Professional Documents
Culture Documents
door J. Kamphuis
Uitgegeven door:
In opdracht van:
Werkgroep Restauratie
Afdeling der Bouwkunde
Technische Hogeschool Delft
Berlageweg 1
2628 CR Delft
telefoon: (015) 781047
Kamphuis, J.
No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, micro-
film or any other means without written permission from the publisher: Delft
University Press, Delft, The Netherlands.
- V -
INHOUDSOPGAVE
pag.
Inhoudsopga ve V
Voorwoord IX
Inleiding 1
Samenvatting 291
Literatuurlijst 311
TEN GELEIDE
Hier ligt dan de eerste monografie van de Werkgroep Restauratie (Afd. Bouw-
kunde, T.H. Delft) voor ons. Een eersteling, die zoals gebruikelijk met alle denk-
bare zorg was omringd en nu met vele bezweringen tegen het boze oog de wereld
in wordt gestuurd.
Het object - de ruine van het tijdens W.O.II verwoeste kasteel Nederhemert -
heeft zó lang op een meer dan oppervlakkige belangstelling moeten wachten, dat
het een weerbarstig onderwerp van onderzoek is geworden. De bouwval schijnt
zich hardnekkig en soms nukkig te verzetten tegen alle pogingen tot een liefdevol
begrijpen. Om het wat minder bloemrijk te zeggen: het allengs voortschrijdend
verval heeft al heel wat aanwijzingen voor de bouwhistorische ontwikkeling doen
verdwijnen of tot onherkenbaar wordens toe laten verweren.
Maar het gaat de volhardende onderzoeker als koning pygmalion uit de Griekse
sage, die uiteindelijk de onsterflijke goden smeekte om zijn werkstuk leven in te
blazen. Hoe meer men zich met de ruine en haar problemen bezighoudt, hoe dier-
baarder Nederhemert ons wordt. En •••. hoe bezorgder men zich gaat gevoelen ten
aanzien van de toekomst van het gebouw. De schrijver van deze monografie kon er
dan ook niet aan ontkomen hier en daar iets van die zorg te laten doorschemeren.
Uiteraard niet om iemand - wie dan ook - in gebreke te willen stellen en men mag
hem zijn verontrusting zeker niet euvel duiden. We zijn er nog niet aan toe om
Nederhemert - naar het gevleugelde woord van wijlen Prof. Martin - in schoonheid
te laten sterven.
Het voor ons liggende werk is een verantwoording geworden van alles, wat er aan
bouwhistorische gegevens boven water is gekomen. Daaraan hebben verschillende
disciplines, o.m. de architectonische, de iconografische en de archeologische hun
specifieke inbreng gehad. Het resultaat is niet altijd - het zij ruiterlijk toe-
. gegeven - een prettig leesbaar schriftuur geworden, al zijn er zeer leesbare ge-
deelten in aan te treffen. Niettemin diene men elke vergelijking met bijvoorbeeld
"L'histoire d'une forteresse" van Viollet Ie Duc uit den weg te gaan.
Wat het dan wel is? Ongetwijfeld een documentatie van onschatbare waarde. Wie
ooit met de restauratie te maken krijgt, zal er veel van zijn gading in vinden en
het werk telkens weer ter hand nemen. Wie zich met de ontwikkeling van het
kasteel bezighoudt, zal er niet omheen kunnen. We mogen deze samenvatting van
waarnemingen bovendien beschouwen als een studie met een grote voorbeeld-
werking op allen, die tot een dergelijk onderzoek geroepen worden. Ik aarzel dan
ook niet, de monografie niet alleen een ruime lezerskring, maar bovenal een grote
gebruikerskring toe te wensen.
VOORWOORD
De ruïne van het kasteel Nederhemert wordt door de plaatselijke bevolking wel-
eens de "steenklomp" genoemd. Eigenlijk is deze oneerbiedige benaming voor het
voormalige kasteel juist, want van dit kasteel zijn thans alleen nog maar stenen
over; stenen in alle vormen, kleuren en maten. Het is voor de bouwkundige leek
moeilijk in deze verzameling stenen structuren te ontdekken, want de ruïne is
thans een lappendeken van reparaties, naden en rafelig of ingestort metselwerk.
Omdat de ruïne tussen 1945 en 1967 heeft blootgestaan aan de inwerking van het
Hollandse klimaat, is de hechting van de kalk op de muren verloren gegaan. Op
deze manier zijn bouwsporen zichtbaar geworden, die voor Nederland uniek zijn in
hun veelheid en verscheidenheid.
Al deze bouwsporen zijn een stukje van een nogal ingewikkelde puzzle: de bouw-
geschiedenis van het kasteel. De bouw sporen en de gecompliceerde plattegrond-
ontwikkeling, hebben mij vanaf mijn eerste bezoek aan de ruïne gefascineerd. Om
deze reden heb ik dit kasteel als afstudeeronderwerp gekozen. Het bouwhistorisch
onderzoek heeft uiteindelijk geresulteerd in het onderhavige rapport.
Niet onvermeld moet blijven, dat dit resultaat niet bereikt had kunnen worden
zonder de vele hulp en inspiratie die ik van diverse zijden heb mogen ontvangen.
Daarvan wil ik speciaal noemen: Ir. I.C. Bakker; Ir. T.C. Bauer; Ir. D.B.M.
Hermans; E.G.J. Jochems; S.A.G. Jochems; J.H. Kastelijn; H.C. Knook; Jhr.
F .G.L.O. van Kretschmar; Drs. M.J. Moens-Gigengack; N.J.B.G. (Nederlandse
Jeugdbond ter Bestudering van de Geschiedenis); Dr. Ir. J.J. Raue; Prof. Dr.
J.G.N. Renaud; Th. van Straalen; Staatsbosbeheer; Stichting Vrienden der Gelder-
sche Kasteelen; Fotografische dienst van de Afdeling Bouwkunde, TH Delft; J.A.
van der Hoeve; L.E.M. Barones van Wassenaer-Crocini; M.E.L. Baron en Barones
van Wassenaer; Aannemersbedrijf Woudenberg-Ameide.
-x-
Het is verheugend te mogen constateren dat de belangstelling voor het boek "Kasteel
Nederhemert" groter is gebleken dan de Werkgroep Restauratie heeft kunnen voorzien.
Bij de tweede druk is de hanteerbaarheid van het boek vergroot door achterin het boek
(op uitvouwbare bladen) extra plattegronden en doorsneden op te nemen.
Eveneens zijn achterin het boek enkele foto's toegevoegd van de door de heer J.J. Keet
(maquettebouwer van de afdeling der Bouwkunde) gemaakte maquette van het kasteel.
Met behulp van deze foto's kan men het bouwvolume van de huidige ruïne vergelijken
met het volume van het kasteel omstreeks 1930.
Voorts zijn enkele onvolkomenheden gecorrigeerd en op sommige plaatsen is de tekst iets
uitgebreid.
INLEIDING
Bij de beschrijving van de onderzoeken zijn na elk hoofdstuk (11, III en IV), als
documentatie, tekeningen opgenomen. In de tekst wordt naar deze documentatie
verwezen middels de benaming "Blad"; dit ter onderscheiding van de in de tekst
opgenomen afbeeldingen. De afbeeldingen (foto's en tekeningen) hebben een
illustratief karakter. Om te benadrukken, dat de documentatie op de bladen bij de
afzonderlijke hoofdstukken hoort, zijn de bladen van de opeenvolgende hoofdstuk-
ken niet doorgenummerd.
Veel van de in dit rapport opgenomen foto's zijn verzorgd door de Fotografische
Dienst van de Afdeling Bouwkunde (TH Delft); deze foto's zijn te herkennen aan
een negatiefnummering, die uit drie cijfercombinaties bestaat.
Bij de beschrijving van de diverse onderzoeken zal met behulp van het begrip
"Putpeil" worden aangegeven, op welk niveau zich de bovenkant van de (al dan niet
verdwenen) vloer c.q. het maaiveld bevindt.
De in de loop der tijd verrichte onderzoekingen hebben zich beperkt tot het
kasteel. Aan het sinds 1948 niet meer boven het maaiveld aanwezige bouwhuis aan
de westzijde van het kasteel is geen aandacht geschonken. Thans is nog niet
bekend, waar de reeds in 1310 genoemde voorburcht heeft gelegen.
De beschrijving van het onderzoek onder het maaiveld neemt in dit verslag vrij
veel ruimte in. Daar men hierdoor geneigd is te denken dat dit onderzoeksaspect
veruit het belangrijkste zou zijn, moet erop gewezen worden, dat de door graaf-
werk verkregen gegevens zeer nauwkeurig moesten worden vastgelegd, omdat zij
voor derden niet direct te verifiëren zijn. Daar de bouwsporen in het opgaande
muurwerk zonder al te veel problemen toegankelijk zijn, en dus ook geïnter-
preteerd kunnen worden, is een uitvoerige documentatie van deze sporen achter-
wege gebleven. Dit verklaart de extra aandacht, die in de hoofdstukken III en IV
aan het onderzoek onder het maaiveld wordt geschonken.
Met nadruk moet erop gewezen worden, dat de in deze publicatie neergelegde
nieuwe inzichten het resultaat zijn van een momentopname van het onderzoek. Er
heeft in 1984 slechts een kortstondig veldonderzoek plaatsgevonden. De hieruit
verkregen gegevens waren echter kwalitatief en kwantitatief dermate over-
weldigend, dat het niet verantwoord was het veldonderzoek voort te zetten zonder
eerst de vergaarde gegevens te verwerken en met elkaar in verband te brengen.
Het onderhavige boek is derhalve de "tussenbalans", die na verwerking van de ge-
gevens is opgemaakt. Pas na een verifiërend veldonderzoek zal het mogelijk zijn
een redelijk betrouwbare "absolute" bouwgeschiedenis te beschrijven. Om deze
reden zal in de tekst de zinsnede "verdient nog nader onderzoek" diverse keren
voorkomen en zal men in dit verslag tevergeefs zoeken naar een historische en
genealogische verantwoording.
- 3 -
2e) Vanwege het bouwhistorisch onderzoek heb ik mij verdiept in het zoeken
naar een onderaardse gang door Ad. Mulder in 1908 en het oriënterend
onderzoek, dat Renaud in 1960 op de ruine heeft verricht. In een uitvoerige
verhandeling als deze, mogen de resultaten en bevindingen van deze twee
onderzoeken niet ontbreken.
3e) Tijdens het in 1984 verrichte onderzoek onder het maaiveld is slechts een
gedeelte van het "bodem archief gelezen". Om een toekomstig onderzoek
vruchtbaar te maken, moeten de verrichte werkzaamheden en de daaruit-,
voortvloeiende resultaten c.q. conclusies nauwkeurig worden beschreven.
4e) Het bouwhistorisch onderzoek heeft met betrekking tot de plattegrondont-
wikkeling geleid tot nieuwe inzichten. Om te voorkomen dat de tamelijk ge-
compliceerde bevindingen in vergetelheid zouden kunnen geraken, zijn zij
vastgelegd in deze publicatie.
5e) Enkele gedeelten van de bouwhistorie zijn (nog) niet eenduidig te be-
schrijven. Deze stadia zijn, met alle pro's en contra's, gesepareerd van de
plattegrondontwikkeling opgenomen.
6e) Ik hoop dat deze publicatie ertoe zal bijdragen, dat de waardering voor de
"steenklomp" te Nederhemert-Zuid zich in positieve zin zal wijzigen, opdat
dit unieke monument binnen afzienbare tijd de restauratie (of consolidatie)
krijgt die het verdient.
- 4 -
- 5 -
HOOFDSTUK I
INLEIDING
Het kasteel was in november 1944 èèn van de weinige onbeschadigde gebouwen in
Nederhemert-Zuid. Daarom werd vanuit de (beschut liggende) kelders van het
kasteel de defensie van 't Eiland geleid. Om bij de verdediging niet gehinderd te
worden door burgers, werd het grootste gedeelte van de bevolking van de Bom-
meierwaard geëvacueerd. De inwoners van Nederhemert-Zuid moesten op 11
november 1944 vertrokken zijn. Dit laatste is er de oorzaak van, dat niet bekend is
op welke wijze het kasteel in brand is geraakt.
Deze brand werd op 12 januari 1945 om ongeveer 16.00 uur voor het eerst waarge-
nomen vanuit Zuilichem. Het vuur heeft twee etmalen nodig gehad, om het kasteel
met zijn gehele inboedel (en de in de kelders opgeslagen kunstschatten van derden)
te verteren.
Afbeelding 1.
Topografische Kaart.
Uitgave 1908; detail Blad
567, (thans 44F) 1:25.000.
(F oto: auteur)
Na de bevrijding zijn pogingen om tot herbouw c.q. restauratie over te gaan helaas
mislukt.
Door inwateren en stukvriezen had het muurwerk, dat in 1945 nog redelijk gaaf
was, grote schade opgelopen. Vooral de relatief dunne muren van de voorgevel
gingen gevaar opleveren voor degenen die om en in het uitgebrande gebouw ver-
keerden. Dit en het ontbreken van financiëel perspectief voor de herbouw, leidde
tot de aanvraag van een sloopvergunning. Daar er kennelijk geen alternatief was,
werd deze vergunning verleend. Wel werd aan de kelders monumentale waarde
toegekend. Zij vielen buiten de sloopconcessie.
Gelukkig is de vergunning niet volledig benut. Men bracht piëteit op voor het
muurwerk dat men voor oud aanzag. Helaas bleek toen, dat het constructief on-
verantwoord was, de zeshoekige toren en de zuidvleugel buiten de sloop te houden.
Thans, 40 jaar na de noodlottige brand, dreigt door het vervagen van herinneringen
het verband zoek te raken tussen de ruine op "het Eiland" enerzijds en de oude
foto's van het kasteel, de beschrijvingen en anecdotes anderzijds.
- 7 -
Afbeelding 2. Anonieme kaart uit het midden van de 17de eeuw. (Herkomst
Universiteits Bibliotheek Leiden; Bodel Nijenhuis: port. 7-35).
N.B. De kaart is niet georiënteerd; het noorden is onder.
LIGGING
Om het kasteel ligt het restant van een rechthoekig fort. Dit fort, dat in de 16de
eeuw is aangelegd, had aarden wallen en op de vier hoeken bastions. Dit samenstel
vormde de hoofdwal van de aanleg; zie afbeelding 2. Om deze wal heen lag een 20
à 25 m brede gracht, de hoofdgracht. Het fort werd gecompleteerd door een voor-
wal, die aan de oostzijde twee bastions had. Deze bastions zijn in de huidige par-
celering nog te herkennen. Van de voorwal is aan de zuidzijde, met enige fantasie,
nog het profiel te herkennen: het glacis, de bedekte weg en de contrescarp.
Om de voorwal lag een singel. Jn deze singel hebben, blijkens oude kaarten, ten-
minste drie ravelijnen gelegen. 2
NN
2 4 6 B 10 20 KELDER
Bij het slechten van de wallen, in de 18de eeuw, werden de scherpe kantjes van de
bastions (de flanken) uitgevlakt. Daardoor is de huidige vorm van het eiland ont-
staan; een vierkant met ingeknikte zijden. Deze zijden zijn dus voor het grootste
gedeelte de voormalige facen van de bastions. Tevens werd bij het slecht~n van de
wallen ook de binnengracht, die direct om het kasteel lag, gedempt. 3 Van de
eventuele ravelijnen zijn thans geen sporen meer in het landschap te herkennen;
zie afbeelding 1.
Ir
Q
Vp
o 1 4 6 8 10 10
BEGANEGROND
Afbeelding 4. Reconstructie van de begane grond plattegrond van het kasteel, voor
de brand in 1945.
BESCHRIJVING
De beschrijving van het kasteel zal worden gegeven in de vorm van een denk-
beeldige rondleiding omstreeks 1930 door het gebouw in welstand. De rondleiding
vangt aan bij de voormalige hoofdgracht.
De vertrekken van het kasteel zijn genummerd; deze nummers zijn op de platte-
gronden terug te vinden; zie de afbeeldingen 3, 4, 5 en 6. Het eerste cijfer van de
vertreknummering op deze plattegronden duidt de verdieping aan: 0 = kelderver-
dieping; 1 = begane grond; 2 = eerste verdieping; 3 = tweede en zolderverdieping.
Het getal (1 t/m 12) achter deze verdiepingsaanduiding, geeft aan in welk gedeelte
van het gebouw een vertrek gesitueerd is. Indien door de bewoners een vertrek
met een bepaalde naam werd aangeduid (bijvoorbeeld "Bibliotheek"), wordt deze
ruimte in de tekst met een hoofdletter aangegeven.
Ten gerieve van de lezer zijn deze plattegronden ook achterin het boek (pag: 323)
op uitvouwbare bladen opgenomen.
- 12 -
A) 1.1 waterput
B) 0.1 &: 1.1 muurtrap met een in de loop der tijd dichtgezette deuropening
C) 1.1 &: 2.1 muurtrap
D) 2.1 thans massief muurwerk; tot 1781 bevond zich hier een
muurtrap
E) 1.1 muurnis, het restant van een poort
F) 0.1 kaarsnis
1.1 gekoppelde kaarsnissen
1.7 kaarsnis
2.1 gekoppelde kaarsnissen
G) 1.2 ui tbouw; hierin bevond zich ooit een poort
H) 0.2 restant van een muurtrap
I) 0.6 toilet
J) 1.6B toilet
K) n.v.t toilet
L) 1.9 hoofdingang
M) n.v. t. stookplaats
N) 1.1 Bibliotheekgang
0) 1.3A oude (brood)oven
P) 1.3A nieuw stookgedeelte in 0)
Q) 1.3A nieuw bakgedeelte in 0)
R) 1.3A rookkanaal 19de eeuws fornuis
S) 1.3A muurkast
T) 1.2 &: 2.3E muurtrap (zgn. Keukencamertrap)
U) 1.4 muurkast (zgn. Buffetkast)
V) 1.4 muurkast (zgn. Provisiekast); in 1781 dichtgemetseld
w) 0.3A schietgaten
0.3B
1.3B
1.3C
1.7
X) 1.7 dichtgemetselde (privaathoegang
y) 1.7 dichtgemetseld venster
Z) 1.7 dichtgemetselde stookplaats
AA) 2.3C Bed van Maarten van Rossum
BB) 2.3C muurkast; voormalig privaat
CC) 2.1 privaat
DD) 2.1 kluis
EE) 2.1 muurkast
FF) 2.1 toiletruimte
GG) 2.4 dichtgemetselde toegang tot uitgekraagd privaat
HH) 0.7 dichtgemetseld venster
II) 0.4 steunbeer
JJ) 2.1 gang
KK) 0.2 &: 1.2 in de muur uitgebroken trap
LL) 2.2A &: 3.3E trap
MM) 3.3E &: 3.2 trap
NN) 0.3A waterput
00) n.v.t zakgoot
- 13 -
4/5 EETZAAL
TOILET U I TSOUW
Het ongeveer 125 x 125 m grote kasteeleiland is over een aan de westzijde gelegen
dam in de voormalige hoofdgracht bereikbaar. Na door het hek te zijn gelopen,
passeren we twee gesnoeide bomen; zie afbeelding 12. Zij worden Adam en Eva
genoemd. We vervolgen onze weg over het straatje en nemen naast het bijgebouw
een zogenaamde "Mammoetboom" (Sequoia Gigantea) waar. Links van de ronde
toren staat ook zo'n boom. Naar verluid heeft een Baron van Nagell het zaad voor
deze boom uit het toenmalige St. Petersburg meegebracht. (Hij bevond zicr toen
in het gevolg, dat Anna Paulowna in 1816 naar Nederland begeleidde).4 Voor
Nederland is de omvang die deze bomen op Nederhemert hebben bereikt tamelijk
zeldzaam.
4) Aldus Craandijk op pag. 437. Volgens deze schrijver heeft de boom zijn
"slanken top" ooit tijdens een storm verloren.
5) Zie voor de toestand in 1944 afbeelding 129.
- 14 -
Afbeelding 8.
Reconstructie van de
westgevel van het kasteel,
voor de brand in 1945.
Afbeelding 9.
Reconstructie van de
zuidgevel van het kasteel,
voor de brand in 1945.
!Jj [H
B
o ffi o
Afbeelding 10.
Reconstructie van de
oostgevel van het kasteel,
voor de brand in 1945.
- 15 -
Afbeelding 11.
Reconstructie van de
noordgevel van het kasteel,
voor de brand in 1945.
mmo ~ 0
§ § 0 8D
o
D
BEGANE GROND
Achter de dubbele deur van de hoofdingang bevindt zich de 2,70 m brede en 7,5 m
lange Gang (1.9). Aan de wanden van deze vestibule hangen ondermeer een baro-
meter, geweien en ongeveer 30 portretten. Op deze portretten, die alle dezelfde
grootte hadden, waren naast Graven van Holland o.a. Willem de Zwijger, de
Graven van Hoorne en Egmond afgebeeld. In de wanden zijn geen deuren geplaatst;
tegen de noordmuur staat een kapstok en daar tegenover een kast. Aan het einde
van de gang verleent een dubbele deur toegang tot de Zaal.
- 17 -
Afbeelding 14. De Zaal (vertrek 1.2) in zuidwestelijke richting gezien. (Foto: Jhr.
F .G.L.O. van Kretschmar)
Naast deze drie stijgpunten waren er meer dan 13 opstapjes nodig, en een even
groot aantal gangen en portalen, om een gemakkelijke communicatie mogelijk te
maken. De bovengenoemde trede voor de Bibliotheekgang is daar één van.
In de Bibliotheek staan losse kasten langs de wanden, zoals op afbeelding 15 zicht-
baar is. (Dit is overigens een afbeelding van de noordoosthoek van vertrek 1.1;
deze ruimte was tot ongeveer 1930 de Bibliotheek). De bibliotheek zelf bevat een
schat aan 18de en 19de eeuwse boeken. Het (voorzover bekend) oudste boek
dateert van 1492.
Vanuit de Bibliotheek bereiken wij de Salon (1.11).
- 19 -
Afbeelding 16 toont de noordwesthoek van deze zitkamer. Links van deze foto
(niet zichtbaar op deze afbeelding) is de toegang tot het Boudoir (1.12) in de Zes-
hoekige toren. Op afbeelding 17 is de noordoosthoek van de Salon (1.11) waar te
nemen met links, in de porseleinkast, een verzameling Chinees en Delfts porselein.
Tevens verleent deze foto, door de dubbele deuren, een blik in een volgende kamer
(1.1). Deze ruimte (1.1) werd ook als eetkamer benut. Op afbeelding 18 is de
zuidwesthoek van dit vertrek afgebeeld; de muurdikte (1,8 m) is hier duidelijk
waar te nemen. Tot ongeveer 1930 was deze ruimte de bibliotheek. Tegen de
noordmuur staan nog een paar boekenkasten (zie afbeelding 15; de noordoosthoek
van deze salon), die geen plaats konden vinden in de kleinere ruimte van de
Bibliotheek (1.10). In deze woonkamer, de voormalige woontoren, behoren de
waterput (A), de poort (E) en twee gekoppelde kaarsnissen (F) tot de oorspronke-
lijke opzet. Zoals te begrijpen valt, waren deze architectonische details achter het
behang weggewerkt. In het portaal dat aansluit op de Zaal treffen wij twee muur-
trappen aan. Trap (B) leidt naar de keldergang (0.9) en de tweede trap (C) voert
via een portaal naar het vertrek (2.1) op de eerste verdieping van dit gedeelte van
het kasteel.
- 20 -
In de noordoosthoek van de Keuken vinden wij een grote broodoven (0). Om een
continu ,bakproces mogelijk te maken, is deze oven in latere tijd horizontaal opge-
deeld in een, in le)em gemetseld, stookgedeelte (p) en een met kluitkalk gemetseld
bakgedeelte (Q).6 Noch de oude (0), noch de nieuwe (p) oven had een schoor-
steenkanaal. De rook moest via een enorme schoorsteenboezem uit de keuken
trekk~n. Deze schoorsteenboezem neemt de gehele noordwand van de ruimte in
beslag en is ongeveer 2 m breed. Onder deze schoorsteen, tegen de noordmuur aan,
staat een groot fornuis. Om een goede trek voor dit fornuis te garanderen werd in
de grote schoorsteenboezem een iets normaler gedimensioneerd rookkanaal ge-
metseld (R).
6) Zie voor de toestand van deze twee ovens in 1983 de afbeeldingen 168 en 169.
- 22 -
Afbeelding 19. De Eetzaal (vertrek 1.4), detail van het behang. (Foto: Jhr.
F .G.L.O. van Kretschmar)
Afbeelding 20. De Eetzaal (vertrek 1.4), de westzijde met de schouw. (Foto: Jhr.
F .G.L.O. van Kretschmar)
Door de linkervleugel van deze deur kunnen wij de Eetzaal betreden. In 18de
eeuwse rekeningen wordt dit vertrek al als de "Eetzaal" beschreven. Zij heeft tot
ongeveer 1930 als eetkamer gefunctioneerd. De benaming in de 20ste eeuw was
overigens "Eetkamer". Deze naam komt beter overeen met de dimensies van de
ruimte: de kamer meet "slechts" 7,50 x 4,30 x 3,30 m en hoort derhalve tot
middelgrote vertrekken van dit kasteel.
Het moer- en kinderbinten plafond is met essehouten beschot bekleed. Tegen de
muren is in de "Franse Tijd" een behang met chinoiseries aangebracht. Naar
verluid is dit behang door Franse krijgsgevangenen gemaakt. De toenmalige
dorpelingen zouden model hebben gestaan voor de kunstenaars. Dit zou de ver-
klaring zijn voor de op het behang zichtbare Chinese mannetjes met nogal westers
aandoende hoofden; zie afbeelding 19.
- 24 -
Afbeelding 22. De
traptoren, gezien
vanuit de zaal.
(Foto: Rijksdienst
voor de Monumen-
tenzorg; neg. no:
1875)
In de noordwesthoek van de Zaal (1.2) vinden wij de toegang tot de Traptoren; zie
afbeelding 22. In deze Traptoren bevindt zich een spiltrap, die in 3* omwenteling
ongeveer 12 m hoogte overwint. Deze spiltrap heeft 14 bordessen met toegangen
tot vertrekken en gangen.
De trap speelt niet alleen een rol in het verticale verkeer, maar verbindt ook de
volgende bouwdelen min of meer horizontaal met elkaar: de Noordvleugel met de
daarachter liggende Ronde toren, de Toiletuitbouw, de Eetzaalvleugel, de Zaal-
bouwen de kamers op het voormalige binnenplein. Daar de trap, tussen de bordes-
sen, onregelmatige hoogteverschillen moet overbruggen, variëren het aantal
treden èn de hoogte van de optreden van bordes tot bordes. Vooral het laatste, het
wijzigen van de optrede - dit is de hoogte van de trede - wordt in de huidige bouw
ontoelaatbaar geacht.
De huidige spil in de traptoren is een architectonisch unicum. De vierhoekige spil
van metselwerk heeft in het midden een vierkante sleuf, die over de gehele hoogte
is uitgespaard. Op bepaalde plaatsen zijn verticale uitsparingen in de spil aange-
bracht, opdat het weinige lich~ dat in de volledig ingebouwde traptoren valt, op
speelse wijze wordt verspreid. 8
De treden van de trap zijn gelegd op gewelf jes. De gewelf jes rusten op gordel-
bogen. Deze gordelbogen zijn op onregelmatige wijze in de traptoren aangebracht;
zij zijn versierd met rode strepen (dodekop). Onder de gewelfvelden zijn slecht
passende (secundaire) kruisribben geplaatst. Deze ribben zijn gepolychromeerd. De
Traptoren zelf is wit gekalkt.
Via de bordessen 3 en 2 bereiken wij een laag gangetje (1.6B). Dit gangetje ontsluit
een Toilet (J), een Wijnkelder met tongewelf (1.6A) en de Wijnkelder in de ronde
toren (1.7). In dez~ laatste ruimte treffen wij schietgaten aan, die geschikt zijn
voor a;eschut (W). 9 In de zuidmuur bevindt zich een dichtgemetselde doorgang
(X).l Deze heeft vermoedelijk ooit toegang gegeven tot een buiten de toren uit-
gekraagd privaat. Bij (y) is een venster dichtgemetseld en bij (Z) is eveneens een
schouw dichtgemetseld.
Het westelijk gedeelte van het toren vertrek heeft een (half) koepelgewelf. Naar
het oosten toe gaat deze koepel over in een tongewelf.
Weer in de Traptoren gekomen vinden ~ij op het 4de bordes de toegang tot het
Kantoor of Rentmeesterskamer (1.8).11 Dit vertrek had een schouw tegen de
noordmuur (M).
EERSTE VERDIEPING
De trap volgend, ontsluit het 5de bordes een gang (2.6A). Ten noorden van deze
gang bevindt zich een Archiefkamertje (2.6B). In het verlengde van de Gang vinden
wij in de Ronde toren (2.7) de Rook- of Herenkamer •
Het 6de bordes van de Traptoren geeft, via een portaaltje, toegang tot een Toilet
(K). Het daglicht kon, door een venstertje in dit portaal, tot de volledig ingebouw-
de traptoren doordringen.
