You are on page 1of 29

Organisme

HC 1 Inleiding Anatomie
Benoemen van zijdes: Rugkant Buikkant Hoofdkant Staartkant Dicht bij de romp Verder van de romp Dorsaal Ventraal Craniaal / superior Caudaal / inferior Proximaal Distaal

Vlakken Benoemen: Transversale valk Frontale vlak Sagitale vlak

Horizontaal (wit) van oor tot oor (roze) Tussen de ogen (blauw)

Het middenrif (diafragma) vormt een scheiding tussen de buikholte (peritoneum) en de borst holte (thorax) Er gaan 3 structuren door het diafragma: 1. De aorta 2. slokdarm (oesophages) 3. onderste holle ader (vena cava inverior) In de thorax zitten 3 holtes: 2 pleura holtes voor de longen Cardio holte voor het hard Het vlies dat om de longen zit heet pleura vandaar pleura holtes In de buikholte (peritoneum) zit het vertering systeem (tractus digestivus) Namen van een paar organen: Lever Hepar Hard Cor Maag Gaster Dunne darm Intestinum Dikke darm Colon Blaas Vesica urinaria Longen Pulmo Milt Lien Alvleesklier Pancreas Nier Ren

HC 2 Zygote
1-8 weken Embryonale periode Tijdens deze periode worden alle organen aangelegd, Organogenese 8-38 weken Foetale periode In deze periode rijpen en groeien de organen en ledematen De Embryonale periode bevat 1-3 weken ontstaan 3-bladige kiemschijf 3-8 weken Organogenese Een Eicel wordt gerijpt in een eierstok (ovarium). Na de ovulatie komt de eicel in de eileider (oviduct / tuba uterina) waar de eicel bevrucht kan worden. Na bevruchting zal de eicel gaan delen en zich verplaatsen naar de baarmoeder (uterus) Een bevruchte eicel heet een zygote. Als de zygote klieft (deling zonder groei) nomen we het ontstane klontje cellen een morula. In de morula zal een holte ontstaan (blastocoel) nu heet het klompje cellen met de holte een blastocyst / blastula.

Er zijn 3 soorten embryos Zoogdier Miolecithaal ei (wijnig dooier) Amfibie Mesolecithaal ei (iets dooier) Vogel Megalecithaal ei (veel dooier)

Aequale klieving (cellen gelijke grote) Inaequale klieving (ongelijke cellen) Discoidale klieving (alleen disk deelt )

Als de blastula zich aan de baarmoeder wand hecht, zijn er al verschillend lagen te onderscheiden: Embryoblast: Hypoblast (Geel) Epiblast (Blauw) Trophoblast: Syncytiotrophoblast (groeit baarmoederwand in) Cytrophoblast (groeit om embryo heen) Uit de embryobast zal het Embryo gaan ontwikkelen.

De Hypoblast en Epibast vormen twee lagen van de kiemschijf. Tijdens de Gastrulatie ontstaan de 3 kiemlagen: Ectoderm Mesoderm Endoderm Ook de gastrulatie gaat per diersoort verschillend: Amfibie: Bij de amfibie zullen cellen via de dorsale oermondlip naar binnen rollen. Zo zal de animale zijde de vegatieve zijden omsluiten waardoor endoderm en ectoderm zal ontstaan. Het mesoderm vormt zich uit de cellen die naar binnen rollen en zit tussen endoderm en ectoderm in.

Bij vogels en zoogdieren zal het mesoderm ontstaan via een primitief streep. Zoogdieren: Eerst zal er door deling een holte ontstaan in de Epiblast: Amnionholte De hypoblast zal langs de Cytrophoblast gaan groeien waardoor de dooier zak ontstaat.

Boven op de epiblast ontstaat een primitief steek: Primitief pit Primitief knoop (knoop van Hensen) Primitief groeve Via de primitief groeve groet de Epiblast naar binnen toe. De cellen die naar binnen groeien wordt het mesoderm.

Er zijn 2 plekken waar geen mesoderm vormt: 1. Membrana Buccopharyngea (mond holte) 2. Membrana cloacalis (anus)

Het mesoderm zal om de dooier zak groeien waardoor er nog een holte gevormd word, de Chorion holte. Na het vormen van de 3 kiem lagen heet de balstula een gasturla.

