You are on page 1of 13

Literatuur

Dautzenberg

DE MIDDELEEUWEN

3. HISTORISCHE ACHTERGROND

Bestuur
Nadat het Romeinse rijk viel, ontstonden in europa allerlei Germaanse koninkrijken, waarvan 1 heel
machtig werd: Die van die Franken (Heeel groot rijk)(Karel de Grote)
Werd bestuurd dmv het feodale stelsel.
Na de dood van Karel de grote (814) begon het rijk uit elkaar te vallen.
- Westelijk deel : Frankrijk (in de 12e eeuw)
- Oostelijk deel: Kleine vorstendommen, later (19e eeuw) werd het Duitsland

Cultuur
ME -3 perioden:
- De vroege middeleeuwen ( 500-1000) (Romeinse rijk verslagen, Germaanse koninkrijken, zie
hierboven) ( Franken werden Christelijk, veel Romeinse cultuur bewaard, de Priesters waren de
hoogste stand -> geestelijke macht, de Adel was de tweede stand -> wereldlijke macht)
- De Hoge Middeleeuwen (1000-1300) (de eerste steden onstonden, stadsrechten, een nieuwe
derde stand: de stedelijke burgerij -> handel en nijverheid, gotische kathedralen en universiteiten,
in deze periode laat men de lit.gesch. beginnen)
- De Late Middeleeuwen (1300-1500) ( burgerij werd machtiger -> Het burgerlijke, het oude
leenstelsel verdwijnt)

4. BEELDENDE KUNST EN MUZIEK


De middeleeuwse kunst was overwegend theocentrisch, en diende de mens te wijzen op het
goddelijke -> ME kunst bevatte dus ook een les.
Bouwkunst
Veel kathedralen ,de oudste zijn gebouwd in de Romaanse stijl (950-1200), later gotische
kathedralen (1150 – 1500)
Romaans: ronde bogen massieve muren ed, in de kunst veel wandschilderingen in kerken en
illustraties in boeken (miniaturen)
Gothisch: Luchtiger dan romaans, spitse bogen en gewelven, grote ramen, in de kunst: schilderijen
van de ‘Vlaamse Primitieven’ (de schilders uit de Nederlanden), die zeer onrealistisch waren.

Naast theocentrisch was Ridderlijkheid het tweede hoofdthema:


- kastelen, schilderijen van dappere ridders

Muziek: Gregoriaans (kerkelijke muziek)


Wereldlijke muziek: instrumentale begeleiding: luit, vedel, schalmei

5. LITERATUUR EN TAAL
Tot het einde van de 11e eeuw: Latijn en mondeling in de volkstaal
In de 12e en 13e eeuw is de literatuur theocentrisch en ridderlijk, daarna steeds meer didactische
literatuur. De literatuur was bedoeld om te horen, het werd geschreven en gecomponeerd door
Troubadours, en ten gehore gebracht door minstrelen en jongleurs.
-> veel rijmende Poëzie

Door de boekdrukkunst kwamen er meer boeken, en konden de verhalen worden omgezet van
Poezie naar Proza

Taal -> nog geen ABN maar Diets, een hoop dialecten.

6. DE RIDDERROMAN
De ridderromans: berijmde verhalen die zich afspeelde in adelijke kringen.
Ridderromans zijn ontstaan in Frankrijk.
Als ridderromans afspelen rond de kringen van Karel de Grote worden ze Karelromans of
Frankische romans genoemd.
Er zijn ook Hoofse Romans, waarin de ridder een meer hoffelijk figuur is die zich niet allene met
vechten bezighoudt.

7. VANDENVOS REYNAERDE
Een roman over dieren, van eind 12e eeuw, of 1270 het is niet precies bekend, vertaald uit het
Frans: le roman de renart

Van den vos reynaerde is een satire, een tekst waarin bepaalde verschijnselen belachelijk worden
gemaakt. Het is ook een Parodie op een hoofse ridderroman.

8. HET LIED IN DE MIDDELEEUWEN


- ballade, een danslied, bv/ ‘Heer halewijn’. Kenmerken van een ballade: wordt sprongsgewijs
verteld, dialogen, en herhalingen, ernstig en somber.
- Elegie of klaagzang, een lyrisch gedicht nav de dood van een geliefd persoon, bv/ het egidius lied.

