You are on page 1of 8

Karl Marx

Inhoudsopgave
Karl Marx zoals hij werkelijk is.................................................................................................................. 2
Inleiding. .................................................................................................................................................. 2
Historisch materialisme ........................................................................................................................... 3
Het rijk van de noodzaak......................................................................................................................... 4
De opheffing van privé-eigendom. ......................................................................................................... 5
Citaten........................................................................................................................................................... 7
De Duitse ideologie, deel 1, Feuerbach.................................................................................................. 7
Het Communistisch manifest. ................................................................................................................. 8
Economic and philosophical manuscripts .............................................................................................. 8
Socialism: Utopian and scientific. .......................................................................................................... 8

Jan Vernee 1989/1994/2003

1
Karl Marx zoals hij werkelijk is

Inleiding.1
In Het Rijk van de Schaarste gaat Hans Achterhuis slechts op enkele aspecten van het denken van
Marx in. Om een beter inzicht te krijgen in waar het Marx bij het socialisme nu eigenlijk om gaat, wil
ik hier door middel van een aantal citaten wat breder aanduiden wat Marx nu eigenlijk beweert.
Bovenstaande titel is uiteraard ironisch bedoeld. Het is een parafrase van een boek dat door de
Krishna-beweging wordt uitgegeven, De Bagavath-Githa zoals zij werkelijk is, een boek dat naast de
'oorspronkelijke' tekst een uitgebreid commentaar op die tekst bevat. Het is nog maar de vraag of het
nu dit oude religieuze boek is, of dat het de theorieën van Marx zijn die allang niet meer vanuit de
oorspronkelijke teksten zelf bestudeerd kunnen worden. Ook hier worden we natuurlijk meegenomen
in de stroom van het Vertoog dat er t.a.v. de teksten van Marx bestaat.
Voor mij was de kennismaking met de geschriften van Marx tien jaar geleden zeer fascinerend. Ik
was toentertijd actief bij de Leidse afdeling van de Jonge Socialisten, de jongerengroep van de PvdA.
Wij beschouwden onszelf als de linkse horzels binnen de PvdA en als zodanig wilde ik mezelf
'scholen' in het linkse denken. Om vanuit een brede visie op de samenleving te kunnen praten over de
aanleg van rioleringen in woonwijken. Indertijd werd beslist over de aanleg van de nu in ontwikkeling
zijnde Stevenshof-polder. Deze polder was in de bestemmingsplannen oorspronkelijk als groengebied
aangewezen, doch in die tijd week het belang van 'het milieu' nog gemakkelijk voor dat van
woningzoekenden. Familie van mij betrekt er binnenkort een eensgezinswoning en ook enkele
collega's van mijn werk wonen er.
Marx fascineerde mij op allerlei punten, die ik vooral bij het lezen van De Duitse ideologie, deel 1,
Feuerbach en een aantal geschriften van de zogenaamde 'jonge Marx', tegenkwam. Zijn visie op de
geschiedenis en de mens waren voor mij een eerste kennismaking met wat echte geschiedenis en
sociologie is. De ontwikkeling van samenlevingen wordt in een verband gebracht, het gaat niet slechts
om een zinloze opeenvolging van feiten en veldslagen, maar over de ontwikkeling van de mensheid.
Daarnaast was er de theorie van de vervreemding, die ik slechts half begreep, maar waarin
fascinerende uitspraken voorkwamen over de ontwikkeling van de mens tot gemeenschapswezen en
de bevrijding van de zintuigen uit hun vervreemde vorm, waarin de enige zintuigelijkheid nog het
'hebben' is. Tenslotte was er de belofte van de ontwikkeling van de geschiedenis in een zeer positieve
richting, waarbij mensen de geschiedenis in eigen hand leren nemen en waarbij allen met elkaar leren
samenwerken aan de inrichting van de wereld. Het was een fascinatie waarover Hans Achterhuis ook
spreekt en die ik op dat moment in ieder geval niet echt met mijn eigen concrete werkelijkheid als
student aan het eind van de zeventiger jaren, kon verbinden.
De Duitse Ideologie is voor een groot deel een zeer leesbare inleiding op het denken van Marx en
Engels. Ik haal er de meeste van mijn citaten vandaan.

