Professional Documents
Culture Documents
Anne Mandersloot
voor ‘De Taalkring’.
1
Inhoudsopgave
Inleiding ……………………………………………………………………………………………………………………………….. 3
Bijlagen …………………………………………………………………………………………………………………………………. 21
1 Competenties ……………………………………………………………………………………………………………………… 21
2 De informatiefolder …………………………………………………………………………………………………………… 22
3 Interviews …………………………………………………………………………………………………………………………… 24
2
Inleiding
4 Feedback ……..……………………………………………………………………………………………………………………… 26
Mijn naam is Anne Mandersloot en ik studeer aan Hogeschool Domstad, voor leerkracht
basisonderwijs. In mijn laatste jaar, inmiddels mijn 5 e op Domstad, draai ik 3 dagen in de week mijn
eigen groep 4 op De Taalkring in Utrecht. De Taalkring is een school voor kinderen met Ernstige
Spraak- en Taalproblemen. Voor deze school doe ik onderzoek volgens het stappenplan Collectief
Actieonderzoek.
Het onderwerp waarmee ik aan de slag gegaan ben, raakt mij. De kinderen die het aangaat,
verdienen een juf of meester die lief voor ze is en voor ze klaar staat. Ik ben ervan overtuigd dat dit
op De Taalkring het geval zal zijn. En ik vind het erg fijn dat ik de leerkrachten heb kunnen helpen in
de juiste begeleiding van kinderen die onder toezicht staan of uit huis geplaatst zijn.
De samenwerking met de leerkring heb ik als zeer waardevol en leerzaam ervaren. Met een goede
inzet van ieder lid van de leerkring en hiermee prima omstandigheden om van elkaar te leren, is de
leeropbrengst van de leerkring groot. Het geeft vertrouwen en een frisse kijk op de situatie waarin je
zit. Na iedere leerkring hebben de leden weer nieuwe moed om verder te gaan.
Ik hoop van harte dat u het onderzoek met evenveel toewijding leest, als ik het geschreven heb.
Anne Mandersloot
3
Stap 1: De school in kaart
De Taalkring is een school voor speciaal onderwijs voor kinderen in de leeftijd van vier tot
twaalf jaar die moeite hebben met horen, lezen, spreken, schrijven of begrijpen. Het
uiteindelijke doel van De Taalkring is de leerlingen vaardigheden aanleren waarmee ze
kunnen deelnemen aan de samenleving en hun leven zo zelfstandig mogelijk kunnen leven.
Een middel hiervoor is het gebruiken van Nederlands, met ondersteuning van gebaren en
gebarentaal. (www.detaalkring.nl, Berlo, M. van, 2009)
De Taalkring zet gemiddeld 14 leerlingen in een groep. De stoffering van de school houdt de school
goed in de gaten. Dit om rust te creëren voor de kinderen. In de klas en in de school moet een
duidelijke structuur zijn. De ruimtes zijn visueel en auditief prikkelarm. Er wordt bewust gewerkt met
tafelgroepjes voor een optimale communicatie. Dat betekent dat de kinderen niet met de rug naar
de leerkracht zitten en ze altijd goed mee kunnen kijken. De leerkracht staat zelf in het licht en de
kinderen zitten met hun rug naar het raam. De kasten in de klas zijn dicht en er hangen alleen dingen
aan de muur die functioneel zijn. Dit allemaal om de klas zo prikkelarm mogelijk te maken. Het lokaal
is opgeruimd en alleen achterin, waar de kinderen met de rug naartoe zitten, hangen dingen aan de
muur. (www.detaalkring.nl, Berlo, M. van, 2009)
4
In de school is er tijd en ruimte voor reflectie en observatie. Ik zie dit terug in de vergaderingen en de
mate waarin de leerkracht extra tijd krijgt voor zorg. Dit vindt de school heel belangrijk. Er wordt veel
overlegd en besproken met elkaar. In de constante aanwezigheid van specialisten, is het team een
multi-disciplinair team. Alles wordt afgestemd op de onderwijsbehoeften van kinderen met ernstige
spraak- en taalmoeilijkheden (ESM). (www.detaalkring.nl, Berlo, M. van, 2009)
Een leerkracht is zich er van bewust dat een ESM kind zich kan ontwikkelen en dingen kan leren,
maar wel een onderwijsbelemmering heeft. Iedereen is positief, respectvol, voorspelbaar en
inlevend, geduldig en flexibel. Personeel is gericht op contact en staat open voor individuele
verschillen. Je moet duidelijk zijn in je verwachtingen en gericht zijn op het uitlokken en ontwikkelen
van communicatie. (www.detaalkring.nl, Berlo, M. van, 2009)
De positieve en respectvolle wijze waarop de kinderen worden benaderd valt mij al vanaf het begin
op. Ik zie in de school dat de leerkrachten hiermee werken zoals in de schoolgids beschreven wordt.
Ik vind dat ik over het algemeen kan zeggen dat de school zich ook daadwerkelijk gedraagt zoals in de
schoolgids beschreven staat.
De organisatie.
De school bestaat uit een groot aantal specialisten. Zo ook op het gebied van het welzijn van
de kinderen in de verschillende situaties waarin zij leven.
