Professional Documents
Culture Documents
“De Heer komt naar deze materiële wereld via de werking van Zijn interne
vermogen, en evenzo, wanneer een toegewijde of metgezel van de Heer
afdaald naar deze materiële wereld, doet hij dat door de handeling van de
spirituele energie.” (Srimad-Bhagavatam 7.1.35, betekenis)
“Zo iemand is een eeuwig bevrijde metgezel van de Heer, en zijn lichaam is
volkomen gespiritualiseerd. Hoewel hij zichtbaar is voor de materiële ogen, is
hij spiritueel gevestigd, en zijn al zijn activiteiten spiritueel. Door de wil van
Krsna wordt geconcludeerd dat zo’n toegewijde een spiritueel lichaam bezit.”
(Sri Caitanya-caritamrta, Antya-lila, 5.49-50)
“Als men denkt dat het lichaam van een zuivere toegewijde materieel is, is
hij een overtreder, want dat is een vaisnava-aparadha.” (Sri Caitanya-
caritamrta, Antya-lila, 4.194, betekenis)
“De spirituele meester wordt altijd beschouwd als ofwel één van de
vertrouwelijke metgezellen van Srimati Radharani, ofwel een geopenbaarde
vertegenwoordiging van Srila Nityananda Prabhu.” (Sri Caitanya-caritamrta,
Adi-lila 1.46, betekenis)
“Het beschouwen van Srila Gurudeva als een doodgewoon mens is de meest
dodelijke overtreding, de meest ernstige nama-aparadha. Door een
opvatting van hem te handhaven als zijnde niets dan een sterveling, kan
men zich geen voorspoed verwerven, zelfs niet in miljarden geboortes.
Iemand met zo’n wereldse opvatting van de guru zal verschillende soorten
obstakels tegenkomen op het pad van bhakti en zal het gevaar lopen om te
verdrinken in de oceaan van materiële verlangens. Behalve de lotusvoeten
van Sri Guru kan niets ons redden uit de greep van kwalijke omgang. De jiva
is enkel omdat hij denkt dat Sri Gurudeva een doodgewoon mens is niet in
staat om zich over te geven aan de lotusvoeten van Sri Gurudeva.” (Srila
Prabhupada Sarasvati Thakura, Rays of The Harmonist, Gaura Purnima,
2009)
“Zoals de besmetting van de bacillen van een bepaalde ziekte een zwakker
persoon kunnen beïnvloeden, zo ook kan de invloed van de materiële natuur,
of begoochelende energie, inwerken op de zwakkere, of geconditioneerde
zielen, maar niet op de bevrijde ziel.” (Srimad-Bhagavatam 3.25.18,
betekenis)
“In het laatste deel van Sri Caitanya-caritamrta (Antya 8.28-31) wordt
verklaard: “In het laatste stadium van zijn leven werd Sri Madhavendra Puri
invalide en was totaal niet meer in staat om te bewegen, en Isvara Puri hield
zichzelf zo volkomen bezig in zijn dienst dat hij persoonlijk zijn ontlasting en
urine opruimde. Terwijl hij altijd de Hare Krsna maha-mantra reciteerde en
Sri Madhavendra Puri aan het spel en vermaak van Heer Krsna liet denken in
het laatste stadium vanzijn leven, leverde Isvara Puri de beste dienst onder
al zijn discipelen. Aldus zegende Madhavendra Puri hem, zeer geplezierd
zijnde met hem, door te zeggen, ‘Mijn beste jongen, ik kan alleen maar tot
Krsna bidden dat Hij tevreden met je zal zijn.’ Zo werd Isvara Puri, door de
genade van zijn spirituele meester, Sri Madhavendra Puri, een grote
toegewijde in de oceaan van liefde voor God.
