You are on page 1of 80

Percepties van bedrijven over

elektronisch berichtenverkeer
met de overheid
Deelrapport 1: resultaten

Center for e-Government Studies – Universiteit Twente


3 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Center for e-Government Studies


P.O. Box 217
7500 AE Enschede

T. +31 (0) 53 489 4342


F. +31 (0) 53 489 4259

Percepties van bedrijven over


elektronisch berichtenverkeer
met de overheid
Deelrapport 1: resultaten

Datum 25 januari 2010


Versie 1.0

Uitgever Universiteit Twente


Center for e-Government Studies
http://www.cfes.nl

Met subsidie van Alliantie Vitaal Bestuur en ICT


Publicatie titel Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de
overheid
Publicatiejaar 2010
Publicatietype Onderzoeksrapport

Auteurs Drs. Marc ter Hedde


Dr. Ir. Rex Arendsen
Prof. dr. Jan van Dijk

Correspondentie Marc ter Hedde


E-mail m.j.terhedde@utwente.nl

Met dank aan de begeleidingscommissie Drs. Linda Lichtenberg (Belastingdienst)


Drs. Erik Wijnen (Ministerie van Economische Zaken)
Prof. Dr. Ronald Leenes (Universiteit van Tilburg)
Dr. Ir. Rex Arendsen (Center for eGovernment Studies)

APA Referentie Hedde, M.J. ter, Arendsen, R. en Dijk, J.A.G.M. van (2010). Percep-
ties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de over-
heid. Eindrapportage. Enschede: Universiteit Twente.

Center for e-Government Studies


4

Samenvatting
Aanleiding, doel en opzet van het onderzoek
De ontwikkeling van de elektronische overheid voor bedrijven is in volle
gang. Verhoging van de kwaliteit van overheidsdienstverlening en verla-
ging van administratieve lasten zijn daarbij belangrijke doelstellingen.

Het merendeel van de gegevensuitwisseling tussen bedrijven en de over-


heid is gefundeerd in informatieverplichtingen. De bijbehorende gegevens-
uitwisseling wordt in toenemende mate met ICT-toepassingen onder-
steund. Voorbeelden van elektronisch berichtenverkeer tussen bedrijven
en de overheid zijn de elektronische belastingaangiften voor ondernemers,
de elektronische uitvraag van statistiekgegevens en de digitale aanleve-
ring van mestvervoersbewijzen.

Met subsidie van de Alliantie Vitaal Bestuur heeft het Center for e-
Government Studies van de Universiteit Twente een onderzoek uitgevoerd
naar de percepties van bedrijven en ambtenaren met betrekking tot deze
toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid.

Het onderzoek borduurt voort op onderzoek van Arendsen (2008) naar de


effecten en karakteristieken van elektronisch berichtenverkeer met de
overheid op de administratieve lasten van bedrijven. In 2003 zijn in dat
kader eerste metingen gedaan onder ambtenaren. Deze metingen zijn in
dit onderzoek herhaald en bovendien, in aangepaste vorm, uitgevoerd bij
bedrijven. Daar waar mogelijk zijn de bevindingen van beide onderzoeken
met elkaar vergeleken. Dit onderzoek focust daarmee op de percepties
van bedrijven en ambtenaren gericht op de invoering, het gebruik, de ka-
rakteristieken van en de bijdrage aan de reductie van administratieve las-
ten van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid.

Het onderzoek is uitgevoerd naar zeven toepassingen voor elektronisch


berichtenverkeer tussen bedrijven en overheidsorganisaties. Het overgrote
deel heeft betrekking op goederen-(beweging) gerelateerd berichten-
verkeer:
• Elektronische winstaangifte;
• Elektronische aangifte accijns en verbruiksbelasting;
• Aangifte Douane binnenbrengen;
• Elektronische vervoersaangifte;
• GMS-berichtenset voor aangiften naar HBAG en CBS;
• CLIENT;
• Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen.

De onderzoeksgegevens zijn verzameld door middel van desk research,


interviews met ambtenaren (n=9) en een enquête onder bedrijven
(n=220).

Resultaten en conclusies
Hoofdconclusies
Uit het onderzoek komt naar voren dat niet administratieve lastenreductie,
maar vooral ‘invoeringsaspecten’ een (belangrijke) rol spelen in de waar-
dering van de invoering en de bereidheid van bedrijven tot het wederom
gebruiken van de onderzochte toepassingen voor elektronisch berichten-
verkeer met de overheid.

Center for e-Government Studies


5 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

De geïnterviewde ambtenaren zijn van mening dat het verlagen van de


administratieve lasten voor bedrijven een belangrijke doelstelling van de
onderzochte toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de
overheid is, terwijl de minderheid van de geënquêteerde bedrijven (onge-
veer een derde) dit als een belangrijke achterliggende doelstelling van de
toepassing zien.

Een groot aantal van de geïnterviewde ambtenaren heeft aangegeven dat


het beleid aangaande de reductie van administratieve lasten invloed heeft
op de toekomstige ontwikkeling van de onderzochte toepassingen voor
elektronisch berichtenverkeer met de overheid, terwijl de meerderheid van
de geënquêteerde bedrijven juist het tegenovergestelde van mening is.

Invoering en gebruik van de toepassing


Uit het onderzoek komt naar voren dat de meerderheid van de geënquê-
teerde bedrijven een (zeer) positieve perceptie heeft ten aanzien van de
invoering en het gebruik van de onderzochte toepassing voor elektronisch
berichtenverkeer met de overheid. Bij de meeste bedrijven (61%) is de
invoering van de toepassing goed tot zeer goed verlopen. Daarnaast is
volgens de meerderheid van de bedrijven (53%) de invoering van de toe-
passing zo gegaan zoals zij van tevoren gedacht hadden. De meerderheid
van de bedrijven (64%) heeft verder aangegeven dat de benodigde des-
kundigheid voor invoering van de toepassing binnen hun bedrijf aanwezig
was. Een ruime meerderheid van de respondenten (80%) zou (waarschijn-
lijk) wederom gebruik maken van de toepassing als zij hiervoor zelf de
keuze zouden hebben.

Volgens de bedrijven leidt de toepassing, in vergelijking met de oude


werkwijze, vooral tot een verbetering op het gebied van de productiviteit
van de administratieve handeling, gebruiksgemak en de hoeveelheid ge-
bruikt papier. Slechts weinig bedrijven hebben aangegeven dat het ge-
bruik van de toepassing een positief effect heeft (gehad) op de hoogte van
de kosten bij de uitbesteding van de administratieve handelingen aan een
intermediair en het rendement van de toepassing op de benodigde inves-
teringen.

Reductie van administratieve lasten door de toepassing


De percepties van bedrijven over de feitelijke reductie van de administra-
tieve lasten door de onderzochte toepassing voor elektronisch berichten-
verkeer met de overheid lopen uiteen: 44% van de respondenten is van
mening dat de toepassing helemaal of enigszins bijdraagt aan de reductie
van administratieve lasten. Ongeveer 20% is daarentegen van mening dat
dit (helemaal) niet het geval is.

De geïnterviewde ambtenaren zijn overwegend positief over de bijdrage


die de onderzochte toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met
de overheid in de praktijk leveren aan de reductie van administratieve las-
ten voor het bedrijfsleven. Volgens een ruime meerderheid van de ambte-
naren zorgt de toepassing in de praktijk voor een reductie van administra-
tieve lasten voor bedrijven.

Vergelijking met de meting onder ambtenaren uit 2003


De resultaten van de studie onder ambtenaren komt in belangrijke mate
overeen met de bevindingen van het onderzoek van Arendsen uit 2003.
Uit beide studies is naar voren gekomen dat de ambtenaren van mening
zijn dat:

Center for e-Government Studies


6

• de nadruk (doelstelling) van de toepassing vooral ligt op de verbe-


tering van de prestaties van de overheidsprocessen en de reductie
van administratieve lasten voor bedrijven.
• er bij de vormgeving van de toepassing sprake is van een grote
nadruk op de vervanging van papieren berichtenstromen voor elek-
tronische berichtenstromen.
• de vormgeving van de toepassing met name beïnvloed is door ge-
standaardiseerde definities van begrippen uit wet- en regelgeving,
standaarden rond de architectuur van de elektronische overheid en
ICT-interoperabiliteit.
• een verlaging van de administratieve lasten en een verbetering van
de prestaties van overheidsprocessen invloed zullen hebben op de
toekomstige ontwikkeling van de toepassing.

Een verschil tussen beide studies heeft betrekking op factoren die de toe-
komstige ontwikkeling van de toepassing belemmeren. Het gebrek aan
adequate wetgeving en de verplichting tot instandhouding van een papie-
ren aanlevermogelijkheid werden bij dit onderzoek door de ambtenaren
het vaakst genoemd als factoren die een belemmerende werking hebben
op de toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Bij het onderzoek van
Arendsen zijn deze factoren slechts door een klein percentage responden-
ten genoemd. Als belemmeringen scoorden bij het onderzoek van Arend-
sen het hoogste de kosten voor implementatie en beheer van de toepas-
sing en een gebrek aan richting en attitude bij e-overheidsinitiatieven.

Verdiepende statistische analyse


Er is nog een aantal verdiepende statistische analyses uitgevoerd. Hierbij
is gekeken naar de onderlinge samenhang tussen verschillende variabelen.
De belangrijke bevindingen zijn:
• Wanneer de bedrijfsgrootte van een bedrijf toeneemt, neemt het
uitbesteden aan een intermediair ook toe.
• Wanneer de benodigde deskundigheid binnen een bedrijf hoger is
dan heeft dit een positief effect op de invoering van de toepassing.
• Wanneer de benodigde deskundigheid binnen een bedrijf hoger is
dan zal een bedrijf ook meer taken uitbesteden aan een intermedi-
air.
• Wanneer bedrijven beschikken over een eigen ICT-functionaris dan
heeft dit een positief effect op de invoering van de toepassing.
• Zodra de houding van bedrijven ten aanzien van ICT in het alge-
meen positiever is, dan zal dit een positief effect hebben op de in-
voering van de toepassing.
• Naar mate de invoering van de toepassing binnen een bedrijf beter
verloopt, zal het bedrijf ook eerder geneigd zijn om de toepassing
weer te gebruiken.
• De benodigde deskundigheid in een bedrijf heeft impact op de in-
voering van de toepassing. Wanneer de deskundigheid toeneemt,
zal de invoering beter verlopen.
• De benodigde deskundigheid in een bedrijf heeft impact op de mate
van uitbesteding aan een intermediair. Wanneer de deskundigheid
toeneemt, zal meer uitbesteed worden aan een intermediair.