1Geschreven in het kader van een inleiding die ik over Marx moest houden tijdens de college's
van Achterhuis over milieufilosofie.

2
Historisch materialisme
Marx staat bekend als materialist, zoals zijn leer bekend staat als dialectisch- of historisch
materialisme. Het volgende citaat maakt duidelijk wat hieronder verstaan moet worden.
De maatschappelijke structuur en de staat ontstaan voortdurend uit het levensproces van bepaalde
individuen; maar niet uit deze individuen zoals zij in haar eigen of andermans voorstelling mogen
schijnen, maar zoals zij werkelijk zijn, d.w.z. zoals zij werken, materieël produceren, kortom zoals zij
binnen bepaalde materiële en van hun wil onafhankelijke grenzen, vooronderstellingen en kondities
werkzaam zijn.2
Marx zet zich in dit materialisme af tegen het idealisme van Hegel en met name dat van zijn 'jonge,
linkse' opvolgers, die maatschappijkritisch bezig wilden zijn door bepaalde concepten, 'ideeën' te
bekritiseren, zoals met name 'God, kerk en staat'. Marx stelt dat zij mensen willen bevrijden door ze
andere ideeën te geven, maar volgens hem gaat het niet om ideeën, doch om de concrete materiële
realiteit waaronder mensen leven.
Het Historisch Materialisme is een theorie over de geschiedenis die zich ontwikkelt doordat
de materiële omstandigheden zich wijzigen. D.w.z. de mens ontwikkelt machinerieën, technieken,
bouwt huizen en steden, verbouwt gewassen etc. en met deze ontwikkeling loopt de geschiedenis als
geheel mee. Marx spreekt hier van produktiekrachten en van produktieverhoudingen. Voor Marx is
het daarbij duidelijk dat de materiële omstandigheden altijd bepalend zijn voor de wijze waarop
mensen denken en hoe ze zich organiseren.
Hieruit volgt dat een bepaalde produktiewijze of industriële fase altijd samengaat met een bepaalde
wijze van samenwerking of maatschappelijke fase, en deze wijze van samenwerking is zelf een
'produktiekracht'.3
En ook:
Is er diep inzicht voor nodig om te begrijpen dat met de levensverhoudingen van de mensen, met hun
maatschappelijke betrekkingen, met hun maatschappelijk bestaan, ook hun voorstellingen, zienswijzen
en begrippen, in één woord ook hun bewustzijn zich wijzigt?4
Het hier door Marx geponeerde verband tussen materiële omstandigheden, maatschappelijke
organisatie en de denkbeelden binnen een maatschappij zijn heden ten dage gemeengoed voor
historici en sociologen. Daarbij wordt ze meestal niet in de sterke vorm gesteld die bepaalde denkers
na Marx poneerden, namelijk dat er een onafwendbaar 'mechanisch' éénrichtingsverband is dat loopt
van de zogenaamde 'onderbouw' van produktiekrachten naar de 'bovenbouw' van maatschappelijke
verhoudingen en denkbeelden.
Volgens het historisch materialisme beweegt de geschiedenis zich naar een einddoel:
The extraneous objective forces that have hitherto governed history pass under the control of man
himself. Only from that time will man himself, more and more conciously make his own history - only
from that time will the social causes set in movement by him have, in the main and in constantly
growing measure, the results intended by him. It is the ascent of man from the kingdom of necessity to
the kingdom of freedom.5
Dit is natuurlijk een bijzonder krachtige en optimistische visie ten aanzien van de ontwikkeling van de
mensheid. Dit optimisme over de mensheid heeft mij persoonlijk in een soms euforische stemming
gebracht, het is een ideaal waarvoor het waard lijkt te leven, een waar Groot Verhaal. Het is het

2 'De Duitse ideologie, deel 1, Feuerbach', uitgave SUN/ Nijmegen, 1974. pag.26.
3 ibid., pag.30.
4 'Het communistisch manifest', blz. 63. Pegasus, 1975, Amsterdam.
5 'Socialism: utopian and scientific'. Citaat uit Jones, 'A history of western philosophy',
sec.ed. dl. IV, blz 183. Uitg. Harcourt Brace Jovanovich, 1952/1975.

