfsels van anderen, wilde ze weleens iets anders, en begon te schrijven. Daar is ze voorlopig nog niet mee gestopt
YANNICK VAN DER SPEETEN werd geboren in 1962 in Aalst. Van kinds af aan schrijft ze verhalen, maar ze durfde pas recent een opleiding te volgen. Met zakelijk schrijven verdient ze haar dagelijkse kost. Kinderverhalen en toneel zijn haar grootste uitdaging. Een beker vol gedichten laat ze liever aan zich voorbij gaan.
ANJA VAN GEERT (Aalst, 1967) spendeerde sinds haar geboorte ruim 111 da- gen in het kleinste kamertje. Het biedt haar gelegenheid tot diepe inzichten, tot het lezen van boeken of zorgt bij vlagen voor inspiratie voor een gedicht. Op andere mo- menten schreef ze dan weer verhalen voor kinderen uit de basisschool. Zo werden Kwistenbiebel, Code Casablanca (2008) en Operatie Opgespoord (2010) gepubliceerd bij uitgeverij Die Keure.
BARBARA VAN SANTEN (Aalst, 1983) probeerde al tijdens haar middelbare-school- opleiding een roman te schrijven. Ondanks vele pogingen, bleef het manuscript in de kast liggen. In de zomer van 2009 schreef ze zich in voor een driedaagse schrijfcursus van Vormingplus. Toen raakte ze echt goed gebeten door de schrijfmicrobe en kon ze de pen niet meer neerleggen. Hoewel ze er altijd van uitging dat proza haar ding was, ontdekte ze dat pozie en verhalen voor beginnende lezers haar echt na aan het hart liggen.
INGE VAN SNICK stuurde ons, als antwoord op onze vraag of ze een biootje voor dit boek wilde leveren, deze tekst: Toen ik in de jaren zestig licht zag, werd ik een Inge. Ik loop hier al een tijdje rond maar blijf mijn ogen uit-kijken tot het tijd is. Iets zeggen over schrijven kan volstaan met: het boeiende van woorden zal me altijd wel ergens blijven raken. En ja, dat is boeiend met alles erop en eraan.
ANASTASIA VERLEYSEN werd geboren in het jaar waarin Muren vielen, zag het le- venslicht in het Dendermondense. Na 18 jaren in het Aalsters paradijs trekt ze naar katholiek Leuven en de Franse romantici voor de opleiding Taal- en Letterkunde om drie jaar later uit te komen in Dantes stad en van dicht- bij Berlusconis val maar vooral de Italiaanse literatuur- stromingen bij te wonen.
ANKE VERLEYSEN (Dendermonde, 1983) schrijft al sinds ze een balpen kan vasthouden. Wat uit haar pen komt, is prachtige pozie! Door de geboorte van haar kinderen lag deze pen een aan- tal jaren neer, maar met de Literaire Creatie heeft ze haar liefde terug opgevist. Zijzelf noemt dit het beste wat haar ooit is overkomen en sindsdien kan ze niet meer stoppen met schrijven.