You are on page 1of 85

Dionysius de

Areópagiet
Dionysius de
Areópagiet

© 2008 “Dionysius de Areópagiet”


www.areopagus.nl
Proloog
“Dionysius de Areópagiet” is het pseudoniem van
een onbekende schrijver die rond 500 n. C.
invloedrijke werken schreef.

Hij vermengt elementen uit de joods-christelijke


traditie met de laat antieke beschaving van
Griekenland.

Hij is een mystiek denker en een bevlogen


commentator van de hoofdstromingen van de tijd.

Nu is Dionysius de Areópagiet de schuilnaam van


een schrijver, betrokken bij Areópagus in
Monnickendam, en commentator van de wereld van
kerk, cultuur en samenleving.
inhoud
En dan, wat is cultuur nog in dit land?......................2

Schoonheid...............................................................4

Rimboe.....................................................................6

Ijs · .......................................8

Areópagus kassiewijle?...........................................10

Bus · ...................................12

Wouter....................................................................14

Incorrect.................................................................16

Broekriem...............................................................18

Armoede.................................................................20

Broek......................................................................22

Troje........................................................................24

Blues in Waterland..................................................26

Kras........................................................................28

Spaarzegels............................................................30

Hummelo................................................................32

Ommegang.............................................................34

Lintje.......................................................................36

Kast · ..................................38

Neem de tijd...........................................................40

Zestig.....................................................................42

Retour, graag..........................................................44
Vakantie..................................................................48

Reizen.....................................................................50

Opera......................................................................52

Van de Straat..........................................................54

Vies en Vet..............................................................56

Riool.......................................................................58

Catwalk van het paradijs........................................60

Varen......................................................................62

Donner....................................................................64

Rekening Rijden......................................................66

Minderheid..............................................................70

Misdaad..................................................................72

Percies....................................................................74
1
En dan, wat is cultuur nog in dit
land?
november 2002

Cultuur in dit land is met honderden tegelijk je


persen door het Mauritshuis om een tentoonstelling
over 17e eeuwse koude winters te zien. Een
verzekeringsmaatschappij, met schaatsers in de
reclame, ziet er brood in. Sponsor dus en als
opleukertje een ijsbaan in de Hofvijver. De
schilderijen zijn klein. Als ik ze kon zien viel het me
tegen. Knoestig geschilderde ijspret uit de
Kunstfabriek. Zo hebben de schilders zich zelf ook
gezien, denk ik. Op een elkaar beschaafd
verdringende culturele 50+ elite hadden ze niet
gerekend. Maar wij waren van de straat.

De familie kwam over. Wij hebben een brede


belangstelling dus gingen we iets cultureels doen.
Naar Haarlem voor de Ruysdael-tentoonstelling.
Landschappen en luchten. Het affiche toonde een
onaangename boomstronk in een onprettige
kleurstelling. Meer iets voor een fallus-cultus. In het
Frans Halsmuseum trokken we langs een
onafzienbare reeks rivieren met gefantaseerde
heuvels, huisjes, herders en honden, veelal in
drabbig groen en modderig bruin. Veel van
hetzelfde. Ook de zo geroemde luchten konden me
niet imponeren. Bleek blauw met ingezakte
breibollen.

Een paar dagen later dreef ik in de Gouwzee. Op de


rug en dan maar kijken. Een hemelkoepel van 360°.
Schitterende bouwwerken in het oosten.
Onafzienbare kudden schapen in het westen. Een
magistrale regenbui boven Broek. Als toetje een
vliegtuig met een streep tegen het azuurblauw. En
Marken in het licht tegen een donkere hemel.

2
Nooit zag ik Hollandse lucht als deze middag. Het
had te maken met dat Frans Hals-hol in Haarlem.
Daar ontbrak wat hier in overvloed was: ruimte,
kleur en licht. Dankzij het bezoek daar, dreef ik hier
feestelijk rond.

Areópagus organiseert geen excursie naar het


Mauritshuis of het Frans Halsmuseum.

Wel een rondleiding in het Stedelijk Museum over de


tentoonstelling van de Nieuw-Zeelandse schilder
Colin McCohan. Een dwarse outsider die de velden
van geloof, cultuur en maatschappij eigenzinnig
heeft verkend.

En volgend jaar komt er een Areópagus-


rugdrijversclub. Elke week steken we van wal naar
het midden van de Gouwzee om daar drijvend de
mystieke invloed van de Waterlandse luchten te
ondergaan. Als betere mensen komen we uit het
water.

Opeens zie ik het doek ‘Gezicht op Haarlem’ van


Jacob van Ruysdael. Een lage horizon met een
blekersveld in het licht, een knoert van een
Bavokerk in het midden en daarboven - ik kan het
niet anders zeggen - een Gouwzeelucht. Of mooier?
Toch een Ruysdaelluchtclubje volgend jaar? Als ú het
wilt want dogmatisch zijn we niet.
Dionysius de Areópagiet

3
Schoonheid
december 2002

Dan zal ik de koning in al zijn schoonheid zien…


Jesaja 33 : 14

Ooit wist je in de stad alle uitgaansgelegenheden,


nachttenten en trendy modeshops.

Daarna ging je belangstelling uit naar mooie


gebouwen, boeiende tentoonstellingen en
wandelingen van d’Ailly. Nu is de tijd gekomen dat je
het netwerk van openbare urinoirs als het
belangrijkste coördinaten-sisteem van de stad ziet.

Voordat je een Amsterdamse krul betreedt, moet je


alle menselijke waardigheid overboord zetten. Er zijn
ook andere oplossingen. Het allermooiste toilet
bevindt zich in de V & D van Noord. Een blinkend
waterparadijs ontrolt zich voor je ogen. Alles geurt
en fonkelt feestelijk. Een aardige toiletjuffrouw in
plaats van de hellehond die er meestal zit te
grommen. Een paar rustbanken erin en je hebt de
ideale loungeruimte. Een recreatieoord met vijf
sterren.

De WC’s van de McDonalds zijn minder maar er zijn


meer van.

Tot voor een jaar gratis als je tenminste deed alsof je


op weg was naar een Big Mac. Nu zit daar ook een
mevrouw met een bril en een grote breipen, bedoeld
om wanbetalers te imponeren. Vergeleken met een
krul is alles de hemel. Mijn kleindochter verdiepte
zich in een franse friet en ik, niet zo McDonald-
achtig maar lichamelijk opgelucht, deed het met het
uitzicht. Daar gebeurde het. Aan het tafeltje naast
ons zat een werkelijk verschrikkelijke mooie vrouw.
Zo nu en dan riep ze iets dreigends tegen haar
zoontje en ook haar vingers zaten onder de

4
mayonaise, maar ik kon mijn ogen niet van haar
afhouden. Naomi Campbell was bij haar vergeleken
een nachtmerrie. En dat zat zo maar hier,
onbewaakt, in de McDonald in de Kalverstraat.
Besmuikt beschouwde ik dit kunstwerk. Alle 141
nationaliteiten van Amsterdam hadden hun sporen
in haar achter gelaten, kortom hier zat de Universele
Schoonheid. Ik was helemaal van de kaart. Het
duurde een tijd voordat ik weer kon denken. Ik houd
mij zelf voor een redelijk mens, mijn ouders hebben
me goede manieren bijgebracht en emoties moet je
kuisen. Ze sleuren je anders mee en weet jij waar je
belandt? Wat zat ik hier te loeren? Als ik gluur,
gluren al die andere 8 miljoen mannen ook. En 8
miljoen vrouwen ook al is het maar uit jaloezie. Deze
friet-eetster heeft dus geen leven. Het was een
wonder dat ze hier nog met haar zoontje kon zitten.
Waar waren haar bodyguards? Echte schoonheid is
ondragelijk. Je hebt geen leven. Het is een variant
van koning Midas: als je zo mooi bent verandert de
hele buitenwereld en onder al die blikken is gewoon
leven uitgesloten. Echte schoonheid verschroeit en
is uiteindelijk vernietigend. Nietsvermoedend van
mijn diepgaande gedachten gaf Naomi in het
kwadraat haar zoontje een corrigerend tik. Maar ze
bleef even mooi.

De profeet Jesaja zegt dat we de koning in al zijn


schoonheid zullen zien. Dan lopen we geen
schroeiplekken op. Schoonheid is niet meer
bedreigend meer maar het natuurlijke landschap
waarin wij leven.
Dionysius de Areópagiet

5
Rimboe
februari 2003

Zuidelijk van Utrecht en achter Amersfoort begint de


rimboe. Je verstaat de mensen niet en de culturele
hoogtepunten zijn ‘Normaal’ en fjerleppen..

Aan schouwburg, opera en concertgebouw doen ze


daar niet. Voor echte cultuur moet je in de Randstad
zijn. Neem Waterland. Een stadje en acht dorpen.
Nauwelijks witte schimmel. Bij donker durven we er
nog op uit. Rustieke criminaliteit en we bulken in het
geld. De genoegens van de stad zijn dichtbij. Niet
dat we die musea, schouwburgen of opera daar
bezoeken maar áls we zouden willen, kunnen we.
Daar gaat het om..

De kernen van Waterland staan er ook goed bij.


Overal mooie. dorpshuizen, verenigingsgebouwen,
bibliotheken en blijde mensen voortdurend op pad
om met elkaar cultuur te bedrijven.

Gestimuleerd door een in kunst geïnteresseerde


overheid komt het beste en het mooiste bij onze
burgerij naar boven.

Voorbij Utrecht en achter Amersfoort begrijpen ze


dat niet..

Soms gaan wij op expeditie. Joseph Conrad


beschreef de tocht naar ‘The heart of darkness’, de
held in Apocalyps Now vond zijn colonel Kurz diep in
de jungle,wij gaan naar de nachtzwarte kop van
Overijssel. Hier stemmen ze nog SGP, ze geloven in
God en funshoppen doen ze niet op zondag. Kortom:
achterlijk. Cultuur is een beschilderde melkbus of
een Staphorster mutsje.

We kijken rond in het plaatsje Zwartsluis (formaat


Ilpendam, Marken en Broek) vlak bij Staphorst en

6
stuiten op een prachtig nieuw gebouw. De naam:
‘Kulturhus’. Een wat?

We gaan binnen in een grote zaal waar de


bibliotheek is met ruimte voor lezingen en
voorstellingen. Deuren geven toegang tot
kinderopvang en peuterspeelzaal, er is een directe
verbinding naar het zorgcentrum en een grote zaal
voor 250 bezoekers. De locale zender zit in een hoek
naast de 20 meter lange wand voor wisselende
exposities. Gehandicaptenappartementen
(Philidelphia) en seniorenwoningen zijn binnendoor
bereikbaar. ‘Cultuur is alles want mensen bindt’,
zeggen ze.

Uit noordelijke landen is het idee van een Kulturhus


komen aanwaaien, een soepele combinatie van
algemene diensten (VVV, post, bank, politie enz.),
plaatselijke initiatieven en non-profit organisaties.
Vaak is de bibliotheek als informatiecentrum het
centrum. Maar het hoeft niet. Allerlei variaties zijn
denkbaar. In Zwartsluis kostte het Kulturhus twee
miljoen gulden, anderhalf voor de gemeente en een
half voor de Provincie. We rijden terug naar het
verlichte Westen. Daar passeren we een pittoreske
ruïne van een verenigingsgebouw, een vergrendelde
accommodatie en ondergaan we de vertrouwde
windstilte in ideeën over cultuur op de vierkante
kilometer.

Misschien moeten we gaan nadenken over


cultuurbeleid. Vanuit Zwartsluis willen ze ons wel
ontwikkelingshulp geven, zeggen ze.
Dionysius de Areópagiet

7
Ijs ·
maart 2003

Wat smaakt lekkerder: één ijsje of vijf ijsjes? Ieder


die vlak na de oorlog opgroeide in een groot gezin
met weinig geld weet het antwoord: vijf ijsjes. Hoe
meer hoe liever. Deze generatie zit met de
gevolgen: bolbuik, opblaasbil, hangwang en
speknek. Overdaad slaat genadeloos toe. Zet je geld
op Weight Watchers, hét concern met toekomst.

Op het programma van Areópagus staan 13


evenementen. Is dat niet wat veel? Zijn we
megalomaan bezig?

Dit moet leiden tot overconsumptie en


oververzadiging.

Zoveel culturele eggheads, politieke diehards of


kerkelijke grootgebruikers hebben we toch niet in
Waterland?

Hier zijn we gezond sceptisch en licht wantrouwend.


Iets nieuws? De hakken in het zand onder het motto:
‘Mij krijg je niet gek’? Kortom: vier avonden in de
maand zijn net zo mooi als dertien. Daar zit wat in.

Maar Areópagus wil het breed zien. We hebben drie


prioriteiten: kerk, cultuur en samenleving. Dat is
geen voor de handliggende combinatie. Met veel
grensconflicten.

Gelovigen wantrouwen ‘heidense’ cultuur en alle


politici behalve Balkenende. Cultuurfreaks weten
niets van kerken en voelen zich te goed voor
politiek, de politieken kunnen het woord ‘cultuur’
niet spellen en gelovigen horen in een reservaat,
vinden ze .U ziet: we formuleren nog rustig.

Wie kent een plek -buiten Areópagus- waar al deze


mensen in vreedzame coëxistentie leven? Het
8
vereist wel veel zendingswerk: daarom hebben we
die avonden hard nodig. We houden van reuring.
Dan leer je elkaar kennen. Geen voorzichtige witte-
schimmel-programmering met tuinieren voor
mevrouw en bridgen voor beiden.

Areópagus zit anders in elkaar. Als we aan ‘kerk’


doen, gaat het er kerkelijk aan toe: tegenstrijdige
geluiden en desnoods rollen we over de vloer. Dat
doen we in de kerk altijd al.

Als we ‘cultuur’ liefhebben kunnen de contrasten


niet groot genoeg zijn. Hoog elitaire kunst - bij
voorkeur volstrekt onbegrijpelijk - naast banale pret.
Een pandemonium.

Als we ‘samenleving’ zeggen houden we het simpel.


Alle denken begint bij tegenspraak. We happen ons
vast in broeken en rokken van politici of
voormannen: zij mogen ons losscheuren. Verhitte
debatten met verzoening in het café! Dat zijn
geslaagde bijeenkomsten.

En dan nog al die dwarsverbindingen. Dertien


avonden met een missie: het is eigenlijk te weinig.