5
De orthopedagogen ondersteunen de leerkracht bij de begeleiding van kinderen. De
zorgcoördinator heeft als taak om de zorg rondom de kinderen te stroomlijnen. Met de
maatschappelijk werker kun je contact opnemen bij problemen die op schoolgebied liggen.
(www.detaalkring.nl, Berlo, M. van, 2009)
De schoolomgeving.
De Taalkring is een streekschool in de wijk Overvecht in Utrecht. Een zwarte wijk, iets wat op de
populatie van de school geen invloed heeft. Ouders van de kinderen heel wisselend. Veel ouders
zijn zelf ook zwak of functioneren op een laag niveau. Over het algemeen niet erg betrokken bij
wat er op school gebeurt. Ouderavonden vaak niet bezocht. Vast clubje mensen dat altijd aanwezig
is. Een kleine OR en een kleine MR zijn erg actief in het nemen van initiatieven.
(www.detaalkring.nl, Berlo, M. van, 2009)
1.2 Probleemstelling.
Op welke manier sluit het onderwerp aan op wat op andere scholen speelt?
Van een andere school in Utrecht weet ik dat iets soortgelijks speelt. Zij hebben, omdat ze in de wijk
Lunetten staan, veel kinderen op school van Nieuw Maliestein. En ik ga er vanuit dat op iedere school
kinderen zullen zitten die onder toezicht van jeugdzorg staan of die uit huis geplaatst zijn.
Ik besef wel dat het op mijn stageschool wellicht wat meer zal spelen dan op sommige andere
scholen. Dit omdat het niveau van de ouders van de kinderen bij mij op school vaak net zo laag is als
dat van de kinderen.
6
Relatie tussen schoolvisie en het vertrekpunt van het onderzoek.
In de schoolgids van de taalkring (Margo van Berlo, www.detaalkring.nl 2009-2010) lees ik in de visie
dat de school heel veel rekening houdt met de verschillende kinderen. Hieruit leidt ik af dat de
leerkrachten en de staf hart heeft voor de kinderen. Wanneer je binnen de school hart hebt voor de
kinderen, voel je je betrokken bij kinderen die het thuis niet fijn hebben. Vanuit die visie is het logisch
dat leerkrachten een duidelijk idee willen hebben hoe ze uit huis geplaatste kinderen of kinderen die
met het AMK te maken krijgen, goed kunnen helpen.
Veel kinderen op de Taalkring, krijgen te maken met uit huis plaatsing of onder toezicht
stelling. Bij de, liefdevolle, betrokkenheid van de leerkrachten en andere teamleden vind ik
het erg passen een plan te hebben waarmee de kinderen op eenzelfde wijze begeleid
worden in hun situatie.
1.3 Bronnen
Berlo, M. v. (2009); Schoolgids De Taalkring, school voor kinderen met ernstige taal-
spraakproblemen.
7
Stap 2: Onderzoeksvraag
2.1 De onderzoeksvraag.
2.2 Deelvragen.
8
Stap 3: Keuze onderzoeksinstrumenten
2.3 Hypothese.
Ik verwacht dat er op De Taalkring geen beleid is op het gebied van OTS en uit huis plaatsing. Dit
maak ik op uit wat ik van enkele leerkrachten heb gehoord. Deze leerkrachten weten niet wat ze
moeten doen, wat hun rechten en wat hun plichten zijn.
Ik verwacht dat ik een beleid kan schrijven waar de leerkracht zich aan kan houden wanneer een kind
uit een klas onder toezicht komt te staan of uit huis geplaatst wordt.
- Literatuuronderzoek.
In de literatuur is veel bekend over mijn eerste deelvragen. Veel antwoorden hierop zal ik in de
literatuur kunnen vinden. Ik gebruik de literatuur, omdat ik verwacht daar veel informatie te vinden
over kinderen in de jeugdzorg. Ik verwacht informatie te vinden over de rechten van kinderen, de
rechten en plichten van leerkrachten bij onder toezicht stelling en uit huis plaatsing. Ook verwacht ik
antwoord te kunnen geven op de vraag wat leerlingbegeleiding bijvoorbeeld inhoudt.
- Interview.
Informatie die ik niet in de literatuur kan vinden, wat jeugdzorg zegt of hoe leerkrachten te werk
gaan, zal ik middels interviews tot mij willen nemen. Ik vind een interview daarvoor geschikt, omdat
mensen in een interview uitgebreid antwoord kunnen geven en ik door kan vragen als iets me niet
duidelijk is.
- Casestudy.
Door casestudy verwacht ik op het spoor te komen van inzichten waarvan ik verwacht dat ze in
soortgelijke gevallen ook gelden, zoals ik lees in ontwikkeling door onderzoek, Kallenberg, T. (2007).
9
Ik ben me er terdege van bewust dat in het geval van uit huis plaatsing of onder toezicht stelling, kind
en omgeving hier iedere keer verschillend op zullen reageren. Ook de toedracht van de uit huis
plaatsing/onder toezicht stelling zal vaak verschillen. Toch zal de procedure overeen komen en ik zal
uit een of meerdere casestudies kunnen halen wat gangbaar is. Op bladzijde 177 van ditzelfde boek
kan ik lezen hoe ik een casestudy uit moet voeren.
