Professional Documents
Culture Documents
de cel – deel II
Bachelor geneeskunde – academiejaar 2013-2014
1
Referentiekader opleiding geneeskunde
CanMEDS rollen
2
Van fysicochemische processen tot de cel
Situering in opleiding geneeskunde
3
Van fysicochemische processen tot de cel
Situering in opleiding geneeskunde
Verwante opleidingsonderdelen:
Van cel naar weefsel: structuur & functie
Geïntegreerd metabolisme
Bereidt voor op orgaansystemen: ademhaling, nier, neuro, bloedsomloop…
4
Doelstellingen
Inzicht verschaffen in de grondslagen van de cellulaire
structuur en functie in het menselijk lichaam
Met klemtoon op fundamentele processen die in nagenoeg elk
celtype van het menselijk lichaam voorkomen
Integreren van verschillende wetenschappelijke disciplines
Chemie, biologie, fysica, histologie, biochemie, genetica, fysiologie…
Aandacht voor de wisselwerking tussen structuur en functie.
Aanbrengen van translationeel denken door celbiologische
inzichten in een medische context te plaatsen.
Begrijpen van ziektemechanismen: mutaties, toxines, virussen…
Ontwikkeling en werkingsmechanisme van geneesmiddelen
Kennismaking met de wetenschappelijke methode
5
Didactisch team
hoorcolleges monitoraat
werkzittingen
6
Studiemateriaal
Handboeken
Becker‟s World of the Cell, 8th edition (Pearson)
Cellular Physiology and Neurophysiology, 2nd edition (Elsevier Mosby)
7
activiteit docent datum hoofdstuk onderwerp
HC-1 JE 24/sep 4 cellen en organellen: algemene eigenschappen van cellen
HC-2 JE 27/sep 4 cellen en organellen: de opbouw van een eukaryote cel
HC-3 JE 30/sep 7 membranen: structuur en functie
HC-4 JE 1/okt 7 membranen: membraanlipiden
HC-5 JE 7/okt 7 membranen: membraaneiwitten
WZ-1 JE 8/okt 7 intro: structuur en functie van membranen
HC-6 TV 11/okt 8 membraantransport: eenvoudige diffusie
HC-7 TV 14/okt 8 membraantransport: osmose
HC-8 TV 15/okt 8 membraantransport: energetische aspecten van transmembranair transport
HC-9 JE 16/okt 8 membraantransport: gefaciliteerde diffusie
HC-10 JE 18/okt 8 membraantransport: actief transport
WZ-2 JE/PVG 22/okt 7/8 responsie: structuur en functie van membranen / intro: transmembranair transport
HC-11 JE 25/okt 12 endomembraan: endoplasmatisch reticulum en Golgi apparaat
HC-12 JE 28/okt 12 secretorische route: modificering en sortering van eiwitten
HC-13 JE 29/okt 12 endocytotische route: sortering en vertering van eiwitten
HC-14 JE 4/nov 12 vesiculair transport
WZ-3 PVG/PVG 5/nov 8/12 responsie: transmembranair transport / intro: secretorische en endocytotische route
HC-15 TV 8/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: de cel als elektrisch circuit
HC-16 TV 12/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: selectiviteit en schakeling van ionenkanalen
HC-17 TV 15/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: spanningsgeschakelde ionenkanalen en de actiepotentiaal
HC-18 TV 18/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: voortgeleiding en modulatie van de actiepotentiaal
WZ-4 PVG/RV 19/nov 12/13 responsie: secretorische en endocytotische route / intro: prikkelbaarheid
HC-19 JE 22/nov 13 signaaltransductie in prikkelbare cellen: synaptische communicatie
HC-20 JE 25/nov 14 signaaltransductie: signaalmoleculen en receptoren
HC-21 JE 26/nov 14 signaaltransductie: GPCR & signaaltransductie via cAMP
HC-22 JE 29/nov 14 signaaltransductie: GPCR & signaaltransductie via IP3 en DAG
HC-23 JE 2/dec 14 signaaltransductie: proteïnekinase-geassocieerde receptoren
WZ-5 RV/PVG 3/dec 13/14 responsie: prikkelbaarheid / intro: signaaltransductie
HC-24 JE 6/dec 15 cytoskelet: microtubuli
HC-25 JE 9/dec 15 cytoskelet: actinefilamenten en intermediare filamenten
HC-26 JE 10/dec 16 beweging: kinsesine en dyneine motoren
HC-27 JE 13/dec 16 beweging: myosine motor en sarcomeer
WZ-6 8 PVG 16/dec 14 responsie: signaaltransductie
HC-28 JE/TV 17/dec 16 herhalingsles
Werkzittingen
Werkzittingen
Structuur en functie van membranen Jan Eggermont
Transmembranair transport Peter Vangheluwe
Secretorische/endocytotische route Peter Vangheluwe
Prikkelbaarheid Rudi Vennekens
Signaaltransductie Peter Vangheluwe
Wat?
Voorbeelden
Toepassingen
Gelegenheid tot vragen stellen
9
Helpdesk
Vragen stellen aan docenten
Tijdens of na het hoorcollege
Discussieforum op Toledo
Opvolging door studenten en docent
10
Examen
Geïntegreerd meerkeuzevraag examen
50 vragen
Leerstof verwerkt doorheen alle vragen
Meerkeuzevragen
Voor elke vraag is er slechts 1 correct antwoord.
Keuze tussen 4 antwoordmogelijkheden
Quotering:
Correct antwoord: +1
Fout antwoord: -0.33
Geen antwoord: 0
11
Goede afspraken maken goede vrienden
We beginnen stipt op tijd.
We zitten neer bij het aanvangsuur van het hoorcollege.
12
Cellen en organellen (BWC4)
13
Eigenschappen en strategieën
van cellen
Essentiële vraag
Hoe functioneren cellen in hun
specifieke context?
Antwoord
Door variaties in algemene
karakteristieken
Complexiteit van organisatie
Moleculaire componenten
Grootte en vorm
Specialisatie
Figure 1-1
14
Indeling van cellen in functie van
organisatie en functie
Fundamenteel verschillende types van cellulaire
organisatie
Morfologisch
Moleculair Celbiologie
Functioneel
15
Prokaryoot Eukaryoot
Fig 4-3
Fig 4-5
Probleem: te simpele indeling
• Te sterke nadruk op morfologische karakteristiek: +/- kern
• Houdt geen rekening met moleculaire/functionele diversiteit van prokaryoten
16
Huidige indeling in 3 domeinen
Bacteria Archaea Eukarya
3 domeinen ifv vorm, moleculaire samenstelling, functie
Bacteria Archaea Eukarya
Vorm Klein, geen kern Klein, geen kern Groot met kern
17
18
Algemene eigenschap: celgrootte
1 mm 5 mm 10 mm 100 mm
Bacteria/archaea Eukarya
Uitersten: tot 0,2 mm Uitersten: neuronen met meter(s)lange axonen
19
Waarom beperking in celgrootte?
Waarom is mmeter schaal ideaal voor cellulaire functie?
21
Figure 4-1 Unlabeled
22
Figure 4-1 Labeled
23
Q: hoe capaciteit van membraantransport vergroten?
24
Diffusiesnelheid van moleculen
Moleculen in cytoplasma bewegen door diffusie
Passief proces: van hoge naar lage concentratie
Willekeurig in 3 dimensies
Hoe groter de afstand, des te groter de diffusietijd
𝑥2
t = diffusietijd
x2
Lengte (mm) 10 20
Afstand tot centrum (mm) 5 10
Dglucose 5 X 10-6 cm2/s 5 X 10-6 cm2/s
x4
Diffusietijd (ms) 25 100
25
Behouden van voldoende hoge concentraties
Snelheid van enzymatische reactie
Concentratie aan reagentia
Concentratie aan enzyme
bepaalt kans op succesvolle binding van R aan E
x2
Lengte (mm) 10 20
Volume (mm3) 1000 8000
Concentratie (mM) 5 5
x8
Aantal nmol 5 40
26
Q: hoe concentraties in stand houden bij grotere celvolumes?
pH 4,5
Ca2+ 1 mM
Figure 4-5
27
Verschillen tussen bacteria, archaea en
eukarya
28
Bacteria Eukarya
Bacteria Eukarya
- Geen membraanomgeven kern - Membraanomgeven kern
- DNA nucleoid; geen histonen - DNA chromosomen; histonen
- Expressie: geen RNA processing - Expressie: RNA processing
29
Bacteria Eukarya
Bacterie Eukarya
- Geen organellen - Organellen: endoplasmatisch
reticulum, Golgi, lysosomen, …
- functionele specialisatie
30
Bijkomende specifieke eigenschappen van
eukarya
Figure 4-23 Figure 4-7
31
Virus: structurele eigenschappen
Grootte: 25 tot 300 nm
Opbouw
Kern = genoom
DNA of RNA
Enkelstrengig of dubbelstrengig
Capside of eiwitmantel
Eén eiwit of verschillende types eiwitten
Optioneel: membraanenveloppe
Geen cytoplasma, geen organellen, geen
ribosomen
Figure 2-20
32
Virus: infectieuze cyclus
pathogene eigenschappen
Binnendringen van gastcel
Specificiteit of tropisme
bepaalt ziektepatroon
33
Figure 21 A1
Diversiteit in virussen Figure 4-26
Grootte en vorm
Opbouw
DNA RNA; ss ds
Eiwitmantel: component(en)
Membraanenveloppe
Infectieuze cyclus
Gastcel
Bacterie, plant, dier, mens
Effect op gastcel
Lysis, …
34
Even filosoferen…
Leeft een virus?
35
Het menselijk
microbioom
36
Cellen en organellen (BWC4)
37
Indeling van eukaryote cel
Compartimentalisering van de cel
Plasmamembraan
Kern
Cytoplasma = interne volume
van cel behalve de kern
Cytosol
semifluide vloeistof
Organellen
compartimenten
met specifieke functies
Cytoskelet
Figure 4-5a
38
Figure 4-5a
39
Table 4-2
40
Plasmamembraan
Elke cel is omgeven door plasmamembraan Figure 4-9a
Samenstelling:
Membraanlipiden
Membraaneiwitten
41
Amfipathische moleculen
42
Figure 2-10 Figure 2-11
43
Figure 4-9
44
Samenstelling van plasmamembraan
(zie ook hoofdstuk 7)
Membraanlipiden Membraaneiwitten
45
Kern
(zie ook hoofdstuk 18)
Meest prominente structuur in eukaryote cel
Bevat DNA chromosomen chromatine
Omgeven door
kernenveloppe
Dubbele
membraan Figure 4-10
Kernporien
Transport van
RNA, eiwitten
Nucleoli
rRNA synthese
46
Figure 4-10
47
Mitochondria
Aanwezig in alle eukaryote cellen ( tot > 100/cel)
Structuur
Dubbele membraan
Buitenste mitochondriale membraan
Binnenste mitochondriale membraan cristae (instulpingen)
Matrix = intern compartiment
Bevat circulair DNA, RNA, eiwitten
Expressie van beperkt aantal mitochondriale genen
Maar: meeste eiwitten geïmporteerd vanuit cytosol
Functie: synthese van ATP
Cellulaire ademhaling
48
Figure 4-11
49
Variatie in aantal en locatie van
mitochondria
spermatozoön spiercel
50
Endosymbiont theorie
Oorsprong van mitochondria en chloroplast
Structurele gelijkenis met bacteriën
Grootte en vorm: 1 mm, langwerpig
Bevat circulair DNA zonder histonen
Gelijkaardige ribosomen: rRNA, eiwitten
Genexpressie
Endosymbiont theorie
Initieel: protoeukaryoot zonder
mitochondria en chloroplasten
Fagocytose van bacteriën
Later: evolutie tot mitochondria
en chloroplasten
Figure 11 A
51
Endoplasmatisch reticulum
Structuur
Netwerk verspreid over ganse cytoplasma
Omgeven door enkelvoudige membraan
Membraan continu met buitenste membraan van kernenveloppe
Lumen: interne ruimte omgeven door ER membraan
Twee functionele types
Ruw ER: bekleed met ribosomen
Synthese van membraaneiwitten en secretorische eiwitten
Glad ER: zonder ribosomen
Synthese van lipiden en steroiden
Detoxificatiereacties: inactivering van toxische stoffen,
Opslagplaats van Ca2+ signaaltransductie
52
Figure 4-15
53
Golgi apparaat
Structuur
Stapel van cisternae = platte vesikels met enkele membraan
Perinucleair gelegen
Onderverdeling in
Cis-, mediaal- en trans-Golgi
Functie
Onderdeel van secretorische route
Modificering van secretorische en membraaneiwitten
Voorbeeld: afwerken van glycosylering
Sortering van eiwitten in functie van bestemming:
plasmamembraan, endosomen, lysosomen
54
Figure 4-16 Labeled
55
Secretorische route
Ruw ER
Synthese van secretorische
en membraaneiwitten
Golgi complex
Modificatie van eiwitten
Sortering van eiwitten
Secretorische vesikels
Opslag en transport van
eiwitten
Plasmamembraan
Afgave van eiwitten
Figure 4-17
56
Lysosoom
Structuur Figure 4-18
57
Peroxisoom
Structuur Figure 4-19
Functie
Afbraak van H2O2
Oxidering van lange vetzuren
Afbraak van toxische producten
58
Cytoskelet
Driedimensioneel netwerk van „kabels‟ Figure 4-23
Microfilamenten actine
Microtubuli tubuline
Intermediaire filamenten
desmine, keratine
Functie
Geeft vorm en stevigheid aan de cel
Kabels voor vesiculair transport
Kern- en celdeling: transport van chromosomen, dochtercellen
Cellulaire beweging van cel cilia,flagella
Contractie van spiercellen
59
Figure 4-24 Labeled
60
Figure 4-24
Microtubuli
Structuur
Holle cilinder opgebouwd uit 13
protofilamenten
Diameter 25 nm
Protofilament: seriële aaneenschakeling
van tubuline dimeren
Polariteit - dynamisch
Cellulaire structuren
Figure 4-23
Cilia, flagella
Delingsspoel
3D netwerk
centrum periferie
61
Microfilamenten Figure 4-24
Structuur
Dubbelhelix van actinefilament (F-actine)
Diameter: 7 nm
F-actine: polymerisatie van actine
monomeren (G-actine)
Polariteit - dynamisch
Cellulaire structuren
Stress fibers Table 15-1
Corticaal cytoskelet (onder de
plasmamembraan)
Sarcomeer in spiercellen
62
Figure 4-24
Intermediaire filamenten
Structuur
Kabel van 8 protofilamenten
Diameter: 8 – 12 nm
Protofilament: seriële aaneenschakeling
van tetrameren
Verschillende subtypes celtype
specifiek
Stabiele structuur
Cellulaire rol Table 15-1
63
Membranen: structuur, functie en
samenstelling (BWC7)
3. Structuur en functie
64
Functies van membranen
65
Afbakening en permeabiliteitsbarrière
Afbakening Figure 7-2
Permeabiliteitsbarrière
Niet doorlaatbaar
voor hydrofiele
en grote moleculen
Ionen
Glucose, aminozuren,…
Eiwitten, DNA, RNA
Doorlaatbaar voor apolaire stoffen
66
Antimicrobiële peptiden
Aangemaakt in huid, darm,
luchtwegen
Structuur
- peptiden: 10 à 50 AZ
- kationisch, amfipathisch
A B
Wikipedia
67
Antimicrobiele peptiden
Werkingsmechanisme
68
Nature Reviews Microbiology 3, 238-250 (March 2005)
Subcellulaire localisering van specifieke
functies
Membranen bevatten
specifieke set van eiwitten
Plasmamembraan
ER membraan
…
moleculen
Transportsystemen in
membraan voor
Ionen: Na+, K+, Ca2+ …
Glucose, AZ, …
Eiwitten, DNA, RNA…
Figure 7-2
70
Cellulaire communicatie
Cellulaire communicatie
Ontvangen en doorgeven
van signalen
Chemisch: hormonen, …
Elektrisch: zenuwimpuls
Signaaltransductie
Omzetten van extracellulair
signaal in cellulaire respons
Membraanreceptoren
binden van signaalmolecule
Resulteert in respons Figure 7-2
71
Celadhesie
Vasthechting aan
extracellulaire matrix
Binding aan collageen, …
Figure 7-2
72
Membraanstructuur
Observaties - 1
- Dikte: 6 a 8 nm
- Tramspoorpatroon
- 2 donkere, perifere lijnen
- Centrale heldere zone
73
Membraanstructuur
Observaties - 2
Samenstelling van membraan
- Basiscomponenten: lipiden en eiwitten
- Wisselende verhouding eiwitten/lipiden ifv type van membraan
74
Membraanstructuur
Observaties - 3
Laterale mobiliteit van lipiden en eiwitten in membraan
Fluïde natuur van membraan
Figure 7-11
75
Membraanstructuur
Fluid mosaic model (Singer & Nicolson)
Fluïde lipidendubbellaag: 6 a 8 nm
2 bladen van amfipathische lipiden
Cytosolisch blad
Exoplasmatisch blad
Centrale hydrofobe kern
Perifere polaire hoofdgroepen
76
Fluid mosaic model
Bouwstenen: membraanlipiden
Amfipathische structuur Figure 2-11
Hydrofiel hoofd
Hydrofobe staart
Voorbeeld: fosfoglyceride
Glycerol ruggengraat
Hydrofobe staart: 2 vetzuurketens
Veresterd op C1 en C2 van glycerol
Hydrofiel hoofd
Negatief geladen fosfaat op C3
Bijkomende polaire elementen op P
77
Fluid mosaic model
Bouwstenen: integrale membraaneiwitten
Amfipathische structuur Figure 7-5
78
Fluid mosaic model
Eigenschappen
Spontane vorming van lipidendubbellaag
Zelfassociatie van amfipathische
lipiden (cfr infra)
Drijvende kracht: hydrofobe interactie
Hydrofobe barrière
Centrale lipidendubbellaag
Fluïditeit
Laterale beweging van lipiden en eiwitten
79
Spontane vorming van lipidendubbellaag
Niet-covalente zelf-associatie van lipiden
Figure 2-11 Figure 2-12 “ONS KENT ONS”
81
Membraanlipiden Figure 7-6
3 klassen
Basisstructuur: amfipathisch
Hydrofiel hoofd
Hydrofobe staart
3 klassen
Fosfolipiden
Hydrofiel hoofd bevat fosfaat
Meest frequente membraanlipide
Glycolipiden
Hydrofiel hoofd bevat suiker(s)
Sterolen
4-ring koolwaterstofstructuur
82
Figure 7-6
83
Fosfolipiden
Hydrofiel hoofd: fosfaat + …
Figure 7-6
Hydrofobe staart:VZ ketens
Grote moleculaire
diversiteit
Structuur van hoofd lading!
