You are on page 1of 4

Ablak2_Avant garde

Impossible Histories

Dada was te tijdelijk, het zenitisme te onbetekenend, en conceptuele kunst te


radicaal. Daarom werden de grensverleggende werken van avantgarde-
kunstenaars en hun invloed pas laat herontdekt en erkend. Met Impossible
Histories leveren Dubravka Djurić en Miško Šuvaković een eerste
kunsthistorisch overzicht van de drie avantgarde-perioden in Joegoslavië, van
het begin van het land in 1918 tot het einde ervan in 1991.

Het Is een mooie en treffende titel, Impossible Histories. ‘Onmogelijk’ zijn de


eerste experimentele kunstwerken in de poëzie, beeldende kunst, muziek, theater
en cinema, die zich juist afspelen aan de grens van het mogelijke en onmogelijke.
Manifesten worden met revolutionair elan uitgeroepen en verstommen meteen
daarna; exposities van abstracte kunst worden particulier, in een apartement,
gehouden. Het schrijven van een geschiedenis hierover lijkt onmogelijk door wat zo
typisch is aan avant garde-kunst: het is experimenteel, cosmopolitisch/eclectisch,
heterogeen, inconsistent. Een korte felle vlam van vernieuwing, lang ongrijpbaar
voor (kunst)historici.
'Onmogelijk' is ook de historie van Joegoslavië. De staat der Zuidslaven die in 1918
ontstond, werd in zichzelf al voor onmogelijk gehouden. Eeuwenlang was het
Balkangebied het territoriale wisselgeld van de Ottomaanse, Russische en
Habsburgse grootmachten geweest. Een Joegoslavische staat met de mogelijkheid
tot een eigen expressie van de verbondenheid en differenties tussen Sloveense,
Kroatische, Servische, Bosnische, Montenegrijnse en Macedoonse culturele
identiteiten werd gezien als de vervulling van een wens. Uit de Europese puinhopen
van de Eerste Wereldoorlog kwam een vloed van ideeën voort waarin vele
kunstenaars zich in het nieuwe Joegoslavië graag in lieten onderdompelen. Ideeën,
programma’s en visioenen die naam kregen onder vele -ismen: expressionisme,
dadaïsme, futurisme, constructivisme, surrealisme, ludisme, reïsme, hypnisme, itd.

Nog complexer wordt het als kunst en politiek elkaar zeer direct beïnvloeden, zoals
in Joegoslavië altijd het geval was. Het is de aard van avant-gardes dat zij de
stuwdam die tussen de kunsten en het leven is geplaatst, willen afbreken. Dat
brengt hen in conflict met de culturele instituties en de staatspolitiek. De
artistieke praktijk van de avantgarde begeeft zich namelijk op hetzelfde gebied als
waar de staat opereert: beide willen de orde der dingen veranderen. Dus werden in
de 'twee Joegoslaviës' de avantgarde verdrongen naar de marge. Ten tijde van de
liberale bourgeois-cultuur in het Koninkrijk Joegoslavië (1918-1941) werden de
experimentelen als radicaal-linkse revolutionairen uitgesloten. Na de Tweede
Wereldoorlog, toen Joegoslavië een socialistische Republiek werd, waren
abstracte, kritisch-utopische kunstuitingen gebrandmerkt als westers-decadent en
inhumaan. Terwijl in werkelijkheid het verschil soms moeilijk te zien was: in het
boek staat een foto uit de jaren twintig van de schrijver Dragan Aleksić. Hij is
gekleed in een voorbeeldig burgermanspak, maar in zijn hoofd was het een en al
dada. Hij publiceerde de tijdschriften Dada Tank en Dada Jazz [@afbeelding
p.309], exponenten van wat hij Yugo-dada noemde.
De avant garde zet zich af tegen wat de dominante cultuur is, of hoort te zijn. Die
dominante cultuur heet in het twintigste eeuwse Europa het modernisme. Maar een
land als Joegoslavië heeft tijdens haar bestaan zowat alle politieke en culturele
systemen van de 20e eeuw afwisselend tot model verheven. De experimentele,
grensverleggende kunstvormen die de avant-gardisten voorstonden zette zich af
tegen een politiek-culturele mainstream die zelf steeds haar grenzen verlegde.
Vanaf het ontstaan van Joegoslavië werd de dominante cultuur gedefinieerd als
achtereenvolgens een bourgeois pattriotisch kapitalistische monarchie, een
liberaal-kapitalistisch fascisme, revolutionair communisme, stalinisme, realistisch
socialisme, zelfsturend socialisme, en een post-socialistisch nationalisme. Dat bij
elkaar maakt een studie naar de avantgarde in voormalig Joegoslavië zo complex
én enorm fascinerend.