HC 3 Mesoderm
Uit het ectoderm, mesoderm en endoderm ontstaan verschillende structuren: Ectoderm Zenuwweefsel Eepitheliale weefsels: epitheellaag huid Aan de huid verbonden structuren als nagels, haren en klieren bot, spieren, kraakbeen, vetweefsel, beenmerg, lymfevaten, bloedvaten, nieren, ureter sereuze vliezen epitheliale weefsels van de tractus digestivus, lever, longen blaas

Mesoderm

Endoderm

In het Mesoderm ontstaan 4 structuren: Axiaal mesoderm (in de knoop van hensen) Paraxiaal mesoderm Intermediair mesoderm Laterale plaat mesoderm

Uit deze structuren ontstaan: Axiaal mesoderm Paraxiaal mesoderm Intermediair mesoderm Laterale plaat mesoderm Chorda dorsalis Somieten die o.a. spieren, wervels en dermis (huid) gaan vormen Tractus Urogenitalis Vormt twee bladen: Viseraal blad / splanchnisch blad (tegen endoderm) Parientaal blad / somatisch blad (tegen ectoderm) Hieruit ontstaan seneuse vliezen en uit viserale blad het hard

De Chorda dorsalis (axiaal mesoderm) scheid stoffen uit waardoor het ectoderm zich gaat om vormen tot neurectoderm.

Het neurectoderm vormt een neurale plaat. In de neurale plaat ontstaat een neurale groeve met neurale wallen. Wanneer de neurale groeve sluit ontstaat de neurale buis. Dag 22 de buis sluit eerst in het nek gebied Dag 24 de buis sluit craniaal Dag 26 de buis sluit caudaal De vloeistof in de neurale groeve is amnion holte vloeistof. Wanneer de buis gesloten is zal dit om worden gezet in hersen vloeistof (liquor cerebrospinalis). In de neurale wallen zijn neurale lijst cellen ontstaan die bij de sluiting v/d neurale buis gaan migreren naar de rest van het lichaam waar ze neurale structuren zullen vormen (bv. meiline, oog en neuronen) De neurale buis vormt zich tot een vlinder figuur. De grijze stof (zwart) zal dorsale horen vormen voor sensibele zenuwen en ventrale hoornen voor motorische zenuwen.

De Nervus spinales (spinal nerve) is zo wel een sensorische als motorische zenuw. Hij loopt van mediaal (midden) naar lateraal (buitenkant).

Uit het paraxiale mesoderm ontstaan 3 soorten somieten: Sclerotomen Dermatomen Myotomen splitst in: Epimeer Hypomeer Sclerotomen zijn somieten die wervels zullen vormen. Deze omsluiten de neurale buis en de Chorda dorsalis. Dermatomen gaan structuren van de huid vormen Myotomen vormen spieren. Epimeer vormt spieren op de wervelboog en de rug spieren, Hypomeer vormt de buik spieren.

HC 4 Wervelkolom, zenuwen en huid


Tijdens de ontwikkeling ontstaan ongeveer 42 paar somieten. Er blijven 37 somieten over: Somiet 4 occipitaal (hoofd) 8 cervicaal (nek) 12 thoracaal (borst) 5 lumbaal (lende) 5 sacraal (heiligbeen) 3 coccygeaal (staartbeen) Wervel 7 cervicaal 12 thoracaal 5 lumbaal 5 sacraal 3 coccygeaal zenuw 8 cervicaal 12 thoracaal 5 lumbaal 5 sacraal 1 coccygeaal

De occipitale somiet vormen geen wervels maar een deel v/d schedel.

De sclerotomen worden door spinale zenuwen verdeeld in een craniale en caudale segmenten. 1 Wervel ontstaat uit een craniaal deel en een caudaal deel van 2 sclerotomen. De bovenste cervicale sclerotoom vormt geen wervel maar een deel van het occipitaal been. Het craniaal deel van C1 vormt een deel van de schedel het Os occipitale.

Tussen de wervels vormen de sclerotomen en de Chorda dorsalis de tussen wervel schijven. De kern van de tussen wervelschijf is de nucleus pulposus. Dit is het laatste overblijfsel van de Chorda dorsalis Om de nucleus licht de Annulus fibrosus.

Uit dermatomen ontstaat de huid. Elk dermatoom wordt genniveerd door een spinale zenuw uit het zelfde niveau.