Lengte en saturatie van VZ
85
Fosfoglyceriden
Wikipedia
Glycerol ruggengraat Figure 3-29
Hydrofiel hoofd
Fosfaat veresterd op C3
Bijkomende restgroep: -P-O-R
Variatie in lading: neutraal of -
86
Table 7-2 Labeled
87
Vetzuren in membraanlipiden
Hydrofobe onderdeel van fosfolipiden en glycolipiden
Verantwoordelijk voor hydrofobe barrière van membraan
Variatie in saturatie
bepalend voor
fluïditeit van membraan
Verzadigde VZ: dichte
opeenstapeling
Onverzadigde VZ: slechte
laterale stapeling
88
Table 3-5 Labeled
laurinezuur
myristinezuur
verzadigd
palmitinezuur
stearinezuur
palmitoleinezuur
onverzadigd
oliezuur
linolzuur
linoleenzuur
arachidonzuur
89
Essentiële vetzuren
niet aangemaakt in lichaam voeding
Linolzuur
C18:2(w-6)
Linoleenzuur
C18:3(w-3)
Wikipedia
90
Sfingomyeline
Ruggengraat: sfingosine
Amino-alcohol
Hydrofobe staart
Alifatische keten van sfingosine
VZ: amidebinding op sfingosine
Lange keten: C18, C20 Figure 7-6
Verzadigde keten
Hydrofiel hoofd
-P-choline: veresterd op –OH van sfingosine
91
Figure 7-6
92
Diversiteit in fosfolipidensamenstelling van
membranen
Figure 7-7
93
Glycosfingolipiden
Ruggengraat: sfingosine
Hydrofobe staart
Alifatische keten van sfingosine
VZ: amidebinding op sfingosine
Lange keten: C18, C20
Verzadigde keten
galactocerebroside
Hydrofiel hoofd
1 of meerdere suikers op –OH van sfingosine Figure 7-6
Figure 7-6
Vormt geen lipidendubbellaag op zich
Schuift in tussen fosfolipiden en glycolipiden
Vermindert de fluïditeit van membraan
95
Figure 3-30 Labeled
96
Wikipedia
97
cholesterol ergosterol
nystatine
Wikipedia
98
Asymmetrische verdeling van lipiden
Verschillen tussen membranen: PM ER
15% SL
50% 35%
GL C
95% GL
5% C
1-99
Asymmetrische verdeling van lipiden
Verschillen tussen bladen: exo cyto
Asymmetrische
samenstelling
Exo = PC / SL / C
Cyto = PS / PE / PI / C
Cyto = PC / PS / PE / C
Exo = PC / PS / PE / C
Symmetrische verdeling
1-100
Asymmetrische verdeling van lipiden
101
Asymmetrische verdeling van lipiden
Mechanismen
Plaats van biosynthese:
organel en blad
Fosfoglyceriden
Synthese in cytosolisch blad van
ER
Volgen transport naar Golgi en
PM via secretorische route
Glycolipiden en sfingomyeline
Synthese in exoplasmatisch blad
van Golgi apparaat
Volgen transport naar PM via
secretorische route
Figure 4-17
1-102
Asymmetrische verdeling van lipiden
Mechanismen
Flip-flop
Translocatie tussen 2 bladen
Spontane flip-flop: zelden (<1x/week)
Thermodynamisch ongunstig
Flippasen
ATP-gedreven transporters die
flip-flop catalyseren
Selectiviteit inzake Figure 7-10
Substraat
Richting: uni- versus bidirectioneel
Voorbeelden
ER: flippase voor PC, PS, PE: cytosolisch exoplasmatisch
PM: flippase voor PS en PE: exoplasmatisch cytosolisch
103
Asymmetrische samenstelling van
membranen: implicaties en belang
Flipflop van PS tijdens apoptose Glycolipiden in E-blad:
-Scramblase: bidirectionele flipflop -Celrecognitie
-PS in E-blad: herkend door macrofagen -Celadhesie
-Signaal voor fagocytose
Apoptose
(scramblase)
1-104
Fluïditeit van membraan
Observatie
Laterale mobiliteit van lipiden en eiwitten in membraan
Fluïde natuur van membraan
Figure 7-11
105
Fluïditeit van membraan
Laterale mobiliteit van lipiden
en eiwitten in membraan
Spontaan
Temperatuurafhankelijk
Lipiden
snel: 1 mm/s (37 °C)
Eiwitten: trager
Grotere massa Figure 7-10
106
Fluïditeit van membraan
Fasetransitie: “gel-like” “fluid-like”
108
Fluïditeit van membraan
Effect van vetzuursamenstelling
Lengte van vetzuurketen
Langere VZ ketens minder
fluïde
Tm,C20 = 76 °C
Tm,C10 = 32 °C
Verzadiging
Hoe meer cis-dubbele
bindingen meer fluïde
Tm,C18:0 = 70 °C
Tm,C18:2 = 5 °C
Figure 7-13
109
Fluïditeit van membraan
Effect van vetzuursamenstelling
Figure 7-14
membraan
Schuift in tussen fosfolipiden en
glycolipiden
-OH H-brug met hydrofiel deel
4-ring KWS interactie met hydrofoob
111
Lipid rafts
Microdomeinen in de plasmamembraan
Eilandjes in plasmamembraan
Lipidensamenstelling
Glycolipiden en fosfolipiden
Bevatten lange, verzadigde VZ stapeling+
Cholesterol
Vorming van „gel-achtige‟ lipidendomeintjes
„drijven‟ rond in de fluïde membraan
Eiwitsamenstelling
Associatie van specifieke eiwitten met raft: receptoren, kinasen,
transporteiwitten
112
Membranen: structuur, functie en
samenstelling (BWC7)
5. Membraaneiwitten
113
Membraaneiwitten: de „mozaiek‟ component
van de membraan
- Ingebed of geassocieerd met
lipidendubbellaag
- Verschillen tussen membranen
- Hoeveelheid van eiwitten
- Myeline PM: 18%
- Binnenste mito: 76%
- Identiteit van eiwitten
Figure 7-16
Figure 7-17
114
Figure 7-18 Labeled
Klassen van membraaneiwitten
Figure 7-19
116
Integrale membraaneiwitten
Figure 7-19
Amfipathische eiwitten
- Hydrofoob deel
inbedding in membraan
- Hydrofiel deel steekt
uit aan beide zijden van
membraan
117
Transmembranaire peptideketens
Probleem
2-118
Figure 3-2
119
Subtype van integrale membraaneiwitten
Transmembraaneiwitten
Transmembranaire a-helix: 1 of meerdere
20 a 30 aminozuren lang
Hydrofobe R-groepen Figure 7-21
Inbedding in
lipidendubbellaag
Exoplasmatisch deel
Hydrofiel
Eventueel suikergroepen
glycocalix
Cytoplasmatisch deel
Hydrofiel
120
Figure 3-8 Labeled
121
Figure 3-2
122
Perifere membraaneiwitten
Figure 7-20 Figure 7-19
Hydrofiele eiwitten:
geassocieerd aan 1 zijde
van membraanoppervlak
123
Figure 7-20 Labeled
Membraaneiwitten met vetanker
Figure 7-19
125
Topologie van transmembraaneiwitten
Aantal transmembranaire segmenten + oriëntatie tov
membraan
Wordt bepaald bij biosynthese; nadien geen verandering Figure 7-21
126
Topologie van transmembraaneiwitten
Voorstelling aan hand van
hydropathieplot
Score van AZ ifv aard van R-groep
Hydrofobe R-groep score > 0
Hydrofiele R-groep score < 0
Positieve zone voorspeld
transmembranair segment
Negatieve zones
exoplasmatische of
cytoplasmatische delen
Figure 7-23
127
Functies van membraaneiwitten
Staan in voor biologische activiteit van membraan
Enzymatische reacties
Vb Gluclose-6-fosfatase
Transporteiwitten
Carriers, kanalen, pompen,
symporters, antiporters
Receptoren en
signaaltransductie-eiwitten
Celadhesie aan
extracellulaire matrix
Cel-celinteractie adhesie en communicatie Figure 7-2
128
Glycosylering van membraaneiwitten
Aanwezigheid van suikers in
exoplasmatisch blad tgv
Glycolipiden: suiker(s) als hoofd
Glycoproteinen: covalente binding van
suikergroep aan AZ
N-linked: aan N van Asn
O-linked: aan O van Ser of Thr
129
Glycosylering van membraaneiwitten
voorbeeld: glycoforine
Singlepass
membraan
eiwit in RBC
Extracellulaire
N-terminus
16 suiker-
groepen
1 N-linked
15 O-linked
Negatieve
lading
afstoting van
RBC Figure 7-26
Figure 7-21
130
Glycocalixlaag
Extracellulaire suikerlaag
aan celoppervlak
Glycolipiden en glycoproteïnen
Moleculaire diversiteit ifv
samenstelling van suikers
Functie
Celadhesie
Celrecognitie
ABO bloedgroepensysteem
Binding van antilichamen
Signaaltransductie: binding van
signaalmoleculen
Figure 7-27
131
Toepassing glycocalix
ABO bloedgroepen
ABO bloedgroepsysteem
Bepaald door
oligosaccharidesamenstelling
van glycocalix
Variatie in ABO bloedgroepen
Aan- of afwezigheid van
specifiek glycoslytransferase
voor aanhechting van terminale
suiker
Genetisch bepaald: allellische
diversiteit
132
Mobiliteit van membraaneiwitten
6. Eenvoudige diffusie
135
136
Diffusie: spontane beweging van moleculen
in en rond de cel
137
Random beweging van partikels in vloeistof
139
Random beweging van 1 partikel in 1-D
CPN 2-3
140
Random beweging van 2000 partikels in 1-D
CPN 2-4
141
Gemiddelde verplaatsing (1-D)
“Hoe ver van het vertrekpunt diffundeert een partikel gemiddeld na tijd t?”
xi (n) xi (n 1)
=0
N N N
x (n 1) x (n 1)
i i
xi (n) i 1
i 1
i 1
N N N
xi (n) xi (n 1) xi (0)
Gemiddelde positie blijft op x=0 we leren niets over werkelijke verplaatsing
N N N =0
i (n 1)
x 2
2xi (n 1) 2
xi2 (n) i 1
i 1
i 1
N N N
xi2 (n) xi2 (n 1) 2 xi2 (n 2) 2 2 ... xi2 (0) n 2
t 2
t n t n Diffusie-coefficient D
t 2t
xi2 (t ) 2 Dt
1 D
RMS displacement1-D drms xi2 (t ) 2Dt
143
Simulatie: gemiddelde verplaatsing
28t
24t
20t
16t
Tijd
12t
8t
4t
0t
28t
24t
20t
16t
Tijd
12t
8t
4t
0t
2 2 2 2 2 2 2 2
0 8 16 24 32 40 48 56
2
Positie
145
28t
24t
20t
gemiddelde
kwadratisch gemiddelde
16t
Tijd
12t
8t
4t
0t
-2 0 2 4 6
Positie
146
Gemiddelde kwadratische verplaatsing
(2-D en 3-D)
1 D
drms 2Dt
d d d
2 D 2
rms
1 D 2
x
1 D 2
y 2Dt 2Dt
3 D
drms 6 Dt
147
Conclusie: Random diffusie ~√t
CPN 2-5
148
149
150
Typische diffusie-constanten voor opgeloste
moleculen in water
D (in cm2/s)
O2 20×10-6
CO2 19×10-6
glucose 6×10-6
ethanol 15×10-6
Na+ 12×10-6
Cl- 20×10-6
151
Rekenvoorbeeld: snelheid van diffusie
Voorbeeld: hoe lang duurt het eer glucose gemiddeld 10 mm heeft gediffundeerd? En 1cm?
3 D
d rms 6 Dt 10 μm 0.001 cm
d
2
3 D
0.001 cm
2
t 0.027 s 27 ms
rms
6
6D 6 6 10 cm /s2
3 D
d rms 6 Dt 1 cm
d
2
3 D
1 cm
2
t 7 uur en 42 minuten!!
rms
6
6D 6 6 10 cm /s 2
152
Diffusie van gassen: O2 en CO2
In de longen:
O2 diffundeert van lucht naar haarvat
CO2 diffundeert van haarvat naar lucht
Meeste cellen in
hersenen of hart liggen
op 10-20 mm van capillair!
154
1ste wet van Fick
dC
J D
dx
155
1ste wet van Fick: richting van flux
CPN 2-2
156
Diffusie doorheen membranen
Cmembraan
Cwater
Coc tan ol
C water
157
Diffusie doorheen membranen
Comem =Co
Cimem =Ci
dC C
J D D
dx x
C Co
mem mem
D i
x
C Co
D i
x
P Ci Co
CPN 2-6
D
P Permeabiliteitsconstante
x
158
Diffusie doorheen membranen
CPN 2-6
=0 J=0!
159
Toepassing: gas transport in long
CPN B2-2
D
pb pa
Vgas A
th
Vgas : volume gas getransporteerd per tijdseenheid
A : oppervlakte
th : dikte van barriere
160
Transmembranair transport (BWC8)
7. Diffusie en Osmose
161
Afname van concentratie-gradient over de
plasmamembraan
Co
J P Ci Co
Ci
Extracellulair volume >> celvolume Co blijft constant.
t 0 C t 0 kdt
ln C (t ) ln C (0) kt
t
1
kt
C (t ) C (0)e C (0)e
(met )
k
163
Afname van concentratie-gradient over de
plasmamembraan
t
C (t ) C (0)e
VCell
ACell P
t = ∆C = ∆C(0)/e
= 0.37∆C(0)
CPN B2-3
164
Typische waarden voor P en
Molecule P (cm/s) τ*
Water 10-4-10-3† 0.5-5 sec
Ureum 10-6 ∼8 min
Glucose, 10-7 ∼1.4 hr
aminozuren
Cl- 10-11 ∼1.6 yr
K+, Na+ 10-13 ∼160 yr
*Voor een cel met een diameter van 30 mm
ACell 4r 2 3 6 6
2000 cm-1
VCell 4 r 3 r d 0.003 cm
3
165
Diffusie van opgeloste stoffen osmose
Scheidingswand permeabel
voor opgeloste stof
diffusie
Scheidingswand enkel
permeabel voor water
osmose
WotC 8-4
166
Osmotische druk en osmolariteit
Wet van van’t Hoff
RTCSolute
: osmotische druk
R : universele gasconstante (8.314 J K -1mol-1 )
T : absolute temperatuur (in Kelvin)
CSolute : totale concentratie aan opgeloste stof
Jacobus Henricus van 't Hoff
(1852-1911)
Nobelprijs chemie 1901 =Osmolariteit
167
Osmotische druk en osmolariteit
Osmolariteit (in Osm) = concentratie aan opgeloste particels (molecules of ionen)
168
Osmotische druk en osmolariteit
WotC 8-4
RT CSolute
A B
169
Watertransport wordt bepaald door
osmotische en hydrostatische druk
Starling-vergelijking
J K V f
P
h
170
Toniciteit versus osmolariteit
PSolute
1 =0 : opgeloste stof diffundeert even gemakkelijk door de membraan als water
Pwater =1 : opgeloste stof is membraan-impermeabel
Osmolariteit:
Totale concentratie aan opgeloste particels, zonder onderscheid.
Membraan-permeabele stoffen zoals ureum of ethanol
dragen wel bij aan Osmolariteit
Toniciteit:
Concentratie aan membraan-impermeabele opgeloste particels.
