Professional Documents
Culture Documents
Handleiding portfolio –
Sociaal Pedagogisch Werker 4
Calibris
Kenniscentrum voor leren in de praktijk
in Zorg, Welzijn en Sport
Postbus 131
3980 CC Bunnik
T 030 750 7000 Pagina 1 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4) F 030 750 7001
I www.calibris.nl
E info@calibris.nl
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inleiding
Bijlagen
1. Interviewtechniek STAR.
2. Interventietechnieken van portfoliobegeleiders.
3. Werkvormen.
4. Valkuilen.
5. WAKKER-procedure.
Pagina 2 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Voorwoord
De ontwikkeling van de EVC-procedure en bijbehorende instrumenten is mogelijk gemaakt door de
inzet en financiering van VOG en ABVAKABO FNV (alle instrumenten ten behoeve van SPW 3
Kinderopvang en SPW 4 Woonbegeleiding), de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN)
(voor SPW 3 Gehandicaptenzorg en SPW 4 Activiteitenbegeleiding) en hun uitvoeringsorganisatie, de
sectorfondsen Zorg en Welzijn.
Bij de ontwikkeling van de het portfolio en de vragenlijsten voor SPW 3 Kinderopvang en SPW 4
Woonbegeleiding heeft Cinop ondersteuning verleend. Daarnaast hebben medewerkers van ROC’s
en arbeidsorganisaties in de ontwikkelfase van de instrumenten deelgenomen aan klankbordgroepen
en/of hebben zij een bijdrage geleverd als toetsontwikkelaar.
CALIBRIS
afdeling Arbeidsmarktkwalificering
Bunnik, oktober 2001
Pagina 3 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Inleiding
Binnen EVC zijn twee fasen te onderscheiden. Ten eerste de fase van het herkennen van de
competenties: het in kaart brengen van de competenties. De tweede fase is het beoordelen van de
competenties ofwel het erkennen van competenties. Voor de beoordeling is een standaard nodig
waaraan de kandidaat moet voldoen om erkenning te verkrijgen voor zijn bekwaamheden/
competenties. Voor de EVC-procedures van Calibris is de kwalificatiestructuur van het secundair
beroepsonderwijs de standaard die toegepast wordt. Uitgangspunt van de voorliggende EVC-
procedure is portfolio-assessment. Dit wil zeggen dat de kandidaat een portfolio opbouwt waarin hij/zij
bewijzen verzamelt voor zijn/haar competenties. Op grond van dit verzamelde bewijsmateriaal wordt
een uitspraak gedaan over de bekwaamheid van de kandidaat voor het betreffende beroep waar hij/zij
belangstelling voor heeft.
Het portfolio
Het portfolio moet een goed, betrouwbaar en valide beeld geven van de competenties/
bekwaamheden van de kandidaat. Om dit mogelijk te maken is het portfolio zodanig van opzet dat het
de kandidaat uitnodigt een systematische inventarisatie te maken van zijn/haar ervaringen en
competenties.
De quick scan is een korte vragenlijst op grond waarvan kandidaten kunnen besluiten voor welke
deelkwalificaties zij opteren voor erkenning, anders gezegd voor welke deelkwalificatie(s) zij bewijzen
gaan verzamelen. De quick scan is bedoeld om een snelle schifting te kunnen maken van
deelkwalificaties waarvoor de kandidaat wel/geen ervaring heeft opgedaan.
De vragenlijsten zijn een afgeleide van de eindtermen. Door de eindtermen te concretiseren is een
vertaalslag gemaakt naar de praktijk. Door deze vertaling kunnen kandidaten zelf aan de slag met het
invullen van hun portfolio. De vragenlijsten geven richting aan de acties van de kandidaat om de
vereiste competenties in beeld te brengen.
Naast de inventarisatie zal de kandidaat op zoek moeten gaan naar bewijsmateriaal voor zijn/haar
bekwaamheden. In het portfolio is aangegeven welke bewijzen verzameld kunnen worden. Per
deelkwalificatie zit daar enige variatie in. Te denken valt aan arbeidscontracten, functiebeschrijvingen,
werkgeversverklaringen en voorbeelden van gemaakte verslagen. De bewijzen worden opgenomen in
het portfolio.
Het opleidingsplan is optioneel. Het is afhankelijk van de intentie van de kandidaat of iemand volledig
gekwalificeerd wil worden of genoegen neemt met de behaalde certificaten via de EVC-procedure.