Spieren ontstaan uit meerdere myotomen. In de tussen rib spieren kun je de opbouw van de spieren nog terug vinden.

Afwijkingen aan het zenuw stelsel Rug: Spina bifida occula (A) (neurale buis gesloten maar wervel niet) meningo-kle vlies steekt naar buiten (B) (neurale buis niet gesloten) meningo-myelo-kle vlies steekt naar buiten (C) (neurale buis niet gesloten)

Hoofd: meningo-encepholo-kle (hersenvloeistof puilt uit) Rachischisis (gescheurde neurale buis) Anencephalie / spina bifida aperta (neurale buis niet gesloten geen hersen ontwikkeling)

HC 5 Lichaamsholte, oerdarm en ontstaan v/d longen en diafragma


Door ongelijke groei krijgt het embryo twee krommingen: Craniaal-Caudale kromming = Lengte kromming Laterale kromming = Breedte kromming Door de Craniaal-caudale kromming komen een aantal structuren op hun oorspronkelijke plek te liggen: Craniaal: o Membrana buccopharyngea o Het hart o Septum transverssum Caudaal: o Membrana Cloacalis o De hecht steel o Allantois (hier uit ontstaat een deel v/d blaas)

De Dooier zak wordt door deze kromming op genomen in het embryo en vormt de oerdarm.

De Amnion holte groeit vervolgens de Chorion holte in doordat het embryo vocht uitscheid. Het vocht uit de Chorion holte wordt op genomen door de placenta.

Bij de laterale krommen wordt het intra-embryonaal coeloom gevormd Hier door wordt de dooier zak omsloten. De oerdarm wordt omsloten door viseraal plaat mesoderm en vormt een ophangband, het dorsale mesenterium.

Groen: endoderm Rood: mesoderm Blauw: ectoderm

Er ontstaan in het ceoloom pleuropericardiale plooien die richting het hart groeien. Hier door ontstaan 2 pleuraholtes en 1 pericardholte. Wanneer het septum transversum wordt gevormd uit het mesoderm, wordt de thorax van het abdomen gescheiden. De holte in het abdomen heet dan peritoneaalholte.

Het septum transversum is nog niet helemaal gesloten, er zitten nog twee pericardioperitoneaal kanalen die de peritoneaalholte verbinden met de primitieve pericardholte. Om de pericardioperitoneaal holte te sluiten ontstaan pleuroperitoneale plooien. Dit alles bij elkaar vormt hebt diafragma. Door het diafragma loopt de aorta, de oesophages en de v. cava inverior. De aorta ligt tussen twee spieren in waardoor bij het ademhalen de aorta niet afgesloten wordt. De V. cava inverior ligt in de pezen zodat deze niet wordt afgesloten tijdens het ademhalen. De Oesophages ligt tussen de spieren zodat deze afgeknepen wordt tijdens de ademhaling. Dit is nodig omdat bij het ademhalen de druk in de buikholte groter wordt waardoor de maag ook onder druk komt te staan. Als de oesophages wordt afgeknepen kan het eten niet uit de maag weer omhoog komen.

Hernia diafragmatica is een gat in het diafragma. Dit kan ontstaan doordat het septum transversum niet goed gesloten wordt. Organen uit de buikholte kunnen door dit gat in de thorax uit puilen. Dit heeft als gevolg dat de longen zich niet goed kunnen ontwikkelen.

Uit de oerdarm ontstaat onder andere de pharinx, de oesophages en de longen. De longen ontstaan als 1 long knop die zich blijft delen. Zo ontstaat een longboom met eindzakjes, de primitieve alveoli. De longen moeten na de geboorte nog verder uitrijpen.

HC 6 Tractus digestivus
Het maagdarm stelsel (tractus digestivus) bevind zich in de buikholte (peritoneaal holte). Via ophang banden aan de buik en rugwant zijn de organen gerangschikt. De aterien en venen die naar de organenen lopen bevinden zich in de ophang banden. Organen die uitstulpen in het peritoniaal holte noemen we intraperitoniaal organen deze organen hebben een ophangband (bv. maag, lever) Organen zoals de nieren (ren) zijn retroperitoniaal deze organenen hebben geen ophangbanden en zijn ontstaan tegen de rugkant. Ductus vitellineus: de hecht steel v/d dooierzak De oerdarm vormt de forgut, midgut en de hindgut. Uit de forgut ontwikkelen zich de pharynx, oesophagus en 6 aterien: 5 thoracale aterien en de a. coeliaca (truncus coeliacus). Uit de midgut ontstaat de a. mesnterica superior. Uit de hindgut ontstaat de a. mesenterica inverior.