(- Enquête)
Het kan zijn dat ik door tijdgebrek, van welke partij dan ook, of door onvoldoende informatie met de
bovengenoemde onderzoeksinstrumenten niet ver genoeg kom. Dan zal ik met een enquête toch de
benodigde informatie willen verzamelen. Een enquête is mij voor dit onderzoek, in eerste instantie
wat te onpersoonlijk. Vandaar dat ik het alleen als ‘redmiddel’ zal willen gebruiken.
(Kallenberg, T. e.a., 2007)
3.2 Literatuur.
Kallenberg, T. e.a. (2007) Ontwikkeling door onderzoek. Een handreiking voor leraren.
Utrecht/Zutphen: Thieme/Meulenhoff
- Skillsheets D8 tot en met D11 pag. 177-189
- Skillsheets D19 tot en met D28 pag. 202 -224
- Skillsheets D34 tot en met D36 pag. 231-236
K. e.a. (2005); Jeugd, onderwijs en jeugdzorg, Den Haag: VGN uitgeverij.Janssen, W. (2010);
Ploeg, J.D. van der e.a. (1997); Diagnostiek in de jeugdzorg, Groningen: Wolters-Noordhoff
10
Om de deelvragen en later hiermee de onderzoeksvraag te kunnen
beantwoorden, ga ik in dit hoofdstuk data verzamelen. Er zijn veel data nodig.
In dit hoofdstuk staat te lezen wat mijn bevindingen zijn.
Wanneer ouders gegronde redenen hebben om hun kind vrijwillig uit huis te plaatsen, dan kan dit.
Als er sprake is van OTS, dan kan dit alleen als de gezinsvoogd geen bezwaar heeft (art. 1:258 lid 3
BW). Voor een uithuisplaatsing door de gezinsvoogd, is een machtiging van de kinderrechter nodig.
De gezinsvoogd, de raak van de kinderbescherming en het openbaar ministerie kunnen om deze
machtiging vragen. Daarbij moet worden aangegeven in welke situatie een kind geplaatst moet
worden. Ouders worden uit de gerechtelijke macht ontzegd.
11
Stap 4: Data verzamelen
Leerlingbegeleiding, is gericht op verschillende facetten van het onderwijs. Kinderen worden door
een leerlingbegeleider of zorgcoördinator, ondersteund bij problemen op sociaal- emotioneel gebied,
problemen in de thuissituatie en problemen bij het leren. Wel pleit de Nederlandse Vereniging voor
Leerlingbegeleiding ervoor, de zorg samen op je te nemen in de school.
(Jurriaans, J.; http://www.nvs-nvl.nl/Publicaties)
Leerlingbegeleiding gaat erom, op gepaste wijze begeleiding bieden aan kinderen die problemen
hebben op de volgende gebieden:
pesten
veiligheid
probleemgedrag
verdriet en rouw
echtscheiding
passend onderwijs en
huiswerkbegeleiding
Om dit naar behoren te kunnen doen, zijn veel cursussen en opleidingen te vinden op internet. In
mijn onderzoek richt ik mij op de begeleiding van kinderen met verdriet. Kinderen die begeleid
worden door hun eigen leerkracht. Die leerkracht heeft daar geen opleiding voor gehad, maar
gebruikt zijn hart en zijn verstand om het kind juist te begeleiden.
4.3 Hoe is het beleid van De Taalkring voor leerlingbegeleiding bij onder toezicht stelling of
uit huis plaatsing?
Uit een interview met orthopedagoog Jikke Stokman.
Hoe wordt de school op de hoogte gesteld van de OTS of uithuisplaatsing van een kind?
In het vooronderzoek voorafgaand aan OTS wordt info door de raadsonderzoeker ingewonnen bij de
school. De conclusie wordt teruggekoppeld naar de orthopedagoog van school. Soms nemen wij zelf
al contact op. Ook kan het zijn dat de gezinsvoogd contact opneemt met de school.
In enkele gevallen is er sprake van een acute uithuisplaatsing zoals kort geleden. Toen belde Bureau
Jeugdzorg op dat ze het kind van school kwamen halen.
Wat is de eerstvolgende stap die naar het kind toe wordt ondernomen?
Bij OTS volg je het kind op school en heb je contact met de voogd om te bespreken wat je binnen de
school waarneemt en bij toenemende zorg dit gauw te kunnen kort sluiten.
12
De orthopedagoog brengt de leerkracht zo snel mogelijk op de hoogte met de vraag aan de
leerkracht het goed te volgen
Er is vooral een beleid op het contact tussen orthopedagoog, gezinsvoogd en leerkracht. Het
begeleiden van de kinderen, moet voornamelijk in de klas gebeuren. De leerkracht dient hierbij lief
voor het kind te zijn en het af en toe te ontzien. Wel wordt het belangrijk gevonden dat het kind
gewoon mee blijft doen met de lesstof. Alles moet zo gewoon en vertrouwd mogelijk blijven. Daar
kan het kind zich op school aan vasthouden. School is de enige veilige haven op zo’n moment en dat
moet het vooral blijven.
4.4 Waar loopt de leerkracht tegenaan als een kind in zijn of haar klas onder toezicht komt
te staan of uit huis geplaatst wordt?
Casestudy: C.
Kernvraag van de casestudy.
Op welke punten voel je je als leerkracht handelingsverlegen bij een OTS en uithuisplaatsing?