Membraan-permeabele stoffen zoals ureum of ethanol dragen
niet bij aan Toniciteit leiden niet tot waterverplaatsing
171
Gevolgen van anisotone oplossingen
WotC 8A-1
172
Gevolgen van anisotone oplossingen
Isotoon Hypertoon Isotoon
V0
V finaal C0
V0 Cnieuw
Vfinaal
CPN 3-5
V0
173
Isotone oplossingen in de kliniek
174
Transmembranair transport (BWC8)
175
1ste wet van Fick
dC
J D
dx
dV
F q
V dx
dV
0
dx
F
+
F
- F: kracht (in Newton)
q: lading (in Coulomb)
V: Elektrische spanning (in Volt)
177
Flux van een geladen deeltje in elektrisch veld
178
Energetische beschouwingen bij de beweging
van moleculen doorheen membranen
G 0 : reactie is in evenwicht
179
WotC 8
180
Wij gebruiken SI-eenheden…
De 7 SI-basiseenheden
SI-basiseenheid
Grootheid
naam symbool
Lengte meter m
massa kilogram kg
tijd seconde s
elektrische stroom ampère A
Prefixen:
G, M, k, m, m, n, p, f, a: 109, 106, 103, 10-3, 10-6, 10-9, 10-12, 10-15, 10-18
181
Wij gebruiken SI-eenheden…
Afgeleide SI-eenheden
(Kunnen uitgedrukt worden in termen van SI-basiseenheden)
182
Voorbeeld 1
[K+]o = 5 mM
[K+]i = 150 mM
Vm =-80 mV
K+
Ci F = 96500 C mol-1
G RT ln zFVm
Co z: valentie (+1 voor K+)
Energetisch ongunstig
183
Voorbeeld 2
[Na+]o =150 mM
[Na+]i = 10 mM
Vm =-80 mV
Na+
Ci F = 96500 C mol-1
G RT ln zFVm
Co z: valentie (+1 voor Na+)
RT [ X i ]
EX ln
zF [ X o ] Walther Hermann Nernst
Nobelprijs Chemie (1920)
« Nernst-vergelijking »
185
Evenwichtspotentiaal voor ionen
Vm = EK
186
Lipidendubbellaag = condensator
Q V C
Grootheden: Capaciteit (C), lading (Q)
Eenheid van capaciteit: Farad (F)
Eenheid van lading: Coulomb (C)
Capaciteit van een condensator ~ oppervlakte van de platen
Capaciteit van een biologisch membraan: ~0.01 pF/mm2
187
Ladingverplaatsing en membraanpotentiaal
Rekenvoorbeeld:
Een bolvormige cel heeft een diameter van 10 mm, en een initiele Vm van 0 mV. De
intracellulaire K+ concentratie, [K+]i, bedraagt 150 mM. Door het openen van K+-
kanalen stromen K+-ionen naar buiten. Hoeveel K+-ionen moeten de cel verlaten om
een Vm van -80 mV te bereiken? Welk effect heeft dit op [K+]i?
189
Elk ion heeft zijn evenwichtspotentiaal
Typische richtwaarden voor zoogdiercellen
K+ 150 5 -87 mV
Ci
G G c Gm G RT ln zFEm
Co
191
Primair secundair actief transport
Primair actief transport:
ATP ADP + Pi
G -30000 J mol-1
Pompen
Na+buiten Na+binnen
G -15000 J mol-1
9. Gefaciliteerde diffusie
193
Transmembranair transport in eukaryote
cel
Overkomen van de
permeabiliteitsbarrière van
de lipidendubbellaag
Gassen: O2, CO2, NO, …
Ionen: Na+, K+, Ca2+, Cl-,…
Metabolieten: glucose, AZ, …
Doorheen lipidendubbellaag
Eenvoudige diffusie
Via transporteiwit
Gefaciliteerde diffusie
Actief transport Figure 8-1
194
Table 8-1 Labeled
Eenvoudige diffusie: OK voor gassen en hydrofobe moleculen (en ook beperkt voor H2O)
195
Energetische beschouwingen bij de beweging
van moleculen doorheen membranen
G 0 : reactie is in evenwicht
196
Asymetrische ionenverdelingen ontstaan
door actief transport
Ci
G G c Gm G RT ln zFEm
Co
197
Eenvoudige diffusie
Diffusie doorheen membranen
Comem =Co
Cimem =Ci
dC C
J D D
dx x
C Co
mem mem
D i
x
C Co
D i
x
P Ci Co
CPN 2-6
Carriers Ionenkanalen
Transporteiwit Transmembranair eiwit Transmembranair eiwit (porie)
Mechanisme Reactiecyclus Schakelproces
- Binding aan ene zijde - Gesloten open
- Conformatieverandering - Indien open: stroom van
- Dissociatie aan andere zijde verschillende ionen
Snelheid 100 a 1000 moleculen/s 106 tot 108 ionen/s
199
Gefaciliteerde diffusie via carrier eiwitten
Mechanisme
Figure 8-7
200
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carrier eiwitten: passief transport
Figure 8-7
201
Voor influx van neutraal molecule: wanneer is G < 0
o
Gtotaal Gconcentratie Gelektrisch
i
Ci
RT ln zFVm
Co
Vermits z = 0
Ci
RT ln
Co
G 0 Co Ci
202
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carrier eiwitten: specificiteit
Figure 8-7
203
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carriers: saturatie
Se + carrier S-carrier Si + carrier
Carrier enzyme
volgt Michaelis-Menten kinetica
- v= initiële transportsnelheid (mol/s)
- [S] = substraatconcentratie
Figure 6-8
204
Toepassing: onderscheid eenvoudige versus
gefaciliteerde diffusie
Figure 8-5
205
Eigenschappen van gefaciliteerde diffusie
via carriers: inhibitie
Figure 6-14
206
Carrier eiwitten
Uniporters versus gekoppelde transporters
Figure 8-6
207
Primair secundair actief transport
Primair actief transport:
ATP ADP + Pi
G -30000 J mol-1
Pompen
Na+buiten Na+binnen
G -15000 J mol-1
Figure 8-7
V (rel)
6
Isovormen = groep van eiwitten
- structureel verschillend
4 GLUT1
- gelijkaardige functie
GLUT2
2 GLUT3
GLUT4
0
0 10 20 30 40 50
glucose [mM]
Isovorm Expressie Km (mM) Opmerking
GLUT1 Erythrocyten, … 3
GLUT4
210
Spier, vetweefsel 5 Regelbare Vmax
GLUT-gemedieerd transport van glucose
Eigenschappen
Passief volgens concentratiegradiënt van glucose
Extracellulaire concentratie 5 mM
Indien [glucose]intracellulair < [glucose]extracellulair opname
Indien [glucose]intracellulair > [glucose]extracellulair afgave
Specificiteit
D-glucose >> L-glucose
GLUT-1: Glucose ≥ galactose > mannose
Saturatie en maximale transportsnelheid
Bepaald door aantal GLUT uniporters in plasmamembraan
GLUT-4: regelbare Vmax
Inhibitie
Competitieve inhibitie door glucose-analogen
211
Eigenschap
Specificiteit van GLUT-1 transport
212
Eigenschap
Saturatie van GLUT transport
213
Functie van GLUT-1
Cellulaire opname van glucose
[glucose] ~5 mM [glucose] ~1 mM
glucokinase
G G G-6-P
ATP ADP
Glucokinase
- Km,glucose 1,5 mM
- Exergonische reactie
214
[glucose]bloed
[glucose]bloed +Insuline
V Skeletspier en adipocyt:
V GLUT4
Vmax -Insuline
Km [glucose]
[glucose]
[glucose]bloed
V
Km [glucose]
neuron:
215
GLUT3
neuron: GLUT3
Vmax S K m S
v v Vmax
Km S
[glucose]bloed
Km [glucose]
216
-cel pancreas: GLUT2
Vmax S K m S v
Vmax
v S
Km S Km
[glucose]bloed
Km
[glucose]
217
Skeletspier en adipocyt: GLUT4
[glucose]bloed
+Insuline
V
Vmax -Insuline
[glucose]
218
Gefaciliteerde diffusie via kanalen
Kanaal = membraaneiwit met transmembranaire porie waardoor
moleculen/ionen diffunderen volgens elektrochemische gradiënt
passief transport
porie
Stimulus
gesloten open
poort
Figure 8-8
220
Transmembranair transport (BWC8)
221
Transmembranair transport in eukaryote
cel
Overkomen van de
permeabiliteitsbarrière van
de lipidendubbellaag
Gassen: O2, CO2, NO, …
Ionen: Na+, K+, Ca2+, Cl-
Metabolieten: glucose, AZ, …
Doorheen lipidendubbellaag
Eenvoudige diffusie
Via transporteiwit
Gefaciliteerde diffusie
Actief transport Figure 8-1
222
Table 8-1
223
Toepassing: onderscheid eenvoudige versus
gefaciliteerde diffusie
Figure 8-5
224
Table 8-1
225
Actief transport
Actief: tegen elektrochemische gradiënt vergt energie
Transmembranair transport via membraaneiwit
226
Actief transport
Ci
ΔG Gc Gm ΔG RT ln zFVm
Co
227
Primair secundair actief transport
Primair actief transport:
ATP ADP + Pi
G -30 -50 kJ mol-1
Pompen
Na+buiten Na+binnen
G -15 kJ mol-1
[Na+]i = 10 mM
Vm =-80 mV
Na+
Ci F = 96500 C mol-1
G RT ln zFVm
Co z: valentie (+1 voor Na+)
230
Primair actief transport
Overzicht van ATPasen
P-type ATPase V-type en F-type ATPase ABC-type ATPase
232
P-type ATPasen
Familie van transport ATPasen
233
Voorbeelden van P-type ATPasen bij
zoogdieren
Na+/K+ pomp K+ 2 K+
Plasmamembraan
Na+ efflux/K+ influx ATP ATP ATP
H+/K+ pomp
Plasmamembraan 1 Ca2+ H+ 3 Na+
H+ extrusiepomp PMCA H+-K+ pomp Na+-K+ pomp
PMCA
Plasmamembraan Golgi Endoplasmatisch
Ca2+ pomp reticulum
SERCA: SERCA
Sarcoplasmatisch/endo- ATP SPCA ATP
plasmatisch reticulum
Ca2+ pomp 2 Ca2+ 2 Ca2+
SPCA
Golgi apparaat P4 ATPase
Ca2+ pomp Plasmamembraan
PS/PE flippase: exoplasmatisch cytosolisch blad
234
P-type ATPasen
Opbouw van concentratiegradiënten
2 K+
Extra- en intracellulaire Na+-K+ pomp
ionenconcentraties bij zoogdieren ATP
Ce Ci 3 Na+
Na+ K+
Na+ (mM) 145 10
Golgi
K+ (mM) 5 140 Endoplasmatisch
reticulum
Ca2+ 1 mM 100 nM SERCA
ATP SPCA ATP
2 Ca2+ 2 Ca2+
Cl- (mM) 120 5 – 40 Ca2+
Noot: Cl- gradiënt opgebouwd door
transporters en kanalen 1 Ca2+
ATP
235
PMCA
V-type en F-type ATPasen
V-type F-type
Intracellulaire organellen Bacteriën
Endosomen, lysosomen Mitochondriën: binnenste
Vacuool (plant en gist) membraan
Aanzuring van lumen van In mitochondriën:
organellen omgekeerde werking
Lysosoom: pH 4,5
H+ gradiënt ATP
synthese
236
ABC-type ATPasen
Familie van importers en exporters
Multigen familie
≈ 48 genen bij de mens
ATP-gedreven pompen (behalve CFTR = Cl- kanaal)
Gemeenschappelijke eiwitstructuur
2 transmembraan domeinen (T1/2) transmembranaire porie
2 ATP bindende cassetten (ABC1/2) Binding en hydrolyse van ATP
Actief transport (import/export) van ionen, suikers, AZ, peptiden, lipiden
237
MDR1: extrusie van hydrofobe stoffen via
flippase-activiteit
MDR1: multidrugresistentie-eiwit
ABC
Actief transport: ATP hydrolyse
Exporter van amfipathische kationen: X+
Toxines ATP ADP
Farmaca: bv. chemotherapeutica
Brede substraatspecificiteit
Transporteert brede reeks van
amfipathische kationen
chemotherapie groei
Vm = -80 mV
10 mM Na+
ATP
Figure 8-10
K+
240
Secundair actief transport bij zoogdieren
Types van gekoppelde transporters
Indeling ifv richting van transport
Symporter: Na+ en X in zelfde richting influx van X
Antiporter: Na+ en X in tegengestelde richting efflux van X
Na+ X Na+ X
Na+ Na+ X
ATP ATP
K+ K+
Symporter Antiporter
241
Na+-gekoppelde cotransporters
Voorbeelden
Symporters: inwaarts transport van Na+ en X
Na+-glucose cotransporter: SGLT
Na+-K+- 2Cl- cotransporter: NKCC; Na+-Cl- cotransporter: NCC
Na+-fosfaat cotransporter: NaPi
Na+-aminozuur
cotransporter Na+ glucose Na+ Pi Na+ AZ Na+ K+ Cl- Na+ HCO3-
Na+-HCO3- : NBC
...
K+
ATP
Na+-K+ pomp
Na+
243
Na+/K+ pomp
E1 versus E2 conformaties
E1
Figure 8-12
E2
245
3Nai 2Ke ATP H 2O 3Nae 2Ki ADP Pi
Na+/K+ pomp
Functioneel belang
[Na+]=145 mM
2 K+
Gekoppeld transport Actiepotentiaal: depolarisering
ATP
3 Na+
CH3 digoxine
OH
O
(digitoxose) 3
Digitalis: extract van blad van D. purpurea
Bevat 2 glycosiden: digoxine en digitoxine
Sterol ringstructuur
Oligosaccharidestaart
Inhibitor van Na+/K+ pomp
Bindt aan extracellulaire plaats op a-subeenheid
Effecten
Accumulatie van Na+ in cel, verlies van K+
Stop gekoppelde transporters, celzwelling, verlies van
prikkelbaarheid
Digitalis purpurea
Geneesmiddel gif
(vingerhoedskruid)
247
Voorbeeld secundair actief transport
Na+/glucose cotransporter (SGLT)
SGLT = Plasmamembraan Transportcyclus
eiwit Binding van 2 Na+ EN glucose
Bindingsplaatsen voor aan extracellulaire zijde:
2 Na+ ionen coöperatieve binding
1 glucosemolecule Conformatiewijziging:
2 conformaties bindingsplaatsen extracellulair
Bindingsplaatsen extracellulair intracellulair
Hoge affiniteit voor glucose Intracellulaire afgave van Na+
Bindingsplaatsen intracellulair EN glucose: coöperatieve
Lage affiniteit voor glucose dissociatie
Functie: opname van glucose Conformatiewijziging:
in cel tegen bindingsplaatsen intracellulair
concentratiegradiënt extracellulair
248
SGLT: transportcyclus
Figure 8-13
249
Toepassing: opname van
glucose in dundarm
Transepitheliaal transport
Transcellulair: doorheen
apicale en basolaterale
membraan
Paracellulair: tussen de cellen
door
In functie van type van tight
junctions
Niet doorlaatbaar voor
glucose
Epitheel = gepolariseerd
Transepitheliaal transport Apicale zijde lumen
van glucose Basolaterale zijde lichaam
Transcellulair Gescheiden door tight
junctions = diffusiebarrière
250
Toepassing: transepitheliale opname van
glucose in dundarm
H2O
251
Model for glucose and galactose transport across enterocytes.
253
Endomembranen (BWC12)
254
Het endomembraansysteem in eukaryote
cellen
Membraan- Figure 12-1
omgeven
compartimenten
Endoplasma-
tisch reticulum
Golgi apparaat
Endosomen
Lysosomen
Peroxisomen
255
Secretorische en endocytotische route
Secretorische route: ER Golgi SV PM
Figure 12-8
lumen
257
Ruw versus glad endoplasmatisch reticulum
Figure 12-2
258
Ruw endoplasmatisch reticulum
biosynthese en modificering van eiwitten
Cotranslationele translokatie
Import van eiwitten tijdens
translatie
N
Kwaliteitscontrole
ERAD: ER associated
degradation S-S
259
Glad endoplasmatisch reticulum
Detoxificatie van geneesmiddelen en toxines
Cytochroom P-450 superfamilie: +/- 60 genen
Enzymes aanwezig in glad ER vooral in lever
Oxidering van organische moleculen
Endogene moleculen: intermediairen in steroid en lipidensynthese
Xenobiotica: geneesmiddelen, toxines
260
RH + NADPH + H+ + O2 ROH + NADP+ + H2O
Wikipedia
261
CYP17A1
CYP19
Wikipedia
262
Interactie tussen geneesmiddelen
Inhibitie van cytochrome P450 enzymes
antihistaminicum
antibioticum
263
Interactie met voedingsstoffen
Inhibitie van cytochrome P450 enzymes
bergamottin
Wikipedia
264
http://goo.gl/uiykU
265
1998
http://scienceblog.com/community/older/archives/M/1/fda0462.htm
266
Glad endoplasmatisch reticulum
Koolhydratenmetabolisme
Figure 12-3
Glucose-6-fosfatase
Aanwezig in ER van lever, nier,
darm
G-6-P + H2O G + Pi
Vrijstelling van glucose uit de
cel via GLUT
267
Glad endoplasmatisch reticulum
Ca2+ opslagplaats
Ca2+ concentratie in
lumen: +/- 1 mM
Vrijstelling in cytosol
na stimulering
Gespecialiseerde
eiwitten
SERCA pomp opname van Ca2+ Figure 14-12
268
Glad endoplasmatisch reticulum
Biosynthese van steroiden
HMG CoA reductase
Catalyseert cruciale stap in cholesterolsynthese
Statines
Inhibitoren van HMG CoA reductase remt biosynthese van C
Wordt gebruikt bij hypercholesterolemie
Figure 3-30
269
atorvastatine
Wikipedia
270
Endoplasmatisch reticulum
Biosynthese van membranen
Biosynthese van fosfoglyceriden
Cytosolisch blad van ER
Vereiste enzymes voor aanmaak van verschillende fosfoglyceriden
Vetzuren: synthese in cytosol incorporatie in lipiden via cytosolisch
blad van ER
Verdeling tussen 2 bladen van membraan
Vereist tussenkomst van flippasen (ATP-afhankelijk)
272
Golgi apparaat
Gepolariseerde structuur van stack
Figure 12-4
Cis-Golgi netwerk (CGN) = ingang
- Ontvangt vesikels van ER
fusie met CGN cisternae
- Aanvoer van eiwitten en lipiden
die in ER aangemaakt zijn
273
Golgi apparaat
Gecompartimentaliseerde structuur
CGN, mediale cisternae
en TGN
Figure 12-5
Verschillende samenstelling
qua enzymes, receptoren,…
verschillende functies
Voorbeeld: modificering
van suikerketens op
eiwitten en lipiden
Specifieke verdeling van
enzymes
Kleuring voor N-acetylglucosamine transferase I
mediale cisternae
274
Golgi apparaat
Transport doorheen Golgi apparaaat
Bidirectioneel transport van eiwitten en lipiden
Anterograad: CGN TGN
Transport van eiwitten en lipiden in secretorische route
Retrograad: TGN CGN (en ER)
Terugbrengen van „ontsnapte‟ ER- en Golgi-specifieke eiwitten
Mechanisme
Stationaire cisterna model (NOT)
Anterograad transport dmv vesikels die afsnoeren van cisternae
Cisternal maturation model (YES)
Antergraad transport dmv cisterna die in haar geheel opschuift in
Golgi stack
275
Cisternal maturation model
retrograad anterograad
TGN: cisterna splitst op in
Via vesiculair transport vesikels voor verschillende
eindbestemmingen
Splitsen af van distale
cisterne en versmelten maturatie van cisternae
met proximale cisterne - cisterna schuift in zijn
geheel op
Terugbrengen van - Verwerft progressief
„ontsnapte‟ eiwitten naar enzymes en eiwitten nodig
proximale cisterne
276
Golgi apparaat: maturatie van eiwitten in
secretorische route
Verdere maturatie van eiwitten in
Golgi
Bijwerken van suikerketen
Trimmen
Toevoegen van suikers
Klieving van eiwitten
Proteasen, ...