De Grote logeerkamer (2.4) wordt bereikt via bordes 7. Deze kamer wordt, van-
wege het uitzicht op de thans dode arm van de Maas ook wel Maaskamer genoemd.
In de noordmuur van deze kamer bevindt zich een aan de binnen- en buitenzijde
dichtgemetselde doorgang naar een uitgekraagd privaat (GG).1 2)
Via gang 2.3D komen wij vanuit de Maaskamer op de eerste verdieping van de
Keukentoren. Op deze verdieping van de toren vinden wij aan de noordzijde twee
logeerkamers: de vertrekken 2.3A en 2.3B.
De in de literatuur veel aangehaalde Maarten van Rossumkamer is het vertrek
2.3 C. Deze kamer dankt zijn naam aan het bed dat er in staat: AA op de platte-
grond; zie afbeelding 23. Dit oorspronkelijk tweepersoonsbed is in latere tijd
gereduceerd tot een éénpersoonsbed. Het heeft op het achterschot het wapen van
Van Rossum; zie afbeelding 24. De wapendragers zijn twee wilde mannen: saters.
Het bed is in de vorige eeuw aangekocht door een eigenaar van Nederhemert. Het
zou afkomstig zijn uit het gesloopte kasteel van Maarten van Rossum te
Poederoyen. Vrij snel na de plaatsing ervan op Nederhemert kwamen verhalen in
omloop over spoken. De angstaanjagende "bovennatuurlijke" geluiden werden
echter veroorzaakt door nachtuilen.
Via gang 2.3E is de boven de Zaal gelegen Eerste Mamsel (2.2A) te bereiken. (Een
"Mamsel", afgeleid van Mademoiselle, was een dame die de huishouding bestierde).
De Eerste Mamsel functioneert als overloop. Het ontsluit, naast de eerste en
tweede verdieping van de Keukentoren, de Traptoren en de Tweede Mamsel.
De Tweede Mamsel (2.2 B) is in gebruik als linnenkamer. In brieven uit 1781 wordt
dit vertrek "washok" genoemd. Deze functie verklaart de zeer grote schouw (M) in
de zuidmuur van dit vertrek.
Ten zuiden van de linnenkamer ligt een kamer (2.1), die in gebruik is als kinder-
kamer. Via een portaal verbindt een muurtrap (C) de begane grond met dit ver-
trek. De in het verlengde van deze trap doorgaande muurtrap (D), die naar de zol-
derverdieping voerde, werd reeds in 1781 dichtgemetseld. Een nisje in het portaal
houdt de herinnering aan deze trap levend. 13) In de dikte van de zuidmuur is een
toilet (CC), een kluis (DD), een kast (EE) en een toiletruimte (FF) uitgespaard c.q.
uitgebroken. De kamer bevat in de oostmuur twee kaarsnissen (F), die identiek zijn
aan de kaarsnissen van het vertrek op de begane grond (I.1).
Vertrek 2.11 is een slaapkamer.
Torenkamer 2.12 beschikt over een balkon en is in gebruik als kleedkamer.
Ten noorden van de slaapkamer ligt de Balkonkamer (2.10). Hoe dit vertrek aan
zijn naam is gekomen, laat zich niet moeilijk raden; zie afbeelding 12. Deze kamer
dient eigenlijk als doorgangsruimte van de Gang (2.8B) naar de slaapkamer. Want
de tweede gang op deze verdieping (JJ) kon, door zijn gebrekkige verlichting, geen
rol in de communicatie spelen.
Het laatste vertrek op deze verdieping is de Kleine slaapkamer (2.8A).
Via een trapje in de gang voor deze kamer komen wij op bordes 9 van de Trap-
toren.
TWEEDE VERDIEPING
In de Traptoren geeft bordes 10 toegang tot een gang (3.6A), die een Badkamer in
de Noordvleugel (3.6B) en een Logeerkamer in de Ronde toren (3.7) ontsluit.
Een bordes verder (bordes 11) vinden we een deur, die toegang geeft tot de zolder
van de Noordvleugel.
Ook bordes 12 ontsluit een zolderruimte, namelijk die van de Eetzaalvleugel (3.4).
Het volgende bordes geeft toegang tot de "Grote Zolder" van de Zaalbouw (3.2).
Tevens kan men vanaf dit bordes de zakgoot (00) tussen de daken van de voor- en
achtervleugel bereiken; zie afbeelding 25. Deze zakgoot veroorzaakt vooral
tijdens de herfst veel overlast. Een deel van het blad van de eiken, die op de singel
staan, waait in dit jaargetijde over het grote dak en belandt in de zakgoot. Hier
verstopt het blad de afvoeren, en dit heeft overstromingen tot gevolg.
Het laatste bordes (14) van de Traptoren is waarschijnlijk het restant van een om-
loop. Voordat in d) 19de eeuw de kap van de noordvleugel over de traptoren door-
getrokken werd 14 kon men vanaf deze omloop van het uitzicht genieten op
Heusden en op de Maas.
- 29 -
Via de Grote Zolder (3.2) en trap MM bereiken wij de tweede verdieping van de
Keukentoren. In 1916 werd deze verdieping op de Keukentoren geplaatst, om de
oudste zoon van de toenmalige eigenaar te huisvesten. De verdieping is ook be-
reikbaar vanaf de Eerste Mamsel (2.2 A) via trap LL. Hij bevat naast een gang en
een toilet, de vertrekken 3.3A, B en C. Kamer 3.3C beschikt over een balkon.
Tezamen vormen deze kamers een zelfstandig appartement.
ZOLDERS
57"
46 "
17"
52 ° c.a. . 49°/55 0
,
i ./
NOKPUNT ! P+16,OO NO KPUN T! P.16,OO
61" wiNDWIJZER
6 I"
KAPPEN PLAN
15) In het bestaande m uurwerk zijn thans (1985) de meeste dakhellingen nog af te
lezen. Met behulp van deze bouwsporen en oude foto's is het mogelijk ge-
bleken het kappenplan te reconstrueren. Ook de nokhoogten zijn op deze wijze
te bepalen; zie het kappenplan op afbeelding 25.
- 30 -
KELDERS
De kelders zijn van buiten toegankelijk via de trap bij het bordes (0.9), de "achter-
deur" in de oostmuur van de Zaalkelder (0.2) en de in 1916 uitgehakte deuropening
in de noordmuur van de Keukentorenkelder (0.3A). De laatste deur was noodzake-
lijk voor een gemakkelijk en hygiënisch transport van brandstof naar de kolen-
kelder (0.3B).
Via de Traptoren en de muurtrappen B en KK zijn de kelders vanaf het begane
grond niveau te bereiken.
Naast toegangen hadden de kelders uiteraard ook vensters in de buitenmuren.
Deze waren van stevige diefijzers voorzien.
De kelderverdieping is, met uitzondering van vertrek 0.11, geheel in gebruik als
opslagruimte. Vertrek 0.11 werd omstreeks 1900 verbouwd tot keuken, maar is
nooi t in die hoedanigheid gebruikt. De afstand tussen deze keuken en de eetzaal is
te groot en de trap die bestegen moest worden te ongemakkelijk.
De kelders zijn in de loop der tijd behoorlijk opgehoogd. Dit heeft vooral te maken
met het streven de kelders droog te houden tijdens de vaak voorkomende hoge
waterstanden. (Tot de aanleg van de Bergse Maas (1888-1904) had 't Eiland regel-
matig te leiden onder overstromingen van de Maas). De ophogingen variëren van
0,45 tot 1,30 m. Door de ophoging van de vloer van kelder 0.1 sloot de daar aan-
wezige muurtrap (B) niet meer aan op het loopvlak, de doorgang werd daarom
dichtgemetseld. Deze kelder (0.1) heeft 5 enkele kaarsnissen, dit in tegenstelling
tot de begane grond en eerste verdieping. Die hebben elk, voor zover het oor-
spronkelijke muurwerk nog aanwezig is, twee gekoppelde kaarsnissen.
Het rechthoekige keldervertrek is overwelfd door een koepelgewelf zonder
pendentief; om preciezer te zijn: een boheems gewelf. 16) In de profane bouwkunst
is een dergelijk gewelf vrij zeldzaam.
De Zaalkelder 0.2 heeft in de westmuur een (dichtgezette) stookplaats. I?) In de
noordoosthoek van deze kelder bevindt zich het restant van een muurtrap (H). Het
vinden van deze muurtrap gaf in 1908 aanleiding tot het eerste bouwhistorisch
onderzoek op Nederhemert. Men dacht toen, dat men het begin van een onder-
aardse gang had gevonden. Deze gang zou onder de Maas door naar Herpt hebben
gelopen! 18r
De oostelijke Eetzaalkelder (0.4) is in de loop der tijd tenminste 1,25 m opge-
hoogd.
De westelijke Eetzaalkelder (0.5) behoort niet tot de oorspronkelijke opzet van dit
gedeelte van het kasteel: doordat de begane grond vloer (1.4) in de loop der tijd op
een hoger niveau is gebracht, ontstond een ruimte tussen de nieuwe begane grond
en de oorspronkelijke kelder (dit is kelder 00.5; zie hierna). De door deze ophoging
gecreëerde ruimte wordt thans ingenomen door kelder 0.5.
De keukentorenkelder is in twee ruimtes gesplitst (0.3A &. B). Kelder 0.3B was de
kolenkelder. Deze kelders bevatten aan de oost- en westzijde bijna geheel dicht-
gezette schietgaten. In de zuidmuur bevindt zich nog een gerepareerd schietgat,
dat intact is (W).19) In de noordmuur is in 1916 een toegang op de plaats van een
venster uitgebroken.
16) Zie voor de definiëring van het begrip "Boheems Gewelf" Hoofdstuk V, noot 7.
17) Zie voor de situatie in 1985 afbeelding 69.
18) Zie hierna bij Hoofdstuk 2.
19) Zie voor de situatie in 1985 afbeedling 59.
- 31 -
20) Tijdens het bouwhistorisch onderzoek, dat in 1984 verricht werd, is onder een
grote hoeveelheid puin een zeer fraaie collectie 14de eeuws aardewerk aange-
troffen; zie afbeelding 63.
21) Afbeelding 43 geeft de in 1984 aangetroffen situatie weer.
22) Zie afbeelding 44.
- 32 -
Bijlage
Men zou uit het cartografisch materiaal kunnen concluderen, dat er in de buiten-
gracht van de vesting vier ravelijnen hebben gelegen. Maar gezien de schema-
tische weergave van het fort op de meeste kaarten, is het niet onmogelijk, dat
deze ravelijnen aan de fantasie van de landmeter zijn ontsproten. Op afbeelding 26
een 17de eeuwse kaart. De op deze kaart aangegeven omwalling komt overeen met
die van de kaart op afbeelding 2.
De op de afbeeldingen 27 en 28 afgebeelde kaarten vertonen halverwege de cour-
tines bastions. Van deze bastions is, in tegenstelling tot de fortificaties van af-
beelding 26, thans niets meer in het veld waar te nemen.
Om dit cartografisch uitstapje te completeren, zijn op de afbeeldingen 29, 30 en
31 de militaire kaart van 1838/39, de kadastrale minuut van 1832 en de Gemeente
kaart van 1863 opgenomen.
I
I
I
/ 1679; ARA: VTH 780. (ARA
= Algemeen Rijksarchief
's-Gravenhage; Foto: J.J.
Raue; het gebastionneerde
kasteeleiland en de voorwal
I zijn door de auteur geaccen-
/ tueerd)
//
~.....~#/~ ' ,"
"""-'---"'~--" " ....
J;i
1h lil Rr
'- ,1
- 33 -
,(,
W/2 pr ./1 •
Afbeelding 30. Kadastrale Minuut; Gemeente Nederhemert, Sectie C, Ie Blad.
(1832; Noorden rechts). (Foto: auteur)
- 36 -
Afbeelding 31.
Gemeente A tlas van
Nederland. (J. Kuyper;
Leeuwarden, t 1863).
(F oto: auteur)
- 37 -
HOOFDSTUK 11
De door Mulder beschreven situatie (bestaande toestand 1908) is boven aan Blad 1
getekend. Deze tekening toont hoe een trap (links) doorsneden is door een tweede
trap. (Geheel rechts op de tekening een dichtgezette waterput). De rechter trap
sluit aan op het begane grond niveau van de keukentoren; zie plattegrond 3 van
Blad 1.
Uit de briefwisseling valt op te maken, dat men in 1908 het muurtje tussen de be-
staande trap en het traprestant uitgebroken had. Indien de dichtzetting van de
voormalige toegang tot de trap vanuit de kelder doorgebroken was, had Mulder
waarschijnlijk een andere beschrijving toegepast; bijvoorbeeld: " •• een, zich in de
muurdikte bevindende dichtgemetselde trap werd ontdekt, die eertijds voerde van
de kelder tot de hoofdverdieping" •
Men kreeg zodoende zicht (naar beneden) op de troggewelfjes van de oorspronke-
lijke trap. De treden waren waarschijnlijk, net als nu, aan het zicht onttrokken
door in de trapruimte gestort puin. In 1908 zag men derhalve alleen maar 4 naar
beneden voerende troggewelfjes en een daarachterliggend tongewelf; zie platte-
grond 1 op Blad 1. Voor de één was dit bouwspoor het begin van een onderaardse
gang, voor de ander (Mulder) was dit "slechts" een muurtrap en daarmee was voor
hem de kous af.
In het hieronder volgende betoog zal uiteengezet worden, dat deze muurtrap veel
meer informatie bevat, dan men uit de bescheiden correspondentie zou ver-
moeden.
De tweede plattegrond op Blad 1 toont de reconstructie van de oorspronkelijke
situatie. Het loopvlak van de kelder is ongeveer 75 cm lager (dit niveau is tijdens
het onderzoek in 1984 ontdekt). Vanaf dit loopvlak is een put (rechts op de
- 38 -
Naast dit traprestant, dat wijst op een lager loopvlak dan het huidige begane grond
niveau, zijn er meer bouwsporen die in deze richting wijzen:
Ie) het huidige begane grond niveau bevindt zich op P+l,68. De kruin van het ge-
welf van de zaalkelder bevindt zich op P+0,90; het gewelf is één steen dik (30
cm); dus de bovenkant van een (mogelijke) oorspronkelijke vloer zou zich op
±P+l,20 kunnen bevinden. Er bevindt zich dus een loze ruimte met een hoogte
van 50 cm tussen het gewelf en de (bovenkant van de) betonplaat.
2e) het schietgat en de boog erboven, in de noordelijke muur van de zaaluitbouw,
zijn nogal laag geplaatst: 1,05 m respectievelijk 1,60 m boven de huidige vloer
(zie doorsnede B-B'). Hier zou iets meer hoogte het comfort van de schutter
verhogen.
3e) onder de "keukencamertrap" (tussen de zaalbouw en de keukentoren) bevindt
zich een schietgat voor haakbussen. De balk die de terugslag van de bus op
moest vangen is nog in het muurwerk aanwezig!. (Zie de afbeeldingen 157,
158, 163 en 164). Ook dit schietgat, dat vanuit de zaal gebruikt werd, heeft
thans geen gemakkelijke hoogte voor een schutter: onderzijde 70 cm, boven-
zijde 110 cm boven het huidige begane grond niveau.
4e) In de oostelijke muur bevindt zich, ten noorden van de uitbouw, een (thans)
nogal onpraktisch hoog geplaatst venster (nis); dit venster bevindt zich tussen
2,40 en 3,75 m hoogte, zie de begane grond reconstructie en doorsnede A-A'.
Dit zou er op kunnen wijzen dat de huidige begane grond verdieping ooit op-
gedeeld is geweest in twee verdiepingen; ook bij deze aanname moet het oor-
spronkelijke begane grond niveau lager worden gedacht dan thans.
- 39 -
5e) Het huidige begane grond niveau van de zaal (P+l,68) sluit niet prettig aan op
op het keukentorenniveau (P+O,98) en het voormalige eetzaalniveau (P+O,55).
Ook dit zou kunnen wijzen in de richting van een lager (oorspronkelijk) begane
grondniveau.
6e) De traptoren is tegen de zaalbouw en de eetzaal opgetrokken. Het is logisch
te veronderstellen, dat de diverse niveaus van de bordessen zoveel mogelijk
aangesloten hebben op de vloerhoogten van de omliggende vertrekken. Thans
bevindt het vloerniveau van het bordes, dat toegang geeft tot de zaal, zich
bijna 30 cm lager dan het begane grond niveau van de zaal. Ook dit wijst op
het naderhand verhogen van het begane grond niveau van de zaal. (In dit geval
is de ophoging slechts 30 cm in plaats van de hiervoor beschreven 50 cm. Het
is echter niet onwaarschijnlijk dat de bordessen 1, 2 & 3 in de loop der tijd
(20ste eeuw?) ongeveer 20 cm opgehoogd zijn. Want het bordes, dat aansloot
op het voormalige eetzaalniveau (P+O,55) bevindt zich thans ook 20 cm hoger
(P+O,72); zie Hoofdstuk 5 Bijlage VII.
7e) Gezien de vorm van het schouwrestant in de muur tussen de zaal en de woon-
toren, mogen wij een lager oorspronkelijk vloerniveau in de zaal veronderstel-
len (vriendelijke mededeling Ir. E.J. Nusselder).
Uitsluitsel over het al dan niet bestaan van een loopvlak op P+l,20 kan niet op een
voudige wijze gegeven worden, omdat de (eventuele) aansluitingen van het loop-
vlak op het opgaande muurwerk, opgesloten liggen tussen de huidige beton plaat
(van de begane grond) en het keldergewelf.
KELDER
BEST. TOE STAN~ 1
KELDER 2
RECONSTRUCT!E _ _--:
BEG. GROND
BEST. TOESTAND 3
----- ........ .
BEG . GRO NO
<JB RECONSTRUCTIE
II - - --
"- o,
2,S SM
!
DOORSNEDE A-A'
~ - HUIDIG LOOP- -
VLAK P-'-2.0S
HOOFDSTUK III
Put A
Tekening: Blad I
Putpeil: P-1,35
Beschrijving: De put is 5,5 x 2,1 m groot. In het midden van de put heeft een
profiel dam gestaan (in oost-west richting). Deze verdeelde de
put in een zuidelijk en een noordelijk gedeelte.
- 45 -
Conclusie: Het met de bouw van de woontoren meenemen van een poer
met daarnaast een staande tand, die overgaat in een vallende
tand, getuigt van een goed doordacht plan. Men hield rekening
met een spoedige uitbreiding van het kasteel.
Om al te veel grondverzet te voorkomen werd een grondboog
toegepast. De grondboog bevindt zich net onder het oor-
spronkelijke loopvlak; dit wijst erop dat de woontoren oor-
spronkelijk aan deze zijde geen gracht heeft gehad, maar een
"binnenplaats". Het is niet bekend hoe groot deze binnenplaats
oorspronkelijk is geweest, en of zij door een gracht omringd
was. (Uit put 19 zal blijken dat ook de noordzijde van de woon-
toren op deze binnenplaats stond).
Blijkens de tanden is de "binnenplaats" die bij deze eerste fase
aanwezig was, niet ommuurd geweest.
Blijkens laag II van de profieldam moet op ongeveer P-3,20
het oorspronkelijke loopvlak van het binnenplein gezocht
worden; dit komt vrijwel overeen met de in put 9 en 10 ge-
vonden gegevens (dit loopvlak variëert daar van P-3,25 tot
P-3,40; zie hierna bij de putten 9, 10, 10.1).
Het tweede loopvlak van het binnenplein <1) op P-2,80 cor-
respondeert eveneens met loopvlakken die in de putten 9 en 10
aangetroffen zijn. Zoals later (zie put 10) zal blijken, heeft
deze loopvlakophoging plaats gevonden tijdens het optrekken
van de westelijke zaalmuur •
Blijkens de afgekapte poer en de kalklaag heeft kelder 0.11
ooit een loopvlak gehad op ongeveer P-2,35.
Gezien de gevaarlijk brede snij laag van de noordelijke muur
mogen wij aannemen, dat het de bedoeling was, deze muur
tenminste 85 cm dik uit te voeren; hij is thans 55 cm breed.
Deze muur is op een bestrating geplaatst (het tweede plaveisel
op P-2,80). Dit plaveisel is ook (in de vorm van een zandbed) in
de ten noorden van A liggende put 10 aangetroffen.
De zuidelijke weermuur is, gezien de verandering van de voeg-
afwerking op P-3,70, en het steenformaat, in twee fasen opge-
trokken. Aan te nemen valt, dat het bovenste gedeelte van de
muur een reparatie is.
- 47 -
PutB
Bereikte diepte: variëert; van 0,65 m (P-2,00) bij de ronde toren tot ± 1,50 m
(P-2,85) ter plaatse van de voormalige poorten en de zes-
hoekige toren; zie Blad 4.
Conclusie: De uitbreiding van het kasteel (waarmee men bij de bouw van
de woontoren al rekening hield; zie hiervoor bij put A) bestond
uit de aanleg van een ongeveer 1 m brede weermuur. Op weer-
ganghoogte werd de muur, met behulp van spaarbogen op
poeren, op een breedte van ongeveer 1,90 m gebracht.
De weergang zal via een trap, in de verbreding van de muur bij
de ronde toren, vanaf het plein toegankelijk zijn geweest.
Na enige tijd is een poort in de weermuur gebroken en ver-
rezen de zuidvleugel en de zeshoekige toren.
De poort is later vergroot. Hierbij ontstond tussen de nieuwe
poort, de zeshoekige toren en de zuidvleugel een kleine ruimte.
Later is aan de noordzijde van de poort ook een dergelijke
ruimte ontstaan.
- 48 -
PutC
Tekening: Blad 5
Putpeil: P-l,75
Afbeelding 34. Vondst A uit put C. Afbeelding 35. Vondst B uit put C. Een
Een 16de eeuwse trechterbeker; op de 16de eeuwse trechterbeker; zichtbaar
afbeelding is het wapen van Torck zijn de wapens van Merode en Torck,
zichtbaar. (neg. no: 2091-1-5) en een ingeritst ornament. (neg. no:
2091-1-3)
Afbeelding 36. Vondst K uit put C. Een 51 cm lange (gerestaureerde) dolk. (neg.
no: 2091-2-5)
- 51 -
Vondsten verv. 28 F 3 zalfpot jes van rood aardewerk; van binnen geglazuurd;
hoogte: respectievelijk 5, 6 en 7 cm; diameter
respectievelijk 6, 7,5 en 5,5 cm; neg. no: 2091-2-10
28 G 1 kamerpot; tin met opgebolde bodem; heeft geen dek-
sel gehad; heeft duimrust; XVI; hoogte: 11 cm; diameter
mond; 12,5 cm; neg. no: 2091-2-9
28 H 1 bord; tin; aan de voorzijde roosmerk (gekroonde roos
met daarom heen "P M G"). Op de achterzijde is de
Bossche boom ingeslagen, met links daarvan een "I" of
een "J" of een vaasje, het rechter merk is afgesleten;
XVIB; diameter 23 cm; neg. no: 2091-2-8
28 I 1 schotel; tin; aan de voorzijde roosmerk (gekroonde
roos), links daarvan is een "0" en rechts een "I" inge-
slagen. Op de achterzijde is de Bossche boom ingeslagen
met links daarvan de letter "I"; XVIB; diameter 38 cm;
neg. no: 2091-2-7
28 J 1 schotel; tin; aan de voorzijde (waarschijnlijk) een ge-
kroonde roos, links daarvan een "0" en rechts een "I" in-
geslagen, aan de achterzijde is de Bossche boom inge-
slagen met links de letter "I"; diameter 35,8 cm; neg.
no: 2091-2-6
28 K 1 dolk; gerestaureerd; XVI; lengte 51 cm; breedte ge-
vest; 12,5 cm; neg. no: 2091-2-4 & 5 (zie afbeelding 36)
28 L metaal;
1 dolk; ijzer
1 schietmechanisme van een kruisboog; ijzer
1 "harpoen", ijzer
neg. no: 2091-2-3
28 Mmetaal;
1 hak; met huismerk; ijzer
1 pan; ijzer; met koperen reparatie
neg. no: 2091-2-2
J PUTGRENS P PLATTEGRONI
WEST WEST
- + - RESTANT MUUR
p_ 1,0 - -p_ 1,0
LOOPVLAK
PROFIELDAM
10
GRONDBOOG - P-3 .0
_= 0=
13
- P-4,O
, ..... .[-14
r----
/ /
/
/
/ //
/
NO 0 RO-Z UlO
OSN .
RESTANT MUUR
-P_2 , O
---+----VOL IN OE MORTEL
---t---- BERAAPT
o----f.,--- - - 0 IEP E VO EG EN
ONDERKANT # ,;
GROND B OOG / POE R TA N0
WEST-O 0 ST OOST-WEST
OSN . OSN .
o 2·, S SM
i I
PUT A
L - -_ _ _ _ _ _ _-----,_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ .=_._. =-_ =-,=:===========--_--\
2)
-
N
C>
3)
0
cr
.....
..... .....
lil
lil
« «
L"-
.....
L"-
..... Ol lil
«
CD '"
!":
z
'"
0--
N
ol!
L"- ~
::J
.....
~
~
Ol
0.. ""
.....
Z
'" 0--
rJ ~ ~
\
L_~
C>
4)
.0 NIET FASEERBAAR
~ 4e FASE
~ Se FASE
ITTIIil] MEETFOUT
P.1 ,3S ~
PUTGREN S
:': Pd,OO
:,:P.2 ,50
PUTGRENS
o 5 10 M
PUT B
TEKENING 3
-....
~ .
v~4\
I
5)
VVI
~) STEUNBEER \
i \
--i-- UITMONDINGEN ~\
\
\
SCHIETGAT i \
i PUTGRENS---\
o 2,5 SM
i
po- -PO
DI-----SCHIETGAT
UITMONDrNG I MAAIVELD
r-------------~~--------_r----~~
- P- 2,0
STEUNBEER
BESTRATING
I
KRUISVER
UITMONDrNG BAND
AFGEKAPT I
~ PU TGRENS
P-6 , O- -,:-,\---r~--.....,\- ~- P- 6,0
PUT C
- 57 -
Notities
- 58 -
- 59 -
HOOFDSTUK IV
Nadat in het voorjaar van 1984 een opmeting van de ruïne was vervaardigd, kon
een aanvang worden gemaakt met de interpretatie van de in het muurwerk aan-
wezige bouwsporen. Dit en topografisch materiaal en de resultaten van archief-
onderzoek leverde een "stamboom" van verschillende mogelijkheden van platte-
grondontwikkeling. In enkele gevallen gaf het opgaande muurwerk niet voldoende
aanwijzingen, die een hypothese van de plattegrondontwikkeling ondersteunden.
Daarom werd, onder leiding van Renaud in het voorjaar van 1984 enkele dagen het
onderzoek onder het maaiveld voortgezet, op "knooppunten" van de hypotheses van
de bouwgeschiedenis. Bij de putten 1 t/m 4.1 is de gevolgde werkwijze met
illustraties toegelicht. Tijdens het onderzoek bleek, dat het muurwerk onder het
maaiveld veel (soms bijna sensationele) informatie bevatte. Maar ook groeide snel
het besef, dat het gezien de geringe mankracht, een onmogelijke opgave was, aan
al de aangetroffen bouwsporen de aandacht te schenken die wij wenselijk achtten.
Om deze reden is het onderzoek in het voorjaar gestaakt. Om meer mensen be-
schikbaar te krijgen heeft Renaud contact gezocht met de N.J.B.G. (Nederlandse
Jeugdbond ter Bestudering van de Geschiedenis). Met behulp van tien N.B.J.G.ers,
die onder leiding stonden van het Laboratorium voor Bouw- en Bewoningsge-
schiedenis van de Technische Hogeschool Delft, werd het bouwhistorisch onder-
zoek op 16 juli voortgezet en 12 dagen later afgesloten. Ook dit onderzoek had
weer het karakter van een "knooppunten onderzoek". Daar er geen volledig
onderzoek verricht kon worden is het een eerste vereiste, dat alle handelingen
nauwkeurig worden gedocumenteerd. Want na dit verkennende onderzoek, moet
het mogelijk blijven, dit buitengewoon interessante kasteel aan een uitgebreider
bouwhistorisch onderzoek te onderwerpen. Het hieronder volgende hoofdstuk is
derhalve een zo volledig mogelijke beschrijving van de in 1984 verrichtte werk-
zaamheden en de conclusies die uit de resultaten zijn getrokken.
- 60 -
PUT 1
Tekening: 1, 2, 3, 4 &: 5
Putpeil: P-1,49
Beschr. (verv.): De putvulling bestond uit een dun laagje schoon zand met
daaronder vuile grond. De waterput is .t 0,40 m uitgegra-
ven. De vulling hiervan was eveneens vuile grond.