Areópagus is een winkeltje met veel verschillende


smaken ijs. Een piepklein zaakje en een breed
assortiment. U mag langskomen als eenmalige
ijsgenieter of Areópagus-junk.
Dionysius de Areópagiet

9
Areópagus kassiewijle?
april 2003

Areópagus is een proefproject. Een heel seizoen


2002/2003. Hebben we bestaansrecht? Is er reden
om door te gaan?

We tellen eerst onze zegeningen: Hilde Klok


bemoedert dit krantje en vele lopers/fietsers
verspreiden het in Waterland.

Affiches hangen overal. Het thuishonk, de Lutherse


kerk, is een wonder en Lutheranen blijken flexibele
mensen te zijn. Samenwerken gaat plezierig met De
Bolder, de Bibliotheek, Kunst Kijken, NIMO-boek, de
Raad van Kerken etc.

Het programma had succes: kerk, cultuur en


samenleving in een goede wisselwerking. Er kwam
vaak veel volk.

Dus wat zit je nou te zeuren met je Areópagus


kassiewijle (een jiddische uitdrukking die dood of
verdwenen betekent). Er zijn zorgen: de harde kern
is klein. Te weinigen doen te veel. Dat ligt ook aan
die kern zelf, zeker.

Het is bij ons zoals bij alle clubs: één avond willen
mensen wel komen (gelukkig!), voor mee
organiseren zijn ze minder enthousiast en besturen
is te veel gevraagd.

Areópagus heeft geen enkele vanzelfsprekende


structuur achter zich. Alles is uit het niets
opgebouwd. Het loopt eigenlijk heel aardig. Bij het
krantje van mei (de laatste van dit seizoen) gaan we
opnieuw uw talenten afgrazen via een verleidelijk
formulier. Daarover de volgende maand.

10
In dit maandbericht gaat het verder over de
achterban. Hebben we die? En wat is dat, een
achterban?

Voor ons is een achterban een vrij grote groep


mensen die op een zekere afstand ons volgt, soms
verschijnt en één keer per jaar dokken. In de
wachtkamer van de tandarts trof ik een kenmerkend
lid. ‘t Heeft kwaliteit’ zei hij waarderend ‘maar er
komt bij mij steeds iets tussen’. Dat zeggen veel
mensen Uit verplichting gaan hou je niet vol.
Areópagus dient programma’s te maken die mensen
trekken. Een avond met 20 bezoekers kan geslaagd
zijn. De charme van het kleinschalige en intieme is
onze kracht. Dat kan alleen vanuit een flinke basis
die ons steunt. Financieel vooral.

Aan het begin van dit seizoen wilden we aan het


eind graag 200 donateurs/vrienden hebben. We
hebben mensen nodig die in 2003 al betaalden
(rond de 50) of dat gaan doen (nog 150). Hun
donatie geldt tot het eind van 2004!

Hang tot 15 mei het bijgeleverde Areópagus-affiche


voor het raam, bekijk het hele programmaoverzicht
van dit seizoen en wordt dan giraal daadkrachtig.
Dionysius de Areópagiet

11
Bus ·
september 2003

In de knieholte van de Gouwzeedijk stond opeens de


bus, meer een fata morgana dan een
vervoersmiddel. Wat een schilderachtige puinhoop.
Met elastiekjes en tape aan elkaar geplakt,
geblindeerd en gebarricadeerd, de motor ontbrak.
Regelrecht uit Serajewo. Geen mens te zien!

Hoe kwam die bus daar? Van wie was dat ding?
Mocht dat allemaal zo maar? Ik reed bijna rechtdoor
het water in bij mijn pogingen niets te missen. Elke
keer was er iets veranderd, een trapje, een raam
open, een deur dicht maar nog steeds niemand te
bespeuren.

Een roversbende uit Tsetsjenie, aspergestekende


Polen of . een rondtrekkende kunstenaar? Je fantasie
slaat op hol. Vreemd: in al die weken geen mens te
ontdekken. Wel verplaatsten zich onderdelen op
geheimzinnige wijze.

Op een goede dag zag ik een kat binnen en -in een


flits - een arm van iemand? Mijn tegenligger kon
alleen door een ruk aan het stuur zijn ondergang
vermijden.

Elke dag bracht ik thuis aan tafel verslag uit over de


bus. Nu was er weer een sjaal gebonden om de
koplamp, het raampje stond open en meer van dat
soort sensationeel nieuws. We bespraken de
mogelijkheden van extra sloten. Streekbladen - die
ik spel -gaven geen nieuws.

Opeens was de bus weg. Is er ooit een bus geweest


of was het verhitte fantasie? Ik mis de bus nog elke
dag. Nu is de knieholte is leeg en wat overblijft is
een saaie dijk..

12
Waterland is een stuk armer maar ooit staat ie er
weer.

Als mensen geloven wat ze zeggen ziet de wereld er


anders uit. Cultuur is een daad van hoop omdat de
ontroering boven het maaiveld uitkomt. Politiek is de
kunst van het liefhebben van de gemeenschap.

U heeft Areópagus als de bus, voor het komende


anderhalf jaar, in de knieholte van Waterland
geparkeerd. Het wachten is op uw fantasie en
verbeelding. Net als bij de bus.

We hebben zelfs een bestuur van 7 mensen: Sake


Tuinsma, Heleen Calkoen, Margreet Udo, Gre Mars,
Els van der Lingen, Hilde Klok en Rieks Hoogenkamp
maar dat is niet zo belangrijk. Zij zijn slechts de
morsige bemanning, het facilitaire bedrijf van een
fata morgana. In de knieholte van de gemeente
Waterland hebben wij u en ons geparkeerd. Ter
verontrusting, tot verbazing, met vastberadenheid,
ter prikkeling en tot ontroering. Ze zullen over ons
praten.

Areópagus is een visioen dat anderhalf jaar blijft.


Dionysius de Areópagiet

13
Wouter
oktober 2003

Op een rommelmarkt een verzamelplaat van Freddy


Quinn gekocht. Seine grosse Erfolge. Die Gitarre und
das Meer, Junge, komm bald wieder, Heimatlos… Bij
mij had het draaien van de LP het effect van
tuimelen door tientallen jaarverdiepingen tot ik
belandde in een warme zomer eind vijftiger jaren.
Een jongen die nog van niets wist (Rob de Nijs!), een
Duits meisje minstens twee jaar ouder, weilanden en
bossen, overal zon. Ik wist niet dat ik het nog in me
had, die zomer. Ik duik in een kast en vindt het
boekje met kampliederen uit 1958. Haar naam staat
erin! Monica Hardt. Hoe zou ze er aan toe zijn? Een
Derrick-mevrouw, een helleveeg of zelfs dood? Of
gewoon een aardig mens? Ik hoef het niet te weten
als ik maar die melancholie om alles wat voorbijgaat
en nooit meer terugkomt mag houden. Freddy Quinn
heeft daarvan de sleutel. U vindt het een slijmjurk?
Dat interesseert mij niets. Ik hoop dat er bij u nog
binnentuinen geopend kunnen worden desnoods
met Cage of Satie.

In het gedicht van Gerrit Achterberg met de naam


‘Deisme’ wordt Christus aan het eind opgevoerd als
koopman in oud roest. Hij vindt de mensen
(achtergelaten als lege vaten). Dat is afgesproken
met de Vader (‘gesmoesd’) dat hij ons juist in zo’n
conditie vinden moest. Dat gedicht is fascinerend.
De één ziet de komst van Christus als een grote
optocht in Brussel (Ensor), een ander meer klassiek
op een pakket wolken, maar ik zie een oude pickup-
truck met een zootje roestig ijzer erop. Aan het
stuur: Christus. Geen oudroestwagen ontgaat me
meer. Altijd kijk ik. Christus woont vast in een
woonwagenkamp. Vandaar rijdt hij uit met een oud
wagentje en ik mag mee. Tussen vergane vaten en
oude bedden zal ik zitten. Zo komt hij, zeker.

14
U vindt dat misschien belachelijk. Dat is wel zo
verstandig. U gelooft nergens in en gelijk hebt u.
Zeker niet in de kracht van een gedicht dat de
werkelijkheid omvormt en naar zijn hand zet. Toch
zijn er woorden, beelden bestand tegen alle
verstand. Want wie krijgt een mens anders open?

De Wittenberg-lezing wordt dit jaar gehouden door


Wouter Bos. Waar wij die avond niet op zitten te
wachten is een opzetje van spindoctors, een door de
jongste Bosjesman in elkaar gezet praatje,
negendehandse socialistische afleggers, obligate
grappen en acteren voor de krant. Minimaal willen
we een paar zinnen horen die Wouter bij de strot
grijpen. Wat we willen meemaken is omgewoelde
hartstocht voor de publieke zaak. Zijn Freddy Quinn
en Gerrit Achterberg. Anders had Luther net zo goed
thuis kunnen blijven 486 jaar geleden. Knus in het
klooster. Wij hadden dan geen woorden aan de wand
gezien.
Dionysius de Areópagiet

15
Incorrect
november 2003

Toen we op de bushalte van Broek stonden werd er


vanuit een passerend Volendams busje erotiserend
naar mijn vrouw gefloten. Een lage toon, dan een
kwint hoger en met de glijbaan naar beneden. Mijn
echtgenote nam meteen de houding aan van: ‘ik
hoor niks, maar érg vind ik het niet’.

We bespraken de verschillende mogelijkheden.


Stond de zon laag? Zit er een steekje los aan alle
Volendammers? Floten ze naar mij? Vooral dat
laatste leek uitgesloten. Mijn vrouw hield het er op
dat ze geen vormeloos vest aanhad zoals
gewoonlijk. Haar dag was goed. Geef haar ongelijk:
een eerzame oma met een kleindochter van tien en
dan nog heerlijk incorrect door mannen nagefloten.

35 jaar geleden liepen we door de stad.


Fluitconcerten vanaf in aanbouw zijnde panden! Een
heel concertgebouw! Mijn vrouw gaf geen sjoege,
maar helemaal ongelukkig leek ze niet met al die
belangstelling. Ik liep er wat dubbel naast. Het is
natuurlijk mooi dat jouw geliefde algemeen
gewaardeerd werd maar het maakt ook attent op de
altijd aanwezige concurrentie. Een mooie vriendin is
een wankel bezit. Muzikale toenaderingspogingen
zijn dan bedreigend.

In die jaren had je groepjes bewuste vrouwen die


systematisch naar mannen gingen fluiten. Om ze te
laten voelen hoe erg het wel was en hoe ordinair.
Veel hielp het niet. Incorrectheid is aantrekkelijk.

Op de tweede pagina van de bijbel verschijnt de


foute slang. Een kerk is niets zonder zonde. De mens
is geneigd tot alle kwaad: dat is zijn hobby. Wat
heeft een geestelijke nog te doen als
gemeenteleden zonder zonden zijn?

16
Cultuur is naar haar wezen alleen maar ‘not done’.

Braafheid is niet amusant of ontroerend, goedheid


verveelt.. Stel je voor: ‘Who’s afraid of Virginia
Woolf’ als schuldeloos samenspraakje, de trilogie
‘The Godfather’ zonder kogels, verraad, bloed,
geweld en slechtigheid.. Voor oppassendheid komen
mensen niet uit hun huizen.

Maar dan de politiek. De enige plek in de


samenleving waar van de spelers geëist wordt dat
ze zuiver zijn. Een fout bonnetje voor een kopje
koffie kost je tien jaar later de kop. Voor wat anderen
gedaan hebben mag je als minister opkrassen. Je
huwelijksleven hoort saai te zijn en vermijd alle
openbare parken. De critici hebben het steeds over
onkreukbaarheid. De huichelaars. En dat voor
mensen die zelf veelvuldig aanrotzooien. Maar ja, zij
zijn geen politici. Politici verdienen ons aller
mededogen. Onbevlekt blijven is nog moeilijker dan
onbevlekt ontvangen.

Dat overdachten we op de bushalte van Broek. Daar


staan we regelmatig nu om dat ene busje weer te
zien passeren.
Dionysius de Areópagiet

17
Broekriem
december 2003

Wij wonen in Waterland. Op stand. Dus hebben wij


een abonnement op het Concertgebouw. Nou ja, op
het Nederlands Philharmonisch Orkest.

Je gaat een gecapitonneerde schoenendoos binnen


met de temperatuur van een verzorgingshuis.
Binnen de 10 minuten slaap ik. Zelden zoveel dure
krachten op zo’n omslachtige manier in de weer
gezien een emotie over te brengen. Wat wil die
Mahler nou precies met dat andante?

Dan Emmylou. Emmylou wie? Emmylou Harris. The


queen of country, de gazelle van Birmingham, de
giraffe uit Nashville. Na één regel voel je waar het
over gaat. Om de regionen achter de broekriem. Een
stem als een kolentrein. Op 3 december was ze te
zien en te horen in de Pepsi Stage, naast de
Heineken Hall en Pathé, het ‘nieuwe culturele hart
van Amsterdam’. Mijn maat en ik kochten als
eersten kaarten, maar we zaten op de 18e rij.
Fijngevoeligheid van de directie? Ze is tenslotte al
56 en enige afstand is geboden. Eerst draagt ze iets
roods.

Dat had ík niet gekozen. Het daaropvolgende zwart


oogt beter. Ze is wel een beetje eigenaardig.Vroeger
erg losjes met de mannen. Gemiddeld om de 5 jaar
een andere echtgenoot. Een soort sloerie dus.
Country drijft op drinken, spuiten en overspel.
Remember Johnny Cash, Hank Locklin en alle
anderen. De enige weg naar genade is zonde.
‘Stumble into grace’ heet Emmylou’s nieuwste CD.
Country is elementaire emotie. Na drie regels is het
al janken. Het beloofde land ligt altijd elders. De
grenzen van alle kommer en kwel worden verkend in
bijbeltaal.

18
Tegenwoordig is Emmylou politiek correct. Ze is
tegen landmijnen, Bush en andere slechtigheid en
ze houdt van moeder en de kat. Als ze daarover
gaat vertellen zalft ze. Als ze zingt is ze dat gelukkig
vergeten en gaat de beerput van menselijke
roerselen open. De zaal - wij - slobbert haar op. ‘Wij’
zijn een in leeftijd gevorderd publiek, met buiken in
spijkerpak en lang haar, vrouwen met foute kapsels
en een enkeling met cowboyhoed. Wij komen veelal
van het Drentse platteland en uit de Brabantse
Kempen. ‘White trash’ zijn wij, ‘losers’ en we weten
het. Maar we hebben tenminste geleefd. Een man,
die ik niet graag in een donkere steeg ontmoet,
staat op en roept: ‘Emmylou, we love you all’. Diepe
stilte valt, wat kan er nog meer gezegd worden?