Het septum transverssum ontstaat helemaal craniaal in het embryo. Bij de craniaal-coudale kromming slaat het septum transversum om het hart heen. Alle organen in het abdomen hebben een dorsal mesenterium. De maag en de lever hebben ook een ventrale ophangband. De lever zit via het ligamentum falciforme aan de buikwand vast en via het omentum minus aan de maag. Aan de maag zit het omentum majus dit is het maag schort. De lever gaat draaien waardoor de buikholte wordt verdeeld in een lesser en greater sac. De lesser sac komt achterin het lichaam te liggen. Via het omentum minus kun je hier in komen.

De midden darm gaat op dag 42 groeien. De darmen passen dan niet meer in het abdomen en zullen in de navelstreng uitpuilen. Ze moeten wel eerst 90 tegen de klok in draaien. Wanneer de darmen zich weer terug trekken in de buikholte draaien ze nog eens 180 tegen de klok in.

Het craniale been van de darm vormt: een deel van het duodeum het jejunum het ileum Het caudale been van de darm vormt: het ileum de apendix het ceacum de colon asendens de colon transversum

Als de darmen niet draaien tijdens het uitsteken in de navelstreng en bij het terug trekken komen de darmen anders in de buik holte te liggen: dunne darm links en dikke darm rechts. Als de darmen zich niet terug teken uit de navelstreng krijg je een fysiologische navelbreuk Als de ductus fitelineus niet verdwijnt krijg je een uitstulping uit de darm die nog in verbinding kan staan met de navel. Zon uitstulping heet een diverticulum. Organen die tijdens de ontwikkeling tegen de achterwand komen te liggen en hier mee vergroeien noemen we secundair retroperitoniaale organen. Deze organen hebben geen ophang banden meer. (Bv. de pancreas, colon asendens, colon desendens en het duodenum)

Uit de oerdarm ontstaan ook de galblaas, de lever en de pancreas. De galblaas is verbonden met de lever via de ductus Hepatica. De pancreas ontstaat uit 2 knopjes, een ventrale en een dorsale lob. De ventrale lob draait om en vergroeit met de dorsale lob. De afvoergang van de galblaas loopt naar de afvoer van de pancreas.

De lever groeit tegen het diafragma aan waardoor het viserale blad verdwijnt. Deze plek het de area nuda.

De canalis urogenitalis en de sinus urogenitalis worden gescheiden door de Rathke plooi en de Toureux plooi.

HC 7 ontwikkeling Hart
Cardiogene mesoderm verspreidt zich over het laterale plaat mesoderm Er zullen 2 hart buizen ontstaan, die door de laterale kromming zullen fuseren. Het hart ligt voor de oerdarm. Het laterale plaat mesoderm (viserale plaat) zal de buitenkant van het hart vormen. Rondom het hart sluit ook het parientale blad waardoor de primitieve pericard holte ontstaat. Furine is een eiwit dat een rol speelt bij de ventrale sluitingsprocessen (sluiting viseraal en parientale blad). Als er geen furine aanwezig is, kan de hard buis niet gevormd worden. De hart buis kromt naar links waardoor het atrium boven komt te liggen. Nodal & Lelty genen zijn betrokken bij de hart kroming. De onderzijde van de bulbis cordis zal het Rechter ventrikel vormen, de bovenzijde zal de aorta en de truncus pulmonales vormen

De primitieve aorta vormt de hart oren (auriculae) Het ventricel vormt het linker ventrikel De rechter zijde van de sinus venosus vormt het rechter atrium en de linkerzijde de sinus coronarius De long venen vormen het linker atrium

Het linker en rechter atrium worden gescheiden door 2 septa: het septum primum en het septum secundum Het septum primum heeft gaten ostium primum. Deze gaten vormen later 1 gat: het ostium secundum. Het septum secundum bevat ook een gat: het foramen ovale.

De AV kanalen moeten gerangschikt worden zodat de ventrikkels gescheiden kunnen worden. Het musculus ventricel septum groeit van onder het hard naar boven en scheid het rechter ventrikel van het linker.