Vomlsten: Geen
PUT 2
Putpeil: P-l,49
Vomlsten: Geen
- 63 -
PUT 3
Putpeil: P-2,05
Beschrijving: De plaats waar deze put gegraven is, bleek ooit als kalkput
benut te zijn. Omdat de aangekoekte kalk alle zicht op het
muurwerk belemmerde, was het niet mogelijk de vorm van
de aansluiting vast te stellen.
Op 0,60 m diepte (P-2,65) werd het restant van een loop-
vlak aangetroffen.
De putvulling bestond ui t verontreinigde grond met puin
en, uiteraard, veel kalk.
Vondsten: Geen
PUT 4
Putpeil: P-1,18
~
Afbeelding 38. De zuidelijke
/ 2 ------ muur van kelder 0.5; zie voor
de situatie Blad 4). Bij 1 de
I
I
I ----
-.
---
.
I
I
vermeende naad. Ten behoeve
I
van het documenteren van de
I
I drie lateien boven de door-
I
11 gang, is een detail opname
I
I
I
van deze muur genomen; de
I
I omvang van dit detail (afbeel-
-1----- L----;
ding 48) wordt door 1. aange-
geven. (neg. no: 2103-1-25).
Vondsten: Geen
PUT 4.1
Putpeil: P-3,32 Dit is het peil van het aangetroffen loopvlak, waar-
op het afval is gestort.
Bereikte diepte: P-3,32 Het afvalpakket ligt boven op het vloertje. Als men
di t pakket egaliseert, is het ongeveer 20 cm dik.
Beschrijving: Het zuidelijk muurwerk van kelder 00.5 (in principe Vlaams
verband) heeft geen verticale naad op de plaats, waar
volgens mogelijkheid I (zie doelstelling put 1, 3 en 4; Blad
2) de noordelijke weermuur op de westelijke zaalmuur zou
moeten aansluiten.
De westelijke en oostelijke muur, benevens het gewelf van
deze kelder, sluiten koud aan op de zuidelijke muur. (Het
gewelf rust echter op de noordelijke muur; zie de noord-
zuid doorsnede op Blad 6). De oostelijke muur (staand ver-
band) bevat een, door twee sparingen (nissen) geflankeerde,
(doorgebroken) toegang naar kelder 0.4; zie ook de west-
oost doorsnede op Blad 7 en afbeelding 39. Deze (lage)
doorgang was toegankelijk vanaf een voormalig loopvlak
van ruimte 0.4 (P-2,65, zie put 22). Deze toegang is vanuit
kelder 0.4 dic~tgezet, nadat eerst vanuit de laatste kelder
ongeveer 1 m , met o.a. glas en aardewerk (18de eeuws
materiaal) verontreinigde grond in ruimte 00.5 was gestort.
Het zich in zeer slechte staat bevindende (uitgebuikt en
onregelmatig gemetseld) westelijke muurwerk bevat een
naad; zie afbeelding 40. Deze naad vinden wij op ongeveer
0,35 m ten zuiden van de noordwesthoek; zie de platte-
grond op Blad 6. De naad is ook in de ruimte erboven
(kelder 0.5) zichtbaar (zie plattegrond op Blad 4 en afbeel-
ding 41) en is aan de buitenzijde alleen te herkennen door
scheurvorming in de muur. Want de westgevel is van een
klamp voorzien; zie afbeelding 42.
i2
I
vindt zich in de kruin van het
I
I
gewelf een 8 x 10 x 165 cm
I
grote sleuf. Onder de sleuf
zijn de voegen door binnen
stromend water uitgespoeld
(2). Links is nog net de naad
(3) zichtbaar, die op afbeel-
cITng 40 volledig te zien is.
(neg. no: 2103-2-2)
Afbeelding 44. De meest gave vondsten uit put 4.1 (neg. no:
2046-3-10.
- 70 -
VO~ST 28 1.20
PUT 4.1
Afbeelding 46. Vondst 1.20 uit put 4.1; een benen kam;
4 x 4 cm; datering XVIII. (neg. no: 2046-3-9)
VQ~DST 28 1.21
rur 4.1
PUT 5
Putpeil: P-2,18
Beschrijving: De schuine naad loopt onder een hoek van 81 0 schuin naar
beneden. Zie de doorsnede op Blad 7. De onderkant van het
muurwerk is niet bereikt. (Er is tot een diepte van 1,50 m
(P-3,70) gegraven, in opgebrachte vuile grond). Van een
naad, tussen de noordelijke weermuur en de (mogelijke)
steunbeer, zoals deze is aangetroffen in vertrek 0.4 (zie
afbeelding 50), werd tot op deze diepte niets waargenomen
in kelder 0.3B. De onderkant van de doorgang, tussen
zaalkelder 0.2 en keukenkelder 0.3B, is op een diepte van
0,60 m (P-2,80) aangetroffen. Of deze doorgang in de
noordelijke weermuur uitgebroken of uitgespaard is, moet
nog nader worden onderzocht. Afbikken van de harde kalk-
laag op het oostelijk deel van de doorgang zal over het al
dan niet oorspronkelijk zijn van deze toegang uitsluitsel
kunnen geven. Op een diepte van 0,20 m (P-2,40) en op de
bovengenoemde 0,60 m diepte (P-2,80) werd een loopvlak
aangetroffen. De huidige drempel van de doorgang is op
een ophoging van schoon zand gelegd.
Vondsten: Geen
PUT 6
Putpeil: P-l,50
- 79 -
D
v=
kelderraam van 0.1; rechts-
onder (2) de toegang tot de
zaalkelder 0.2. Het onderste
metselwerk (3), is een repara-
tie uit 1781.-Tussen 4 en 5 is
6 een koude naad (met IdezOor-
7 tjes) waarneembaar; tussen 5
en 6 is de naad rafelig en tus-=-
sen- 6 en 7 is de naad ver-
D
3
[ dwenen: hier worden door-
gaande lagen aangetroffen.
Bij 8 is een reparatie uit 1781
waarneembaar. Bij 9 een
dichtgezet venster van de
muur trap in de woontoren.
(Foto: H. Korswagen; neg. no:
343)
- 80 -
Vondsten (verv.) 2.3 1 ovaal schaaltje van wit aardewerk met loodgla-
zuur en een bijna geheel verdwenen gouden rand;
XVIIIB; diameter: 23,5 cm / : 31 cm; hoogte: 3 cm;
neg. no: 2046-2-7
2.4 1 Westerwald kannetje, steengoed met kobalt ver-
siering; XVIIB-XVIIIA; diameter: 12,5 cm; hoogte:
18 cm; Neg. no: 2046-2-7, 8 & 9
2.5 1 bord (SChaill), majolica; XVIC; diameter: : 33 cm;
hoogte: 5,5 cm; neg. no: 2046-2-7
Conclusie: De gezochte naad c.q. tand is niet gevonden. Uit het met-
selwerk valt af te lezen, dat men in de loop der tijd voort-
durend aan de oostmuur reparaties heeft moeten ver-
richten.
Wellicht heeft men, om het grachtwater te scheiden van de
eigenlijke kasteelmuur , een kademuurtje gemetseld.
Helaas lieten de omstandigheden niet toe, onder de brand-
laag (c.q. grachtbodem) te zoeken naar dateerbaar aarde-
werk. Het is niet onwaarschijnlijk, dat deze laag zich ter
hoogte van de voormalige waterspiegel van de binnen-
gracht bevindt. Want de bovenkant van de uitmonding van
de privaatkoker van de keukentoren (zie Put C), wordt ook
op P-4,00 aangetroffen.
Blijkens de koude naad met de klezoortjes (zie afbeelding
51.4-5), heeft de noordoosthoek van de woontoren een
reparatie ondergaan, ten tijde dat de oostelijke zaalmuur
nog niet haar huidige hoogte had bereikt.
- 81 -
PUT 7
Putpeil: P-1,35
Vondsten: Vondst 3.
Deze vondst werd aangetroffen ter hoogte van het uitkra-
gende gedeelte van de ronde toren, in verstoorde grond.
5 bodem- en randfragmenten van proto steengoed; XIV a
8 aardewerkfragmenten
5 glasfragmenten
3 kaakfragmenten
1 ijzerwerkfragment; XVII-XIX
1 plavuis; 15,8 x 15,8 x 1,75 cm; XIX
PUT 8
Putpeil: P-1,35
Voncfsten: Geen
PUT 9
Putpeil: P-2,05
- 85 -
Profiel B-B' Het westelijk deel van profiel B sluit geheel aan op profiel
A.
In het oostelijk deel echter, tekent zich de sleuf, die ge-
graven is om het muurwerk uit te breken, duidelijk af; B 25
t/m 28. B 24 is grijs zand; daaronder grof baksteen puin
(B 25J;daaronder bevindt zich fijner puin met specieresten
in vuile klei (B 26). Deze laag wordt gevolgd door compact
re
fijn puin in klei 27); daaronder (wederom), puin (B 28).
PUT 10
Putpei1: P-l,35
Profiel D-D' Dit profiel is getekend voordat deze put, met put 10.1,
naar het noorden toe vergroot werd. De vergroting was
noodzakelijk om de vallende tand te volgen. De bovenste
lagen bestonden uit een verdwenen bestrating (D 1), een
zandbed (D 3) en verstoorde grond (D 4). Deze verstoring
verdiept zich dichter bij de muur. Op een diepte van 60 cm
(P-1,95) bevindt zich een vloertje, (D 5, baksteen, plat,
formaat 24 x 11,5 à 11 x 5,5 cm). Onder dit vloertje be-
vindt zich een 10 cm dik zandbed (D 6). Hieronder worden
verscheidene ophogingen aangetroffen: een kleilaag met
zandsporen (D 7), een aslaag met puinsporen (D !), een
zandlaag (D lof en een zeer zwarte brandlaag met puin-
sporen en scherven (D 11). Onder deze laag komt een fijne
puinlaag met specieresten (D .!§.), daaronder klei (D .!2),
daaronder baksteengruis (D 11) en tenslotte, de ongeroerde
grond: zeer zware blauwgroene klei (D Q).
- 89 -
Vondsten: Vondst 6
6.1 aangetroffen in laag l..!.; ongeveer 130 fragmenten
1 voetfragment van een grote Siegburg kan; XIVb-
c; diameter van de voet 14 cm
1 voetfragment Siegburg kannetje; XIVb-C; dia-
meter van de voet 9 cm
fragmenten grofgemagerd steengoed; XIV a
1 fragment steengoed; ijzerengobe (Brunssum-
Langerwehe); XIVa
1 fragment rand; met radstempelversiering;
steengoed; XIVa
fragmenten ijzerengobe; zoutglazuudLangerwehe);
XIVa
fragmenten steengoed; zoutglazuur (bruin); XIVa
6.2 aangetroffen in lagen 3 en 4
3 glas fragmenten en enige botten en ijzerwerk;
XVIII-XX
- 90 -
PUT 10.1
Putpeil: P-l,35
- 91 -
Profiel F -F' Dichtbij de muur bevindt zich een ingraving van ongeveer
1,0 m diep. Na het tot stand komen van deze doorgraving is
het terrein opgehoogd tot het huidige peil; P-l,35 = boven-
kant van de verdwenen plavuizen (F ~.>. De plavuizen lagen
op een zandbed (F 1). Naast de ingraving (F !!...) vinden wij
op 0,40 m diepte (P-l,75) sporen die het restant van een
vloertje kunnen zijn. Dit vloertje is niet getekend in het
profiel. Op 0,60 m diepte (P-l,95) is een volledig vloertje
aangetroffen (F 1, baksteen, plat). Onder het laatste
vloertje een zandbed (F ~), daaronder klei (F :D. Vervolgens
treffen wij een vuile laag met puin, klei en as aan (F 8).
Hieronder bevindt zich een puinlaagje (F 17). De beide
bovengenoemde lagen lopen af naar het westen. Onder het
puinlaagje vinden wij een zandlaagje (F 1.Q). Vervolgens een
dikke vette brandlaag (F .!.!.) met verontreiniging en
scherven. In deze laag bevindt zich bij F .!! een concentra-
tie van grof puin met specie. Het bouwpuin (F ~) van de
westelijke zaalmuur bevindt zich onder de bovengenoemde
brandlaag (F m. Dit (grove) puin, wordt door een kleilaag
(F12) gescheiden van het steengruis (F ll.), dat het bouw-
puin is van de woontoren. Onder dit puin vinden wij de on-
- 92 -
Conclusie: Men zou mogen verwachten, dat het eerste loopniveau bo-
ven puinlaag 11 en kleilaag 12 heeft gelegen, op P-3,20 à
P-3,40. Want laag 15 is duidelijk bedoeld, om de aflopende
(bouw) puinlaag vande woontoren te egaliseren; het loop-
vlak variëert tussen P-3,25 en P-3,40; zie profiel E-E". (Dit
komt overeen met de resultaten van de putten A en 9.) Van
een plaveisel is echter op deze hoogte niets terug ge-
vonden; of men moet laag.l!. als loopvlak accepteren.
Na egalisatie en eventuele bewoning zal, gezien de insteek
die (bouw)puinlaag F ~ in F 12 (en in mindere mate in
D 12) maakt, de westelijke zaalmuur zijn opgetrokken.
De westelijke zaalmuur is op en 1n de vallende, respectie-
velijk staande tand van de woontoren gemetseld. Deze
muur is op P-3,90, middels 4 snij lagen, gefundeerd op zeer
zware klei, (eigenlijk op het bouwpuin van de woontoren,
want een zeer dun spoortje steengruis (van laag 11) gaat
onder dit fundament door). Bij de bouw van de woontoren
hield men er rekening mee, dat deze muur op de binnen-
plaats minder diep gefundeerd zou kunnen worden als de
weermuur. Want de staande tand gaat voor deze muur al op
P-2,85 over in een vallende tand. Deze overgang is bij de
weermuur (op de zuidwesthoek van de woontoren) gelegen
op een hoogte van P-3,70.
Het formaat van de stenen waarvan de westelijke zaalmuur
is opgetrokken (30 cm), is niet zo groot als de stenen van
de woontoren (32 cm).
Gezien de datering van de vondsten van de gestorte vuile
laag 11 (laag 11 is jonger dan laag 16; zie profiel F -F')
mogen wij aannemen, dat de westelijke zaalmuur om-
streeks 1350 is opgetrokken. De zandlaag (l0) boven op
deze vuile laag, zal bedoeld zijn als zandbed voor een be-
strating. Ook van deze bestrating is niets terug gevonden.
Het niveau (P-2,80) correspondeert overigens vrijwel met
een oud loopvlakje in de woontoren; zie laag.2. van profiel
H-H'; put 19 op Blad 24. Deze ophoging U.V en bestrating
(l0) zal samen hebben gevallen met het optrekken van de
westelijke zaalmuur • Door het ophogen kreeg de muur een
totale aanleg diepte van 1,10 m; dus ruim onder de vorst-
grens (0,60-0,80 m). En passant onttrokken de ophoging en
bestrating de overgang van de staande tand naar de
vallende tand aan het oog.
De volgende lagen (9, 8, 7 en 6) van de profielen zullen in
één keer opgebracht -zijn. Zij worden afgesloten door
plaveisel 5.
In laag !t.-werd op ongeveer 0,40 m diepte (P-l,75) sporen
aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een vloer-
tje, dat diagonaal was gelegd.
Gezien de ingraving <!t) in de profielen D en F (lagen.2, .§.
en ]) heeft men bij de laatste ophoging, het onderste ge-
deelte van de zaal kelder doorgang naar de keldergang
(0.2-0.9) dichtgezet. De laatste ophoging zal dateren uit
het begin van de 19de eeuw. Zij valt samen met het
volbouwen van het binnenplein.
-~--~---------------------
- 93 -
PUT 11
Putpeil: P-l,60
Beschrijving: Bij het graven van deze put stootte men, ongeveer 2 m ten
noorden van de hoek, 30 cm diep, op een goot. Deze goot,
die zijn voortzetting vindt in een gresbuis, mondde uit in
de hoek van de beerput onder put 15. Het was deze afvoer
(van de toiletruimte van de tweede verdieping van de
keukentoren) die de begrenzing van de put bepaalde; zie de
plattegrond op Blad 17.
Tot 1,70 m diepte (P-3,30) was de uitgegraven grond in èèn
keer opgebracht. Deze verontreinigde grond bevatte veel
scherven, (vondst 7). Onder deze ophoging bevindt zich een
slordig gelegd plaveisel; secundair verwerkte baksteen op
zijn plat.
Onder dit vloertje werd op 1,90 m diepte (P-3,50) een
vloertje van ijsselsteentjes in visgraatmotief aangetroffen;
zie afbeelding 56.6. Gezien het vondstenmateriaal (vondst
7) is de aanaarding boven het bovenste plaveisel in het-
zelfde tijdvak te plaatsen als de ophoging tussen de vloer-
tjes.
Het muurwerk van de keuken tor en was vlak boven dit laat-
ste vloertje, over een diepte van tenminste 20 cm, niet
meer aanwezig. Daar het ondergraven van dit metselwerk
niet raadzaam was (gezien de toestand van het muurwerk)
werd het onderzoek met het visiteerijzer voortgezet. Pas
na 40 cm in de holte van de muur muur te zijn doorge-
drongen, stootte het ijzer op steen; zie oost-west door-
snede op Blad 17 en afbeelding 56.2.
Het muurwerk van de eetzaalvleugel (een klamp, 26 x 13 x
6,5 cm) was erg verzakt. Hechting van de klamp op het
muurwerk er achter was niet meer aanwezig. Deze klamp
is ingestort over een breedte van 0,85 m en een hoogte van
jo 1 m, gemeten vanaf het onderste vloertje; zie afbeelding
56.4. Achter de klamp bleek slecht metselwerk te zitten,
~ hienn bevonden zich secundair verwerkte stenen. Dit laat-
ste metsel werk stond, evenals de klamp, koud tegen de
keukentoren.
De toestand van het muurwerk en de ongunstige verhouding
putbreedte en putdiepte lieten onderzoek onder het hierbo-
ven genoemde vloertje niet toe.
- 94 -
PUT 12
Putpeil: P-l,15
Conclusie: Deze put heeft geen uitsluitsel gegeven over de aanslui ting
van de ronde toren met de noordelijke muur.
PUT 13
Putpeil: P-2,05
- 97 -
Conclusie: De gevonden tand duidt er op, dat men bij de bouw van de
woontoren rekening hield met de mogelijkheid van aan-
bouwen van een muur in noordelijke richting. De poer duidt
(samen met de poer en tand op de zuidwesthoek van de
woontoren; zie put A) erop, dat men als volgende uitbrei-
ding een plein in gedachten had. Bedoeld was een plein dat
door een weermuur afgesloten was. Deze muur was voor-
zien van een weergang op spaarbogen. Deze spaarbogen
zijn van poer tot poer geslagen. Twee van deze poeren
waren al bij de bouw van de woontoren meegenomen; zie
ook put A. Bij put 14 zal blijken, dat men dit voornemen
niet volledig uitgevoerd heeft.
De ondergrens van de kalklaag, benevens de verdikking van
de raaplaag ter plaatse van de afgehakte poer, duiden op
een loopvlak op 0,35 m diepte (P-2,40).
De functie van de holte kan niet met zekerheid vastgesteld
worden. Wellicht is dit een stille getuige van het metselen
van het gewelf: in dit gat kan zich de klos hebben bevonden
waarop de keggen, ten behoeve van het stellen van het
formeel, opgelegd werden. Om deze hypothese te staven,
zou enkele strekkende meters muurwerk in de zaalkelder
blootgelegd moeten worden, opdat meer van deze "holten"
gevonden kunnen worden.
PUT 14
Tekening: 1 & 19
Putpeil: P-2,05
Vondsten: Geen
Conclusie: Door het ontbreken van een poer, ter plaatse van deze put,
kan een weergang op spaarbogen achter de oostmuur niet
bewezen worden.
Er zijn loopvlakken op P-2,45 (kalklaag) en P-3,00 (putje)
geweest.
De functie van de aangetroffen fundering is onduidelijk,
want op deze plaats zijn in het huidige gewelf geen sporen
te vinden, die duiden op een opdeling van kelder 0.2 in
twee verschillende ruimten.
PUT 14.1
Putpeil: P-2,05
Vondsten: Geen
PUT 15
Putpeil: P-1,25
- 102 -
PUT 16
Putpeil: P-l,50
Vondsten: Geen
PUT 17
PutpeH: P-2,18
- 105 -
Vondsten: Vondst 10; deze vondst werd op een diepte van 0,80 m
(P-3,00) in schoon zand aangetroffen.
PUT 18
Putpeil: P-2,05
Beschrijving: Zowel van een staande als van een vallende tand werden de
restanten aan de binnenzijde aangetroffen; zie aanzicht op
Blad 22 en afbeelding 60. De tanden waren even breed uit-
gevoerd als de westelijke woontorenmuur (1,8 m). Van een
poer was hier geen sprake. De staande tand gaat op een
diepte van 0,80 m (P-2,85) over in de vallende tand. Dit
niveau komt geheel overeen met de resultaten van put 10.
De westelijke zaalmuur heeft, door zijn relatief geringe
breedte, deze tand niet geheel benut. Het oostelijke deel
van de tand is derhalve afgekapt tot op een diepte van
0,45 m (P-2,45). Daaronder zijn de staande tanden afge-
brokkeld.
- 107 -
Beschr.(verv.) Op de muren werd tot een diepte van 0,45 m (P-2,50) kalk
aangetroffen. De treden van de keldertoegang (0.9-0.2), die
thans dichtgemetseld is, lopen in de schoon zand ophoging
door tot het voormalige loopniveau (P-2,50).
De putvulling bestond uit schoon zand.
Vondsten: Geen
Conclusie: Door het ontbreken van een poer op deze plaats mogen wij
aannemen, dat de in de putten A en 13 gevonden poeren
inderdaad bedoeld zijn voor het dragen van spaarbogen ten
behoeve van een weergang. De gevonden tanden maken
duidelijk, dat men bij de bouw van de woontoren al reke-
ning hield met een uitbreiding van het woonvolume in noor-
delijke richting. Het zal om deze reden niet toevallig zijn,
dat het portaal van de muurtrappen (van de woontoren) aan
de noordzijde is gelegen. Dit portaal geeft toegang tot de
zaal en de kelder- en eerste verdiepingstrap)
De kalklaag op de muren en de in de zandvulling gevonden
treden duiden op een loopvlak op P-2,50.
- 108 -
PUT 19
Putpeil: P-2,47
PUT 20
Putpeil: P-2,78
Beschr. (verv.) Het privaat heeft geen uitmonding naar buiten; het is ook
niet aan de grachtzijde gelegen maar aan de voormalige
binnenplaatszijde. De met faecaliën verontreinigde stoot-
voegen wijzen erop dat het vloeibare gedeelte van de fae-
caliën zijn weg door de muur (door de open stootvoegen)
heeft gevonden. Men heeft kennelijk bij de bouw de stoot-
voegen bewust voor dit doel open gelaten.
Ten aanzien van de vormgeving van dit privaat valt op te
merken, dat het muurwerk boven de koker, middels twee
uitkragende stenen, met een keperboog wordt opgevangen;
zie doorsnede A-A' op Blad 26. De verbreding van de koker
tot beerkelder , waarbij de ronding van de toren gevolgd
wordt, is uniek voor Nederland.
Het steenformaat is 32 à 30 x 15,5 à 15 x 7 à 6,5 cm met
een gemiddelde lagenmaat van 7,8 cm.
Put 20, dus de toegang tot het privaat in kelder 0.7, werd
in gestort puin gegraven tot op het afwaterende vloertje op
P-4,10.
12.1 verzameldoos
20 fragmenten grijsgesmoord aardewerk (waar-
onder een hele voet van een pot) en steengoed;
XIVd-XVa
1 afgehakte mop X x 15 x 7
1 plavuis; 16 x 16 x 3
1 turfmonster
2 fragmenten Siegburg kannetjes
1 ijzerwerk fragment
Afbeelding 64. Vondst 12.4 uit put 20; een waterkan van
grijsgesmoord aardewerk. (neg. no: 2046-1-5)
Afbeelding 66. Vondst 12.6 uit put 20; een voorraadvat van
grijsgesmoord aardewerk. (neg. no: 2046-1-3)
Conclusie (verv) Het vloertje is, in ieder geval ter plaatse van het privaat,
opgenomen en vervangen door een op het privaat lozend
plaveisel. Vervolgens is er, blijkens het dateerbare aarde-
werk onder in de put, in de tweede helft van de 14de eeuw
puin in de koker gestort.
Daar het oorspronkelijke koepelgewelf van deze ruimte is
ingestort, is het erg verleidelijk om aan te nemen, dat dit
puin afkomstig is van het oorspronkelijke gewelf.
PUT 21
Putpeil: P-1,55
Doel (verv.) In analogie met de resultaten van put C is deze put ge-
graven in de hoop, aanwijzingen te vinden die er op duiden,
dat de twee boven elkaar zittende boogconstructies in de
woontoren, daadwerkelijk een poortdoorgang hebben ge-
vormd.
Beschrijving: Door gebrek aan tijd is deze put niet op diepte gekomen.
De put is gegraven in opgebrachte grond: zavel met veel
puin. Het blootgelegde muurwerk van de woontoren ver-
toonde veel origineel metselwerk: Vlaams verband, steen-
formaat 31 à 30 x 15 x 6 à 7 cm, gemiddelde lagenmaat
7,5 cm.
PUT 22
Putpeil: P-l,85
Beschrijving: De muren zijn gekalkt tot P-l,85; het peil van het huidige
loopv lak; zie doorsnede op Blad 27. Tot 0,80 m diepte
(P-2,65) treffen wij op het muurwerk sporen van raap-
mortel en kalk aan. De onderkant van de doorgang naar
zaalkelder 0.2 blijkt vroeger ook op deze hoogte te hebben
gelegen. Thans is het onderste gedeelte van de doorgang
(tot P-l,85) dichtgezet.
Op een diepte van 1,25 m (P-3,10) werd een loopvlak aan-
getroffen: baksteen op z'n plat, steenformaat 25,5 x 11,5 x
5,5 cm. Op dit vloertje werd een dun vuil laagje aangetrof-
fen.
Onder deze vloer bevindt zich ongeveer 50 cm (tot P-3,60)
zand. Daaronder wederom brandsporen. Ook op deze diepte
is de naad tussen de steunbeer en de noordelijke zaalmuur
nog steeds aanwezig.
De put is gegraven in opgebracht schoon zand.
Vondsten: Geen
PUT 23
Putpeil: P-l,75
Doel: Onderzoek naar het al dan niet origineel zijn van de pri-
vaatkoker met zijn uitmonding. De zuidwand van de koker
is ooit in zijn geheel uitgekapt en vervolgens weer dicht-
gemetseld.
Uit het onderzoek, dat in 1960 is verricht, is bekend, dat er
twee uitmondingen zijn van deze koker; zie de resultaten
van put C.
Vondsten: Geen
PUT 24
Putpeil: P-2,05
Doel: Onderzoek naar het doel van de rollaag met twee muur-
ankers boven de stookplaats en de naad nààst deze stook-
plaats in de westelijke zaalmuur; zie de doorsnede op Blad
29 en afbeelding 69. Deze bouwsporen zouden iets te
maken kunnen hebben met het metselwerk onder de kelder-
trap van de huidige traptoren. Dit laatste metselwerk staat
onder een hoek van f 40 0 op de westelijke zaalmuur • Het
vermoeden bestaat, dat de bovengenoemde naad duidt op
een oost-west georiënteerde muur die kelder 0.2 in twee
ruimtes splitste. De muur zou kunnen aansluiten op de knik
in de oostelijke .zaalmuur.
Beschr. (verv.) Op een diepte van 0,95 m (P-3,00) stuitte men op een
vloertje van baksteen op zijn plat; zie afbeelding 70. Dit
vloertje wordt aan de noordzijde afgesloten door een
0,35 m hoog muurtje; de bovenkant van dit muurtje
(P-2,65) is een rollaag; zie de doorsnede op Blad 29. De rol-
laag van dit muurtje loopt, via een knik, door in de weste-
lijke zaalmuur; zie profiel 1-1'. Van de noordelijke muur is
het oostelijk gedeelte van de rollaag (en een gedeelte van
de muur zelf) gesloopt.
Aan de noordzijde van de put werd op 0,75 m diepte
(P-2,80) een gedeelte van een bestrating aangetroffen, van
wederom baksteen op z'n plat; zie de doorsnede.
De bovenzijden van de oostelijke- en zuidelijke muur waren
gesloopt. De laatste muur sluit koud aan op de westelijke
zaalmuur • Deze westelijke muur kraagt boven de rollaag 5
cm uit; zie profiel I-I'.
Het onderzoek naar de in de doelstelling genoemde muur
was niet mogelijk, zonder het aangetroffen bouwsel te ver-
nietigen. Daarom is, na te hebben gedocumenteerd, het
onderzoek gestaakt.
Op 15 cm afstand is, evenwijdig aan de zuidelijke muur een
profiel gestoken, het profiel 1-1'.
