You are on page 1of 6

Mark A.

Jansen 1

Mark A. Jansen
4 maart 2011

Is Twitter effectief voor activistische organisaties zoals WikiLeaks?


WikiLeaks-voorman Assange mag volgens een Britse rechter mag worden uitgeleverd aan
Zweden, vanwege een aanklacht gerelateerd aan seksuele intimidatie (De Volkskrant 2011). Dit is
de meest recente ontwikkeling rondom WikiLeaks, de organisatie die mensen assisteert die
onethisch gedrag van hun overheden en instituties willen onthullen (WikiLeaks.org). WikiLeaks
onthult de documenten via haar website en de vele kopieën, 'mirrors', die er van deze website
bestaan. WikiLeaks is een activistische organisatie omdat het de bestaande situatie wil veranderen,
de organisatie valt de status quo aan. Er is momenteel een debat gaande omtrent de effectiviteit van
sociale media zoals Twitter voor activisme. Hoe effectief is Twitter voor @wikileaks?
In dit artikel zet ik twee voor- en tegenstanders in dit debat tegenover elkaar. Malcolm
Gladwell's artikel “Small Change: Why the revolution will not be tweeted” vertegenwoordigt het
negatieve oordeel, terwijl Henrik Serup Christensen met “Political activities on the Internet:
Slacktivism or political participation by other means?” een meer positief beeld schetst. Door de
argumenten van deze auteurs te vergelijken zal ik laten zien dat beide argumenten zich niet op
hetzelfde niveau bevinden, waardoor er in feite geen sprake is van een debat. Dit is een gevolg van
de valse tegenstelling tussen activism en 'slacktivism', waarbij laatstgenoemde wordt voorgesteld als
een slappe, krachteloze vorm van activisme. Slacktvism, ook wel clicktivism genoemd, is een
samenstelling van de begrippen activism en slacker, waarbij slacker de connotatie van luiheid heeft.
Slacktivism refereert aan activiteiten waarbij 1. de participant weinig betrokkenheid heeft en 2. die
geen impact hebben op politieke uitkomsten in de fysieke wereld. (Christensen 2). Slacktivism
beperkt zich dus niet tot Twitter, maar wordt er vaak aan gerelateerd omdat Twitter gebruikers in
staat stelt om gemakkelijk en snel te participeren. Dit is voor Gladwell de reden om een significante
bijdrage van Twitter aan activisme in twijfel te trekken.

1. “Sociale media zijn niet effectief”


“Social media can’t provide what social change has always required.” is de centrale thesis van
Gladwell (1). De auteur begint zijn relaas met een historische weergave van een sitdown in 1960,
onderdeel van het civiel-rechtelijk protest waarbij Afro-Amerikanen streden voor gelijke
behandeling. Gladwell geeft treffend weer dat deze protesten van de grond kwamen zonder email,
Mark A. Jansen 2