Impossible Histories heeft alles in zich een standaardwerk te worden. Het boek
opent met een kunstgeschiedenis in een notendop en wordt vervolgd door zowel
analytische, synthetische alsook beschrijvende studies, dit alles mooi verzorgd en
geïllustreerd. Tenslotte zijn in het laatste deel de manifesten en programma's
afgedrukt van de avantgarde groepen gedurende ruim zeventig jaar Joegoslavië.
Globaal onderscheidt het boek drie perioden. Een 'historische avantgarde' deed met
name in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw van zich spreken, met het
constructivisme in Slovenië, en in Kroatië/Servië met name het zenitisme en
surrealisme als belangrijkste exponenten. De tweede periode van de 'neo-
avantgarde' duurde van de jaren zestig tot begin tachtig, in alle grotere steden van
Joegoslavië. Vanaf de jaren tachtig begint de periode van de 'post-avantgarde' of
retro-avantgarde, met name gelokaliseerd in Slovenië.

De historische Avant-garde 1918-1941: de barbarogenius


Het trauma van de Eerste Wereldoorlog en het uiteenvallen van drie keizerrijken
hadden de wereld compleet veranderd. De esthetiek van het modernisme in die
tijd, met zijn uitgeveegde landschapsschilderijen en lyrische poëzie, zijn vredige
stillevens en impressionistische salonnaakten, was volslagen misplaatst in een
innerlijk en uiterlijk verscheurde wereld. Met woord en beeld keerden individuele
kunstenaars zich af tegen de gangbare vormen van kunst. De manifesten en
tijdschriften stonden vol met expressionistische retoriek over een nieuwe wereld,
verrijzend boven de lijken en puinhopen van Europa.
De dadaïstische benadering van die nieuwe realiteit beoogde de parodiëring en
vernietiging van de nuttige betekenissen en overwaardering van de taal. Dragan
Aleksić maakte toen zijn dadaïstische typografische collages. In Ljubljana en Triëst
wilden constructivisten als Avgust Cernigoj bouwen aan een nieuwe wereld. Srečko
Kosovel publiceerde zijn constructivistische poëzie [@afb. P. 76]. In Zagreb
ontwierp Jo Klek constructivistische gebouwen [@coverfoto]. In Belgrado met name
verzamelden de surrealisten zich rond de persoon van Marko Ristić.
De meeste invloed hadden Branko Vergil Poljanski en Ljubomir Micić die vanuit
Zagreb en later Belgrado het zenitisme verkondigden. In het manifest dat
gelardeerd is met politieke rethoriek, advertentieteksten en spreektaal, kondigt
Micić de 'Balkanisatie van Europa' aan. De Balkan is nu eens niet een culturele
kolonie van West-Europa, nu was de tijd rijp om het getormenteerde Avondland
van 'nieuwe, jonge Balkanenergie' te voorzien. Model voor het zenitisme stond niet
Nietzsche's Übermensch maar de barbarogenius; een creatieve 'opperste geest',
primitief, subliem en goddelijk tegelijk, gericht op het hoogste: de zenith. Dit
beeld zal ook de latere avantgardes inspireren.
Kort en explosief was deze periode. De avantgarde-bewegingen verzandden in de
jaren dertig in ideologische controverses. En toen de koning van Joegoslavië zich in
1929 ontpopte als dictator was het gevaarlijk ook maar aan het woord avantgarde
te denken.

Neo-Avantgarde 1950-1968: 'Enjoy burek'


De situatie van kunstenaars in de socialistische Republiek Joegoslavië is volgens de
auteurs uniek te noemen. Kunstenaars konden werken zonder een rigide
ideologische druk en hoefden zich ook niet te conformeren aan de druk van de
markt en de veilinghuizen zoals in het westen gebruikelijk is. Kunst en staat
bewezen elkaar, achteraf gezien, een dienst: de kunst was 'vrij genoeg' om de
openheid van het communistische Joegoslavië te tonen (in 1956 werd een grote
expositie gehouden over Amerikaanse abstracte kunst), en tegelijk was die vrije
kunst traditioneel genoeg opdat de socialistische aspiraties ruim aan bod kwamen.
Toch zocht een opkomende generatie kunstenaars het experiment. Kritiek op de
mainstream kwam niet zozeer van de beeldende kunst maar van de literatuur en
de cinema. De taal zelf was een nationale waarde geworden, zo analyseert
Dubravka Djurić. Het uitbrengen van een dichtbundel was een politieke daad. De
taal is onmisbaar om de socialistische identiteit te verstevigen en het
mythologische discours van bijvoorbeeld de partijcongressen vorm te geven. Wie
het in zijn hoofd haalde die taal te parodiëren of te de-construeren, zoals de
avantgardisten beoogden, lijdt aan 'nationaal defaitisme'.
In de conceptuele kunstopvattingen van de invloedrijke OHO-groep uit Slovenië was
voor het subject geen plaats, wat als anti-humanistisch en (dus) anti-socialistisch
werd opgevat. Eind jaren zestig ontstond de Black Wave Movement, bestaande uit
schrijvers en cineasten. Zij maakten films waarin de socialistische verworvenheden
met een sardonische glimlach onderuit werden gehaald. Dat varieerde van films
over het gedwongen collectivisme, tot het lijden der jonge marxisten die
tevergeefs de revolutie proberen te verspreiden op het Joegoslavische platteland.
In de jaren tachtig kreeg de alternatieve cultuur gestalte: het dragen van een
jeugduniform kreeg een theatrale betekenis waardoor het de ideologische
betekenis ondermijnde. Naast de speld met de rode ster droegen jongeren een
button met de tekst 'enjoy burek'. In Slovenië werd in 1980 het tot dan toe
monolithische theater opengebroken met een theatervorm die internationaal
'politiek theater' is gaan heten. Naast de bestaande instituties ontstond er een heel
eigen cultureel netwerk van theater- en poppodia. Vanaf 1969 zond Radio Student
vanuit Ljubljana als eerste radiostation in Europa punkmuziek, new wave en rock
uit.