Center for e-Government Studies


7 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Discussie en aanbevelingen
Reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven is vaak één van
de doelstellingen die de overheid voor ogen heeft met de invoering van
elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Veelal gaat zij daarbij er
vanuit dat het vervangen van papieren berichtenstromen door elektronisch
berichtenstromen voor de ondernemer tot tijdwinst en/of een kostenverla-
ging leidt. Echter uit het onderzoek is naar voren gekomen dat bij de
vormgeving van de toepassing meer komt kijken dan alleen het vervangen
van papierenberichtenstromen. Volgens een aantal van de geënquêteerde
bedrijven heeft het ook geen enkele zin om een papierenaangifte om te
zetten in een elektronisch aangifte als vervolgens de uitvraag van gege-
vens alleen maar toeneemt.

Op grond van de resultaten van het onderzoek zijn de volgende aanbeve-


lingen gedaan:

Wijzig niet alleen de wijze van aanlevering van gegevens maar ook
de hoeveelheid gegevens (gegevensuitvraag)
Bij de vormgeving van de toepassing komt meer kijken dan alleen het
vervangen van papierenberichtenstromen. Beperk je als overheidsorgani-
satie tot het uitvragen van die gegevens die voor jouw aangifte noodzake-
lijk zijn en waar je nog niet over beschikt. Veel gegevens van bedrijven
zijn bij verschillende overheidsorganisaties al voorhanden en hoeven dus
niet nogmaals uitgevraagd te worden.

Formuleer duidelijke en haalbare doelstellingen ten aanzien van de


inzet van ICT bij de verbetering van de overheidsdienstverlening
en/of de reductie van administratieve lasten
De mogelijkheden van ICT-toepassingen voor de verbetering van de elek-
tronische overheidsdienstverlening en/of de reductie van administratieve
lasten moeten niet te optimistisch worden ingeschat. Formuleer duidelijke
en haalbare (realistische) doelstellingen.

Zorg ervoor dat de gegevens die bedrijven via de toepassing moe-


ten aanleveren aan de overheid aansluiten op de gegevens die de
bedrijven vanuit hun eigen bedrijfsproces al beschikbaar hebben
Wanneer gekozen wordt tot een elektronische wijze van informatie-
uitwisseling tussen bedrijven en overheden dan is het belangrijk dat de
wijze van gegevensuitvraag aansluit op de primaire bedrijfsprocessen en
bedrijfsmatig gegenereerde gegevens van de bedrijven. Hierbij is het ook
belangrijk dat de begrippen die de overheid hanteert aansluiten bij het
meest gangbare of gemiddeld dominante begrip in het bedrijfsleven en dat
de begrippen in het elektronisch berichtenverkeer in ketens en netwerken
meervoudig toepasbaar zijn.

Leg de focus van ICT-projecten meer op het verbeteren van de


(elektronische) overheidsdienstverlening in plaats van het reduce-
ren van de administratieve lasten (voor bedrijven)
Administratieve lastenreductie kan beter gezien worden als een onderlig-
gende doelstelling van de kwaliteitsverbetering van (e-) overheidsdienst-
verlening.

Center for e-Government Studies


9 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Inhoudsopgave

Samenvatting ............................................................................................... 4

1 Inleiding ........................................................................................... 11
1.1 Aanleiding van het onderzoek............................................................. 11
1.2 Doel- en vraagstelling van het onderzoek .......................................... 12
1.3 Onderzoeksobject................................................................................ 13
1.4 Begripsbepaling van kernbegrippen................................................... 13
1.5 Leeswijzer ............................................................................................ 14

2 Achtergrond van het onderzoek..................................................... 15


2.1 Informatieverplichtingen van bedrijven .............................................. 15
2.2 Elektronisch berichtenverkeer met de overheid................................. 16
2.3 Toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer............................ 17
2.3.1 Elektronisch berichtenverkeer naar wetgevingsdomein .................... 17
2.3.2 Typen elektronisch berichtenverkeer...................................................... 23
2.3.3 Karakteristieken van elektronisch berichtenverkeer............................ 27
2.4 Elektronisch berichtenverkeer en AL-reductie................................... 29
2.5 Samenvatting ....................................................................................... 32

3 Onderzoeksopzet ............................................................................ 33
3.1 Selectie van de toepassingen ............................................................. 33
3.2 Omschrijving en positionering van de toepassingen ........................ 34
3.2.1 Elektronische winstaangifte ...................................................................... 34
3.2.2 Elektronische aangifte accijns en verbruiksbelasting.......................... 34
3.2.3 Aangifte Douane binnenbrengen .......................................................... 34
3.2.4 Elektronische vervoersaangifte................................................................ 35
3.2.5 GMS-berichtenset voor aangiften naar HBAG en CBS ....................... 35
3.2.6 CLIENT............................................................................................................ 36
3.2.7 Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen........................................................ 36
3.2.8 Onderzochte toepassingen naar wetgevingsdomein........................ 37
3.3 Onderzoeksmethode............................................................................ 37
3.3.1 Operationalisering ...................................................................................... 37
3.3.2 Dataverzameling ........................................................................................ 38
3.3.3 Data-analyse ............................................................................................... 39

4 Resultaten enquête bedrijven......................................................... 40


4.1 Populatie, steekproef en respons ....................................................... 41
4.2 Achtergrond bedrijven......................................................................... 42
4.3 Algemene houding ten aanzien van ICT ............................................. 44
4.3.1 De inzet van ICT in het bedrijf................................................................... 44
4.3.2 Belang van ICT voor het bereiken van bedrijfsdoelstellingen ........... 44
4.4 Gebruikerkarakteristieken ................................................................... 45
4.4.1 Aantal berichten dat per week de toepassing passeert ................... 45
4.4.2 Frequentie van gebruik van de toepassing .......................................... 45
4.5 Administratieve lastenreductie in de praktijk..................................... 46
4.5.1 Bijdrage aan de reductie van administratieve lastenreductie ......... 46
4.5.2 Waarom wel of niet AL-reductie door de toepassing......................... 46
4.5.3 Stellingen AL-reductie................................................................................ 48
4.5.4 Vergelijking van de oude situatie met de nieuwe werkwijze ............ 49
4.6 Wederom gebruik maken van de toepassing ..................................... 50

Center for e-Government Studies


10 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

4.7 Invoering van de toepassing ............................................................... 50


4.7.1 Hoe is de invoering van de toepassing verlopen?............................... 50
4.7.2 Is de invoering verlopen zoals van tevoren gedacht?........................ 51
4.7.3 Benodigde deskundigheid voor invoering toepassing ....................... 51
4.8 Karakteristieken van de toepassing.................................................... 52
4.8.1 Doelstellingen van de toepassing ........................................................... 52
4.8.2 Vormgeving van de administratieve infrastructuur.............................. 54
4.8.3 Standaardisatie ........................................................................................... 55
4.8.4 Toekomstige ontwikkelingen..................................................................... 56
4.8.5 Belemmerende factoren........................................................................... 57
4.9 Verdiepende statistische analyse ....................................................... 58
4.10 Samenvatting ....................................................................................... 61

5 Resultaten interviews ambtenaren................................................. 63

6 Conclusies en discussie ................................................................. 64


6.1 Conclusies ........................................................................................... 64
6.2 Discussie.............................................................................................. 72
6.2.1 Huidige rol en betekenis ............................................................................ 72
6.2.2 Toekomstige rol en betekenis ................................................................... 73
6.3 Reflectie ............................................................................................... 75
6.4 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek .............................................. 76

Referenties ................................................................................................. 79

Center for e-Government Studies


11 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

1 Inleiding

In dit rapport zijn de bevindingen weergegeven van een inventariserend


onderzoek naar de percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande
toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid.

Het onderzoek is uitgevoerd door het Center for e-Government Studies


van de Universiteit Twente (www.cfes.nl). De opdrachtgever van het on-
derzoek is de Alliantie ICT en Vitaal Bestuur (AVB), een samenwerkings-
verband van de Directie Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector
van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en enke-
le academische instituten. De alliantie verricht onderzoek naar de concrete
betekenis van ICT voor de kwaliteit van het openbaar bestuur in ons land.

1.1 Aanleiding van het onderzoek


De ontwikkeling van de elektronische overheid voor bedrijven is in volle
gang. Adviezen van de Commissie Administratieve Lasten (Commissie De
Slechte, 1999a) hebben eind vorige eeuw daartoe een echte impuls gege-
ven. Nagenoeg alle overheidsorganisaties vernieuwen hun elektronische
relatie met bedrijven. Dit resulteerde bijvoorbeeld in:
• Bedrijvenportals op gemeentelijke websites;
• Een gezamenlijke Rijkswebsite Antwoord voor Bedrijven;
• Transactieportals als het LNV loket;
• En de wettelijke verplichting van de elektronische aanlevering van
gegevens door o.a. de Belastingdienst, CBS en LNV.

Verhoging van de kwaliteit van overheidsdienstverlening en verlaging van


administratieve lasten zijn daarbij belangrijke doelstellingen. De OECD
constateerde in 2007 dan ook: “e-gov is seen today in the Netherlands as
a primary lever helping the public sector to reach its political goal of ad-
ministrative burden reduction. Reducing administrative burdens provides a
new focus for e-gov in the Netherlands.”

Dit is niet verwonderlijk want het merendeel van de gegevensuitwisseling


tussen bedrijven en de overheid is gefundeerd in informatieverplichtingen.
De bijbehorende gegevensuitwisseling wordt in toenemende mate met
ICT-toepassingen ondersteund. Het inzetten van ICT in dat kader vindt
meer en meer plaats vanuit thema’s als:
• Organiseren we handhaving/toezicht zo dat extra/onnodige gege-
vensuitvraag wordt voorkomen;
• Verminderen de uitvraag door hergebruik van gegevens;
• Aansluiten van de gegevensuitvraag op bedrijfsadministraties;
• Slimmer gebruik van ICT binnen publieke en private ketens, inclu-
sief de rol van intermediaire partijen daarin.

Of, zoals op de website van het Ministerie van EZ (ICT Agenda 2008 –
2011) is te vinden: “Het kabinet werkt de komende jaren samen met
branches en bedrijven verder aan het gebruiken van ICT als middel om
processen slimmer te organiseren. Zo gebruikt de Rotterdamse haven ICT
om de regeldruk te verlagen en gegevens uit te wisselen. Bedrijven kun-
nen eenvoudiger elektronisch hun rekeningen naar de overheid sturen.”