Een oude indo-rocker uit Den Haag zegt in de metro


terug: ‘De volgende keer is ze dood’. De hele wagon
knikt.

‘Of wij’ hoor je ze denken. Het wringt en knijpt


achter de broekriemen. Een mooie avond!
Dionysius de Areópagiet

19
Armoede
februari 2004

Areópagus bestaat niet want we zijn niet


opgenomen in de nieuwe Gemeentegids. Wél de
Naturisten Federatie Nederland uit Nieuwegein. Er
moeten dus meer dan 400 (óns getal aan leden)
naturisten in Waterland zijn.. Maar wij kregen de
cultuurprijs en die naaktlopers niet.

Wie is Areópagus eigenlijk? Hoe ziet de achterban


eruit?

Herman van Elteren gaf ons de gelegenheid tot


onderzoek.

Hij bracht begin januari 200 man/vrouw op de been


voor zijn Gijsbreght (‘met meeslepend resultaat’, zei
de pers). Wie is Areópagus? Graag een
wetenschappelijke enquête.

Camera’s waren snel gemonteerd: geen


handopsteken ontging ons. Een deskundige
ingehuurd voor messcherpe vragen. Met zoveel
deelnemers zijn uitslagen representatief. Een
samenvatting van de resultaten:

Vraag 1: Komt u uit kerkelijke, culturele of


samenlevings- motieven naar de Gijsbreght? 12%
verwachte heil en zegen, 70% cultuur en 18% kwam
voor de gezelligheid. Lekker veilig in het midden
dus. Maar nu gaan we tot de bodem.

Vraag 2: Gelooft u in God noch gebod, alleen met


Kerst of altijd en overal? Een stuk persoonlijker!
Areópagus telt een kleine (8%) maar vastberaden
groep godlozen, een groter percentage
Kerstgelovigen (9%, vooral te vinden op het
Noordeinde) en een forse club waar de secularisatie

20
nog niet heeft toe geslagen (35%). De rest (47%)
zoekt, is agnost, georganiseerd heiden of heks.

De culturele meetlat (de 3e vraag): Bent u


liefhebber van Ajax, van André Rieu of de 3e
saxofoonsonate van Beethoven? Ajax trok louter
mannen (7 %), André Rieu louter vrouwen (8 %) en
61% gaf aan te genieten van de saxofoonsonate van
Beethoven. Die sonate is er niet. Dus: Areópagus
bestaat voornamelijk uit culturele opscheppers.

Tenslotte de samenleving (de 4e vraag): Steunt u


Bush (niemand!), Saddam Hoessein (ook niemand!)
of Erica Terpstra (3 %). 97% van Areópagus is
politiek analfabeet.

Na kerk, cultuur en samenleving een intieme vraag.


In welke welstandscategorie zitten onze mensen?
Belangrijk voor de programmering!

Vraag 5: Wie verdient er meer dan 50.000, wie


precies 50.000 en wie minder dan 50.000 euro. Dit
bleek een héél moeilijke vraag. 13% verdient
minder, 0 % verdient precies en 1 persoon verdient
meer dan 50.000! De rest heeft dus geen inkomen!

De gemiddelde Areópagiet is héél arm. Schokkend


en zielig. De Spaarndammerbuurt (grootste
achterstandswijk in Amsterdam) is een land van
melk honing vergeleken bij onze berooide
achterban. We gaan de gemeente om subsidie
vragen! Deze stille armoede is onverdraaglijk. Maar
hoe vraag je iets als je niet bestaat?
Dionysius de Areópagiet

21
Broek
september 2004

Waterland wordt geteisterd door fotografen. Steek je


hoofd buiten de deur: je staat full colour in een
fotoboek. Schilder je huis netjes op: je komt op de
voorkant. Drie boeken hebben we over ons heen
gekregen. De NIMO is er blij mee!

Fotografen zijn de schoolmeesters en dominees van


deze tijd. Zíj laten ons zien wat mooi, grappig of
kunstzinnig is. Zij dirigeren het uitzicht. Ik loop in
een storm langs het Kerk-Ae. Pas in het fotoboek zie
ik dat mijn buurman daar in een bootje vaart.
Halverwege de Peereboomweg begroeten een
stelletje kabouters mij elke morgen. Nu zie ik dat het
beeldjes zijn in het fotoboek.

Altijd maar weer die grijze huizen van Broek. Bij Olaf
Klijn zijn ze grijzer zijn dan ik dacht. Evert Kras heeft
maar één verfblik.

Fotografen zijn de optutters van het landschap. Zij


willen digitaal behagen. Ze romantiseren de
Bouquetreeks van de Waterlander bij elkaar.

Waterland heeft haar eigen paparazzi. Geef een


intiem feestje met de fanfare in je tuin en Bert
Verhoeff zit in de rododendrons.

Over twee pagina’s sta je afgedrukt met een nietje


in je rug. En wordt deze gastvrijheid beloond met
een gratis exemplaar? Dan kent u de fotografen nog
niet. Zij leven van de ongewenste intimiteiten. Snijd
ze open en je vindt een stalker.

Het mooist is het boek over Broek. We krijgen huizen


van binnen en buiten te zien. Prachtige kleuren en
die interieurs. De mensen hebben het daar niet
slecht. Leuke porseleinbordjes trouwens op pagina

22
59! Dat beeldje van 93 zou hier goed staan. De klok
van 117 is schitterend. En wat een prachtig
schilderij op bladzij 38.

Voor mijn bekering ging ik om met slechte mensen.


Ik heb nog catechisatie gelopen bij De Dominee
samen met Mabel Wisse.

Vooral de zeilkampen op de Neeltje Jacoba ’s zomers


herinner ik me als bijzonder. Het was allemaal
weggezakt maar nu bellen de oude jongens opeens
met een exemplaar van het boek over Broek in de
hand. De belangstellende vragen zijn talrijk.

Wat voor hond woont er op Leeteinde 33? Zo’n grote


zwarte en zou hij van valiumworst houden? Dat huis
aan het Havenrak? Is het beveiligd en hoe? Staat er
een kleerkast voor? Kunnen we op het Roomeinde
meteen naar binnen of moeten we eerst schieten?
Zin om mee te gaan? Als in de goede oude tijd?
Bivakmuts mee!

De oude Adam roert zich. ‘t Is dat je bekeerd bent.

Is het chic om met je weelde te pronken? Bij ons op


het dorp zijn we niet zo. Ik kan ze zo aanwijzen, de
huizen met een Rembrandt boven de haard of een
Appel in de keuken. Ons hoor je er niet over. Wij
doen aan stille rijkdom. Ik weet het nog sterker. Kent
u het triptiek Het Lam Gods van Jan van Eyck in de
Bavokerk van Gent? Eén onderdeel verdween
eeuwen geleden. Een groot raadsel in de
kunstgeschiedenis. Nu we toch zo vertrouwelijks zijn
aan het begin van het nieuwe Areópagus-seizoen,
geef ik u de primeur. Het hangt bij ons in het dorp,
op een w.c. ‘Want’ zegt de eigenaar ‘ daar kom ik in
ieder geval vijf keer per dag en vier keer sta ik er
met mijn gezicht naar toe. Dan heb ik tijd om goed
te kijken’. Een connaisseur. Zo zijn wij op ons dorp.
Heel anders dan in Broek.
Dionysius de Areópagiet

23
Troje
oktober 2004

Het gymnasium staat in Leeuwarden. Simon Vestdijk


schilderde de stad in zijn ‘Koperen Tuin’. Tweede
helft van de jaren vijftig. Op de school zaten
zoontjes van rechters, advocaten, hereboeren en
dochters van dokters en dominees.Ik had er een
leuke tijd. Arbeiderskinderen werden gedoogd maar
telden niet mee. Zij hockeyden immers niet en
hadden geen zeilboot.

De toekomstige elite werd hier gevormd. Doordrenkt


met antieke waarden zitten zij nu overal aan het
roer. Tien uur Latijn en Grieks in de week: diepe
gedachten (Plato), geschiedenis (Herodotus,
Vergilius) en natuurlijk Homerus, de grootste van
allen, met zijn poëzie van Ilias en Odyssee.

40 jaar later ben ik alles vergeten. Geld en stand


telt, dat weet ik nog maar wie de Trojaanse oorlog
gewonnen heeft, al sla je me dood. Het is tijd voor
een opfriscursus ‘klassieke cultuur’. Zal ik de grote
antieke waarden terugvinden?

Pathé doet aan heropvoeding door in een één van


haar bioscopen de film ‘Troje’ te vertonen. We gaan
om half vijf. In de zaal bejaarde provincialen die net
als wij bang zijn bij avondvoorstellingen een klap
voor hun kop te krijgen. Nu maar kijken of wat we
ooit leerden terecht vergeten is.

Het begint met 5000 digitale schepen en dan


verschijnt Achilles, gespeeld door Brad Pitt. Het is
een zeurderig, geestelijk onvolgroeid vechtersbaasje
die het eigen gekwetste ego als enig uitgangspunt
heeft. Dat heet dus een held.

We zien Ajax, een uit de kluiten gewassen halve


gare met een zwaaiknots, die net als zijn supporters

24
meteen opgesloten dient te worden. Ook híj is een
hero. Zo gaat het door. De domheid van de man
(Paris) wordt slechts overtroffen door de
verleidzucht van de vrouw (Helena). In deze zee van
rondrazende permanente erecties wekken alleen
Hector en Priamos compassie. Verder: eer, glorie en
een grote naam in de geschiedenis. Namen van
drinkers leven voort maar waarom deze patsers?
Vrouwen zeggen soms iets verstandigs over vrede.
Daar luisteren ze dus niet naar. Mannen willen maar
één ding. Ja, dát natuurlijk ook. Maar ook vechten.
Een postmodern paard beëindigt de strijd.

Boven Athene of Rome als bronnen kies ik voor


Bethlehem en Jeruzalem.Daar vechten ze ook, maar
niemand die het goedpraat.

Tenslotte ouders, een goede raad: houdt uw


kinderen ver van Vossius, Barlaeus en dat soort
scholen. U kunt weliswaar niet opscheppen op
verjaardagen, maar uw kinderen zijn moreel beter
af. En wie de Trojaanse oorlog won? Ik ben het
vergeten.
Dionysius de Areópagiet

25
Blues in Waterland
november 2004

Het scheelde niet veel of Pim Fortuyn had een


avondje Areópagus opgeluisterd.

Wouter Bos was al een keer in de Lutherse kerk.


Ging daarna zelfs mee naar De Zwaan, biertjes
drinken. Henk van Os was er. Lydia Rood. Geert Mak.
Nico ter Linden komt. Klaas kwam niet, maar de
Dalai Lama, Lama Kharta en Lama Tashi Nyima wel.
En Luther zelf. Maar die ging niet mee naar de
kroeg.

Niemand van die beroemde lui las het krantje van


Areópagus en dacht: daar moet ik heen. Areópagus
is beroemd, onmisbaar en niet meer weg te denken
maar wel beroemd, onmisbaar en niet meer weg te
denken uit Waterland. Het is natuurlijk simpel: ze
kwamen omdat ze komen moesten van de mensen
achter Areópagus.

Zelfs God komt niet vanzelf naar de kerk.

Die dwingelandij leidt tot Ware Wonderen aan het


Zuideinde. Zoals een optreden van Jan Akkerman op
een maartse maandag. ‘s Werelds officieel beste
gitarist daalde als mystery guest op ons neer na een
avond met gitaarbouwer Marcus (sic!) van Engelen
(sic!).

Je kunt hier vlakbij naar Thomas Quasthoff in het


Concertgebouw. Je kunt hier snel op en neer naar
The Strokes in Paradiso. Maar hoe kwam Akkerman
hier? Dankzij Marcus van Engelen, niks minder dan
Akkermans ‘Gtar goeroe’. Gtar goeroe - Akkerman
schreef dat zelf in een gitaarblad over de
Waterlandse gitarenbouwer die niet alleen een
nieuwe gitaar bedacht voor Akkerman, de
Waterland. Hij wist ook zijn dertig jaar oude Martin

26
D38 of 28 met een Mic Mac-element op te
kalefateren.

En op zijn beurt is Akkerman niks minder dan de


stijlgoeroe van André Hazes. Eh, wat? Akkerman?
Van Hazes? Na Hazes’ dood zei Akkerman vanuit
Rusland in de krant zich ‘behoorlijk klote’ te voelen.
‘We waren stille gabbers. Soms belde hij me wel
eens op, twee uur ‘s nachts of vlak voor een
optreden. Werd-ie rustig van.’ Akkerman werkte in
1989 mee aan Hazes enige blues- en rock’n’roll-
plaat, die Hazes niet voor niks Dit Is Wat Ik Wil
noemde. En die zwarte hoed waarmee Hazes de
laatste jaren zijn imago op wist te kalefateren tot
haast Johnny Cash-hoogten, die zwarte Blues
Brother-hoed, die kreeg Hazes van Akkerman. ‘Jan
Akkerman heeft me aan mijn nieuwe imago
geholpen’, vertelde Hazes aan iedereen die het
horen wilde.

Akkerman is de Marcus van Engelen van André


Hazes. En wij waren dus maar één of twee
telefoontjes verwijderd van een stomende avond
met de Hollandse Man in Black in de Lutherse kerk.