Gecompartimentaliseerde
maturatie van eiwitten
Spatiële verdeling van maturatie-
enzymes tussen cis/mediale/trans
cisternen
Progressieve maturatie van eiwitten
tijdens anterograad transport
doorheen Golgi apparaat Figure 12-6
277
Ruw endoplasmatisch reticulum
biosynthese en modificering van eiwitten
Cotranslationele import
Import van eiwitten tijdens
translatie
N
Kwaliteitscontrole
ERAD: ER associated
degradation S-S
278
Sortering van eiwitten (hoofdstuk 22!!!)
Probleemstelling
Sortering = aanvoer van Figure 12-1
Default bestemming is
cytosol
Translatie in cytosol
op vrije ribosomen
Cotranslationeel Postranslationeel
Ribosomen in ruw ER Vrije ribosomen in cytosol
Tijdens translatie Na translatie
secretorische route Cytosol, kern, mitochondria
280
Sorteersignalen = adreslabel voor eiwit
Sorteersignaal
Aminozuursequentie in peptideketen
Bevat informatie voor correcte sortering van eiwit naar
eindbestemming
Vereist herkenning door receptor
281
Cotranslationele import van eiwitten in
endoplasmatisch reticulum
Sortering van
Secretorische eiwitten
extracellulair
Eiwitten in lumen van ER,
Golgi en lysosoom
Membraaneiwitten
282
Cotranslationele import: overzicht
Figure 22-16
Einde:
gevouwen eiwit
in lumen ER
283
Cotranslationele translocatie
Binding van SRP-ribosoom aan ER
Start translatie in cytosol
NH2-ter: hydrofoob
signaalpeptide
Binding van SRP aan
signaalpeptide en ribosoom
Figure 22-16 Onderbreken van translatie
284
Cotranslationele translocatie
Binding van SRP-ribosoom aan ER
Start import van groeiende
peptideketen in lumen van
ER
NH2-ter beweegt door
translocon en verschijnt in
lumen
Figure 22-16
Signaalpeptidase: klieft
signaalpeptide in lumen ER
Verdere import van peptide
Stoppen cotranslationele translocatie
Stop translatie aan stop codon in mRNA
Ribosoom dissocieert van ER
Sluiten van translocon zodra peptideketen door translocon
Resultaat: peptideketen in lumen van ER
285
Signaal Recognitie Partikel
SRP = Eiwit-RNA complex
Lokatie
Vrij SRP: cytoplasmatisch
SRP/ribosoom complex
ER
Bindingsplaatsen voor Figure 22-16
Hydrofoob signaalpeptide
Ribosoom: stop translatie
SRP receptor
Membraaneiwit in ER
SRP receptor in ER Deel van translocon
GTPase activiteit Binding van SRP/Ribosoom/
Controle van translatie peptide complex
Hervatten van translatie
GTPase activiteit
Controle van translatie
286
Translocon
Complex van membraaneiwitten in rER Figure 22-16
SRP receptor
Ribosoomreceptor
Kanaal met transmembranaire porie
Signaalpeptidase
Klieving van signaalpeptide
287
Insertie van eiwitten in membraan van
endoplasmatisch reticulum
Topologie van membraaneiwit: aantal en oriëntatie transmembranaire segmenten
Aantal TM 1 1 1 2 of meer
292
Secretorische route
ER Golgi SV PM
Figure 12-8
N
Kwaliteitscontrole
ERAD: ER associated
degradation S-S
294
Correcte vouwing van eiwitten in ER
Verwerven van correcte Assistentie door
tertiaire structuur Chaperone eiwitten: binden
Gebeurt in lumen van ER: aan groeiende keten en
co- en posttranslationeel beletten verkeerde vouwing
“spontane” vouwing en aggregatie
AZ sequentie bevat BiP (Binding Protein)
voldoende informatie voor Calreticuline en calnexine:
correcte structuur lectines
Maar: spontane vouwing “Vouwenzymes”
verloopt traag (uren) Proteïne disulfide isomerase
Gefaciliteerd door eiwitten Peptidyl-prolylisomerase:
in lumen van ER cis/trans isomerisatie van
peptidyl-prolylbinding
295
Figure 3-5 Labeled
Vorming van disulfidebruggen in luminale
peptideketens
Vorming van –S-S- brug PDI: proteïne disulfide
Oxidering van –SH groepen isomerase
Vereist oxiderende Oxidoreductase in lumen
omgeving van ER
ER bevat oxiderende Vorming van
factoren in lumen disulfidebruggen
Cytosol: reducerende Aanleggen van nieuwe –S-S-
omgeving! bruggen
Herschikking van reeds
gevormde –S-S- bruggen
Cotranslationele activiteit
297
N-Glycosylering van eiwitten in ER en Golgi
Covalente vasthechting van
suikergroep op Asn residu
Secretorische eiwitten
Membraaneiwitten:
exoplasmatische zijde
Suikergroep
Eerst aanhechten van kerngroep
van 14 residu‟s in ER
Glc3Man9(GlcNAc)2
Daarna modificering in ER en Golgi
Knippen en bijvoegen van suikers
Diversifiering van suikergroep
298
Synthese van oligosaccharide precursor
Precursor = glycolipide in
membraan van ER
Dolichol pyrofosforyl
oligosaccharide
Biosynthese in ER
Sequentiële reacties...
Start in cytosolisch blad van
ER
Flipflop van precursor
Afwerking in lumen van ER
Figure 12-7
299
Figure 12-7
300
N-Glycosylering en initiële modificering van
suikergroep in ER
N-glycosylering door transfer
Cotranslationele aanhechting
van kerngroep
Donor: dolichol precursor
Acceptor: Asn residu in
luminaal deel van peptideketen
Modificering
Verwijderen van terminale
glucose residu‟s
Belangrijk voor
kwaliteitscontrole
Verwijderen van 1 terminale
mannose
Figure 12-7
301
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
Calnexine, calreticuline
- Binden aan terminale monoglucose van suikergroep
- Bevorderen correcte vouwing van eiwitten
302
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
Glucosidase II
- Verwijdert terminale glucose
- Eiwit dissocieert van calnexine, calreticuline
303
Rol van suikergroep in kwaliteitscontrole
van eiwitten in ER
305
Kwaliteits-controle
in ER
ERAD
Proteasoom
Ubi
Golgi
Kwaliteitscontrole in ER
Verkeerde vouwing Correcte vouwing
• Chaperones binden eiwit
• Assistentie bij vouwing
307
Glycosylering van membraaneiwitten
voorbeeld: glycoforine
Singlepass
membraan
eiwit in RBC
Extracellulaire
N-terminus
16 suiker-
groepen
1 N-linked
15 O-linked
Negatieve
lading
afstoting van
RBC Figure 7-26
Figure 7-21
308
Glycocalixlaag
Extracellulaire suikerlaag
aan celoppervlak
Glycolipiden en glycoproteïnen
Moleculaire diversiteit ifv
samenstelling van suikers
Functie
Celadhesie
Celrecognitie
ABO bloedgroepensysteem
Binding van antilichamen
Signaaltransductie: binding van
signaalmoleculen
Figure 7-27
309
Congenital Disorders
of Glycosylation
Human diseases
caused by genetic defects
in N-glycosylation pathways
Freeze HH (2006). Nature Reviews Genetics 7: 537-51. Aebi M and Hennet T (2001). Trends in Cell Biology 11: 136-41
310
Transport van eiwitten in ER en Golgi
apparaat
Figure 12-8
311
Transport van eiwitten in ER en Golgi
apparaat: probleemstelling
Stroom van eiwitten doorheen endomembraansysteem
Retrograde stroom:
Trans Golgi mediaal Golgi cis Golgi
Golgi ER
312
Transport van eiwitten in ER en Golgi
apparaat: probleemstelling
Hoe bereikt eiwit de juiste bestemming?
Tag = adreslabel die eiwit naar eindbestemming stuurt
Korte aminozuursequentie in eiwit
Oligosaccharideketen
Hydrofoob domein: lengte van transmembranaire helix
Vereist herkenning van tag door sorteersysteem
313
Retentie en terugbrengen van eiwitten in ER
Figure 12-8
Retentie
Tag: RXR
Regelbaar door maskering
Multimere complexen
Belet inclusie van eiwit in
transportvesikels naar CGN
Terugbrengen: CGN ER
Tag: -KDEL
in CGN: -KDEL eiwitten
ingesloten in
transportvesikels naar ER
314
Retentie en terugbrengen van eiwitten in
Golgi apparaat
Tags
Figure 12-8
Retentie van Golgi eiwitten?
Terugbrengen van Golgi eiwitten
Multimere complexen
315
Eiwit sortering in TGN: sortering van
solubele lysosomale eiwitten
Solubele lysosomale eiwitten
Figure 12-8
Zure hydrolasen afbraak van
lysosomale inhoud
Golgi
Modificering van
kernsuikergroep
Trimmen
Toevoegen van
mannose-6-fosfaat tag
Specifiek voor ZH
317
Eiwit sortering in TGN: sortering van zure
hydrolasen via mannose-6-fosfaat tag
TGN
Figure 12-9
M6P tag wordt herkend
door specieke receptor
Inclusie in transport-
vesikel naar endosoom
Endosoom
M6P tag dissocieert van
receptor door lage pH
ZH stromen door naar
lysosoom
Receptor terug naar
TGN
318
Eiwit sortering naar de plasmamembraan
Geregelde versus constitutieve secretie
TGN secretorische vesikel
Figure 12-8
plasmamembraan
Afgave van eiwitten bestemd voor
extracellulaire ruimte
Collageen, elastine,…
Stollingsfactoren, albumine..
Aanvoer van eiwitten en lipiden
naar plasmamembraan
Exocytose = fusie van vesikel
met plasmamembraan
2 routes
Constitutieve route
Geregelde route
319
Constitutieve secretie
Figure 12-8
TGN vesikel PM
Continu proces
Vereist geen bijkomend
signaal
Default pathway
Voorbeeld
Afgave van collageen, elastine,
mucus voor extracellulaire
matrix
Aanvoer van eiwitten en
lipiden naar plasmamembraan
320
Geregelde secretie
TGN vesikel PM
Figure 12-8
Geregeld proces
Fusie van vesikel met PM
vereist bijkomend signaal
Voorbeeld
Secretie van insuline door -
cellen van pancreas
Signaal = glucoseconcentratie
in bloed
Secretie van zymogen
granulen door pancreas
Signaal = hormoon, NT,
321
Geregelde secretie: sortering van eiwitten in
zymogen granulen
Zymogen granule Figure 12-11
Secretorische vesikel in
exocriene cellen
Pancreas, dundarm
Geregelde secretie
322
Exocytose
Sluitstuk van de secretorische route
Secretorische route: ER Golgi SV PM
Figure 12-8
Figure 12-12
Aanmeren aan
plasmamembraan
Contact tussen SV en PM
Vergt herkenning van PM
Eiwit-eiwitinteracties tussen SV
en PM Figure 12-12
324
Mechanisme van exocytose
Fusie van membranen van SV
en PM
Vergt signaal in geregelde secretie
Ca2+ signaal start fusie
Behoud van topologie
Lumen vesikel extracellulaire
ruimte
325
Gepolariseerde secretie in epitheelcel
Gepolariseerde epitheelcel
Apicale membraan
Basolaterale membraan
Differentiële sortering van
eiwitten en lipiden in TGN
TGN apicale membraan
TGN basolaterale
membraan
Belang
Verschillende eiwitsamenstelling van apicale en basolaterale
membraan
Functionele diversiteit van apicale en basolaterale membraan
326
Endomembranen (BWC12)
327
Secretorische en endocytotische route
Secretorische route: ER Golgi SV PM
Figure 12-8
Ca2+
Exocytose Endocytose
Afgave van intracellulair materiaal Opname van extracellulair materiaal
329
Endocytose
Startpunt van de endocytotische route
Endocytotische route: PM endocytotische vesikel
endosoom lysosoom
Verschillende vormen van opname van
extracellulair materiaal
• Fagocytose: opname van grote
partikels (> 0,5 mm)
• Endocytose: opname via kleine
vesikels
• Pinocytose: opname van
vloeistof en opgeloste stoffen
• Receptor-gemedieerde
endocytose: opname van ligand
Figure 12-13
Mechanisme
Binding van bacterie aan PM van
Vorming van pseudopodia
Membraanuitsteeksels die bacterie insluiten
Afsnoering en vorming van fagosoom
Fusie met endosoom/lysosoom
Afbraak van bacterie in lysosoom
Figure 12-14
331
Molecular Cell Volume 14, Issue 3 2004 277 - 287
Figure 6 The Three Steps of Apoptotic Cell Removal (A) The dying cell releases soluble find-me signals in order to attract professional
phagocytes. (B) Once at its site of action, having close contact to the apoptotic cell, the phagocyte is abl...
http://www.tumblr.com/tagged/digit-formation
http://goo.gl/LaUvh
333
Nature Reviews Immunology 1, 20-30 (October 2001)
Receptor-gemedieerde endocytose
Opname van
extracellulaire moleculen
Eiwitten
Vitaminen, Fe2+
Lipiden (cholesterol)
Virussen, toxines…
Mechanisme
Binding aan receptor in PM
Instulping van PM
Afsnoering en vorming van
endocytotische vesikel
Figure 12-15
334
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
1. Binding van
extracellulaire ligand (L)
aan receptor (R)
Receptor = PM eiwit
Selectieve binding
2. Rekrutering van
manteleiwitten aan
cytosolische zijde
polymerisering tot
mantel
Concentratie van LR
complexen in coated pits
Figure 12-15
335
Figure 12-15
336
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
3. Instulping van PM
Assemblage van
manteleiwitten aan cyto-
solische zijde membraan
curvatuur
4. Afsnoering en vorming
van endocytotische
vesikel
Omgeven met mantel aan
cytosolische zijde
Behoud van topologie!