- 125 -
Profiel I-I': Het profiel wordt aan de bovenzijde afgesloten door pla-
vuizen: 22 x 22 x 3 cm, blauwen rood (I 1). Hieronder
treffen wij een zand bed aan (I 2) gevolgd door verontrei-
nigde, zandige groenbruine klei Ti 1). Daaronder een zand-
bed (I !!.) dat, blijkens een nog aanwezige baksteen, een
vloertje heeft gedragen. Onder het zandbed treffen wij
wederom een loopvlakje aan (I 5). Onder dit loopvlak ver-
ontreinigde zandige bruine klëI (I 6), en hieronder een
zwarte brandlaag (I D. Dit gehele pakket ligt op een bak-
steen plaveisel (I !). Bij het profielgedeelte, dat langs het
zuidelijke muurtje gestoken is, zien wij, dat het muurtje op
die plaats f 20 cm hoog is (I 2).
PUT 25
Tekening: 1 &: 31
Putpeil: P-2,05
Beschrijving: Bij het blootleggen van de muur werd tot 0,50 m diepte
(P-2,55) beneden het huidige loopvlak kalk op de muur
aangetroffen; zie de doorsnede op Blad 31 en afbeelding
71. Direct daaronder werd een naad aangetroffen, die
0,50 m loodrecht doorloopt (P-3,00). Het zuidelijke muur-
werk lijkt hier in een, in verband gemetselde, hoek (dag-
kant) te eindigen.
De voegen van dit zuidelijke metselwerk zitten boven
P-3,00 vol in de specie; onder deze grens is dit niet het ge-
val. Dit verschijnsel is op dezelfde hoogte waargenomen in
put 13.
- 127 -
Beschr. (verv.) Van de trap, die 0.2 met 1.3 verbindt, werden de onderste
drie treden (baksteen op z'n kant), en de trapwang bloot-
gelegd. Deze trap heeft aangesloten op het loopniveau, dat
wordt aangegeven door de onderste kalkbegrenzing (P-2,55;
deze situatie is in feite identiek aan de trap bij put 18).
Van een plaveisel is op P-2,55 echter niets terug gevonden.
Daar het verder volgen van de aangetroffen naad de onder-
graving inhield van de onderste drie treden van de keuken-
trap, zijn de werkzaamheden in deze put gestaakt.
De putvulling bestond uit zwarte vuile brandlagen, afge-
wisseld met opgebrachte klei. Uit deze brandlagen is een
monster genomen: vondst 14. Stratigrafisch komen deze
lagen overeen met het in put 9 gestoken profiel B-B'.
8) ~-V
0 2 4 6 8 10 20 M
I
PUTTENKAART
- - - -- ---
2)
MOGELIJKHEID 1)
MOGELIJKHEID 2)
2e FAS E
3)
MOGEL I JK HElD 3
MOGELIJKHEID 4
2e FAS E
4)
I I
I /
0.4 PU T 3
/
0.2
ZUID
. Jl
\
\
NOORD \_ . - .
~ . \
\
I \
I AFB. 38 \
\
0.6
LAF B. 42
LAFB . 37
~ OPGAAND
~ MUURWERK
VOORMAL IGE
WEERMUUR
NIET GEFUNDEERD
MUURWERK
TRAPTOREN
KOLOM
PUT 1 &2 .
- -- ---------',- - - - -- --
\
. \
! 6)
005T<1 /
0.4
/
DICHTGEZETTE I i
TOEGAN~ / i
'1-;-
I
\
\
P.;.- 3,32
\
4.1 I
PLATTEGROND
JLVOORMAL~ NIVEAU
__ __1....'(+__ .
P+1101
- PO
0.5
GEBOORTE
[G~~E~F __
0.2
o
I
2, S SM
I
PUT 4.1
NOORD-ZUID DSN.
.--TO NGE WELF
7)
O.3A I AFB.49 DWARSGEWELF
\~
/
I
0.38
I I I
·~'II_._.I I
1-'
P..:.2.18
o 2,5
PUT 5
7'
0.4
:/
D '\j
"-
SCH OON ZAND
OPHOGING
VUILE AARDE LP.;.2;5 -
PUT 4.1
- ------- - - - - - - -- - -- - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- - ------i
8)
P.,.1,OO
24x 12)(6-
66
STREK = 26 -
. ... .
'
I • • ~ •••
PUT 7&8
PLATTEGROND
1--- - - -- - -- ----- - - - - - - - -
1- 9)
--t---P-2,4S ./
-++--1--:--;'-- 3 10 ./'
fL. -.11 - NO ÓRD -ZUID ./DOORS NE OE
I-H+---+---++----+-- SN~ --LA GEN
/
l~::::::t~~~-=- AFGEBROKEN MUURWERK
~+-H--WEST-OOS T DOORS NEDE
H - + - - PROFIEL B-B'
r+------++-+--- OVERKRAGENDE STEEN
- - - - + - - - + + - + - - - BEREIKTE DIEPTE P-S,2S
r----+t--+--- P 3,6 S
~--r-==F==4--~- PROF IEL A-A'
PLATTEGROND
o 2,S SM
i
ONREGEl-
MATI~HEIO
--- ,,~--PO
--+11-----TOEGANG 0.4
TOEGANG 0.3B - - H - -
"DREMPEL' .
VOORMALIGE VLOE
. ........
. . .. " "".. .. .... KALK '" :.". KALK
. .." .. ". -: .. ".. '... -~": . :
. .. ~"*-~~~r------;"" SNIJLAAG -.:
,_.. , ". ..:""
"
.. t ...... : WEGGEZAK T
.. :
." .. .. .. METSEL- . - . ---
WER K -----11-==": ",t-" .: .... ": .. 'I " ..
SCHEUR- .. "
.. "
..
J
..
.'- ... :
'$
" ..
..
PUT 9
JU}
P-2,OO - - p- 2,00
2/3
P-3,OO - -P-3,OO
17
--,---- LAGENMAAT 78 à 79
PROFIELWAND -- '- --'-'- ._._.- .- 18
._.- '- ' - ' - . - - 31 à 30 X 15 X 7
25 CM NAAR VLAAMS VERBAND
AC HTEREN
19 ~--C:J
P-4,OO- -P-4,OO
P- 5,00- - P- 5,00
SNIJLAGEN
PUT 9
PROFrEL A-A'
- - - -- - _..
- --- - - -- - - - - -- - - - - - - - - -
I I I
SLUIT îAN OP A - A'
HOEK IN PROFIEL
1
P-2,OO - F ~ 1 1- P-2,OO
\
2/3
\
.r -t- ----------------------1
\ 4
~---\-~-----------
===-----~------------- ~7
------------------ I
P-3,OO - .
26
27 18
"SNIJLIJN" UIT-
GEBROKEN MUUR
P-4,OO -
19
28
~
PROFIELWAND 25 CM - ,
NAAR ACHTEREN ~ ----- . . _.-.- -
P- 5,00 - - P- 5,00
o 0,5 , M
, PUT 9
I
PROFIEL B- B'
I
I_~~_ ~ - - - - - - - - -. _ ~
- _._-_. - - - - - - - -- --- ---- ----
Index op de nummers van de profiellagen op de Bladen 10 en 11.
Laag Laag
TOEGANG /
-P..,:. 2.0
ZAALMUUR WOONTORENMUUR
I
- P'i-3,O
4 SN IJLAGEN ---T"-
~ PUT GR EN S (10/10,1)
, à 2 CM -v
KL EI _P.:..4.0
6 .
- P-2,00
J ~ -P-2,SO
'"
9
-P-3,00
AANSLUITEND
PROFIEL E-E"
-P-3,SO
o
i
o,s 1 M PUT 10
PROFIEL C-C'
~~=====--=-------------:--------
2 14 )
INGRAV I NG
6
o -P-2,SO
8
o
10
P-3,00-
AAN SLUITE NO
PROFIEL E-E'
11
16
P-3,SO- -P-3,SO
13
PUT 10
P-4,OO- o o,s -P-4, OO
i PROFIEL 0-0'
2 2 15}
/
3 3
4 4
6
- P- 2,00
14
6
AANZICHT GANGMUUR
7
I
I 7
)
-P-2,50
8 JO
j
8
9 r-=J [} ---.::::::..J_ _ _ _ _- -
t-[
I
10
/ - P-3,OO
11 I AANSLUITING
0; 11
PROFIEL F- F'
/
12
-P-3,50
15
13
12
E // 13
00 -
AANSLUITING
PROFIEL C- C'
o 0,5 1M
i
E'
AANSLUITING
PROFIEL 0 - 0' v PUT 10
PROFIEL E-E"
----------~. ------------=======~.-
- - - -- - - - - - _ . - - - -- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -- -
Laag Laag
3 -P-1,50
/ 4
I"\--....-----,-r-+--rr-ï
P- 2,00 - \ - - - - l - - - - ' '----1 .....--.1 - P-2,OO
INGRAVING
7
/
/ L-__-~:::l.--1---~1
8
11
/'~--------~~--~
P-3,50-
AAN-
SLUITEND
PROFIEL
E- Eli
PUT10
P-4,OO-
PRO FIE L F- FI
- -- - - - - _ . _ - - - - - - - - - - - - - - - - - - - --
Laag Laag
\
\
,,
P -3, 5 0 --=-'---+----+->"'*
P- 2,0- - P- 2,0
\ \ .
RIOOL \ \P-1,85-2,50\
\ \ .
\ P-3,O - - P-3,O
\ \ P-1 60
-~
(--M
\ \ '
HOLTE
IJS SELS TEEN TJES
SEC . BAKSTEEN
o 2,5 5M INGESTORTE KLAMP
~~iiiiiiiiii~~iiiiiiiiiiii~~""'Iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii KLAMP (26 X 13 X 6,5)
VENSTER-------'
PUT 11 PUT 11
I
PLATTEGROND OOST-WEST DSN. I
TUINMUUR
HOEK
VOL IN VOEG
VL AAM SVERBAND
TUINMUUR
P-1,O - "" - - - r - - - - - - - -- -- --- - P-1, 0
20,SX10X S-
P- 2,0- -P-2,O -
P- 1,15
o 2,5 SM
PUT12 PUT 12
PLATTEGRO NO 00 ST -WEST OS
._. ----.~I
I~ 18 )
I
I
PUT 13
I
PLATTEGROND
P- 2,00
P- 2,00- ~
HUIDIG LOOPVLAK
AFGEHAKTE
;::::::===::;-~ STEN EN
HOEK NIET IN
~ =---~r:======~)[=:~~r:====~f1
-,; = VERBAND
~[=
r===J 1 =}D~-_--,
r----=====::::::::::U/
GESLOOPT GE-
DEEL TE POER
I )r'---_
J AANZICHT
t-----....f'\V POER
L-===========~~====~==::L!:::====~
[ __
~,OO
30 X 16 à 14,5 X
7
0,5 M DrEPE----\-----I
HOL TE ~::::::::::=:....:::::::;;=====v====v~~=====ïk;;;::::;;;~i==F~
P-3,50- - P-3,50
TAND
31à 30,5 X 15 X 6,5à7 BINNENHOEK POER
o 0,5 1M
PUT 13
NOORD-ZUID DSN.
19)
~t- NADEN
P_1,55
ONDERGRENS
KALKLAAG
P 2,05
-P-3.00
-PUTGRENS
. PUTJE
FUNDERING
2,5 M
\ FUNDERING
°
ORIËN TATIE METSELWERK
BOVEN PUT
/~ ~- VE RMOEDEL I JK
FA SE 1 FASE 2
FAS E 3
20)
C'<1
;/ , ,\
\
~; I\ STEUN1
. -.!lA'
/ r- T ---1 BEER I .
A ~ / . P.
. -- . +-. - . ---1\ - ~ /,J4--;.-r--?',...---,I,~---t;.,T
.;:/
/ 1:,'____,:
~..1 \
, I · \ . DIC HTGEZETTE .
f VI '- ISTORTOPE NINGEN
I , y. MET IJZEREN STAVEN PLATTEGROND
/Î [<l 0'1>
P-1,O - -P-1,O
P-2, 0 - - P-2,0
/~
/
/'
'/'
P-3,0- -P-3,0
'/
/
/ sn UNBEER
P- 4,0-
;/
'/
BEER
% -P-4,0
DSN. A-A'
-P-1,0-
V v
} ) ) } }
-P-2,O-
22 X 10
/
X5
- P-3,O-
f
:: 18 X 9 X 4 //'/ f
_. / -P-4,O-
/. 1 - - - - - 1 // >h -~4.0-
DSN.8-8' DSN. c- cr DSN. D-D'
PUT 15
21 )
-P 0 -po
PRIVAATKOKER
!:
I<:·'
ONTLASTINGS- - P-1,O
BOOG
GEWELF
- R-2,O
A'ÄNGETOONDE
NA ~ ~ IV_A_A_T_K_OK_E_R_ _ _----'
AANGENOMEN - - - - -
BEERKELDER
}J I
- P-3,O
AANGETOONDE - - - - -
BEERKELDER
AFSLUITENDE MUUR------·~
o 2,5 5M
PUT16
P-3,OO- - P-2,OO
I
X- VONDST 10
I
I----HU IDlG
I LOOPVLAK
I
P-3,50 -
o . 0,5 M
!
------~------_._---------
r----------- L 0 0 PV LAK
P-2,00- -P- 2,00
1 - - - - - - - - - 0 NDERGREN S
KALKLAAG
- P-2,50
STAANDE TAND
~---- AFGEBROI<KELDE VA LLEND E TAN D
~ TAANDE TAND PU TGRE NS
.~ I
"DREMPEL" PU TGRENS
PUTGRENS HOR . DSN . P 2,90
~--DOORGESROK EN TRAP
PLATTEGRO NO
PLATTEGROND
.- - - -- -~- .~--- - - _ ..- --- --------~ - -- ----
23)
HOUTEN SPONNING
DREMPEL ---==----1--- DU IM
-P-2,00
NAAD __ -.
-
MORTEL - - - _ DEELS
ONDERGRENS IJSSEL
KALKLAAG STEENTJES
"D REM PEL"
~--"-~-::!....... AARDE
P- 3,00- -P-3,O 0
10
P-3,50-
-P-3,50
GRONDBOOG \1
PUT 19
P-4,00-
/ -P-4,OO
PROFIEL G-G'
24)
- P-;.2,OO
-P"2,50
5
7
9
- P+3,00
10
12
/
P.;...3,50- -P-o-3,50
o 0,5 1M
I
PUT 19
PROFIEL H-H 1
Index op de nummers van de profiellagen op de Bladen 23 en 24.
Laag Laag
1 plavuizen
2 verdwenen plavuizen
3 zwarte laag
4 lichte, bruine gestorte klei
5 zwarte brandlaag c.q. loopvlak
6 6 zand
7 7 grijsbruine klei, verontreinigd met puin en specie
8 8 fijn baksteen gruis
9 9 zwartgrijs loopvlakje
10 10 grijsbruine gestorte klei
11 bruine paarse verkleuring
12 12 specie laagje (met brokjes puin)
13 13 grijsbruine klei
14 14 groenblauwe klei
15 15 vuile, grijszwarte klei
16 grof puin
17 grof puin
18 fijn puin
i -
I
25}
I
i
II NIVEAU KELDER 0. 2
P-2,O O-- -P-2,00
I
i
i
i
i
oNDERKA NT
OPGEZET
ONDERKAN T -
OPGEZET
'/
/
c MUURTJE
MUURTJE
/
/
~
J(- SCHEUR
J[-:-:::::::====1,-
P-3,00-
P-3,SO - . -P-3, 50
P- 4,00 -
1,0 M PUT 19
WEST - OOST DSN.
L
' ---- _ . ___ ._.__ _
1 -- - - - - - - - - -··---
I
-
- ---- __uu__ .. . __ I
lD
i N
'.~ "
P-2,0 - - P-2,0 - ~
PLAVEI SEL
HUIDIG PLAVEISEL
P-3,0- - P-3,0 -
.----+-- - , - - - - P UIN&. VERO NTREINIGDE GRO NO
OORS PR .
NIVEAU 11 BAL KGAT
- - OORSPRONKELIJK VLOERNIVEAU
P- 4,0- - P-4,0- ~L~ GERECONSTRUEERD MUURWERK
~1c SEC. OP PU T AFWATEREND PLAVEISEL
P- 5,0- - P-5,0- ,- .
"
,.
P- 6,0- - P-6,0 -
::- I----------t::l, ~\ 'I I I ' GRO NDWATER
" ,î", I ,I UITGEGRAVEN DIEPTE
P-7,0- P-7,0
A A' B B'
o 2,5 5M PUT 20
DOORSNEDEN A-Ä';B-B'
27)
po -
p_ 1,0-
.-----j------ji-- KALKGRENS
P- 2,0- -L--f-----r"-~~~, -_ P _ 2, °
RAAP- ----''7 1· I ---1---:---- DI [H TG EZ ET
GRENS GEDEELTE
DOORGANG
r----I-~---- _ VUILEP_ 3,0 LAAG
VLOERTJE
SM
° 2,5
PUT 22
PUTGRENS
2,5
° 5M
PUT 21
- - - - - -- - _._. __ __. _ - - - _.._-------
. _ - - - - - - - - - - _.. _._._---_._-_. __ . _ - - '_ -,
28)
/
""
I/LsTEUNBEER
VERON TREINIGING
"\
PUTGRENS
--I-----+--U I TM0 NDIN G
fl..
A A'
1 !
/,/ 1' I . .
// I ; ,,;/
dB
o 2,5 SM
PO- -PO
P-1,0-
n SCHIETGAT
- P- 1,0
U ,----GEWELFAANZET
UITMONDING
PUTGRENS
P- 3,0- -P-3,0
NIVEAU
BESTRATING
L-pUTGRENS 1960
I
I
P-5,0 -
I
1
I
P - 6,0 - - - - - - - - - - - - - - ---- ------ - --' --
DSN. B-B'
PUT 23
- I ----- -- - - - -- --- ------ ---------- - - - - - - - - - - - - - - - - -
29)
F---l------PROFIEL I-I'
PUTGRENS - - - - - I ,..--------,----1- - .,
I
..-----+----1 -I 1
1 1
v -
R0 LL AAG - - - - - - - H - - G = 9 ' \ .
+- . ~ V-DOORSNEDE
PLAVEISEL P- 2,65 - - - + I
I'b> PLATTEGROND
ROLLAAG
PO- -P 0
ANKER - -- t ~ ANKER
1 - - - - - - - NAAD
- - 4 - - - - + - - - - ST0 OKPLAATS
P-2,O-
ROL LA AG _ _ _-----,L--~~=_=_=_ =.
__ _=+-=-=+~::b"'l - - PLAVEISEL
P-3,O- - P-3,O
DOORSNEDE
PUT 24
,,~
o '.
, "
(Y)
',:
STOOKPLAATS c.q .
L-PROFIE L BEGRENZI NG
ROOKKANAAL
PROFIEL 0,1S M
NAAR VOREN
P- 2,0 - -P- 2,0
;.
2 2
", '
'.. "
'" "':...
,".
' '; . ~ ,
,, '
'. '.
b
~
~ '
P- 2 ,S .-- 3 3
. ' -P-2,S :
_____ ~ ~ .: ;
=E
~-==*
o4 _ _ _o
o I
"~ ,,,~, '
1 ,' '.' ""
~
r==
n ~@ ~ Ls ~r:
. ' R~LLA~G t
1 --
6
' ".,
'
"'.
"
9
7
"""
'.,'.
" ZAALMUUR
o,s
° 1M
PUT 24
PROFIEL I _I'
- -- - - - - - - - - - - -- - - - - - - - - - - -- -- - - - - -- -- -
Profiel 1-1'
Laag
1 plavuizen, 22 x 22 x 3, rood/blauw
2 schoon zand
3 gestorte groenblauwe klei, verontreinigd met zand
4 schoon zand
5 zwarte laag, loopvlak?
6 gestorte bruine klei, verontreiningd met zand
7 zwarte brandlaag
8 plaveisel, baksteen op z'n plat
9 aanzicht muurtje
31ll
I
I
WANG
3 TREDEN- ,11'
PLAVEISEL p..:.
(BAKS TEEN) r=-"'"u=Wo-.l.- PLAVEISEL p .. 3,10
.~ "-2,96
~
DOORSNEDE
PLATTEGROND
MOGELIJKE DA
ONDERGRENS GKANT (NAAD)
KALKLAAG
p- 2,00- -P- 2,00
TREDEN
P - 3,00- WANG - P-3,00
PLAVEISEL D
PLAVEISEL IAGONAAL
P- 4,00- -P-4,OO
KNIK
- S cm NAAR BINNE:--i
PUT 25
DOORSNEDE
,,---_._-_.,- . .. -,_._._-,,----_... _--~
32)
NEDERHEMERT
28 -1.3
PUT 4 1
NEDERHEMER
28 - 4.2
PUT 9
,,
NEOERHEMERT
28 - 43
PUT 9
NEDERHEMERT
28 -1.5
PUT 4.1
NEDERHEMERT
28-1.4
10 (H
PUT 4.1
~~\O
(-
~=========-,
NEDERHEMERT
28 -1.6
PUT 4.1
- - - - -------;;,;
'\~... I /:1
-:1
\,~_ ",--, ______ L ________
NEDERHEMERT
28-4 .5A
PUT 9
NEDERHEMERT
28 - 4.5 B
PUT 9
"
NEDERHEMERT
28 - 6.6 A
~lJl 10
NEDERHEMERT
28 - 6.6 B
PUT 10
NEDERHEMERT
28 - 6.6 C
PUT 10
---~---
-~-- \
/
I
f------ - - . -
1 - - - - -- -
--
-- ~
l:
1 - - - -- --~ -
f - - - - - -- -- ------ -=====~
1 - - - -- ----
NEDERHEMERT
28- 12 2
PUT 20
NEDERHEMERT
28 - 12.3
PUT 20
37 )
NEDERHEMERT
28 -12 .4
PUT 20
-- ----
NEDERHEMERT
28 -12.5
PUT 20
NEDERHEMERT
..........~=~~~~"" 28 -12 .8
PUT 20
I·
10 CH NEDERHEMERT
28 -12.6
PUT 20
NEDERHEMERT
10(1'4
NEDERHEMERT
28-12 .7
PUT 20
HOOFDSTUK V
Na elke bouwfase wordt met behulp van plattegronden aangegeven welk gedeelte
van het muurwerk, dat in een bepaalde fase opgetrokken is, thans nog aanwezig is.
Aan het oudste deel van het kasteel (de woontoren) is om begrijpelijke redenen in
de hieronder volgende verhandeling veel aandacht besteed. Ook zijn enkele recon-
structietekeningen gemaakt van de oorspronkelijke plattegronden.
Bouwfase 1
o 2 ~ 6 8 10 20
FASE -1
Omstreeks 1300 wordt een rechthoekige woontoren 1) gebouwd. Deze 11,7 x 10,0 m
gr.ote toren wordt opgetrokken in Vlaams verband. Op het kelderniveau meet de
toren binnenwerks 8,20 x 6,35 m; dit resulteert in een gemiddelde muurdikte van
1,8 m.
In het metselwerk zijn, zonder herkenbaar patroon, verglaasde koppen en
gedeeltelijk verglaasde strekkèn verwerkt. Het toegepaste steenformaat is 32 à 30
x 15 à 14,5 x 7 à 6,5 cm. De gemiddelde lagenmaat variëert van 7,4 tot 7,8 cm.
De datering van de bouw van de woontoren omstreeks 1300 volgt uit de volgende
overwegingen:
Ie) Het toepassen van Vlaams verband kan wijzen op een vroege (13de eeuwse)
datering. 2)
2e) Het verwerken van verglaasde koppen in een patroon, als dec~ratie in het
muurwerk, komt pas voor in de tweede helft van de 14de eeuw. 3 Het zonder
patroon toepassen op Nederhemert zou kunnen wijzen op een bouwtijd in de
eerste helft van de 14de eeuw of vroeger. De verglazing van de stenen wijst
erop, dat de oven is gestookt met een zouthoudende brandstof.
3e) Het kasteel wordt voor het eerst in 1310 genoemd. Op 27 juli van dat jaar
draagt Jan van Hemert zijn burcht en voorburcht, met verdere toebehoren,
op aan Reinaid 11 van Gelre. 4)
4e) Boven het bouwpuin van de westelijke zaalmuur is, in eeD afvallaag, aarde-
werk uit het midden van de 14de eeuw aangetroffen. 5 Deze westelijke
zaalmuur is, op zijn vroegst als derde bouwfase aan te merken. Daarom zou
aangenomen kunnen worden, dat de eerste bouwfase van het kasteel (de
woontoren) in het eerste kwart van de 14de eeuw (of eerder) is verrezen.
Een boheems gewelf is een koepelgewelf (zonder pendentief) over een recht-
hoekige ruimte. De diameter van de koepel moet groter zijn dan de dia-
gonaal van de plattegrond van het vertrek. Daarom zijn de snijlijnen van het
gewelf en de wanden geen halve cirkels maar segmentbogen. Ook indien het
gewelf als ellipsoïde wordt uitgevoerd (zoals bij Nederhemert), mag men de
benaming "Boheems Gewelf" gebruiken (Prof. J.G. Watt jes: "Constructie van
Gebouwen", Amsterdam 1933, Deel 7 "Gewelven", pag. 17).
8) In de loop der tijd is dit loopvlak diverse keren opgehoogd: van het oor-
spronkelijke (middeleeuwse) loopvlak op P-2,90 tot P-2,70 in de 17de eeuw;
vervolgens tot P-2,45 en daarna nog eens tot P-2,05; De laatste ophoging is
in 1948 verwijderd; zie de resultaten van put 19: profiel H-H': de lagen 9, 5
en 1. Door deze ophogingen sloot de keldertrap niet meer aan op het be-
staande loopvlak. Daarom is de doorgang naar de trap dichtgezet; zie af-
beelding 74 •.!t.
- 177 -
In de muren van deze ruimte zijn 5 kaarsnissen uitgespaard; zie afbeelding 74 •.!.
Oorspronkelijk was het hoogteverschil tussen de kaarsnissen en het loopvlak
ongeveer 1,2 m. Thans is het verschil in hoogte te gering om de kelder effectief te
verlichten (de ruimte wordt vanaf een te laag punt verlicht). Opvallend is dat in de
noordmuur geen kaarsnissen zijn uitgespaard.
In de oost- en zuidmuur bevinden zich thans vensters. Er zijn aanwijzingen, die er
op duiden, dat de huidige doorgang naar kelder 0.2 (zie afbeelding 74.5), de oor-
spronkelijke toegang is van het voormalige binnenplein naar deze kelder. Ook is op
afbeelding 74 aangegeven, wat thans resteert van het oorspronkelijke metselwerk
op het kelderniveau.
Op de 8,25 x 6,70 m grote begane grond verdieping verleende een grote poort (in
de oostmuur) toegang tot de toren; Lie de afbeeldingen 75 •.!, 76 •.! en 68. De poort
is opvallend breed: 1,60 m. Dit is nogal fors om een woontoren (te voet) te
betreden. 9 )
Daar het loopvlak van deze poort zich ongeveer 30 cm lager bevindt als de huidige
betonplaat, mag worden aangenomen, dat het oorspronkelijke begane grond niveau
van de woontoren zich op ongeveer P+l,90 heeft bevonden. Deze aanname wordt
bevestigd door de thans (voor een representatieve ruimte) niet op ideale hoogte
geplaatste kaarsnissen in de westmuur (1,15 m); zie afbeelding 78. Daar het oor-
spronkelijke niveau van de eerste verdiepingsvloer op ongeveer P+6,20 m moet
worden gezocht (is thans P+5,86) was de begane grond ruimte in de l4de eeuw
4,30 m hoog.
Ten noorden van de poort bevindt zich de waterput. Nadat de put buiten gebruik is
gesteld, heeft men, blijkens uitgehakte sleuven ten behoeve van kastplanken, de
putruimte benut als berging; zie afbeelding 77. De put moet oorspronkelijk ten-
minste 8 m diep zijn geweest (gerekend vanaf de huidige begane grond). Thans is
hij tot ongeveer 5 m diepte met puin e.d. volgestort.
In de noordwesthoek worden twee muurnissen aangetroffen. De noordelijke heeft
een latei, de westelijke een ontlastingsboog als bovenafsluiting.
Aan de westzijde vinden we een tamelijk hoog geplaatst venster. 10) Het restant
van de ontlastingsboog van dit venster is thans nog aanwezig; zie afbeelding 78.1.
9) Voor een woontoren is een poortbreedte van 1,60 m veel te groot. Voor een
wagenpoort is deze breedte echter te gering. Tenzij men aanneemt, dat de
aangetroffen poortnis slechts een voorportaal is geweest; de eigenlijke
poortopening zal dan veel kleiner .zijn geweest.
Ook de hoogte van deze poort is voor een voetganger nogal groot: 3,35 m.
Oorspronkelijk was hij zelfs 0,30 m hoger. Want boven de huidige poortboog
bevond zich oorspronkelijk een segmentboog; zie afbeelding 68.!t.. In latere
tijd is onder deze boog de huidige boog (met een kleinere straal) gemetseld.
Van de oorspronkelijke boog resteren thans nog twee stenen, links en rechts
boven de voormalige dagkant van de poort; zie afbeelding 68.1.