9. MIDDELEEUWSE TONEEL
Pas vanaf de 14e eeuw werd er weer toneel geschreven.
Het belangrijkste stuk: Die waarachtige ende zeer wonderlijke historie van Mariken van
Nieumeghen. (het gaat over een ,meisje dat inkopen gaat doen in de stad, en gaat ’s avonds
ergens langs de weg zitten, daar komt ze de duivel Moenen tegen, die biedt haarde 7 vrije kunsten
aan ( retorica, musica, logica, grammatica, geometria, aritmetica, astronomia) + alle talen. Ze
gaat met de duivel mee, en richt kwaad aan, na 7 jaar wil ze haar oom opzoeken. Terug in
Nijmegen ziet ze een wagenspel over God en Maria en een mens. Daar gaat het over vergeven, en
Marieke krabbelt terug, en gat naar de Paus, en wordt daar vergeven)

10. BUITENLANDSE LITERATUUR


In de loop van de 11e eeuw ontstond een vorm van literatuur die maatgevend zou meoten worden
voor heel EU. In het noorden de ridderromans, in het zuiden de liefdeslyriek.
De oudste ridderromans zijn de Chansons de geste(liederen van heldendaden)
- de provencaalse lyriek
in Z frankrijk ontstond andere literatuur: Troubadours schreven liederen over de Hoofse liefde (de
overspelige liefde van de troubadour voor de hogergeplaatste kasteelvrouwe)
de grootste troubadour: Bernard de Ventadour

- de hoofse Roman
de hoofsre roman verspreidde zich, en Les chansons de geste maakte plaats voor de hoofse roman
(daarom worden ze Vóórhoofs genoemd)
er zijn drie type hoofse Romans:
• de klassieke romans, oude Griekse en Romeinse verhalen worden verplaatst naar de ME
• de Oosterse Roman, ontstond onder invloed van de kruistochten, waarin verhalen werden
geschreven tegen de achtergrond van de Arabische cultuur
• de Keltische Roman , waarin stof uit de Keltische cultuur werd verwerkt.

De Keltische romans worden ook weer onderverdeeld:


- tristan en Isolde
- Arthur romans, over Arthur en de ridders van de ronde tafel
- De Graalromans, waarin een lid van de ronde tafel een queeste onderneemd op zoek naar de
graal

- Italie
De hoofse troubadourspoezie dringt rechtstreeks door in Italie, maar krijgt een meer religieuze
betekenis -> door de ware liefde voor een ander kom je dichter bij God . (dit genre heet dolce stil
nuove) (bekendste schrijver daarvan -> Dante)

- de late middel eeuwen


na Dante (zie hierboven) begint in Italie de Renaissance, in de rest van europe duurde de ME nog
langer -> de hoge middeleeeuwen

Karelroman/Frankische Romans
Een queeste:
• een zoektocht
• op vreemd terrein
• vol gevaar en avondtuur
• gepaard met een innerlijke quueste

Tijdbalk:
814 Karel de Grote
Rond 950 begin v/d Romaanse Stijl
1000 Ontstaan van le chansons de geste
1100 Ontstaan hoofse Roman
Eind 12e eeuw ontstaan gotische stijl
1200 Karel en de Elegast
1450 Ontstaan boekdrukkunst
1500 Marieke van Nieuemeghen

Samenvatting Hoofdstuk 3 Dautzenberg


§17
Door de wereldwijde handel werd de burgerij steeds rijker en verloor de adel + kerk macht en
gezag. Ook door godsdienstige twisten verloor de kerk zijn gezag.

De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)


Met de komst van de hertog van Alva begon de oorlog. Fillips II stuurde hem om het verzet van de
Nederlanders de kop in te drukken. De Noordelijke gewesten riepen Nederland uit tot een
republiek. Een van de belangrijkste posities binnen de republiek was de landsadvocaat. Ook had je
voor elk gewest stadhouders. Langzaam kwam er ook een gezamenlijke stadhouder, de eerste was
Willen van Oranje. Er was steeds een strijd tussen stadhouders en landsadvocaat om de macht.

§18
Renaissance
De Renaissance (lett. Wedergeboorte) is ontstaan in Italië in de 14e eeuw.
Humanisten zijn de eerste onderzoekers van de klassieke cultuur. Zij bestudeerde klassieke teksten
en op grond daarvan kwamen ze tot een nieuwe visie op de rol van de mens in de wereld
(antropocentrisch). Neerlands bekendste humanist was Desiderius Erasmus (1466-1536).