De chordae tendineae trekken de kleppen tussen het atrium en het ventrikel (mitral valve) open. Deze kleppen en de chordae tendineae worden gevormd door het uithollen van het myocard.

De truncus arteriosus wordt door het septum truncoconale gescheiden in de aorta en de truncus pulmonalis. Het septum truncoconale wordt gevormd door neurale lijst cellen. Het membraneuse deel van het septum, de truncus coconale, zal het laatste deel van de opening tussen de ventrikels sluiten.

HC 8 vorming vena en ateria


De vorming van de aorta en de pulmonaire kleppen: In de wand van de buizen ontstaan 3 sinussen die de kleppen zullen vormen.

Pharyngeale bogen hebben elk een eigen vene en arterie. Bij de mens zijn 5 kieuwbogen te vinden (1,2,3,4,6) De eerste en tweede kieuwboog arterin verdwijnen. Uit de 3de kieuwboog arterie ontstaat de a. corotis comunis (halsslagader) en een deel van de a. carotus interna. Uit de 4de kieuwboog arterie ontstaat de aorta boog, een deel van de aorta decendens en een deel van de rechter subclavia Uit de 6de kieuwboog arterie ontstaat de ductus ateriosus (verbinding tussen aorta en de truncus pulmonale)

Uit de aorta ontspringen 3 zijvaten: ventraal naar de maag-darmen lateraal naar de nieren en de testus/ de ovaria dorsaal naar het ruggenmerg en spieren uit de v. vitellinae (oranje) ontstaat: de lever sinusen de vena porta de ductus venosus een deel van de v. cava inverior Uit de v Umbilicales (groen) ontstaat: rechter v. umbilicalis *deze verdwijnt later wel weer. Linker v. umbilicalis De linker v. umbilicalis is verbonden met de ductus venosus zodat het zuurstof rijke bloed van de moeder naar het hart van het kind gaat

Uit de v. cardinalis ontstaat het veneuze systeem: De v. cardinalis posterior (licht blauw) De v. subcardinalis (donker blauw) De v. supra cardinalis (paars)

De longen krijgen tijdens de ontwikkeling nog bijna geen bloed. Door de ductus arteriosus loopt het bloed van het hart weer meteen de aorta in. De baby krijgt via de v. Umbilicales zuurstof rijk bloed. Bij de geboorte word de druk in het linker atrium groter waardoor het septum primum op het septum secundum klapt. Hierdoor worden het foramen ovale en foramen sucundum worden afgesloten. een gesloten bloedsomloop. De ductus arteriosus word door de druk in de truncus pulmonalis dicht gedrukt.

HC 9 De nieren en geslachtsorganen
Het intermediair mesoderm zal het urogenitaal stelsel vormen. Het intermediair mesoderm vormt cervicale nephrotomen, de pronephros De cervicale nephrotomen gaan in regressie en het mesonephros ontwikkeld zich: -Nefrotomen, functionele excretie units (met nierbuisjes en kapsel van Bowman) -Ductus mesonephrius, deze eindigt in de cloaca

Onder aan de ductus mesonephricus ontstaat een ureter knopje(Metanephrogeen blastema), dit zal de nier gaan vormen. De metanephrogeen blastema geeft substanties af, waardoor de nieren zich gaan ontwikkelen. Het metanephros gaat dan in regressie.

Uit het mesonephros (ureter knop) ontstaat: Uteter, vervoerd urine van de nier naar de blaas Pelvis renalis (nierbekken) Calyx major (nierkelk) Calyx minor Verzamelbuisjes Uit het metanephros ontstaat: Distale tubulis Lis van Henle Proximale tubulis Kapsel van Bowman De nieren (Ren) worden sacraal ( bij het bekken) aangelegd. Ze zullen tot thoracaal stijgen: de assendens van de nieren. De nieren stijgen via de dorsale aorta omhoog. Er worden steeds nieuwe arterin gevormd voor de nieren tijdens het stijgen. Het kan zijn dat er maar 1 nier stijgt en dat er 1 nier in de pelvis blijft. C Het kan ook gebeuren dat de nieren met elkaar vergroeid zijn en dat ze tijdens de assendens achter de a. mesenterica inverior blijven hangen. De hoefijzer nier blijft ook in de pelvis.