En in Waterland kende toch ook wel iemand Pim


Fortuyn?
Dionysius de Areópagiet

27
Kras
januari 2005

De wijzen gingen de ster achterna, de moderne


mens volgt KRAS/ster-producties. Vooral
aanbiedingen ‘Alleen betalen voor het eten’ trekken
en zo bevinden wij ons opeens in Jena, een plaats in
het voormalig Oost-Duitsland. Je snapt waarom ze
massaal over de muur wilden. In het hotel bevindt
zich het KRAS-proletariaat met een speciale hoek
voor het echte uitschot: ‘drinken inbegrepen’.
Gelukkig bleken Luther en Bach in de buurt gewoond
te hebben. Dat levert verantwoord vertier op. Boven
Weimar ligt Buchenwald, een grauwe gruwelvlakte.
Ergens een hol in de grond waar ze Bonhoeffer
verrot sloegen. De kinderen van Bethlehem kregen
miljoenen navolgers. Een vriend wees op Naumberg.
Daar heb je mooie beelden! Midden 13e eeuw. Een
drie kilo wegend kunstboek kunnen we ontwijken.
Het is een sobere, tamelijk lege kerk, de
Naumburger Dom. Grijze vloeren, grijze muren. Maar
daar staan de stichters van deze kerk. Ekkehardt en
Uta zijn het bekendst. Het mooist is Reglindis.
Samen met haar man Hermann staat ze daar, een
wonder van een meter hoog. 18 jaar is ze geworden.
Dat is erg jong. Zij was al dood als wij beginnen. Een
meisje dus.. Wat heeft die kunstenaar met haar
gedaan dat ze zo betoverend is geworden? Die
glimlach! Ik raak er niet op uitgekeken. Want het is
meer dan glimlachen. Ze schatert? Als het niet zo’n
naar woord was zou ik zeggen: ze grijnst. De
melancholie en de schaamte voorbij.Een vrolijkheid
die alle grenzen te buiten gaan. Ze heeft lak aan
alles en iedereen. Ik blijf gefascineerd kijken. Kan je
verliefd worden op een stuk steen van dik 700 jaar
terug? Ik koop een kaart. Prozaïsch, maar wat moet
je anders? Ik kan haar moeilijk loshakken en onder
mijn overhemd stoppen. Thuisgekomen rommel ik in
een oude schoenendoos. Er moet nog een foto zijn,

28
ergens, waar ze op staat. Waar die lach te zien is.
Het wordt een speurtocht.. Opeens is het raak. Mijn
vader, bijna 70 jaar geleden, een boerenjongen met
het hoofd van Achterberg, op het bordes van een
kerk. Daarnaast mijn moeder. Nu zie ik het pas dat
ze lacht, niet eens lacht maar…nou ja, zoals
Reglindis. Mijn eigen moeder, de ingetogenheid
zelve, lacht de hele wereld uit. Ze wist niet wat er
ging komen, het interesseerde haar niet. De meester
van Naumburg na zes eeuwen weer aan het werk.
Over de Middendam loop ik naar de Waegh. De
Kerststal is ingericht. Koningen met hun ster, het
kind in de kribbe, Jozef en Maria, engelen en
herders… Dan stokt mijn adem. Eén van de herders,
de achterste, grijnst onmiskenbaar: de Naumburg-
smile Schaamteloos. Hij ziet het kind, nooit zal hij
zich meer generen. Reglindis, mijn moeder en de
herder: de Naumburg-code.
Dionysius de Areópagiet

29
Spaarzegels
maart 2005

In hetzelfde jaar dat Monnickendam 650 jaar


stadsrechten viert schaft de Komart de spaarzegels
af.

De Komart heet steeds nadrukkelijker De Wit.


Komart mag nog maar in heel kleine letters op de
gevel. De Wit mag drie keer zo groot. Maar niemand
hier doet boodschappen bij De Wit. Iedereen gaat
naar de Komart. Zoals ze het in Geleen nog hebben
over de Staatsmijnen in plaats van DSM. Zoals
Monnickendammers ouder dan zeseneenhalf
gewoon nog Kohnstamm tegen de Gouwzee-school
zeggen.

Maar nu wil de vooruitgang dat er weer een stukje


Komart van de Komart afgaat.

De laatste dag van de gratis Komart-spaarzegels,


het was op zo’n zeldzame vorstdag deze winter,
deed ik boodschappen bij de kleine Komart. Een
oude mevrouw voor me bij de kassa vroeg aan de
mevrouw achter de kassa of het echt de laatste dag
was. Voor de zekerheid. De caissière wees op het
bordje bij de kassa. Het bordje was me eerder niet
opgevallen. Het was een officiële, gedrukte
‘Mededeling aan al onze klanten’. Laatste dag van
de gratis zegels. Later zag ik de mededeling terug in
de huis-aan-huis-folder van de Komart. Er stond bij:
‘Wij zijn door extra diepe aanbiedingen en verlaagde
prijzen van indirect naar direct voordeel gegaan.’ De
mensen bij De Wit Komart moeten drie
vergaderingen geworsteld hebben met de
formulering van die zin. Zij roepen tot ons vanuit de
extra diepste diepten. De kruidenierstwijfel of het de
goede beslissing is steekt erdoor heen als de
beenderen door het gelaat van Marijke Helwegen.

30
Maar die oude mevrouw voor mij aan de kassa was
niet zozeer onzeker als wel ongerust over het
verdwijnen van de gratis zegels. ‘Wat doe ik nou met
een halfvolle spaarkaart?’, wilde ze weten. De
caissière reageerde opmerkelijk kortaf. ‘Dan doet u
samen met een ander.’ Het klonk niet onvriendelijk.
Maar te nuchter. Te logisch. Ze had het al te vaak
gezegd. ‘En u kunt ze nog het hele jaar inleveren.’

Thuis plakte ik mijn allerlaatste tien gratis zegels


met de loszwervende zegels op Komart-
spaarkaarten maar bij de zevende kaart bleef ik
steken op 48. Ik deed wat die oude mevrouw ook is
gaan doen. Navragen bij een goeie kennis of zij
soms ook met een halve spaarkaart zat. Natuurlijk.
Zij had er eentje met 36 te kort. Zij bleek verheugd
met mijn helft. Al die helften bij elkaar dit jaar. Dat
moet de saamhorigheid in Waterland een zwier
geven ter waarde van minstens 325 jaar
stadsrechten. Goeie beslissing van de Komart.
Dionysius de Areópagiet

31
Hummelo
april 2005

De tent staat aan de rivier. Betaal 15 gulden en je


mag naar binnen. Koop bier en gooi dat meteen over
het hoofd van de buurman. En schreeuw ‘heuken’.
Dan komen ze. Vanaf dat moment spring je op en
neer, nog steeds bier gooiend en ‘heuken’ roepend,
temidden van 500 dampende landelijke lijven. Om 1
uur ben je dronken of heb je een hartaanval. Naar
huis dus. Je weet: ‘N0RMAAL was here’. ‘Ze hebben
een contract voor de komende 20 jaar’ fluisteren we
met ontzag. Cultuur aan de IJssel.

‘Normaal’ woonde in onze achtertuin. De lagere


school in Hummelo kenden we voordat Bennie er
van zong. En zijn type was bekend: over de IJssel
nemen snorren (Wilmink, Finkers en Bennie) toe net
als gecultiveerde boerenhufterigheid en licht
verongelijkte ondertonen. Maar vlak niet uit wat
daar gebeurde. Cultuur, eerder bepaald door de
vesting Holland, kreeg nieuwe impulsen. De
emancipatie van de buitengewesten was begonnen,
de lange tocht door de instituten ving aan bij de
muziek. Eelco Gelling jammert in Drente, Rowwen
Hezze feest ergens bij de Maas en Bennie, vooral
Bennie geeft de Achterhoek identiteit. Dat gaat
gepaard met lawaai, bier en schilderachtige types.
Maar tussen alle herrie ontstonden onvergetelijke
liedjes als ‘Lagere school in Hummelo’, ‘Ik kom altijd
weer terug’ en natuurlijk het motordrama ‘Oerend
hard’, het ‘Born to be wild’ van de Achterhoek. Ze
kijken daar niet op een verkeersslachtoffer meer of
minder. Sleutelende jongens vliegen bij bosjes uit de
bocht. Tinus op zijn Norton, Bertus op zijn BSA. Of
zat Bertus op de Norton? Route 66: Doesburg-
Doetincham-Winterswijk.

32
25 jaar later is hij in Amsterdam. In de Kleine
Komedie aan de Amstel(!). Een getemde
provocateur op stramme benen, een oude leeuw in
een bonbonniere. Natuurlijk, er is nog een
zonderling met een uier als hoofddeksel. Ook fans
met het T-shirt: ‘Mamma, ik wil heuken’. Uit riolen
zijn vleeskolossen opgedoken. Mijn buurman legt,
meteen al dronken, vertrouwelijk zijn hoofd op mijn
schouder. Ik hou van mijn medemens maar op
afstand. Daar is Bennie en zijn band. De linker
gitarist komt uit Limburg, de rechter saxofonist uit
Rotterdam(!). Daar die reus met een paardestaart!
Die is altijd gebleven. Zoals Bennie. Melancholie
grijpt je bij de keel. Geen bier, geen ‘heuken’, geen
gespring met agrarische mastodonten. Beschaafde
mannen laten kleinkinderen of tweede worp een
jeugdherinnering zien. Zelfs ‘Oerend hard’ zingen ze
niet. In de Achterhoek gaat nu iedereen naar de
schouwburg van Doetinchem. Amphion heet die. Als
een kannibaal met vork en mes eet, is dat dan
vooruitgang?
Dionysius de Areópagiet

33
Ommegang
maandenjaarhierpervoorbeeldfebruari 2008

Meesmuilen deden we in Waterland. In


Monnickendam gingen ze een processie houden! En
dat voor een stad waar honden en katten meer
geloven dan mensen. Dominee en pastoor komen uit
de kast als Monnickendammers in de kist liggen.
Nuchter volk, heet dat dan. En dan opeens een
ommegang, topstuk uit het katholieke
rariteitenkabinet? In protestantse kringen werden de
messen geslepen: was Wendelmoet Claesdochter in
1527 voor niets verbrand?

Ik zag het al voor mij: reclameauto’s, enge neefjes


van de clinic clowns en naargeestig gescharrel met
roomse Waterloopleinspullen. Een katholieke Efteling
uit de koers. Olijk gedoe met pij optillende monniken
en de plaatselijke pastoor als paus. Dat wordt dus
niks.

Zondagmorgen 11.30 uur is het zover. Geen gekke


tijd.

De recreërende massa ligt nog in bed: ijsboer en


frietkraam zijn nog niet open. Landelijke publiciteit is
er uit onvermogen of overtuiging niet geweest. Op
het Noordeinde zit ik en wacht op de dingen die
komen. Er geschiedt een wonder. Een stoet,
schitterend in de kleren, door een zorgvuldige regie
afstandelijk-statig. Het publiek was gevraagd niet te
kakelen. Een verstilde stad. En mooi, zelfs
aangrijpend. Waarom? Mensen van nu snappen
opeens hoe soortgenoten van toen zich overeind
hielden in barre tijden. Met hún middelen: muziek,
schrijden, bidden en zingen, botjes van heiligen en
beelden als verbeelding van het geloof dat God oog
heeft voor hen. Met alle verschillen zijn hun thema’s
de onze. Wat hebben wij eigenlijk voor gereedschap
in ons verzet tegen de dood?
34
Wij weten van ons eigen allooi, maar als wij ons
regisseren laten tot een ommegang krijgen we
gewicht en komen we eigen onbenulligheid te
boven.

Een gemeenschap ontstijgt de realiteit. Dit ernstige


spel gaat op leven en dood, werkelijkheid en
verbeelding vallen samen. De dodendans is ons aller
laatste cultuurevenement.

De zangers van het boetekoor zijn in de middag niet


meer nuchter en ‘s avonds bots ik op een gul
waterende Veghelse schutter. Heiligheid heeft altijd
gegrensd aan banaliteit.

We zijn weer gewoon Waterland. Maar deze


gemeenschap draagt een collectieve herinnering
mee aan een wandelend vijfhondervoudig
kunstwerk. Vastleggen kan je het, meemaken nooit
meer. Tussen Jantje Smit,(de imitator van) Frans
Bauer en lasergelazer is een Godswonder geschied.
Dionysius de Areópagiet

35
Lintje
oktober 2005

Toen vond hij dat niet vreemd. Om met een


speelschema van 231 schoolkinderen bij de meester
aan te kloppen. Zijn moeder zou voor thee zorgen.
De meester zei dat er maar een paar kinderen
schaakten. Maar een driejarig opleidingstraject voor
de rest lag gereed. Die kinderen worden voorzitter
van de schoolclub. En, als ze gaan studeren, praeses
van de faculteitsvereniging. Energiek heten ze,
ambitieus, een enkeling laat de woorden ‘lichtelijk
gestoord’ vallen. Waarom één dag feest als het ook
vijf dagen duren kan? Duizend mensen op de been
zijn opwindender dan tien. ‘Opleuken’ was nog niet
uitgevonden maar werd met overgave
gepraktiseerd. Waarom? Soms dacht hij er over na.
Manipulatiezucht? Geldingsdrang onder het mom
betrokkenheid? Een geheime wedstrijd tegen zijn
vader die ook al van alles aan elkaar organiseerde?
Een wedstrijd die je niet winnen kan, zoals Bram
Vermeulen zong? Het was zaak een vak te kiezen
waarin deze eigenaardigheden een voordeel zijn. De
kunst? Gestoordheid lijkt een voorwaarde voor een
geslaagd kunstenaarsschap. Ook cultuur biedt
mogelijkheden. Georganiseerde gekte heet daar
visie of creativiteit. Het meest geschikt is de kerk. Er
loopt per definitie een streepje door mensen die
hemel en aarde willen verbinden. Organisatielust
voor een verheven doel. Bij God zijn gekken kind
aan huis. Met kunst en vliegwerk had hij het tot nu
toe gered. Op een nacht droomt hij. Zwevend roept
hij: ‘Er zij licht!’ en van Ransdorp tot Uitdam gloeit
het op de bodem van de Dieën in neon op: ‘diep in
zijn hart is God een oude zeepiraat’. Gedichten op
water zijn niet praktisch, op muren wel. Maar dan
ook meteen 100.

36
Hij is aan de verliezende hand. Het duurt niet lang
meer of ze komen hem halen. Voorgoed opgeborgen
in een rustige instelling in het groen. Kan je iemand
oppakken tegen zijn zin? Bij dit kabinet is alles
mogelijk.

Hij loopt door Monnickendam. In de buurt van het


gemeentehuis houdt een bevriende agent hem
staande en legt een zware hand op zijn schouder.
Het zweet breekt hem uit. Ontsnappen is
onmogelijk. Ze hebben hem door. Ze gaan hem
opsluiten. De burgemeester staat bij de deur van
het gemeentehuis. Die tekent toch het dwangbevel?
Zijn hand gaan gaat de aktetas. Als hij deze keer
maar geen mobielen met kikkers hoeft te
figuurzagen…
Dionysius de Areópagiet

37
Kast ·
november 2005

In de Vaucluse kan ik op een ‘kursus kreatief kont


krabben’ aldus de Volkskrant in de kleine
advertenties. Een blijmoedige christen-sado-
masochistische kerngroep nodig mij uit voor ‘een
week met interessant spelmateriaal’ in de
Dordogne. Nu weet ik het zeker: er is geen taboe
meer. Alle grenzen zijn overschreden. De tijd is rijp
om zelf uit de kast te komen.