Antropocentrisme: de mens en de aarde zijn even belangrijk als het Goddelijke en het hiernamaals.
Individualisme: de mens wordt gezien als een unieke individuele persoonlijkheid die tot grote
dingen in staat is, niet dankzij zijn gemeenschap, maar door verstand en wilskracht.
Empirisme: je onderzoekt en wilt zelf uitvinden hoe de wereld in elkaar zit.
Homo universalis: universele mens dat op alle fronten van de menselijke cultuur uitblinkt.
Bekendste homo universalis is Leonardo Da Vinci.

§19
Copernicus: Toonde aan dat de aarde om de zon draaide en niet andersom.
Gelalei: ontdekte de andere vier manen van Jupiter (en dat was een sterke aanwijzing voor het
gelijk van Copernicus).
Newton: opsteller van de theorie van de zwaartekracht, grondlegger van de mechanica en
(mede)schepper van de differentiaalrekening.

Door de belangstelling aan de klassieke tijden kwam er behoefte aan woordenboeken en


grammatica`s van het Grieks en het Latijn. Men ging ook de eigen taal vastleggen.
Ook werd eerst de klassieke geschiedenis bestudeerd, daarna de eigen. Door bronnenonderzoek te
doen wist men wat er precies was gebeurd vroeger. Men ging de basis van de bijbel onderzoeken
en nam niet langer aan wat de kerk beweerde. Sommigen trokken de conclusie dat er iets
fundamenteels mis was met de kerk. Sommige renaissancisten wilden toen het oude geloof in ere
herstellen: Hervorming of Reformatie of protestantisme.

§20
Kunst uit de renaissance
Realisme: mens en wereld zo realistisch mogelijk uitbeelden. Het naakt kwam weer terug, want zo
kon men laten zien hoe goed men de menselijke anatomie beheerste en hoe mooi het menselijk
lichaam is. Ook werd het perspectief bestudeerd. Zo ontstond de anamorfose: een schilderij
waarvan de afbeelding slechts op een bepaalde manier te zien is. De Mona Lisa is een voorbeeld
van realisme.
Estheticisme: (esthetica is schoonheidsleer) kunst moet in de eerste plaats mooi zijn. In de
bouwkunst en schilderkunst streefde men bijvoorbeeld naar symmetrie.
Classicisme: weergeven van taferelen uit de klassieke mythologie en geschiedenis in de
schilderkunst en beeldhouwkunst; er werden zuilen gebruikt in de bouwkunst. De beeldhouwkunst
werd weer een aparte kunstvorm.

§21
Men onderscheidde in verhouding tussen klassieke literatuur en de eigen drie stadia:
I. Transletio: (vertaling) door vertalingen te maken uit het Grieks en Latijn en daarna zelfstandig de
klassieken na te volgen, hoopte men uiteindelijk de oude literatuur te overtreffen.
II. Imitatio: (navolging) het zelf weer in het Latijn schrijven en het doen herleven van allerlei
klassieke genres. In de wetenschap nam het Latijn nam de positie in die nu vergelijkbaar is met
het Engels.
III. Aemulatio: (verbetering) volkstaal “verlatijnste”. Schrijvers probeerde de volkstalen aan de
klassieke gelijkwaardig te maken door woorden, zinsconstructies en uitdrukkingen over te nemen.
Omgekeerde tendens: purisme (taalzuivering).

Men ging opnieuw het epigram of puntdicht beoefenen. Dit is een kort gedicht met een geestige
inhoud, een verrassend slot en meestal gebaseerd op een woordspeling. De belangrijkste
Nederlandse epigrammenschrijver is Constantijn Huygens.

De aemulatio bestond onder andere in het ontwikkelen van nieuwe genres:


- Aforisme of spreuk: een korte, krachtige zin waarin een levensles wordt verkondigd. De
belangrijkste Nederlandse aforismenschrijver leefde in de 19e eeuw: Multatuli.
- Essay: een korte prozatekst, waarin de auteur zijn persoonlijke mening over een onderwerp
geeft. De essays waren altijd sterk moralistisch getint.
- Sonnet: een meestal lyrisch gedicht dat bestaat uit twee strofen van vier regels (kwatrijnen) die
samen het octaaf vormen, en twee strofen van drie regels (terzetten) die samen het sextet
vormen. Het octaaf is bijvoorbeeld een natuurbeschrijving, het sextet bevat de gevoelens van de
dichter daarbij.

Estheticisme en realisme in de literatuur


Het estheticisme uitte zich in de literatuur door een grote regelgeving. Een literair werk moest tot
een bepaald genre behoren, en de regels van dat genre opvolgen. Ook moest de taal een ‘genot
voor het oor’ zijn. Men wilde laten zien wat men allemaal met taal kon.
Het realisme kwam in de literatuur tot uiting in de eis die aan elk literair werk werd gesteld: dat
het aannemelijk was. Toneelstukken moesten bijvoorbeeld geloofwaardig zijn.