Deze merkwaardige dimensionering noodt tot nader onderzoek naar het
functioneren van de poort. Uit archiefonderzoek is gebleken, dat de
poortopening in latere tijd als venster dienst heeft gedaan. Wellicht zijn
tijdens deze vensterperiode de vellingkanten (afschuiningen) aangebracht;
zie de afbeeldingen 68.9 c.q. 68.10 en 75.2.
10) Hoogte onderdorpel: 2,0 m bovende huidige vloer, hoogte van de aanzet van
de ontlastingsboog: 3,0 m; voor de hoogte vanaf het oorspronkelijke loopvlak,
moet hier ongeveer 0,30 m bij worden opgeteld.
Voor een verdedigbaar gebouw is het niet onlogisch de vensters hoog te
plaatsen. Maar daar dit venster op de binnenplaats uit keek, kan de hoge
plaatsing duiden op lage bebouwing (van hout ?) op dit plein.
- 178 -
De breedte van het venster kan niet meer bepaald worden, omdat in latere tijd een
dubbele deur 11 ) gedeeltelijk door het venster is gebroken; zie afbeelding 78.4. Op
de reconstructietekening van de begane grond (afbeelding 75 •.,2) zijn de afmetingen
van dit venster bij benadering getekend. In de zuidmuur bevonden zich twee niet
symmetrisch geplaatste vensters, die later van vellingkanten zijn voorzien. De
westelijke dagkanten van deze vensters zijn bij benadering getekend op de recon-
structietekening; zij zijn in jongere tijd uitgebroken ten behoeve van de huidige
vensters. Op afbeelding 76 is aangegeven, wat thans op het begane grond niveau
resteert van het oorspronkelijke metselwerk.
13
11) Deze deur gaf, vanaf het vertrek op de begane grond van de woontoren, toe-
gang tot een vertrek (1.11) in de zuidvleugel.
- 179 -
Afbeelding 76. Plattegrond van de huidige begane grond verdieping van de woon-
toren. Het muurwerk met de kruisarcering is het oorspronkelijke metselwerk. Het
muurwerk uit jongere tijd is horizontaal gearceerd; het muurwerk met de dia-
gonale arcering is tijdens de consolidatie van 1967 opgemetseld. 1. is een nis in de
muur, dit is het restant van de poort; 2 is de waterput; bij 3 een dichtgezet en op-
gehoogd venster van de muurtrap; 4, 5-; 6, 7 en 8 zijn in 1945 ingestorte muren; bij
2. twee dichtgezette kaarsnissen. De-noordelijke nis is in 1984 opgebroken, door
lieden zonder enige kennis van zaken. Want zij hebben helaas ook de oorspronke-
lijke onderzijde van de nis uitgebroken. (De zuidelijke nis is vlak voor het ter perse
gaan van dit rapport ook uitgebroken). Bij ..!Q en l!. de huidige vensters; naast 11.
en 11 twee voormalige dagkanten met vellingkanten; naast ~ de privaatkoker.
De eerste verdiepingsvloer werd tot de brand in 1945 gedragen door 5 balken (30 x
30 cm), ongeveer 210 cm hart op hart. -Tussen deze balken lagen (voorzover aan de
bouwsporen af te lezen valt) 4 smallere balken (30 x 25 cm); zie afbeelding 76.
Deze gehele balklaag behoort niet tot de oorspronkelijke opzet; de oudste vloer
lag 0,34 m hoger (P+5,86 respectievelijk P+6,20; zie Bijlage 11).
Deze eerste verdieping is via een muurtrap toegankelijk. Deze muurtrap komt uit
in een portaal in de oostmuur; zie afbeelding 79.1.. Blijkens bouwsporen is de ruim-
te op de eerste verdieping ooit in twee gedeelten gesplitst door een oost-west ge-
oriënteerd wandje, dat ten noorden van het portaal aansloot; zie afbeelding 79.1.
In het zuidelijk gedeelte van de oostmuur van de eerste verdieping bevinden zich
twee gekoppelde kaarsnissen, die nog geheel intact zijn. Zij zijn identiek aan de
kaarsnissen van de begane grond. In de zuidoosthoek van het vertrek is een privaat
uitgespaard.
- 180 -
Afbeelding 77 • Het
noordelijk deel van de
oostmuur van de woon-
toren, met een in het
metselwerk uitgespaarde
waterput.
Bij 1 de noordoosthoek
van het vertrek op de be-
gane grond; bij 1. en 1 de
ten behoeve van kast-
planken ui tgehakte
sleuven; bij !±. een zoge-
naamde ezelsrug. (neg. no:
1800-6-21)
12) Bij een later herstelling van de zuidoost hoek van de woontoren, is de spleet
van het privaat met muurwerk opgevuld; thans resteert alleen de noordelijke
dagkant van de spleet; zie afbeelding 79 •.!!. Zoals iedereen kan waarnemen
is de reparatie nogal slordig uitgevoerd; de buitenhoek staat volledig uit het
lood.
Het kasteel bevat thans, naast het privaat in de woontoren, nog een privaat
met een (naar het schijnt) oorspronkelijke lichtspleet. Dit privaat bevindt
zich op de eerste verdieping van de keuken toren, in de voormalige Maarten
van Rossumkamer (2.3C); zie afbeelding 166.2.
13) Pas in de tweede helft van de 19de eeuw werd het privaat in ere hersteld:
men repareerde de oude koker of er werd een nieuwe privaatkoker in de
muur uitgebroken. Aan de zuidzijde van de gerepareerde c.q. nieuwe koker
werd een uitbouw opgetrokken met daaronder een gemetselde beerkelder;
zie put 16.
De datering van deze werkzaamheden volgt uit een tekening van F.N.M. Eyk
van Zuilichem. Op deze tekening van 1844 geeft hij de zuidwestzijde van het
kasteel weer zonder toiletaanbouw; zie afbeelding 125.
- 181 -
~
3N 5
2'----,
~
1
6
aD 4 5
'--
\/
Afbeelding 78. Het zuide-
lijk deel van de westmuur
van de woontoren.
Onder 1 de dichtgemet-
selde dubbele kaarsnis; 2
is de dagkant van een
venster; naast 3 de aanzet
van de ontiastingsboog
boven dit venster; bij 4
een rafelige hoek, hier be::
vond zich de doorgang
naar vertrek 1.11; 5 is
metselwerk, dat in 1967 is
opgemetseld; 6 zijn de
dagkanten van -de huidige
westelijke vensters. Op de
voorgrond zijn tuien (ten
behoeve van de ver-
ankering van het dak)
zichtbaar. (neg. no: 1800-
3-4/5)
De zuidelijke muur bevat thans, identiek met de begane grond, twee symmetrisch
geplaatste vensters; zie de plattegrond van de eerste verdieping op Afbeelding 79.
Bouwsporen van de oorspronkelijke vènsterindeling zijn geheel verdwenen. In de
kolom metselwerk tussen de vensters is een kluis uitgespaard. In de zuidwesthoek
is een kast en een toiletruimte met venster uitgebroken. 14 ) Door al deze
wijzigingen bevat de zuidmuur , op de eerste verdieping, weinig origineel metsel-
werk meer.
De oorspronkelijke westmuur ontbreekt op deze verdieping geheel. Deze muur be-
vatte voor de brand van 1945 een gang; zie de plattegrond op afbeelding 5 (33).
In de noordwesthoek van het vertrek op de eerste verdieping van de woontoren
worden nog enkele fragmenten oorspronkelijk metselwerk aangetroffen. In dit
muurwerk zijn later enkele schoorsteenkanalen uitgebroken.
14) Ook dit heeft, blijkens de tekening van Eyk van Zuilichem (zie noot 13) na
1844 plaatsgevonden.
- 182 -
De kap is geheel verbrand. Daarom is niet na te gaan, of dit dak het restant van de
middeleeuwse kap bevatte. Aan te nemen valt, dat de toren oorspronkelijk een
schilddak heeft gehad, met daaromheen (achter kantelen) een open weergang.
Merkwaardig is dat de zolderbalklaag, in tegenstelling tot de balklaag eronder,
slechts 5 moerbinten heeft gehad; zie afbeelding 79. Men zou hieruit kunnen con-
cluderen, dat deze balklaag zich op de oorspronkelijke plaats bevindt.
- 183 -
De fundering
Het kasteel ligt l~ngs de bedding van een reeds voor het begin van de jaartelling
ver lande rivier .15 Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat het gebouw ge-
fundeerd is op de oeverwal van deze rivier. De nabij gelegen kastelen Well en
Ammersoyen zijn immers ook op deze wijze gefundeerd.! )
Tijdens het onderzoek is het fundament van de woontoren niet blootgelegd.
Daarom is het niet mogelijk uitsluitsel te geven op de vraag, waarop de toren is
gefundeerd. Het is om deze reden ook niet bekend op welke diepte het fundament
van de toren zich bevindt. Wel is bij een boring in de kelder van de woontoren klei
aangetroffen tussen ±2,0 tot ±3,5 m onder het huidige kelderniveau. Deze klei ver-
toonde sporen van wortelkanaaltjes. Wij mogen ons daarom voorstellen dat er,
ruim voor de tijd dat er aan kasteelbouw gedacht werd, op deze plaats een
moerasbos was. Onder de genoemde 3,5 m diepte bevindt zich zeer zware klei. De
boring is op ± 4,5 m diepte (P-7,00) gestaakt (de hoogte van het gewelf stond het
gebruik van een langere boor niet toe). Op deze diepte wordt nog steeds de zeer
zware klei aangetroffen. '
Uit onderzoek aan de achterzijde van het kasteel is naar voren gekomen dat de
waterspiegel van de voornalige binnengracht (tenminste) 2,5 m onder het huidige
maaiveld heeft gelegen. 17 Daarom mogen wij aannemen, dat de onderkant van de
fundering (wegens uitspoelings gevaar e.d.) nog een stuk dieper gezocht moet
worden.
15) Waarschijnlijk ligt het kasteel op de Dussense stroom rug, die volgens
Sonneveld 100 à 200 m ten zuiden van het kasteel heeft gelegen.
16) Volgens Modderman en Schoten van Aschot is de meander van de Maas
(waaraan deze kastelen gelegen zijn) voor de l3de eeuw verland.
17) Het maaiveld bevindt zich aan de achterzijde van de ruïne op ongeveer
P-1,50. De huidige waterspiegel van de (vesting)gracht variëert tussen
P-5,00 en P-6,00.
Uit de resultaten van de putten -C en 6 wordt geconcludeerd, dat de water-
spiegel van de voormalige binnengracht zich op ongeveer P-4,00 heeft be-
vonden.
18) De oost- en zuidmuur zijn uiteraard niet geheel vrijgegraven; derhalve be-
rust het geheel gefundeerd zijn op een aanname. De westelijke grondboog
wordt, in het midden van het gebouw, op een hoogte van P-3,20 aangetrof-
fen; zie put A. De noordelijke grond boog wordt al op een diepte van P-3,10
aangetroffen en komt daarmee bijna boven het oorspronkelijke binnenplein
uit; zie put 19.
Bij de oostmuur was op P-3,35 nog geen spoor van een grondboog te zien; zie
put 21. Dit, gevoegd bij het feit dat de woontoren (naar alle waarschijnlijk-
heid) op de zuidoosthoek van een kasteeleiland is geplaatst, maakt zonder
meer aannemelijk, dat de muren aan de grachtzijde (oost- en zuidmuur) ge-
heel gefundeerd zijn.
19) De grootte en vorm van de poer zijn niet vastgesteld.
- 184 -
Voor de west- en noordmuur werd alleen ter plaatse van de poer op de noordwest-
hoek een funderingsput gegraven. Voor de twee op de ~oer aansluitende grond-
bogen werden in de klei twee ondiepe sleuven gegraven. 2 ) De onderkant van deze
sleuf baf men een bolling en aldus verkreeg men, al dan niet met behulp van
zand 2 , een natuurlijk formeel voor het metselen van de grondbogen.
Aan de vorm van de speciebaarden kon worden waargenomen, dat de stenen tegen
de kleiwanden van de bouwsleuf aan waren gelegd. Met andere woorden: bij het
graven van de sleuf had men precies de breedte aangehouden van de te metselen
muur. Dus de wanden van deze put waren recht afgestoken, zodat men vooral niet
te veel grond hoefde te verzetten.
De woontoren vertoont een planmatige en doordachte opzet. Want bij de bouw van
de toren hield men al rekening met een spoedige uitbreiding van het gebouw. De
binnenplaats was immers tijdens de eerste fase al aanwezig. Aan de woontoren
heeft wen, aan de noordoost- en aan de zuidwestzijde, een staande tand gemet-
seld. 23 Op funderingshoogte gaat d~ze staande tand over in een vallende tand. 24 )
In dezelfde hoeken zijn ook poeren 25 aangebracht; zie de afbeelding 57 en 32.
De bedoeling van deze constructie was, dat men een als tweede fase geplande
weermuur , op constructief verantwoorde wijze kon intanden op de toren. Deze
weermuur zou ook poeren gaan bevatten. Van poer tot poer zouden spaarbogen ge-
slagen m) oe ten worden met daarboven (en gedeeltelijk op de weermuur) een weer-
gang. 26
20) Het oorspronkelijke loopvlak van dit binnenplein moet op een hoogte van on-
geveer P-3,20 tot P-3,40 gezocht worden; zie de putten A, 9, 10 &: 10.1.
21) De kruinen van de grondbogen werden waarschijnlijk op het maaiveld van de
bouwplaats gelegd; hier hoefde men dan helemaal geen graafwerk te ver-
richten; zie put A en 19.
22) Door dit zand later te verwijderen wordt voorkomen dat de boog op de
ondergrond gaan steunen in plaats van op de poer. Dit kan tot gevolg hebben,
da t de boog breekt.
Door de geringe werkruimte in put 19 kon dit verschijnsel niet vastgesteld
worden bij de grondboog onder de noordmuur van de woontoren; zie put 19.
23) Zie de resultaten van de putten A en 13 en de afbeeldingen 75, 57 en 32.
24) Zie de resultaten van de putten A en 13. In put A gaat de staande tand op
P-3,70 over in een vallende tand. In put 13 is niet naar de overgang van
staande naar vallende tand gezocht, om niet meer grond te verplaatsen dan
strikt noodzakelijk was voor het aantonen van de (staande) tand.
25) In dit geval wordt met "poer" een plaatselijke verbreding van de muur be-
doeld. Aan de noordoostzijde is de poer 63 x 33 cm groot; aan de zuidwest-
zijde meet hij 81 x 38 cm. Het maatverschil wordt verklaard door de grotere
breedte van de oostelijke tand. Deze is 120 cm breed; de zuidelijke tand
meet "slechts" 102 cm.
26) Deze uitbreiding is inderdaad uitgevoerd. Op beide tanden zijn muren inge-
tand. Zoals uit put B blijkt, heeft de westelijke en zuidelijke weermuur een
weergang op poeren gehad. Uit de putten 1 &: 2 blijkt hetzelfde voor de
noordelijke weermuur • Er bestaat nog geen zekerheid, over het al dan niet
aanwezig zijn van poeren aan de oost- en noordoostzijde van het voormalig
binnenplein; zie de resultaten van put 14.
- 185 -
27) Omdat een muur op het binnenplein niet zo diep gefundeerd hoefde te
worden als de muren aan de grachtzijde, gaat de noordwestelijke staande
tand op grotere hoogte over in een vallende tand dan de tand op de zuid-
westhoek van de woontoren: P-2,85 respectievelijk P-3,70 ; zie de putten A,
10, 10.1 & 18.
- 186 -
Bouwfase 2
1 4 6 8 10 10
FASE .f.
In het tweede kwart van de 14de eeuw 28 ) werd het in de eerste fase reeds be-
staande kasteeleiland van een ommuring voorzien: er ontstaat een binnenplein.
Daar de woontoren het zuidoostelijk deel van het oppervlak inneemt, heeft het
plein een L-vormige plattegrond. De zijden zijn 20 en 16 m lang.
De in Vlaams verband opgetrokken muur (steenformaat 30 x 15 x 6 á 7 cm) was
niet breed genoeg 29 ) uitgevoerd om een bruikbare weergang te kunnen dragen.
Daarom i~ de muur op weerganghoogte verbreed door middel van spaarbogen op
poeren. 30 )
Een waarschijnlijk vierhoekige toren werd overhoeks op de noordoosthoek van het
plein geplaatst. 3l )
Op de noordwesthoek van het plein werd een ronde toren opgetrokken met een
vermoedelijke buitendiameter van 4,70 m en een eveneens vermoedelijke binnen-
diameter van 2,5 m, Of deze toren echter ooit boven het maaiveld is opgetrokken,
moet betwijfeld worden; zie Bijlage IV.
Dat er vanuit het zuidwesten weinig gevaar voor het kasteel was te duchten, blijkt
niet alleen uit de geringere muurdikte v~m de zuid- en westmuur. Ook uit het ont-
breken van (een aanzet van) een toren op deze hoek van het complex valt dit op te
maken. Wel zijn er in 1960 aanwijzingen aangetroffen, die erop duiden dat deze
hoek ooit een arkeltorentje heeft gehad. 32 )
Van deze fase resteert, zoals op afbeelding 81 middels arcering is weergegeven,
boven het maaiveld slechts een fragment van de noordelijke weermuur •
Waarschijnlijk bevat de kern van het zuidelijke deel van de oostmuur ook
muurwerk, dat in deze fase is opgetrokken.
- 189 -
Bouwfase 3
1 4 6 8 10 10
FASE 3
Omstreeks het midden van de 14de eeuw 33 ) wordt, ten koste van het plein, een
11,5 x 7,5 m grote zaalbouw tussen de woontoren en de overhoekse toren opge-
trokken. Dit geschiedde door het opmetselen van de 1,3 tot 1,4 m brede westelijke
zaalmuur. Het in Vlaams verband opgetrokken metselwerk is onregelmatig qua
lagenmaat en steenformaat; er komen stenen met een lengte van 30 cm voor. De
33) Datering volgt uit vondst 6.6 uit laag 11 van de putten 10 & 10.1
- 190 -
34) Daar de tand 1,80 m breed was, werd het niet benutte deel (0,40 m) afge-
kapt. De onderkant van de fundering van de nieuwe muur wordt op P-3,90
aangetroffen. Als de veronderstelling juist is, dat de grondwaterspiegel zich
in de middeleeuwen op P-4,OO gezocht moet worden, bevindt de onderkant
van de fundering zich net boven het toenmalige grondwaterniveau. Daar de
nieuwe muur slechts 0,5 m diep -ten opzichte van de oorspronkelijke binnen-
plaats - gefundeerd was, moest het terrein opgehoogd worden om de kans op
vorstschade te minimaliseren; op P-2,80 werd (middels een bestrating) een
nieuw loopvlak gecreëerd. Zie put 10.1 en zie afbeelding 55.
35) Zie de resultaten van de putten 1 & 3.
36) Het kelderniveau, dat bij deze bouwfase hoort, bevindt zich waarschijnlijk op
P-2,90; zie put 9, laag 10. (Dit is op hetzelfde niveau als het oudste loopvlak
in de woontoren.
37) Door de vele verbouwingen en de betonplaat (die het zicht op een gedeelte
van het opgaande muurwerk ontneemt) is het niet mogelijk het oorspronke-
lijke vloerniveau van de begane grond verdieping thans waar te nemen.
Om redenen, die in hoofdstuk II uitgebreid behandeld zijn, mag men het oor-
spronkelijke begane grond niveau van de zaal bouw op P+1,20 veronderstellen.
Dat de zaalbouw tot in de 16de eeuw maar één verdieping boven de kelder
had, wordt afgeleid uit de volgende bouwsporen:
Ie de aansluiting van de oostelijke zaalmuur op de woontoren is boven
P+6,10 een koude naad, de hoek van de woontoren wordt gevormd met
behulp van klezoortjes; zie afbeelding 51 tussen!!.. en 2. Daar er in het
oorspronkelijke metselwerk van de woontoren geen klezoortjes worden
toegepast, duiden deze klezoortjes op een reparatie van de noordoosthoek
van de woontoren, in een tijd dat de oostelijke zaalmuur nog niet zijn
huidige hoogte heeft bereikt.
2e de oostelijke zaalmuur staat, ter hoogte van de eerste verdieping, koud
tegen de zuidelijke keukentorenmuur. De laatste muur steekt zelfs 50 cm
in het vertrek op de eerste verdieping van de zaalbouw; zie de platte-
grond van de eerste verdieping (afbeelding 5): vertrek 2.2A.
3e de westelijke zaalmuur staat, wederom ter hoogte van de eerste ver-
dieping koud tegen de woontoren en de traptoren.
4e de oostelijke en westelijke muur van de zaalbouw hebben op de eerste
verdieping afwijkend metselwerk vergeleken met het metselwerk er-
onder.
Al deze bouwsporen wijzen erop, dat de eerste verdieping van de zaalbouw
pas in latere tijd, na het bouwen van de traptoren (zie bouwfase 9) op het be-
staande muurwerk is gezet.
- 191 -
De schouw kan echter niet oorspronkelijk zijn, want het metselwerk van de west-
muur van de zaalbouw wijkt op het begane grond niveau duidelijk af van het
muurwerk op funderingsdiepte.
Ook in de noordmuur van de woontoren bevindt zich (aan de zaalzijde) het restant
van een 2,40 m brede schouw. Deze tot 30 cm diepe schouw had de vorm van een
cirkelsegment. Deze schouw kan pas in het muurwerk zijn uitgehakt, nadat het
trapportaal van de begane grond van de woontoren naar het oosten was verplaatst.
Het is niet onmogelijk, dat de verplaatsing van het portaal en het uithakken van de
schouw tegelijkertijd hebben plaatsgevonden; zie Bijlage 11. Daar de wijziging van
de verdiepingshoogte van de woontoren en de daarmee samenvallende verandering
van de muurtrap en de verplaatsing van het portaal niet is gedateerd, valt over de
ouderdom van deze schouw weinig zinnigs te zeggen. Wel blijkt uit de bouwsporen,
dat in de loop der tijd diverse schouwen op deze plaats de zaal van enig comfort
hebben voorzien.
Bouwfase 4
2 4 6 8 10 20
FASE !!.
Afbeelding 84. Bouwfase 4. Datering XIVd. Zie ook de afbeeldingen 184 & 185.
D D
L -_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ ~
In de 14de eeuw (XIVd ?)38) zakte de overhoeks geplaatste toren in de gracht weg.
Nadat de toren ingestort was (en het restant gesloopt) werd de huidige noordoost-
hoek van de z~albouw opgetrokken; op deze manier ontstond een bijna recht-
hoekige zaal. 39 ) De muurdikte van deze "reparatie" loopt op van 1,30 tot 1,40. Het
steenformaat variëert nogal: 31 à 28 x 15 à 13,5 x 6,5 à 6 cm, het metselwerk is
overhands gevoegd. De kelderruimte werd ook gerepareerd. Deze kelder had een
loopvlak op P_2,80. 40 ) De kelder werd met de begane grond erboven verbonden
door een muurtrap in het noordelijk deel van de oostmuur~l)
De toegang van het kasteel werd van de woontoren overgebracht naar een ver-
breding in de nieuwe oostmuur van de zaal. 42 )
Om verder wegzakken in de gracht te voorkomen, kreeg de noordelijke weermuur
een tweetal steunberen. De oostelijke steunbeer werd in verband opgetrokken met
de nieuwe noordoosthoek van de zaal. 43 ) De wes,.telijke steunbeer stond precies
achter een poer van de noordelijke weer muur •44) Of dit laatste bouwsel alleen
maar een steunbeer is, of dat hier meer achter gezocht moet worden, verdient
nader onderzoek.
38) De sleuf, die gegraven is om de muur uit te kunnen breken, vormt een in-
steek in scherven bevattende lagen; zie put 9. De vondsten uit deze lagen
leidde tot een datering van de ingraving omstreeks XIVd.
Onomstotelijke bewijzen dat de toren is ingestort, ontbreken tot nu toe. Het
instorten wordt afgeleid uit scheurvorming en zakking (7 cm op 1 strekkende
meter) van de op de toren aansluitende noordelijke weermuur •
39) Niet alleen in de eerste bouwfase van Nederhemert werd geanticipeerd op
volgende bouwfasen. Na het instorten van de overhoeks op het binnenplein
geplaatste toren, heeft men eerst de noordoosthoek van de zaalbouw gere-
pareerd. Aan deze reparatie heeft men een aantal elementen toegevoegd die
erop wijzen, dat men korte tijd na het verrichten van deze reparatie de ver-
loren gegane toren wou vervangen; zie Bijlage VI.
40) Zie put 9; laag 9.
41) Deze muurtrap werd in 1908 aangezien voor een onderaardse gang, die van
het kasteel (onder de Oude Maas door!) naar Herpt zou voeren.
Daar de muurtrap (geëxtrapoleerd) ongelukkig uitkomt op de huidige begane
grond van de zaalbouw, is het niet onmogelijk, dat dit niveau in de loop der
tijd gewijzigd is.
Indien de trap op een "normale" manier heeft aangesloten op de begane
grond, moeten wij dit gereconstrueerde oorspronkelijke niveau op 1" P+ 0,10
veronderstellen (is thans P+ 1,68). Vermoedelijk bevindt zich echter het oor-
spronkelijke begane grond niveau van de zaal op P+1,10; zie het betoog over
deze problematiek in Hoofdstuk II.
42) De muurdikte van deze verbreding aan de oostzijde was, over een lengte van
5 m, in totaal 2,6 m. Het is echter nog niet bewezen, dat deze verbreding
geheel massief is uitgevoerd. Voor het niet massief opmetselen pleiten:
Ie op de begane grond (de poortruimte zelf) is de muurdikte slechts 0,6 m.
2e in de rafelige naad tussen de reparatie en de oostmuur worden op het
voormalige kelderni veau sporen aangetroffen, die het restant van de dag-
kant van een doorgang kunnen zijn geweest; zie put 25.
3e het zou niet van veel bouwkundig inzicht getuigen, als men op de plaats
waar een toren in de gracht is weggezakt een nieuwe twee maal zo brede
muur optrekt. Hierbij wordt verondersteld dat de nieuwe muur op vrijwel
gelijke diepte als de oude in slechte ondergrond is gefundeerd.
Dat de uitbouw als poort heeft gefunctioneerd, wordt bewezen door
restanten van brugpalen, die tijdens het onderzoek in 1960 zijn aangetroffen;
zie de resultaten van put C.
43) Op het huidige loopniveau is de steunbeer 1,65 x 1,15 m groot. De noordmuur
van de steunbeer staat onder een hoek van 81 0 ; zie de putten 5, 9 & 22.
44) Deze steunbeer is 2,60 x 1,00 m groot; zie de putten 1, 4.1 en 15
- 194 -
Van deze fase opgetrekken muurwerk resteert, zoals met behulp van arceringen op
de afbeeldingen 85 en 86 is aangegeven, de noordoosthoek van de zaal tot het
eerste verdiepingsniveau; tot (P+5,00) in de keukentoren en tot P+5,90 in de zaal-
bouw.
De oostelijke steunbeer is boven het kelderniveau weggebroken om plaats te
maken voor de buffetkast; zie afbeelding 4, vertrek 1.4 (U).
De westelijke steunbeer tekent zich op het begane grond niveau af tot op een
hoogte van P+0,20 à P+l,32 (binnenzijde respectievelijk buitenzijde); zie de af-
beeldingen 41 en 42.
Het muurwerk van de ronde toren is op de kelder verdieping nog geheel intact. Het
is echter niet onmogelijk, dat men bij de bouw van de toren aan de oostzijde ge-
bruik heeft gemaakt van bestaand muurwerk.
45) Het is niet onmogelijk (zelfs waarschijnlijk) dat van de oorspronkelijke ronde
toren (diameter ±4,70) alleen de fundering is gelegd en dat hij dus nimmer
boven het maaiveldniveau is opgetrokken.
De grote scheur aan de noordwestzijde van de huidige ronde toren (zie af-
beelding 148) maakt duidelijk, dat er in de fundering van deze toren iets is,
zoals het niet behoort te zijn. Kennelijk heeft men de huidige toren zonder
veel omhaal over de oudere heen gezet. Om het overstek niet al te groot te
maken, is de toren enigszins ellipsvormig uitgevoerd. De inwendige diameter
is maximaal 3,95 m en minimaal 3,80 m (in oost-west richting); zie Bijlage
IV.
- 195 -
Bouwfase 5
o 2 " 6 B 10 20
FASE ~
Het kasteel maakte in ruim een eeuw tijd (XIVd-XVd) een viertal plattegrondont-
wikkelingen door. De in deze fase opgetrokken bouwdelen werden op diverse
plaatsen, zonder onderlinge samenhang, aan het kasteel toegevoegd. Daarom zijn
geen bouwnaden tussen deze bouwvolumes waar te nemen. Dit heeft tot gevolg,
dat de verschillende uitbreidingen van deze fase niet chronologisch gerangschikt
kunnen worden.