Figure 12-15
337
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
5. Ontmanteling van vesikel
Depolymerisering van
manteleiwitten
Vorming van „naakte vesikel‟
Recyclage van
manteleiwitten naar PM
voor volgende cyclus
Naakte vesikel transport
langs microtubuli
Figure 12-15
338
Receptor-gemedieerde endocytose
Mechanisme
6. Fusie van vesikel met
vroeg endosoom (uit
TGN)
Dissociatie van LR complex
door zure pH in endosoom
Scheiding van L en R in
verschillende domeinen van
endosom
7. Transport
Receptor PM
Ligand laat endosoom
en lysosoom afbraak
Figure 12-15
339
Receptor-gemedieerde endocytose
Voorbeeld
Figure 12-16
340
Receptor-gemedieerde endocytose
Voorbeeld: opname van virus
16-341
Receptor-gemedieerde endocytose van
Low Density Lipoprotein partikels
LDL partikel ≈ vetbol
Samenstelling
Fosfolipiden monolaag
Cholesterolesters: in centrum
van partikel
1 eiwit: ApoB-100
Transportvehikel voor cholesterol
in bloed
Opname door cellen via RME Figure 12-B1
LDL-receptor
Integraal plasmamembraaneiwit
Extracellulair deel
Binding van LDL partikel via ApoB100
Intracellulair deel
Binding van manteleiwitten
342
Receptor-gemedieerde endocytose van
Low Density Lipoprotein partikels
Figure 12-B2
Genetica
Mutaties in gen voor LDL receptor
Defect cytosolisch domein
Mutaties in gen voor
AP2 subeenheid
344
Nature 2008
345
Lysosomen en cellulaire vertering
Lysosoom = terminaal‟ organel
Eindpunt voor endocytotische route
Samenstelling van lysosoom
Zure luminale pH: ~5
ATP-gedreven protonpomp
Zure hydrolasen: afbraak van
eiwitten, DNA, suikers, lipiden, ....
pH optimum ~5
Membraantransporters: vrijstelling
van afbraakproducten
Functie
Opruimen van moleculen aangevoerd via endocytose,
(auto)fagocytose vrijstellen van afgebroken moleculen
346
Sortering van zure hydrolasen naar
lysosoom
ER: aanmaak van zure
Figure 12-9
hydrolase
N-glycosylering
Golgi: modificering van
kernsuikergroep
Vorming van mannose-6-
fosfaat tag
TGN: sortering naar
endosoom via M6P-R
Clathrine vesikels
Endosoom: verdere
sortering naar lysosoom
347
Vorming van lysosomen
Aanvoer van materiaal naar lysosomen
Endocytose Figure 12-21
Aanvoer van
extracellulaire
moleculen
Fagocytose
Aanvoer van
extracellulaire
partikels
Autofagocytose
Aanvoer van
intracellulaire
componenten
348
Vorming van lysosomen
Endosoom heterofaag lysosoom
Vroege endosomen Figure 12-21
349
Vorming van lysosomen
Fagocytose heterofaag lysosoom
Fagosoom Figure 12-21
Ontstaat door
omsluiting van
extracellulair
materiaal
Fusie met vroeg
endosoom
Maturatie tot laat
endosoom
pH = 5.5
Fusie met lysosoom
pH < 5 activering
van hydrolasen
350
Vorming van lysosomen
Autofagocytose autofaag lysosoom
Autofagosoom Figure 12-21
Ontstaat door
omsluiting van
intracellulair
materiaal
Fusie met vroeg
endosoom
Maturatie tot laat
endosoom
pH = 5.5
Fusie met lysosoom
pH < 5 activering
van hydrolasen
351
Figure 12-22
Autofagie
Opruimen van oude/beschadigde
organellen
352
Eindproducten van lysosomale vertering
Vrijstelling van Figure 12-21
individuele
moleculen naar
cytoplasma
Transmembranair
transport
Residual bodies
Opstapeling in
cytosol
Afgave aan
extracellulaire ruimte
353
Lysosomale
stapelingsziekten
Endomembranen (BWC12)
355
Vesiculair transport: overzicht
1. Vorming van vesikel 3. Fusie van vesikel
2. Anterograad transport
4. Retrograad transport
14-356
Donorcompartiment Doelwitcompartiment
Vesiculair transport via coated vesikels
Figure 12-8
Cargo
Solubele eiwitten in lumen
Membraaneiwitten
Membraanlipiden
Secretorische route: ER
Golgi plasmamembraan
Tussen membraanomgeven
Endocytotische route: PM
celorganellen en
endosoom lysosoom
plasmamembraan
357
Coated vesikels
Transportvesikel in secretorische en
endocytotische route
358
Functie van manteleiwitten
Opladen van vesikel met cargo-eiwitten
Selectieve inclusie van cargo door
interactie met manteleiwitten Cargoreceptor
2011-12
Indeling van coated vesikels op basis van
manteleiwitten
360
Indeling van vesikels op basis van
manteleiwitten
361
Clathrine vesikel
Transportvesikel met clathrinemantel
aan cytosolische zijde
Betrokken in
TGN endosoom transport Figure 12-16
Vorming van endocytotische vesikel Clathrin coat Coated
vesicle
TGN PM?
362
Clathrine triskelion
Figure 12-17
364
365
Adaptoreiwitten
366
Vorming van een clathrine vesikel
Opladen van cargo en afsnoering
367
Vorming van een COPII vesikel
368
Vorming van coated vesikel
GTPasen als timers voor (de)polymerisering
Vesikelvorming: gecontroleerd door monomere GTPasen
Sar1: COPII vesikels
ARF: COPI en clathrine vesikels
GDP GTP
GEF
COPII mantel
Multimere samenstelling
Sar1 = trigger voor
polymerisering
370
COP I vesikels: retrograad Golgi
ERtransport
Figure 12-8
Golgi: vorming van COPI vesikels
Vorming van mantel door
polymerisering van COPI
Opladen van cargo door
interactie met COPI mantel
Vb KDEL receptor
COPI mantel
Multimere samenstelling
ARF = trigger voor
polymerisering
371
Vesiculair transport: overzicht
1. Vorming van vesikel 3. Fusie van vesikel
2. Anterograad transport
4. Retrograad transport
14-372
Donorcompartiment Doelwitcompartiment
Aanmeren van vesikel en fusie met
doelwitmembraan
Figure 12-19
Aanmeren Fusie
Herkenning van Versmelting van
doelwitmembraan membranen
Binding aan membraan Afgave van cargo
373
Aanmering en fusie van transportvesikel
Rab
Figure 12-19 Rab GTPase: moleculaire
schakelaar voor aanmering
Rab-GTP: bindt aan
cytoplasmatische zijde van
transportvesikel
Rab-GDP: dissocieert van
membraan (na fusie)
Rab-GTP bindt aan
tethering eiwitten in
doelwitmembraan
374
375
Aanmering en fusie van transportvesikel
v-SNARE/t-SNARE interactie
Figure 12-19
SNARE eiwitten:
membraaneiwitten met
cytoplasmatische a-helix
v-SNARE: vesikel
t-SNARE:
doelwitmembraan
Complementaire eiwitten
vorming van v/t
SNARE complex
376
v/t SNARE complex
378
Aanmering en fusie van transportvesikel
Dissociatie van SNARE complex
Figure 12-19
Ontrafelen van v/t-SNARE
complex
Vergt cytoplasmatische
eiwitten
NSF: ATPase
a-SNAP: bindt aan SNARE
complex
Vergt energie wegens
stabiliteit
van SNARE-complex
379
Botulisme &
BOTOX
14-380
Peroxisomen
Organel met enkele Figure 12-23
membraan
Samenstelling
Catalase: afbraak van H2O2
Oxidase: aanmaak van H2O2
Uraatoxidase kristalkern
….
Functie
H2O2 metabolisme
Vetzuur oxidering
Detoxificatie
381
Functie van peroxisomen
H2O2 metabolisme
Afbraak van H2O2 in lumen van peroxisoom
O 2 + 2 H2 O
oxidase catalase
2 RH2 + 2 O2 2 R + 2 H2O2
peroxidase
R‟H2 R‟ + 2 H2O
382
H2O Niet-reactief goed oplosmiddel omwille van polariteit
www.kennislink.nl
Wikipedia
383
ROS = Reactive Oxygen Species
- O-bevattende moleculen: superoxide anion, waterstofperoxide, hydroxyl radicaal
- Zeer reactief celbeschadiging ziekteprocessen, verouderingsproces
- Oxidantia
- Vrije radicalen
- Nevenproduct van metabolisme
- Nood aan eliminatie van ROS: superoxide dismutase, catalase, anti-oxidantia
PNAS 2008
Nature 2008
Gelocaliseerde aanmaak Veralgemeende afbraak
385
Functie van peroxisomen
Detoxificatie
Peroxidase reactie
oxidase peroxidase
2 RH2 + 2 O2 2 R + 2 H2O2 R‟ + 2 H2O
R‟H2
Oxidering van R‟H2 tot onschadelijk eindproduct
Afbraak van methanol, ethanol … in lever en nier
386
Functie van peroxisomen
Vetzuuroxidering
Peroxisomen
Oxidering van
Long chain vetzuren: C16 tot C22
Very long chain vetzuren: C22 tot C24
Vertakte vetzuren
Eindproducten
Acetyl-CoA Krebs cyclys
C16-CoA verdere oxidering in mitochondria
Mitochondria
Oxidering van korte vetzuren (<C16)
388
389
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
Ionenkanalen
Meten en beschrijven van ionenkanalen
Selectiviteit en schakelmechanismen
Ontstaan en voortgeleiding van actiepotentialen
390
Componenten van elektrische circuits
1) (constante) spanningsbron
( )
( )
391
Componenten van elektrische circuits
2) (constante) stroombron
392
Componenten van elektrische circuits
3) weerstand
R1
CPN D-2
397
Elektrische stroom in een gesloten circuit
I I
V R
10 V 100
I I
I=V/R = 0.1 A
398
Eigenschappen van elektrische circuits
Ia Ib
V
10 V
100
Ia = Ib = V/R = 0.1 A
Itot=Ia+ Ib = 0.2 A
400
Elektrische stroom in een gesloten circuit
Vb = 10 V
RA = RB= 10
RC = 20
401
Weerstanden in parallel of in serie
G1
G1 G2
G2
Gtot = G1 + G2 Rtot = R1 + R2
Rtot = 1/(1/R1+ 1/R2) Gtot = 1/(1/G1+ 1/G2)
402
Componenten van elektrische circuits
4) condensator
403
Componenten van elektrische circuits
4) condensator
dV
Q V C I C
dt
404
Capaciteit en weerstand in parallel
CPN D-4
405
Capaciteit en weerstand in parallel
IT I R IC
t
V dV
IT C IC IT e RC
R dt
t t
V IT R (1 e ) RC
IR IT (1 e ) RC
CPN D-4
406
Analogie uit de hydraulica
CPN D-5
CPN D-3
407
Capaciteit en weerstand in parallel
CPN D-4
408
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
16. Selectiviteit en schakeling van ionenkanalen
409
Elektrische stroom doorheen
plasmamembraan: directionaliteit
Flux (J) Elektrische Effect op Vm
stroom (I)
+
Inwaarts Inwaarts Depolarisatie
J>0 I<0 Vm
411
Het begrip “drijvende kracht”
De drijvende kracht voor een ion wordt bepaald door de concentratie-gradiënt
(vervat in EX) en door de spanning over de membraan (Vm).
IX = gX•(Vm- EX)
(gx : membraanconductantie voor ion X)
De stroom gemedieerd door ion X doorheen een enkel kanaaltje is dan
iX = gX•(Vm- EX)
(gX : single-channelconductantie)
IX (iX) = 0 wanneer Vm = EX !!
412
Elektrische stroom doorheen ionenkanalen
WotC 13-7
413
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
4 Vm = +60 mV
i (pA)
2
0
-2
0 200 400 600 800 1000
4
i (pA)
Vm = 0 mV
2
0
-2
0 200 400 600 800 1000
EXX Vm
4
i (pA)
2 Vm = -60 mV
0
-2
0 200 400 600 800 1000
4
i (pA)
2 Vm = -120 mV
0
-2
0 200 400 600 800 1000
tijd (ms)
414
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
4 Vm = +60 mV Stroom-spanningsdiagramma
i (pA)
2
0
4
-2
0 200 400 600 800 1000
3
4
i (pA)
Vm = 0 mV
2 2
i (pA)
1
-2
0 200 400 600 800 1000
0
4
i (pA)
2 Vm = -60 mV -1
0
-2
-2
0 200 400 600 800 1000
-120 -80 -40 0 40 80
4 Vm (mV)
i (pA)
2 Vm = -120 mV
0
-2
0 200 400 600 800 1000
tijd (ms)
415
Equivalent circuit voor een ionenkanaal
[Na+]i = 15 mM
[Na+]o = 150 mM 4
[K+]i = 150 mM
[K+]o = 15 mM 3
2
EK ENa
i (pA) 1
-1
-2
iK = gK•(Vm- EK)
4
y
g rico
3
x 2
i (pA) 1
gK = 33 pS
-1
-2
417
Ladingsverplaatsing door elektrische stroom
Q I dt
time (ms)
0 20 40 60 80 100 120 140
0
-20
-40
I (pA)
-60
Q=I•t
-80
-100
418
Ladingsverplaatsing door elektrische stroom
4 Vm = +60 mV
4
i (pA)
i (pA)
2
0
2
-2
0 200 400 600 800 1000
0
4
i (pA)
Vm = 0 mV
2 -2
0
-2
0 200 400 60
0 200 400 600 800 1000
4 Q4= it
i (pA)
i (pA)
Q2= 4 pA 60 ms
2 Vm = -60 mV
0
-2 Q0= 240 fC
0 200 400 600 800 1000
4 -2
i (pA)
2 Vm = -120 mV
0 0 200 400 60
-2
0 200 400 600 800 1000 ~1500000
4 K+ ionen
i (pA)
tijd (ms)
2
419
Open probabiliteit (Popen)
Fractie van de tijd dat het kanaal ionen doorlaat (open is).
t open t open
Popen
t totaal t open t closed
60 ms 40 ms 15 ms
4 Vm = +60 mV
i (pA)
2
0
-2
0 200 400 600 800 1000
tijd (ms)
4
i (pA)
2 Popen=115ms/1000 ms = V0.115
m
= 0 mV
420
0
Van gX naar gX
421
Van gX naar gX
Aantal kanalen
gx= N Popen gX
422
De rustpotentiaal
In rust is de som van alle stroomcomponenten 0:
Een zenuwcel bevat 2000 K+-kanalen met een conductantie van 80 pS (gK) en een
open probabiliteit van 0.05, en 1000 Na+ kanaaltjes met een conductantie (gNa) van 20
pS en een open probabiliteit van 0.2. De volgende condities gelden:
Temperatuur: 37 °C
Intracellulaire concentraties: [Na+]i = 15 mM; [K+]i = 150 mM
Extracellulaire concentraties: [Na+]o = 150 mM; [K+]o = 1.5 mM
(Andere ionen mogen buiten beschouwing gelaten worden)
424
Elektrische stroom doorheen ionenkanalen
425
Patch-clamp techniek
“Single-channel” metingen
- Openen en sluiten van 1 of enkele kanalen
- pA grootteorde (10-12 Ampère)
426
Patch-clamp techniek
“Whole-cell” metingen
- Stroom doorheen de gehele membraan
- nA grootteorde (10-9 Ampère)
427
Patch-clamp techniek
EXX
429
Selectiviteit en schakeling
EXX
WotC 13-8
430
Selectiviteit van ionenkanalen
• Selectieve kanalen voor K+, Na+, Ca2+, Cl-
• Niet-selectieve kationenkanalen permeabel voor K+, Na+, Ca2+, …
Mechanismen:
1. Op basis van grootte ~zeef
2. Op basis van lading
3. Op basis van binding
Niet-selectief
K+-kanaal kanaal
Silhouetten van
permeante
kationen
432
Selectiviteit op basis van lading
Positief
Negatief
CLC KcsA
433
Selectiviteit op basis van binding
Roderick MacKinnon
Nobelprijs chemie
2003
434
435
Bindingsplaatsen voor K+ in K+-kanaal
436
Basis voor K+-selectiviteit
438
Gevolgen van het openen van ionenkanalen
2. Effect op ionenconcentratie
• Openen van Ca2+-kanalen: [Ca2+]i
Cellulaire response (spiercontractie, secretie…)
• Gelijktijdig openen van K+- en Cl--kanalen :
Efflux van KCl daling van celvolume
Voorbeeld: K+-lekkanalen
-permanent open gK >0
-zorgen ervoor dat in rust Vm EK
TRPM3
140 60
50
TRPV1
120
TRPV3
40
TRPV4
100
30
80
20
TRPM8
60
TRPA1
10
40
0
20
10
0
443
Leven zonder koude-gegeschakeld kanaal
444
Leven zonder hitte-geschakeld kanaal
445
Sommige TRP-kanalen zijn ook ligand-geschakeld!
446
Mechanogevoelige kanalen
Voorbeeld: transductiekanaal in het slakkenhuis
WotC 13-9
448
Activatie – inactivatie - deactivatie
activatie
deactivatie inactivatie
Deactivatie: repolarisatie voltage sensor terug naar rusttoestand (OC)
Inactivatie: depolarisatie « ball » blokkeert de open porie (OI)
449
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
17. Spanningsgeschakelde ionenkanalen en actiepotentiaal
450
451
Neuronen (zenuwcellen): enkele termen
Afferent neuron: informatie vanuit PZS (huid, mond, organen, …) naar CZS
Interneuron: informatie binnen CZS
Efferent neuron: informatie vanuit CZS naar PZS
Effectorcel: zet input van efferente neuronen om in “actie” (vb. Spiercel, kliercel…)
452
Algemene structuur van een typisch neuron
Motorneuron
PNS spier
WotC 13-1
453
Algemene structuur van een typisch neuron
455
Squid giant axon – reuzeneuron van de pijlinktvis
WotC 13-2
456
Vm metingen in de squid giant axon
WotC 13-3
457
Elektrische stimulatie van squid giant axon
WotC 13-3
458
Elektrische stimulatie van squid giant axon
~
WotC 13-3 CPN D-4
459
Elektrische stimulatie van squid giant axon
Vm EK
gK
EK
t
gK I
V m (1 e RCm )
EK gK
460
Elektrische stimulatie actiepotentiaal
“Subthreshold”
“Suprathreshold”
CPN 7-1
461
De actiepotentiaal
« Een snelle, transiente depolarisatie van de plasmamembraan»
0 mV
-70 mV
1 ms
462
De actiepotentiaal: alles-of-niks!