Ik heb bij de casestudy gebruik gemaakt van participerende observaties, die ik deed toen de situatie
speelde. Ik was toen zelf in de functie van leerkracht, al was ik wel stagiaire.
C. is een vrolijk meisje dat altijd op zoek is naar contact met je. Ze maakt veel grapjes en begrijpt
duidelijk veel meer van wat je zegt dan de meeste van haar klasgenootjes.
13
Bij C. thuis is het niet makkelijk. Toen C. net geboren was, is haar vader weg gegaan en niet veel later
kreeg moeder een nieuwe vriend. J. Zelf denkt C. dat dit haar echte vader is. Met de vader van C.
heeft moeder nog 2 kinderen, M. en T. Zij zitten ook op De Taalkring. Ook heeft ze nog een oudere
zus die al een aantal jaar bij oma woont. Zij heeft niet dezelfde vader als T., M. en C.
In november 2008 wordt moeder ziek en overlijdt. J. blijft over met 3 kinderen die niet van hem zijn.
Geen van de kinderen weet dit.
J. krijgt een nieuwe vriendin; A. Zij neemt twee kinderen mee uit een eerdere relatie. N. en S. Er
wonen inmiddels dus 5 kinderen in het huis. Nog voor ik in de klas stage kom lopen, komt er een 6 e
kind bij: T. Met 6 kinderen, is het erg druk in huis.
Februari 2009.
Wanneer ik in de klas kom, heeft Liedewij al veel contact met ouders. Het contact loopt via de
orthopedagoog, zodat het contact met de leerkracht niet in de problemen komt. ‘Ouders’ zorgen niet
goed voor de kinderen. Alleen T., de baby op dat moment, komt er goed vanaf.
Maart 2009.
Het gezin wordt onder toezicht gesteld. Ouders vinden dit geen probleem. Ze geven aan erg veel last
van de kinderen te hebben. Vooral T., M. en C zouden erg druk en onhandelbaar zijn. Ouders hebben
bij de kinderen aangegeven dat wanneer ze niet rustiger doen, ze weg moeten.
In de klas is dit erg goed aan C. te merken. Ze huilt veel, vraagt extra veel aandacht en kan zich niet
goed concentreren. Ook geeft ze vaak aan mama te missen. Thuis mag ze niet over mama praten,
omdat dit niet leuk zou zijn voor A., de nieuwe vriendin van J.
April 2009.
Het gaat heel slecht bij C. thuis. C. is in de klas heel druk. Ze vraagt negatieve aandacht en
concentreert zich niet op haar werk. Ook huilt ze snel en veel. C. komt slecht uitgeslapen en slecht
verzorgd op school. Het lijkt erop dat er geen aandacht meer aan haar wordt besteed.
Juni 2009.
C. komt de eerste dagen van de week niet op school. Ze is met M. samen uit huis geplaatst. Hier is ze
niet op voorbereid en ze moet erg wennen aan de nieuwe plaats. Ze is geplaatst in Nieuw Maliestein.
Een crisisopvang van het Leger des Heils. M. en C. zitten beiden in een ander huis en zien elkaar niet.
Al snel gaat M. naar een tijdelijk pleeggezin. C. is erg van slag. Ze zegt steeds: als ik goed mijn best
doe en rustig ben, mag ik weer naar huis.
Juli 2009.
M. is weer terug in Nieuw Maliestein. Het pleeggezin was te ver van school en er kon geen
busvervoer geregeld worden. Voor M. leek het het belangrijkste dat hij de veilige plaats van school
zou houden en dus niet van school zou kunnen wisselen. C. is blij.
Wanneer C. jarig is geweest en J. en A. niet langs zijn gekomen in Nieuw Maliestein, is C. weer een
paar dagen slecht te handelen in de klas. Ze weet nu ook dat J. en A. hebben aangegeven dat ze
voorlopig geen contact met de kinderen willen.
T. is nu ook uit huis geplaatst. Tegen hem is steeds gezegd dat hij nog mocht blijven maar dat hij weg
moest zodra hij te druk werd.
September 2009.
14
In de vakantie hebben J. en A. besloten te verhuizen naar Drenthe. Ze nemen daar alleen T., die nu
bijna 7 maanden is, mee naartoe gaat. Dit hebben ze zelf besloten. Waar de andere kinderen terecht
gekomen zijn, zij zitten niet op De Taalkring, weten we niet.
C. zit inmiddels in een andere groep. Ik ben niet meer van dichtbij betrokken bij wat ze meemaakt.
Januari 2010.
C. is uit de crisisplaatsing naar een ander huis. Nu woont ze in Zeist in Kinabu. Voor deze
overplaatsing is ze weer een week niet op school om te wennen.
Het gaat duidelijk beter met C. Ze heeft het niet zo vaak meer over J. en A. Ze is weer veel meer
zichzelf en volgens haar huidige leerkracht gaat het goed in de klas. Eigenlijk zou ze prima terug
kunnen naar het regulier onderwijs. Maar omdat ze al zoveel wisselingen meegemaakt heeft, schuift
de school dat nog een tijdje op.
Als ik C. nu zie, met de pleinwachten die ik loop, dan neem ik aan dat Liedewij C. heel goed begeleid
heeft. Er mist alleen een lijn door de school heen, zodat de leerkrachten zich niet meer alleen en
onzeker voelen in het proces.