De Nederlandse taal
De Renaissance-literatuur in Nederland was geconcentreerd rond Amsterdam en Den Haag.
Het Hollandse dialect groeide uit tot de standaardtaal van de Republiek. Rond 1700 was die taal in
heel Nederland geaccepteerd voor de geschreven literatuur en geleidelijk ontstond daaruit het
huidige ABN. Ook de Statenbijbel (1637) had grote invloed.

§22, 23, 24, 25 en 26


Gerbrand Adriaensz. Bredero (Amsterdam 1585 – Amsterdam 1618)
Amsterdam speelde een grote rol in zijn literaire werk. Hij schreef gedichten die na zijn dood zijn
gebundeld in het boek Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek. Aan de indeling is te zien
dat hij op rand van Middeleeuwen en Renaissance stond. Hij schreef ook toneelstukken. Zijn
meesterwerk is de komedie Spaansen Brabander Jerolimo.

Pieter Cornelisz. Hooft (Amsterdam 1581 – Den Haag 1647)


In eerste periode van zijn schrijversschap schreef hij vooral lyriek, met name liefdespoëzie.
In 1642 heeft hij het belangrijkste en moeilijkste Nederlandse prozawerk uit de Renaissance
geschreven: Nederlandse historiën. Hij gebruikte allerlei Latijnse zinsconstructies (classicisme), wat
zijn stijl plechtig en verheven maakt. Maar hij hersteld ook weer oude Nederlandse woorden in ere
(archaïsmen) en hij verzint ook zelf nieuwe woorden (neoligismen). Ook schreef hij enkele
toneelstukken (bijv. Ware nar). De P.C. Hooftprijs is naar hem vernoemd.

Constantijn Huygens (Den Haag 1596 – Den Haag 1687)


Huygens was een soort wonderkind: op 11jarige leeftijd schreef hij Latijnse gedichten, enkele jaren
later Franse, Nederlandse vanaf 1617. Hij sprak zeven talen, schilderde en graveerde en was goed
in exacte wetenschappen. Speelde verschillende muziekinstrumenten en componeerde meer dan
800 stukken. Ook ontwierp hij zijn eigen huis en de weg van Den Haag naar Scheveningen. Een
groot deel van de gedichten zijn gebundeld in het boek Korenbloemen. Zijn bekendste werken zijn
zijn epigrammen.

Joost van den Vondel (Keulen 1587 – Amsterdam 1679)


Van den Volden schreef veel hekelgedichten (een gedicht waarin iets fel aangevallen wordt). Zijn
gedichten gingen over de religieuze en politieke twisten in de 17e eeuw. De klaagzangen die hij
schreef hebben vooral te maken met zijn persoonlijke omstandigheden. Tussen 1637 en 1667
schreef hij een twintigtal tragedies. De belangrijkste is Gijsbrecht van Aemstel, één grote
verheerlijking van Amsterdam.

Samenvatting Hoofdstuk 5 Dautzenberg

§34
In de tweede helft van de 18e eeuw ontstonden de patriotten (voor democratie) en de aanhouders
van de stadhouder en het huis van Oranje.De patriotten kregen hulp van de Franse revolutionairen;
die vielen de republiek binnen in 1795. De Bataafse republiek ontstond. Drie jaar later kwam de
eerste grondwet en een uitgebreider kiesrecht.

Pruikentijd: de tijd dat men enorme pruiken droeg; benadrukt de sfeer van deftigheid en
zelfgenoegzaamheid die er heerste.

34
17e eeuw Europa: “absolute monarchieen”= alle macht bij vorst
Engeland nam veel landen in hun bezit (India, Afrika)
Franse Revolutie in 1789
“Verlichting”= culturele stroming in de 18e eeuw vooral in Frankrijk en Engeland
§35
Verlichting: in de 18e eeuw ontstond het gevoel dat de wereld langzaam helder en duidelijk werd,
de wereld werd ‘verlicht’ door de inzichten uit de Renaissance.
Rationalisme: de opvatting dat de menselijke ratio (verstand) in staat is om álles op te lossen.
Deïsme: de opvatting dat er wel een opperwezen bestaat, maar dat de verering daarvan in de
vorm van een godsdienst zinloos is.
Liberalisme: de overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie, en moet dit
overlaten aan het marktmechanisme, het spel van vraag en aanbod dat gereguleerd wordt door de
onderlinge concurrentie.
Optimisme: men ging ervan uit dat de mens in wezen goed is en dat verkeerd gedrag voortkomt
uit gebrek aan kennis van het goede; als de mens goed leert zal hij ook goed gaan handelen.
Opvoeding was daarom ook heel belangrijk.
Literair gevolg: moralistische geschriften.
Wetenschappelijk gevolg: ‘alle problemen zullen opgelost worden’.
Maatschappelijk gevolg: de idee van de “maakbaarheid” van de samenleving.