SMS, Facebook en Twitter (1). Vervolgens vind er een sprong in de tijd plaats naar de protesten in
Moldavië en Iran in 2009. Hier citeert Gladwell Mark Pfeifle, voorheen adviseur van de
Amerikaanse overheid op het gebied van nationale veiligheid; “Without Twitter the people of Iran
would not have felt empowered and confident to stand up for freedom and democracy.” (qtd. In
Gladwell 1). Met enig sarcasme stelt Gladwell dat waar activisten voorheen werden bepaald aan de
hand van hun doelen, ze tegenwoordig worden gedefinieerd aan de hand van hun
(communicatie)middelen; we zouden de betekenis van activisme zijn vergeten (1 en 2).
Vervolgens gaat Gladwell in op de vermeende Twitter revolutie in Moldavië en Iran. Weinig
Moldaviërs hadden ten tijde van de 'revolutie' een Twitter account en de meeste berichten op Twitter
over de situatie in Iran waren afkomstig van buiten Iran. Bovendien waren de berichten op Twitter
geschreven in het Engels en niet in het Farsi, de Iraanse taal (Gladwell 2). Kortom, er was geen
sprake van een Twitter revolutie in Iran (Gladwell 2).
Volgens Gladwell is activisme dat de status quo aanvalt, activisme wat dieper liggende
problemen aan de kaak stelt, “...not for the faint of heart.” (2). Hieruit blijkt dat Gladwell een
smalle definitie van activisme heeft. Voor Gladwell zijn er binnen activisme geen verschillende
rolverdelingen; er bestaat slechts één soort activisme. Bovendien moet het een zware, risicovolle
taak zijn, anders is het geen activisme. Hierna neemt Gladwell de lezer weer mee terug in de tijd
naar de sitdown van 1960 en stelt hij de vraag wat een activist drijft. Volgens Gladwell is dit niet
ideologie, maar de mate van persoonlijke verbintenis met de beweging; “High-risk activism … is a
“strong-tie” phenomenon.” (2). Interpersoonlijke relaties zijn dus van belang; hoe meer 'echte'
vrienden iemand heeft die meedoen met een activistische beweging zoals WikiLeaks, hoe groter de
kans dat die persoon zich daarbij aansluit (Gladwell 2). Volgens Gladwell is activisme via Twitter
van een andere orde dan de sitdowns van 1960. Sociale media platformen zijn gebouwd op “weak
ties” (Gladwell 2). Twitter is waardevol op verschillende manieren, maar helaas niet voor
activisme; zelden leiden weak ties tot “high-risk activism.” (Gladwell 2 en 3).
Volgens Gladwell gaat het om wat er wordt gevraagd van de participanten, het is van belang
dat de activisten een bepaald 'offer' brengen. Kortom, activist zijn is geen pretje. Gladwell stelt dat
Twitter activistische participatie verhoogd, door minder motivatie te verlangen (3). Kortom,
activisme via Twitter is slacktivism omdat de participanten geen substantieel offer maken, het offer
dat nodig is voor 'echt', hoog-risico activisme in de fysieke wereld. (Gladwell 3). Bovendien is
activisme alleen succesvol als het strategisch georganiseerd wordt door een hiërarchische
organisatie. Sociale media zijn gebaseerd op netwerken, deze zijn in structuur en karakter het
Mark A. Jansen 3

tegenovergestelde van hiërarchie en kenmerken zich door zelforganisatie, aanpassingsvermogen en


weinig discipline (Gladwell 3). Immers, “How do you make difficult choices about tactics or
strategy or philosophical direction when everyone has an equal say?” (Gladwell 4). Volgens
Gladwell zijn sociale media niet geschikt voor het coördineren en organiseren van activisme. Het is
waardevol om te noteren dat het organiseren van activisme verschilt van communiceren over
activisme, een verschil wat nu wordt besproken.

2. Sociale media kunnen wél effectief zijn


Volgens Christensen kunnen sociale media zoals Twitter helpen bij het mobiliseren van burgers,
door hun bewustzijn van hot issues te vergroten, zoals transparantie inzake WikiLeaks.(Christensen
7). Daarnaast kunnen de actitiviteiten van WikiLeaks op Twitter mensen aansporen tot handelen, om
ook activiteiten te ontplooien die meer betrokkenheid en moeite vergen (Christensen 7). Dit lijkt
haaks te staan op Gladwell's stelling dat “Social media can’t provide what social change has always
required.” (2010). Vanzelfsprekend zijn het niet de sociale media die sociale veranderingen
veroorzaken; veranderingen worden veroorzaakt door activisten zoals Assange, die wel of niet
gebruikmaken van Twitter. Echter, sociale media kunnen van significant belang om aandacht en
bewustzijn voor WikiLeaks als organisatie te creëren, faciliteren en vergroten. Sociale media
kunnen bijdragen aan het creëren van draagvlak, dit vormt een fundament waarop kan worden
gebouwd. Immers, action is in de meeste gevallen afhankelijk van de voorwaarde awareness
(Strong 75). Dit belang zal verder toenemen naarmate meer mensen hun aandacht besteden aan
sociale media.
De kern van Gladwell's kritische argument heeft echter betrekking op de mate van
betrokkenheid, de genomen moeite en geïnvesteerde tijd van online 'activisten'. Er komt bij
activisme meer kijken dan Twitter, dit is een plausibel argument wat aandacht verdient. Echter,
Gladwell 'vergeet' het feit dat sociale media wel bij kunnen dragen aan bewustzijn en tevens andere
vormen van participatie kunnen stimuleren; vormen die om meer betrokkenheid en moeite van de
participant vragen (Christensen 7). Mogelijk veranderen de weak ties op dat moment in strong ties,
om in Gladwell's termen te spreken. Op dit punt is het de moeite waard om het organiseren van
activisme te scheiden van het communiceren over activisme. Gladwell beargumenteerd dat
activisme via Twitter geen 'echt' activisme is, omdat de participanten geen substantieel offer maken
(2 en 3). Dit klopt in zoverre dat de betreffende persoon niet direct deelneemt in het strategisch
organiseren en coördineren van de activistische organisatie. Echter, ondanks dat 'liken', of 're-
Mark A. Jansen 4