Ik ga nu vervolgens in gesprek met Jeugdzorg. Aan de hand van wat zij zeggen, wil ik een plan
schrijven voor de school. Daarin zullen veel dingen staan die ze al weten als leerkrachten, maar aan
de geluiden die ik hoor kan ik merken dat ze graag zekerheid willen over de begeleiding van de
kinderen.
4.5 Wat zijn de rechten en plichten van een school wanneer een kind uit huis wordt
geplaatst of onder wordt gesteld?
In gesprek met Nathalie But van Bureau Jeugdzorg Utrecht.
Dezelfde als die bij een thuiswonend kind zonder OTS. Ouders blijven gezag behouden bij een OTS,
uithuisplaatsing. Hen informatie verstrekken als school blijft dus van toepassing, daarnaast wordt er
15
aan de gezinsvoogd informatie verstrekt. Bij een uhp is het gebruikelijk dat er tussen een
mentor/groepsleiding/pleegouder en een school contact is over het kind; over praktische zaken etc.
4.6 Wat verwachten instanties van leerkrachten op het gebied van begeleiding?
In gesprek met Nathalie But van Bureau Jeugdzorg Utrecht.
Wanneer dit is afgesproken kunnen er aparte afspraken voor begeleiding plaatsvinden. Wanneer
bijvoorbeeld de gezinsvoogd hierin doelen ziet of de school/leerkracht iets signaleert. Voor kinderen
is het belangrijk dat hun normale schoolleven doorgang kan vinden, mits het kind
stagneert/problemen met leren of in de ontwikkeling laat zien etc.
In principe gewoon doorgaan hoe het ging, maar het ligt per kind weer anders en per situatie hoe het
met een kind gaat. De situatie waarom een OTS of uhp is ontstaan is zo per kind specifiek dat we hier
niet een eenduidig antwoord op kunnen geven. Overleg is het middel om een passende manier voor
een kind te vinden. De leerkracht wordt door BJZ geïnformeerd over zaken die belangrijk zijn voor de
schoolgang van een kind, een leerkracht kan signalen afgeven, er kan een plan gemaakt worden hoe
het kind het beste de school voortzet.
Bijvoorbeeld:
1. Meedoen met de stof of zelf laten kiezen i.v.m. concentratie e.d.?
In principe meedoen mits het kind dit niet aan kan.
3. Negatief gedrag aanpakken zoals je dat altijd doet of daar iets aparts voor verzinnen?
Negatief gedrag aanpakken; mogelijk wanneer dit toeneemt met een kind in gesprek gaan en dit als
signaal bij BJZ en ouders neerleggen.
5. Een doorgaande lijn voor de hele school of aan de inschatting van de individuele leerkracht
overlaten?
M.i. kan de leerkracht zelf het beste bepalen wat voor een kind goed is wat hij/zij in de klas
heeft. Deze leerkracht kent het kind mogelijk het best. Overleg binnen een team is natuurlijk
wenselijk; zeker wanneer er meerdere situaties zijn met kinderen rondom een OTS of uhp en zaken
vergelijkbaar zijn.
16
Stap 5: gezamenlijke betekenisverlening
De ruwe data zijn verzameld. Deze data ben ik kritisch gaan bekijken met de
IBer, de orthopedagoog en een van de leerkrachten die tegen het probleem
aanloopt.
Na het bekijken van de data, zagen we dat de school aardig goed bezig is. Er is min of meer een
beleid en de leerkrachten die ik erover gesproken heb, pakken de begeleiding aan zoals Jeugdzorg
ook adviseert. Toch constateren we ook de onvrede binnen het team. Men voelt zich onzeker en
17
StapStap
5: Gezamenlijke
6: Consequenties
betekenisverlening
vastleggen
zonder handvatten. Dit gevoel blijft overheersen. We zien echter dat Jeugdzorg wel een aantal goede
adviezen heeft. Die zouden gebundeld kunnen worden.
Op advies van een medestudent, zocht ik ‘skillsheet D39’ uit het boek ‘Ontwikkeling door Onderzoek’
(Kallenberg, 2007) op. Hierin lees ik hoe ik een bijdrage kan leveren aan de school met mijn
onderzoek. Ik lees dat je als onderzoekende leerkracht vanzelfsprekend een bijdrage levert aan de
ontwikkeling van de school. Het gaat er echter om, zoals ik lees, dat ik de resultaten beschikbaar
maak voor anderen. Dat is ook wat we in het gesprek al concludeerde: Jeugdzorg geeft goede tips,
maar ze moeten gebundeld en voor iedereen bij de hand zijn.
Van skillsheet D39, haal ik verschillende middelen om de resultaten voor iedereen beschikbaar te
maken. Beleidsplan en erover vertellen in de werkgroep. In mijn geval is dat laatste het team.
Allereerst komt dat aan bod. De presentatie is in de teamvergadering.
6. Vervolg.
Met de informatie die ik van Jeugdzorg kreeg, kan ik de leerkrachten goed helpen. Ook wat
ik in de theorie vond, kan zinvol zijn. Ik leg voor dat ik van plan ben een advies te schrijven
en op die manier de informatie die er is te bundelen. Op die manier heeft iedereen het bij de
hand. Wellicht zijn er andere ideeën vanuit het team. Dan hoor ik die graag.