Center for e-Government Studies


12 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Momenteel wordt dan ook gewerkt aan overheidsbrede programma’s als:


• De creatie van een nieuw Digitaal handelsregister door de KvK;
• Introductie van XBRL;
• DigiD Bedrijven;
• Slim Geregeld, Goed Verbonden;
• Elektronisch Factureren.

Daarnaast ontstaan bij diverse overheidsorganisaties eigen initiatieven en


specifieke toepassingen gericht op het elektronisch berichtenverkeer tus-
sen bedrijven en de overheid. Voorbeelden hiervan zijn de elektronische
belastingaangifte voor ondernemers, de elektronische uitvraag van statis-
tiekgegevens en de digitale aanlevering van mestvervoersbewijzen
(Arendsen, 2008).

1.2 Doel- en vraagstelling van het onderzoek


Dit onderzoek borduurt voort op onderzoek van Arendsen (2008) naar de
effecten en karakteristieken van elektronisch berichtenverkeer met de
overheid. Hij benadrukt in zijn onderzoek het duale karakter van dit be-
richtenverkeer: “Enerzijds worden deze toepassingen gepresenteerd als
digitale overheidsdienst met de mogelijkheid van reductie van administra-
tieve lasten. Anderzijds is het berichtenverkeer resultaat van een informa-
tieverplichting en vergroot de geautomatiseerde wijze van aanleveren de
controlemogelijkheden van de betreffende overheidsorganisatie”.

De metingen die in 2003 door Arendsen (2008) gedaan zijn onder ambte-
naren worden in dit onderzoek herhaald en in uitgebreide vorm tevens uit-
gevoerd onder bedrijven. Bij de keuze van de onderzochte toepassingen is
zo veel mogelijk aangesloten bij de door Arendsen onderzochte toepassin-
gen. Dit onderzoek focust daarmee op de percepties 1 van bedrijven en
ambtenaren gericht op: de invoering, het gebruik, de veranderingen, de
bijdrage aan de reductie van administratieve lasten en de karakteristieken
van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer (EBV) met de over-
heid. Hierbij trachten wij zowel de huidige situatie te beschrijven alsmede
ontwikkelingen in de tijd (ten opzichte van 2003). Op basis van deze doel-
stelling zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

1. Wat zijn de percepties van bedrijven aangaande de invoering en


het gebruik van toepassingen voor EBV met de overheid?
2. Wat zijn de percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande de
karakteristieken van toepassingen voor EBV met de overheid?
3. Wat zijn de percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande de
reductie van administratieve lasten door toepassingen voor EBV
met de overheid in de praktijk?
4. Wat zijn belangrijke overeenkomsten en verschillen tussen de per-
cepties van bedrijven en ambtenaren?
5. Wat zijn belangrijke overeenkomsten en verschillen met de meting
onder ambtenaren uit 2003?

1
Onze overweging hierbij is dat voor het vereenvoudigen van wet- en regelgeving het niet
alleen van belang is om te weten hoeveel tijd en geld een ondernemer kwijt is aan een speci-
fieke informatieverplichting, maar ook wat de beleving van de ondernemer is ten aanzien van
de betreffende informatieverplichting.

Center for e-Government Studies


13 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

De vragen 1 tot en met 4 zullen we beantwoorden door middel van een


nieuwe meting bij bedrijven die gebruik maken van toepassingen voor EBV
met de overheid, en een meting bij ambtenaren die nauw betrokken zijn
bij de toepassing, bijvoorbeeld in de rol van opdrachtgever, beleidsver-
antwoordelijke, informatiemanager of projectmanager.

Vraag 5 zullen we enerzijds beantwoorden op basis van een nieuwe meting


bij ambtenaren (eigenaren) van toepassingen voor EBV met de overheid.
Anderzijds is de beantwoording van deze vraag gebaseerd op gegevens
van het onderzoek van Arendsen (situatie 2003).

1.3 Onderzoeksobject
Het onderzoeksobject is het fenomeen dat wordt bestudeerd en waarover
op basis van het uit te voeren onderzoek uitspraken worden gedaan (Ver-
schuren en Doorewaard, 2004). In dit onderzoek is het onderzoeksobject
het elektronisch berichtenverkeer tussen bedrijven en overheidsorganisa-
ties. Elektronisch berichtenverkeer heeft betrekking op frequente, volumi-
neuze gegevensstromen vanuit bedrijven als input voor beleidsuitvoerende
en -handhavende processen van de overheid. Informatie en Communica-
tietechnologie (ICT) speelt hierin een belangrijke rol. Geautomatiseerde
bedrijfsadministraties, datacommunicatiefaciliteiten en poortsystemen bin-
nen de overheid bepalen in dit geval grotendeels de vormgeving van de
administratieve infrastructuur voor berichtuitwisseling en daarmee ook de
vormgeving van een deel van de elektronische overheid. Toepassingen
voor elektronisch berichtenverkeer betekent bijvoorbeeld dat eisen worden
gesteld aan de structurering van berichten en de mogelijkheden voor ver-
sturen en ontvangen van elektronische berichten uit softwaresystemen.

1.4 Begripsbepaling van kernbegrippen


Een aantal begrippen nemen een centrale positie in binnen het onderzoek.
Deze zijn hieronder kort toegelicht.

Elektronische overheid
De elektronische overheid wordt in dit onderzoek gedefinieerd als alle pro-
cessen van informatieverwerking, communicatie en transactie die behoren
bij de taken van de overheid (politiek en openbaar bestuur) en waarbij
gebruik wordt gemaakt van ICT (van Dijk, 2001).

Elektronisch berichtenverkeer
Hieronder verstaan we het op elektronische wijze en in een gestructureerd
formaat uitwisselen van een verzameling gegevens tussen geautoma-
tiseerde informatiesystemen op grond van informatieverplichtingen van de
overheid (Arendsen, 2008).

Administratieve lasten
Administratieve lasten zijn de kosten om te voldoen aan informatiever-
plichtingen voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het
gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschik-
king stellen van informatie (Arendsen, 2008: 63. Uit: EIM, 1998; staats-
blad, 2000).

Center for e-Government Studies


14 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 vinden we de theoretische achtergrond van het onderzoek.
Hoofdstuk 3 beschrijft de onderzoeksopzet. In hoofdstuk 4 zijn de resulta-
ten van de enquête opgenomen. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de re-
sultaten van de interviews besproken. Conclusies worden getrokken in
hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk is ook een discussie opgenomen en worden
een aantal handreikingen voor vervolgonderzoek gegeven.

De bijlagen behorende bij deze eindrapportage vindt u in het deelrapport


2: bijlagen.

Center for e-Government Studies


15 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

2 Achtergrond van het onderzoek


Dit hoofdstuk bevat de (theoretische) achtergrond van het onderzoek.2 In
paragraaf 2.1 kijken we naar de informatieverplichtingen van bedrijven.
We geven hier een korte uiteenzetting van de oorsprong en de aard van
het berichtenverkeer tussen het bedrijfsleven en de overheid. Vervolgens
bespreken we in paragraaf 2.2 het elektronisch berichtenverkeer tussen
bedrijven en overheidsorganisaties. In paragraaf 2.3 staan we expliciet stil
bij toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Het
inzetten van elektronisch berichtenverkeer met de overheid ten behoeve
van de reductie van administratieve lasten voor bedrijven staat centraal in
paragraaf 2.4. In paragraaf 2.5 sluiten we het hoofdstuk af met een sa-
menvattende beschouwing.

2.1 Informatieverplichtingen van bedrijven


De oorsprong van nagenoeg al het berichtenverkeer tussen bedrijven en
de overheid wordt gevormd door wettelijke informatieverplichtingen aan
het bedrijfsleven. Door Nijsen (2003) is een theoretisch model van infor-
matieverplichtingen van het bedrijfsleven ontwikkeld (zie figuur 2.1). Het
model beschrijft de wijze waarop burgers, bedrijven, het parlement, de
overheid en de uitvoeringsinstellingen van de overheid zich tot elkaar ver-
houden en de plek van de informatieverplichtingen van bedrijven daar
binnen.

Figuur 2.1 Informatieverplichtingen van bedrijven

Bron: Arendsen, 2008: 80

Arendsen (2008: 80) geeft aan dat de doelen ten aanzien van de presta-
ties van de overheid zijn afgeleid van de wensen van de burgers. Deze
wensen worden duidelijk tijdens democratische processen als inspraak en
verkiezingen. In het parlement worden deze publieke doelen vastgesteld.
Aan de overheid worden taken opgedragen en bevoegdheden gegeven die
haar in staat stellen deze doelen te bereiken. De overheid ontwikkelt be-
leid hoe deze doelen te realiseren en ontwikkelt, tezamen met het parle-
2
Dit hoofdstuk is in belangrijke mate gebaseerd op het promotieonderzoek van Arendsen
(2008). De opgenomen tekst is een bewerking van met name de hoofdstukken 5 en 6 uit zijn
proefschrift. Op onderdelen zijn aanvullende inzichten/bronnen aangehaald.

Center for e-Government Studies


16 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

ment wet- en regelgeving om het feitelijke gedrag van bedrijven en bur-


gers daaraan bij te laten dragen. Deze wet- en regelgeving, vastgelegd in
het bestuursrecht, wordt door overheidsinstellingen uitgevoerd. Uitvoe-
ringsinstellingen informeren de bedrijven over de bijbehorende regels en
voorschriften waaraan bedrijven hebben te voldoen bij de uitoefening van
hun bedrijf.

Daarbij gelden voor de bedrijven specifieke verplichtingen om te rapporte-


ren over de mate waarin zij de inhoudelijke verplichtingen naleven, de zo-
genaamde informatieverplichtingen. Het zijn de informatieverplichtingen
die zorgen voor administratieve lasten van bedrijven. Een van de wijzen
van uitvoering van deze informatieverplichtingen vindt plaats in de vorm
van elektronisch berichtenverkeer (Arendsen, 2008:80).

De aard van het berichtenverkeer tussen bedrijven en overheidsorganisa-


ties wordt volgens Arendsen (2008: 80-81) in hoge mate bepaald door va-
riabelen die zijn vastgelegd in wet- en regelgeving zoals de frequenties
van aanlevering, het haalrecht of de brengplicht, directe of indirecte aan-
levering van gegevens, de complexiteit van de gegevensdefinities, de in-
houd van het bericht en de eventuele standaarden voor wat betreft het
medium van transport. Daarnaast speelt aan de kant van het bedrijfsleven
de aanwezigheid van geautomatiseerde bedrijfsadministraties een grote
rol. De feitelijke uitvoering van het berichtenverkeer kan daarbij worden
beschreven in termen van het model van de administratieve infrastructuur
waarlangs het berichtenverkeer tussen overheid en bedrijfsleven verloopt.
Het gaat daarbij volgens Arendsen om de volgende elementen:
• de automatiseringsgraad van de administratieve processen van be-
drijven;
• de hoedanigheid van de gegevensdrager;
• de mate van uitbesteding door bedrijven;
• de aard en automatiseringsgraad van administratief-logistieke sys-
temen bij de overheid.