463
Na+- en K+-kanalen bepalen AP
WotC 13-10
464
Na+- en K+-kanalen bepalen AP
Alan Lloyd
HODGKIN
Andrew Fielding
HUXLEY
Nobelprijs in Geneeskunde en
Fysiologie (1963)
WotC 13-10
465
Activatie – inactivatie - deactivatie
activatie
deactivatie inactivatie
Deactivatie: repolarisatie voltage sensor terug naar rusttoestand (OC)
Inactivatie: depolarisatie « ball » blokkeert de open porie (OI)
466
Structuur van spanningsgeschakelde kanalen
bovenaanzicht
467
Activatie: beweging van spanningssensor
uit
+++++ ++ --- ---------
closed open
468
Spanningsafhankelijke activatie
Membraan
469
Spanningsafhankelijke activatie
Zicht vanuit
exoplasmatische
zijde
470
Spanningsafhankelijke activatie: Popen ~Vm
1.0
0.8 1
Popen V V
0.6 m 1 / 2
1 e
Vs
Popen
0.4
0.0
-100 -80 -60 -40 -20 0 20 40 60
Vm (mV)
471
Oorsprong van de I actiepotentiaal
Vm (mV)
EK
IK=gK•(Vm-EK)
Vm (mV)
ENa
INa=gNa•(Vm-ENa)
gNa= N Popen gNa
Spanningsgeschakelde Na+-kanalen
Oorsprong van de I actiepotentiaal
Em (mV)
Em (mV)
drempelpotentiaal
rustpotentiaal
piek van
actiepotentiaal
Na+-kanalen inactiveren tijdens AP
476
Oorsprong van de actiepotentiaal
Inactivatie
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC8)
18. Voortgeleiding en modulatie van de actiepotentiaal
478
Voortgeleiding en modulatie van de
actiepotentiaal
479
Hoe halen we de drempel?
• Stroominjectie (=artificieel)
• Activatie van depolariserende stromen (gNa en/of gCa)
vb. thermoTRP in sensorisch zenuwuiteinde
• Passieve verspreiding van depolarisatie (kabelmodel!)
480
Voortgeleiding van actiepotentiaal
481
Passieve voortgeleiding van elektrische signalen
482
Passieve voortgeleiding: het kabelmodel
483
Passieve voortgeleiding: het kabelmodel
484
De lengteconstante
x
V V0 e
Op afstand van
stroominjectie is V nog
1/e (37%) van V op
plaats van stroominjectie.
=2 mm
Grote waarde voor
depolarisatie verspreidt
zich over grotere afstand.
485
Soortelijke weerstand ()
R
A
486
Factoren die bepalen
a m
2 i
488
Actieve voortgeleiding van actiepotentiaal
489
Actieve voortgeleiding van actiepotentiaal
490
Effecten van veranderende geometrie
2
1 3
0.5 mm
491
Myelineschede
492
Myelineschede – knoop van Ranvier
Louis-Antoine Ranvier
(1835-1922)
493
Saltatorische voortgeleiding
Voorwaarde:
int ernode
Vrust V e
Vthreshold
494
Saltatorische voortgeleiding
Niet -gemyeliniseerd
axon
495
Voortgeleidingssnelheden in axonen
496
Multiple Sclerose
497
Multiple Sclerose: daling van
498
Voortgeleiding en modulatie van de
actiepotentiaal
499
Toxines
http://www.youtube.com/watch?v=hBxdsv9THH8
500
Dood na sushi
Elk jaar sterven ~50 Japanners na het eten van sushi van de fugu vis
(puffer fish/blowfish; kogelvis) bereid door een slechte kok.
$200/maal
Symptomen:
• Gevoelloosheid
• Zwakte, “een licht hoofd”
• Verlamming der ledematen
• hartritmestoornissen
• dood (~50 % der gevallen)
501
Tetrodotoxin (TTX)
503
Locale anesthetica
504
Locale anesthetica
Lidocaine
Procaine
Cocaine
505
Locale anesthetica blokkeren
spanningsgeschakelde Na+-kanalen
506
Aconitine
Monnikskap
507
Aconitine vertraagt inactivatie van Na+-kanalen
508
Schorpioen-toxines inhiberen
509
Modulatie van actiepotentiaal
A: lokale anesthetica
B: TTX
C: Aconitine
D: KTX
50 mV
5 ms
510
GABA-receptor: een ligand-gestuurd Cl--kanaal
g-aminoboterzuur (GABA)
511
Voor activatie van GABA-Receptor
IK
INa
Itotaal
ECl EK
512
Na activatie van GABA-Receptor
gCl = 3gK
IK
INa
ICl
ECl EK Itotaal
Itotaal zonder Cl
513
Na activatie van GABA-Receptor
gCl = 7gK
IK
INa
ICl
ECl EK
Itotaal
Itotaal zonder Cl
514
Barbituraten activeren de GABA-receptor
Nembutal
Secobarbital
515
Benzodiazepines activeren de GABA-
receptor
516
Signaaltransductie: prikkelbaarheid
(BWC13)
19. Synaptische communicatie
517
Synaptische communicatie
Synaps: plaats van communicatie van presynaptisch neuron
met postsynaptische cel:
Neuron synapsen in centraal zenuwstelsel
Spiercel neuromusculaire junctie in skeletspier
Kliercel
2 verschillende types
Elektrische synaps
Actiepotentiaal loopt rechtstreeks door van pre- naar postsynaps
Voordeel: snelle communicatie
Chemische synaps
Presynaptische actiepotentiaal neurotransmitter
postsynaptische respons
518
Elektrische synaps
Figure 13-15
519
Figure 17-12 Labeled
Chemische synaps
Geen continuïteit tussen pre- en
postsynaps
Figure 13-16
521
Chemische synaps: actiepotentiaal
neurotransmitter actiepotentiaal
Figure 13-16
Extracellulaire ruimte
Synaptische speet Diffusie van NT
(20 à 50 nm)
Binding van NT ionenstroom
Dendriet/Cellichaam
Postsynaps Depolarisering Ontstaan van AP
Receptoren voor NT
522 Hyperpolarisering inhibitie
Receptoren voor neurotransmitters
Figure 13-17
523
Gevolgen van het openen van ionenkanalen
2. Effect op ionenconcentratie
• Openen van Ca2+-kanalen: [Ca2+]i
Cellulaire response (spiercontractie, secretie…)
• Gelijktijdig openen van K+- en Cl--kanalen :
Efflux van KCl daling van celvolume
Presynaps
Aanmaak en opslag in synaptische
vesikels
Vrijstelling door exocytose Figure 13-16
Inhibitorische NT
Postsynaptische
hyperpolarisering
inhibitie van AP
GABA, glycine
526
Neurotransmitter
Presynaptische aanmaak en opslag
Presynaptische aanmaak in cytosol
Enzymatisch gecatalyseerd
Neuron-specifiek
Indeling van neuronen ifv NT
Ach Cholinerg
GABA GABA-erg
(Nor)adrenaline adrenerg
H+
Opslag van NT in synaptische vesikel NT
528
Presynaps: vrijstelling van
NT door exocytose
AP komt aan in presynaps
depolarisering
Activering van spanningsafhankelijke
Ca2+ kanalen
Influx van Ca2+ locaal Ca2+ signaal
Fusie van vesikel met PM =
exocytose
v/t-SNARE gemedieerd
Ca2+-afhankelijk synaptotagmine
Afgave van NT in synaptische spleet
Recyclering van vesikel
Endocytose: clathrine-gemedieerd
14-530
Tetanus & tetanus toxine
Tetanus toxine
• Inhibeert vrijstelling van NT (vgl BOTOX)
• Werkt in op inhibitorische interneuronen
531
Source: Korean Medical Library Engine (http://www.kmle.co.kr)
Stopzetten van neurotransmitter signaal
acetylCoA
Ach
choline NT
Na+
NT
Serotonine Na+
Ach acetaat + choline
AchE
Ach Zenuwgassen Prozac
NT
Ligand-gestuurde ionenkanalen
Binding van NT openen van kanaal
ionenstroom Vm
Excitatorische synaps
NT depolarisering AP
Inhibitorische synaps
NT hyperpolarisering geen AP
Transmembranaire porie
Niet-selectief voor cationen
PNa PK
Niet-permeabel voor anionen
Figure 13-20
Ring van negatieve ladingen in porie afstoting van anionen
Schakeling door acetylcholine
Binding aan extracellulaire zijde conformatieverandering open
534
Nicotine-acetylcholine receptor
Farmacologie
Curare: pijlgif van indianen uit Amazone
oerwoud
Bereid uit schors van lianen in
Amazonewoud
Zeer toxisch: dood binnen enkele minuten
Titratie: prikken van kikker en tellen van aantal Chondrodendron tomentosum
sprongen Liaan in tropisch regenwoud
Actief bestanddeel: tubocurarine
Blokkeert nAch receptor
Verlamming ademhalingsstilstand
The usual method of preparation was to combine young-bark
scrapings of Strychnos and the menisperms with other cleaned plant
fragments and sometimes snake venom or venomous ants. This
mixture was boiled in water for about two days and then strained
and evaporated to become a dark, heavy, viscid paste with a very
bitter taste.
535
Nicotine-acetylcholine receptor
Pathologie: myasthenia gravis
537
GABA-receptor: een ligand-gestuurd Cl--kanaal
g-aminoboterzuur (GABA)
538
Voor activatie van GABA-Receptor
IK
INa
Itotaal
ECl EK
539
Na activatie van GABA-Receptor
gCl = 3gK
IK
INa
ICl
ECl EK Itotaal
Itotaal zonder Cl
540
Na activatie van GABA-Receptor
gCl = 7gK
IK
INa
ICl
ECl EK
Itotaal
Itotaal zonder Cl
541
Excitatorische en inhibitorische synapsen
epsp: excitatorische postsynaptische potentiaal
- postsynaptische depolarisering door neurotransmitter Vm
- indien epsp > drempel AP
drempel
epsp
drempel
ipsp
542
Neuron
Integratie van synaptische input
Centraal zenuwstelsel
Neuronen: multipele synaptische contacten
Excitatorische synapsen en inhibitorische synapsen
Summatie van excitatorische en inhibitorische input integrator
543
Neuron
Integratie van synaptische input
544
Signaaltransductie (BWC14)
545
Cellulaire communicatie
Informatie-uitwisseling in multicellulair organisme
Cel-cel
Zenuwstelsel
Hormonaal stelsel
....
Cel-buitenwereld
Zintuigelijke waarneming: visus, gehoor, smaak, reuk, tast
Cel-interne omgeving
Bloeddruk, glycemie, pO2, pCO2, ...
Doel
Ontwikkeling en embryogenese, groei
Functionele integratie van organen
Homeostase: constant houden van intern milieu, metabolisme
Interactie met omgeving
546
Intercellulaire communicatie
Overzicht
Figure 14-1
Signaalcel
Aanmaak en opslag van
signaalmolecule
Afgave van signaal
molecule door stimulus
Transport van
signaalmolecule
Doelwitcel
Binding van signaalmolecule aan receptor
Activeren van signaaltransductie
Cellulaire respons: korte termijn versus lange termijn
Beëindigen van signaal
547
Chemische identiteit van signaalmoleculen
= primary messengers
Eiwitten en peptiden Nucleosiden: adenosine
Insuline, groeifactoren Steroïden (< cholesterol)
Aminozuren of derivaten Glucocorticoïden
Glutamaat, GABA, glycine Estrogeen, testosterone,
Biogene amines progesterone
Acetylcholine Eicosanoïden (<
Adrenaline, noradrenaline arachidonzuur)
Dopamine Prostaglandines,
leukotriënen
Serotonine
Histamine ... Gassen: NO, CO
Nucleotiden: ATP, ADP
548
Endocriene interactie
Figure 14-1
550
Juxtacriene interactie
Membraaneiwit
Signaalmolecule Delta
Direct contact met doelwitcel
Neuron met Notch
Doelwitcel Naburige cel
receptor
551
Membraanreceptoren versus intracellulaire
receptoren
Figure 14-2
Figure 14-24
552
Steroïdhormonen en intracellulaire
receptoren
Figure 3-30
Figure 14-24
CYP19
Wikipedia
554
Overzicht van informatiestroom in doelwitcel
Membraanreceptoren
Binding aan membraanreceptor
Signaalmolecule = first messenger
Aan extracellulaire zijde
Signaaltransductie: omzetting
van extracellulair signaal in
intracellulair signaal
Via second messengers
Via eiwitten: G proteïnen, kinasen
en fosfatasen
Figure 14-2
Cellulaire respons
Verandering in functie en/of identiteit van de cel
Korte termijn versus lange termijn respons
555
Overzicht van informatiestroom in doelwitcel
Second messengers
Kleine intracellulaire moleculen die
aangemaakt of vrijgesteld worden
na binding van primary
messenger aan
receptor
Ca2+, cAMP, cGMP, IP3, DAG,…
556
Membraanreceptoren voor signaalmoleculen
Bindingsplaats in extracellulaire
domein van receptor
Complementaire vorm tov
signaalmolecule
AZ in bindingsplaats interageren
met signaalmolecule
H-bruggen, ionische interactie…
557
Betekenis van dissociatieconstante KD
𝑅∙𝐿 ⟺𝑅+𝐿 met R = vrije receptor
RL = gebonden receptor
KD = evenwichtsconstante van de
dissociatiereactie
𝑅 × 𝐿
𝐾𝐷 =
𝑅∙𝐿
𝐿 = 𝐾𝐷
Er is evenveel
𝑅 = 𝑅∙𝐿 vrije receptor als
gebonden receptor
558
Binding aan membraanreceptor
Affiniteit
[RL] (rel)
KD = [ligand] waarvoor 50% van receptoren bezet zijn
1,5
controle
0,5
0,0
0 Kd Kd 2 4 [Ligand] (relatief)
KD = maat voor de affiniteit van receptor voor ligand
KD affiniteit van receptor voor ligand
Grootte-orde: 10-7 tot 10-10 M
559
Binding aan membraanreceptor
Saturatie
[RL] (rel)
RT = R + RL
RT = 2 RT,controle
RL RKT
1,5
1 D
1,0
L Indien [L] >>> KD
controle
[RL][RT]
0,5
0,0
0 Kd 2 4[Ligand] (relatief)
Bezettingsgraad van receptor: bepaald door concentratie van ligand
Indien alle receptoren bezet saturatie van receptor
Maximaal aantal bezette receptoren
Bepaald door aantal receptoren in de plasmamembraan kan varieren
560
Binding aan membraanreceptor
Gevoeligheid van doelwitcel
[RL] (rel)
Respons RT = 2 RT,controle
1,5
controle
Drempel
cellulaire
0,5
respons
0,0
0 2 4 [Ligand] (relatief)
Gevoeligheid van cel bepaald door
Affiniteit van receptor voor ligand: Kd gevoeligheid
Aantal receptoren in de plasmamembraan: RT gevoeligheid
Drempel voor cellulaire respons: minimum aantal geactiveerde R
561
Verlies van gevoeligheid van doelwitcel
Verminderde gevoeligheid van doelwitcel voor
signaalmolecule
Onderbreking van signaaltransductie
562
Figure 12-15
563
Binding aan membraanreceptor
Agonist versus antagonist
Kd
Hormoon ≈ 5 10-5 M
Agonist ≈ 5 10-6 M
Antagonist ≈ 3 10-9 M
564
Binding aan membraanreceptor
Agonist versus antagonist
Agonist Antagonist
565
Agonist versus antagonist
Voorbeeld
2 agonist astma 1 antagonist hypertensie
Farmaca die 2 receptoren Farmaca die 1 receptoren
activeren inhiberen
2 receptor = GPCR; zie 1 receptor = GPCR; zie
verder verder
Toepassing Toepassing
Activering van 2 receptoren Inhibitie van 1 receptoren
relaxatie van gladde spier hart klopt minder krachtig en
in luchtwegen verwijden trager daling van bloeddruk
van luchtwegen 1 antagonist behandeling
2 agonist behandeling van hypertensie
van astma
566
Integratie van signaaltransductie
Cel staat bloot aan
verschillende types
signaalmoleculen
Integratie van deze
signalen door
Activering van verschillende
transductiecascades
Convergentie op één
transductiecascade
Cross talk: ene transductie-
cascade beïnvloedt andere
Figure 14-2
567
Amplificatie van extracellulair signaal
Signaaltransductiecascade
Amplificatie van signaal
door opeenvolgende
reacties
Voorbeeld
1 molecule adrenaline
Figure 14-2
568
Signaaltransductie (BWC14)
569
Signaaltransductie via G proteïne
gekoppelde receptoren: overzicht
G proteïne
Moleculaire schakelaar
Aan/uit in functie van GPCR
Activeert effector
G proteïne gekoppelde receptor
Effectoren
Binding van extracellulair
signaalmolecule Enzymes: vorming/afbraak van second
messengers
Activeert G proteïne
Ionenkanalen
570
G proteïne gekoppelde receptor
Structuur
Integraal
membraaneiwit
Extracellulair deel
Binding van
signaalmolecule
7 transmembranaire
a-helices
Inbedding in membraan
Binding van
signaalmolecule
Intracellulair deel
Interactie met trimeer
G proteïne
Lus C3 en COOH-ter
staart
Figure 14-4
571
G proteïne gekoppelde receptor
Functie: activering
Start van
signaaltransductie
Binding van
extracellulair
signaalmolecule
conformatie van
receptor
Activering van
trimeer G proteïne
Figure 14-4
572
G proteïne gekoppelde receptor
Functie: desensitisering
GRK
GPCR kinase
Fosforyleert
C-terminus van GPCR
alleen ACTIEVE
GPCR
-arrestine
Cytosolisch eiwit
Bindt aan gefosforyleerde
C-terminus
arrestine
573
GPCR activering: moleculair mechanisme
574
Binding van adrenaline aan 2-AR
575
Activering van GPCR door binding van
ligand
576
G-proteïne gekoppelde receptoren
Structurele en functionele diversiteit
>1000 verschillende receptoren
1000 genen (3% van genoom)
Alternatieve splitsing
Verschillen in
Aminozuursequentie eiwitstructuur
Expressiepatroon: cel- en orgaanspecifiek voorkomen
Ligand
Signaaltransductie
577
Voorbeelden van GPCR
Ligand Receptor Opmerking
Noradrenaline, adrenaline Adrenerge receptoren Subtypes:
- a1, a2
- 1, 2, 3
Acetylcholine Muscarine receptoren Subtypes: M1 M5
Dopamine Dopaminerge receptoren
ATP, ADP Purinerge receptoren Subtypes: P2X, P2Y
Reukmoleculen Odorantreceptoren +/- 1000 subtypes
TSH TSH receptor
Endorfines Opioid receptoren Subtypes: m, k,
Anandamide Cannabinoid receptor Subtypes : CB1, CB2
… … …
578
Nicotine receptor Muscarine receptor
AGONIST
nicotine muscarine
acetylcholine
ANTAGONIST
tubocurarine atropine
inactief
Gain of function
geen ligand
Altijd
actief
581
G-proteïne gekoppelde receptoren
Farmacologie/Toxicologie
Farmacologie: Toxicologie: receptoren voor
agonisten/antagonisten drugs
2 agonisten astma Heroïne opioid receptoren
Farmaca die 2 receptoren in gladde Receptoren voor endorfines
spier activeren relaxatie van CZS: pijnbeleving, ....