35
Verlichting: de wereld was helder, “verlicht”aan het worden
Rationalisme = men dacht dat de menselijke ratio (verstand, rede) in staat was alles op te lossen
Deïsme = er is wel een Opperwezen, maar die moet je niet vereren in de vorm van een godsdienst
Tolerantie = (verdraagzaamheid) overheden hebben er niets mee te maken wat ieder mens denkt
of gelooft
Trias politica = regering parlement en rechterlijke macht zijn gescheiden
Liberalisme = overheid bemoeit zich niet met de economie
Optimisme = mens is goed en doet alleen slecht door gebrek aan kennis van het goede

36
rococo = (beeldende kunst) decoratief: zwierig, lieflijk
neoclassisme = Grieks-Romeinse kunst en van grote Renaissancekunstenaars
symfonie = (muziek) eerst uit drie delen. In 1760 in vier delen
Weense klassieken = door Haydn, Mozart, Beethoven

37
Eerste encyclopedie, om mensen informatie te geven en de juiste weg te tonen
Spectatoriale geschriften = tijdschriften om de “nog weinig ontwikkelde burgerij op te voeden”.
Imaginaire reisverhaal = tekst over een nooit bestaande reis
Utopische romans / utopieën = hoofdpersoon komt terecht in een ideale wereld
Robinsonade = een of meer personen worden afgezonderd van de wereld en moeten zichzelf weten
te redden
Roman = gaat niet om de ideeën, maar juist om de personen

§37
(Eigenlijk §36) Neoclassicisme: men greep terug op het classicisme van de renaissance. Men ging
opnieuw Grieks-Romeinse kunst namaken en de kunst baseren op de Grieks-Romeinse.

Er ontstonden vier genres die typisch zijn voor de verlichting:


- Spectatoriale geschriften: tijdschriften na The Spectator (de toeschouwer), men wilde de nog
weinig ontwikkelde burgerij opvoeden.
- Imaginaire reisverhalen: tekst waarin men een reis beschrijft die nooit heeft plaatsgevonden,
maar waarin men doet alsof het een echte reis is. Zo kon de auteur laten zien wat volgens hem
juist en onjuist was. Twee voorbeelden zijn de utopieën en de robinsonades.
- Encyclopédie: men probeerde alle kennis samen te vatten om informatie te geven en om de lezer
de juist rationele weg te tonen.
- Roman: een roman is veel realistischer dan de episch-didactische genres van hierboven. Het gaat
om de personen en hun ontwikkelingen, niet om de ideeën die achter het verhaal schuilgaan.

§38
Justus van Effen richtte in 1731 De Hollandse Spectator op. Eerst was het een weekblad, later
verscheen het twee keer per week. Hij behandelde de onderwerpen literatuur, taalkunde, sociale
problemen en godsdienst. Het blad is grotendeels gevuld met essays, soms werd de mening van
Van Effen door middel van een verhaal duidelijk gemaakt. Dit waren de eerste korte verhalen uit de
Nederlandse literatuur.

38
Van Effen vertaalde veel engelse werken in het Frans en Nederlands. Hij richtte “DE Hollandse
Spectator”op.

39
J.A. Schasz schreef “Reize door het apenland” wat een aanval is op de politieke toestand aan het
eind van de 18e eeuw en algemene zaken zoals het blindelings volgen van wat de (politieke)
leiders zeggen.

40
Jean-Jacques Rousseau vond dat kinderen zo vrij mogelijk moesten zijn om op te groeien tot een
goed mens.
Hieronymus van Alphen schreef kindergedichten met wijze lessen erin verwerkt.

§40
De opvatting over opvoeding van Jean-Jacques Rousseau: Uitgaande van de gedachte dat de mens
in wezen goed is maar bedorven wordt door de maatschappij, vond hij dat kinderen zo lang
mogelijk in hun kinderwereld moeten blijven, want dan zullen ze zich vanzelf tot goede mensen
ontwikkelen.
In 1778 schreef Hiëronymus van Alphen – anoniem – Proeve van kleine gedichten voor kinderen.
In totaal verschenen er drie bundels, waarvan de laatste twee niet meer anoniem. De populariteit
is enorm geweest. Van Alphen schreef in een voor kinderen begrijpbare taal waarin hij allerlei wijze
lessen geeft.