Pagina 4 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
werkervaringen (zorgtaken, vrijwilligerswerk) en van genoten opleidingen en cursussen, al dan niet
afgerond, alles voorzien van de benodigde bewijsmaterialen.
Wanneer het portfolio naar het oordeel van de trajectbegeleider voldoende gevuld is om voor
erkenning van een of meer deelkwalificaties in aanmerking te komen, dan wordt het portfolio ter
beoordeling voorgelegd aan een onafhankelijke commissie. Deze commissie beoordeelt of de
bewijsvoering geschikt is voor de betreffende deelkwalificatie. In tweede instantie gaat de commissie
na of er voldoende bewijs is dat de competenties van de kandidaat overeenkomen met de standaard,
de kwalificatiestructuur. Deze beoordeling geschiedt louter schriftelijk. Het is niet mogelijk de
deelnemer om extra toelichting te vragen of een soort van examen af te nemen. Dit om de
betrouwbaarheid en validiteit van de procedure te waarborgen. De beoordelaars moeten zich op basis
van het portfolio een beeld vormen van de bekwaamheden van de kandidaat. Het mag niet zo zijn dat
de beoordeling vertekend wordt doordat de beoordelaar een ander of aanvullend beeld heeft van de
kandidaat dan geschetst in het portfolio. Een ander argument om voor deze strikte scheiding te
kiezen draait om de kandidaten. Veelal gaat het om kandidaten die niet gewend zijn aan toetssituaties
en die daarin niet optimaal presteren.
Het bewijsmateriaal wordt beoordeeld aan de hand van de vijf criteria: authenticiteit en relevantie,
actualiteit, kwantiteit en variatie, zie verderop in deze handleiding. Elk portfolio bestaat uit een mix van
uiteenlopende bewijzen en diverse informatiebronnen. Voor de beoordeling daarvan zal de commissie
telkens een weging moeten maken van de vijf beoordelingscriteria.
Toetsen
Hoewel de toetsen geen vast onderdeel zijn van de EVC-procedure zijn voor de EVC-procedures voor
de kwalificaties SPW 3 Kinderopvang en SPW 4 Woonbegeleiding toetsen ontwikkeld*. Deze toetsen
zijn bedoeld als alternatief voor de kandidaten die hun portfolio op onderdelen of in zijn geheel niet
rond krijgen, bijvoorbeeld omdat ze als vluchteling alles in het land van herkomst hebben moeten
achterlaten. Maar ook als vooraf ingeschat wordt dat het opbouwen van het portfolio een zeer
langdurig en arbeidsintensief proces wordt, dan kunnen de toetsen als beoordelingsinstrument ingezet
worden.
Door het afnemen van twee of drie toetsen per deelkwalificatie kan beoordeeld worden of de
kandidaat voldoet aan de gestelde opleidingseisen. Elke toets bestrijkt een aantal samenhangende
eindtermen, clusters genoemd. Het idee hierachter is dat door de eindtermen te clusteren rondom
activiteiten zoals die in de praktijk uitgevoerd worden, het mogelijk is om met twee of drie
toetsmomenten de volledige deelkwalificatie af te dekken. Een andere gedachtegang is dat het kan
voorkomen dat een kandidaat zijn/haar portfolio niet volledig rond krijgt, maar op belangrijke
onderdelen wel. Door een aanvullende toets (die met goed resultaat wordt afgelegd) kan wel
voldoende bewijs worden geleverd dat de kandidaat voldoet aan de eisen van de betreffende
deelkwalificatie (eventueel door hem/haar eerst op deze onderdelen specifieke opdrachten en/of
werkervaring op te laten doen).
Per toets is aangegeven welke eindtermen zijn geclusterd. Voor de kandidaten heeft deze clustering
geen betekenis. De trajectbegeleider en beoordelaar kunnen zien welke eindtermen in de toets
beoordeeld worden.
* In het kort betekent dit dat er voor de deelkwalificaties 315 en 409 geen toetsen beschikbaar zijn.
Pagina 5 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Inbreng van het werkveld
Uit ervaringen van ROC’s in het project blijkt dat het intensief betrekken van het werkveld op de
verschillende onderdelen van de procedure positief werkt op de acceptatie van de procedure, alsook
in de betrouwbaarheid van de procedure. De procedure biedt mogelijkheden het werkveld op diverse
momenten en op diverse wijzen in te schakelen. Dit kan zowel in de fase van herkenning als bij de
beoordeling.