De consequenties van de verkregen data, heb ik vastgelegd met het team
tijdens de teamvergadering.
18
Na mijn verhaal, ben ik met het team in gesprek gegaan. Tijdens dit gesprek hebben mensen uit het
team veel vragen gesteld. Ze gaven al vrij snel aan dat velen erg blij waren dat ik dit onderzoek
gestart was. Met het team heb ik afspraken gemaakt over hoe het nu verder zal gaan met mijn
onderzoek.
Vooral de informatie van Jeugdzorg, waren ze erg blij mee. Opvallend vind ik hierin, dat er dan nooit
eerder iemand op het idee kwam er een onderzoek naar te starten. Met mijn plan om een advies te
schrijven en de informatie en data te bundelen, was de meerderheid het eens. 3 mensen wilden
liever nog wachten tot ze zelf bij Jeugdzorg geweest zouden zijn. Ik besloot dat het naast elkaar kan
bestaan. Ik kan een advies schrijven en zij kiezen dan niets te doen met het advies. Het team telt 45
leden, dus er zijn altijd nog 42 mensen die heel blij zouden zijn met een advies en handvatten.
Hoe het advies vormgegeven moest worden en wat er in moest komen, heb ik voorgelegd. Er waren
wel wat ideeën. Gezamenlijk hebben we uiteindelijk gekozen voor wat het meest voorkwam.
- Een beschrijving van het proces voor de leerkracht, zoals ik met Jikke besproken heb.
- De informatie die Jeugdzorg gaf, overzichtelijk geordend. Wellicht op vraag of thema.
- Een omschrijving van de verwachtingen die er richting de leerkracht zijn.
De gemaakte afspraken.
1. Ik maak een opzet voor een folder
2. Dit laat ik verschillende leerkrachten zien en meet de tevredenheid
3. Na eventuele aanpassingen werk ik de informatie die leerkrachten graag willen erin uit
4. Op maandag 17 mei krijgt iedereen het uitgedeeld
5. Leerkrachten krijgen een week de tijd het te lezen en zich te verdiepen
6. Dinsdag 25 mei, in de volgende plenaire vergadering, is de evaluatie
19
Stap 7: Actie ondernemen
Omdat ik in mijn onderzoek ondervonden heb dat ze het al best goed doen op school, wil ik in plaats
van het eerder geplande ‘beleid’, een folder waarin ik de leerkrachten de informatie van Jeugdzorg
en wat informatie uit de reader van Domstad bied.
20
Stap 8: Evaluatie
Nadat ik de folder op school uitgedeeld had, kreeg ik veel positieve reacties. Ik wilde de leerkrachten
handvatten geven om de vragen die ze hadden mee te beantwoorden. Die heb ik ze met deze folder
gegeven.
8.3 De procesbeschrijving.
Aan het begin van het jaar, ben ik druk geweest met het zoeken naar een onderzoeksonderwerp. Dit
bleek niet eenvoudig te zijn. De school zei mij dat ik zelf maar een onderwerp moest aandragen en
dat ik dan van hen wel zou horen of het goed was.
Een aantal onderwerpen die ik aandroeg, kon ik niet gaan onderzoeken. Veel van de onderwerpen
waren al onderzocht of zouden niet goed zijn om door mij te laten onderzoeken. Ik heb niet het
gevoel gehad dat de school actief meewerkte bij het zoeken naar een onderwerp.
Op het moment dat ik een onderzoeksonderwerp had, moest ik met het onderzoek beginnen. Het
heeft erg veel tijd gekost voor ik aan de slag kon gaan. Stap 1 t/m 3 vond ik erg moeilijk om te maken.
Ik ben heel onzeker geweest of ik het wel goed deed en voelde me op zo’n moment tegengehouden
om verder te kunnen werken. Ik was erg bang het fout te doen.
Er werd door leerkringgenoten erg veel en erg goed advies gegeven. Tijdens het werken in de
leerkring, kon ik de problemen aandragen waar ik tegenaan liep. Zij konden mij iedere keer weer
goed op weg helpen. Ik heb zelf de anderen ook op weg kunnen helpen wanneer zij ergens tegenaan
liepen. De leerkring werkte goed samen en was een zeer positieve groep.
Er werd mij vaak gezegd dat het na stap 3 snel zou gaan. Eerlijk gezegd geloofde ik dat niet, maar het
is wel waar gebleken. Nadat ik, met wat moeite, een interview met jeugdzorg had gehad, ging het
verwerken van de data erg vlot.
21
Bijlage 1: de bewezen competenties
De afwerking en de presentatie in het team, gingen positief. De meeste teamleden waren blij met
mijn onderzoek en de folder werd goed ontvangen.
Ik ben blij dat ik het onderzoek goed af heb kunnen ronden. Voor de leerkrachten heb ik wat kunnen
betekenen en daarmee ook voor de kinderen op wie het nog van toepassing zal zijn. Het is voor mij
een positieve ervaring dat het mij is gelukt een antwoord te vinden op mijn vraag.
Competentie 1.2 Het gaat erom dat de student congruentie laat zien tussen zijn handelen en
waarden.
Ik vind het ontzettend belangrijk dat een kind een veilige en gelukkige thuissituatie heeft. Ieder kind
heeft recht op liefde, warmte en veiligheid. Daarom heb ik voor het onderzoeksonderwerp gekozen.