3
ultime statement over de maakbaarheid van de samenleving. Over die maakbaarheid is men vandaag
de dag heel wat minder optimistisch. Men gaat er eerder vanuit dat er altijd ongewenste effecten van
menselijk handelen zijn, ook al is iedereen nog zo bereid tot samenwerken. Bij Marx zit er achter dat
de mens zijn omgeving en zichzelf kan begrijpen en op die basis tot rationeel handelen in staat is.
Omdat hij goed begrijpt wat hij doet -en dat collectief- zullen er geen onverwachte effecten zijn: de
mens heeft zijn eigen geschiedenis in de hand. Het is in ieder geval een andere visie dan te stellen dat
het militair-industrieël-wetenschappelijk-complex zich autonoom ontwikkelt, dat wil zeggen zonder
dat de mens daar nog invloed op heeft.
In het bovenstaande citaat zien we tevens het rechtstreekse verband tussen Marx en het Verlichtings-
denken, waarin de mens zichzelf als een causa-sui opvat - als een wezen dat zichzelf maakt, zonder
hulp van buitenaf: dat geldt hier voor de mensheid als geheel.

Het rijk van de noodzaak.


Maar voordat de mens het rijk van de vrijheid kan betreden, zal hij eerst door het rijk van de
noodzaak moeten trekken. Hij zal een geschiedenis moeten doorleven die via de ontwikkeling van de
produktiekrachten, arbeidsdeling, tegengestelde belangen, klassenstrijd en revolutie uitmondt in het
ontstaan van de ware mens. Allereerst veroorzaakt arbeidsdeling tegengestelde belangen:
Voorts is het met de arbeidsdeling tevens de tegenspraak gegeven tussen het belang van het
afzonderlijke individu of de afzonderlijke familie én het gemeenschappelijke belang van alle individuen
die met elkaar verkeren; en dit algemeen belang bestaat niet enkel in de voorstelling als 'het algemene',
maar allereerst in de werkelijkheid, als wederzijdse afhankelijkheid van de individuen, onder wie de
arbeid gedeeld is.6
Marx blijft 'materialist', het gaat hem niet om het algemeen belang als een ideaal waar de mens naar
kan streven om zijn egoïsme te overstijgen. Het gaat hem om 'objectieve belangen'.
Omdat er individuen zijn die in een zelfde maatschappelijke positie zitten, is er sprake van klassen.
Het belangrijke kenmerkende onderscheid voor Marx is het beheer van de produktiemiddelen. Er is
een groep die deze beheersen, de heersende klasse, en er is een groep die ze niet beheersen maar er
wel van afhankelijk zijn. De heersende klasse heeft een aantal belangen gemeen, die anders zijn dan
het algemeen belang. Wat ook voor de niet-heersende klasse geldt. De verdediging van die belangen
leidt tot conflicten, zodat Marx komt tot de beroemde beginzin van Het Communistisch Manifest:
De geschiedenis van elke tot nog toe bestaande maatschappij is de geschiedenis van de klassenstrijd.7
Het is in deze klassenstrijd, die uitmondt in een revolutie waarbij de mensheid zich de
produktiekrachten toeëigent, dat de mensheid tot begrip van zichzelf komt.
Zowel voor het ontstaan van een communistisch bewustzijn op massale schaal, als voor het welslagen
van de zaak zelf is een massale verandering van de mensen nodig, een verandering die alleen in een
praktische beweging, in een revolutie plaats kan hebben; ... 8
Voor ons wordt het nu pas echt interessant. Waaruit bestaat het 'communistisch bewustzijn', wat is die
'massale verandering', die de arbeid afschaft en het privé-bezit opheft?
Als Marx stelt dat het proletariaat zich in de revolutie de produktie-krachten moet toeëigenen, bedoelt
hij niet zonder meer dat er een nieuwe eigenaar moet komen.
Ten eerste verschijnen de produktiekrachten als geheel onafhankelijk van en onttrokken aan de
individuen, als een eigen wereld naast de individuen.9

6 'De duitse ideologie, deel 1, Feuerbach', blz. 34. Uitg. SUN / Nijmegen, 1972.
7 'Het communistisch manifest', blz. 40. Uitg. Pegasus, 1975.
Overigens toon ik hier niet aan waarom het noodzakelijk is dat er een klassenstrijd is. Kan
men niet in goed overleg tot overeenstemming komen? Er is toch een algemeen belang?
8 'De duitse ideologie', blz.41.
9 ibid., blz. 83.