Pagina 6 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Quick scan
(Bij de start of kort na de eerste instructiebijeenkomst)
Pagina 8 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
INSTRUCTIEBIJEENKOMST VOOR DE KANDIDATEN OVER PROCEDURE EN PORTFOLIO
Doel
De kandidaten voorbereiden op het zelfstandig samenstellen en archiveren van hun portfolio tijdens
de EVC-procedure.
Werkwijze
De instructiebijeenkomst wordt uitgevoerd door een trajectbegeleider met een groep van 8 tot 10
kandidaten.
Het portfolio is zodanig ingericht dat de kandidaat er zelfstandig mee aan de slag kan. Het bestaat uit
een aantal hoofdstukken die in overleg met de kandidaat gebruikt worden om de EVC-procedure te
structureren. In de inleiding zijn de stappen schriftelijk weergegeven. De kandidaat kan hier naar
teruggrijpen indien nodig.
Tot slot wordt aandacht besteed aan de quick scan. Deze wordt tijdens of kort na de bijeenkomst
ingevuld door de kandidaat (of is al ingevuld). Het is belangrijk de kandidaat erop te wijzen dat de
quick scan zo eerlijk mogelijk wordt ingevuld.
Hulpmiddelen
- EVC-procedure schema.
- Portfolio SPW 4.
- Quick scan.
Tijd
Circa 3 uur.
Voorbeeldprogramma
Pagina 9 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
HET INTERVIEW/INDIVIDUEEL GESPREK MET DE KANDIDAAT
Doel
Werkwijze
Het eerste interview zal een globalere aanpak vergen, het volgende gesprek zal een aanvulling en
verdieping zijn. De vragenlijsten die per deelkwalificatie worden gehanteerd, vormen een belangrijke
leidraad tijdens deze interviewgesprekken.
Hulpmiddelen
Tijd
Pagina 10 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
DE GROEPSBIJEENKOMST RONDOM HET PORTFOLIO
Doel
Kandidaten motiveren en begeleiden bij het verzamelen van gegevens en bewijsmateriaal en hen
stimuleren onderling gegevens uit te wisselen.
Werkwijze
Tijdens de groepsbijeenkomst werken de kandidaten gezamenlijk aan het invullen van het portfolio.
Op deze manier is het mogelijk om bij elkaar te kijken wat voor materiaal is verzameld zodat nieuwe
ideeën kunnen worden opgedaan. De trajectbegeleider kan in de voorbereiding een voorbeeldportfolio
vervaardigen met verschillende soorten fictieve bewijzen. De voorbeelden en de uitwisseling helpen
de kandidaten meerdere mogelijkheden voor bewijsvoering te overwegen.
Hulpmiddelen
Tijd
Pagina 11 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
HET EINDGESPREK
Doel
In het eindgesprek worden de resultaten en de uiteindelijke samenstelling van het portfolio met de
kandidaat besproken. Waar de bewijsvoering nog onduidelijk is, kan deze wellicht nog wat
aangescherpt worden. Het portfolio wordt afgerond, zodat het voorgelegd kan worden aan een
onpartijdig beoordelaar.
Werkwijze
Hulpmiddelen
Tijd
Ongeveer 1 uur.
Pagina 12 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Handleiding voor de beoordelaar
Deze handleiding bevat de onderdelen die relevant zijn voor de beoordeling van het portfolio van de
kandidaat.
In deze handleiding staat per deelkwalificatie welk bewijsmateriaal als voldoende wordt beschouwd en
welke criteria gehanteerd moeten worden.
Pagina 13 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
SOORT BEWIJSMATERIAAL PER DEELKWALIFICATIE
WZ 204
- diploma/cursuscertificaat
- cijferlijst of rapport(en) afgebroken opleiding met boekenlijst
- werkstuk(ken)
WZ 301
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- werkplan
WZ 302
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- verklaringen van derden
WZ 303
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- publicatie over werkwijze instelling
- afschriften van protocollen/richtlijnen die gebruikt zijn/worden
- notities, rapporten, verslagen ten behoeve van de beleidsvorming waaraan aantoonbaar
(naam vermeld, aanvulling met verklaring van derde) is meegewerkt.