Competentie 1.2 Het gaat erom dat de student professioneel omgaat met diverse gedragsuitingen
van anderen, daarbij voor balans zorgt en, waar nodig, hulp aan derden vraagt.
Het is niet makkelijk geweest een onderzoeksonderwerp te krijgen. Ik ben professioneel omgegaan
met de, tegenwerkende, gedragingen van anderen. Ik ben respectvol en geduldig gebleven maar heb
er uiteindelijk wel voor gezorgd dat ik een onderwerp had dat me erg aansprak.
Competentie 5.2 Het gaat erom dat de student op constructieve, productieve wijze een bijdrage
levert aan de ontwikkeling van de school.
Met het uitvoeren van dit onderzoek, heb ik op een constructieve en productieve wijze een bijdrage
geleverd aan de school op het gebied van leerlingbegeleiding.
Competentie 6.2 Het gaat erom dat de student inzicht heeft in de professionele infrastructuur waar
de school onderdeel is en hierbij op de hoogte is van verwijsmogelijkheden en daarbij behorende
externe contacten.
Ik heb kennis gemaakt met Bureau Jeugdzorg. Ik heb inzicht gekregen in dat deel van de
infrastructuur. Hierdoor weet ik nu de verwijsmogelijkheden wanneer het mis gaat met een kind.
Door de folder die ik gemaakt heb, heb ik dit aan de andere leerkrachten over kunnen dragen.
Competentie 7.2 Het gaat erom dat de student een keuze maakt uit verschillende
ondernemingsvormen en zelfstandig zijn handelen verantwoordt.
Na gekozen te hebben welk onderwerp ik zou gaan behandelen, heb ik ook een keuze moeten maken
uit de verschillende manieren om data te verzamelen. De keuze die ik maakte, hing af van de
deelvragen die ik had. Ik koos onderzoeksinstrumenten waarmee ik de informatie zou krijgen die ik
nodig had.
22
Bijlage 2: de informatiefolder voor de leerkrachten
Er klopt iets niet. Dat weet je al mogelijk zelf de In het vooronderzoek voorafgaand
lang. Pim komt onverzorgd op verantwoordelijkheid. Voor aan OTS wordt info door de
school en is brutaal in de klas. Hij uithuisplaatsing is een raadsonderzoeker ingewonnen bij
heeft niet altijd voldoende eten bij afzonderlijke beslissing van de de school. De conclusie wordt
zich en hij is te moe om goed te kinderrechter nodig. De bedoeling teruggekoppeld naar de
kunnen leren. Hij zit niet lekker in van OTS is het verbeteren van de orthopedagoog van school. Soms
zijn vel. Hij is gauw boos en maakt opvoedsituatie. Daarin biedt de nemen wij zelf al contact op. Ook
veel ruzie. Pim is niet gelukkig. gezinsvoogd hulp en steun. De kan het zijn dat de gezinsvoogd
gezinsvoogd houdt contact met contact opneemt met de school.
Zonder dat Pim het misschien zelf het kind, de school en de ouder(s).
weet, is er toch vanaf vandaag (reader ‘Rechten en positie De orthopedagoog brengt de
iets anders in de situatie. Hij staat jeugdigen’ Hogeschool Domstad) leerkracht zo snel mogelijk op de
onder toezicht van Jeugdzorg. De hoogte met de vraag aan de
gedachten tollen door je hoofd. Wanneer ouders gegronde leerkracht het goed te volgen.
Wat moet jij nu doen? Wat redenen hebben om hun kind
ontzettend zielig dat hij niet vrijwillig uit huis te plaatsen, dan Als school heb je de functie van
gewoon een veilig thuis heeft. En kan dit. Als er sprake is van OTS, informant. Indien het kind
hoe ga je nu het contact met dan kan dit alleen als de emotioneel zeer van slag is kan in
ouders aan? Hoe kun jij ervoor gezinsvoogd geen bezwaar heeft samenspraak met de gezinsvoogd
zorgen dat Pim het in ieder geval (art. 1:258 lid 3 BW). Voor een ondersteunende gesprekken op
fijn heeft op school? uithuisplaatsing door de school of extern overwogen
gezinsvoogd, is een machtiging worden.
Op de vragen die je hebt, is niet van de kinderrechter nodig. De
altijd een pasklaar antwoord. In gezinsvoogd, de raad van de De leerkracht dient goed alert te
deze folder staan tips en adviezen kinderbescherming en het blijven, zorgzaam te zijn en de
die Jeugdzorg geeft. Ze helpen jou, openbaar ministerie kunnen om orthopedagoog goed op de
om zelfverzekerd Pim door de deze machtiging vragen. hoogte houden.
moeilijke tijd heen te helpen. Daarbij moet worden aangegeven
in welke situatie een kind Het advies van Bureau Jeugdzorg.
Bij Onder Toezicht Stelling (OTS) geplaatst moet worden. Ouders
wordt het gezag van de ouder worden uit de gerechtelijke macht Wanneer een kind onder toezicht
beperkt. Gezinsvoogdij moet er ontzegd. staat of uit huis geplaatst wordt,
voor zorgen dat kind en ouder ga je in de klas in principe gewoon
hulp krijgen (art. 1:257 BW). Het Hoe dit proces op De Taalkring door met hoe het ging. Behalve
kind blijft zoveel mogelijk thuis en verloopt. wanneer een kind dit niet aan kan.
de ouder heeft nog zoveel Dit is aan jou zelf om te bepalen.