Mijn eerste bekentenis is niet heftig: een verstandig


mens stemt in. Ik heb een bloedhekel aan Fransen.
Want hoe gaat het? Op onze leeftijd moet je wat met
je (zwarte) geld. De kinderen zijn gelukkig het huis
uit. Je zit in de VUT of zoiets. Je neemt een tweede
vrouw en gaat aan de leg. Of je wil een tweede huis.
Soms beide. In mijn bekendenkring barst het van de
tweede huizen, nogal verschillend aangeduid:
arbeidershuisje, kasteel, stal, herenhuis, landgoedje,
camping en dat allemaal in Frankrijk.. Het biedt
gespreksstof en krasse verhalen. Ik huiver bij de
gedachte. En ik heb ervaring. In Parijs is de
onbeschoftheid tot geloof verheven, in de Provence
heb ik in 14 dagen gelukkig geen Fransman gezien
vanwege die akelige conifeermuren en toen we een
keer ‘een verrukkelijk huisje à la campagne’ gehuurd
hadden bleek het tussen de loopgraven en
slagvelden van Verdun te liggen. Inderdaad: die
dode Fransen waren nog het aardigst. In Bourgondie
troffen we het: heerlijk tussen de Hollanders.

Iedereen heeft recht op een afwijking en als u graag


gaat krabben of slaan in Frankrijk, mijn zegen hebt
u. Maar hier geen Frans gedoe. Bij ons gooien ze al
met ballen naar ballen, dragen rustieke hoeden en
drinken ‘vin de pays’ langs de openbare weg.

38
Groene muren verschijnen en onbeschoftheid neemt
toe

Kortom: we verfransen. Nederland, let op uw saeck!

De tweede bekentenis. De kast gaat open. Ga rustig


zitten! Val niet om! Het moet er maar eens uit: ik
hou van Duitsers.Er is geen mooier en aardiger land
dan Duitsland. Die lieve winkelmeisjes, altijd beleefd
(het Franse snauwen!), dat opgeruimde platteland
(denk eens aan die pittoreske roesttroep), het
gezellige zingen in de Stube, een schone W.C. waar
je voor je plezier komt, leuke blonde kinderen, een
fatsoenlijk bed, het uitzicht in het kekke Odenwald,
overal een modern museum, de knoesterige
protestantse hobbelcharme van Angela Merkel
(tegenover die vlerk van een gelegenheidskatholiek
Giscard). Niemand wil een tweede huis in oostelijke
richting, terwijl Duitsers gewoon de aardigste
mensen ter wereld zijn. Snapt u het? Om de
verfransing tegen te gaan open ik binnen kort een
gemütliche kegelbaan, zijn er plannen voor een
Schnell-Imbiss en organiseert Areópagus volgend
jaar een Duitse maand. We eten elke dag een
andere Schnitzel mit Sauerkraut en bovenaan mijn
verlanglijst voor sinterklaas dit jaar staat een
nieuwe Lederhose.
Dionysius de Areópagiet

39
Neem de tijd
februari 2006

De dichter zorgde voor gedichten op de muren van


Waterland.

Waterland krijgt met koe, paling, reiger en


citroenvlinder wortels in het waterland. Een verraste
kleuter verrekt zijn nekje van jonge sla. De wijkagent
ziet dat alles om hem heen gekleurd is. Ouden van
dagen struikelen over stoeptegels die als dansende
letters op straat liggen. Maar zij staan op en
wandelen, zonder rollator. De buurvrouw zingt. En
daar stapt een verkoper van spoelkeukens fluitend
in zijn Ford Mondeo. Een straat verder stopt hij voor
een fietser. Nooit meer kan de poëzie nutteloos
worden genoemd.

Andersom krijgen de stadsmuren eeuwigheid.


Dankzij het fresco van Vasalis, het geboe van K.
Schippers, het warren van Warren. Geen muur kan
meer omver getrokken.

Zoals de stadspoorten van 650 jaar stad. Die zijn


sinds een gemeentelijk verordend Carthago van
Klaas Roos geschiedenis. En bijgezet op
Marktplaats.nl. Maar nieuwe stadspoorten kwamen
er voor in de plaats. Door die poorten mag de lezer
de nieuw getooide straten in Waterland binnen.
Zonder tol te betalen. Binnen door een
Natureingang van Tom van Deel zonder één troet op
zak.

Wie Monnickendam langs de Grote Kerk binnengaat,


weet dat er een God moet zijn, met zulke grote
muren. Wie zijn nek daarna weer in zijn verband wil
draaien, kijkt rechts tegen een klok aan. Een klok op
een paal langs de stoeprand. De dringende vraag
pal onder de wijzers is niet te missen:
‘Rugklachten?’. Het dwingende antwoord evenmin:

40
‘Spina-bac.nl’. Op die website verkoopt een
Zweedse wonderdokter een rugkussen van negentig
euro. De klok is zo’n klok op station Sloterdijk of
Lelylaan om vijf uur ‘s middags, uur van altijd
spitsuur. Waar vertraging geldt als dreinend
oponthoud. Waar minuten tellen als dure centiliters
Euro loodvrij. Waar traagheid van paling die
langzaam tot paling wordt verlengd ongekend is. Die
reclameklok recht tegenover de klokkentoren van
Waterlands Bach-kerk is daar neergezet door
Reclanet. Zij noemen het een ‘openbare stadsklok
met grote attentiewaarde’. En verhuren die
attentiewaarde voor geld. De vraag dringt zich op
als spit in de rug: wie wil sponsor van de tijd zijn?
Wie kan Reclanet schadeloos stellen? Het gedicht
voor op de stadsklok is er al en telt drie woorden.
Neem de tijd.

Nooit is de poëzie meer nutteloos. Rugklachten


verdwijnen.
Dionysius de Areópagiet

41
Zestig
maart 2006

Om bij een roepnaam te komen roetsjte mijn


moeder de hele namenladder af van haar zes
kinderen. Meteen raak lukte niet. Wij lachten daar
om. ‘Wacht maar’ dacht zij.

50 jaar later lukt het niet een Areópagus-blaadje


ordentelijk af te leveren. De commissaris staat
geproclameerd op de volgende dag dan was
afgesproken. Zijn secretaresse belt geagiteerd op.
‘Hij weet nergens van’. ‘De dag ervoor klopt toch?’
vraag ik ongerust. ‘Ook niet’ zegt zij. Een maand
tevoren heeft ze een bevestigend email gestuurd.
Weet zij weer niet. Ook zestig zeker.

‘School ‘s school’ staat een maand te vroeg in ons


krantje. Daar til ik niet zwaar aan. Met zo’n
rectificatie kom je twee keer in de krant. Regelmatig
doet uw persattaché dit expres.

Mediteren is lastig als datum en dag verschillen. Dus


hup: twintig extra briefjes de deur uit om die
navelstaarders van de straat te houden. Zestig
worden is lastig voor hersens.

Voordelen zijn er ook. Ontelbare keren zie ik


dezelfde video. Altijd weer benieuwd als ‘Notting
Hill’ aangaat. Krijgen Julia (hoe heet ze ook al weer)
en Hugh (die met die korte achternaam) elkaar of
niet? De spanning is groot.

Elke dag ga ik een uur plat met Emmylou Harris. Zes


jaar dezelfde CD. Vraag: wat en hoe zal ze vandaag
zingen?

Bij mij thuis snappen ze niets van deze


schemerwereld. Ik wel. Een oude oom was zendeling
onder Dajakkers in de tijd dat gelovigen elkaar in

42
Indonesië nog niet het hoofd afhakten. Terug in
Oost-Nederland preekte hij tot op hoge leeftijd en of
het nu ging over de verloren zoon, het gouden kalf
of het nieuwe Jeruzalem, zijn preek belandde altijd in
Dajak-land.

Achterhoekers reageren secondair: ze hielden wel


van een vast einde. De zaak loste zich vanzelf op:
uiteindelijk kon hij vanwege toenemende
zwaarlijvigheid niet meer door het deurtje van de
kansel.

Soms is vergeetachtigheid lastig. Je weet niet meer


met wie je getrouwd bent. Ik ga dan meestal staan
naast de knapste vrouw van mijn leeftijd en in 90%
van de gevallen blijkt dat mijn eigen vrouw te zijn.
Die andere 10% kijken me vuil aan. ‘Maar ik vind u
zo mooi’, zeg ik. Soms volgt de klap.

De moraal: vertrouw geen datum in dit krantje.


Verifieer gegevens bij heldere bestuursleden. En
wees zacht voor hen die hun eerste schreden zetten
in de tuinen van villa Alzheimer.
Dionysius de Areópagiet

43
Retour, graag
april 2006

Het was koud weer, en weer grijs, en grijs en grijs en


grijs. Niets helpt, ook niet de mooie muurgedichten
weer proberen te lezen in het grijze halflicht van
deze halfwinter. Niets helpt, ook niet zelfs naast de
knapste vrouw van mijn leeftijd te staan. Alles blijft
grijs. Tijd om even weg te gaan. Santa Barbara,
California was “warm and sunny”, friends said, but
that was too far away. I needed some desert sun like
in Santa Fe, New Mexico, but that was also far away,
and Santa Fe has no beach. OK, Spain then. Melt the
ice off the windscreen and the grey sludge from the
mind by driving south.

The driving was easy, but not really easy, and it was
daylight in Utrecht and Belgium and northern
France, but not really daylight. Everything stayed as
grey and muddled as the midday clouds in
Monnickendam, as grey and inconsequential as
Barroso’s claming that Europe would win more Nobel
prizes if the European Union built a European
University
(http://www.techreview.com/BizTech/wtr_16441,307,
p1.html).

The atoms of our dust are indestructible, but what


about the rest of us, the stories and poems and
friends that make living alive? No answers arrived
that I wanted to entertain in the grey smog of Paris:
drive on South.

Grey grey grey. Can’t stop thinking about the


sombre news from the world’s most credible
environmental scientist, James Lovelock, who said,
“The Earth is about to catch a morbid fever that may
last as long as 100,000 years. Each nation must find
the best use of its resources to sustain civilisation
for as long as they can.”
44
As I drive on I keep seeing the text in The
Independent
(http://comment.independent.co.uk/commentators/a
rticle338830.ece )

Your first impression may be like mine was: “It can’t


be that bad!” Everything stays grey.

Somewhere just north of the Pyrenees the sun


appeared. ¡El Sol! We stopped and photographed it
to show the children. Then on south past Valencia
and further. Trees in bloom. Mountains cutting into a
blue heaven which does exist, even if months of
clouds up north make heaven easy to forget.

After several days driving and dreaming we ended


up on a hill near a village in Andalusia. Ponies ran
loose and far away the sea shimmered in the
sunlight. Down on the beach 90% of the people
spoke only English, loudly and rather badly even
though (because?) it was their only language. We
spoke only Spanish, badly but it worked making
friends with the other 10% whose country it was.
This was the place to stay and never to go up the
continent again into the grey.

The days became a week and then another and then


weak and a voice somewhere in the atoms of my
dust asked, “What are they doing back on that
Areópagus hill, and what is X saying and what is Y
doing?” Northern people and obligations starting
looking again like what they had been before the
greyness poisoned me: my friends and opportunities
were not down in an Andalusian village but up north
in the grey kikkerland of troeten en muurgedichten.

The car headed north, knowing the way home, up


out of the sun and into the grey that was Millau and
the snow that was Clermont-Ferrand and the grey all
the way through Belgium and the dark after crossing
the border and the snow flurries around Utrecht.

45
The house was cold, but the lights came on and it
was Home. And the next morning was cold, but,
surprise glorious surprise, the Sun was shining and
Waterland was bright.
Dionysius de Areópagiet

46
47
Vakantie
september 2006

Weer terug en ook zo tevreden? Verzengd door de


hitte, weggespoeld door een modderstroom en
armoedige behuizingen aangesmeerd gekregen als
‘vakantieparadijs’? Gelukkig is het net niet tot
kindermishandeling gekomen en je mag blij zijn dat
je huwelijk niet op een vakantieklip gelopen is. Kijk
naar omhoog: de scheidingsmakelaar cirkelt hoopvol
boven u. Het valt niet mee, een paar maanden
zonder Lutherse kerk. Dat geeft te denken. Kunnen
we u van dienst zijn? We gingen al naar Griekenland
en Vietnam, naar Duitsland en Heiloo, maar het
moet eenvoudiger kunnen, met minder gevaren.
Lekker in eigen buurt. Waterland niet uit en toch een
wereldreis. Dit is ons voorstel..: Neem je
campingstoeltje en zet het in de berm langs de
Peereboomweg vlak bij Broek. En kijk. Voor je een
opzienbarende villa met blinkende bakstenen,
opzichtige serres en supergroot om vooral te
imponeren. Je herkent dit meteen. We zijn in België.
Architectuur beheerst door eenvoudige principes als:
bouw zo lelijk mogelijk, doe zo duur als maar kan en
zorg dat je huis niet in het landschap past. Ga er een
week zitten en geniet van dit buitenland. Areópagus
zorgt voor een authentiek frietkot langs de weg en
een niet aflatende stroom pedaleurs.

Na deze Belgische ervaring reis je verder door


Europa: na een paar kilometer op het hoogste punt
van de heuvelrug in Zuiderwoude een blinkend huis
dat eruit ziet als het chalet van de Zwitserse
Bondspresident. Parkeer je auto in het hek, trek je
bergschoenen aan, neem je knapzak, zing een
‘lustig Wanderlied’. Ervaar de rust en stilte van de
Zwitserse bergwereld. De standing en voornaamheid
die het chalet uitstralen maken je tot een beter
mens. Ben je op een berg niet dichter bij de hemel?

48
Het is wel jammer dat zo’n prachtig pand door
haveloze types bewoond moet worden. Zwitsers zijn
immers zeer gesteld op netheid, reinheid en
orde?Gelukkig serveert Areópagus raclette en
kaasfondue in het gemeentegroen. Een mooie
vakantiesfeer.