Arendsen (2008:81) geeft aan dat elektronisch berichtenverkeer tussen


bedrijven en overheidsinstellingen een specifieke vorm is van de admini-
stratieve infrastructuur. Het gaat daarbij om berichten die individuele be-
drijven vanuit een geautomatiseerde bedrijfsadministratie op elektronische
wijze naar een overheidsinstelling versturen. In de volgende paragraaf zul-
len we nader ingaan op dit elektronisch berichtenverkeer

2.2 Elektronisch berichtenverkeer met de overheid


Midden jaren negentig van de vorige eeuw ontstaat bij de overheid de eer-
ste beleidsmatige interesse in het fenomeen elektronisch berichtenver-
keer. Dit wordt vooral ingegeven vanuit het dossier van de administratieve
lastenverlichting voor bedrijven met de vormgeving van een efficiënte in-
formatielogistiek als belangrijkste drijfveer. Eind van de vorige eeuw zijn
bij diverse overheidsorganisaties eigen initiatieven en specifieke toepas-
singen vormgegeven, gericht op elektronisch berichtenverkeer met de
overheid.

Elektronisch berichtenverkeer zoals in dit onderzoek beschouwd, heeft be-


trekking op frequente, volumineuze gegevensstromen vanuit bedrijven als
input voor beleidsuitvoerende en –handhavende processen van de over-
heid. ICT speelt hierin een belangrijke rol. Geautomatiseerde bedrijfsad-
ministraties, datacommunicatiefaciliteiten en poortsystemen binnen de

Center for e-Government Studies


17 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

overheid bepalen in dit geval grotendeels de vormgeving van de admini-


stratieve infrastructuur voor berichtenuitwisseling en daarmee ook de
vormgeving van een deel van de elektronische overheid (Arendsen, 2008:
35-36).

Door Arendsen (2008: 109) is elektronisch berichtenverkeer omschreven


als het op elektronische wijze en in een gestructureerd formaat uitwisselen
van een verzameling gegevens tussen geautomatiseerde informatiesyste-
men.

In het kader van de afbakening van dit onderzoek dient te worden bena-
drukt dat elektronisch berichtenverkeer betrekking heeft op berichtenver-
keer tussen verschillende computer systemen. Dit betekent dat gegevens-
uitwisseling via bijvoorbeeld elektronische formulieren op websites in dit
onderzoek niet binnen de definitie van elektronisch berichtenverkeer valt.

2.3 Toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer


In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van verschillende initiatie-
ven op het gebied van elektronisch berichtenverkeer tussen bedrijven en
de overheid. Allereerst positioneren we verschillende toepassingen voor
EBV met de overheid naar een zevental wetgevingsdomeinen. Vervolgens
maken we een indeling van projecten op het gebied van elektronisch be-
richtenverkeer met de overheid naar type berichtenverkeer.

2.3.1 Elektronisch berichtenverkeer naar wetgevingsdomein


Door Arendsen (2008: 162 e.v.) zijn verschillende toepassingen voor elek-
tronisch berichtenverkeer met de overheid gepositioneerd binnen zeven
wetgevingsdomeinen3, namelijk:
• Premies werknemersverzekeringen;
• Belastingaangiften voor ondernemers;
• Gegevensverstrekking aan de Kamers van Koophandel;
• Enquêtes ten behoeve van bedrijfsstatistieken;
• Grensoverschrijdend goederenvervoer;
• Voertuigregistraties;
• Landbouwaangiften.

2.3.1.1 Premies werknemersverzekeringen


De wetgeving op het gebied van de werknemersverzekeringen bevat veel
informatieverplichtingen voor bedrijven. In hoofdstuk 1 is aangegeven dat
de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, met ondermeer informatiever-
plichtingen met betrekking tot de afdracht van premies, in 2003 in de
’Top-10’ stond van veroorzakers van administratieve lasten voor bedrij-
ven. Tevens vinden we de daaraan gerelateerde berichtenstromen terug in
de ‘Top-10’ van de ICTAL Landkaart. Het betreft cyclische informatiever-
plichtingen.

3
Deze onderverdeling is gebaseerd op een overzicht dat de Europese Commissie hanteert bij
de benchmarking van nationale ontwikkelingen op het terrein van de elektronische overhead.
De belangrijkste overheidsdiensten voor bedrijven zijn daarbij: social contribution for em-
ployees, corporation tax, VAT, registration of an new company, submission of data to statisti-
cal offices, customs declarations and (enviroment-related) permits (European Commission,
2003; IDABC, 2004).

Center for e-Government Studies


18 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Lange tijd waren uitvoeringsinstanties als Cadans, GUO en Gak in deze


namens de overheid de ontvangers van het berichtenverkeer met de
werkgevers, tot ze in het begin van de 21e eeuw zijn opgegaan in de Uit-
voeringsinstelling Werknemersverzekeringen (UWV). De gegevensaanleve-
ring vond veelal plaats vanuit geautomatiseerde salarissystemen bij de
werkgever (of diens salarisservicebureau), via administratiekantoren of via
gespecialiseerde intermediaire dienstverleners als ViaPrisma en Plato. De
adoptie van elektronisch berichtenverkeer door individuele bedrijven was
matig. In 2003 bijvoorbeeld deed 58% van de werkgevers schriftelijk aan-
gifte van de premies sociale verzekering (SUB, 2004). Voorbeelden van
toepassingen die vallen onder het wetgevingsdomein ‘premies werkne-
mersverzekeringen’ zijn:
• Melding sociale verzekeringen (MSV), ten behoeve van het verza-
melen van dienstverbandgegevens bij in- en uitdiensttreding van
een werknemer;
• Jaarloonopgave, ten behoeve van de controle op de lonen en pre-
mies.

Een belangrijke ontwikkeling ten tijde van het veldonderzoek van Arend-
sen in 2003 was de samenwerking tussen het UWV en de Belastingdienst
(SUB) waarbij onder andere controletaken van het UWV naar de Belas-
tingdienst zijn overgegaan. Ook de wet WALVIS en de invoering van de
daarmee samenhangende centrale polisadministratie bij het UWV zorgden
voor veranderingen in het berichtenverkeer. Vanaf 1 januari 2006 worden
de gegevens door middel van een nieuw bericht, de loonaangifte, bij de
Belastingdienst aangeleverd waarna een deel van de gegevens wordt
doorgeleverd aan het UWV waar deze in de polisadministratie moeten
worden opgenomen. Vanaf dat moment zijn de bovengenoemde bericht-
stromen komen te vervallen.

2.3.1.2 Belastingaangiften voor ondernemers


Het belastingrecht een bron is van veel informatieverplichtingen. Zo staan
de informatieverplichtingen met betrekking tot de omzetbelasting, de
loonbelasting en de inkomstenbelasting alle drie in de ‘Top-10’ van veroor-
zakers van administratieve lasten (zie hoofdstuk 1). Over het algemeen is
sprake van cyclische informatieverplichtingen, met een maandelijkse of
jaarlijkse periodiciteit van aangiften.

Door de jaren heen is er veel aandacht geweest voor beleid en uitvoering


rond het (elektronische) berichtenverkeer met de Belastingdienst. Vanaf
1993 is er voor bedrijven (en hun intermediairs) bijvoorbeeld de mogelijk-
heid om bovengenoemde belastingsoorten via een specifieke Editax-
toepassing op elektronische wijze bij de Belastingdienst aan te geven. De
laatste jaren ontstaan meer en meer mogelijkheden om rechtstreeks van-
uit de geautomatiseerde bedrijfsadministraties berichten naar de Belas-
tingdienst te versturen. De adoptie van deze vormen van elektronisch be-
richtenverkeer door bedrijven was lange tijd zeer matig; dit wordt gezien
als een van de oorzaken voor de wettelijke verplichtstelling tot elektro-
nisch aanleveren. Voorbeelden van toepassingen die vallen onder het wet-
gevingsdomein ‘belastingaangiften voor ondernemers’ zijn:
• Aangifte omzetbelasting via de Editax toepassing;
• Winstaangifte, ten behoeve van de inkomsten- of vennootschaps-
belasting met integratiemogelijkheden in standaardsoftwarepakket-
ten;
• Aangifte omzetbelasting, ten behoeve van buitenlandse onderne-
mingen in het kader van hun e-commerce activiteiten, EU richtlijn
2002/38.

Center for e-Government Studies


19 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Naast de hierboven genoemde wet Walvis was een andere relevante ont-
wikkeling tijdens het veldonderzoek van Arendsen in 2003 de aankondi-
ging van de wettelijke verplichtstelling van de elektronische belastingaan-
giften vanaf 2005. Dit betekende een doorontwikkeling van de
oplossingen die op dat moment in het kader van de hier genoemde toe-
passingen werden geïntroduceerd: XML-berichten, elektronische formulie-
ren en een nieuw koppelvlak voor softwaresystemen, de zogenaamde Be-
lastingdienst Application Programming Interface (BAPI).

2.3.1.3 Gegevensverstrekking aan de Kamers van Koophandel


De Kamers van Koophandel ondersteunen met het beheer van een aantal
registraties de rechtszekerheid in het handelsverkeer en de informatie-
voorziening over en naar bedrijven. Zo is voor de meeste (startende) be-
drijven de inschrijving in het Handelsregister verplicht om zodoende ande-
ren in de gelegenheid te stellen zich te informeren over bijvoorbeeld de
juridische (eigendoms-)structuur van het desbetreffende bedrijf en daar-
mee fraude te voorkomen. Ook de openbaarheid van jaarstukken draagt
daartoe bij. Bedrijven in bepaalde grootteklassen zijn verplicht jaarlijks de
jaarstukken bij de Kamer van Koophandel te deponeren. Naast het beheer
van de genoemde registraties, voeren de Kamers van Koophandel ook en-
quêtes uit en adviseren zij bedrijven met betrekking tot ondermeer vesti-
gingsmogelijkheden.4 Voorbeelden van toepassingen die vallen onder het
wetgevingsdomein ‘gegevensverstrekking aan de Kamers van Koophandel’
zijn:
• Inschrijven en muteren in het Handelsregister;
• Deponeren jaarstukken.