23
De situatie waarin een kind zit, is verstrekt. Daarnaast wordt er
zo specifiek dat er geen eenduidig informatie verstrekt over het
advies te geven is. Jij als leerkracht traject, welke hulpverlening is
kent het kind daarin het beste. ingezet, wie de gezinsvoogd is, en
mogelijk informatie die belangrijk
Ook het praten over de situatie, is voor de veiligheid en de
moet je zelf inschatten. Wat wil bescherming van een kind.
het kind? Wat past bij dit kind? Jij kunt het verschil maken en
Overleg is het middel om een Het is niet de taak van BJZ om dat doe je allemaal op je eigen
passende manier voor een kind te leerkrachten te begeleiden, het manier.
vinden. De leerkracht wordt door studiecentrum geeft training op
BJZ geïnformeerd over zaken die verschillende
belangrijk zijn voor de schoolgang thema's/onderwerpen om o.a.
van een kind, een leerkracht kan leerkrachten te ondersteunen.
signalen afgeven, er kan een plan Scholen kunnen hier kosteloos
gemaakt worden hoe het kind het gebruik van maken. Daarnaast is
beste de school voortzet. overleg tussen de
leerkracht/school en BJZ
Een doorgaande lijn is niet nodig. essentieel; hierin kunnen ook
Iedere leerkracht moet voor het adviezen en tips uitgewisseld
kind in de klas bepalen wat het worden.
beste is. Overleg binnen een team Anne Mandersloot
is natuurlijk wenselijk; zeker Aanspreekpunten binnen de Hogeschool Domstad
wanneer er meerdere situaties zijn school en relevante
met kinderen rondom een OTS of telefoonnummers.
uithuisplaatsing (UHP) en zaken
vergelijkbaar zijn. Jikke
25
Bijlage 3: interviews
Wat is de eerstvolgende stap die naar het kind toe wordt ondernomen?
Bij OTS volg je het kind op school en heb je contact met de voogd om te bespreken wat je binnen de
school waarneemt en bij toenemende zorg dit gauw te kunnen kort sluiten.
26
Hoe moet de leerkracht bijvoorbeeld contact onderhouden met ouders?
Op de normale manier; 10 minuten gesprekken, telefonisch en in overleg waar nodig.
3. Wat verwacht Jeugdzorg van leerkrachten wat betreft de begeleiding van de kinderen in
de klas?
Wanneer dit is afgesproken kunnen er aparte afspraken voor begeleiding plaatsvinden.
Wanneer bijvoorbeeld de gezinsvoogd hierin doelen ziet of de school/leerkracht iets
signaleert. Voor kinderen is het belangrijk dat hun normale schoolleven doorgang kan
vinden, mits het kind stagneert/problemen met leren of in de ontwikkeling laat zien etc.
4. Hoe zou Jeugdzorg leerkrachten kunnen begeleiden en op welke manier gebeurd dit nu?
Het is niet de taak van BJZ om leerkrachten te begeleiden, ons studiecentrum geeft training
op verschillende thema's/onderwerpen om o.a. leerkrachten te ondersteunen. Scholen
kunnen hier kosteloos gebruik van maken.Daarnaast is overleg tussen de leerkracht/school
en BJZ essentieel; hierin kunnen ook adviezen en tips uitgewisseld worden.
5. Wat is het advies van Jeugdzorg over het hanteren en begeleiden van kinderen die te
maken krijgen met OTS of uithuisplaatsing?
I.p. gewoon doorgaan hoe het ging, maar het ligt per kind weer anders en per situatie hoe
het met een kind gaat. De situatie waarom een OTS of uhp is ontstaan is zo per kind specifiek
dat we hier niet een eenduidig antwoord op kunnen geven. Overleg is het middel om een
passende manier voor een kind te vinden. De leerkracht wordt door BJZ geinformeerd over
zaken die belangrijk zijn voor de schoolgang van een kind, een leerkracht kan signalen
afgeven, er kan een plan gemaakt worden hoe het kind het beste de school voortzet.
Om die laatste vraag te verduidelijken: waar heeft een kind in een dergelijke situatie het
meest aan?
Bijvoorbeeld:
1. Meedoen met de stof of zelf laten kiezen i.v.m. concentratie e.d.?
I.p. meedoen mits het kind dit niet aan kan.
3. Negatief gedrag aanpakken zoals je dat altijd doet of daar iets aparts voor verzinnen?
Negatief gedrag aanpakken; mogelijk wanneer dit toeneemt met een kind in gesprek gaan
en dit als signaal bij BJZ en ouders neerleggen.
5. Een doorgaande lijn voor de hele school of aan de inschatting van de individuele
leerkracht overlaten?
27
M.i. kan de leerkracht zelf het beste bepalen wat voor een kind goed is wat hij/zij in de klas
heeft. Deze leerkracht kent het kind mogelijk het best. Overleg binnen een team is natuurlijk
wenselijk; zeker wanneer er meerdere situaties zijn met kinderen rondom een OTS of uhp en
zaken vergelijkbaar zijn.
28
Bijlage 4: feedback
29
30
31