gladde spier (dilatatie van
luchtwegen) Probleem: desensitizering
afhankelijkheid
1 antagonisten hypertensie
Receptor voor (nor)adrenaline in Cannabis cannabinoid receptor
hart Receptor voor endocannabinoiden:
Farmaca die 1 receptoren in hart anandamide, 2-arachidonylglycerol
blokkeren hart klopt trager en CZS: rol in geheugen, pijnbeleving
minder krachtig
582
Trimeer G proteïne
Structuur
Figure 14-5
of
Subeenheid Ga G Gg
Aantal genen 27 5 13
Eiwit Gsa, Gia,… Gg: stabiel dimer
Vetanker in membraan + + (Gg subeenheid)
Interactie met GPCR + -
GTPase activiteit + -
Interactie met effector + +
583
Trimeer G proteïne
Moleculaire schakelaar
L*R
Spontane
GTPase
Pi activiteit H2 O
Figure 14-5
585
Signaaltransductie via G proteïne
gekoppelde receptoren: overzicht
G proteïne
Moleculaire schakelaar
Aan/uit in functie van GPCR
Activeert effector
G proteïne gekoppelde receptor
Effectoren
Binding van extracellulair
signaalmolecule Enzymes: vorming/afbraak van second
messengers
Activeert G proteïne
Ionenkanalen
586
Signaaltransductie via GPCR
Activering van ionenkanalen
Figure 14-15
587
Signaaltransductie via GPCR
cAMP als second messenger
cAMP = second messenger
Aanmaak door adenylaatcyclase in plasmamembraan
Regeling door trimeer G proteïne: Ga
Gsa stimulering
Gia inhibitie
Cholera toxine
Permanente activering van Gs
Continue stimulering van AC
Figure 14-6
588
Signaaltransductie via cAMP
Afbraak van cAMP
Afbraak door fosfodiesterase
Cytoplasmatisch enzyme
Basale activiteit continue afbraak
Inhibitie door methylxanthines
[cAMP]cyto
Balans aanmaak/afbraak
Snelle veranderingen
Figure 14-6
589
Cellulaire effecten van cAMP
590
Proteïnekinase A (PKA)
Structuur
Ser/Thr kinase
Fosforyleert meerdere eiwitten in
Cytosol
Plasmamembraan, ER, …
Kern
Structuur: heterotetramer
2 Catalytische subeenheden
Kinase
Binding en hydrolyse van ATP
2 Regulatorische subeenheden
Inhiberen kinase activiteit
2 bindingsplaatsen voor cAMP
Figure 14-8
591
Proteïnekinase A (PKA)
Werking
In afwezigheid van cAMP
Heterotetramere configuratie
Inactief
Inhibitie van kinase door
regulatorische eenheid
592
cAMP/PKA signaaltransductie
Extracellulair signaalmolecule
GPCR
Diffusie
Afbraak
Gsa-GTP
Cholera toxine
Desensi- Adenylaatcyclase
tisering
Gsa -GDP
cAMP
Caffeïne
cAMP PDE
Proteïne Kinase A
STOP
AMP
Fosforylering
Fosfatase van eiwitten Figure 14-7
Adrenaline = hormoon
Vrijstelling door bijniermerg
Noradrenaline = NT
Vrijstelling door orthosympathisch
zenuwstelsel
Inwerking op doelwitorganen
Hart, lever, luchtwegen, …
594
Figure 14-21 Labeled
GPCR G proteïne Effector
Adrenerge receptoren
Ligand GPCR G proteïne Effector Second messenger
Noradrenaline Adrenaline
595
Toepassing
Effecten van (nor)adrenaline
Respons van doelwitorgaan: bepaald door
Type receptor signaaltransductiecascade
Functie van doelwitcel
Hart
1receptoren cAMP/PKA
Versnelling van hartritme
Krachtiger contractie
Lever
2 receptoren cAMP/PKA
Vrijstelling van glucose
596
Figure 14-21 Labeled
Activering van glycogeenafbraak in de lever
Figure 14-22 Labeled
597
Toepassing
Cholera
L*R
Spontane
GTPase
598
Pi activiteit H2O
Signaaltransductie (BWC14)
599
Signaaltransductie via G proteïne
gekoppelde receptoren: overzicht
G proteïne
Moleculaire schakelaar
Aan/uit in functie van GPCR
Activeert effector
G proteïne gekoppelde receptor
Effectoren
Binding van extracellulair
signaalmolecule Enzymes: vorming/afbraak van second
messengers
Activeert G proteïne
Ionenkanalen
600
Signaaltransductie via PLC
Binding van ligand aan GPCR
PIP2: PI(4,5)bisfosfaat
Membraanlipide in
cytoplasmatisch blad
van PM
Aanmaak door PI-kinasen
(lipidekinasen) Figure 14-9
603
Second messengers IP3 en DAG
IP3:
inositol(1,4,5)trisfosfaat
Hydrofiel: diffundeert in
cytosol
Bindt aan receptor in ER
DAG: diacylglycerol
Hydrofoob: blijft in
membraan
Activering van Proteïne
Kinase C (PKC)
Activering van
ionenkanalen
Figure 14-9
604
IP3 receptor in endoplasmatisch reticulum
IP3 receptor
Membraaneiwit in endoplasmatisch reticulum
Ligand-gestuurd Ca2+ kanaal
Binding van IP3
Kanaal opent Ca2+ vrijstelling uit ER
Ontstaan van intracellulair Ca2+ signaal [Ca2+]cyto stijgt
605
IP3 en DAG: activering van multipele
transductiecascades: Ca2+, kinasen, Vm
606
Kalzium macht alles
(L.V. Heilbrunn)
607
Ontstaan van een intracellulair Ca2+ signaal
Figure 14-12
608
Cellulaire Ca2+ transportsystemen
Terminologie
[Ca2+]e= 10-3 M
Rustsituatie
[Ca2+]cyto=10-7 M
endoplasmatisch reticulum
609
Cellulaire Ca2+ transportsystemen
Actieve transportsystemen Ca2+ ↓
[Ca2+]e= 10-3 M PMCA Na+-Ca2+ uitwisselaar Na+-K+ pomp
3 Na+ K+
endoplasmatisch reticulum
[Ca2+]ER= 10-3 M
[Ca2+]cyto=10-7 M
SERCA
ATP
2 Ca2+
610
Cellulaire Ca2+ transportsystemen
Ca2+ kanalen Ca2+ ↑
Plasmamembraan: Ca2+
[Ca2+]e= 10-3 M
influxkanalen
Spanningsafhankelijk Ca2+ Ca2+ Ca2+ Ca2+
Ligand-gestuurd
Receptor-geactiveerd
Mechano-gevoelig
endoplasmatisch reticulum
611
Ca2+ signaal in prikkelbare cel
Actiepotentiaal [Ca2+]cyt
Neuron: AP Ca2+ influx PMCA NCX
Ca2+
Depolarisering 3 Na+
Activering van spannings-
afhankelijke Ca2+ kanalen ATP
612
DHPR
Ca2+ signaal in niet-prikkelbare cel
Ligand [Ca2+]cyt
Ligand Ca2+ vrijstelling PMCA NCX
Ca2+ influx Ca2+
3 Na+
Binding aan GPCR PLC
Vorming van IP3 en DAG ATP
Vrijstelling van Ca2+ 1 Ca2+ 1 Ca2+
uit ER
Initiële respons 2 Ca2+
Beperkt in tijd: depletie Ca2+ ATP
van ER SERCA
Influx van Ca2+ via
TRP en SOC kanalen
Langdurige respons IP3R
Activering van Ca2+
TRP: DAG en IP3
SOC: leeg ER G
PLC PIP2
613
Ca2+ als second messenger
Signaaltransductie via Ca2+
615
Ca2+ als second messenger
Calmoduline
apo-CaM Figure 14-14
Ca2+ bindingsplaatsen
616
Calmoduline: Ca2+ afhankelijke
binding aan doelwiteiwitten
Ca-CaM geactiveerde
enzymes
NO synthase: eNOS en nNOS
NO productie in endotheel en
neuronen
Myosine lichte keten kinase:
MLCK
Contractie van gladde spier
CaM kinases: CaMKinase II Figure 14-14
Geheugen
Ca-CaM
PMCA Bindt aan doelwiteiwitten
via hydrofobe interacties
Extrusie van Ca2+
Activering/inhibitie van
Calcineurine = fosfatase
doelwiteitwit
617
Addendum: selectiviteit van interacties
GPCR G proteïne Effector
G
Ligand GPCR Effector Second messenger
proteïne
(Nor)adrenaline IP3 Ca2+
a1 Gq PLC
(Nor)epinefrine DAG PKC
cAMP
Adrenerge a2 Gi AC
Ca2+ kanaal (g)
receptoren
1, 2, 3 Gs AC cAMP
IP3 Ca2+
Acetylcholine M1, M3, M5 Gq PLC
DAG PKC
Muscarine cAMP
receptoren M2, M4 Gi AC
K+ kanaal (g)
Fosfolipase C: PIP2 IP3 + DAG / IP3 vrijstelling van Ca2+ uit ER
618
Addendum: Celspecifieke respons
GPCR G proteïne Effector
Vasculaire Spier
gladde spier a1 receptor Ca2+ signaal Vasoconstrictie
contractie
Adrenaline
Noradrenaline
619
Signaaltransductie via NO/cGMP
Vaatwand
Endotheelcel
In direct contact
met bloed
Reageert op
chemische en
mechanische stimuli
Gladde spierlaag
Contractie/relaxatie
Bepaalt diameter
van lumen van
bloedvat
620
Figure 14-A1
Aanmaak van NO in endotheelcel
Stimuli
Ach GPCR
Muscarine receptor
Shear stress
Signaaltransductie
NO = klein,
Activering PLC apolair gas
IP3 Ca2+signaal
Verlaat cel door
CaCaM
eenvoudige
Activering van NO diffusie
synthase (eNOS)
Lokale
Aanmaak van NO verspreiding
L-Arg NO + Korte levensduur
citrulline Vrij radicaal
621
Figure 14-A1
NO: signaaltransductie via cGMP in gladde
spiercel
NO diffundeert in
gladde spiercel
Signaaltransductie
Receptor voor NO =
guanylaatcyclase
Cytosolisch enzyme
GTP cGMP
cGMP activering
van PKG
Ser/Thr kinase
Fosforylering
Respons: relaxatie van
vaatwand
622
Figure 14-A1
Signaaltransductie via NO/cGMP
Aan- en uitschakelen van cascade
NO
Sildenafil
•Inhibitor van cGMP
fosfodiesterase
Afbraak Solubel guanylaatcyclase
•Remt afbraak van cGMP
•Bevordert vasodilatatie
Sildenafil cGMP
cGMP fosfodiësterase
Proteïne Kinase G
GMP
Fosforylering
STOP Fosfatase van eiwitten
624
Groeifactoren
Signaalmoleculen
Structuur: peptiden of eiwitten
Hormonale, paracriene, autocriene werking
Binden aan receptor proteïnekinasen
Cellulaire respons: celgroei en celdeling gecontroleerd!
Embryonale groei, wondheling, weefselhomestase,…
625
Receptor tyrosinekinase
Structuur
Integraal membraaneiwit in plasma-
membraan
1 transmembranaire a-helix
Extracellulair domein
Bindingsplaats voor ligand
Cytoplasmatisch domein
Tyrosinekinase domein
Fosforylering van Tyr residu‟s
Inactief door auto-inhibitie
Staart met Tyr residu‟s autofosforylering
626
Figure 14-16
627
Receptor tyrosinekinase
Activering
Vrij monomer: auto-
inhibitie van
kinasedomein
628
Figure 14-16
Receptor tyrosinekinase
Activering
Actief receptordimer
Autofosforylering
Kruisfosforylering van Tyr
residu‟s in cytoplasmatische
staart
Tyr-P staart
Platform voor binding van
signaaltransductie-eiwitten
Binding verloopt via SH2
domein herkent Tyr-P
629
Figure 14-16
SH2 domain
631
Signaaltransductie via MAP kinase cascade
Activering van Ras
GRB2 = adaptoreiwit
SH2 domein: binding aan Tyr-P in
geactiveerde RTK
SH3 domeinen: recrutering en
activeringvan Sos
Sos = Ras GEF
GRB2-Sos: interactie met Ras
Induceert GDP/GTP wissel in Ras
Ras = monomeer G proteïne
Membraangebonden: vetanker
Moleculaire schakelaar
Ras-GDP = inactief
Ras-GTP = actief
Ras-GTP: dissocieert van Sos
Figure 14-17
632
Ras als moleculaire schakelaar
GEF = guanine-nucleotide
exchange factor
- Induceert GDP/GTP wissel
Sos = GEF
633 Pi H2 O Celproliferatie
Ras: activering van
MAP kinase cascade
Raf kinase: cytosolair
Recrutering en activering door Ras-GTP
Fosforyleert en activeert MEK
MEK
Fosforyleert en activeert MAP kinase
MAP kinase = effector kinase
Actief MAP kinase
Translocatie naar nucleus
Fosforylering van transcriptiefactoren: Ets, Jun
Activering van gentranscriptie
Expressie van genen vereist voor
opstarten van celcyclus
634
Figure 14-17
Figure 19-42 Labeled
Figure 19-39 Labeled
Algemene principes: MAP kinase cascade
Diversiteit aan signaaltransductiecascades
Extracellu
laire
stimulus
Kinase
cascade
Veranderi
ng in gen- MEK
expressie
MAPK
Respons
637
Algemene principes: scaffold eiwitten
in signaaltransductie
Organisatie van
functioneel complex
Rekrutering en binding
van meerdere eiwitten
Facilitering interactie
tussen eiwitten
Mogelijkheid tot
regeling
Voorbeelden
KSR / STE5
Arrestine
639
Signaaltransductie via PI 3-kinase
RTK
PI 3-kinase
Akt kinase
Respons
Cell
survival
Figure 14-23
640
Signaaltransductie via PI 3-kinase
PI 3-kinase
Lipidekinase
Fosforylering van PI op positie
3 van inositolring
PIP2 PIP3
641
Figure 19-43 Labeled
Serine/threone kinase receptoren
TGF signaaltransductie: activering van receptor
TGF = groeifactor
Belangrijke rol in embryogenese
Differentiatie, celdood, …
TGF receptor
Plasmamembraaneiwit
Multimeer complex
Type I fosfodomein
Type II kinase domein
643
Serine/threone kinase receptoren
TGF signaaltransductie: inductie van genexpressie
Signaaltransductie via SMAD
eiwitten
Fosforylering van R-SMAD door
TGF receptor
Vorming van multimeer SMAD
complex
Translocatie naar nucleus
Associatie met
transcriptiefactoren
Figure 14-20
644
Toepassing: RTK signaaltransductie en
tumoren
645
RTK signaaltransductie en tumoren
Overexpressie of HER2 in borsttumoren
HER2 (ERBB2) = RTK
Dimer met andere
HER receptoren
Overexpressie
van HER2 in 25%
van borsttumoren
Snellere groei
Meer agressieve
vorm van kanker
646
RTK signaaltransductie en tumoren
Oncogene mutaties: voorbeeld Ras
Wild-type Ras
GDP/GTP uitwisseling aan GDP GTP
GTPase uit
647
RTK signaaltransductie en tumoren
Drug targets voor chemotherapie - 1
650
Cytoskelet
(BWC15)
24. Microtubuli en intermediaire filamenten
651
Tabel 15-2
Stapsgewijs proces
Dimer oligomer groeiende MT stop van groei
Nucleatie : dimer oligomer
Elongatie: groei van MT door polymerisering
Plateaufase: stoppen van groei (polymerisering = depolymerisering)
656
Figure 15-3
657
Asymmetrische groei van MT aan plus einde
MT groeit vooral aan plus einde
Plus einde: lagere kritische concentratie
dan min einde
659
Dynamische instabiliteit van MT
http://youtu.be/9ICqcZ99qGk http://youtu.be/E1XczyCkN20
660
Dynamische instabiliteit van MT
Continue groei en krimp van microtubuli Figure 15-6
Polymerisering treedt op
indien voldoende GTP-tubuline
Vorming van GTP-cap aan plus einde
GTP-cap stabiliseert MT structuur groei
661
Dynamische instabiliteit van MT
Afwisselende fasen van Figure 15-6
Groei door
polymerisering
Catastrofe
Indien GTP-cap te klein
Hernemen van groei
662
Microtubule Organizing Centre MTOC
Plaats waar MT assemblage van start gaat in de cel
Verankering van min einde van MT en nucleatie van MT
Bij interfase cellen: perinucleaire ligging centrosoom
Opbouw
2 centriolen + pericentriolair materiaal
g-tubuline nucleatieplaats voor MT
663
Figure 15-8
g-tubuline in centrosoom
Figure 15-9
Nucleatieplaats voor MT
Polymerisering van tubuline a- dimer aan plus einde van g-
tubuline
indien geen g-tubuline geen vorming van MT in cel
664
Cellulaire organisatie van MT
Tauopathie
Aggregatie van tau eiwit verstoring
van neuron afsterven van neuron
667
Tauopathie neurodegeneratie
Neurofibrillar tangles in ziekte van
Alzheimer Tau aggregaten
Eiwitten die MT (de)stabiliseren
+-TIP eiwitten
Binden aan plus einde
Verhinderen MT catastrofe
Destabilisering door
catastrofins
Binden aan plus einde
Uit elkaar vallen van
protofilamenten aan plus
Figure 15-11
einde
670
Geneesmiddelen die ingrijpen op MT
671
Delingsspoel
Figure 19-22
672
Intermediaire filamenten
