You are on page 1of 2

Politiek is soms wel erg vergeetachtig

22-01-2016 22:43 | gewijzigd 23-01-2016 10:13 | Addy de Jong

Oud-D66-Kamerlid Hachchi, beeld ANP.


D66-Kamerlid Hachchi vertrok deze week uit het parlement. Aan de
overkant van de oceaan, in het campagneteam van Hillary Clinton, heeft zij
een nieuwe job gevonden, schreef zij woensdag aan haar 149 ex-collegas.
Op diezelfde dag presenteerde CU-Kamerlid Schouten haar rapport over
het lekken uit de commissie stiekem.
Hebben die twee gebeurtenissen iets met elkaar te maken? Op het eerste
gezicht niet, maar bij nadere beschouwing toch wel een beetje.
Eerst dat vertrek van Hachchi, die slechts 5,5 jaar Kamerlid was. Slchts?
Inderdaad. Kamerleden zouden eigenlijk minimaal twee perioden van vier jaar in
het parlement moeten zitten. De eerste vier jaar dienen om je draai te vinden en
het politieke ambacht onder de knie te krijgen. In de tweede vier jaar kun je
gaan oogsten.
Dat Hachchi nu al vertrekt, is symptomatisch voor de huidige cultuur in de
Tweede Kamer, die soms iets weg heeft van een duiventil. Want is het niet
tekenend dat dik drie jaar na de laatste Kamerverkiezingen de driekoppige SGPfractie de enige is waaruit gn mensen zijn vertrokken? D66 verloor behalve
Hachchi ook Berndsen en Schouw. GroenLinks raakte Van Ojik kwijt. De

ChristenUnie zag haar leider Slob vertrekken. Bij het CDA namen Van Hijum, De
Rouwe en Oskam de benen. En ga zo maar door. Geen fractie bleef ongehavend.
Die ontwikkeling is niet nieuw. Was de gemiddelde zittingsduur van een Kamerlid
begin 1994 nog bijna negen jaar (!), in de periode daarna zette een sterke daling
in. Na 2003 steeg hij nooit meer boven de zes uit, terwijl hij in perioden direct
na verkiezingen soms op drienhalf blijft steken.
Is dat erg? Ja, dat is schadelijk voor de politiek en het landsbestuur. Nee, niet
alle Kamerleden hoeven in de voetsporen van SGP-er Van der Vlies te treden, die
pas na 29 jaar parlementair ploeterwerk het bijltje erbij neergooide. Maar
gemeten naar de vuistregel dat een gemiddeld Kamerlid pas in zijn tweede
periode gaat oogsten en in zijn derde eventueel gaat excelleren, is een
gemiddelde ancinniteit van een jaartje of vijf echt te laag.
Daar komt nog wat bij. Door de snelle doorstroom van Kamerleden holt het
collectieve geheugen van de Kamer achteruit. En dat gaan we met elkaar merken.
Zie bijvoorbeeld het rapport van de commissie-Schouten. Dat heeft eigenlijk
slechts n concrete aanbeveling opgeleverd: moderniseer wet- en regelgeving
rond de geheimhoudingsplicht van de Commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten (CIVD) en de aanpak van eventuele ambtsmisdrijven. Het
pijnlijke aan deze aanbeveling en de commissie-Schouten legt dat ook eerlijk
bloot is dat er al in 2010 een rapport verscheen, nota bene in opdracht van de
Tweede Kamer opgesteld, dat aandrong op modernisering van de desbetreffende
procedures. De politiek heeft daar echter nooit iets mee gedaan...
Hier, en bij vele andere onderwerpen meer, wreekt zich het incident-gedrevene,
jachtige n vergeetachtige van de tegenwoordige Haagse politiek. Er wordt veel
overhoop gehaald en over van alles vergaderd, maar er is weinig tijd voor
bezinning en voor een rustig op een rij zetten van echte prioriteiten. En die
cultuur wordt bevorderd door onder meer de hoge omloopsnelheid van
Kamerleden.
Maar kn de politiek daar dan veel aan veranderen? Dat kiezers tegenwoordig zo
wispelturig zijn dat na elke nieuwe Kamerverkiezing massas groentjes het
Binnenhof op marcheren, daar kunnen politieke partijen toch niets aan doen?
Drop hebben zij inderdaad weinig invloed. Maar aan de in Den Haag heersende
cultuur kunnen zij wl iets veranderen. Is dat er een van: Kamerlid zijn is ook
maar een baantje, en na vijf jaar wordt het hoog tijd voor iets anders? Of is dat
er een van respect hebben voor ervaring en politieke levenswijsheid, zodat bij
het samenstellen van nieuwe kandidatenlijsten niet het jagen naar vernieuwing,
maar het streven naar continuteit de boventoon voert?

You might also like