De cloaca moet gescheiden worden in de canalis anorectalis en de primitieve sinus urogenitalis door het septum urorectale. De siunus urogenitalis vormt: Een deel van de blaas Uretra gedeelte in het bekken Phallisch deel van de sinus urogenitalis (bij de vrouw het onderste deel van de vagina) Het Pallisch deel van de urogenitalis vormt: Bij de man: uretrha gedeelte van de penis Bij de vrouw: Vestibulum vaginae Als het septum urorectale niet goed gevormd word kunnen er verschillende defecten ontstaan. B: blaas verbonden met rectum. C: alle uitgangen op 1 gat. D: vagina verbonden met rectum.

Het urogenitaal stelsel word gevormd door oerkiemcellen die in de dooier zak ontstaan. De oerkiemcellen migreren langs de ophangbanden (mesentirium dorsale) naar de geslachts plooien. De geslachts plooien bestaan uit coeloomepitheel en mesenchym. Het coeloomepitheel vormt geslachtsstrengen in mesenchym en de ductus paranephricus. De geslachtsklieren (gonade) bestaan nu uit een medullair en corticaal deel.

TDF komt door Y chromosoom tot expressie. TDF zorgt er voor dat cellen in Sertoli cellen en Lydig cellen differentiren. Sertoli cellen scheiden AMH uit wat er voor zorgt dat de ductus paranepricus in regressie gaat. De Lydig cellen scheiden testosteron uit. Testosteron en dihydrotestosteron zorgen voor de ontwikkeling van geslachtsorganen. Uit de urtra ontstaat de prostaat en de bulbourethraleklieren De bulbourethrale klieren zitten onder de prostaat en zorgen er voor dat het urine geneutraliseerd word.

Uit de ductus mesonephrius ontstaat: Ductuli efferentes Epididymus Vas defferens Vesecula seminalis (zaadblaasjes) In de Vas efferens rijpen de zaadcellen. De Vas efferens bevind zich in de Epididymis (bijbal).

Bij de vrouw gaat de ductus mesonepricus in regressie en ontwikkeld de ductus paramesonepricus zich. Uit de ductus paramesonepricus ontstaat: Tuba uteria/ oviduct (eileiders) Uterus (baarmoeder) Superior deel vagina Het onderste deel van de vagina ontstaat uit de primitieve sinus urogenitalis. De bulbus sinovaginalis is een uitstulping in het onderste deel v/d vagina.

De uitwendige geslachtsorganen: Tuberculum urogenitale Definitieve sinus urogenitalis Urethra plooien Labioscrotale zwelling Man Glans penis Urethra penis Penis Scrotum Vrouw Clitoris Vestibulum vaginae Labia minora Labia majora Bij hypospadie is de penisschacht niet gesloten.

De testis ontstaan achter het peritoneum. Door het gubernaculum worden de testis de scrotum in getrokken. De peritoniaal holte moet na de afdaling van de testis wel afgesloten worden anders krijgt het kind een liesbreuk.

Het ovarium wordt naar beneden getrokken door het ligamentum ovaria.

HC 10 Ontwikkeling Hoofd
Uit de eerst kieuwboog ontstaat : De Prominentia Maxilaris De prominentia Mandibularis De prominentia Frontalis

Uit de processus nasalis medialis ontstaat het processus intermaxilaris. De neus vleugel worden gevormd door de processus nasalis lateralis Uit de prominentia maxilaris ontstaat de kaak en de wang Uit de prominentia mandibularis ontstaat de kin. Het philtrum ontstaat tussen de lip en de neus

Het gehemelte ontstaat uit de processus intermaxilaris (de primaire plaat) en prominentia maxilaris (2 processus palatinus).

De Processus palatinus groeien omhoog en klappen later naar beneden zodat het gehemelte gesloten word. Er kunnen verschillende sluitingsdefecten ontstaan.

De ontwikkeling van het oog: Uit het diencephalon wordt een oogbeker gevormd. De lens ontstaat uit het ectoderm, de lensplacode.

