You are on page 1of 1

Problematisering van praktijken

Michel Foucault

Door zo van de moderne tijd via het christendom naar de oudheid terug te gaan leek het me onvermijdelijk
een heel eenvoudige en tegelijk heel algemene vraag te stellen: waarom zijn het seksuele gedrag en de
activiteiten en lusten die er deel van uitmaken het voorwerp van een morele bezorgdheid? Waarom die
ethische zorg die, tenminste op bepaalde momenten en in bepaalde samenlevingen of groepen, belangrijker
lijkt dan de morele aandacht die aan andere gebieden wordt gegeven die in het individuele of collectieve
leven toch wezenlijk zijn, zoals de voedingsgewoonten of de vervulling van de burgerplichten? Ik weet best
dat er dadelijk een antwoord voor de geest komt: ze zijn het voorwerp van fundamentele verboden waarvan
de overtreding als een ernstig vergrijp wordt beschouwd. Maar daarmee wordt de vraag zelf als oplossing
gegeven en het is vooral een miskenning van het feit dat de intensiteit of de vormen van de ethische zorg
voor het seksuele gedrag niet altijd in een directe relatie staan tot het systeem van verboden; het gebeurt vaak
dat de morele bekommernis groot is als er juist geen verplichting of verbod bestaat. Kortom, het verbod is
één ding, de morele problematisering een ander. Het leek me dus dat deze vraag als leidraad moest dienen:
hoe, waarom en in welke vorm werd de seksuele activiteit gefundeerd als domein van de moraal? Waarom
die zo nadrukkelijke ethische bezorgdheid, hoewel in wisselende vorm en intensiteit? Waarom deze
'problematisering'? Het is ten slotte juist de taak van een geschiedenis van het denken, in tegenstelling tot de
geschiedenis van de gedragingen of de voorstellingen, de voorwaarden vast te stellen waaronder het
menselijk wezen problematiseert wat het is, wat het doet en de wereld waarin het leeft.

Maar toen ik deze heel algemene vraag stelde en haar aan de Griekse en Grieks-Latijnse cultuur voorlegde,
werd het me duidelijk dat deze problematisering met een geheel van praktijken was verbonden die in onze
samenlevingen ongetwijfeld een enorm belang hebben gehad: dat wat men de 'bestaanskunsten' zou kunnen
noemen. Daaronder moeten weldoordachte en welbewuste praktijken worden verstaan waarmee de mensen
niet alleen gedragsregels voor zich vaststellen, maar proberen zichzelf te veranderen, hun eigen wezen te
wijzigen en van hun leven een kunstwerk te maken dat bepaalde esthetische waarden meedraagt en aan
bepaalde stijlcriteria beantwoordt. Deze 'bestaanskunsten' of 'zelftechnieken' hebben stellig gedeeltelijk aan
belang en onafhankelijkheid ingeboet toen ze met het christendom in een pastorale machtsuitoefening
werden opgenomen en vervolgens in educatieve, geneeskundige of psychologische praktijktypen. Dat neemt
niet weg dat de lange geschiedenis van deze bestaansesthetica's of zelftechnologieën stellig opnieuw
geschreven zou moeten worden. Nu al weer lang geleden onderstreepte Burckhardt hun belang ten tijde van
de renaissance, maar daar houden hun voortbestaan, geschiedenis en ontwikkeling niet op. In ieder geval
leek me dat een studie naar de problematisering van het seksuele gedrag in de oudheid als een hoofdstuk, een
der eerste hoofdstukken, van deze algemene geschiedenis van de 'zelftechnieken' kon worden beschouwd.

Dat is de ironie van die pogingen die je doet om je zienswijze te veranderen, om je kennishorizon te wijzigen
en daarvan enige afstand te nemen. Leidden ze inderdaad tot een andere denkwijze? Misschien maakten ze
het hoogstens mogelijk wat je al dacht anders te denken, en wat je doet vanuit een andere invalshoek en in
een helderder licht te zien. Je dacht afstand te nemen en vindt je recht boven jezelf terug. De reis maakt de
dingen jonger en de verhouding tot zichzelf ouder. Ik heb de indruk dat ik nu beter zie hoe ik enigszins
onbezonnen aan de hand van verschillende achtereenvolgende brokstukken aan deze poging tot een
geschiedenis van de waarheid was begonnen: geen analyse van de gedragingen of denkbeelden, van de
maatschappijen of hun 'ideologieën', maar van de problematiseringen door middel waarvan het menselijk
wezen als gegeven kan en moet worden gedacht, en van de praktijken op grond waarvan ze tot stand komen.
De archeologische dimensie van de analyse biedt de gelegenheid de problematiseringsvormen zelf te
analyseren en haar genealogische dimensie analyseert hun formering vanuit de praktijken en hun
wijzigingen. Problematisering van waanzin en ziekte op grond van maatschappelijke en medische praktijken
die een bepaald 'normalisatieprofiel' vaststellen; problematisering van leven, taal en arbeid in
vertoogpraktijken die aan bepaalde 'epistemische' regels gehoorzamen; problematisering van misdaad en
misdadig gedrag vanuit bepaalde strafpraktijken die een 'tuchtmodel' volgen. En nu zou ik willen laten zien
hoe de seksuele bezigheden en lusten in de oudheid werden geproblematiseerd in en door zelfpraktijken. die
criteria voor een 'bestaansesthetica' in het spel brachten.

Uit het hoofdstuk 'Wijzigingen' uit 'Het gebruik van de Lust', Uitgeverij Sun , ISDN 90 6168 228 2

You might also like