De toegang tot het kasteel werd naar de westzijde overgebracht. Hier werd in de
westelijke weermuur een bescheiden poortgebouw uitgebroken. Het p'Qortgebouw-
tje was 2,5 x 3 m groot; de muurdikte variëerde van 0,36 tot 0,39 m. 46 )
De functieloos geworden uitbouw aan de oostzijde van de zaalbouw werd verbouwd
tot kapel. Deze kapel kreeg een muidengewelf (kloostergewelf met kruin). Het
gewelf was voorzien van ribben op kraagstenen van mergel. Het geprepareerde
zuidwestelijke kraagsteentje (zie afbeelding 90A) bevatte het restant van een
blauwe beschildering. Dit rijk bewerkte kraagsteentje, dat zwaar te lijden heeft
gehad van brand - een gedeelte is afgesprongen en de mergel is rood verkleurd - is
te dateren op de tweede helft van de 15de eeuw (datering: vriendelijke mededeling
Ir. E.J. Nusselder).
De ribben hadden - onder een dikke kalklaag - een rode neus; de zijden waren
vermoedelijk zwart.
Het zuidelijk gewelfveld bevat thans, onder een groot aantal lagen kalk en een
rode veldschildering, een zwart geschilderde decoratieve voorstelling.
Deze kapel zal oorspronkelijk door een steensdikke gordelboog afgescheiden zijn
geweest van de zaalruimte.
Aan de noordzijde werd een toren (?) in de gracht uitgebouwd. Uitwendig was de
uitbouw 4,9 x 4,2 m groot; inwendig bevatte hij een 2,8 x 3,15 m groot vertrek. De
muurdikte variëert van 1,0 m (west- en noordmuur) tot 1,1 m (oostmuur). Dit
bouwvolume sluit oostelijk koud aan tegen de noordelijke zaalmuur, aan de west-
zijde sluit het koud aan op de in fase 4 opgetrokken steunbeer; zie de afbeeldingen
40 en 41.
Dit bouwdeel had een kelderruimte, dat door een vlak uitgevoerd tongewelf was
overkluisd. 47 ) Het in 1984 aangetroffen loopvlak in deze kelder bevindt zich op
P-3,32. Een oorspronkelijke toegang ontbreekt echter op dit niveau, want pas in
latere tijd is de enige toegang tot deze ruimte in de oostelijke muur uitgebroken.
Dit kan erop duiden, dat deze ruimte oorspronkelijk niet als vertrek werd benut.
Door de vele verbouwingen is het thans moeilijk te bepalen, welk bouwvolume zich
oorspronkelijk boven deze kelder bevond. Daar de later aangebouwde keukentoren
(zie bQuwfase 6) op de begane grond in de voormalige westgevel een groot ven-
ster 48J bevat, mag aangenomen worden, dat het in fase 5 opgetrokken volume niet
al te hoog is geweest. De op deze uitbouw aansluitende zaalbouw bevatte boven de
kelderverdieping slechts een begane grond verdieping. Ook dit laatste gegeven
leidt tot de veronderstelling, dat de uitbouw geen eerste verdieping bevatte.
Tegen de zuidelijke weermuur werd (boven de kelder) een waarschijnlijk twe~ ver-
diepingen hoog en 5,5 x 5,5 m groot gebouw met zadeldak opgetrokken. 49J Het
zadeldak van dit gebouw werd aan de westzijde afgesloten door een waarschijnlijk
0,55 m dikke trapgevel. Het loopvlak van de kelder bevond zich op P-2,35; zie put
B.
Van het in deze fase opgetrokken muurwerk resteert, zoals middels de arceringen
op de afbeeldingen 88 en 89 is aangegeven: de aan de noordzijde in de gracht
uitgebouwde toren (tenminste) tot boven het begane grond loopvlak (P+2,50). Het
is niet uitgesloten, dat het muurwerk van het eerste vertrekje met het
koepelgewelf (zie de afbeeldingen 105 en 106) uit deze fase stamt.
Van de ook in deze fase opgetrokken zuidvleugel, de zeshoekige toren en het
poortgebouw, staat thans niets meer boven het maaiveld.
Bouwfase 6
o 2 4 6 a 10 20
FASE §.
00
~
o
'----------------~-_ .-
wellich~ na het beleg van het kasteel in 1479 51 ) door Den Bosch werd de Keuken-
toren 52 op de noordoosthoek van de zaalbouw (de reparatie van fase 4) opgetrok-
ken. 53 ) Deze vrijwel geheel uitgebouwde toren illustreert op treffende wijze, hoe
men (ten opzichte van de veel oudere woontoren en de eerste ronde toren) in de
loop der tijd over het verschijnsel "flankering" was gaan denken. De buitenwerks
10,0 x 10,7 m metende toren sloot aan op de voormalige poortuitbouw en op de
steunbeer van de noordelijke weermuur; de muurdikte variëert van 1,5 tot 1,7 m.
Hij bevatte tenminste één verdieping boven de kelder. De kelderverdieping is van
een noord-zuid georiënteerd tongewelf voorzien. Bij het slaan van het tongewelf
hield men er rekening mee, dat het nieuwe muurwerk zich zou gaan zetten ten op-
zichte van het bestaande muurwerk. Daarom werd ter plaatse van de steunbeer
(van de noordel~~e weermuur) het gewelf onderbroken door een kleiner, dwars ge-
plaatst gewelf. '4 In hoever men rekening hield met bestaande funderingen is nog
niet duidelijk. 55 )
Het oorspronkelijke kelderniveau is tijdens het onderzoek niet terug gevonden. 56 )
Het oorspronkelijke begane grond niveau zal overeenkomen met het huidige loop-
vlak. Het is nog niet duidelijk, of de toren boven de begane grond verdieping een
tweede woonlaag heeft gehad. Uit de bouwsporen (het venster in de westmuur)
valt echter wel af te leiden, dat de balklaag van deze eventuele woonlaag (c.q.
zolderverdieping) tenminste een halve meter hoger heeft gelegen dan de huidige
eerste verdiepingsvloer; zie Bijlage VI.
De toren is boven het vloerniveau van de begane grond in de 16de eeuw gedeelte-
lijk vernieuwd; zie bouw fase 8. Op de begane grond worden in het 16de eeuwse
metselwerk thans nog twee schietgaten aangetroffen. Op de vroeg 17de eeuwse
tekening (afbeelding 117) kan op de plaats waar zich thans (op de eerste ver-
dieping) het westelijke venster van vertrek 2.3 B bevindt, een schietgat worden
waargenomen.
De huidige toren 57) is gemetseld met secundair verwerkte stenen; hij werd tot
1781 afgedekt door een tentdak. 58 )
57) Bedoeld wordt de in het tweede kwart van de 16de eeuw herbouwde toren;
zie bijlage VI.
58) Zie Kamphuis, pag 62.
- 202 -
Bouwfase 7
FASE ?.
Na fase 6 werd omstreeks 1500 de reeds aan drie zijden door gebouwen ingesloten
ruimte ten westen van de Keukentoren bij het kasteel getrokken. De bouwnaden
van het in deze fase opgetrokken 0,95 m brede muurwerk zijn zowel aan de bin-
nenzijde als aan de buitenzijde zichtbaar; zie afbeelding 96.4 en 97.2. De kelder
van dit 3,0 x 3,5 m grote bouwvolume heeft thans een loopvlak op P_1,85. 59 )
59) Ook op een hoogte van P-2,65 moet zich ooit een loopvlak hebben bevonden.
Op P-3,10 werd een plaveisel aangetroffen. Het is nog niet duidelijk op welk
niveau het oorspronkelijke loopvlak gezocht moet worden. Zie voor deze
loopvlakkenproblematiek de resultaten van put 22.
- 203 -
Tevens werd in deze fase het poortgebouw aan de westmuur vergroot. 60 ) Er ont-
stond een buitenwerks 4,8 x 3,45 m grote poort; de muurdikte variëerde van 0,44
tot 0,55 m.
60) De vergroting van het poortgebouw kan ook in een iets latere, of iets
vroegere fase plaats gevonden hebben. Het ontbreken van aansluitingen op
dateerbaar muurwerk maakt een exacte fasering onmogelijk; zie de
resultaten van put B.
- 204 -
( I
I.C____ - _ - - - -
1-"1
2 [ij
"""
Afbeelding 97. Het oostelijk deel van de noordmuur van de eetzaal. Onder het
oostelijke venster een schietgat (1); onder het middelste venster van de eetzaal de
bouwnaad <1) van fase 7. (neg. no:-1800-1 0-14).
Bouwfase 8
FASE ~
D
o
Afbeelding 99. Begane grond platte- Afbeelding 100. Plattegrond van de
grond van fase 8. Het resterende eerste verdieping van fase 8. Het
muurwerk van deze fase is met een resterende muurwerk van deze fase is
kruisareer ing aangegeven. met een kruisarcering aangegeven.
- 206 -
ófbeelding 101. Detail van "Kaart van het Gelderse rivierengebied", circa 1524,
Osterreichisches Staatsarchiv, Wien, DD abt., Fasz. 237, fol. 387. (Foto: Dr.
J.E.A.L. Struick)
Blijkens een afbeelding op een kaart 61) van omstreeks 1524 waren de noordelijke
en de westelijke eetzaalmuur (en de muur tussen 1.4 en 1.5) boven het fegane
grond niveau in het eerste kwart van de 16de eeuw gedeeltelijk verwoest. 62
Op de onderbouw van de noordelijke en westelijke muur verrijzen na deze tijd
nieuwe gevels. De 0,40 m brede nieuwe westmuur krijgt een trapgevel.
De muur tussen de voormalige vertrekken 1.4 en 1.5 wordt niet meer boven het
begane grond niveau opgetrokken.
._ KELDER
~~ BEGANE GROND
6
5
2 2
3 3
,
2
0
ES'
0
Om een haakse ruimte te krijgen werd de 0,55 m brede binnenmuur, tussen de Zaal
en de Eetzaal, evenwijdig aan de 0,50 m brede buitenmuur opgemetseld. Men liet
zich daarbij niet hinderen door anders lopende muren op het kelder niveau. Dit had
als gevolg dat thans het oostelijke deel van deze ruim 9 m hoge muur gedeeltelijk
en het westelijke gedeelte zelfs geheel nIet gefundeerd is; zie afbeelding 102.
De moerbinten van de zolderverdieping rusten op muurstijlen. Blijkens uit-
sparingen in het muurwerk, waren de moerbinten van de eerste verdieping en de
zolderverdieping opgelegd op sleutelstukken; zie afbeelding 171.!!..
- 209 -
Het oorspronkelijke loopvlak zal op ongeveer P+ 1,20 hebben gelegen. Een schiet-
gat vlak boven de vloer (onder het huidige oostelijke venster) herinnert aan dit
loopvlak; zie de afbeeldingen 96, 97, 103 en 104.
In het huidige interieur van de toen ontstane zaal is in de noord- en west muur het
restant te zien van een 2,65 x 1,45 groot vertrek. Deze ruimte is vermoedelijk af-
gedekt geweest door een koepelgewelf; zie de afbeeldingen 105 en 106. Het ver-
trek heeft in de west gevel een rechthoekig venstertje gehad. Dit venstertje is
zowel in het muurwerk (zie afbeelding 106.I) als op een oude prent waarneembaar;
zie afbeelding 117. Het is nog niet duidelijk, of dit vertrek gelijktijdig met de
hierboven beschreven fase als ruimte gefunctioneerd heeft, of dat dit vertrek bij
de bouw van de Eetzaal opgeofferd is.
In deze fase zal de gedeeltelijke herbouw van de keuken toren hebben plaatstge-
vonden; in Bijlage VI is aangegeven welk metselwerk van de begane grond ver-
dieping oorspronkelijk is. Daar deze reparatie geen verandering in de plattegrond
veroorzaakt, is deze gedeeltelijke herbouw niet als bouwfase gerekend.
Bouwfase 9
o 1 4 6 6 10 10
Afbeelding 112. De achtergevel van het kasteel op een schilderij, dat de be-
legering van Zaltbommel voorstelt (1574). Het schilderij is thans te bewonderen in
het stadhuis van Zaltbommel. (Foto: D.B.M. Hermans)
- 214 -
Wat van het in deze fase opgetrokken metselwerk resteert, is middels arceringen
op de afbeeldingen 108 t/m 111 aangegeven.
Het complexe muurwerk op het kelderniveau liet, door zijn bouwkundige toestand,
nauwelijks onderzoek toe. Derhalve kan slechts met grote omzichtigheid uit-
spraken worden gedaan over de anciënniteit van dit muurwerk.
De westmuur van de traptoren is thans nog tot op het eerste verdiepings niveau
aanwezig (P+8,7 5).
De oostmuur is thans nog bijna tot op de oorspronkelijke hoogte aanwezig:
P+13,75.
Onderzocht moet nog worden, of de muur tussen de traptoren en de zaal, op het
begane grond niveau, bij de traptorenfase of bij de oudere zaalbouwfase behoort.
63) Dit zal ook in de 16de eeuw hebben plaatsgevonden. Op een schilderij (1574)
dat in het stadhuis van Zaltbommel hangt, wordt de belegering van de stad
Zaltbommel geschilderd. Op dit schilderij is het kasteel waar te nemen; zie
afbeelding 112. De zaalbouw van het kasteel heeft op deze afbeelding al een
tweede verdieping en boven het dak van de zaal is het tentdak van de trap-
toren waar te nemen. Met andere woorden: de traptoren was al ruim voor
het eerste kwart van de 17 de eeuw opgetrokken; zie fase 10.
De schilder heeft oog gehad voor details: hij plaatst de 6 kruisvensters van
de achtergevel op zeer aannemelijke plaatsen; op de begane grond van de
keuken toren heeft hij een bolkozijn geschilderd in plaats van het meer voor
de hand liggende kruisvenster. Ook uit de manier, waarop hij de daken op el-
kaar laat aansluiten en uit de plaatsing van de schoorstenen, blijkt dat hij
het kasteel goed kende, of "naar het leven heeft getekend". Daarom is het
merkwaardig, dat hij de ronde toren en de uitbouw van de zaal niet in zijn
kunstwerk heeft opgenomen.
64) Onder de keldertrap van de traptoren bevindt zich diagonaal muurwerk, dat
niet op het bestaande muurwerk aansluit. Dit duidt erop, dat de traptoren op
de plaats van een ouder bouwsel staat. Het reëel dreigende instortingsgevaar
van het opgaande muurwerk van de traptoren belette verder onderzoek naar
(en dus fasering van) het schuine muurwerk.
Door de werkzaamheden in het gangetje onder de noordmuur van de trap-
toren (put 1) is bekend, dat de spil van de traptoren niet of nauwelijks is ge-
fundeerd; zie Bijlage VII en Hoofdstuk 4: Blad 5.
65) Zie Bijlage VII.
- 215 -
Bouwfase 10
o 2 4 6 8 10 20
FASE 10
Afbeelding 113. Bouwfase 10. Datering XVI. Zie ook afbeelding 191.
L -_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _ __ _ _ _ _ _ _ _ ~
~'"
2
~
3
r-- ~
Afbeelding 116. De zuidwesthoek van de eetzaal. In de zuidelijke muur een nis (1),
met daarin een tweede nis <1,) waarin een deur kon wegdraaien; metselwerk lis
een dichtzetting van de beide nissen. Zie ook de plattegrond op afbeelding 175 en
de doorsnede op afbeelding 178. (neg. no: 1800-7-11)
66) Het is erg verleidelijk, om aan te nemen dat oorspronkelijk de huidige kelder
en begane grond verdieping één ruimte vormde. Deze open ruimte was een
overwelfd gedeelte van de binnenplaats. Dit gewelf is thans nog aanwezig.
Op afbeelding 142.6 is duidelijk waarneembaar, dat het gewelf niet op de
zuidmuur van de noordvleugel rust. In latere tijd is de opening tussen deze
ruimte en de binnenplaats door een halfsteens muurtje dichtgezet. Dit
muurtje was niet in het verlengde van de traptoren geplaatst, omdat het be-
gane grond vertrek van de ronde toren verlicht moest worden door een
venster, dat op de binnenplaats uitkeek; zie afbeelding 142.1. en 150.8.
67) Dit privaat is op afbeelding 117 zichtbaar. Op dezelfde plaats zal omstreeks
1900 de toiletuitbouw verrijzen; zie Bijlage VII. Boven deze toiletuitbouw is
thans nog de dichtzetting van het 16de eeuwse privaat waar te nemen; zie
afbeelding 134.5.
68) Dit blijkt uit een 1,25 m hoge nis in de zuidelijke muur; zie afbeelding 116 en
en de plattegrond c.q. de doorsnede over deze nis op de afbeeldingen 175 en
178. In deze nis kan een (openstaande) deur wegdraaien; deze deur heeft een
toegang tot de noordvleugel in de westmuur van de eetzaal afgesloten.
Ook blijkt de verandering van het niveau uit de aanwezigheid van een schiet-
gat op het huidige vloerniveau, onder het oostelijke venster in de noordmuur
van de Eetzaal (1.4); zie de afbeeldingen 96, 97, 103 en 104.
Tussen het gewelf van kelder 0.4 en de begane grondvloer bevindt zich onge-
veer 70 cm ruimte; zie hoofdstuk IV, Blad 7.
Het voormalige vloerniveau van de Eetzaal heeft dus tenminste 70 cm lager
gelegen. Na de ophoging werd de "keukencamertrap" in de noordmuur van de
zaalbouw uitgebroken; zie bijlage VII.
- 217 -
Afbeelding 117. Tekening van het kasteel in het begin van de 17de eeuw. (Tekening
in het bezit van de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen). (Foto:
Rijksdienst voor de monumentenzorg; neg. no: 1767)
71) Dit blijkt uit het (ter hoogte van de eerste verdieping) koud aansluiten van
het zaalmuurwerk op het traptorenmuurwerk. Wellicht werd bij deze ge-
legenheid het begane grond niveau van de zaal opgehoogd (van P+l,20 tot
P+l,68; zie hoofdstuk 11). Dit moet na 1524 en voor 1629 hebben plaatsge-
vonden; zie hoofdstuk 11 en noot 63.
Na realisatie van deze fase heeft het kasteel een omvang bereikt, die op de
vroegst bekende tekening waarneembaar is; zie afbeelding 117; zie voor het
kapplan afbeelding 155.
- 219 -
Bouwfase 11
o 2 4 6 8 10 20
FASE 1.l
Afbeelding 118. Bouwfase 11. Datering XVII-XVIII. Zie ook afbeelding 192.
Afbeelding 120. Tekening van het kasteel in de tweede helft van de 18de eeuw.
(Foto: onbekend)
In het laatste kwart van de 16de eeuwen in de 17de eeuw zal men veel her-
stellingen aan het kasteel moeten verrichten. 72 )
In de 17de eeuw werd de doorgang tussen de kelders 0.1 en 0.2 van twee onder-
steunende muurtjes voorzien.
In de 18de eeuw werd (wellicht samenvallend met het dempen van de binnen-
gracht) de westelijke weermuur vervangen door een "tuinmuur". Dit zal het kleine
plein visueel wat meer ruimte en licht hebben gegeven.
In 1766 werd in de keukentorenkelder een 0,65 m brede en 6,0 m lange muur opge-
trokken, omdat het gewelf zettingsverschijnselen ging vertonen. Men vreesde, dat
zonder deze ondersteuning het op de begane grond staande fornuis, met de
buitengewoon zware schoorsteen, door het gewelf zou zakken. De situatie werd
zelfs zo kritiek geacht, dat de Rentmeester opdracht tot 'opmetselen gaf, zonder,
zoals gewoonlijk, vooraf toestemming aan zijn principaal te vragen.7 3)
72) In 1589 werd het kasteel ingenomen door de Spanjaarden onder bevel van Van
Mansfeld. In 1590 werd het kasteel belegerd door Prins Maurits. Nadat 1400
kanonschoten op het kasteel (c.q. vesting) afgevuurd waren, gaf de bezetting
zich over (Arnold van Buchel pag. 199). Het lijkt mij niet onmogelijk, dat na
dit bombardement het een en ander aan het kasteel te repareren viel.
73) Zie Eliëns en Harenberg, pag. 215. Merkwaardig is, dat volgens de cor-
respondentie van de Rentmeester de 0,65 m brede muur drie "mopstenen"
breed werd uitgevoerd.
De muur is thans ongeveer 2,5 m hoog. Volgens de correspondentie is hij 9
voet (ongeveer 2,7 m) hoog opgetrokken. Dit betekent, dat het 18de eeuwse
loopvlak op P-2,40 of hoger moet hebben gelegen. Op deze hoogte is in
kelder 0.3A geen loopvlak aangetroffen; zie put 17. In kelder 0.3B werd
echter in put 5 wel een plaveisel op deze hoogte gevonden. (Thans bevindt
het loopvlak van kelder 0.3A zich op P-2,18).
- 221 -
0_ _2~~
4 ~6~8 _ _10~========~20 H
BEGA NE GROND
RECONSTRUCTIE
FASE 10 (1800)
___ i
Afbeelding 121. Reconstructie van de begane grond na het uitvoeren van fase 10.
De benamingen voor de vertrekken in de correspondentie van 1781 zijn (voorzover
de vertrekken bij naam worden genoemd):
1.1 Achterste kamer
1.2 Zaal
1.3A Keuken
1.3B Bottelarij met daarboven een Rookzoldertje
1.3C Bijkeuken
1.4 Eetzaal
1.11A Mijnheerskamer
1.11B Cabinet
le VERDIEP ING
o 1 4 6 8 10 10 H
RE CONS TR UCTIE
FA SE 10 11800)
- - - - - - - ------'
De vertrekken 2.2A, 2.2, 2.6, 2.7 en 2.12 worden niet bij naam genoemd.
- 223 -
Het tentdak van de keukentoren werd in 1781 gedeeltelijk gesloopt. Met behoud
van de bfuikbare gedeelten van de oude kap werd een schilddak met plat ge-
maakt.7 4,
In deze fase werd de doorgebroken toegang tot de oudste kelder (00.5) van het
westelijk gedeelte van de eetzaalvleugel dichtgemetseld. Voordat men tot dicht-
zettinf5 overging, heeft men eerst ongeveer 1 m 3 (keuken) afval in de kelder ge-
stort. )
Het in deze fase opgetrokken metselwerk is, zoals op afbeelding 119 middels
arcering is aangegeven, nog geheel intact.
74) Zie voor het toen ontstane kapplan de reconstructie op afbeelding 156. Zie
Kamphuis; pag. 62.
75) Deze kelderruimte is in 1984 voor het eerst sinds de dichtzetting in de
18de eeuw weer toegankelijk gemaakt. Het afval bleek zeer veel glas- en
aardewerkfragmenten te bevatten. Hieruit kon een fraaie collectie
schalen en kommen samengesteld worden; zie afbeelding 44 en zie de re-
sultaten van put 4.1. Dit afval en de vele reparaties, die in de periode
1781-1782 in de brieven van de rentmeester worden verantwoord, onder-
steunen de (niet gedocumenteerde) stelling van Van den Berg (pag. 473),
dat het kasteel op het laatst van de 18de eeuw gedeeltelijk verwoest is.
Na deze reparaties heeft het kasteel een vorm gekregen, zoals op af-
beelding 120 is waar te nemen. Op de afbeeldingen 121 en 122 zijn de plat-
tegronden van de begane grond en de eerste verdieping gereconstrueerd.
Bij deze plattegronden moet in acht worden genomen, dat de aanwezigheid
van de scheidingsmuur (een voormalige trapgevel) tussen LIlA en 1.11B
(respectievelijk 2.11A en 2.11B) niet bewezen kan worden. Ook is nog niet
bewezen, dat de scheidingswand tussen 2.4 en 2.5 in deze periode aan-
wezig is. Door de grote hoeveelheid bouwsporen kan voor de indeling van
de eerste verdieping van de keukentoren een alternatief worden gegeven;
zie afbeelding 166. Op afbeelding 156 is het kapplan van deze fase gere-
construeerd.
- 224 -
Bouwfase 12
o 2 , 6 a 10 20
FASE 12
Afbeelding 123. Bouwfase 12. Datering XIXa-c. Zie ook afbeelding 193.
~~/[;:hN!6>~~:é T~ $;:;i)/kh.-
4:hû"u-?<! 1:._.";;.. , \. ,E~"':h 6-? ;-.:;- ~;;ad"'4~~~kti4..?2.
Afbeelding 124. Tekening van het kasteel gemaakt op 4 september 1832 door Kapt.
Gevers van Endegeest. (Herkomst: Atlas van Stolk; cat. 7117/65)
- 225 -
Afbeelding 125. Tekening van de zuidwestzijde van het kasteel in het jaar 1844
door F .N.M. Eyk van Zuilichem. (Herkomst: Leiden U.B. Bodel Nijenhuis: 309-III-
9).
In het eerste kwart van de vorige eeuw werden het restant van de westelijke weer-
muur (de tuinmuur) en de trapgevel van de zuidvleugel afgebroken. Op de poeren
van de voormalige weermuur werden grondbogen geslagen en hierop verrees een
nieuwe, 0,60 à 0,80 m brede en 11 m hoge voorgevel. Deze gevel had 6 vensteras-
sen, één as had blinde vensters/ 6) ~et voormalige binnenplein werd opgedeeld in
drie naast elkaar liggende ruimten.?7
76) Achter het blinde venster bevond zich de noordelijke (binnen) muur van de
zuidvleugel; zie de reconstructie tekening van de voorgevel op afbeelding
127.
77) De middelste ruimte vormde op de begane grond de vestibule (zie
afbeelding 4: ruimte 1.9). Op het kelderniveau werd deze ruimte door gang
(0.9) ingenomen, die een T-vormige plattegrond had; zie afbeelding 3:
ruimte 0.9. Op de eerste verdieping werden de twee zuidelijkste
vertrekken van het voormalige binnenplein (2.9 en 2.10), naderhand
samengevoegd.
Voordat het binnenplein bij het woonvolume getrokken werd, was het
zuidelijk gedeelte op de eerste verdieping van de zaalbouw in twee
- 226 -
Het voor schild van het nieuwe dak moest om esthetische redenen onder dezelfde
hoek komen te staan als het dak van de zuidvleugel. Tevens moest de nok van het
dak boven het voormalig binnenplein de nok van de zuidvleugel op gelijke hoogte
snijden; zie het kapplan op afbeelding 25. Daar het binnenplein veel breder is dan
de zuidvleugel, betekende dit dat het achterschild van het dak boven het voorma-
lige binnenplein, niet dezelfde hoek kon krijgen: slechts 46 0 • De overige schilden
stonden onder een hoek van 57 0 • Onder deze kap bevonden zich twee woonlagen
boven een kelderverdieping. Het loopvlak van de kelderverdieping werd op P-1,35
gebracht. Hiervoor moest het voormalige binnçnplein 0,60 m opgehoogd worden.
De kap van de noord vleugel werd verhoogd 78 } opdat ook deze nok zich op gelijke
hoogte zou bevinden als de nok van het dak boven de voormalige binnenplaats. De
traptoren werd ook onder dit dak gebracht. Daarvoor werd het bovenste gedeelte
van de noordmuur van de traptoren gesloopt; zie de doorsnede op afbeelding 178.
Van het in deze fase opgetrokken muurwerk resteert, zoals op de afbeeldingen 74,
76 en 79 is aangegeven, alleen de toiletaanbouw aan de zuidzijde van de woon-
toren.
Aan de ophoging van het dak van de noordvleugel herinneren nog enkele lagen
metselwerk; zie afbeelding 134.4.
Bouwfase 13
0246810
11' 20
FASE 1J
Afbeelding 128. Bouwfase 13. Datering XIXc. Zie ook afbeelding 194.
Afbeelding 129. Het kasteel in de winter van 1943-44 vanuit het zuidwesten. Links
is het na de oorlog afgebrande bijgebouw waar te nemen. Voor het gebouw de
Sequoia Gigantea. (Foto: Jhr. F.G.L.O. van Kretschmar)
Thans is boven het maaiveld geen metselwerk van deze fase waar te nemen.
Bouwfase 14
2 4 6
11e 10 20
FASE 14
Afbeelding 130. Bouwfase 14. Datering ± 1900. Zie ook afbeelding 195.
- - _.... _------------~
Omstreeks 1900 85 ) verrees aan de noordzijde een toilet uitbouw; zie afbeelding
134. Het steens muurwerk is opgetrokken met strengpersstenen (formaat 21 x 10 x
5 cm). Naast de toiletuitbouw werden een tweetal vensters in het muurwerk
geplaatst, die de volledig ingebouwde traptoren van enig natuurlijk licht moesten
voorzien. Vermoedelijk werd ook de loop van de trap in de traptoren in deze fase
gewijzigd. 86
Samenvallend met deze bouwactiviteiten werden de kelder en begane grond ver-
dieping van de noordvleugel van een nieuwe gevel voorzien; zie afbeelding 134.1..
Op de begane grond van de vleugel werd waarschijnlijk een gang aangelegd; zie de
begane grond plattegrond op afbeelding 4: gang 1.6B.