WZ 304
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- notititie kwaliteitsbeleid van de instelling
WZ 305
- diploma/cursuscertificaat
- cijferlijst of rapport(en) afgebroken opleiding met boekenlijst
- werkstuk(ken)
WZ 306
- diploma/cursuscertificaat
- cijferlijst of rapport(en) afgebroken opleiding met boekenlijst
- afschriften van notities
- functie-omschrijving
- verklaring van derden
- geluidsopname van gesprek
WZ 308
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- verklaring(en) van derden
WZ 309
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- afschriften eigen werkplan
- verklaring(en) van derden
Pagina 14 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
WZ 401
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- verklaring(en) van derden
- afschrift(en) van zelf opgestelde begeleidingsplan(nen)
- (eigenhandig geschreven) rapport van een uitgevoerde doelgroepanalyse
WZ 402
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- verklaring(en) van derden
- notities, rapporten, verslagen ten behoeve van de beleidsvorming waaraan aantoonbaar
- (naam vermeld, aanvulling met verklaring van derde) is meegewerkt
- stage-verslagen of voortgangsverslagen waarin naam van de begeleider is vermeld
WZ 403
- diploma/cursuscertificaat
- cijferlijst of rapport(en) afgebroken opleiding met boekenlijst
- afschriften van brieven, verslagen, notities
- geluidsopname van gesprek
- verklaring van derden
- functie-omschrijving
WZ 404
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- verklaring(en) van derden
- notulen van vergaderingen
WZ 409
- diploma/cursuscertificaat
- bewijs van intern gevolgde scholing
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen, wellicht ook voor vrijwilligerswerk
- functie-omschrijving/omschrijving van de taken als vrijwilliger
- groepsprofielen
- (getekende) verklaringen van gekwalificeerde derden
- (getekende) verklaring van de rol bij het -in samenwerking- opstellen van
ondersteuningsplannen voor onderscheiden doelgroepen (zie eindterm 409.01)
- afschriften van op basis van ondersteuningsplannen zelf ontwikkelde activiteitenplannen
- afschriften van plannen voor uitvoering van beeldende, muzikale, dramatische, bewegings-,
audio-visuele, arbeids-/ambachtelijke en groenactiviteiten
- afschriften van onderzoeksmatige activiteiten in de eigen beroepsuitoefening
- afschriften van gegeven voorlichting over het werkgebied
- (getekende) verslagen van besprekingen
- verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken, waarin aan de orde komt:
- verantwoordelijkheden
- gevolgde en te volgen scholing
- samenwerking
- werken met ouders
Pagina 15 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
WZ 410
- diploma/cursuscertificaat
- arbeidscontracten/werkgeversverklaringen
- functie-omschrijving
- verklaring(en) van derden
- afschriften van opgestelde begeleidingsplannen
- kopieën van (zelf) opgesteld “lesmateriaal” of werkstukken van cliënten.
N.B.
- Functie-omschrijving: niet persé gebonden aan arbeidscontract, kan ook vrijwilligerswerk zijn.
In het laatste geval bijvoorbeeld in de vorm van een beschrijving van taken en
verantwoordelijkheden opgesteld of in elk geval ondertekend door “hoofd” van de instelling.
- Verslagen over cliënten mogen geanonymiseerd worden, maar dienen ondertekend te worden
door leidinggevende of evt. anderszins betrokken (dus voorzien te zijn van naam,
handtekening, datum en telefoonnummer).
Pagina 16 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
LIJST VAN UITSPRAKEN OVER BEKENDE DIPLOMA’S EN CERTIFICATEN
Pagina 17 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
CRITERIA VOOR DE BEWIJSLAST
Hoe komen we tot een beoordeling voor een deelkwalificatie
De authenticiteit verwijst naar het vertrouwen dat een bewijs ook werkelijk een accurate representatie
is voor ervaring en deskundigheid van deze kandidaat, met andere woorden is dit echt door deze
kandidaat gedaan (en niet door een collega).
De relevantie zegt iets over de mate waarin de meest belangrijke elementen van een competentie
worden gedekt, met andere woorden zegt dit bewijs daadwerkelijk iets over de gewenste competentie
die nodig is in de toekomstige beroepssituatie.
De actualiteit geeft een indruk over de mate waarin de bewijzen iets zeggen over het huidige
competentieniveau van de kandidaat, met andere woorden hoe lang is het geleden en wat zegt dat
over de competenties nu.