De oogbeker heeft twee lagen: Het buitenste deel bevat pigment retina (tegen verstrooiing van het licht) en het binnenste deel bevat neuraal retina (zenuw cellen) Door de oogbeker loopt een arterie die de lens tijdelijk van zuurstof voorziet. Later wordt dit de oog arterie. Het uitwendige oor en midden oor ontstaan uit de 1ste en 2de kieuwbogen. Het uitwendige oor ontstaat door zes zwellingen. Elke kieuw boog heeft een pharingeaal membraan en kieuwzakje. Het pharingeale membraan vormt het trommel vlies. Het kieuwzakje vormt: het midden oor de oorbeentjes de buis van Eustachius Het binnen oor ontstaat uit ectoderm (de oorplacode). Het oorblaasje komt in het rotsbeen waar het gehoor en evenwichtsorgaan ontwikkelen (het labirint)

De tong ontstaat uit de 1ste kieuwboog (2/3 van de tong) en de 3de + 4de kieuwboog (achterste en laatste 1/3 van de tong) Op de kieuwbogen ontstaan tong knoppen die met elkaar vergroeien en de tong vormen.

HC 11 Ontwikkeling van de Hersenen


Er zijn in het begin 3 hersenen blaasjes: Prosephalon Mesencephalon Rhombencephalon Het Prosephalon splits in het Diencephalon en Telencephalon Door de Flexure pontus wordt het Rhombencephalon opgeschoven en ontstaat het myelenchephalon en metencephalon.

Het Telencephalon en het Diencephalon vormen de forbrain. Het Mesencephalon vormt de midbrain Het Thombencephalon vorm de hindbrain. De plexus choroideus vormt het hersenvocht en bevind zich in het derde ventrikel van de hersenen Telencephalon: Diencephal: Mesencephalon: Rhombencephalon: Ruggenmerg: laterale ventrikel derde ventrikel aquaductus cerebri vierde ventrikel centraal kanaal

In het ruggenmerg liggen de cellichamen van de neuronen in de grijze stof. De uitlopers van de neuronen liggen in de witte stof. In de dorsale hoorn komt de sensibele informatie binnen via de radix dorsalis. Het dorsale wortelganglion bevat sensibele neuronen van het ganglion. Dit is gevormd door neurale lijst cellen. In de ventale hoorn liggen motorische zenuwen. De informatie komt via de ventrale radix bij het cellichaam van de neuronen In de nervus spinalis komen de ventrale en dorsale radix samen. De nervus spinales splitst in een ramus dorsalis en ramus ventralis.

De hersenstam ontstaat als een wervel maar door de plexus pontus in het Rhombencephalon komt de sensibele plaat lateraal te liggen en de motorische plaat mediaal. Uit het metencephalon ontstaat de pons en het cerebellum. De hersenstam bestaat uit het mesencephalon, de pons en het myelencephalon. Holoprosencephalie: prosephalon niet goed gekliefd waardoor 1 grootte hersenkwab is ontstaan. Telencephalon wordt cerebrale hemisferen. Diencephalon wordt thalamus, hypothalamus en epithalamus.

Telencephalon bevat het corpus striatum wat belangrijk is voor motoriek. De hypofyse/neurohypofyse, bevind zich onder de hypothalamus. De hypofyse heeft twee lobben die ontstaan uit het infundibulun En het Rathkes pouch.

Leguanen hebben een derde oog, epithalomus (epifyse), wat licht gevoelig is maar geen zicht heeft. De cerebelum is ernstig geplooid, dit komt doordat de cellichamen van de hersenen aan de buiten zijde liggen. Sulci zijn de groeven en Gyri zijn de wallen. De 2 hemisferen zitten via commiesuren en elkaar verbonden. Het corpus callosum zorgt voor informatie overdracht van linker en rechter hersenhelft. De hersenen krijgen zuurstof via 2 a. carotis interna, de voorkant van de hersenen, en 2 a. vertabralis, de achterkant van de hersenen. Dura matra, ontstaan uit het mesoderm, is het harde hersenvlies. De arachnoidea en pia mater, ontstaan uit neurale lijst cellen, zijn de zachte hersenvliezen. De pia mater ligt tegen de hersenen aan. Het arachnoidea is een soort spinnenweb wat hier overheen ligt. Tussen de dura matra en arachnoidea zit het hersenvocht.

