o ja, een computer op mijn kamer, voor mij alleen o ja, een computer voor het hele gezin o nee, maar ik kan soms bij familie of vrienden op de computer o nee, ik kan nooit op de computer
Hoeveel keer zit je gemiddeld op de computer?
o bijna nooit o ongeveer 1 keer per week o 2 à 3 keer per week o meer dan 3 keer per week o elke dag
Hoe lang zit je op de computer?
o minder dan een half uur o tussen een half uur en een uur o 1 à 2 uur o andere: .............................................................
Wat doe je zoal op de computer?
o spelletjes spelen o oefeningen van rekenen en taal o op internet surfen o chatten o andere: .............................................................
Met welke computerprogramma’s kan je werken?
o Word o Excel o PowerPoint o Paint o andere: .............................................................
Wat vind je van werken met de computer?
o heel leuk o leuk om spelletjes op te spelen, maar voor de rest niet o moeilijk, tenzij iemand mij helpt o heel moeilijk op de niet op de Zet een kruisje in de juiste kolom computer computer Om een opstel te schrijven werk ik het liefst Om informatie op te zoeken werk ik het liefst Om oefeningen in de klas te maken werk ik het liefst om dit in te vullen, juf Dorien