De kwantiteit heeft betrekking op het aantal maanden of jaren ervaring in een bepaald
competentiedomein, met andere woorden hoe lang en ook hoe intensief heeft de kandidaat hier
ervaring in opgedaan.
De variatie van contexten waarin ervaring is opgedaan, met andere woorden zijn competenties in
verschillende situaties uitgevoerd, hetgeen iets zegt over transfer.
Bij elk bewijs worden deze aspecten gescoord en in een schema weergegeven bijvoorbeeld:
Deelkwalificatie ________
Bewijs 1
Bewijs 2
Bewijs 3
Pagina 18 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Dit betekent dat globaal aan het volgende gedacht kan worden bij de toekenning van scores, als het
gaat om de interpretatie van de categorieën:
Relevantie: Goed (er is een duidelijk bewijs dat de kandidaat de gewenste competenties heeft
verworven en adequaat kan toepassen)
Matig (wat de kandidaat demonstreert zegt niet alles over de aanwezigheid en
beheersing van gewenste competenties)
Onvoldoende (er is geen duidelijke relatie tussen de gedemonstreerde bewijslast en
de vereisten die nodig zijn om de gewenste competenties op het gewenste niveau uit
te voeren)
Actualiteit: Goed (er is recent ervaring opgedaan, minder dan drie jaar geleden)
Matig (het is meer dan drie jaar geleden, maar niet langer dan 10 jaar)
Onvoldoende (het is meer dan 10 jaar geleden)
Kwantiteit: Goed (het aantal jaren ervaring en de intensiteit zijn ruim toereikend, bijvoorbeeld
meer dan 4 jaar)
Matig (het is twijfelachtig of het aantal jaren ervaring en de intensiteit voldoende zijn
om te kunnen zeggen dat de gewenste competenties ook echt verworven zijn,
bijvoorbeeld tussen de 2 en 4 jaar)
Onvoldoende (het aantal jaren ervaring en de intensiteit zijn volstrekt
onvoldoende om capabel te zijn op de gewenste competenties, bijvoorbeeld
minder dan 2 jaar ervaring)
ad a. positief oordeel
Om tot een positieve beoordeling te komen over een bewijs geldt dat :
1. Authenticiteit en relevantie moeten altijd allebei + zijn,
Actualiteit, kwantiteit en variëteit mag op één van de drie aspecten een ± of een – zijn.
Uiteindelijk moeten 4 van de 5 aspecten met een + worden gescoord om
tot een positieve beoordeling te komen.
Pagina 19 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
ad b. vervolgonderzoek
Vervolgonderzoek wordt gedaan door een interview af te nemen of een toets te gaan doen.
Bij de volgende scores wordt het advies gegeven om aanvullend bewijsmateriaal te verzamelen. Dit
kan door een aanvullend interview af te nemen of de kandidaat het advies te geven een toets af te
leggen. Er zijn bij deze scores wel aanwijzingen dat de kandidaat eventueel tot een erkenning kan
komen, alleen is de huidige bewijsvoering niet toereikend. Het interview of de toets is dan een
mogelijkheid om aanvullend bewijs te leveren dat de kandidaat wellicht toch over de gewenste
competenties beschikt.
ad c. negatief oordeel :
1. Wanneer Authenticiteit en Relevantie allebei een ± scoren en de andere aspecten allen een ±
of + scoren, dan kan bij uitzondering een toets overwogen worden, maar veelal zal geen
erkenning plaatsvinden.
3. Wanneer of Authenticiteit of Relevantie een – scoren, dan heeft vervolgonderzoek geen zin en
kan geen erkenning plaatsvinden.
4. Wanneer Authenticiteit en Relevantie allebei een – scoren, dan heeft vervolgonderzoek geen
zin en kan geen erkenning plaatsvinden.
Alle eindoordelen samen bepalen of voor een deelkwalificatie in zijn geheel een erkenning kan worden
gegeven. Wanneer alle eindoordelen samen postief zijn, dan kan deze erkenning voor een
deelkwalificatie worden toegekend. In andere gevallen moet per bewijs worden bepaald voor welke
competenties uit de deelkwalificatie (voorlopige) erkenning wordt gegeven. Zorgvuldig dient bij een
onvoldoende eindoordeel voor één bewijs nagegaan te worden in hoeverre dit met een positief
oordeel voor een ander bewijs op overtuigende wijze gecompenseerd kan worden, om toch tot
erkenning voor een deelkwalificatie over te gaan.