673
Toepassing : profiling van tumorcellen op basis van IF
Structuur en functie van intermediaire
filamenten
Structuur
Stabiel zonder
polariteit
Dimer tetramer
protofilament
IF
Functie
Mechanische
sterkte van cel
674
Figure 15-23 Labeled
vimentine cytokeratine
Bron: Olympus
675
Figure 15-24 Labeled
676
Cytoskelet
(BWC15)
25. Microfilamenten
677
Tabel 15-2
679
G-actine-ATP
680
Microfilamenten = F-actine
Figure 15-12
681
F-actine: gepolariseerde structuur
Figure 15-12
G-actine: asymmetrische
structuur
Minus einde (pointed)
Stabiele pool
Plus einde (barbed)
Dynamische pool: groei en
krimp
Groei door toevoeging van G-
actine-ATP
Nadien ATP hydrolyse
Figure 15-13
682
Toxines die ingrijpen op microfilamenten
683
Toxines die ingrijpen op microfilamenten
Bron: Invitrogen
684 Cytochalasine D Phalloidine
Architectuur van microfilamenten
Stress fibers
Figure 15-14
http://drosophila-images.org/2009.shtml
686
Architectuur van microfilamenten
Lamellipodium en filopodium
Figure 15-14
http://youtu.be/LjXSHn4g3GI
687
Figure 15-15
http://youtu.be/WWGObUUD8Y4
688
http://youtu.be/HhdiGIkr7RI
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
Regeling op Figure 15-16
verschillende niveau‟s
Nucleatie van nieuwe
filamenten
Elongatie/inkorting
van bestaande
filamenten
Associatie van
microfilamenten
689
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
Polymerisering vereist Figure 15-16
Thymosine 4
Bindt G-actine
Remt polymerisering door sequestratie van G-actine
Profiline
Bindt G-actine en bevordert ATP binding door G-actine
Bevordert polymerisering door aanbieden van G-actine-ATP
aan plus einde van F-actine
690
Regeling van microfilamenten door
Figure 15-16
actinebindende eiwitten
Opbreken van filamenten (severing)
Gelsoline
Bindt aan F-actine waardoor filament opbreekt
Heeft ook capping activiteit
Verstoren van actinenetwerk
691
Regeling van microfilamenten door
actinebindende eiwitten
Bundelen van F-actine Figure 15-16
692
Structuur van microvillus
Uitsteeksels aan apicale pool Figure 15-17
van epitheelcel
Tot >1000/cel
Oppervlaktevergroting
Centrale as van gebundelde
microfilamenten
Plus pool aan uiteinde
Crosslinking eiwitten
Fimbrine en villine
Ingeplant op
terminaal web
693
Eiwitten die actine met membraan
verbinden
Verbinding actine met plasmamembraan
Indirect via linkereiwitten
Functie
Overdracht van kracht cytoskelet PM
Connectie cytoskelet extracellulair
Voorbeeld: spectrine-ankyrine-actine
netwerk in rode bloedcellen
694
Figure 7-20 Figure 15-19
Sferocytose: fragiele RBC door mutaties in
spectrine/ankyrine netwerk anemie
695 http://goo.gl/l67JW
Eiwitten die actine met membraan
verbinden: integrines
Integrines = integrale membraaneiwitten
Cytosolisch: bindt F-actine via linkereiwitten
Exoplasmatisch: bindt aan extracellulaire matrix
eiwitten
Fibronectine, laminine
Collageen…
Figure 17-22
Focale adhesies
Complex van integrines
Functie
Vasthechting van cel aan ECM
Signaaltransductie (inside out)
Figure 17-23
696
Groei van actine netwerken door
vertakkingen van F-actine
Figure 15-20
Groei door vertakkingen lamellipodia/filopodia
WASP en WAVE Arp2/3: nucleatie op zijkant van F-actine
Profiline: elongatie van vertakte keten
Plus pool duwt tegen membraan beweging van membraan
Capping eiwitten: bedekken plus pool stop van elongatie
697
Groei van actine netwerken door verlenging
van F-actine
Figure 15-20
698
Modulering van F-actine
door Rho GTPasen
Rho GTPasen = monomere G
proteïnen
Moleculaire schakelaren
Geregeld door GEF/GAP via
signaaltransductie
Rac lamellipodia
Activering van WAVE Arp2/3
Cdc42 filopodia
Activering van WASP Arp2/3
699
Regeling van WASP Arp2/3
700
Wiskott–Aldrich syndrome
deficientie in WASP
Integrin regulation of Rho-GTPases during early and late stages of cell spreading.
©2009 by The Company of Biologists Ltd Huveneers S , Danen E H J J Cell Sci 2009;122:1059-1069
Intracellulaire beweging van Listeria
bacterie infectie van naburige cel
703
Beweging en contractie
(BWC16)
26. Microtubuli-gebaseerde beweging: kinesine en dyneïne
704
Transport van organellen Scheiding van chromosomen
705
Axonaal transport Beweging van cilia en flagella
Microtubuli als transportsporen
Radiaal netwerk in cytoplasma: polariteit! Figure 15-10
706
Overzicht van motorproteïnen in functie van
gebruikte transportsporen
Gemeenschappelijke kenmerken
• ATPase: ATP ADP + Pi + energie
• Mechanische arbeid: kracht + verplaatsing
Onderscheid
• Moleculaire identiteit
• Cargo
707 • Welk spoor en directionaliteit
Snel axonaal transport
Figure 15-10
in neuronen
Anterograad transport: eiwitten
voor presynaps, neurotransmitter
Aanmaak in cellichaam: rER
Golgi TGN
http://youtu.be/-QZJrshalh4
Vesiculair transport door axon tot
in presynaps
vesikels langsheen MT
Vesikel = cargo
Associeert met MT via motoreiwit
Anterograad transport
Kinesine motor: beweegt - +
Retrograad transport
Dyneïne motor: beweegt + -
709
Toepassing axonaal transport
Rabies virus - hondsdolheid
710
Microtubuli motoreiwitten
Kinesine en dyneïne
ATPasen: ATP ADP + Pi + energie
Energie mechanische arbeid (verplaatsing, kracht)
Binden aan MT directionele beweging langs MT
Binden cargo verplaatsing van cargo
Multigen familie: indeling op basis van „heavy chains‟
712
Kinesine motoreiwitten: isovormen
Gelijke opbouw Figure 16-3
Verschillen in
Identiteit van zware
en lichte ketens
Beweging
Min plus
Plus min
Cargo
Cytosolische kinesines: vesikels, organellen
Mitotische kinesines: chromosomen
713
Kinesine1: mechanisme van beweging
“Hand-over-hand” Figure 16-3
beweging
Alternerende hoofdjes
in voorste positie
Energie: ATP binding
en hydrolyse
Stapsgewijs: 8 nm stappen
Directionele beweging
Min naar plus
Transport naar plus einde van MT anterograad axonaal transport
Processieve beweging
Doorlopen van meerdere cycli zonder dissociatie van MT
Steeds 1 hoofdje gebonden aan MT
Vereist coördinatie tussen hoofdjes: werken in tegenfaze!
714
Dyneïne motoreiwitten: isovormen
Cytoplasmatisch dyneïne
Plus min
Transport van organellen,
vesikels
Axonemaal dyneïne
Plus min
In cilia en flagella
beweging van cel
715
Cytoplasmatisch dyneïne
2 hoofdjes:
motordomein
Zware ketens
Figure 16-4
Binding en hydrolyse ATP
Binding aan MT
1 stam
Intermediaire en lichte
ketens
Onrechtstreekse binding
van cargo
Via dynactine complex
716 http://youtu.be/z2yFlNn2dZc
Beweging van endomembranen en
organellen via kinesine/dyneïne motoren
ER: bindt aan MT via
kinesine
Verspreiding naar periferie
ER Golgi vesikels
Dyneïne motor
TGN PM vesikels
Kinesine motor
Endosoom
Dyneïne motor
718
Cilia
Voorkomen
Korte uitsteeksels omgeven door PM
Meestal in groep: tot >1000/cel
Functie
Individuele slagbeweging: heen en weer
Gecoördineerde golfbeweging van alle cilia
Zorgt voor beweging van
Cellen unicellulaire organismen
Extracellulaire componenten
719
Beweging van cilia: trilhaarepitheel
bovenzicht zijzicht
720
Flagella Figure 16-6
Voorkomen
Lange uitsteeksels omgeven door PM
Beperkt aantal per cel: 1, evt 2
Functie
Beweegt volgens golfpatroon
Cellulaire beweging
Voorbeelden
Voortbeweging van spermatozoön
721 http://youtu.be/IEdb3wTMSBo
Axonema structuur van cilia en flagella
Microtubulus structuur
Bundel van MT
Basaal lichaam: 9x3
Inplanting van axonema
Axonema: 9x2
Tip omgeven door PM
722
Figure 15-10
Basaal lichaam
Basis van cilium/flagellum
Opbouw: 9x3
9 triplets van microtubuli
Afkomstig van centriool
Functie
Verankering van axonema
Bindt min einde van axonema MT
724
725
Axonema: beweging
Axonemale
dyneïnes = motor
Ingeplant op A-ring
van duplet
Inner arm dyneïnes
Outer arm dyneïnes
http://youtu.be/vQ3CdSiVzUk
728 http://www.nhlbi.nih.gov/health/health-topics/topics/pcd/
Toepassing
R L R L
Situs inversus
729
Primaire ciliaire dyskinesie
Kartagener syndroom
731
Cytokinese Vesiculair transport
http://celldynamics.org/celldynamics/research/cytokinesis/index.html
http://wiki.pingry.org/u/ap-biology/index.php/Cytoskeleton
Figure 16-10
732
Spiercontractie Celbeweging
Myosine motoreiwitten
ATPase: ATP ADP + Pi + energie
Energie mechanische arbeid
(verplaatsing, kracht)
Bindt aan actine directionele
beweging langs actinefilament (+ einde)
Bindt cargo verplaatsing van cargo
Verschillende isovormen
Celspecifiek expressiepatroon
Betrokken in verschillende soorten van
beweging
Spiercontractie: myosine II
Vesiculair transport: myosine V, I
Fagocytose: myosine VI
733
Myosine isovormen: gemeenschappelijke
kenmerken
Samenstelling
Zware keten
Lichte ketens
Domeinopbouw
Hoofd = motordomein
ATP binding en hydrolyse
Binding aan actine
Nek = hefboom
Variabele lengte
Staart
Binding aan cargo
734
Structuur van myosine II Figure 16-9
Myosine II = hexamer
Aanwezig in skelet- en
hartspier
Domeinstructuur: hoofd, nek,
staart
2 zware ketens
Hoofd = motordomein
ATP binding en hydrolyse 4 lichte ketens binden
Binding aan actine aan nek van zware keten
Nek = bindingsplaats voor 2 Regulatory light chains
lichte ketens 2 Essential light chains
Hefboomfunctie Functie
Staart: dimerisering via „coiled Stabilisering van nek
coil‟ structuur
Regeling van myosine ATPase
735
Hiërarchische opbouw van skeletspier
Figure 16-10
spier
spierbundel
spiervezel = cel
myofibril
Multinucleair
sarcomeer Tot verschillende cm lang
Gestreept patroon
736
Myofibril
Kabels in lengterichting van Figure 16-11
spiervezel
Tot meerdere cm‟s lang
Seriële aaneenschakeling
van sarcomeren
Begrensd door Z schijf
Gestreept patroon
Opgebouwd uit
Dikke filamenten
Dunne filamenten
737
Sarcomeer als structurele en functionele
eenheid van skeletspier
Gestreept patroon van myofibril:
afwisseling van
A-banden: donker
Lengte van dikke filamenten
I-banden: licht
Niet-overlappend deel van dunne
filamenten
In 2 gedeeld door Z-schijf
738
Figure 16-12
Dik filament: polymer van myosine II
Aggregatie van 300 tot 400
myosine II eiwitten
Associatie via myosinestaarten
Bipolaire vorm
Perifere zones
Uitstekende myosinehoofdjes
Overlappen met dunne
filamenten in perifere deel van
A-band
Hoofdje bindt aan actine
739
Figure 16-13
Dun filament
F-actine, tropomyosine en troponine
Figure 16-14
Dunne filamenten
1 mm lang
Plus einde: vastgehecht op Z-schijf
Min einde: overlapping met dikke
filamenten
741
Figure 16-12
Structurele eiwitten in sarcomeer
CapZ
Bindt plus einde van F-actine
Verankering aan Z-schijf
Myomesin
Bindt dikke filamenten
Verankering aan M-schijf
Titine = reuzefilament
Loopt van Z- tot M-schijf
Belet uiteenrekken van
dikke en dunne filamenten
Figure 16-15
742
Table 16-2 Labeled
Mechanisme van spiercontractie
Sliding filament model
Tijdens contractie
Inkorting van sarcomeer
I-band wordt korter
Dunne en dikke filamenten
blijven even lang
Verklaring
Dunne en dikke filamenten
schuiven over elkaar
Inkorting sarcomeer
inkorting spier contractie
Figure 16-16
744
Figure 16-16
Actomyosine
dwarsbrug
Dwarsbrug = moleculaire
interactie tussen
Myosine hoofdje
F-actine
In perifere deel van A-band
Overlapping van dunne en
dikke filameten
Dwarsbrugcyclus: sequentie
van interacties tussen A en
M contractie
Figure 16-17
745
Potential actin-binding amino acid residues on the myosin head and conjugate residues on
actin.
Figure 16-18
747
Dwarsbrugcyclus = contractiecyclus
Verschuiving van dun filament
Figure 16-18
748
Dwarsbrugcyclus = koppeling van
ATPase aan contractiecyclus
1 ATP
dl = 10 nm
F = 5 pN
W = F*dl = 5 10-20 J
Rendement = 60%
Figure 16-18
749
Conformaties van myosinehoofdje
slagbeweging
751
1 ATP
dl = 10 nm
F = 5 pN
W = F*dl = 5 10-20 J
Rendement = 60%
Figure 16-18
752
Rigor mortis tgv ATP depletie
1 ATP
dl = 10 nm
F = 5 pN
W = F*dl = 5 10-20 J
Rendement = 60%
Figure 16-18
753
Regeling van spiercontractie door Ca2+
Relaxatie
Rust: [Ca2+]cyt 10-7 M
754
Regeling van spiercontractie door Ca2+
Contractie
Stimulus: [Ca2+]cyt > 10-6 M
Contractie
755
Reversibele regeling van dwarsbrugcyclus in
functie van [Ca2+]cyt
Figure 16-19
756
Excitatie-contractiekoppeling in skeletspier:
zenuwprikkel AP in spiervezel
Vm AP
axon
0 mV t
1. AP
spiervezel 6. Actiepotentiaal
eindplaat
5. Depolarisering = eindplaatpotentiaal
T-tubulus
AP toename [Ca2+]cyt in spiervezel
Vm AP
Ca2+ = 10-3 M [Ca2+]cyto
0 mV t
1. Actiepotentiaal
T-tubulus
drempel
EPP
Ca2+ Ca2+
Ca2+
0 mV t
kracht
drempel
EPP
T-tubulus
Ca2+ Ca2+
Ca2+
ADP ATP
Pi
Ca2+ ADP + Pi contractie
Ca2+
Ca2+ 3.
2. Verschuiven
1. Binding van Ca2+ aan TnC Actomyosine
van TM
interactie
Beweging van cellen
Voorbeelden
Macrofagen en WBC
Groeiconus van neuron
Embryonale cellen
Kankercellen
Gebaseerd op F-actine
dynamiek: vorming van
Lamellipodia
Filopodia
760
Stap 1: vorming van uitsteeksels aan
leading edge
Leading edge: vorming van
uitsteeksels
Lamellipodia = brede zone
Filopodia = vingervormige uitstulping
761
Stap 2: herschikking van
celadhesie
Leading edge: vorming van nieuwe
adhesies
Verankering van protrusie
Trailing edge: verbreken van
adhesies
Focale adhesie
Integrine membraaneiwit
Extracellulair: binding aan matrixeiwitten
Intracellulair: binding aan F-actine
Verankering van cel aan extracellulaire
matrix
762
Stap 3: bijtrekken van
staart
Trailing edge: bijtrekken van staart
763
Chemotaxis: directionele celbeweging
gestuurd door signaalmoleculen
Beweging in specifieke richting
Vorming van lamellipodia/filopodia in richting van doel
Toepassing
Groeiconus van neuron axon groeit naar doel
Witte bloedcel: beweging naar bacterie
764