De Wet op de Jaarrekening die bedrijven verplicht tot het opstellen van


een jaarrekening en het verstrekken van informatie hierover is met 1,5
miljard euro per jaar de grootste bron van administratieve lasten voor het
bedrijfsleven. Elektronische publicatie van de jaarcijfers voor het bedrijfs-
leven zal een besparing van 10 miljoen euro per jaar kunnen betekenen
(Stevens, 2005). Een voorgestelde wijziging van de Handelsregisterwet en
het Handelsregisterbesluit zou volgens het kabinet zelfs tot een besparing
van 22 miljoen euro per jaar moeten leiden (Rijksvoorlichtingsdienst,
2005). Resultaten van het Nederlandse Taxonomie project moeten er voor
zorgen dat de jaarrekening ook in XBRL-formaat via elektronisch berich-
tenverkeer naar de Kamer van Koophandel kunnen worden verstuurd.

2.3.1.4 Enquêtes ten behoeve van bedrijfsstatistieken


Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) produceert voor tal van ter-
reinen statistische informatie, zoals ten aanzien van de demografie, de
werkgelegenheid en de (buitenlandse) handel. Deze statistieken vormen
de input bij beleidsvoorbereiding en besluitvorming binnen publieke en
private organisaties. Veel van deze statistieken worden gebaseerd op cij-
fers die via enquêtes bij bedrijven worden verzameld. Deze berichtgevers
zijn via de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Staatsblad,
2004) en het Besluit gegevensverwerking CBS (Staatsblad, 2003) verplicht
hieraan mee te werken. De bijbehorende administratieve lasten zijn naar
verhouding laag: ultimo 2002 23 miljoen euro per jaar (Gemengde Com-
missie Allez, 2003). De door bedrijven ervaren enquêtedruk zorgt echter
wel voor veel irritatie. Enquêtes staan bovenaan de ‘Top-10’ van verplich-

4
Ook andere overheidsorganen maken binnen hun administratieve processen gebruik van
gegevens uit het Handelsregister (HR), bijvoorbeeld bij de identificatie van een bedrijf op
basis van het HR-nummer.

Center for e-Government Studies


20 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

tingen waar bedrijven zich het meest aan ergeren (Ministerie van Financi-
en, 2006b).

Vanaf midden jaren negentig van de vorige eeuw biedt het CBS bedrijven
de mogelijkheid de enquêtegegevens op elektronische wijze aan te leveren
(CBS, 1995). Over het algemeen wordt daarbij gezocht naar de mogelijk-
heid om, in overleg met softwareleveranciers, aan te sluiten op bestaande
geautomatiseerde systemen van bedrijven en hun intermediairs, bijvoor-
beeld grote salarisverwerkers. Ook zijn door het CBS zelf elektronische
voorzieningen ontwikkeld. De adoptie door individuele bedrijven verloopt
traag, zo vindt de aanlevering van buitenlandse handelsgegevens tot 2001
in bijna 40% van de gevallen nog op papier plaats. Voorbeelden van toe-
passingen die vallen onder het wetgevingsdomein ‘enquêtes ten behoeve
van bedrijfsstatistieken’ zijn:
• Enquête werkgelegenheid en lonen, ten behoeve van statistieken
op het gebied van werk en inkomen;
• Edi between statistics and enterprises, Edisent, generieke toepas-
sing ter ondersteuning van meerdere specifieke enquêtes voor be-
drijfsstatistieken;
• Interactieve registratie voor de Internationale Handel, CBS-IRIS,
ten behoeve van statistieken met betrekking tot de buitenlandse
handel;
• Blaise-Internet Services, generieke toepassing ter ondersteuning
van HTML-gebaseerde uitvraag (webformulieren) van specifieke
enquêtes voor bedrijfsstatistieken.
• GMS-berichtenset voor aangiften ten uitvoer naar het HBAG en
CBS.

Een belangrijke ontwikkeling in de periode van het veldonderzoek van


Arendsen was de realisatie van de polisadministratie bij het UWV. Deze
registratie werd voor het CBS de bron voor werknemersgegevens, waar-
mee de enquête werkgelegenheid en lonen op termijn zou komen te ver-
vallen. Dit past binnen de bredere strategie van het CBS om meer gebruik
te maken van databronnen bij andere overheidsinstellingen en daarmee de
directe uitvraag bij burgers en bedrijven te verminderen. Ook door het ge-
zamenlijk uitvragen met andere partijen probeert het CBS de enquêtedruk
te verminderen. Zo ontvangt het CBS bijvoorbeeld via douaneaangiften
statistische informatie. Dit concept van ‘eenmalige aanlevering, meervou-
dige doorlevering’ is ook geïmplementeerd in de gezamenlijke uitvraag
van exportgegevens met het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel
(HBAG); het bijbehorende bericht is in samenwerking met het product-
schap Tuinbouw en de Belastingdienst ontwikkeld. Met dit concept, GMS-
berichtenset genoemd, werd het CBS een van de eerste gebruikers van de
Overheidstransactiepoort (HBAG, 2005).

Ook de resultaten van het Nederlandse Taxonomie project moeten er op


termijn voor zorgen dat financiële enquêtegegevens ook in XBRL-formaat
via elektronisch berichtenverkeer naar het CBS kunnen worden verstuurd.

2.3.1.5 Grensoverschrijdend goederenvervoer


Rondom het vervoer van goederen vindt veel gegevensuitwisseling plaats.
Niet alleen tussen bedrijven onderling maar ook met overheidsinstanties.
Veelal betreft het hier gebeurtenis gebonden berichtenverkeer waarbij de
verplaatsing van goederen de aanleiding vormt. De informatieverplichtin-
gen kunnen zowel betrekking hebben op de goederen als op het vervoer-
middel (voertuig, vliegtuig of vaartuig) en hebben over het algemeen hun
oorsprong in wetgeving die randvoorwaarden stelt aan het maatschappe-

Center for e-Government Studies


21 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

lijk verkeer. Risicoborging op het terrein van milieu, volksgezondheid of


veiligheid is daarbij de achterliggende doelstelling.

In geval van grensoverschrijdend goederenvervoer neemt het aantal ver-


schillende informatieverplichtingen aanzienlijk toe. Niet alleen de Douane
legt verplichtingen op maar ook (lucht)havenautoriteiten en tal van over-
heidsinspecties. Dit betekent in de praktijk berichtenverkeer met betrek-
king tot onder andere douaneaangiften, de aangifte van havengelden,
vooraanmelding van aankomst, de bemanningslijst, meldingen gevaarlijke
stoffen en eventuele aanvullende aangiften in verband met inspecties (Mi-
nisterie van Verkeer en Waterstaat, 2003a, Ministerie van Verkeer en Wa-
terstaat, 2003b). Veel van deze berichten zijn of worden gestandaardi-
seerd binnen internationale organisaties als de International Maritime Or-
ganisation (IMO) en de World Customs Organisation (WCO). Procedures en
(informatie)systemen verschillen echter veelal per (lucht)haven. Voorbeel-
den van toepassingen die vallen onder het wetgevingsdomein ‘grensover-
schrijdend goederenvervoer’ zijn:
• Invoeraangifte Douane, ten behoeve van het invoeren, betalen van
invoerheffingen en de vrijgave van goederen voor het vrije ver-
keer;
• Uitvoeraangifte Douane, ten behoeve van het uitvoeren van goede-
ren, de controle op vereiste vergunningen en de vrijgave van goe-
deren voor het verlaten van de EU;
• Aangifte Douane binnenbrengen in de Europese Unie, ten behoeve
van de aangiftebehandeling van binnen komende vervoermiddelen
en hun lading;
• Controle op landbouwgoederen bij import en export naar een nieu-
we toekomst (CLIENT), ter ondersteuning van inspecties van goe-
deren door de Plantenziektenkundigedienst of de Rijksdienst voor
Vee en Vlees;
• Aanvraag ligplaats (pre arrival notification, ten behoeve van de
binnenkomst van een schip in de haven van Amsterdam;
• Melding gevaarlijke stoffen (dangerous goods manifest), ten be-
hoeve van inspecties in de haven van Amsterdam.

Douane biedt vanaf eind jaren tachtig van de vorige eeuw de mogelijkheid
van elektronische aangiften. Elektronisch berichtenverkeer is mede dankzij
de adoptie van EDI-toepassingen binnen logistieke ketens voor veel be-
drijven gemeengoed. Een belangrijke rol bij dit berichtenverkeer met de
overheid spelen intermediaire aanbieders van diensten met betrekking tot
geautomatiseerde gegevensuitwisseling. Portinfolink in de Rotterdamse
haven en Cargonaut op Schiphol zijn hier voorbeelden van. Naast berich-
tenverkeer met overheidsinstanties verzorgen zij ook veel gegevensuitwis-
seling tussen de verschillende bedrijven in de logistieke transportketen en
streven zo naar een overkoepelend community systeem, zoals bijvoor-
beeld het Electronic Port Clearance systeem (EPC) zoals beoogt in de Am-
sterdamse haven (Rijkswaterstaat, 2002).

Een belangrijke ontwikkeling ten tijde van het veldonderzoek in 2003 was
de introductie van het hierboven genoemde CLIENT systeem door het Mi-
nisterie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Staatscourant, 2004).
Dit systeem had als doel het controleproces en de (administratieve) logis-
tiek bij invoer en uitvoer van landbouwgoederen te verbeteren. Met Doua-
ne zijn hiertoe processen, uit te vragen gegevens en de technische infra-
structuur op elkaar afgestemd (Mathijssen et al., 2004). Een belangrijke
plek binnen de technische infrastructuur was er voor de Overheidstransac-
tiepoort als ‘elektronisch postkantoor’ bij het eenmalig uitvragen en meer-

Center for e-Government Studies


22 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

voudig doorleveren van de gegevens van bedrijven. In de toelichting op de


wijziging diverse veterinaire regelingen, wordt becijferd dat het verrichten
van een elektronisch aangifte in dit kader naar verwachting 10% efficiën-
ter wordt dan de aangifte op papier (Staatscourant, 2004). Dit leidt bij een
verwacht aantal van 80.000 elektronische berichten tot een besparing aan
administratiekosten voor het bedrijfsleven van in totaal 53.000 euro per
jaar, welgeteld 1.766 euro per deelnemend bedrijf per jaar.