Pagina 20 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Beoordelingsformulier
Deelkwalificatie __________________
Pagina 21 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Beoordelingsformulier
Deelkwalificatie __________________
Pagina 22 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Beoordelingsformulier
Deelkwalificatie __________________
Pagina 23 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Beoordelingsformulier
Deelkwalificatie __________________
Pagina 24 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Beoordelingsformulier
Deelkwalificatie __________________
Pagina 25 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
TOETSEN: PLAATS EN FUNCTIE
Doel
Beoordelen van het deskundigheidsniveau van de kandidaat, nadat het portfolio is beoordeeld en de
bewijsvoering hierin onvoldoende wordt geacht.
Werkwijze
Bij het opbouwen van het portfolio kan het gebeuren dat de kandidaat onvoldoende bewijsmateriaal
kan overleggen, maar wel over ervaring (competenties) lijkt te beschikken. Het kan ook zijn dat het
teveel tijd kost om het bewijsmateriaal in handen te krijgen (bijvoorbeeld vanwege sociale wanorde in
het land van herkomst). In die gevallen kan de kandidaat getoetst worden.
Hulpmiddelen
Tijd
Maximaal 3 uur.
Pagina 26 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
PROTOCOL VOOR ONBEKEND BEWIJSMATERIAAL, ONBEKENDE DIPLOMA’S EN
CERTIFICATEN.
Pagina 27 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
BIJLAGEN OVERZICHT
Bijlage 3: Werkvormen
Bijlage 4: Valkuilen
Bijlage 5: WAKKER-procedure
Pagina 28 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
BIJLAGE 1
Interviewtechniek STAR
De STAR-werkwijze is goed bruikbaar als interventietechniek bij een gesprek over het portfolio, omdat
ze handvatten biedt om iemands ervaringen te concretiseren.
De STAR-methode houdt in dat tijdens een gesprek gevraagd wordt naar Situatie, Taak, Actie en
Resultaat.
Een voorbeeld:
iemand heeft een belangrijke rol gehad in het gezin en een groot deel van de zorg voor jongere
broertjes/zusjes op zich genomen. Interessant is dan om erachter te komen om wat voor concrete
activiteiten het ging. Denk aan wassen, aankleden, voorlezen, spelen, boodschappen doen, koken
etc. Op die manier kan uiteindelijk verband worden gelegd met vaardigheden die voor een bepaalde
opleiding of een bepaald beroep belangrijk zijn.
Verder kan met STAR verhelderd worden onder welke omstandigheden en in welke situatie precies
een beroep in het land van herkomst werd uitgeoefend. Deze omstandigheden kunnen erg verschillen
van die in Nederland.
De STAR-werkwijze
Vraag naar de Situatie: In welke Situatie zijn de ervaringen opgedaan. Kunt u een voorbeeld
geven van een concrete situatie waarin volgens u bleek dat u
(bijvoorbeeld) flexibel te werk ging?
(Liefst een zo recent mogelijk voorbeeld.)
Vraag naar de Taak: Wat was in die situatie precies uw formele of informele Taak, opdracht of
rol?
Wat moest u precies doen?
Pagina 29 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Aandachtspunten voor het verloop van het interview:
3. Afrondingsfase: afsluiting gesprek. Zijn er nog vragen, afspraken maken voor vervolg.
4. Richt je als interviewer vooral op het positieve, op de kwaliteiten of talenten die aanwezig zijn
en niet op wat er niet is!
Pagina 30 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
BIJLAGE 2
Een begeleider kan verschillende interventietechnieken toepassen. Daarbij kan de ruimte die aan de
deelnemer wordt gelaten groter of kleiner zijn. In een continuüm van meer naar minder ruimte kunnen
de volgende technieken worden onderscheiden. Bekijk de verschillende interventies goed en realiseer
je waar je ‘spontane neiging’ ligt (wat doe je meestal?) en wat je sterke en zwakke kanten zijn.
10. adviseren: geven van raad met het oog op sturing, maken van keuzen
Pagina 31 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Welke interventies zijn passend voor het voorbereidend gesprek en het eindgesprek?
2. luisteren Ja Ja
3. terugkoppelen Ja Ja
4. verhelderen Ja Ja
5. vragend Ja Ja
aansluiten
6. sturen Ja Ja
7. stimuleren Ja
8. vragend toevoegen Ja Ja
9. informeren ? Ja
10. adviseren Ja
11. oordelen Ja
12. opleggen
Een begeleider moet al deze interventies kunnen inzetten bij het begeleiden van de kandidaten.