41
Betje Wolff en Aagje Deken schreven samen “Historie van mejuffrouw Sara Burgerharf”, de eerste
Nederlandse roman. Het verhaal wordt verteld door middel van 155 brieven.
43
ab ovo = normale chronologische volgorde
in medias res = begint middenin verhaal en daarna voorgeschiedenis
post rem = aan het eind beginnen en dan alles daarvoor vertellen
fabel = verhaal is logische en chronologische samenhang
sujet = manier waarop de fabel in de tekst is weergegeven
verhaal- of romantheorie (narratologie) = onderdeel van de literaire theorie dat zich met sujet,
fabel etc. bezighoudt
Definitie van een roman / verhaal:
Prozatekst met
- personages
- die handelingen verrichten
- neemt een tijdsduur in beslag
- in bepaalde tijdsvolgorde
- in een ruimte
- en een historische tijd
- meegedeeld vanuit een perspectief

Samenvatting Hoofdstuk 7 Dautzenberg

§45
In het laatste kwart van de 18e eeuw begon in Engeland de industriële revolutie: de vervanging
van handenarbeid door machines.
De heersende ideologie in de 19e eeuw was het liberalisme, dat de economische en de politieke
vrijheid van de mens propageerde. De burgerij probeerde overal meer invloed te krijgen en de
slavernij werd afgeschaft. Maar ook ontstond het industrieproletariaat. Zij leefden in de
krottenwijken en moesten onder slechte omstandigheden in de fabrieken werken. In 1848, toen
Marx en Engels het Communistisch manifest schreven, vonden er overal in Europa opstanden
plaats. Het lukte de arbeiders echter nog niet om echte veranderingen teweeg te brengen. Pas in
het laatste kwart van de 19e eeuw begon er een sociale wetgeving op gang te komen.

§45 Historische achtergrond 1800-1875


Eind 18e eeuw ideeën¬ verlichting zo sterk verbreid dat ze tot in politieke veranderingen leidden.
(Declaration of Independence 1776)
Engeland: Industriële revolutie :¬ overgang van handarbeid naar machines (stoommachine, Watt
1777)
Heersende¬ ideologie: Liberalisme, overal afschaffing slavernij (Fr. 1794, GB 1834). Amerikaanse
burgeroorlog leidde tot bevrijding van zwarte volksdeel.
19e¬ eeuw: industrieproletariaat (leefde in krottenwijken, werkte in fabrieken, slechte
werkomstandigheden)
1848: Communistisch Manifest van Marx en¬ Engels: “ Proletariërs aller landen verenigt u!” Overal
in Europa ontstonden opstanden maar de arbeidsklasse was nog niet genoeg georganiseerd om
veranderingen af te dwingen.
Laatste kwart 19e eeuw¬ > sociale wetgeving kwam op (kinderarbeid was al afgeschaft)
Drang naar vrijheid¬ > onafhankelijkheidsstreven van verschillende volkeren (Grieken < > Turken,
Italie < > Oostenrijk)
1795: Partiotten in opstand tegen Rep. Der¬ ver. Ned. > Bataafse rep. Opgericht > 1805 Lodewijk
Napoleon koning (wetboek v. strafrecht en burg. Wetboek ingevoerd.) Bonaparte vond NL een te
zelfstandige staat en dwong Lodewijk af te treden (1810), NL werd een franse kolonie.
1815¬ > Slag bij Waterloo, Noord en Zuid verenigd > Ver. Koninkrijk o.l.v. Willem I ( Noord en
Zuid waren sinds 1579 gescheiden) 1830 kwam Zuid in opstand Zuid> koninkrijk België
J.R. Thorbecke (1798-1872)¬ > 1848 grondwetsherziening waarin bevoegdheden 2e kamer
werden uitgebreid, Vrijheid van Godsdienst en onderwijs en Liberale economische politiek (>
industrialisatie in NL) vastgelegd.
Eind 18e eeuw en begin 19e eeuw werden¬ politieke idealen uit de verlichting in de praktijk
gebracht.
Twee¬ cultuurstromingen 1: Romantiek 2: Realisme Dit t/m 1875 > einde periode > nieuwe
periode : Fin de Siècle