HC 12 het skelet
De scheldel bestaat uit verschillende schedelplaten waar tussen fontanellen zitten. Door de fontanellen kunnen de platen over elkaar heen schuiven tijdens de geboorte. Het neurocranium omgeeft de hersenen. Deze schedel platen zijn ontstaan uit neurale lijstcellen en sclerotomen. Het membraneusze deel (de platte bot stukken) hebben desmale verbening ondergaan. Het kraakbenig deel (schedelbasis) ondergaat enchondrale verbening. Het viserocranium is het schedelaanzicht, ook dit deel is ontstaan uit neurale lijstcellen. Het viserocranium ondergaat enchondrale verbening Enchondrale verbening: mesoderm verbeent eerst naar kraakbeen en dan naar bot Desmale verbening: mesoderm verbeent meteen naar bot. De extremiteiten (ledenmaten) ontstaan als extremiteit knoppen. De Hox genen bepalen de positie van deze knoppen. De arm zit bij C5-C8 en de benen bij L3-L5. Als na 8 weken de ledenmaten zijn aangelegd is de embryonale fase ten einde. De digitale plaat zal tenen en vingers vormen. Er komen groeven in de digitale plaat, digitale stralen. Als laatst zullen de vliezen tussen de tenen en vingers in apoptose gaan.

Botten ontstaan uit het parientale deel van het laterale plaat mesoderm. In de extremiteit knoppen komt laterale plaat mesodem te liggen. Het mesoderm verbeent enchondraal (eerst kraakbeen). De botten verbenen tussen de myotomen in zodat de spieren mee kunnen groeien met het bot.

De groeiplaten onder de kop van de botten blijven kraakbeen zodat het bot nog kan groeien. Uit fibroblasten ontstaan de gewrichten. Deze zijn ook van kraakbeen. Gewrichten en ligamenten worden uit de laterale plaat mesoderm gevormd.

De dermis ontwikkeld zich uit het parientale blad van het laterale plaat mesoderm. Spieren ontstaan uit myotomen. Ventale spieren zijn flexors Dorsale spieren zijn extensors Tijdens de ontwikkeling zijn de ledenmaten naar buiten gestoken. De armen en benen moeten dan nog in de juiste positie roteren. De armen bewegen lateraal, de elleboog wordt naar achter gedraaid. De benen draaien mediaal waardoor de knie naar voren komt.

HC 13 Placenta en vliezen
De cytotrophoblast vormt de vruchtvliezen. De syncytotrophoblast zal de placenta gaan vormen. Deze zal de baarmoeder wand in gaan groeien. Er zullen trophoblastic lacunas ontstaan die tegen de arterien van de moeder aan groeien. De arterienen worden open gebroken zodat de lacunas zich kunnen vullen met bloed.

Buiten het embryo ontstaat het extaembryonaal reticulum. Het extraembryonaal mesoderm groeit om het embryo heen. Het extraembryonaal reticulum verdwijnt waardoor de chorionholte ontstaat.

Chorionvlokkenn onstaan doordat het extraembryonale mesoderm de syncytiotrophoblast in groeit.

De bloedvaten groeien met het extraembryonale mesoderm mee naar beneden.

De syncytiotrophoblast en de cytotrophoblast vormen de placenta barrire.

De placenta is een cotelydon (heeft aan de materale zijde bulten). Dit komt doordat er septa beginnen in te groeien. In de navel streng zitten 3 vaten: 1 v. umbilicalis dat van de moeder naar het kind loopt en zuurstofrijk bloed bevat en 2 a. umbilicalis wat van het kind naar de moeder loopt met zuurstof arm bloed.

Dizygote tweelingen hebben elke een eigen bevruchte eicel. Deze tweelingen hebben altijd een eigen placenta en eigen amnionholte. Monozygote tweelingen komen uit 1 bevruchte eicel en kunnen zowel een eigen placenta met eigen amnionholte hebben. Ook kunnen ze een gedeelde placenta hebben met eigen amnionholte of met 1 amnionholte. Teratogenen zijn schadelijke stoffen. Deze kunnen voor afwijkingen zorgen bij het kind en de groei vertragen (IUGR). Een stof is pas teratogeen als het aan de volgende criteria voldoet: Het moet genuttigd/gebruikt worden tijdens het ontwikkeling stadium van het kind Het moet aangrijpen op het genotype De dosis moet groot genoeg zijn om schade aan te richten Je kunt afwijkingen op 2 manieren voorkomen: Primaire preventie: voorkomen van afwijkingen Secundaire preventie: voorkomen van geboorte Penetrale diagnostiek Wat Vruchtwaterpunctie Vlokkentest Ultrasonografie

Wanneer In week 14 In week 10 Direct na bevruchting

Waarnaar DNA, AFP (openrug) DNA Afwijkingen

You might also like