Bij de ene kandidaat kan het voldoende zijn om goed te luisteren en vragend aan te sluiten.
Bij de ander kan het nodig zijn om te sturen en te stimuleren.
Pagina 32 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
BIJLAGE 3
Werkvormen
Interview levensloop
Tweetallen gaan elkaar interviewen. Een persoon stelt de vragen en noteert de antwoorden.
De ander geeft antwoord. Na verloop van tijd worden de rollen omgekeerd.
De uitgeschreven antwoorden worden uitgewisseld.
Kandidaat krijgt de opdracht om met een familielid, vriend of bekende de oefening interview
levensloop uit te voeren in de eigen taal.
Antwoorden worden opgenomen of op papier gezet. Uitwerking van de antwoorden in het Nederlands
vindt plaats op school.
Bewijzenspel ja-nee
Pagina 33 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Bewijzen Ja – nee
1. rapport basisschool
2. werkgeversverklaring
3. inentingsbewijs
5. rijbewijs
6. type diploma
7. zwemdiploma
8. werkboekje
9. verslag beoordelingsgesprek
12. aanbevelingsbrief
14. computercertificaten
Levensloopmatrix
e
Ga de reeds gemaakte levensloop in onderstaande matrix zetten, vanaf het 12 levensjaar tot en met
heden. Wat vergeten is in de levensloop wordt aangevuld. Voor ieder levensjaar vult de kandidaat een
matrix in.
In de onderstaande matrix zijn enkele voorbeelden ingevuld.
Pagina 34 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Leeftijd: 17 jaar Jaartal:
Februari “ “
Maart “ “
April “ “
Mei “ “
Juni Ja
Juli
Augustus
Oktober
November
December
Pagina 35 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
BIJLAGE 4
Valkuilen
1. Antwoorden op eigen vragen zoeken: gebeurt als begeleiders niet gewend zijn om met
criterium gericht interview te werken.
2. Contrast-effect: dit ontstaat als de resultaten van de beoordeling worden bepaald door
de kandidaat te vergelijken met een andere kandidaat, hetzij een goed of slecht
presterende.
5. Halo-effect: de beoordelaar veronderstelt dat, als één bewijsstuk goed of slecht is, alle
andere bewijzen ook wel even goed of slecht zullen zijn.
6. Illusie van validiteit: een goede beoordeling is het gevolg van het feit dat de
beoordelaar de kandidaat sympathiek in plaats van competent vindt.
7. Meer gewicht aan positieve dan aan negatieve aspecten: dit kan optreden als de
kandidaat positiever presteert dan de beoordelaar verwacht.
9. Nieuwsgierigheid: de begeleider laat zich verleiden tot het doorvragen op onderwerpen die
niet relevant zijn voor het gesprek.
11. Overhaast oordelen: de neiging om te snel een mening te vormen op grond van een eerste
indruk. De beoordelaar gebruikt de beoordelingsprocedure om zijn eerste indruk bevestigd te
krijgen.
12. Preoccupatie: geen aandacht schenken aan wat een ander zegt, omdat we iets anders aan
ons hoofd hebben. Goed luisteren en aandacht schenken aan de gevoelens van een ander
zijn van belang in menselijke relaties.
13. Projectie: de neiging om anderen onze eigen motieven, eigenschappen of gebreken toe te
dichten.
14. Rolverwarring: de begeleider vervalt in een andere rol, van bijvoorbeeld leraar of
hulpverlener.
Pagina 36 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
15. Verbreding: de begeleider brengt geen verdieping aan in zijn gesprek. Het gesprek blijft van
algemene aard.
16. Vooringenomenheid: de neiging conclusies te trekken voor men de feiten kent. Veel mensen
horen wat ze willen horen, en zien wat ze willen zien.
17. Vooroordeel: oordeel over een kandidaat gebaseerd op vooronderstelde eigenschappen van
het individu en/of geleverde bewijzen of op eerdere ervaringen (de zich zelf waarmakende
voorspelling). De assessor moet open staan de kandidaat, en bereid zijn zijn/haar mening bij
te stellen als deze onjuist blijkt te zijn.
18. Weinig alert zijn op verwachtingen van anderen. Kandidaten hebben hun eigen ideeën en
verwachtingen, die niet altijd zullen stroken met die van ons. Als we dat niet onderkennen,
zullen we elkaar niet begrijpen.