tweeten' qua moeite wellicht geen substantieel offer in fysieke zin is, betreft het wel de sociale
identiteit en reputatie van de participant. Deze handelingen brengen daarom wel enig risico met zich
mee. Bovendien is deze vorm van communicatie wel bijzonder waardevol vanuit het oogpunt van
de organisatie. Immers, deze wijze van boodschappen verspreiden is kosteloos en kan vanwege
Twitter's genetwerkte karakter resulteren in een viraal effect.

3. Conclusie
Twitter is een communicatief middel wat individuen en organisaties kunnen inzetten om hun doelen
te bereiken. Voor het bereiken van bepaalde doelenstellingen, zoals communicatie, zijn sociale
media meer geschikt dan andere, zoals bijvoorbeeld strategisch organiseren en coördineren.
Daarnaast zijn sociale media 'slechts' één van de beschikbare middelen. Sociale media kunnen dus
relatief meer of minder effectief zijn in verhouding tot middelen, zoals bijvoorbeeld SMS.
Het is te kort door de bocht om te stellen dat er een uniforme daling in (politieke)
participatie plaatsvindt. In plaats daarvan is het mogelijk dat er een diversificatie plaatsvindt in de
wijze waarop participanten aan initiatieven deelnemen (Christensen 3). Sociale media zoals Twitter
faciliteren het volgen en steunen van initiatieven, dus een plausibel gevolg kan zijn dat een persoon
tegenwoordig meer initiatieven volgt en steunt en bij binnen ieder initiatief een verschillende rol
vervuld. Deze vraag blijft onbeantwoord blijft tot er meer onderzoek wordt verricht. Het verrichten
van meer onderzoek is iets wat ik van harte toejuich en daarom zal ik daartoe een suggestie doen.

4. Indicatie voor verder onderzoek ingaande de effectiviteit van sociale media


Sociale media faciliteren communicatie over activisme. Hierdoor wordt het relatief eenvoudiger
voor individuen om een groter aantal initiatieven te volgen. Echter, indien een groeiend aantal
activisten vertrouwen heeft in de effectiviteit van sociale media, zal het gebruik ervan toenemen.
Dit betekent dat meer initiatieven hun boodschap via deze media willen verspreiden. Echter, omdat
de hoeveelheid menselijke aandacht beperkt is, kan dit leiden tot geïntensiveerde concurrentie in de
'aandacht economie' tussen verschillende initiatieven en ook tussen initiatieven en alle andere zaken
die om aandacht vragen (Davenport & Beck 20). Dit zou kunnen resulteren in een 'lange staart' van
activisme. Hierdoor zouden een relatief klein aantal initiatieven, zoals WikiLeaks, veel aandacht
krijgen. terwijl een substantieel groter aantal initiatieven het met veel minder aandacht moeten
doen. Verder onderzoek op dit gebied is nodig om meer kennis te genereren op het gebied van de
effectiviteit van sociale media voor activisme en andere organisaties.
Mark A. Jansen 5

Figuur 1: de lange staart van activisme


Mark A. Jansen 6

Works Cited
Christensen, Henrik Serup. “Political Activities On The Internet: Slacktivism or Political
Participation By Other Means?” First Monday Volume 16 Number 2, 7 February 2011. Web.
1 March 2011. <http://firstmonday.org/>
Davenport, Thomas H. & Beck, John. C. “The Attention Economy: Understanding the New
Currency of Business.” Harvard Business School Press, 2001. Print.
Editorial staff. “Assange mag worden uitgeleverd, direct in beroep” De Volkskrant 24 February
2011. Web. <http://www.volkskrant.nl/>
Gladwell, Malcolm.”Small Change: Why The Revolution Will Not Be Tweeted.” The New Yorker,
4 Oct. 2010. Web. 1 March 2011. <http://www.newyorker.com/>
Strong, Edward K. "Theories of Selling", Journal of Applied Psychology, Volume 9, (1925): pages
75-86. Print.
WikiLeaks. N.d. Web. 1 March 2011 <http://mirror.wikileaks.info/>

You might also like