Dan naar Monnickendam. Voor de Lutherse kerk is


een Grieks zandstrand ingericht. Je mag gaan
liggen. Het is even schrikken maar schaarsgeklede
bestuursleden bedienen u! Gyros en ouzo. Een
weemoedige sirtaki. Al die grote geesten die hier
gesproken en gezwegen, gespeeld en gemusiceerd
hebben op de 250 avonden tot nu toe. Als je naar de
kerk kijkt zie je ze weer voor je. Je hoort vrienden en
bekenden (maar ook onbekenden) zoveel
(on)zinnigs zeggen. Je bent op de Areópagus zelf, de
door de apostel Paulus tot hangplek verklaarde rots
op de heuvel van Athene. Je voelt je prima en
opeens ben je gelukkig.

Je vakantie is voorbij, Areópagus mag beginnen.


Dionysius de Areópagiet

49
Reizen
oktober 2006

Areópagusreizigers zijn nette en fatsoenlijke


mensen. Je hoeft niet de hele dag je hand op de
portemonnee te houden. Ze zijn beschaafd, tuk op
cultuur en overal geweest. Redelijk bemiddeld en
boven de vijftig: het groepsportret van de Bach-
Luther reis.

Toch blijven we Hollanders. Het grootste probleem


onderweg is het opmaken van de Getränke-coupon.
Het hotel, waar we in Jena drie dagen verblijven,
verkoopt een tienrittenkaart met het oog op het
innemen van consumpties (voor de prijs van acht!).
Dat laat je niet lopen. Maar op de derde en laatste
dag zitten we nog met zeven lege bonnen .De keus
is simpel: geld weggooien of het op een drinken
zetten. Alles is beter dan geld verspillen.

Luther gaat voortijdig horizontaal en Bach speelt


vals.

De meeste indruk maakt de Fűhrer, de gids. Het zijn


fikse vrouwen, uitgezonden door toeristieke
organisaties om cultuurzoekers tot een hoger peil te
verheffen. Niet alleen door wat ze zeggen, maar
vooral door wie ze zijn. In het Luhter-huis in
Wittenberg hebben we een oudere mevrouw met de
mooiste rimpeltjes die je maar kan bedenken. O, had
ik maar zo’n oma gehad, ik was gaver opgegroeid
en een beter mens geworden. In Dresden brengt een
pastoraal type ons rond: bescheiden maar
vastberaden loodst ze ons door de bouwputten en
schitteringen van de samenleving. Zulke
geestelijken moesten we meer hebben!

Maar het allermooist is de gids in Erfurt. Wat een


mond.

50
Tucholsky zei het al: ‘Elk mens wil een rode mond’.
En haar ogen: diep groen met een donkere
onderstroom. Een gids mag je permanent in de ogen
kijken. Dat deden we. Wij verdronken er bijna in. Van
Erfurt weet ik niets meer. Ze was ook nog een
domineesdochter ook. Ik weet niet of dat er wat toe
doet bij het eindoordeel. Maar het blijft een aardig
detail.

Ik heb het verder niet over de overdadige luxe


waarin de reizigers zich wentelden. Vier en vijf-
sterren hotels: patseriger kon het niet. Regelmatig
kwam je medereizigers, met eigen zwembanden,
tegen op weg naar een zwembad gevuld met
gouden munten. Buffetten zonder einde waarbij men
zijn medemens leert kennen. Wie dringt altijd voor?
Wie gaat er voor de vierde keer langs?

Wel zing ik lof van de bus. De ene bus (er waren


twee) voerde rituele opschuifdansen uit met
zitplaatsen, in de tweede zat anarchistisch volk. Een
zwijgende chauffeur is te verkiezen boven een
pratende. Kortom een prachtreis.

Wel een beetje veel Luther en Bach. Dat had van mij
minder gemogen. Maar die jongen met dat strohaar
speelde toch aardig op die bovenmaatse
pierementen. En de bezichtiging van de opgegraven
w.c. van Luther was het onomstreden hoogtepunt.
Dionysius de Areópagiet

51
Opera
november 2006

Behalve de man die het Hemmeland het mooiste


natuurgebied van Nederland vond, heb ik nooit een
wonderlijker kerel ontmoet dan de operaliefhebber.
Schitterend in het pak en diep gedecolleteerd
gingen we in Leipzig naar ‘Die Entfűhrung aus dem
Serail’ van Mozart. Geen touw aan vast te knopen,
rare verkleedpartijen en onnatuurlijk communiceren
door extreme zang. Dat is het vermaak voor de elite.
Ook in Nederland. De regering zit op Goede Vrijdag
in Naarden (‘de Mattheus’, een soort opera van
Bach), de rest van het jaar brengen ze door op
balkons en in loges van de Stopera. De gewone
burger komt er niet in (‘nee, de voorstelling van 3
oktober 2008 is al jaren uitverkocht!’). Opera als
bron van kennis en morele inspiratie voor de
bovenlaag. Nu bijbelkenners tot de dodo’s van de
samenleving zijn geworden, ligt de canon voor
morele overtuiging in de cultuur. Bij voorkeur opera.
Veel zien, weinig lezen. In Mozarts ‘Entführung aus
dem Serail’ krijg je waar voor je geld. Geweldadige
moslims (men schopt gedurende een kwartier een
arme blanke) stoppen vrouwen in het gevang (die
daar voor veel reuring zorgen) en botvieren
ondermaatse lusten. Moormannen zijn zoals ze
horen: blaaskaken, geniepig en seksueel onder hoge
voltage. Mozart viert met deze opera het
honderdjarige jubileum van de afgeslagen
bedreiging van Wenen door de Turken. Hij geeft er
nog een verrassende draai aan door ook blanke
helden kwalijke kanten toe te dichten en zelfs
betoont de Turkse heerser aan het eind genade voor
recht. Mooi, maar geloven doen we het niet. Onze
elite zit opgescheept met een probleem. Hebben we
in Nederland ook niet zo’n stelletje muzelmannen?
Die zitten natuurlijk net zo in elkaar! In de pauze van
de opera hebben ze op een blaadje het nieuwe

52
integratiemodel uitgetekend. Voor ons en zonder
ons. Een wijk, aan drie kanten in het water, een hek
voor de vierde zijde om snel af te grendelen, om en
om moslims en (on)gelovige blanken, moskee en
kerk in een gebouw en 50%-50% scholen. Een
proefproject! Een bestuurder laat hond en vrouw wel
eens uit op een trapveldje bij Monnickendam! Daar
kan het. Joggers hollen maar om hun eigen huis.
Niemand weet het nog, u wel. Het Hemmeland is
uitverkoren. Op het balkon van de Stopera.
Binnenkort is er een inloopavond in de Grote Kerk.
Motto: voor volk en vaderland. Hang het witte a-4tje
met die tekst vast voor het raam. Doen ze toch nog
iets nuttigs met die blindedarm aan Waterland.
Dionysius de Areópagiet

53
Van de Straat
februari 2007

‘Een raar zootje, daar wil je toch niet bijhoren. Die


naam alleen al:Areópagus. Kapsonelijders zijn het,
doorgedraaide yuppen uit Amsterdam. Duur doen
met een Franse naam. En nu bestaan ze nog vijf jaar
ook. Eerlijk gezegd had ik niet gedacht dat ze dat
zouden halen. Een net mens vertoont zich toch niet
in dat hol? Veel langer dan vijf jaar duurt het niet. Je
weet hoe dat gaat: lang vergaderen, de fles erbij en
op het eind zit de voorzitter met zijn kladden aan de
penningmeesteres. Of aan de kas. Ruzie en weg is
Areópagus! Voor mij mag het. Hoe eerder hoe liever.

Ik heb dat programma van die feestdag eens


bekeken. Komt daar iemand z’n bed voor uit?Eerst
een kerkdienst. Areópagus is een complot van de
paus om Waterland weer Rooms te maken. Het staat
allemaal al in de Da Vinci-Code. Voor protestanten
ben ik niet bang. Die eten elkaar wel op. Maar de
paus, dat is een linke! Een nog Duitser ook. Dan
weet je het wel.

Dan is er een wonderbaarlijke spijziging. Heb je het


ooit zo zout gegeten? Vieze broodjes van een ander
opeten en dat een wonder noemen? ‘t Is een wonder
als je het overleeft. En terwijl je die oudbakken bol
eet, kronkelen er danseressen over je bord. ‘Bach
danst’ heet dat. ‘Bach kronkelt… in zijn graf’,bedoel
je!

Dan gaan ze de gemeente Waterland opheffen. Een


rare manier van feesten. Borghouts komt ook. Een
keurige man met een serieuze bril. Is hij echt Groen
Links? Je kunt ook niemand meer vertrouwen. Mona
mag ook wat zeggen. Laat ze liever al die jongens
opvoeden. Voor je het weet, heb je een Keijzer-
bende in Ilpendam. Van mij mogen ze Waterland

54
opheffen. Gewoon Monnickendam weer op z’n eigen.
Wat hebben we aan al die

boerendorpen?Al die dorpshuizen kosten alleen


maar geld.

Het feest eindigt met een band. In de kerk ja. Je


moet durven.

Is er dan niets heilig meer? Met van die mannen in


hempjes zonder mouwen. Dat vinden ze stoer. Daar
valt een bepaald soort vrouwen op. Niet mijn
vriendinnen. Ik hou niet van die openbare oksels.
Bovendien stinken ze naar vis. Ze komen regelrecht
van de viskotter. Rare liedjes over katknuppelen en
zuipen op de kermis. Dat hoeven we niet te horen,
daar hebben we Volendam en Marken wel voor.

Wie noemt een band nu Zijlstra? Familie van Jelle


zeker.

Tenslotte, als je het komende jaar in Waterland een


stuk taart krijgt aangeboden, neem het niet. Het is
over van dat feestje. Honderd taarten! Als ze tien
opkrijgen mogen ze blij zijn. De rest proberen ze je
te verkopen. Want geld hebben ze nooit, kerkratten
zijn het, dat zootje. Ze zeggen dat het allemaal voor
niks is, maar je kan je kont niet keren of je loopt
tegen die Areópagus-bus op. .

Ze venten ook hun bankrekening 342897063 t.n.v.


Areópagus, Broek voor een donatie uit. Vanwege het
jubileum! Je moet maar durven.Het beste wat je van
dat feestje zeggen kan: ze zijn even van de straat.
Daar knapt Monnickendam van op!
De buurvrouw van Dionysius de Areópagiet

55
Vies en Vet
maart 2007

Geld komt op het verkeerde moment. Nu heb ik


genoeg. Nog een meter boek, boot, huis of auto
erbij? Geen probleem. China, Vuurland of Vlaskam
bezoeken? Ik ga zo mee. Amsterdam in om
verantwoord te relaxen in het Casino? Mij krijgt de
bank niet stuk. Een maîtresse op een flatje in
Monnickendam? Met die Oost-Europese tarieven
houd ik dat jaren vol. Voorgoed naar Spanje in een
klontering van Hollanders met Gordo als toetje?
Morgen geregeld. Een arm dorpje ondersteunen in
de Anders en schoolborden in een truck voor
Suriname? Wat maakt het mij uit. Geld genoeg. Maar
ik wil niet meer. Weer op pad en Lino missen? De
BZN-story niet uit zien? Later dan tien uur naar bed?
De misdaad buiten de deur trotseren?Culinair
genieten? Ik ben al vet en mijn hart speelt in
blessuretijd. Ik blijf thuis. Vroeger wilde ik wel alles
maar toen had ik geen geld. Nu heb ik het, maar ik
doe niets meer. Had ik toen het geld van nu, de
wereld had er anders uitgezien. De tentoonstelling
over de jaren zestig in Den Haag moesten ze
herinrichten. Diepe sporen in de cultuur had ik
achter gelaten. Plannen, idealen, reizen, vrouwen, je
wou alles wel, maar je had niks, geen sou. Daarom
lid van de P.S.P. want daar zaten de mooiste meiden.
Een goed politiek gesprek liep gelukkig nog wel eens
uit de hand. Je kon proletarisch winkelen, een
gerespecteerde daad van verzet tegen de
gevestigde orde. Een kamertje, drie hoog in de Pijp?
Ga theologie studeren. Je krijgt een prachtig huis en
hoeft niet in dienst.

Jacques Brel zingt een lied over heren die in het café
zitten om deftig te kaarten. Als ze aangeschoten het
pand verlaten scheldt de dorpsjeugd ze uit voor
vieze vette varkens. Ik schold mee. Nu zit ik

56
gebeiteld, voorzien van geld, vrouw, (klein)kinderen,
buik en landgoed. Soms hoor ik ‘s nacht het roepen
op straat: vies vet varken. Gelijk hebben ze.
Aanstormende ouderdom is een morele
schemerwereld, een abattoir waarin de hartstocht
om zeep geholpen wordt. Weegschaal,
stappenmeter en tv-gids zijn mijn geleidehonden.
Een vader van een klasgenoot klom op tachtigjarige
leeftijd over een hek bij Volkel en ging een vliegtuig
te lijf met een bijl. En nog van nette familie ook. Een
eenzame held. In je jeugd moet je uitpakken. Tot de
bodem. Gelukkig heeft Areópagus dat begrepen. Ze
zijn nog maar vijf jaar en hebben slechts een paar
centen. Maar je moet niet potten als je jong bent. Op
21 januari hebben ze dat gevierd Laat ik het maar
eerlijk zeggen (als iemand dát zegt weet je dat er
gelogen wordt): ze gingen te ver. Botje bij botje,
valse handtekening voor lening bij de bank. Grote
Kerk, Zijlstra, Salonorkest en Dansonderneming
ingehuurd en goed van eten en drinken. Zo mag ik
het zien. In de schuld omdat ze geloven dat al die
honderden donateurs, die nog niets bijdroegen, zich
alsnog bekeren. De kaken van het cachot dreigen
maar zij hebben geleefd. Met de hartstocht en het
speelplezier van een lief roze en rein biggetje dat
niets vermoedt over het traject dat leidt naar het
vieze vette varken.
Dionysius de Areópagiet

57
Riool
april 2007

Uit de Meern riep men: ‘Kom over en help ons’.