Pagina 37 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
BIJLAGE 5
WAKKER-procedure
In het dagelijks leven worden oordelen in alle vormen gebruikt en misbruikt. Iedereen heeft wel ergens
een mening over. Afhankelijk van de bril waardoor je kijkt verschilt die mening.
Observeren of waarnemen van gedrag wordt gebruikt om het gedrag van mensen te kunnen
beoordelen. Beoordelen, zich een oordeel vormen over, is het proces om te komen tot een oordeel.
Oordelen, een oordeel over iemand hebben, is het product van het proces.
Voor assessmentmethodes is het van groot belang dat er op eenduidige wijze geobserveerd en
beoordeeld wordt. Verschillende assessoren moeten hetzelfde gedrag op een zelfde manier
beschrijven en interpreteren (=betrouwbaarheid).
Evenals bij gesprekstechnieken heb je bij het beoordelen te maken met mogelijke valkuilen.
De genoemde valkuilen bij gesprekstechnieken zijn ook van toepassing voor de
beoordelingstechnieken.
Al deze mogelijke fouten moeten zoveel mogelijk voorkomen worden vanwege de negatieve invloed
op de betrouwbaarheid. Dit kan door:
- het vastleggen van de observaties, zodat er geen informatie verloren kan gaan
- gesystematiseerd observeren
- het werken met professionele beoordelaars
- het betrekken van de kandidaat bij de totaalbeoordeling; zelfbeoordeling.
W- waarnemen
A- aantekeningen maken
K- klassificeren
K- kwalificeren
E- evalueren
R- rapporteren
Pagina 38 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Waarnemen
De beoordelaar observeert het concrete, feitelijke gedrag van de kandidaat: wat een kandidaat doet
en zegt. De kenmerken, de geoperationaliseerde criteria, vormen het uitgangspunt voor de observatie.
Van belang is dat in het beoordelingsproces de waarnemingen niet direct worden geïnterpreteerd.
Aantekeningen maken
Het vastleggen van observaties is noodzakelijk voor de objectiviteit en betrouwbaarheid van het
beoordelingsproces. Als er geen aantekeningen worden gemaakt en de beoordelaar aangewezen is
op zijn geheugen, ontstaat het risico van vertekening en willekeur. Feitelijke observaties kunnen
verloren gaan. Feitelijke observatie is dat wat je ziet of hoort, geen interpretatie ervan. Door
waarnemingen te registreren kun je er ten alle tijden op terug vallen.
Klassificeren
Kwalificeren
Evalueren
In het assessorenoverleg worden de bevindingen van de assessoren bij elkaar gelegd en besproken.
Achteraf moet men tot een samenvattend totaaloordeel komen. Inconsistenties tussen assessoren
kunnen voorkomen. Verschillen in gedrag kunnen het gevolg zijn van verschillen in affiniteit en
ervaring met de werkzaamheden in de verschillende praktijkopdrachten. Twijfelt men over bevindingen
dan vergelijkt men het concrete gedrag van de kandidaat zoals waargenomen door de verschillende
assessoren tijdens de opdrachten (fase van waarnemen en aantekeningen maken).
Rapporteren
De bevindingen van de voorgaande stappen worden schriftelijk vastgelegd in een rapport. Het
verdient aanbeveling deze bevindingen ook mondeling toe te lichten aan de kandidaat. Het portfolio
biedt mogelijkheden om de beoordeling van de kandidaat er in op te nemen.
Daarnaast kan in het portfolio een persoonlijk ontwikkelplan, een opleidingsplan of –advies
opgenomen worden. Hierin wordt aangegeven hoe de kandidaat (op basis van zijn/haar verworven
competenties) zich verder kan ontwikkelen naar de de gewenste competenties of kwalificaties. Vaak
zal het mogelijk zijn om de kandidaat verschillende mogelijkheden c.q. trajecten voor te spiegelen
waarlangs hij/zij zich verder kan bekwamen in de gewenste richting.
Pagina 39 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)
Disclamer
Calibris kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden in dit document. Aan de
inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend.
Calibris
Runnenburg 34
Postbus 131
3980 CC Bunnik
T 030 750 7000
F 030 750 7001
I www.calibris.nl
E info@calibris.nl
Pagina 40 van 40
HANDLEIDING PORTFOLIO - Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)