45
Romantiek = aan het eind van de 18e eeuw, ook realisme
Fin de siëcle = nieuwe tijd rond 1875

46
Bohëmiens = kunstenaars die een “onmaatschappelijk”leven leidden. De kunstenaar laat zich
leiden door zijn gevoelens die vaak contrasterend zijn (liefde - afkeur). Centraal staat de natuur.
Wetenschap: bestuderen van cultuur en taal van niet-westerse volkeren.
Romantisch =
- in periode Romantiek
- gevoelig, lieflijk, sentimenteel

§46
Aan het einde van de 18e eeuw ontstaat de Romantiek. De hoofdkenmerken van de Romantiek
waren gevoeligheid, verbeeldingskracht, individualisme en originaliteit. Die van de Verlichting
waren rationalisme en classicisme.
Vier onderwerpen waar Romantici zich graag mee bezig hielden zijn liefde naast afkeer, vreugde
naast verdriet, rust naast onrust en de ongerepte natuur waar de mens ingegrepen heeft.

Twee betekenissen voor de term romantisch: - zoals in de periode van de Romantiek


En - gevoelig, lieflijk, sentimenteel

§ 46 De Romantiek
Begin 18e eeuw¬ > Alles wat niet in overeenstemming met de verlichting was werd gezien als
Romantisch (negatief)
Romantiek betekende zoiets als fantastisch,¬ vergezocht en overdreven
Geleidelijk werd het meer positief en ontwikkelde¬ een nieuwe cultuurstroming.
Hoofdkenmerken Verlichting: rationalisme en¬ classicisme
“ Romantiek: gevoeligheid, verbeeldingskracht, individualisme > originaliteit
Kunst moest de persoonlijke opvatting van de kunstenaar¬ weergeven en niet gemaakt zijn voor
het publiek
Kunstenaars uit de¬ romantiek leidden vaak een “onmaatschappelijk” leven. Ze wilden zich niet
conformeren aan de regels > Bohémiens (artistieke figuren die er anders uitzien en zich anders
gedragen) Vele waren revolutionairen.
3e symfonie¬ van Beethoven heette eigenlijk Bonaparte maar omdat Napoleon zich tot keizer
uitriep heeft hij de naam veranderd in Eroica
Romantische kunst was¬ lyrisch, contrasterend (liefde tegenover haat, rust tegenover onrust), de
ongerepte natuur tegenover de nietige mens
Wetenschap: interesse voor het¬ natuurlijke> volkenkunde (niet-westers) en volkskunde (wel
westers) hiervoor moest je kennis hebben van talen en dialecten > taalwetenschappen
(Indogermaanse groep ontdekt) > Literatuurwetenschappen oude verhalen en gedichten werden op
papier gezet > Muziekwetenschap
Tegenwoordig heeft¬ Romantisch 2 betekenissen zoals: in de periode van… of gevoelig, lieflijk,
sentimenteel

§ 47 Beeldende kunst en Muziek


Bouwkunst 18e eeuw:¬ klassiek, ordelijk, statisch, horizontaal, voorkeur voor koepels, zuilen
¬ Romantische bouwkunst: verrassende vormen, voorkeur voor spitse toren en verticaal >
Neogotiek
Schilderkunst 18e eeuw: statisch, evenwichtig,¬ gesloten ( binnen de lijst afgerond tafereel)
Romantische schilderkunst:¬ open vorm (tafereel gaat verder buiten kader), warme, felle kleuren,
nadruk op het schilderen i.p.v. tekenen. De Romantische schilderkunst was officieel nog
neoclassicistisch maar in de praktijk niet meer.
In de Romantiek veel¬ veranderingen op muzikaal gebied. Componisten zelfstandig en niet meer
in dienst van de kerk o.i.d.
Muziek bedoelt voor operahuizen en concertzalen (bouw¬ eerste concertgebouw Oxford)
18e eeuw: strenge vormen van symfonie en¬ sonate
Romantiek: vormen 18e eeuw werden naar eigen inzicht gewijzigd,¬ nieuwe werken
(orkestwerken, symfonisch gedicht, etude, impromptu)
De¬ nieuwe muziek probeerde iets uit te beelden. Verder ontstonden er stukken volksmuziek in de
studies van componisten.