“Srila Visvanatha Cakravarti verklaard in zijn Guruvastaka gebed, yasya
prasadad bhagavat-prasado yasyaprasadan na gatih kuto ‘pi: “Door de
genade van de spirituele meester wordt men gezegend door de genade van
Krsna. Zonder de genade van de spirituele meester kan men geen
vooruitgang boeken.” Het komt door de genade van de spirituele meester
dat men perfect wordt, zoals hier levendig wordt geillustreerd. Een Vaisnava
wordt altijd beschermd door de Allerhoogste Godspersoon, maar als hij
invalide lijkt te zijn, biedt dit de mogelijkheid voor zijn discipelen om hem te
dienen. Isvara Puri stelde zijn spirituele meester tevreden door hem te
dienen, en dankzij de zegeningen van zijn spirituele meester werd hij zo’n
grote persoonlijkheid dat Heer Caitanya Mahaprabhu hem als Zijn spirituele
meester aanvaardde.” (Sri Caitanya-caritamrta, Adi-lila 9.11, betekenis)
“Wat mij persoonlijk betreft, twijfelde Kirtanananda over mijn bestaan omdat
hij dacht dat ik afhankelijk was van zijn massages; zo dacht hij dat er geen
behoefte was aan een spirituele meester, omdat de spirituele meester een
gewone man is, en om afhankelijk te zijn van een gewone man is een
tirannie. Daarom dient men de spirituele meester nooit als een gewone man
te beschouwen.” (Srila Prabhupada Bhaktivedanta Svami Maharaja’s brief
aan Brahmananda dasa, 21 januari, 1968)
“Integendeel, ik zie zovelen die bedekken wat er zich in hun hart bevindt.
Zulke personen denken, ‘Mijn Gurudeva weet niets; hij is dwaas. Ik kan hem
bedriegen.’ Ze zeggen dit niet direct, maar ze denken op deze manier. Ze
denken dat ze een zuivere toegewijde kunnen afbluffen, maar een zuivere
toegewijde kan niet worden afgebluft. Hoe kun je degene die Krsna kan
beheersen afbluffen? Als iemand echt guru is, kan hij nooit bedrogen of
afgebluft worden. Je dient de identiteit van guru te kennen.” (Lezing door
Srila Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja, getiteld “Je Kan Guru Niet
Afbluffen,” Murwillumbah, Australië, 24 januari, 2001)
“Nu dat ik de instandhouder van mijn leven niet meer heb, is het land
van Vraja leeg en desolaat geworden, de Govardhana Heuvel is als een
grote python geworden, en Radha Kunda is als de geopende muil van
een woeste tijgerin geworden.”
“Ik ben zo onfortuinlijk. Eerst ging Sri Caitanya Mahaprabhu heen uit deze
wereld en liet me achter. Daarna verbleef ik voortdurend bij Sri Svarupa
Damodara, en hij ging ook heen. Vervolgens kreeg ik de voeten van Sri
Svarupa Damodara te pakken, maar ook hij ging heen. Na te hebben ervaren
dat elke plek en elk stofdeeltje in Jagannatha Puri me aan Sri Caitanya
Mahaprabhu, Svarupa Damodara, Gadadhara Pandita en al hun metgezellen
deed denken, vluchtte ik naar Vrndavana.”
“In de absolute wereld bestaat er geen onderscheid zoals mij, of hij, of ik.
Krsna en Zijn vertegenwoordiger zijn hetzelfde. Net zoals Krsna op miljoenen
plaatsen tegelijk aanwezig kan zijn, zo ook kan de spirituele meester
aanwezig zijn waar de discipel maar wil. Een spirituele meester is het
principe, niet het lichaam. Net zoals een tv-uitzending op duizenden plekken
tegelijk bekeken kan worden via het principe van relayeren.” (Srila
Prabhupada’s brief van 28 mei, 1968)
“Ten eerste moeten we altijd denken dat guru onze atma, ons leven en onze
ziel is.” (Guru-devatatma)
“Denken jullie dat ik jullie ooit zou verlaten? Denk niet zo. Ik ben altijd met
jullie en jullie zijn altijd met mij.” (Srila Prabhupada’s gesprek van januari,
1967, in New York City)