Post Avantgarde 1980-1991


1980, het jaar van de dood van Tito, vormt ook een breekpunt in het artistieke
klimaat van Joegoslavië. In deze post-socialistische periode vindt aan de ene kant
een revival plaats van het traditionele archaïsche en provinciale kunsten. Aan de
andere kant is alles mogelijk: de post-avantgarde uit zich in urbanisme, cynisch
realisme of in cosmopolisme. Het utopische project van 'de modernen' (alsook van
de neo-avantgarde!) dat het individu en de maatschappij veranderbaar zou zijn,
wordt gezien als illusoir. Daaruit kwam een jongere avantgarde voort die niet anti-
modern was maar eraan voorbij ging; zij wordt daarom post-modern genoemd.
Tekenend hiervoor is wel de roemruchte groep Laibach uit Slovenië: zij stelden
punk, kunst en totalitarisme op een lijn.

Uit de artikelen spreekt een heterogene benadering. Veelal is die benadering


sociaal-historisch, maar ook geeft het boek een kijkje in de werkwijze van drie
vernieuwende theatergroepen in Slovenië. De ene auteur haalt het kunsthistorische
woordenboek erbij door een opsomming van alle –ismen te geven, andermans
benadering is weer essayistisch.
Bijna alle auteurs merken op dat het moeilijk is te spreken in classificaties als 'de
Sloveense of Kroatische avantgarde'. Het meervoud is voor sommigen ook geen
oplossing en spreken dan maar over de 'Joegoslavische culturele ruimte'. Een ander
opvallend verschil is de kijk op het kunstbeleid in de socialistische periode van het
land. De een zag Joegoslavië als een kunstenaars-asiel waarin de kunst dan wel
liberaal-modernistisch was, maar de maatschappij nog steeds socialistisch-
realistisch. Een ander prijst juist de eigen 'derde weg' die het Joegoslavische
socialisme koos, als een avantgarde-ideologie.

Een cultureel-historisch overzicht van de Joegoslavische avant-garde


Wat een mission impossible heette, kan als gelukt worden beschouwd, niet in de
laatste plaats omdat er ook een duidelijk eindpunt van Joegoslavië is. In bijna elk
artikel spreekt tussen de regels de rechtvaardiging (en bezwering) door dat zij
sectie verrichtten op een lijk; zij bestuderen de verborgen (kunst)geschiedenis van
een land dat niet meer bestaat. Enerzijds hoort het bij het vak; geschiedenis wordt
achteraf geschreven, als de dingen voorbij zijn.
Maar toch is er in dit geval alle reden om tevreden te zijn. Want een
kunstgeschiedenis van de avantgarde in de 'Joegoslavische culturele ruimte' is nog
nooit eerder samengebracht in een boekwerk, ook niet in de Joegoslavische
republiek. Voor een groot deel waren de standpunten en uitingen van de avant
garde kunstenaars onttrokken aan het oog van het publiek. Hun geschiedenis is
verborgen, onbegrepen, gecensureerd, vergeten. Vele auteurs en kunstenaars
wachten nog om hun plaats in te nemen in de Servische en Kroatische kunst- en
literatuurgeschiedenissen. Nu staan zij in één boek. Behalve een kunsthistorische
analyse, een sociale geschiedenis, een portrettering van de vele groepen en
individuen, is Impossible Histories ook een hommage.

Morries Leeraert

Dubravka Djurić en Miško Šuvaković e.a., Impossible Histories. Historical Avant-


gardes, Neo-avant-gardes, and Post-avant-gardes in Yugoslavia, 1918-1991. The
MIT Press, London 2003. 605 pp. ISBN 0-262-04216-9.

You might also like