47
bouwkunst: klassiek
romantische bouwkunst: verrassende vormen
romantische schilderijen: “open”, warme kleuren
muziek: componisten werden zelfstandige kunstenaars

48
Weltschmerz = romantische melancholie (droefgeestigheid)
Sehnsucht = romantische verlangen naar het onbereikbare geluk
Escapisme van de romantici = het willen ontsnappen aan de alledaagse realiteit
Romantische griezelroman (horror) = irrationele angsten diep in de mens (bijv. Frankenstein)
Ontstaan van detectiveverhalen en sprookjes (opgeschreven).

§48
Twee gevoelens spelen bij de romantische literatuur een rol: Weltschmerz en Sehnsucht.
Hiermee doelt men op de romantische melancholie en op het romantische verlangen naar het
onbereikbare geluk (de ideale maatschappij, de ideale vriendschap).

Er ontstonden in de Romantiek nieuwe genres:


- het griezelroman (horror)
- de historische roman (gebaseerd op de ‘gothic novels’, in sommige gothic novels worden aan het
einde bovennatuurlijke krachten ontmaskerd als bedrog en zo ontstaat de detectiveroman)
- ‘voyages extraordinaires’ of Sciense Fiction
- het sprookje (volkssprookjes en cultuursprookjes)

§ 48 Literatuur
Twee¬ gevoelens: Weltschmerz & Sehnsucht > droefgeestigheid en onbereikbaar geluk
Escapisme : Het willen ontsnappen naar een andere wereld,¬ belangstelling voor het
bovennatuurlijke leidde tot
Griezelverhalen in het¬ verleden, middeleeuwen
Gothic Novel leidde tot Historische roman¬ (historische achtergrond veel nauwkeuriger dan G.N>
maar wel geromantiseerd)
Gothic Novel leidde eveneens tot Romantische griezelroman¬ (horror), spreekt in op irrationale
angsten.
Science Fiction¬ > genre waarin het gaat om de nog onbekende mogelijkheden van de
wetenschap en e techniek.
Gothic Novel waarin onbekende wordt ontmaskerd als bedrog¬ > Detective Roman
Science Fiction verhaal dat is opgebouwd als imaginair¬ reisverhaal > voyage extra-ordinaire
Sprookje bloeide op, volkssprookjes¬ werden opgeschreven en cultuursprookjes ontstonden.

§49 Realisme
In¬ de muziek blijft de hele 19e eeuw de romantiek de heersende stroming. In de schilderkunst en
de literatuur nieuwe stroming: realisme.
Realisme was een¬ reactie op het lieflijke en sentimentele van de romantiek.
Onderwerpen in¬ het realisme: gezicht in de omringende realiteit van alledag, allerdaagse
taferelen, zo objectief mogelijk, leven van de middenklasse, sociale omstandigheden van de
arbeiders, vaak krachtige politieke en sociale protesten.
Literair realisme: “Klassieke” roman . De intrige heeft een¬ duidelijk begin, verloop, afsluiting en si
zorgvuldig opgebouwd. Alle onderdelen hangen met elkaar samen.
Onderwerp¬ klassieke roman: natuurgetrouwe uitbeelding en /of sociaal-psychologische analyse
van de mens en de maatschappij.
Schilderkunst¬ > realisme gaat over in impressionisme (licht en kleur)
Tegelijkertijd: Literatuur¬ > realisme gaat over in naturisme
Naturisme: onderwerpen zijn ondergeschikt aan de politieke en¬ sociale stellingname van de
auteur.
Nederlandse literatuur in de 19e eeuw:¬ mengeling van romantiek en realisme. De romantiek
paste eigenlijk niet goed in de nuchtere, Nederlandse 19e eeuw. NL had maar 2 romantische
schrijvers : Haverschmidt en Multatuli
Realisme binnen muziek: eind 19e eeuw ontstond¬ vertische opera wat een reactie was op
melodramatische libretti en mythologische wereld van de opera’s

49
realisme = realistische stillevens of portretten, vooral leven van middenklasse
schilderijen zijn vaak politiek en sociale protesten
literaire realisme = zorgvuldig opgebouwd
muziek = reactie op opera´s

50
Nicolaas Beets (= “Hildebran”) schreef in 1839 “Camera obscura”, een van de populairste werken
uit onze literatuur.

51
François Haverschmidt schreef werken onder de naam “van zijn vriend”Piet Paaltjens. In 1894
pleegde hij zelfmoord.

52
Multatuli (Eduard Douwes Dekker) schreef “Max Havelaar, of de koffieveilingen der Nederlandse
Handelmaatschappij”wat een groot literair succes werd. Het ging over de gebeurtenissen in Indië
(Indonesië).

53
Guido Gezelle was een priester, hij schreef gedichtenbundels.

You might also like