2.3.1.6 Voertuigregistraties
De RDW, voorheen de Rijksdienst voor het wegverkeer, is als uitvoerings-
instantie het centrale punt voor de registratie van voertuigen, zoals bij-
voorbeeld gerelateerd aan de afgifte van kentekenbewijzen. In dat kader
zijn er veel verplichte berichtenstromen tussen bedrijven en de RDW. Zo
wordt met verzekeraars gegevens over WA-verzekeringen uitgewisseld en
melden auto-importeurs de nieuw geïmporteerde auto’s aan. Veel berich-
tenverkeer vindt plaats met individuele garagebedrijven, zoals met be-
trekking tot de voorraad auto’s, de aan- en afmelding van APK keuringen
(6 miljoen berichten in 2003) en rond de tenaamstelling van kentekenbe-
wijzen (3 miljoen berichten in 2003). De RDW wordt in het algemeen ge-
zien als een voorloper waar het gaat om de inzet van ICT in het kader van
procesinnovaties. Zo kan vanaf 2002 de tenaamstelling van kentekenbe-
wijzen rechtstreeks vanuit een garagebedrijf worden afgehandeld in plaats
van (door de nieuwe eigenaar) op het postkantoor. Voorbeelden van toe-
passingen die vallen onder het wetgevingsdomein ‘voertuigregistraties’
zijn:
• Aanmelding nieuwe geïmporteerde auto’s, ten behoeve van accura-
te registratie van voertuigen in Nederland;
• Aan- en afmelding van de APK keuring, ter ondersteuning van mili-
eu- en veiligheidinspectie door garagebedrijven en eventuele con-
trole door de RDW;
• Tenaamstelling van kentekenbewijs, ten behoeve van de registratie
van het eigenaarschap van het voertuig vanuit het garagebedrijf.

2.3.1.7 Landbouwaangiften
Landbouw- en veeteeltbedrijven hebben te maken met een grote hoeveel-
heid informatieverplichtingen. Deze hebben over het algemeen betrekking
op met milieumaatregelen, (Europese) subsidies, vergunningen en voed-
selkwaliteit. De verplichte mestboekhouding bijvoorbeeld veroorzaakt bij
veel bedrijven een grote administratieve last. Zowel tussen bedrijven on-
derling, binnen de productieketens, als met de overheid vindt veel berich-
tenverkeer plaats, meer en meer op elektronische wijze. Over het vervoer
van dierlijke meststoffen bijvoorbeeld moet gerapporteerd worden door
middel van een mestvervoersbewijs, vee moet geïdentificeerd en geregi-
streerd worden en subsidies en premies worden verstrekt op basis van
landbouwtellingen en de opgaven van het gebruik van gewaspercelen
(Boerderij, 2003). Een voorbeeld van een toepassing die valt onder het
wetgevingsdomein ‘landbouwaangiften’ is:
• Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen , ten behoeve van de controle
op mesttransporten.

Door Dienst Regelingen (voorheen Bureau Heffingen) is een basisinfra-


structuur gerealiseerd ten behoeve van elektronisch berichtenverkeer. Met
behulp van een ‘Drieluik’ adapter kan vanuit een bedrijfsapplicatie een be-
richt naar de elektronische poort van LNV worden gestuurd. Deze toepas-
sing is gebaseerd op de specificaties zoals die in het project Elektronische
Heerendiensten zijn ontwikkeld (Ministerie van Landbouw, 2003).

Center for e-Government Studies


23 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

2.3.2 Typen elektronisch berichtenverkeer


Boog en van Lin (p. 11 e.v.) hebben de projecten die zich richten op het
elektronisch berichtenverkeer tussen bedrijven en de overheid onderver-
deeld in een drietal typen elektronisch berichtenverkeer, namelijk:
• Informatiegeneratoren;
• Authentiek gegevensbeheer;
• Informatieloket.

Hieronder zullen de drie typen berichtenverkeer worden besproken, waar-


bij per type ook verschillende projecten worden genoemd en de hoogte
van de administratieve lastenreductie van elk project.

Informatiegeneratoren
Boog en van Lin (pp. 11 e.v.) geven aan dat informatiegeneratoren aan-
sluiten op de bronadministratie van het bedrijf. Op de een of andere wijze
worden gegevens die in de bedrijfsadministratie zijn opgeslagen, elektro-
nisch afgetapt en gereedgemaakt voor verzending naar de uitvoeringsin-
stantie van de overheid. De auteurs verwijzen hierbij allereerst naar for-
mulieren die elektronisch met een druk op de knop ingevuld worden op
basis van de informatie uit de bronadministratie. Doordat in de software
koppelingen gemaakt zijn met de bedrijfsadministratie vult het programma
de benodigde formulieren automatisch in. De ondernemer hoeft in dit ge-
val slechts één maal de informatie in te voeren in de bronadministratie.
Wel moet hij zelf de formulieren invullen en controleren.

In een andere situatie kan het zijn dat de ondernemer geen formulieren
meer hoeft in te vullen, maar slechts de basisinformatie hoeft aan te leve-
ren aan de uitvoeringsinstantie. Boog en van Lin (p.12) geven aan dat het
uitgangspunt hier dus niet de bestaande formulieren zijn, maar stukjes
informatie die nodig zijn voor de verschillende berichten. Het rekenwerk
wordt bij de ondernemer weggenomen en komt in dit geval terecht bij de
overheidsinstanties. Dit kan overigens zowel een centrale instantie zijn,
dan wel verschillende uitvoeringsinstanties. Voor de ondernemer zal in elk
geval slechts één contactpunt met de overheid blijven bestaan. In tabel
2.2 is een overzicht opgenomen van verschillende projecten op het gebied
van informatiegeneratoren.5 Hierbij is ook vermeld wat volgens de EIM-
raming de administratieve lastenbesparing per project is.

5
Voor een meer uitgebreide projectomschrijving verwijzen we naar Boog en van Lin (pp. 41-
46, bijlage 2).

Center for e-Government Studies


24 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Tabel 2.2 Informatiegeneratoren, verschillende projecten


Project Omschrijving EIM-raming
administratieve
lastenreductie
Elektronische Hee- Door een eenduidige specificatie ZG
rendiensten (EHD) worden gegevens elektronisch aan-
geleverd
IDEA Ontleden van bedrijfsadministraties ZG
in samenstellende elementen en
per informatievraag van overheids-
instellingen wordt een relatie ge-
legd met deelverzamelingen uit die
administratie
Digitale belasting- Aanleveren van gegevens door be- B
dienst (DIGIBEL) drijven aan CBS op elektronische
wijze
EDISENT Aanleveren van gegevens door be- ZB
drijven aan CBS op elektronische
wijze
EGUSES Het elektronisch verzamelen van ZB
personeelsgegevens van bedrijven
via de administratiekantoren
Vrachtgegevens Geautomatiseerde registratiesys- B
dierlijke meststoffen temen voor mesttransporten
Melding en registra- Melding en registratie af- ZB
tie afvalstoffen voer/transport/verwerking afval-
LMA/LIA stoffen. Meldingen worden voor een
deel elektronisch gedaan.
Intracommunautaire Elektronische aangifte van omzet- B
transacties belasting voor exportgoederen.
Systeem voor au- Geautomatiseerde gegevens aanle- B
tomatische gege- vering betreffende invoer en uitvoer
vensverwerking van van goederen. Bestaat uit twee
Invoeraangiften met operationele systemen: Sagitta-
Toepassing van Te- invoer en Sagitta-uitvoer. Het pro-
lematica voor het ject Sagitta-2000 is een integratie
doen van aangifte van voornoemde systemen en ove-
(SAGITTA) rige aangiftesystemen.

Legenda:
ZB: zeer beperkt < 25 miljoen.
B: beperkt 25 tot 100 miljoen.
G: middelgroot 100 miljoen tot 1 miljard.
ZG: zeer groot > 1 miljard.

Bron: Boog en van Lin (p. 13, uit: Commissie Administratieve lasten, 1999; Ministerie van
Economische Zaken, 1999; EIM).

Authentiek gegevensbeheer
Het tweede type elektronisch berichtenverkeer betreft authentiek gege-
vensbeheer. Boog en van Lin (p. 11) geven aan dat het hergebruik van
informatie die al bij de overheid bekend is bij authentiek gegevensbeheer
de achterliggende gedacht is. Door meervoudig gebruik van gegevens kan
de informatieuitvraag aan bedrijven worden beperkt. Het aantal gegevens
dat de overheid aan de bedrijven vraagt wordt hiermee dus beperkt. In
het kader van de Stroomlijning Basisgegevens zijn op dit gebied verschil-
lende initiatieven ontplooid.

Center for e-Government Studies


25 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

In tabel 2.3 zijn een aantal van die initiatieven opgenomen.6 Hierbij is ook
vermeld wat volgens de EIM-raming de administratieve lastenbesparing
per project is.

Tabel 2.3 Authentiek gegevensbeheer, verschillende projecten


Project Omschrijving EIM-raming
administratieve
lastenreductie
Basisbedrijven- Een authentieke registratie voor B
register bedrijfsgegevens.
MOE/BT Afstemming bedrijfsgegevens tus- ZB
sen KvK en CBS. Deelproject voort-
gekomen uit basisbedrijvenregister.
Verkerenden- Het centrale project binnen het B
administratie (VZA) werkgebied van het ministerie van
Sociale Zaken gericht op een uni-
forme inrichting van de VZA binnen
de 5 uitvoeringsinstellingen (uvi’s:
Cadans, Gak, GUO, USZO en FSB).
Kernwoorden zijn persoonsgege-
vens, werkgeversgegevens (basis-
bedrijvenregister), lonen en dienst-
verbanden. Het project moet leiden
tot één uniform bericht in plaats
van verschillende berichten.
GAK/IMV-1 Vermindering lastendruk door be- ZB
GAK/IMV-2 perking van aanlevering van gege-
vens door werkgevers aan UVI en
Ziekenfonds. Duidelijke relatie
RINIS en VZA.
TypeerExpertsys- Samenwerkingsproject tussen CBS ZB
teem (TEX) en KvK gericht op een gezamenlijke
indeling van bedrijfsgegevens. Pro-
ject voortgekomen uit basisbedrij-
venregister.
Gemeenschappelijk Samenwerkingsproject tussen CBS ZB
gegevensmodel en KvK gericht op de verzameling
van bedrijfsgegevens. Deelproject
van basisbedrijvenregister.
VIS – Vennoot- Vennootschapsinformatiesysteem. ZB
schaps Informatie CNS verkrijgt gegevens via de Be-
Systeem lastingdienst.