Tevens werd in deze fase kelderruimte 0.11 omgebouwd tot keuken. Om dit ver-
trek goed te kunnen verlichten werd in de zuidgevel een kruisvenster uitgebroken;
zie afbeelding 140&.
Het vertrek is echter .nooit als keuken benut; de schoorsteen was in 1930 nog ge-
heel roetvrij. De te grote afstand tussen deze ruimte en de Eetzaal (1.4) ver-
hinderde het goed functioneren van de keuken.
Bouwfase 14A
Het in deze fase opgetrokken metselwerk is nog intact; zie afbeelding 136.
- 235 -
Bouwfase 15
"
_.-.JL._ ._IL._._. _ L._._._. . . . . .~.r . \
--'1 r'-'- ' l ~._._._.~ : ._._.-.' I '
_.J '- ._. ~ L _._ . .JL . _ ._ . ...i. (
r - ' -' .
~--'
o_ 2 4 6 B
-__
10
- - - - --- -- "-- ----::J
20
FASE §
Afbeelding 139. Bouwfase 15. Datering vanaf 12 januari 1945. Zie ook afbeelding
197.
Dit is geen bouwfas~ maar een sloop en instortfase. Op 12 januari 1945 ontstaat
brand in het kasteel. 2) Deze brand heeft, behalve het gehele interieur met de van
elders afkomstige kunstschatten 93 ), alle balklagen en kappen verteerd. Ondanks de
brand is het muurwerk in 1946 nog in redeli jk goede conditie. Herstel van de
brandschade had met gebruikmaking van het bestaande muurwerk zonder veel
constructieve problemen plaats kunnen vinden. Twee jaar later was de toestand
van het muurwerk door inwatering en bevriezing al te sterk achteruitgegaan om
het herstel op een eenvoudige wijze mogelijk te maken.
92) Hoe de brand in het kasteel is ontstaan is niet bekend, omdat er geen oog-
getuigen zijn: de bevolking van 't Eiland werd op 11 november 1944 geëva-
cueerd. In veel literatuur is te lezen, dat de Duitsers het kasteel in brand
hebben gestoken. Dit lijkt mij echter niet waarschijnlijk. Want het kasteel
was (wellicht door de dikke muren) een van de weinige onbeschadigde ge-
bouwen in Nederhemert-Zuid. Vanwege die muurdikte heeft de bevolking
van Bern en Nederhemert-Zuid tijdens het bombardement op Heusden een
veilige schuilplaats in de kelders van het kasteel gevonden. Om dezelfde
reden hebben de Duitse militairen, die zich op de noordoever van de Maas
hadden ingegraven, hun commandopost in een kelder van het kasteel
ingericht (dit was de kelder onder de keukentoren, dus zover mogelijk van
het gealliëerde gevaar af). Zouden deze soldaten hun eigen onderkomen in
brand steken?
93) Bijvoorbeeld de historische kostuums van het Openlucht Museum te
Arnhem.
- 236 -
94) Datering: "Een toelichting bij het consolidatieplan van het kasteel Neder-
hemert", door architect H.L. Mens, 10 september 1949.
95) Met de minst waardevolle delen van het kasteel bedoelde men de vertrekken
op het voormalige binnenplein. Begrijpelijk is dat ook aan de toen 30 jaar
oude tweede verdieping van de keukentoren niet veel historische waarde
werd gehecht.
96) De hoge voorgevel (11 m) en vooral de dunne binnenmuren (halfsteens tot
steens dik) op het voormalige binnenplein, hadden door inwateren en vorst in
drie jaar tijd veel geleden; zie noot 94.
- 240 -
Dit consolidatieplan 97 ) is helaas niet volledig uitgevoerd. Dit betekende dat het
97) Zie noot 94; de bedoeling van het consolidatie plan was:
"Er is uitgegaan van de gedachten dat de consolidatiewerken vele jaren het
gebouw voor verwoesting zullen moeten beschermen, dus deugelijk van con-
structie moet zijn.
Op de tweede plaats is het gewenst dat de voor consolidatie aangebrachte
afdekkingen bij latere restauratie niet alleen intact maar ook dienstbaar zul-
len zijn.
Ten derde moet de afdekking niet alleen het inwateren van de muren van
boven, maar ook het gebouw aan de binnenzijde beschermen.
En op de vierde plaats is het gewenst dat ter vervanging van de door brand
vernielde balklagen in de koppeling van de muren wordt voorzien.
Het is om deze redenen dat de oplossing van al deze problemen is gevonden
in het aanbrengen van een gew. betonvloer ter hoogte van de zolderbalklaag.
De kosten hiervan met bijkomende werken, welke hieronder nader zijn om-
schreven, worden begroot op f 40.000,-."
De consolidatie omvat de volgende werkzaamheden:
"a Het ontlasten van de keldergewelven en het aanbrengen van een beton
afdekking (reeds verricht).
b. Het aanbrengen van de betonvloeren met balken met afmastieken en
voorzien van de nodige zinken afvoeren.
c. Het dichtmetselen der raamopeningen, het bij metselen voor de opleg-
gingen de betonvloeren en balken, het opmetselen van torens en
buitenmuren, het dichtvoegen van scheuren in de gevels en het metselen
der waterkeringen op de betonvloer.
- 243 -
Tussen 1962 en 1966 is de 19de eeuwse muur afgebrok~n, die op het voormalige
binnenplein voor de noord vleugel en traptoren stond. 102 Men heeft slechts korte
tijd kunnen genieten van de toen vrijgekomen 16de eeuwse binnenplaatsgevel: deze
gevel stortte in juli 1966 in.! 03 Daarbij verdween ongeveer éénderde van de
traptoren; tevens werd een gedeelte van de ronde toren in de val van het
muurwerk meegenomen. Deze calamiteiten leidden tot het treffen van noodvoor-
zieningen. 104) De ruïne kreeg een nooddak.1° 5) Dit nooddak heeft helaas niet
genoeg afschot gekregen om de gevolgen van doorzakken teniet te doen. Door de
opeenhoping van water in het midden van de dakvlakken moesten enkele jaren na
de consolidatie nieuwe hemelwaterafvoeren in het midden van de dakvlakken aan-
gebracht worden. Het keukentorendak was inmiddels al zover doorgezakt, dat het
grind naar het midden van het dak rolde. Dit grind moest daarom van het dak ver-
wijderd worden. Het gevolg van deze ontlasting is, dat het dak bij stormachtig
weer staat te klapperen. 106J
Thans gaat het verval steeds verder. 107)
Bij het ter perse gaan van dit artikel bereikte mij het bericht, dat de hierboven
gesignaleerde gebreken aan de daken verholpen zullen worden. Op deze wijze kan
het voortbestaan van de ru ï ne gerekt worden.
Bijlage I
In de literatuur wordt het oudste gedeelte van het kasteel Nederhemert vaak de
"donjon" genoemd. Deze uit de franse taal afkomstige benaming is iets te weid~
voor de oudste toren van Nederhemert. Het woord donjon heeft een betekenis 1
die hier niet van toepassing is:
- het is de hoofdtoren van een kasteelcomplex, die zich door zijn dimensies duide-
lijk onderscheidt van de overige fortificaties.
- deze toren is bij een belegering het laatste toevluchtsoord.
- vanuit deze toren wordt het omliggende kasteelterrein beheerst en een even-
tuele belegering geleid.
- de lagere verdieping(en) van de toren bevatten opslagruimten.
- soms bevat de toren woonruimte voor de kasteelheer.
Het zal de oplettende lezer duidelijk zijn dat, met deze definiëring van het begrip
donjon, Nederland op een enkele uitzondering na, geen donjons heeft. Wellicht is
het beter het begrip donjon te reserveren voor het type kasteel torens, die in het
duitse spraakgebied "Bergfried" worden genoemd. Bij eenvoudige, solitair staande
torens, zoals die van Nederhemert, verdient het voorkeur de woonfunctie van de
toren de naamgeving te laten be invloeden: daarom kan hier m.i. beter het begrip
woontoren worden gehanteerd.
Om van een woontoren te mogen spreken, moeten drie elementen in de toren aan-
wezig zijn: een waterput, een privaat en een haard.
De waterput vinden we bij Nederhemert op de begane grond in de oostmuur; zie de
afbeeldingen 75.3. en 77 •
Op de begane grond is geen privaat aanwezig, wel vinden wij op de eerste ver-
dieping in de zuidoosthoek een privaat; zie afbeelding 146.
Op de begane grond bevat de zuidelijke muur bouwsporen van twee vensters; zie
de afbeeldingen 75 en 76. Een van deze vensters bevindt zich, net als het venster
op de kelderverdieping, precies in het midden van de zuidelijke muur. Het tweede
venster bevindt zich in het oostelijk gedeelte van de muur.
Het is erg verleidelijk, om het meest oostelijke venster aan te zien voor de door-
gang naar een secreet. Afbeelding 146 toont een reconstructie van de (mogelijke)
oorspronkelijke situatie. Dit privaat zal in latere tijd weggebroken zijn, om plaats
te maken voor het venster. Helaas ontbreken tot nu gegevens, om deze aanname
te bewijzen. Beide vensters zijn van vellingkanten voorzien.
In latere tijd zijn de vensters (c.q. de voormalig privaatdoorgang) verplaatst, opdat
de vensterindeling in het vertrek regelmatiger werd.
De haard, de derde eis voor het functioneren van de toren als woontoren, kan op
geen enkele verdieping aangeduid worden. 2) We mogen echter, gezien de indeling
van het vertrek op de begane grond, verwachten dat de haard tegen de westmuur ,
ten noorden van het hiervoor genoemde venster, heeft gestaan; zie afbeelding
75.!. Daar het oorspronkelyke muurwerk hier geheel is verdwenen, kan deze stel-
ling niet gestaafd worden. 3
Tegen het functioneren van deze toren als verdedigbare woontoren pleit de (voor
een woontoren) onwaarschijnlijk brede foort: 1,60 m. Ook de oorspronkelijke
hoogte van de poort mag er zijn: 3,65 m. 4
Bijlage 11
De muurtrappen in de woontoren.
SITUATIE UI
Want enkele jaren later (1781)3) was de oostmuur (ten zuiden van het portaal)
dermate gescheurd en uit het lood gedrukt, dat men hem ~ideeltelijk af moest
breken. Bij het opnieuw ("in 't loot") opmetselen van de muur werd de zoldertrap
dichtgemetseld; zie afbeelding 79 •..!!t. respectievelijk 79 •.!2.. Een nis, die toen op de
plaats van de voormalige traptoegang in het muurwerk van het portaal aange-
bracht is, moest de herinnering aan deze trap levend houden; zie afbeelding 147.
Ook aan de binnenzijde van de toren is waarneembaar, dat de bovenste trap "vol-
gemetseld" is. Boven de poortboog bevindt zich een balkgat; zie afbeelding 68.8.
Uit het steenformaat en de voegafwerking van het muurwerk achter dit balkgat
blijkt meteen dat dit metselwerk achteraf is toegevoegd. Er bevindt zich zelfs
boven het balkgat een sleuf tussen het oude en het nieuwe metselwerk. In deze
sleuf zijn de verschillen in het metselwerk eveneens duidelijk waar te nemen.
Bijlage In
liet hieronder volgende betoog is nog niet onomstotelijk bewezen; het is bedoeld
als een uitnodiging om, in de toekomst, deze verschijnselen op hun onderlinge
samenhang te controleren.
De poer op de noordwesthoek van de woontoren moest één kwart van de totale be-
lasting van het gebouw dragen (aangenomen, dat de grond bogen de helft van de op
hun rustende belasting overdragen op de poer). Dit betekent, dat de gronddruk
onder de poer tenminste 3 x hoger is, dan de druk onder de volledig gefundeerde
oost- en zuidmuur • Dit moest resulteren in zettingen. I)
Men had dit probleem echter zien aankomen. Daarom waren bij voorbaat "cor-
recties" ingebouwd, om de te verwachten constructieve en optische problemen op
te vangen.
De grondbogen werden klimmend uitgevoerd. 2) Als de poer gezakt was, had men
een normaal liggende boog.
Om te voorkomen, dat de zakking zich openbaarde door schuinlopende voegen in
het opgaande metselwerk, werd een truc toegepast: men variëerde de gemiddelde
lagenmaat. Boven de poer hanteerde men een gemiddelde lagenmaat van 7,4 cm;
deze maat loopt op tot 7,8 cm naar het zuiden en oosten. De onderste lagen met-
selwerk boven de (klimmende) grondbogen lopen op naar het noorden c.q westen.
Door het hanteren v~n de verschillende lagenmaten werd dit oplopen op grotere
hoogte gecorrigeerd. 3
Na de ingecalculeerde zakking van de poer hebben de onderste lagen metselwerk
een vrijwel horizontale stand bereikt. Daarom loopt de bovenkant van het gebouw
iets af naar de poer. Dit zal men bij de bouw van de toren optisch gecorrigeerd
hebben door de kantelen iets hoger op te trekken. Op kanteel hoogte zijn er immers
geen doorgaande lagen metselwerk meer, die het oog enig houvast kunnen geven.
Resumerend kunnen wij stellen, dat deze hele operatie tot doel had, te voorkomen
dat het gebouw een scheefgezakte indruk maakte, als gevolg van een goedkope
(snelle) funderingsmethode.
Diegenen, die ooit het twijfelachtige genoegen hebben mogen smaken, in de klei
van Nederhemert te graven, zullen zich zonder meer kunnen voorstellen, dat al
deze ingrepen ruimschoots opwogen tegen de de hoeveelheid arbeid, die op deze
wijze bespaard werd.
1) Zie de grote scheur boven de noordelijke grond boog; west-oost doorsnede van
put 19 en de daarbij behorende afbeelding 61.1. Deze scheur zet zich gedeel-
telijk in het gewelf voort. De grondboog zelf is echter niet gescheurd. Uit de
scheuren kan de relatieve zakking van de poer ten opzichte van de oostmuur
globaal berekend worden; de zakking is tenminste 25 cm.
2) De noordelijke grondboog toont overduidelijk, dat hij klimmend is uitge-
voerd; zie west-oost doorsnede van put 19. Bij de westelijke grondboog is dit
thans (zonder graafwerk te verrichten) niet meer waarneembaar.
3) Dit verschijnsel wordt ook aangetroffen bij bijvoorbeeld de NH kerk te
Sprang (NB) en het voormalig kasteel Altena te Delft (vriendelijke mede-
deling Dr. Ir. J.J. Raue).
- 252 -
Bijlage IV
De ronde torens
Onder de huidige ronde toren bevindt zich het restant van een kleinere ronde
toren, waarvan de fundering is gelegd in bouwfase 2. De diameter (4,70 m) van
deze kleinere toren is een schatting, er kon niet meer dan ongeveer 1 m van de
omtrek van deze toren vrij gelegd worden; zie put 7. De oorspronkelijke toren werd
in een latere fase (4) vergroot: de diameter wordt op 6,50 m gebracht; dit is de
huidige toren. In de zuidoosth~ek van de toren werd op het kelderniveau een
privaat in de muur uitgespaard. 1
1) Daar de beerput onder dit privaat tot de fundering in het metselwerk is uit-
gespaard, mag aangenomen worden dat dit privaat bij de "eerste" ronde
toren behoort; zie de resultaten van put 20.
- 253 -
De putten 2 & 7 geven aan, dat de oorspronkelijke ronde toren in verband is ge-
metseld met de weermuur om het plein. Een poervormige uitbouw verzorgde de
aansluiting met de noordelijke weermuur; zie hoofdstuk IV, blad 8. Schuin georiën-
teerd muurwerk verbond de toren met de westelijke weermuur • Het is niet on-
mogelijk, dat zich op deze plaats een stijgpunt (naar de weergang) heeft bevonden.
Door het ontbreken van een profiel over de weermuur kon niet bepaald worden, of
de ophoging van het plein tot P-2,80 tijdens deze fase (het bouwen van de ring-
muur om het plein) heeft plaatsgevonden.
Tegen de hiervoor genoemde fasering pleit het op het privaat aansluitende oor-
spronkelijke (?) muurwerk en de eveneens originele geboorte van het koepelgewelf
van de onderste kelder in deze toren. Tenzij aangenomen wordt, dat het privaat bij
de grotere toren van fase 4 behoort. Dit leidt echter tot de onwaarschijnlijke ver-
onderstelling, dat het oorspronkelijke muurwerk van de eerste ronde toren ten be-
hoeve van het privaat tot op de fundering is uitgebroken. Tenzij (het zal de lezer
duizelen) wordt aangenomen, dat van de eerste kleinere ronde toren alleen maar
de fundering is gelegd. Bij het opmetselen van de grotere toren heeft men gedeel-
telijk gebruik gemaakt van de bestaande funderingen. De in de oudste fundering
uitgespaarde beerkelder kon op deze wijze zonder verdere aanpassingen benut
worden. De laatste veronderstelling lijkt mij de juiste.
2 3
Waarschijnlijk heeft men de toren zonder veel omhaal over de oudere fundering
heen gezet. Om het overstek (vermoedelijk 1,5 m) niet al te groot te maken, heeft
de toren een ellipsvormige plattegrond gekregen: de inwendige diameter van
kelderruimte 0.7 is maximaal 3,95 m en minimaal 3,80 m (in oost-west richting).
T och is dit overstek te groot geweest; de scheurvorming in de .toren getuigt van
ongelijkmatige zettingen; zie afbeelding 148. Deze scheuren worden ' overigens niet
alleen veroorzaakt door funderingsproblemen. Ook het thans op instorten staande
gewelf van torenvertrek 1.7 heeft met zijn spatkrachten een behoorlijk steentje
bijgedragen.
Het hierboven reeds genoemde privaat bestaat uit een ongeveer 50 x 50 cm grote
koker. Deze koker verbreedt zich op grotere diepte tot 150 cm. De verbreding
volgt de ronding van de toren; zie hoofdstuk IV, blad 22 & 26. Deze
constructiewijze is uniek voor Nederland.
Ook de plaats van het privaat is merkwaardig: aan de voormalige binnenplaats-
zijde. Daarom heeft het privaat geen uitmonding op de gracht. De stootvoegen
hebben aan de binnenplaatszijde geen mortel bevat. Daar deze voegen dichtgeslibd
zijn met faecaliën, mogen wij aannemen, dat vloeibare bestanddelen door de muur
naar buiten konden vloeien.
- 256 -
We hebben hier kennelijk te maken met een privaat dat door gevangenen benut kon
worden. Door de toegepaste bouwwijze was het onmogelijk voor de gedetineerde,
om te ontvluchten via de privaatkoker en de gracht.
Voor de stelling dat deze ruimte oorspronkelijk de gevangenis was pleit ook de af-
wezigheid van een oorspronkelijke toegang: de huidige trap is uitgehakt. 2} Voordat
deze trap toegang verleende tot de kelder, zal men door een opening in het gewelf
naar beneden zijn "getransporteerd".3) Helaas is de opening in het gewelf niet
meer te traceren, omdat het oorspronkelijke gewelf is ingestort. 4}
Onderin de privaatkoker werd, onder een grote hoeveelheid puin 5}, zeer fraai l4de
eeuws aardewerk en steengoed aangetroffen; zie afbeelding 63.
2} Deze trap sluit aan op het huidige loopvlak in deze kelder (P-2,78); oor-
spronkelijk was het loopvlak op P-4,00; zie put 20 en zie afbeelding 62.1.
3} Het hoogteverschil tussen de kruin van het gewelf en de oorspronkelijke
vloer zal ongeveer 3,40 m zijn geweest.
4} Van dit oorspronkelijke gewelf van de vergrote ronde toren resteert (over
vrijwel de gehele omtrek) de geboorte van het gewelf. Geprojecteerd op een
horizontaal vlak is het gewelfrestant ongeveer 50 cm breed. Blijkens dit
restant was het gewelf, net als het gewelf boven ruimte 1.7, nogal vlak uit-
gevoerd. Indien men het gewelf reconstrueert komt men op een kruinhoogte
op P-0,60. De kruin van het huidige gewelf bevindt zich op P-O,lO.
Nadat het oorspronkelijke gewelf gedeeltelijk ingestort was, heeft men op
het gewelf restant een nieuw gewelf (ditmaal met een geringere straal) ge-
metseld. De hiervoor benodigde extra ruimte (ongeveer 50 cm) werd gewon-
nen in het vertrek erboven (1.7). De veranderde situatie is op afbeelding 149
getekend.
Deze ophoging is er de oorzaak van, dat de overwelfde ruimte van de begane
grond van de ronde toren (vertrek 1.7; zie voor de plattegrond afbeelding
l50) thans tamelijk gedrukt lijkt: de maximale hoogte is slechts 2,30 m. De
ophoging verklaart tevens de lage positie van de schietgaten; zie afbeelding
151. Ook de doorgang in de zuidmuur (doorgangshoogte 1,30 m) lijkt daarom
nu gebruikersonvriendelijk; zie afbeelding 152. Vermoedelijk heeft deze
doorgang een privaat ontsloten, dat gedeeltelijk buiten de westelijke weer-
muur uitgekraagd was. Deze gebruikelijke oplossing voor de afvoer van
faecaliën benadrukt het uitzonderlijke karakter van het privaat van de
kelderverdieping.
5} Het is erg verleidelijk te veronderstellen, dat dit puin afkomstig is van het
oorspronkelijke gewelf van de tweede toren. De instorting zou, met deze
aanname, blijkens de vondsten onder het puin, omstreeks 1400 hebben
plaatsgevonden. Tegen deze aanname kan pleiten de aanwezigheid van de
schietgaten op de begane grond. Deze schietgaten zijn speciaal voor geschut
gemaakt en zijn derhalve te dateren op (tenminste) de l5de eeuw. Daar de
lage ligging van de schietgaten verklaard zou worden door het ophogen van
de vloer, moet de instorting van het gewelf (van de tweede ronde toren) ook
in de l5de eeuw hebben plaatsgevonden.
6} Vermoedelijk was het vertrek op de begane grond van de ronde toren een
wachtruimte voor soldaten. Dit wordt afgeleid uit de aanwezigheid van een
privaat, een haard en een aparte toegang vanaf het plein; zie afbeelding
150.6 respectievelijk 9 en 8. De aanname wordt versterkt door de controle
mogelijkheden ten opzichte-van de gevangenis.
- 257 -
heeft gehad. Dit is prettig bij belegeringen; want dan is de ronde toren vanuit de
woontoren te controleren. De aansluitingen van de oostelijke muur en de overgang
van een half koepelgewelf (westzijde) naar een tongewelf (oostzijde) duiden in
deze richting. De open achterzijde zou in latere tijd gedicht moeten zijn; tegen
deze muur is een schouw, met een tufstenen kraagsteen, aangebracht.
Tegen deze veronderstelling pleit de aanwezigheid van kelder 0.7. Deze ruimte zal
bezwaarlijk benutbaar zijn, indien de bovenbouw van de ronde toren niet is beschut
tegen weersinvloeden.
De tweede verdieping van de ronde toren (vertrek 3.7 op afbeelding 6) zal achteraf
op het muurwerk van de eerste verdieping zijn gezet. Dit blijkt uit de primair
verwerkte stenen en het toegepaste kruisverband; zie afbeelding 142.24. Overigens
is dit metselwerk verradelijk, omdat de vensterindeling in de loop der tijd is
gewijzigd. Blijkens bouwsporen en afbeelding 117 bevonden de oorspronkelijke
vensters van de tweede verdieping zich vrijwel exact boven de vensters van de
eerste verdieping; zie afbeelding 153.
Een derde argument, dat de tweede verdieping uit een latere periode stamt, wordt
gevonden in de balklagen boven de vertrekken. De eerste verdieping had als zol-
dering één balk in noord-zuid richting; formaat 35 x 25 cm. In het midden van de
balk waren aan weerszijden 8 ribben radiaal opgelegd. De constructie leek derhal-
ve op een gigantisch karrewiel met 18 spaken. De tweede verdieping had als zol-
dering drie vrijwel evenwijdige balken, die in noord-zuid richting opgelegd waren;
zie afbeelding 153. Hun formaat was vermoedelijk 30 x 25 cm. Eén van de balken
heeft een muuranker in de vorm van een lelie; zie afbeelding 154.
Het is moeilijk de tweede verdieping van de ronde toren te faseren, want het enige
aangrijpingspunt dat men heeft, is dat de muur van de noordvleugel koud aansluit
op de ronde toren; zie afbeelding 142. Deze vleugel sluit aan op de ronding van de
ronde toren. Dit betekent, dat de noordvleugel jonger is dan de ronde toren.
De noordvleugel sluit ook koud aan op de traptoren. De noordvleugel kan (in ver-
band met ontsluitingsproblemen) pas na de traptoren opgetrokken zijn. Hieruit
volgt, dat de noordvleugel jonger is dan de traptoren. De laatste is in bouwfase 9
verrezen; dit betekent, dat de tweede verdieping van de ronde toren uit dezelfde
bouwfase stamt, of ouder is.
- 259 -
Bijlage V
IS
Deze gegevens (van pag 259.) duiden erop, dat de oude trapgevel plaats heeft
moeten maken voor een nieuwe trapgevel, die op de fundering van de westelijke
weermuur is gezet.
Op de afbeeldingen 155 en 156 zijn de veranderingen in de structuur van de daken
duidelijk gemaakt door reconstructies van de kapplannen van het kasteel om-
streeks 1600 en 1800.
N.B. De tekening (op afbeelding 120) bevat details, die geheel overeen komen met
informatie die afkomstig is uit andere bronnen. De vensterindeling van de binnen-
plaatsgevels is bijvoorbeeld geheel juist. Zelfs de ontlastingsboog van de noord-
vleugel ontbreekt niet; zie afbeelding 142.6. Daarom is het merkwaardig dat de
tekening enige onjuistheden bevat: het aantal trappen van de trapgevel van de eet-
zaalvleugel is onjuist (hij bevat 6 trappen; zie afbeelding 134) en het meest rechts
gelegen spaarveld van de zeshoekige toren heeft op deze prent slechts twee boog-
friesjes in plaats van drie; zie afbeelding 90. Aan de juistheid van de afgebeelde
muurankers van de westgevel van de eetzaalvleugel moet getwijfeld worden.
Bijlage VI
De twee Keukentorens
Er zijn aanwijzingen, die er op duiden, dat men meteen na het instorten van de
overhoekse toren al van plan was een nieuwe toren ter plaatse van de oude op te
trekken. Ook zijn er aanwijzingen, dat het opgaande muurwerk van de huidige
keukentoren op een oudere onderbouw staat. In deze bijlage zal getracht worden
enig licht te brengen in deze problematiek.
Ook zal in het tweede deel van de Bijlage getracht worden enkele hoofdlijnen uit
te zetten, om de jungle van bouwsporen tussen de zaalbouw, de keukentoren en de
eetzaalvleugel te verklaren.
Deze veronderstelling van anticipatie wordt bestreden door het feit, dat de steun-
beer op het kelderniveau geen vertanding heeft. Ook de zuidmuur van de keuken-
toren sluit koud aan op het oostelijke zaalmuurwerk.
- 264 -
De keukentoren zal in het laatste kwart van de 15de eeuw zijn verrezen. Ver-
moedelijk bevatte de toren op het begane grond niveau meerdere vertrekken, die
vanuit de zaal toegankelijk moesten zijn. Daarom werd in de noordelijke zaalmuur
een toegang (met kaarsnis) doorgebroken; zie plattegrond 2 op afbeelding 157 en
afbeelding 161.6. De in fase 4 uitgespaarde schouw werd gedeeltelijk weggebroken
en het overige deel van de schouw werd met een klamp dichtgezet. In deze klamp
werd een kaarsnis uitgespaard; zie afbeelding 160.
In de westmuur van de keukentoren werd een venster uitgespaard; zie plattegrond
2 op afbeelding 157. De dagkanten van dit venster zijn thans nog in het muurwerk
afleesbaar; zie afbeelding 159 •.!! & 11. Ook de ontlastingsboog boven het venster
is nog aanwezig; hij bevindt zich thans boven de eerste verdiepingsvloer van de
keukentoren (P+5,35 respectievelijk P+4,96). Dit duidt erop dat dit vloerniveau in
de loop der tijd is verlaagd. 'Op afbeelding 162 is de voormalige buitenzijde van dit
venster (met ontlastingsboog) zichtbaar.
Het venster is, toen het niet meer kon functioneren wegens het in fase 7 opge-
trokken bouwvolume aan de westzijde van de keukentoren, gewijzigd in twee
kasten; zie plattegrond 4 op afbeelding 158. (Dit is de plattegrond na het dicht-
zetten van de "provisiekast" in 1781).
- 265 -
I
I
1 \
r---
h a tJ 0 [J
12 \
7
I \
(
I
4
~
3 5
8
7
"-1-
I
I
I
I
I
n: I
1'-...-
CD
6
1
0
I-- 9 10 11
\
~ .........