4
Het gaat er in dit citaat niet zozeer om dat de produktiekrachten wel of niet iemands bezit zijn, het
gaat erom dat het krachten zijn waarop de mens weinig of geen invloed heeft, waar hij afhankelijk
van is. Het gaat over de mens die zijn geschiedenis nog niet in eigen hand heeft genomen, over de
autonome ontwikkeling van techniek en maatschappij.
De toeëigening van deze krachten is zelf niets anders dan de ontwikkeling van de individuele
capaciteiten, in overeenstemming met de materiële produktie-instrumenten.10
Het gaat hier dus niet zozeer over het botweg overmeesteren van het machinepark en het uit de macht
ontheffen van de eigenaren ervan, het gaat niet om nationalisatie o.i.d., maar om een leerproces. Het
lijkt hier eerder te gaan om zaken als arbeiderszelfbestuur, management van onderaf ed.
Met de toeëigening van de totale produktiekrachten door de geassocieerde individuen houdt de
particuliere eigendom op te bestaan.11
Men zou dit zo kunnen lezen dat 'particuliere eigendom' van binnenuit wordt uitgehold in het proces
waarbij de arbeiders zelf de produktiekrachten in beheer leren nemen. Duidelijk is het echter niet.

De opheffing van privé-eigendom.


Eerder had Marx het privé-bezit en de opheffing ervan in ieder geval in esoterischer termen
geanalyseerd dan als nationalisatie of geweldadige overmeestering. Bovenstaande citaten hebben
echter nog wel iets van de 'jonge Marx', die we nu aan het woord laten.
It is true that we took te concept of alienated labour (alienated life) from political economy as a result of
the movement of private property. But it is clear from an analysis of this concept that, although private
property appears as a basis and cause of alienated labour, it is in fact its consequence, just as the gods
were originallly not the cause but the effect of the confusion in men's minds.12
Privé-eigendom is slechts de uitdrukking van vervreemding, van een bepaalde manier waarop mensen
in de maatschappij zich tot elkaar verhouden. Wat van wie is, berust op afspraken tussen mensen, op
macht en erkenning van die macht. Marx had zojuist een wijziging in de aard van privé-eigendom
meegemaakt, waardoor dit voor hem zeer duidelijk was geworden. In Duistland werden bossen door
wijzigingen in de wet steeds meer privé-eigendom in de stricte zin. Van oudsher bezat een
landeigenaar zijn bossen welliswaar, doch hadden omwonende boeren een sprokkel-recht: zij
mochten voor eigen gebruik hout uit het bos halen. Omdat in die tijd hout meer handelswaarde kreeg,
bewerkten de landeigenaren wetswijzigingen zodat dit oude gebruiksrecht ineens een overtreding
werd.13 Het privé-bezit werd een veel krachtiger instituut. Vandaar dat men zei: 'Bezit is diefstal'
(Proudhon), het sprokkelhout werd - vanuit de oude gebruiksrechten gezien - van de boeren gestolen.
Opheffing van privé-eigendom is voor Marx hetzelfde als opheffing van vervreemde arbeid en van de
vervreemde mens zelf.
Private-property has made us so stupid and one-sided that an object is only ours when we have it, when
it exists for us as capital or when we directly posses, eat, drink, wear, inhabit it, etc. in short when we
use it.14
The supersession of private-property is therefore the complete emancipation of all human senses and
attributes, but it is this emancipation precisely because the senses and attributes have become human, -
subjectivily as wel as objectivily.15

10 ibid. blz. 84.


11 ibid., blz. 85.
12 Economic and philosophical manuscripts, in: Karl Marx Early Writings, Penguin Books, 1975.
Blz. ??
13 Zie ook Hans Achterhuis, Het milieu als 'commons' in 'Milieufilosofie tussen theorie en
praktijk', Achterberg & Zweers (red.), Uitg. Jan van Arkel, 1986.
14 Economic and philosophical manuscripts, blz. 351.
15 ibid., blz. 352.

5
Het lijkt me dat een dergelijke opvatting van wat bezit kan zijn, zeker van waarde kan zijn voor
degenen die vinden dat de mens een andere houding t.a.v. de natuur zou moeten aannemen.