Legenda:
ZB: zeer beperkt < 25 miljoen.
B: beperkt 25 tot 100 miljoen.
G: middelgroot 100 miljoen tot 1 miljard.
ZG: zeer groot > 1 miljard.

Bron: Boog en van Lin (p. 13, uit: Commissie Administratieve lasten, 1999; Ministerie van
Economische Zaken, 1999; EIM).

Informatieloket
De derde categorie projecten die zich richt op het elektronisch berichten-
verkeer tussen de overheid en bedrijfsleven kunnen gegroepeerd worden
onder het informatieloket. Boog en van Lin (p. 11) geven aan dat het hier
in eerste instantie gaat om een centraal aanbod van informatie vanuit de
overheid naar het bedrijfsleven via het internet. Hierbij verwijzen de au-
teurs naar het aanbieden van verschillende formulieren op het internet. In

6
Voor een meer uitgebreide projectomschrijving verwijzen we naar Boog en van Lin (pp. 41-
46, bijlage 2).

Center for e-Government Studies


26 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

de tweede instantie zullen een aantal al bekende gegevens reeds op de


formulieren ingevuld worden. In tegenstelling tot bij de informatiegenera-
toren is er bij deze projecten geen directe aansluiting op de bronadmini-
stratie van bedrijven.

Boog en van Lin (p. 15) geven aan dat het informatieloket een tweedelig
doel dient. Zo wordt niet alleen de informatie aan de bedrijven (front-
office) gestroomlijnd, maar ook de informatiestromen binnen de overheid
(back-office) zullen gestructureerd worden. Volgens de auteurs zal de
structurering van de back-office in termen van uitvoeringskosten van de
overheid aanzienlijke besparingen kunnen opleveren. Voor de ondernemer
zal echter alleen de front-office beschikbaar zijn. Het informatieloket cen-
treert in feite bovengenoemde initiatieven in één centrale website. Volgens
Boog en van Lin moet het informatieluik uiteindelijk gaan functioneren als
een doorgeefluik voor de overheid en het bedrijfsleven.

In tabel 2.4 zijn een aantal van die initiatieven opgenomen.7 Hierbij is ook
vermeld wat volgens de EIM-raming de administratieve lastenbesparing
per project is.

Tabel 2.4 Informatieloket, verschillende projecten


Project Omschrijving EIM-raming
administratieve
lastenreductie
Overheidsloket Overkoepelend programma betref- B
2000 fende de één-loketgedachte vanuit
de overheid voor bedrijven en par-
ticulieren. Onderstaande projecten
maken deel uit van dit overkoepe-
lend programma.
Bedrijvenloket Vooralsnog wordt gedacht aan drie B
(subproject loketten bij de overheid:
OL2000) - het gemeentelijk bedrijvenloket;
- het overheidsbedrijvenloket;
- het virtuele bedrijvenloket.
Ondernemersloket Informatieloket aan de belasting- ZB
dienst
KvK-online Een elektronisch loket voor bedrij- ZB
ven bij KvK met handelsregister-
formulieren
Aanvraag op maat Integraal aanvraagformulier voor ZB
de Wet milieubeheer

Legenda:
ZB: zeer beperkt < 25 miljoen.
B: beperkt 25 tot 100 miljoen.
G: middelgroot 100 miljoen tot 1 miljard.
ZG: zeer groot > 1 miljard.

Bron: Boog en van Lin (p. 13, uit: Commissie Administratieve lasten, 1999; Ministerie van
Economische Zaken, 1999; EIM).

7
Voor een meer uitgebreide projectomschrijving verwijzen we naar Boog en van Lin (pp. 41-
46, bijlage 2).

Center for e-Government Studies


27 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

2.3.3 Karakteristieken van elektronisch berichtenverkeer


Verschillende aspecten kunnen een (belangrijke) rol spelen bij de introduc-
tie, vormgeving en doorontwikkeling van toepassingen voor EBV met de
overheid. Door Arendsen (2008) zijn deze aspecten tezamen ‘karakteris-
tieken van toepassingen voor EBV’ genoemd. Hij maakt hierbij een onder-
verdeling in:
• Doelstellingen van de toepassing;
• Vormgeving van de administratieve infrastructuur;
• Standaardisatie-innitiatieven;
• Toekomstige ontwikkelingen;
• Factoren die de toekomstige ontwikkelingen belemmeren.

Hieronder zullen de verschillende karakteristieken worden toegelicht.

Doelstellingen van de toepassing


Aan de introductie van elektronisch berichtenverkeer kunnen bij de betref-
fende overheidsorganisatie verschillende doelstellingen (motieven) ten
grondslag liggen. Door Arendsen (2008: 174) is een onderscheid gemaakt
in de volgende doelstellingen:
• Verhogen van de kwaliteit van door bedrijven aangeleverde gege-
vens;
• Verbetering van de prestaties van de achterliggende overheidspro-
cessen (zoals doorlooptijd en verwerkingscapaciteit);
• Bevorderen van de effectiviteit van de wetgeving;
• Verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening aan bedrijven;
• Verlagen van de administratieve lasten;
• Vergroten van de mate waarin bedrijven uit eigen beweging aan de
informatieverplichtingen van de overheid voldoen;
• Standaardisatie in de koppeling tussen verschillende ICT systemen.

Vormgeving van de administratieve infrastructuur


Arendsen (2008: 175) geeft aan dat de vormgeving van de toepassing on-
dermeer bepaald wordt door de hoedanigheid van de gegevensdrager, de
mate van uitbesteding en de aard van administratief-logistieke systemen
binnen de overheid. In relatie tot de reductie van administratieve lasten is
het daarbij volgens Arendsen van belang of bij de vormgeving de nadruk
ligt op efficiency van de gegevensuitvraag (de informatielogistiek) of op de
herverdeling van taken en verantwoordelijkheden (de besturing) binnen de
keten. De introductie van elektronisch berichtenverkeer kan dus onderdeel
zijn van een of meer omvangrijke veranderingen van de relatie tussen
overheidsorganisaties en bedrijven. Arendsen (2008: 174) geeft aan dat
de introductie van toepassingen voor EBV met de overheid onderdeel kan
zijn van (in het verlengde kunnen liggen van) onderstaande ontwikkelin-
gen:
• Verhoging van de kwaliteit van het proces van informatie-
uitwisseling tussen bedrijven en de overheid;
• Vervanging van papieren berichtenstromen;
• De introductie van een gegevensdistributeur waardoor gestandaar-
diseerd berichtenverkeer mogelijk wordt;
• Herontwerp van overheidsprocessen (nieuwe toepassingen voor
elektronische gegevensuitwisseling);
• Herontwerp van (de keten van) processen waarbij de overheid ge-
gevens ophaalt uit bedrijfsadministraties;
• Herontwerp van (de keten van) processen zondanig dat de over-
heid in staat is gegevens te presenteren die ze via derden heeft in-
gewonnen.

Center for e-Government Studies


28 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Standaardisatie-innitiatieven
Om elektronisch berichtenverkeer (met de overheid) in de praktijk tot
stand te brengen, zijn afspraken nodig over de procedures, maten en
technologieën ten aanzien van het gebruik van netwerken, transportproto-
collen, berichtdefinitie en procesbeschrijvingen.

Keuzen ten aanzien van standaardisatie beïnvloeden de vormgeving van


toepassingen voor EBV met de overheid. Bij standaardisatie gaat het om
het navolgen van dezelfde procedures. Het zijn afspraken die gemaakt zijn
tussen verschillende partijen over de wijze waarop zij met elkaar commu-
niceren en/of gegevens uitwisselen.

Arendsen (2008: 177) maakt een onderscheid tussen de volgende stan-


daardisatie-innitiatieven, die volgens de auteur invloed kunnen hebben op
de vormgeving van toepassingen voor EBV met de overheid:
• De standaardisatie van de mogelijkheid om data en systemen tus-
sen bedrijven en de overheid met elkaar te verbinden (ICT-
interoperabiliteit);
• De standaardisatie op het gebied van overheidsbrede ICT diensten
als DigiD, overheidswebsites en- berichtenontvangsportalen (de ar-
chitectuur van de elektronische overheid);
• Gestandaardiseerde berichten per sector (bijvoorbeeld in de zorg-
of landbouwsector);
• Gestandaardiseerde definities van begrippen uit wet- en regelge-
ving (zoals begrippen als inkomen of bedrijf).

Toekomstige ontwikkelingen
Arendsen (2008: 178) geeft aan dat nieuwe ontwikkelingen op het terrein
van beleid, wet- en regelgeving en de uitvoering de doorontwikkeling van
toepassingen voor EBV met de overheid kunnen beïnvloeden. De auteur
geeft hierbij aan dat de toekomstige ontwikkeling van de toepassing onder
meer gericht kan zijn op:
• Verbetering van de kwaliteit (juistheid en volledigheid) van de ge-
gevens die door bedrijven worden overgedragen aan de overheid;
• Verbetering van de naleving met betrekking tot wettelijke verplich-
tingen;
• Verbetering van de efficiëntie van de huidige doelstelling;
• Verbetering van de effectiviteit van de huidige doelstelling;
• Verbetering van de OverheidsTransactiePoort (OTP), het ‘elektroni-
sche postkantoor’ van de overheid voor bedrijven;
• Verbetering van de prestaties van overheidsprocessen (bijvoor-
beeld het versnellen van het proces van terugbetaling, vergroten
van de procescapaciteit);
• Een verlaging van de administratieve lasten voor bedrijven.

Belemmerende factoren
Een aantal factoren kunnen de toekomstige ontwikkeling van toepassingen
voor EBV met de overheid belemmeren. Arendsen (2008: 178-179) maakt
een onderscheid in de volgende belemmerende factoren:
• De verplichting tot het in stand houden van de mogelijkheid tot het
aanleveren van gegevens op papier;
• Gebrek aan adequate wetgeving op het gebied van de elektronische
overheid en elektronische gegevensuitwisseling (zoals bijvoorbeeld
privacy, beveiliging en eigenaarschap);
• De kosten van implementatie en beheer van de toepassing;

Center for e-Government Studies


29 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

• Gebrek aan duidelijke richting en houding van de overheid ten aan-


zien van de verdere ontwikkeling van elektronische overheidsdien-
sten;
• Gebrek aan medewerking van softwareleveranciers;
• Het ontbreken van berichtenstandaarden per sector;
• Ontbreken van standaarden op het gebied van het verbinden van
data en systemen van bedrijven met de overheid met elkaar (ICT-
interoperabiliteit);
• Het ontbreken van standaarden op het gebied van overheidsbrede
ICT diensten als DigiD, overheidswebsites en –berichtenportalen;
• Gemis aan gestandaardiseerde begripsdefinities in wet- en regelge-
ving.