Bijbelkenners weten: ook Paulus overkwam dat.
Europa riep, ruim voor Geert Mak de brug beschreef.
‘De Meern? Daar wil ik dood nog niet wezen’ zei een
kennis Een beetje gelijk had hij wel. De Nederlandse
ruimtelijke ordening neemt een gezellig centrum
meteen op de schop in een orgie van raar
straatmeubilair, snelwegen en rotondes. Al heet
daarna alles ‘staete’, ‘dreef ‘of ‘laan’, het blijft een
plek om weg te wezen (dit in tegenstelling tot de
dichter Kopland die steeds maar op een plek wil
blijven). . Voor het eerst in het bestaan van
Areópagus nodigde een groep mensen mij uit om te
vertellen over de achtergronden en diepere
beweegredenen. En zal ik dan op die plaats gaan
afgeven? Elke eerste keer is een evenement,
nietwaar? U herinnert zich het aangrijpende lied van
Rob de Nijs die als jongen de nacht inging maar de
volgende morgen als man opstond?.Na de eerste
keer, neem ik aan, want de avond werd opgefleurd
door een wat oudere en zeer hartelijke mevrouw. Ik
ging dus opgewekt op pad. Een stapel krantjes om
uit te venten had ik bij me in de beste Jehova-
traditie. Het zet je aan het denken: Wat voor club
zijn we eigenlijk? Daar wordt verschillend over
gedacht.’Toch een beetje veel heidenen’ zie ik
kerkmensen fronsen. ‘Wel erg veel vrome avondjes’
mompelen de heidenen. Toen zei iemand dat er
meer heidenen dan christenen in de kerk zijn en dat
je het aantal christenen onder de heidenen niet
moest onderschatten. Leg dat maar eens uit. Paulus
zat ook niet om een praatje verlegen en in vurige
bewoordingen beschreef ik de oerknal waaruit
Areópagus geboren werd. ‘Uit zonnegloren en een
zucht van de ziedende zee’. Ze keken alsof ze teveel
rotondes hadden gerond. Vervolgens schilderde ik

58
de hartstocht waarmee al onze vrijwilligers vechten
om dienst te doen, het geld dat we bijna niet kunnen
tellen na een eenvoudige oproep, het briljante
programma, de hartelijke steun van overheid en
kerken die majestueus (financieel) meeleven. Ze
keken steeds ongeloviger. Gek zijn ze daar niet in de
Meern.’Waarom doen jullie dat eigenlijk?’ vroeg een
mevrouw. Mijn antwoord (‘We zijn een avond van de
straat en bedrijven dan geen vandalisme’) voldeed
niet. Toen stond een man op met veel haar onder en
weinig boven zijn hoofd. ‘Jullie zijn een soort
rioolontstoppers, iedereen kan daardoor alles aan
elkaar kwijt. Kerk, cultuur en samenleving gaan weer
stromen’. Een profeet uit De Meern. Getroffen keek
ik hem aan. Zelf dacht ik aan een irrigatiesysteem
om kerk, cultuur en samenleving te bewateren,
maar rioolontstopper is rauwer, levensechter. Het
eerste filiaal wordt in de Meern niet geopend. Verder
nog nieuws? Ze hebben een uitstekende Chinees
dus, als je onverhoopt toch daar begraven wordt,
een goede keus voor the party after. Keurig, galant,
goed en goedkoop. Verder leren ze snel in De Meern.
Het 3e gebod van Areópagus luidt: ‘Betaal een
spreker nooit iets uit, hij heeft zelf meer dan
genoeg’ Dat pikten ze daar verheugend vlug op.
Dionysius de Areópagiet

59
Catwalk van het paradijs
september 2007

In Amsterdam is er één manier om de overkant te


bereiken via een zebra: een schietgebed en God
zegen de greep. Een echte automobilist maalt niet
om een voetganger meer of minder. Dat is nl. een
loser en een armoedzaaier. Zonder technisch
onderstel telt een wandelaar niet. Waarschijnlijk
maakt hij misbruik van de sociale voorzieningen.
Weg er mee dus. De straat is de strijd van allen
tegen allen en de loper is de haas.

Ik kom in Spanje en ros gewoontegetrouw op de


zebra af. Spanjaarden genoeg, wat kan het mij
schelen. Maar dan: van de walkant begeeft zich op
de zebra een schitterend exemplaar van de ‘homo
ambulans’ (de wandelende mens). Zonder angst
betreedt hij het zwart/witte veld. Aanstormende
sardineblikken keurt hij geen blik waardig. Want de
Spanjaard schrijdt. Zoals Adam en Eva eens liepen
over de catwalk van het paradijs. Lopen is de
moeder van al het bewegen. De rest is treurige
inteelt. Daar loopt de trotse Spanjaard. Geen
moment aandacht voor ronkende scooters of 4-
wheelfreak. Hij wandelt: de rest stopt. En ze doen
het, stoppen! Ademloos kijken ze door de voorruit
hoe hij zelfbewust schrijdt naar de overkant als een
koning.

Een Godsmobiel bestaat niet. God wandelde. Met


vrienden maakt hij een ommetje. Spiritueel
scharrelen. Zeiden ze wat? Vast wel, alleen we
weten niet wat. Adam en Eva liepen met Hem het
paradijs rond. Henoch wandelde met God. Mozes
ook. Jezus liep door heel Israël. Dat hij op een ezeltje
ging zitten vertellen alle evangelisten. Een hoge
uitzondering dus. Lopen is oorsprong en
bestemming van de mens. De rest is vervoer.

60
Terug naar de zebra van Spanje. Soms zijn ze daar
rood. De Spanjaard stapt er op in het volle
vertrouwen dat opnieuw de Rode Zee zal breken.
Daar loopt hij: in de panoramablik van de geremde
automobilist. Zie de catwalk van het paradijs.
Iedereen loopt anders. Het algemene principe: wat
uitsteekt voor en achter is in evenwicht. Maar er zijn
exemplaren die elke logica loochenstraffen. Soms
tot bewonderende vreugde van de beschouwer. ‘Hier
loop ik, het kan niet beter’. Dat is Luther op zijn
Spaans. Hier brengen ze het in de praktijk. Elke
Spaanse zebraloper is overtuigd van eigen
geslaagdheid. Het is de zon en die zelfverzekerdheid
die Spanje zo onweerstaanbaar maakt .De
schichtige oversteker, die kruiperig bedankt voor
stoppen, is een net gearriveerde Nederlander. Die
weet niet dat God wandelt.

Loop je krom en haspelig? Ben je moe en


gedeprimeerd? Zegt de goede schepping je niets
meer? Ga naar Spanje en aanschouw de zebra. Daar
lopen de topmodellen van de zesde scheppingsdag.
En zie, het wonder voltrekt zich keer op keer: golven
herrie verlammen, de Rode zee splijt. De ultieme
wandelweg wordt zichtbaar. Het beloofde land wacht
de wandelaar.
Dionysius de Areópagiet

61
Varen
oktober 2007

Je hebt een roeiboot. Je hangt er een motortje


achter. 4 pk of zoiets. Je tuft weg. Om te varen, te
vissen of te stropen. Dat was watersport in
Waterland. Toen kwam er een slimme jongen. Hij
bond een stuk touw om het boord van de boot en
schilderde die vervolgens blauw. De sloep is
geboren. De prijs stijgt met 10.000 euro en de
stuurman draagt een soort zeemanspet. Dat is
vader. Voorin zit moeder, een goed verzorgde vrouw
die nog wanhopig gelooft dat het leven meer te
bieden heeft dan het moederschap. Zij schenkt een
glaasje rosé. De pistoletto’s met parmaham liggen
klaar. Kinderen schoppen elkaar als ouders de
andere kant op kijken. Wat moet je anders in een
boot? Zo leuk is varen nu ook weer niet.

Ik zeg tegen mijn vrouw: ‘Wedden dat in de eerste


tien boten die we tegen komen de vent aan het
stuur zit en de vrouw aan de fles?’ Dat klopt. Op het
water is Aletta Jacobs onbekend. Elke kerel is
kapitein en het vrouwtje in de weer met de
picknickmand. Als geëmancipeerde man doe ik dat
geheel anders. Mijn voornaamste zorg is de ligstoel
voorin zo op te stellen dat ik vrijwel horizontaal
vervoerd kan worden. Mijn vrouw vult bij, rommelt
met de motor, maakt los en trekt aan het startkoord.
Dat gaat nooit meteen. Maar ik vertrouw haar en
laat haar rustig modderen.

Ze loopt rood aan. Ik weet dat zij het kan en terecht.


Na vele keren trekken begint het kreng te pruttelen.
We varen: mijn vrouw hijgend en bezweet en ik loom
in mijn ligstoel .Emancipatie roept agressie op.
Vrouwen kunnen daarover meepraten. Maar als je
als man het aantrekken en sturen van de boot aan je
vrouw overlaat maak je ook veel los. Verbeeld ik het

62
me als ik in passerende schepen vrouwen met
afkeurende blikken zie? Mannen kijken minachtend.
En wat hoor ik op de Woudweeren (water draagt
ver): ‘Wat doet zo’n jonge vrouw met die ouwe luie
vent?’

Bij Broek valt de motor uit. Ik maak me niet druk. Ik


kan het rustig overlaten aan mijn vrouw. Zij heeft
motorolie en een drilboor in haar genen. Maar versta
ik dat goed? Daar roept iemand uit een patserige
sloep (de 4-wheel car van het water): ‘Zeg lamlul,
zou jij dat vrouwtje niet eens even helpen?’. Het is
zo’n enge vent met pseudo-schipperstrui en een
blonde del voorin. Even overweeg ik een
scheldwoord. Maar dan kijk ik waardig een andere
kant op. Hier sta ik boven. Nu onderga ik wat grote
voorvechters van emancipatie altijd hebben
ondervonden: spot en afkeer. Martin Luther King en
Joke Kool-Smit hebben dat ook meegemaakt. Maar
eens zal de wereld bevrijd zijn en zullen er boten
varen in Waterland met een vrouw vrijuit en
onbelemmerd aan het stuur. De man gewoon in de
weer met een broodje gezond. Kinderen blijven
schoppen. Want echt leuk wordt varen nooit. Ghandi
staat op de Apollolaan en Mandela’s beeld is net
onthuld in Londen. Mijn standbeeld komt op de
Middendam van Monnickendam: ‘Emancipater van
het water’. Wél in een ligstoel.
Dionysius de Areópagiet

63
Donner
november 2007

Het voorprogramma is minister Donner. In de


Nieuwe Kerk van Den Haag, gevuld met verdedigers
van het Protestantisme, mag hij de opwarmende
toespraak houden. Verdraagzaamheid, vrijheid en
andere mooie zaken behoren bij de inboedel van het
protestantisme, zo blijkt. Ik ben dol op Donner. Niet
dat ik opgewonden van hem raak, maar hij is een
man met een hoog teddyberen-aaibaarheidsgehalte.
De fiets maakt hem toegankelijk, zijn verlegen lachje
onweerstaanbaar. En hij gaat zondags naar de kerk!
Niks dure Kloosterkerk, waar je, voordat je het weet,
onder het afdak van een koninginnehoed zit, maar
gewoon naar zo’n stuntelige Haagse wijkkerk. En hij
sjouwt daar met kerkstoelen,, en schenkt koffie,
kernactiviteiten van de protestant! Dus, steun dit
monument van het Hollands Protestantisme (zeker
als je snel ontslagen wil worden) en stem Donner!

Na deze opwarmer kwam als hoofdgerecht een


zekere Dionysius de Areópagiet aan het woord. Hij
was uitgenodigd om over één of ander clubje dat
Areópagus heet te vertellen. Een slordige man,
geflankeerd door een mysterieuze blonde
schoonheid. Een korte kenschets van Waterland
vormt het begin van zijn betoog: ‘In de gemeente
Waterland ligt Monnickendam, zeven dorpen
eromheen en enkele primitieve buitengewesten als
Amsterdam en Purmerend. Er wonen buitensporig
veel rijkaards. Men is veelal van God los en denkt
dat Amsterdam de norm is. Maar wonen willen ze er
niet’. Areópagus bleek (citaat): ‘het bedrijven van de
liefde Gods op de vierkante meter’. De voornaamste
attractie: ‘Je wordt uit je jas geholpen en dat doet je
man nooit (meer). Gelukkig geen pauze want
nergens anders slaat eenzaamheid zo toe als in de
pauze’. Volgens de spreker ‘viel elke avond om

64
22.00 uur automatisch het licht uit zodat al te
enthousiaste sprekers gesmoord werden’.

De zaal kijkt op van deze aanpak.

Doorgevraagd op diepere motieven blijkt Augustinus


een inspiratiebron: ‘Heb God lief en programmeer
wat je wil’. Maar er moesten ook heidenen in het
bestuur. Nog zo’n wijsheid: ‘Snij een mens open en
je vindt verhalen,een man of vrouw is allereerst
tachtig kilo ‘oral history’. Een eigenaardig
mensbeeld. Die Dionysius is helemaal een beetje
vreemd. ‘Betaal nooit iemand’ vervolgt hij ‘ze
hebben geld genoeg’. Niet handig om te zeggen als
je zelf een lezing houdt. ‘Maar’ zegt de spreker
‘iedereen wil op het toneel. De mens is voor het
podium van de aarde, geschapen’. Vrienden van
Areópagus zitten overal. Men is niet kieskeurig.
‘Werk met de duvel en z’n ouwe moer samen
behalve als ze godslasterlijk of fascistisch zijn’.

De spreker eindigt met in te gaan op het thema van


de middag: ‘Hoe ondersteunen wij het
protestantisme in 2007?’ ‘Niet blijven plakken in De
Witte bij het diner vanavond, morgen vroeg je nest
uit,naar je kerk en daarna stoelensjouwen’.

De aanwezigen kijken glazig terug. Concreetheid


kan toch niet de bedoeling zijn? Is de wereld zo
simpel? Op de eerste rij knikt één man knikt
instemmend. Donner!
Van onze Haagse verslaggeefster

65
Rekening Rijden
januari 2008

In Amsterdam een rijbewijs veroveren lukte mij niet.


Twee of drie keer geprobeerd maar halverwege
afgefloten. Dan maar verhuizen en het in Walcheren
weer geprobeerd. De examinator bleek meelevend
hervormd en voerde zijn predikant op ‘lange wegen
van verkeersloze goedheid en langs wateren der
rust’. Het enige stoplicht van Walcheren passeerden
wij slechts één keer. ‘Staat in de instructie’ zei hij
verontschuldigend. Kortom: word hervormd, het kan
altijd te pas komen.