6
Citaten

De Duitse ideologie, deel 1, Feuerbach.

Maatschappij en individu - materialisme.


De maatschappelijke structuur en de staat ontstaan voortdurend uit het levensproces van bepaalde
individuen; maar niet uit deze individuen zoals zij in haar eigen of andermans voorstelling mogen
schijnen, maar zoals zij werkelijk zijn, d.w.z. zoals zij werken, materieël produceren, kortom zaoals zij
binnen bepaalde materiële en van hun wil onafhankelijke grenzen, vooronderstellingen en kondities
werkzaam zijn. blz.26.
Produktiewijze bepaalt wijze van samenwerken.
Hieruit volgt dat een bepaalde produktiewijze of industrieële fase altijd samengaat met een bepaalde
wijze van samenwerking of maatschappelijke fase, en deze wijze van samenwerking is zelf een
'produktiekracht'. blz. 30.
Arbeidsdeling en tegengestelde belangen.
Voorts is het met de arbeidsdeling tevens de tegenspraak gegeven tussen het belang van het
afzonderlijke individu of de afzonderlijke familie én het gemeenschappelijke belang van alle individuen
die met elkaar verkeren; en dit algemeen belang bestaat niet enkel in de voorstelling als 'het algemene',
maar allereerst in de werkelijkheid, als wederzijdse afhankelijkheid van de individuen, onder wie de
arbeid gedeeld is. blz.34.
Leerproces.
Zowel voor het ontstaan van een communistisch bewustzijn op massale schaal, als voor het welslagen
van de zaak zelf is een massale verandering van de mensen nodig, een verandering die alleen in een
praktische beweging, in een revolutie plaats kan hebben; ... (blz. 41).
Produktiekrachten autonoom.
Ten eerste verschijnen de produktiekrachten als geheel onafhankelijk van en onttrokken aan de
individuen, als een eigen wereld naast de individuen. (blz. 83)
Toeëigening als leerproces.
De toeëigening van deze krachten is zelf niets anders dan de ontwikkeling van de individuele
capaciteiten, in overeenstemming met de materiële produktie-instrumenten. (blz. 84)
Toeëigening en privé-bezit.
Met de toeëigening van de totale produktiekrachten door de geassocieerde individuen houdt de
particuliere eigendom op te bestaan. (blz. 85)

7
Het Communistisch manifest.

Geschiedenis als klassenstrijd.


De geschiedenis van elke tot nog toe bestaande maatschappij is de geschiedenis van de klassenstrijd.
(blz. 40)
Maatschappelijke verhoudingen en bewustzijn.
Is er diep inzicht voor nodig om te begrijpen dat met de levensverhoudingen van de mensen, met hun
maatschappelijke betrekkingen, met hun maatschappelijk bestaan, ook hun voorstellingen, zienswijzen
en begrippen, in één woord ook hun bewustzijn zich wijzigt? (blz. 63)

Economic and philosophical manuscripts


In: Karl Marx Early Writings.
Privé-bezit en vervreemde arbeid.
It is true that we took te concept of alienated labour (alienated life) from political economy as a result of
the movement of private property. But it is clear from an analysis of this concept that, although private
property appears as a basis and cause of alienated labour, it is in fact its consequence, just as the gods
were originallly not the cause but the effect of the confusion in men's minds.
Bezit als gebruik ervan.
Private-property has made us so stupid and one-sided that an object is only ours when we have it, when
it exists for us as capital or when we directly posses, eat, drink, wear, inhabit it, etc. in short when we use
it.
Opheffing privé-bezit als bevrijding van de zintuigen.
The supersession of private-property is therefore the complete emancipation of all human senses and
attributes, but it is this emancipation precisely because the senses and attributes have become human, -
subjectivily as wel as objectivily.

Socialism: Utopian and scientific.

Het einddoel van de geschiedenis.


The extranaous objective forces that have hitherto governed history pass under the control of man
himself. Only from that time will man himself, more and more conciously make his own history - only
from that time will the social causes set in movement by him have, in the main and in constantly growing
measure, the results intended by him. It is the ascent of man from the kingdom of necessity to the
kingdom of freedom. (In Jones, dl IV, blz. 183).

You might also like