Afbeelding 159. De zuidmuur van de keukentoren. I is een venster van de voor-
malige Maarten van Rossumkamer; 2 is een schietgat; 3 is de klamp in de voor-
malige schouw; onder i de uitsparing-voor de balk, die de rookkap moest dragen; 1.
is een na 1960 opgetrokken steunbeer; naast 6 een inkassing; onder 7 een schiet-
gat; naast! het restant van het "glascazijn", met daaronder muurvak 9; muur lQ is
in 1782 tegen muur 2. aangezet; opening..!!. is een kast, die oorspronkelijk een
venster was; dit venster tekent zich nog in het bovenliggende muurwerk af (g).
(neg. no: 1800-9-7).
- 267 -
Argumenten vóór de aanname dat de keukentoren in het eerste kwart van de 16de
eeuw verwoest is zijn:
Ie Het ontbreken van de keukentoren op de hiervoor genoemde kaart; zie
afbeelding 101.
2e De schietgaten van de begane grond van de huidige keukentoren verschil-
len van vorm met de schietgaten in de west- en oostmuur van de kelder-
verdieping. (Het functioneren van de beide laatste schietgaten berust
overigens op een aanname; thans resten van deze eventuele schietgaten
niet meer als muurnissen).
o 0/
2
5
stenen; dit metselwerk komt in alle vier gevels van
de keukentoren voor; muurwerk 3 is een reparatie
van 1781; muurvak 4 is in 1782 gerepareerd; bij 5 het
anker van de in 1781 50 cm naar het zuiden verlegde
moerbint. (neg. no: 1800-1-2)
3
40 0
----- --- - - - ------- - -
- 272 -
ding 166.1. Om de schoorsteenboezem van de begane grond binnen één travee van
de balklaag te houden (de noordelijkste travee) zijn de moerbinten onregelmatig
over het oppervlak van de toren verdeeld. De noordelijke travee was 2,30 m breed;
de andere twee waren een meter breder. In 1781 wordt, om de belasting even-
wichtiger over de balken te verdelen, de smalle noordelijke travee verbreed; ,zie
afbeelding 166.3 respectievelijk 4. Dit ging "ten koste" van het middelste travee;
- -
zie Kamphuis pag. 61. Het verleggen van de balk verklaart, waarom het huidige
balkgat (met muuranker) ongeveer 50 cm zuidelijker ligt dan de muurstijl; zie af-
beelding 167. Tevens verklaart dit waarom de 'muurankers aan de buitenzijde niet
loodrecht boven elkaar geplaatst zijn; zie afbeelding 165.
Ook de in het oorspronkelijke metselwerk uitgespaarde broodoven duidt op een
keukenfunctie. Deze oven was 1,70 x 1,80 m groot; zie bij 0 op de begane grond
plattegrond op afbeelding 4. De oven had geen eigen schoorsteenkanaal. De rook
moest door de grote schoorsteenboezem, waar ook het fornuis onder stond uit de
keuken trekken. Aan de bovenzijde van de oven vinden wij twee troggewelfjes, die
op een balk opgelegd waren. Naderhand is deze oven opgedeeld in een stookgedeel-
te (zie P op afbeelding 4) en een bakgedeelte; zie..Q op afbeelding 4 en de foto's op
de afbeeldingen 168 en 169. Het stookgedeelte werd gemetseld met leem, want
kalkmortel zou de in deze oven voorkomende hoge temperaturen niet kunnen ver-
dragen.
"De Keukencamertrap"
Nadat het vertrek (1.4) ten westen van de toren ongeveer 90 cm opgehoogd was
(fase 10), werd de "keuk~nkamertrap,,3) in de muur tussen de zaalbouw en de
keukentoren uitgebroken. 4 Deze trap werd over de kaarsnis en het schietgat ge-
legd, hij ging zelfs gedeeltelijk door d~ klamp in de schouw; zie afbeelding 161.2.
Uit de 18de eeuwse correspondentie 5 weten wij dat men niet erg gelukkig was
met de loop van deze trap.
Tot 1782 was de keukenkamertrap toegankelijk via de eetzaal. Zoals op platte-
grond 4 van afbeelding 158 (en plattegrond 1 op afbeelding 170) te zien is, kwam
de trap binnen de hoek van de eetzaal uit, een optisch minder prettige zaak. Dit
gegeven en het feit dat men ook niet gelukkig was met de doorloopfunctie van de
eetzaal ten behoeve van de keukenkamer , noodde de toenmalige eigenaars tot
maatregelen. Als oplossing voor deze problemen was er al ee,ns eer halletje af-
gescheiden van de eetzaal; zie plattegrond 8 op afbeelding 170. 6 In zijn cor-
respondentie met de graaf Otto Frederik van Lynden noemt de rentmeester 5
KEUKE NKAHERTRAP
Uit de brieven blijkt niet voor welke oplossing is gekozen. Maar door bouw-
historisch onderzoek weten wij, dat geen van deze 5 mogelijkheden is uitgevoerd.
Een zesde mogelijkheid, die bij wijze van spreken kool en geit spaarde, is uitge-
voerd; zie afbeelding 170.7:
De eetzaaldeur . wordt naar de hoek verplaatst. De toegang tot de keuken-
kamertrap wordt naar de zaal verplaatst. Samen met de deur van de eetzaal
wordt de zo gewaardeerde "Porte Brisée" gevormd.
De oude trapdeuropening wordt dichtgemetseld. De lijst met de drie deuren
wordt 15 cm naar het noorden verplaatst. Daarvoor moest de muur iets uit-
gekapt worden; zie afbeelding 162.6. De oude lijst staat door deze ver-
plaatsing precies tegen de nieuwe hoek. De oude trapdeur wordt een blinde
deur.
Het glascazijn wordt dichtgemetseld en er wordt in de buffetkast een steens
muur tegen dit cazijn opgemetseld; zie afbeelding 173.4,1. en!.
- 278 -
Deze oplossing heeft meer voordelen, dan de mogelijkheden, die door de rent-
meester zijn opgesomd:
Ie) De hoek is optisch gecorrigeerd.
2e) De eetzaal is geen doorloop meer voor de keukenkamer.
3e) De zaal krijgt een dubbele deur.
4e) De lijst met de drie deuren kan gehandhaaft blijven.
5e) De buffetkast kan zijn functie behouden.
1 2
tr3 3_
-4
-r' ~
5 6 7 ;,9
8
=-9
Bijlage VII
De Traptoren
In deze Traptoren bevindt thans zich een spiltrap, die in 3-1- omwenteling ongeveer
12 m hoogte overwint. De trap heeft 14 bordessen en evenzovele toegangen tot
vertrekken en gangen; zie de foto van de toren in welstand op afbeelding 22 en de
plattegronden op de afbeeldingen 174 tlm 177.
Door speciale voorzieningen in de spil, ten behoeve van de verlichting van de trap-
toren, is de huidige traptoren een architectonisch unicum. De vierhoekige (85 x 80
cm grote) spil van metselwerk heeft in het midden een vierkante sleuf, die over de
gehele hoogte is uitgespaard. Vlak boven de treden (c.q. bordessen) zijn in het
midden van de kolom een tiental verticale uitsparingen in het muurwerk aange-
bracht. Het weinige licht, dat in het interieur van de traptoren viel, werd door
deze uitsparingen op fraaie wijze door de traptoren verspreid en op zeer efficiënte
wijze benut; zie de doorsnede op afbeelding 178.
Het is op z'n minst merkwaardig dat de slechtgefundeerde spil niet in het lood
staat: op het eerste verdiepings niveau verschuift de spill) in zijn geheel 5 à 8 cm
naar het oosten.
De treden van de trap zijn gelegd op gewelf jes. De gewelf jes rusten op gordel-
bogen. Deze gordelbogen zijn op onregelmatige wijze in de traptoren aangebracht;
zie de plattegrond op afbeelding 176. Op de afgeschuinde kanten van deze bogen is
een rode streep (dodekop) als decoratie aangebracht.
Onder de gewelfvelden zijn slecht passende (secundaire ?) kruisribben geplaatst;
zie afbeelding 179. Deze witgekalkte ribben zijn met strepen gepolychromeerd.
Voor zover thans nog is waar te nemen was de onderzijde geel/oranje, de zijden
hadden een rode streep (dode kop) en de afgeschuinde kanten een zwarte streep.
Deze polychromie was op witkalk aangebracht. Onder deze kalk bevindt zich hier
en daar mortel, om oneffenheden in de profilering weg te wefken. Onder deze kalk
en mortel bleek een gele verflaag (oker) aanwezig te zijn. 2 De Traptoren zelf is
wit gekalkt.
1 P.o,72
2 P.O,7 2
l P.1,4\
4 P. 2.49
S P . 3.41
"WAN DJ E" -
2,\ M
-=-~-
DOOR SNEDE
1.4
P. 1, 9\ v
P. 0, 7 2
Afbeelding 175. Plattegrond van de huidige begane grond van de eetzaal en een re-
constructie van de plattegrond van de traptoren op het begane grond niveau.
Onder het oostelijk venster van de eetzaal is de plattegrond van het schietgat
weergegeven. Daarnaast is een doorsnede over dit schietgat getekend. De bordes-
sen van de trap zijn genummerd: 1 t/m 14.
Waarschijnlijk is in deze bouwfase ook het niveau van de onderste drie bordessen
ongeveer 20 à 25 cm opgehoogd. Dit verklaart de lage gang op de begane grond
van de noordvleugel (stahoogte maximaal 1,8 à 2,0 m), en een thans erg laag ge-
plaatst traptorenvenster; zie afbeelding 142 •.!.l.
Een lager oorspronkelijk loopniveau op bordes 2 (thans P+0,72) zou ook beter aan-
sluiten op het huidige loopvlak van de ronde toren (P+0,40). Dit bordes is verhoogd
om de hierboven genoemde gang zonder niveauverschil, op het gewelf van kelder-
ruimte 0.6 te kunnen leggen.
Het derde bordes zal verhoogd zijn, om de ontsluiting van de zaal iets vloeiender
te maken.
Het ligt voor de hand te veronderstellen, dat het huidige trapgedeelte, dat de kel-
derverdieping met het eerste bordes verbindt, ook in deze periode is aangelegd.
Want de verhoging van bordes 1 heeft de huidige ronduit ongelukkige loop van deze
trap veroorzaakt. Muurwerkonderzoek heeft echter in dit gedeelte van de trap-
toren nog niet plaatsgevonden.
Over de vorm van de traptoren, zoals die er voor de eventuele verbouwing in 1900
inwendig heeft uitgezien, bereikt ons via de literatuur geen eenduidige informatie.
Thans heeft de traptoren, evenals de spil, een vierhoekige plattegrond.
Vermeulen beschrijft op pag. 114 een traptoren met daarin een op zeshoekige
grondslag opgetrokken spiltrap.
Loosjes beschrijft op pag. 8 een wenteltrap.
Van den Berg beschrijft op pag. 473 een prent, die hij voor 1832 dateert, (zie
afbeelding 120) waarop volgens hem zelfs een achtkantige traptoren waar te
nemen is. In dezelfde alinea vermeldt hij ook nog eens een zeshoekige traptoren.
Hij verhaalt, dat in de oude traptoren tegenwoordig een wenteltrap gelegen is.
Daar de bij dit artikel opgenomen afbeelding van de trap een spiltrap is, en deze
afbeelding het onderschrift mee krijgt "Antieke wenteltrap in het oudste gedeel-
te", mogen wij de woorden van deze auteur wat betreft de vorm en ouderdom van
de traptoren niet op een goudschaaltje wegen.
- 285 -
4.4
2.4
1.8
PO _ PO
1. S
005
- 286 -
Afbeelding 179. Het gewelf boven bordes 3. Bij 1 de eetzaalmuur , het gewelf en de
gordelbogen staan koud tegen deze muur; bij 2 de doorgang naar de zaal; bij 3 een
gordelboog, hierachter ligt bordes 4; bij 4 de-spil van de traptoren; bij 5 de-naad
van het kruisgewelf; bij ~ de niet passende ribben. (neg. no: 1800-8-14). -
- 287 -
Bijlage VlD
Een goede symmetrische indeling van de voorgevel wordt onmogelijk gemaakt door
de aanwezigheid van de noordelijke (binnen)muur van de zuidvleugel. Deze muur
veroorzaakt in fase 12 al een gevel met blinde vensters; zie de afbeeldingen 126
en 127. In fase 13 wordt het probleem iets eleganter opgelost door het toepassen
van 'een schijnnaad; zie afbeelding 12. Deze naad bevindt zich ongeveer 1 m noor-
delijker als de op de voorgevel aansluitende binnenmuur! De naad is toegepast om
een schijnsymmetrische ingangspartij mogelijk te maken.
Er wordt verschillend over het esthetische resultaat van deze verbouwing gedacht.
Van den Berg (pag. 473) kan niet veel waardering opbrengen voor deze gevel:
"Door A.J.H.M baron van Nagell 0868-1880) zijn daarna het fronton boven den
ingang en het bordes met zijn banale afdak en balkon toegevoegd, geheel in over-
eenstemming met de geest van die dagen waarin voor het ongerept bewaren van de
monumenten uit vroeger tijd absoluut niets werd gevoeld."
Buurman (1940-1965; pag. 154) laat duidelijk zijn afkeur merken: "Dit kasteel, dat
in de 19de eeuw door een ingrijpende verbouwing ernstig was ontsierd ••• "
Vermeulen is op pag. 113 iets milder in zijn oordeel: "Het in modernen tijd zeer
verbouwde kasteel bestaat uit een omstreeks 1800 opgetrokken en in 1870-1880
vernieuwd voorgebouw ••• ", doch op pag. 116 haalt hij ongenadig uit: "In de loop der
jaren 1870-1880 is het eenvoudige voorgebouw van omstreeks 1800 vervangen door
het tegenwoordige met zijn karakterloozen voorgevel, terwijl ook de overige
deelen van het kasteel hersteld zijn en gewijzigd." De argeloze lezer zou bijna ge-
neigd zijn te denken dat het oorspronkelijke kasteel in de jaren 1870-1880 zwaar is
mishandeld.
J. Craandijk is een van de weinige (mij bekende auteurs), die zich redelijk positief
uitlaat over de nieuwe voorgevel (pag. 433): "De gracht om het huis is sedert lang
gedempt en de voorgevel vooral is herhaaldelijk verbouwd. Voor eenige jaren werd
het stijve, onbehaaglijke front, dat uit het begin dezer eeuw dagteekende, door
zijn lijnen en versierselen meer in overeenstemming gebragt met de oude trapge-
vels, daken en torenkappen, terwijl balkons, veranda en groote spiegelruiten, hoe-
wel niet volkomen in den stijl, toch den indruk van het geheel niet schaden. En 't is
zeker vrij wat vrolijker en aangenamer ter bewoning geworden, dan het was vol-
gens de afbeeldingen, op het kasteel bewaard, toen het nog den stempel van een'
ouden, stroeven ridderburgt droeg".
Door de oudste 19de eeuwse gevel te relativeren, onderscheidt Craandijk zich dui-
delijk van diegenen,die zich afzetten tegen de gevel van 1868-1880, zonder de
problematiek van deze gevel te kennen. Deze gevel was ooit de achterkant van het
kasteel. Pas in bouw fase 5 (XIVd-XVc) verrijst een heel schuchter poortgebouwtje
in de westelijke weermuur. Qua compositie zijn de opeenvolgende poorten goed in
de gevel geplaatst; zij worden geflankeerd door de ronde en de zeshoekige toren.
De poort geeft echter toegang tot een klein binnenplein (10,8 x 7,3 m) dat door de
hoge omliggende bouwvolumina nauwelijks belicht kan worden. Craandijk zal
hierop gedoeld hebben toen hij schreef: "toen het nog den stempel van een' ouden
- 288 -
o 2 4 6 8 10 20 M
BEGANE GROND
~~~~-==========
ALTERNATIEf
FAS E 12
L -_ _ __ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ __ _ _- - - '
Een oplossing, die m.i. weloverwogen had moeten worden was het vergroten van
de vestibule met ruimte 1.10. In de dan ontstane ruimte had de hoofdtoegang
symmetrisch geplaatst kunnen worden. Ook de toegang tot de omliggende vertrek-
ken had op een bevredigende manier gerealiseerd kunnen worden. Op afbeelding
180 is zo'n oplossing geschetst.
Een alternatief, waar in de vorige eeuw ongetwijfeld ook aandacht aan is ge-
schonken, is het verschuiven van de toegang naar de ronde toren. Doch ook deze
mogelijkheid levert problemen op: de gang komt naast de traptoren uit op de zaal.
Dit betekent (gezien de doorgang op de eerste verdieping: zie afbeelding 5: de
ruimten 2.2A-2.8B) dat de traptoren vrij komt te staan van de westelijke zaal-
muur; dit zou constructief een bedenkelijke situatie zijn.
N.B. Bij al deze overpeinzingen is er vanuit gegaan, dat de voormalige brug (die
tenminste tot 1844 aanwezig was, zie afbeelding 125) geen wezenlijke invloed had
op de plaatsing van de hoofdtoegang.
- 290 -
- 291 -
SAMENV ATTING
Bouwfase 1
Omstreeks 1300 wordt een rechthoekige woontoren gebouwd. Deze toren wordt
opgetrokken in Vlaams verband.
De woontoren bevat drie verdiepingen, die met elkaar verbonden zijn door drie
muurtrappen.
De onderste verdieping (0.1) werd als kelderruimte uitgevoerd en heeft een zeer
weinig toegepaste gewelfvorm: een boheems gewelf.
Op de begane grond verleende een grote poort aan de oostzijde toegang tot de
toren.
Aan de noordoost- en aan de zuidwestzijde van de woontoren werd een staande
tand gemetseld. Op funderingshoogte gaat deze tand over in een vallende tand. In
dezelfde hoeken zijn ook poeren (een verbreding van de muur) aangebracht.
Ook de noordwesthoek van de toren werd van een tand voorzien.
De fundering is een samenstel van twee methoden: de oostelijke en de zuidelijke
muur zijn doorgaand gefundeerd; de westelijke en noordelijke muur staan op
grondbogen. De toren stond op de zuidoosthoek van een kasteeleiland.
- 293 -
Bouwfase 2
In het tweede kwart van de 14de eeuw werd, het in de eerste fase reeds bestaande,
kasteeleiland van een ommuring voorzien. De ommuring had een weer gang op
spaarbogen.
Een rechthoekige tore.n werd overhoeks op de noordoost hoek van het plein ge-
plaatst.
Op de noordwest hoek van het plein werd een ronde toren opgetrokken met een
diameter van ongeveer 4,7 m. De trap, die het hoogteverschil tussen het plein en
de weergang overbrugde, bevond zich vermoedelijk naast deze toren tegen de
westmuur.
- 294 -
Bouwfase 3
Omstreeks het midden van de 14de eeuw werd, ten koste van het plein, een 11,5 x
7,5 m grote zaal tussen de woontoren en de overhoekse toren opgetrokken. Dit
bouwvolume bevatte boven de kelder één woonlaag.
- 295 -
Bouwfase 4
In het laatste kwart van de 14de eeuw zakte de overhoeks geplaatste toren in de
gracht weg. Nadat de toren ingestort was (en de restanten gesloopt) werd de
huidige noordoosthoek van de zaalbouw opgetrokken. In dit muurwerk werden
allerlei voorzieningen aangebracht, die erop duiden, dat men voornemens was de
ingestorte toren te vervangen door een nieuw bouwvolume.
Van de woontoren wordt de toegang van het kasteel overgebracht naar een uit-
bouw in de oostmuur van deze uitbreiding.
Om verder wegzakken in de gracht te voorkomen, werd de noordelijke weermuur
van een aantal steunberen voorzien.
De diameter van de Ronde toren wordt vergroot tot 6,5 m
- 296 -
,-
I I
I
I I
I I
\ ,
'~
Bouwfase 5
In ruim een eeuw tijd (XIVd-XV) maakte het kasteel een aantal plattegrondontwik-
kelingen door. De toegang tot het kasteel werd naar de westzijde overgebracht.
Hier verrees een bescheiden poortgebouw.
Tegen de noordmuur werd een toren (?) in de gracht uitgebouwd.
Tegen de zuidelijke weermuur werd (boven de kelder) een twee verdiepingen hoog
gebouw met zadeldak opgetrokken.
Vermoedelijk werd de kapvorm van de woontoren aangepast. Hierbij zal de ge-
kanteelde weergang zijn opgegeven. Daar aanwijzingen hiervoor ontbreken, is deze
wijziging eerst bij bouwfase 10 aangegeven.
Op de zuidwesthoek van het plein verrees een zeshoekige toren.
- 298 -
Bouwfase 6
Wellicht na het beleg van het kasteel in 1479 door Den Bosch, werd in de tweede
helft van de 15de eeuw de keukentoren tegen de noordoosthoek van de zaalbouw
opgetrokken.
- 299 -
Bouwfase 7
Omstreeks 1500 werd de (reeds aan drie zijden door gebouwen ingesloten) ruimte
ten westen van de keukentoren bij het kasteel getrokken. Tevens werd in deze fase
het poortgebouw vergroot.
- 300 -
Bouwfase 8
Na het eerste kwart van de 16de eeuw werd het muurwerk van de eetzaalvleugel
en de keukentoren boven de kelders vernieuwd.
- 301 -
Bouwfase 9
In de hoek, die gevormd wordt door de zaal en de nieuwe eetzaal werd, eveneens
in de 16de eeuw, een traptoren opgetrokken.
- 302 -
Bouwfase 10
Afbeelding 191. Isometrie van het gereconstrueerde bouwvolume na fase 10; zie
voor de plattegrond afbeelding 113.
Bouwfase 11
Afbeelding 192. Isometrie van het gereconstrueerde bouwvolume na fase 11; zie
voor de plattegrond afbeelding 118.
In de tweede helft van de 18de eeuw werd de westelijke weermuur gedeeltelijk ge-
sloopt, nadat de binnengracht gedempt was.
In 1766 werd in de keukentorenkelder een muur opgetrokken, omdat het gewelf
dreigde in te storten •.
In 1781 werd het tentdak van de keukentoren gereduceerd tot 4 schilden met een
plat.
- 304 -
Bouwfase 12
/
~ ..:.,~
.. f
Afbeelding 193. Isometrie van het gereconstrueerde bouwvolume na fase 12; zie
voor de plattegrond afbeelding 123.
In de vorige eeuw (XIX a) werd het restant van de westelijke weer muur en de trap-
gevel van de zuid vleugel afgebroken. Het binnenplein werd bij het woonvolume ge-
trokken. Daarvoor werden op de poeren van de voormalige weermuur grondbogen
geslagen; hierop verrees de nieuwe voorgevel.
- 305 -
Bouwfase 13
Afbeelding 194. Isometrie van het gereconstrueerde bouwvolume na fase 13; zie
voor de plattegrond afbeelding 128.
In de tweede helft van de 19de eeuw verrees aan de zuidzijde van de woontoren
een aanbouw met daarin een privaatkoker.
Tussen 1868 en 1880 werd de indeling van de voorgevel gewijzigd.
- 306 -
Bouwfase 14
Afbeelding 195. Isometrie van het gereconstrueerde bouwvolume na fase 14; zie
voor de plattegrond afbeelding 130.
Bouwfase 14A
Bouwfase 15
,,
, v--_,
\
\
/
,-../
/
,. ,. ,. /
<..
,. .. ../ ,.">
/"'..
Afbeelding 197. Isometrie van het huidige bouwvolume (fase 15); zie voor de
plattegrond afbeelding 139.
De situatie na de consolidatie van 1967: datgene wat resteert van het kasteel na
het slopen van de zeshoekige toren, de Zuidvleugel, de vertrekken op het
voormalige binnenplein en het Bordes en na het instorten van de 16de eeuwse
zuidgevels van de Traptoren en de Noordvleugel.
- 309 - - 309 -
Overzicht Plattegrondontwikkeling
"%)-
Afbeelding 199.
Fase 4, XIVd: reparatie op de plaats van ~ FASt 4
Afbeelding 200.
Fase 8, XVIb: vernieuwing eetzaalvleugel ll88S FASE B
10 20M
Afbeelding 201.
Fase 11, XVII-XVIII: kleine reparaties ~ FASE
"
Fase 12, XIXa-c: binnenplein volgebouwd ~ FASE 12
- 311 -
LITERATUURLIJST
Buurman, D.J.G.:
"25 Jaren Stichting Vrienden der Gelderse Kasteelen, 1940-1965";
Arnhem, 1965, pag. 40-43 en 154-157.
"Stichting Vrienden der Gelderse Kastelen, 1965-1975"; Arnhem, 1976,
pag. 9 en 78-81.
Diverse auteurs:
"Kunstreisboek van Nederland", Amsterdam, 1969, pag. 233.
Kamphuis, J.:
"Een Jaar Bouwen", (Poging tot interpretatie van de brieven van
Rentmeester Cornelis van Ommeren aan Graaf Otto Frederik van
Lynden uit . het jaar 1781, betreffende de bouwwerkzaamheden op het
kasteel Nederhemert). Scriptie; ligt ter inzage in de Bibliotheek van de
Werkgroep Restauratie, Afdeling Bouwkunde TH Delft, 1984.
Kransberg, D. en H. Mi1ls:
"Kastelengids van Nederland", Bussum, 1979, pag 49-50.
Renaud, J.G.N.:
"Kastelen in het rivierengebied", in Bulletin K.N.O.B. 1958, kolom 115-
127.
Sloet, J.J.S. baron, J.S. van Veen en A.H. Martens van Sevenhoven:
"Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graaf-
schap Zutphen", het kwartier van Nijmegen, Arnhem, 1924, pag. 709-
711.
Sonneveld, Dr. F.
"De Bodemkartering van Nederland, Bodemkartering en daarop afge-
stemde Landbouwkundige onderzoekingen in het Land van Heusden en
Altena", 's-Gravenhage, 1958, pag.7-31 en 163-167.
Spaen, W.A.:
"Oordeelkundige inleiding tot de historie van Gelderland", Utrecht,
1804, pag. 271-275.
Vermeulen, F.A.J.:
"De Monumenten van Geschiedenis en Kunst in de provincie Gelder-
land", eerste stuk: "Het Kwartier van Nijmegen", onderdeel: "De Bom-
meler- en de Tielerwaard", eerste aflevering: "De Bommeierwaard",
's-Gravenhage, 1932, pag. 122-125.
Vogelsang, W.:
"Posten, Balusters en kolonetten", in "Het Huis, oud en nieuw", vierde
jrg. (1906).
Bakker; I.C.
afb. no: 57 & 60
Bauer; T.C.
afb. no: 54, 61, 70 & 71
Hermans; D.B.M.
afb. no: 112
Kamphuis; J.
afb. no: 1, 29 t/m 31
Knook; H.C.
afb. no: 62
Korswagen; H.
afb. no: 51, 141 t/m 143
Noordeloos; A.W.
Afb. no: 90A
Raue; J.J.
afb. no: 26 t/ m 28
Renaud; J.G.N.
afb. no: 32, 33, 52, 55 & 56
Struick; J .E.A.L.
afb. no: 101
BIJLAGE 1
Afbeelding 203. Huidige voorgevel van het kasteel. (neg. no: 2203-1-15)
- 315 -
BIJLAGE 2
t>
C'
B 10 20
KELOER
CP
\
0'
Ira
" p
---v B
o 1 B 10 10
BEGA NEGROND
Afbeelding 209. Plattegrond van de begane grond met aanduiding van de door-
sneden.
- 318 -
----\7 8
N
4J
\
t>
C'
10 20
1e VERDIEPING
0'
<I
I
I
I
I
I
I -- !:l A'
_----- -t----
I
I
I
00
I
I
I
I
.1.6..'\__ - - - - -t- - - - - - - - - --v B
'B v--- UlllBlb.I I
I
I
I
<1
\
o
t7
C'
10 20 2e VERDIEP ING
3.2
2.2A 2.2B
2.'
1.2
PO -
0.2
: '.
10
3.10
2.11 2.1 0
I.U !.JO
1.9
po-
0.11 0.10 0.9
.. . '.
'
'. ."
"
'.
10
8-8'
- 321 - - 321 -
- PO
c-c'
0-0'
- 323 - - 323-
Bijlage 3
Plattegronden
NN
B 10 20
KElD ER
Afbeelding 216. Kelderverdieping: opmeting van het in 1984 resterende metsel- Afbeelding 218. Kelder: reconstructie van de plattegrond omstreeks 1930.
werk.
Ira
" p
o 2 B 10 lOM
== o 2 4 6 B 10 10
--- -~ ---===~.~===== BEGANEGROND
Afbeelding 217. Begane grond: opmeting van het in 1984 resterende metselwerk. Afbeelding 219. Begane grond: reconstructie van de plattegrond omstreeks 1930.
- 325- - 325-
6 B 10 10
1e VERDIEPING
Afbeelding 220. Eerste verdieping: opmeting van het in 1984 resterende metsel- Afbeelding 222. Eerste verdieping: reconstructie van de plattegrond omstreeks
werk. 1930.
--~-- ----------
2e VERDIEP ING
Afbeelding 221. Tweede verdieping: opmeting van het in 1984 resterende metsel- Afbeelding 223. Tweede verdieping: reconstructie van de plattegrond omstreeks
werk. 1930.
Kasteel Nederhemert; een orientatie op de bouwgeschiedenis