We reden eend uit geloofsovertuiging. Dat was jong,


fris en artistiek. Vijfjarige canards kochten we op en
reden we tot de draad af. Dat was nog eens leven.
Met vier kinderen op de achterbank en bagage voor
drie weken vakantie tegen heuvels op die stapsvoet
gehaald werden. Toen het dak met een passerende
vrachtwagen mee woei en ook enkele kinderen er
bijna achteraan gingen, pakten we het anders aan.
Een ouderling met de prachtige naam Donderwinkel
– in Doesburg heeft nog een autofabriek gestaan
met die naam! – prees ons een enorme Simca
Chrysler aan waarvan hij toevalliger ook nog dealer
was geweest. Goudkleurige monsters met
kunststoffen bruine daken die heerlijk reden. De
kinderen vonden het wel wat na al die
eendenellende, vriendjes spraken geringschattend
over ‘turkenbak’. We zwaaiden naar mede-
chryslerianen.

Langzamerhand kregen we de oorzaak van het


geringe aantal door: van benzine en olie kreeg deze
auto nooit genoeg. Het was ook een getalenteerde
roestvormer. Maar hij reed vorstelijk. Er bestaan
legendarische oude vrouwtjes. Elke autobezitter
droomt van haar. Zij immers voert haar auto naar de

66
verwarmde garage, poetst, dekt toe met een warme
deken en kust hem voor het slapen gaan. Stipt op
tijd meldt zij zich voor de controlebeurt bij de
monteur en zij rijdt slechts een paar duizend
kilometer per jaar. Na vijf jaar wil zij alweer een
nieuwe. Zo starten wij een langdurige warme relatie
met (de Rovers van) mevrouw Bonarius. Bonus: zij
liet haar auto’s zegenen. De dorpspastoor – net
terug uit Afrika – had heimwee omgezet in een
kleine dierentuin. Maar die beesten vreten wat af.
Dus kluste hij bij en begon een praktijk als auto-
inzegenaar. Op het benzinegebruik had deze heilige
handeling geen merkbare invloed, maar we hebben
niemand aangereden. Dat zie ik als steun van
hogerhand. Die pastoor was een vakman!

Rovers zijn rare auto’s. Veel deftig doen. Er zat b.v.


een gat in de achterbank dat ik gebruikte om
ongezien aan aangekochte chips en marsen uit de
achterbak te beginnen. Tot mij uitgelegd werd – het
was nog in de tijd dat niet elke sociale minkukel
golfen moest –: dat gat is om clubs of ski’s doorheen
te steken. Tientallen jaren reden wij zo in
wortelnotenhout. De oude mevrouw nam naarmate
ze kromp steeds grotere auto’s.

Nu – na meer dan twintig jaar - is de laatste aan zijn


einde. Weemoed slaat toe. Ook wij moeten krimpen.
Het wordt zo’n kleine compact car, praktisch maar
zonder glorie. De dealer is niet van plan hem te
zegenen. ‘Ik ben katholiek, maar heb er verder geen
last van’ zegt hij. Gelukkig is het merk FIAT. Dat
woord heeft een diep religieuze kleuring. ‘Mij
geschiede (fiat) naar uw woord’ zegt Maria. Dat is
wat anders dan Hummer, Touareg, Fighter, Defender
of Scorpio. Dat heb ik Maria nog nooit horen zeggen.

De Rover verdwijnt in de nevelen, de Panda


verschijnt. Een zwarte. Een omstander bemoedigt.
‘Als je nog een beetje krimpt kan je in zo’n klein
zwart geval horizontaal naar het kerkhof. Dat spaart

67
toch mooi geld uit’. Het ultieme rekening-rijden doe
je naar je graf. Zo zie ik onze nieuwste aanwinst
maar als een diepte-investering. En daarna is alles
gelukkig autoloos.
Dionysius de Areópagiet

68
69
Minderheid
februari 2008

Soms ontdekken ze in het oerwoud vijf indianen die


nog nooit een blanke hebben gezien. Ik ben geen
indiaan, maar wel een minderheid. Ik voel mij
anders maar heb nog geen ambassadeur. Toch
schort er iets aan mij. Zo heb ik b.v. TGETV (te
gulzig en teveel) en AOEK (alles op een koopje).
Meeleven krijg ik niet en dat steekt. De
psychiaterbracht helderheid: ‘Je bent vlak na de
oorlog geboren? Je denkt een blije dikke
bevrijdingsbaby uit 45 te zijn? Van ‘Oranje boven,
leve de Willemien’? Weet je dat niet geboorte maar
zaadvereniging de psyche bepaalt? Niet uittocht
maar van intocht is beslissend. Jij bent het resultaat
van armoedige bedgymnastiek in troosteloze
hongerwintertijden. Genen blijven je dat zeggen,
een leven lang. Kortom: het foetaal-44 syndroom’.
Voor uitgestelde oorlogsslachtoffers is nauwelijks
aandacht. We hebben geen centrum en geen site.
Wij schamen ons. Wij horen vrolijk en bevrijd te zijn
maar er zit van alles los. Witteman heeft ons niet
ontdekt, de E.O. als tranentrekker ziet geen brood in
ons. Het is tijd om assertief uit de kast te komen. Ik
ben een foetale hongerwinteraar, zieliger dan die
vijf indianen uit Brazilië, een miskende minderheid
en ik wil oorlogspensioen.

Hoe herken je die lui, vraagt u zich af? Wij zijn


pathologische koopjesjagers. De Aldi en de Lidl zijn
ons thuisland. Over aanbiedingen praten we
eindeloos. Ken jij de gemaksmaaltijd bami met babi
pangang bij de Lidl? 2.49 maar! En die kleine
osseworstjes! 1.68. Niet alleen met eten zijn we
gulzig maar ook met –ik noem maar wat- boeken en
vrouwen. Veel is te weinig. Oorzaak? De foetale
hongertochten in 44 langs nurkse boeren. Bij Deen
kom ik niet. Tussen gevulde welvaartskinderen voel

70
ik me niet thuis, al heb ik genoeg geld. Het is een
mentaliteit, een genengevoel. Je vindt ons bij het
opbreken van de markt achter de groentestallen. We
trouwen gratis op maandagochtend en ik laat me
van de armen begraven. De kringloopwinkel is onze
Tip de Bruin. Zo mogelijk breng ik het wijze woord
van bisschop Muskens ‘Wie arm is (zo voel ik me)
mag een brood stelen’ in de praktijk. Het was slikken
maar nu weet ik het: ik ben er ookéén maar ik kan
er niets aan doen. Het is een ziekte. Winter 44
gemaakt, herfst 45 boven het maaiveld, een leven
lang verknipt. Tientallen jaren van stil lijden heb ik
gekend. Nu is er de stichting ‘Stille Honger’. We
hebben een leuke samenwerking met de anorexia-
club. De sfeer is warm: we zijn allemaal 62 en
praten vertrouwd over onze problemen. Als het even
stil valt hebben we het gezellig over de prostaat.
Langzaam groeit begrip. En er is groot nieuws. Aan
Swaensborch wordt een afdeling gebouwd voor ons,
hongerwinteraars van 60+. De temperatuur gaat
een paar graden lager, het eten wordt minder en er
de verzorging gehalveerd. Zo’n crisissfeer doet ons
denken aan de winter van 44. Daarom zullen we ons
daar thuis voelen. In de rest van Swaensborch
noemen ze dat alles gewoon bezuiniging.
Dionysius de Areópagiet

71
Misdaad
maart 2008

Misdaad golft door ons dorp. Er is ‘met een moker’


op een deur geslagen, een kinderfiets ontvreemd!
Vlak bij is men zelfs zo maar naar binnen gegaan.
Computer weg! De fiets van Piet staat honderd
meter verderop!! We zijn geschokt. Wie heeft dit op
zijn geweten? Theorieën zingen rond. De meeste
aanhang heeft de Oost-Europa connectie. Het zijn
Polen of Roemenen, een kenner wijst op de
mokerslag als kenmerkend voor Transsylvanië. Ook
de (brood)dronken Volendammer heeft aanhang.
Eerst keten in de container en dan hier naar toe. Een
derde verdenkt zijn buurman:’Ik hoorde schreeuwen
en z’n vrouw riep: ‘Je komt mijn bed niet meer in’. Er
vielen klappen en ‘s nachts liep die vent buiten rond.
Dan weet je het wel!’ Amok uit eigen dorp? Ik houd
het op Broek in Waterland. M.i. heeft het grote geld
en de maffia zich diep ingegraven in de Broekse
samenleving. Dreigen, intimidatie, misleiding, geen
middel schuwen ze daar. Een familielid uit Sicilië is
ingevlogen om onrust in ons dorp te veroorzaken.
Huizenprijzen zakken en maffiakapitaal slaat toe.
Voor de hand liggend, lijkt me. Maar nu de
oplossing. Je hoort veel lelijks over de politie. Nu
waren ze er meteen voor de zaak van ‘de
verdwenen computer’. Bij reuring in het dorp sta ik
graag op de eerste rij. Twee rechercheurs
arriveerden op de plaats van het misdrijf. Twee
vrouwen. Een schok van herkenning. Hebt u naar
Flikken gekeken? Iedereen die ‘ja’ knikt, weet wat ik
bedoel als ik zeg dat de oplossingspercentages van
misdaden in Gent ons nauwelijks interesseren. We
wachten op het moment dat Brit in beeld komt en
dan is de avond goed. Natuurlijk, ze heeft
eigenaardige kanten: een ongelukkige hand in het
kiezen van liefdes (justitiële krukken met hang ogen
of viriele criminelen met losse handjes). Ook is ze

72
niet erg geloofwaardig als ze in een kekke
spijkerbroek een revolver trekt. Het lijkt meer de
catwalk dan een arrestatie. Ze noemen haar
commissaris maar iedereen in België boven de rang
van agent heet zo. Kijk in haar ogen, vergeet
Pasmans en Raymond, verlustig je in de aanblik van
haar coupe windhoos (stijlvol georganiseerd door
‘Out of bed’ van Oréal) en alles is vergeven en
vergeten. Zelfs het plot dat altijd eindigt in een
aftandse fabriek.

De twee vrouwelijke rechercheurs in ons dorp deden


flik-achtig aan. De één was kordaat met praktische
vragen, de ander had blauwe ogen, blond haar en
stond net als Brit met overtuiging mooi te wezen,
een wezenloos opschrijfboekje in de hand. Een
hoedje verhinderde het volledige zicht op heur haar.
Stond dat overeind of was het een wrong? Was Brit
uitgeleend aan de politie Waterland? Het zou me
niet verbazen! De dames deden het rustig aan, geen
misdadiger hoeft hier bang te zijn. Maar wat doet
dat er toe? Ik noemde Broek nog even als
kanshebber maar de agent zei:’Mijnheer, het is hier
geen Sicilië’.

‘Dáár zit de goedáárdige tak’, probeerde ik. Ze gaf


geen sjoege. Wat kan het mij schelen. Verheug je
over de misdaad. Brit komt bij je thuis!
Dionysius de Areópagiet

73
Percies
april 2008

Het ideale culturele Areópagus-programma: Willem-


Alexander worstelt modder met Katja Schuurman.
De driehoek royalty, BN en vechten trekt. Toch is
niets zeker. Cultuur is voor veel geld naar opera,
concertgebouw, musical, Ahoy of hype-expositie met
Goois gehalte gaan. Je betaalt dus het is mooi. Er
zijn culturele heiligdommen, dan pelgrimeren wij.
Verder is cultuur moeder die zingt in het koor. Rond
Pasen liggen we in dekking want ze jagen met
kaartjes voor Passionen, Requiems en andere
somberheden op ongelukkigen die niet op tijd weg
zijn. Iedereen mag zingen als ik maar niet hoef te
luisteren. Areópagus zit daar tussenin. Wij brengen
mooie dingen, de schuifdeuren even voorbij. Publiek
is daar niet veel voor: het is Stopera of moeder. Het
midden heeft het moeilijk. Niet alleen bij cultuur,
ook bij kerk of samenleving. Kerkmensen lopen
alleen warm en uit voor een dominee die atheïst is.
Politiek Waterland komt als je honderd meter verder
moet lopen met je hondje, voor auto’s in de straat of
een Pools kasteel in de achtertuin. Areópagus is voor
het midden. Mensen met aardigheid in andere
mensen, al kost het niks en is het niet je eigen
moeder. Is daar publiek voor? Het is de vraag. Neem
nu de modeshow van toga’s. Kerk, cultuur en
samenleving bij uitstek. Veel mensen waren er toch
niet: grinnikende echtgenoten, dochters die mee
moesten en enkele domineefreaks. Een gewone
gemiddelde doorsnee Areópagus-avond kortom. Het
werd een mediahype. Een mevrouw van de IKON,
die elke zin besloot met ‘percies’, belde. Daarna
RTV-NH. Zij zei ‘okay’. Uiteindelijk heel Nederland.
Alle afkortingen wilden wat. Eén ding was duidelijk:
je moet verguld zijn met aandacht van de pers. Ook
wil men overal doorheen kunnen lopen met licht,
camera en geluid. Aanvaringen volgden. De catwalk

74
die avond oogde realistisch. Gillende vrouwmensen
(echtgenoten en dochters), swingende muziek (Ike)
en aan het eind een batterij van minstens 20
flitsende fotografen en filmers. Dat hebben wij nooit
beleefd. Al zeven jaren maken we programma’s,
vaak mooi van vorm, soms fascinerend van inhoud.
Het interesseert de landelijke pers niets. Maar trek
een paar sukkels, die geen nee durven zeggen, rare
toga’s aan en het ‘leuk’ mechanisme treedt in volle
werking. Voor de 15e keer(!) waren de zwarte jurken
te zien. Kennissen uit Friesland en Zeeland stuurden
foto’s op, NRC-lezers geloven nu pas dat Areópagus
bestaat. Als het in de krant staat is het waar. En is
het leuk. Waarom? Daan Overmeer met een
vreemde pruik op is toch ook zo om te lachen? Sake
blijft een knap model zonder Trouw-foto? Ben van
Leeuwen heeft een natuurlijke waardigheid al staat
hij niet in het Nederlands Dagblad? Bert Schalkwijk
verbeeldt de steile calvinist al filmt Zuks hem niet?
Henk van Olst en Henk Ekker zijn naturel ook mooie
mannen! Alles is ijdelheid. Onzin regeert. De wereld
is gek geworden en wij weten het niet. Daarom
organiseert Areópagus de week voor de psychiatrie.
Allen die lijden onder gekte, komt!
Dionysius de Areópagiet

75

You might also like