Bij de bespreking van de resultaten van de enquête en de interviews zal


per ‘karakteristiek’ aangeven worden welke onderwerpen volgens de res-
pondenten belangrijk zijn (geweest) bij de introductie, vormgeving en/of
doorontwikkeling van de onderzochte toepassingen voor elektronisch be-
richtenverkeer met de overheid.

2.4 Elektronisch berichtenverkeer en AL-reductie


Midden jaren negentig van de vorige eeuw ontstaat bij de overheid de eer-
ste beleidsmatige interesse in het fenomeen elektronisch berichtenver-
keer. Dit wordt vooral ingegeven vanuit het dossier van de administratieve
lastenverlichting voor bedrijven met de vormgeving van een efficiënte in-
formatielogistiek als belangrijkste drijfveer. In die periode ontstaan de
eerste ict-implementaties van de administratieve infrastructuur voor be-
richtenverkeer met de overheid. De overheid zoekt daarbij naar mogelijk-
heden tot beïnvloeding van de vormgeving zoals het idee om softwarepak-
ketten te verstrekken, de zgn. edificatie van het berichtenverkeer, gege-
vensinwinning via derde partijen en de realisatie van een centraal aanle-
ver- en distributiepunt voor gegevens.

Het resultaat is dat aan het eind van de vorige eeuw bij diverse overheids-
organisaties eigen initiatieven en specifieke toepassingen bestaan, gericht
op elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Voorbeelden hiervan
zijn de elektronische belastingaangifte voor ondernemers, de elektronische
uitvraag van statistiekgegevens en de digitale aanlevering van mestver-
voersbewijzen.

De adviezen van de Commissie Administratieve Lasten zorgen rond de mil-


lenniumwisseling voor een belangrijke impuls in het denken en doen met
betrekking tot de reductie van administratieve lasten voor bedrijven. De
lasten worden gekwantificeerd, reductieprogramma’s gestart en externe
toetsing en interdepartementale coördinatie worden georganiseerd.

In de afgelopen periode is door de Nederlandse overheid ook sterk ingezet


op de reductie van administratieve lasten voor bedrijven. Door de kabinet-
ten Balkenende II en III is gewerkt aan een beoogde reductie met 25%
van de administratieve lasten die aan het begin van de campagne in totaal
ruim 16 miljard euro per jaar bedroegen (Ministerie van Financiën, 2004).
De inzet van Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) krijgt daarbij
steeds een belangrijkere rol (Arendsen, 2008: 29).

Center for e-Government Studies


30 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Om de administratieve lastenreductie doelstelling te realiseren worden


aanvullende besparingen in kaart gebracht. Een van de vier sporen waar-
langs gezocht wordt is “efficiencyverbetering door de inzet van ICT.” Daar-
bij wordt gewezen op het gebruik van de centrale ICT-infrastructuur voor
stroomlijning van verschillende informatiestromen. Benadrukt wordt dat
het gebruik van deze voorzieningen en niet het bestaan ervan leidt tot las-
tenverlichting en dat een belangrijk randvoorwaarde daarbij de harmoni-
satie is van begrippen en definities. Als onderdeel van de actieplannen
kiest de Belastingdienst voor wettelijke verplichtstelling van elektronische
aanlevering van aangiften door bedrijven, te beginnen met de omzet- en
winstbelasting in 2005.

Ook Actal adviseert in haar reactie op de kabinetsplannen om nog beter te


kijken naar de mogelijkheden van lastenreductie door de inzet van ICT
(Actal, 2004). Tabel 2.5 presenteert ter illustratie een selectie van de re-
ductievoorstellen gerelateerd aan elektronische aanlevering van gegevens.

Tabel 2.5 Reductievoorstellen digitalisering van gegevensaanlevering

Reductievoorstel Reductie Verantwoordelijk


(mln. Euro/jr.) departement
Elektronisch inschrijven bij de Kamer 1,6 EZ
van Koophandel
Wijzigingen elektronisch doorgeven 4,7 EZ
aan de Kamer van Koophandel
Elektronische winstaangifte 27,3 FIN
Elektronische aangifte omzetbelasting 25,0 FIN
Vereenvoudiging douane procedures 24,5 FIN
door het gebruik van elektronische
gegevensuitwisseling
Eenvoudiger gegevensinvoer en infor- 350,0 JUS
matieaanlevering door ondernemers
ten behoeve van opmaken en overleg-
gen van jaarrekeningen
Jaarstukken bij KvK per e-mail aanle- 7,0 JUS
veren (online deponeren)
Digitalisering van risico-inventarisatie 28,0 SZW
en evaluaties
Naar een standaardformulier voor 12,8 VROM
aanvragen vergunningen en doen van
meldingen
Rechtstreekse mutatie van gegevens 3,6 LNV
over dieren doorvoeren door onder-
nemer in centrale database
Efficiencyverbetering in de gegevens- 2,0 EZ
uitvraag bij statistieken internationale
handel
Automatiseren informatieverkeer tus- 90,0 VWS
sen verzekeraar en zorgaanbieder
Bron: Ministerie van Financiën (2004a, bijlage 1)

In maart 2005 presenteert het kabinet in de nota Vermindering admini-


stratieve lasten: nu volle kracht vooruit (Ministerie van Financiën, 2005a)
het volledige pakket maatregelen met een lastenreductie van 4 miljard eu-
ro op jaarbasis. Het gebruik van ICT is hierbij geen prominent onderwerp.
Wel worden voorbeelden van elektronisch berichtenverkeer genoemd zoals
de verplichte elektronische belastingaangiften en de elektronische aanle-
vering van financiële verslaglegginggegevens.

Center for e-Government Studies


31 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

In een latere brief betracht het kabinet enige voorzichtigheid ten aanzien
van de inzet van ICT (Ministerie van Financiën, 2005b): “Van de reductie-
maatregelen die betrekking hebben op efficiencymaatregelen (veelal
vormgegeven via de inzet van ICT) zal via een ex-post check worden be-
paald of het beoogde effect ook daadwerkelijk wordt bereikt.” Ook wordt
daar aangegeven dat voor de financiële verantwoordingsstroom vanwege
de nauwe samenwerking met XBRL en de technische voorzieningen die
nog gecreëerd moeten worden, een bijstelling van de prognose realisatie
2006 wellicht nodig is.

Ook in de trendanalyse De toekomst van de elektronische communicatie


(Ministerie van Economische Zaken, 2005a) wordt gesproken over een
stagnatie van sommige ontwikkelingen op dit terrein: “Reëler lijkt het om
te zeggen dat het blijkbaar moeilijker is dan we dachten om de mogelijk-
heden te benutten.” Als redenen daarbij worden ondermeer genoemd de
complexiteit bij het integreren van ICT in bedrijfsprocessen en het ontbre-
ken van open semantische standaarden. Twee elementen die het hart ra-
ken van de inzet van ICT ten behoeve van administratieve lastenreductie.

Over de hoge verwachtingen van ICT stelt Van Lunteren terugkijkend op


vijf jaar betrokkenheid bij ICT en administratieve lastenverlichting (Minis-
terie van Economische Zaken, 2006): “Nog tot op de dag van vandaag
denken we dat de volgende ICT vinding de wereld en ons leven zal verge-
makkelijken. En dan crasht de computer weer. Maar het verwachtingspa-
troon is en blijft enorm.”

In het nieuwe kabinetsplan Merkbaar minder regeldruk voor ondernemers!


rapporteert het kabinet Balkenende IV dat onder het vorige kabinet tot 1
maart 2007 uiteindelijk een reductie van de administratieve lasten is be-
reikt van 20%, 3232 miljoen euro op jaarbasis. Terugkijkend op de rol van
ICT wordt gesteld (Ministerie van Financiën, 2007): “ICT heeft een grote
potentie in zich om de regeldruk te verlagen, maar soms blijken de inge-
schatte effecten bij ondernemers tegen te vallen. […] De afgelopen jaren
hebben ons geleerd dat complexe ICT-projecten relatief veel risico’s met
zich meebrengen. Het project WALVIS laat bijvoorbeeld zien dat door im-
plementatieproblemen een dergelijk project op de korte termijn juist extra
lasten voor ondernemers kan opleveren.”

De vormgeving van de administratieve infrastructuur voor berichtenver-


keer wordt vanaf de millenniumwisseling meer en meer beïnvloed vanuit
het dossier van de elektronische overheid: de elektronische overheid als
instrument voor administratieve lastenreductie. Een aantal ambitieuze
(organisatorische) vernieuwingen van de Commissie Administratieve Las-
ten verdwijnt daarmee buiten beeld. Voor elektronisch berichtenverkeer
speelt vooral de realisatie van de Overheidstransactiepoort een belangrijke
rol. De nadruk ligt daarbij op informatielogistieke aspecten als de realisatie
van standaard-softwarekoppelvlakken en –communicatiediensten.

Bij de beïnvloeding van het gebruik van de administratieve infrastructuur


vanuit de overheid ligt de nadruk op overtuigen en communiceren van
voordelen zoals administratieve lastenverlichting. Mede op grond van te-
genvallende adoptie van elektronische gegevensaanlevering door bedrij-
ven kiezen de Belastingdienst en het CBS voor wettelijke verplichtstelling.
Ook daarbij is administratieve lastenverlichting voor bedrijven een van de
argumenten.

Center for e-Government Studies


32 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Gedurende de uitvoering van de reductieplannen is enige voorzichtigheid


ontstaan over de mogelijke bijdrage van ICT aan de reductie van admini-
stratieve lasten. Zo wordt bijvoorbeeld door het kabinet geconstateerd dat
ingeschatte effecten bij ondernemers tegenvallen. Daarbij wordt gewezen
op de complexiteit bij het integreren van ICT in bedrijfsprocessen en het
ontbreken van open semantische standaarden. Vanaf 2006 ontstaan bin-
nen de Nederlandse overheid initiatieven die de kern van het probleem
van de administratieve lasten adresseren en daarbij een besturings- en/of
gegevensgerichte reductieaanpak kiezen.

2.5 Samenvatting
Midden jaren negentig van de vorige eeuw ontstaat bij de overheid de eer-
ste beleidsmatige interesse in het fenomeen elektronisch berichtenver-
keer. Dit wordt vooral ingegeven vanuit het dossier van de administratieve
lastenverlichting voor bedrijven met de vormgeving van een efficiënte in-
formatielogistiek als belangrijkste drijfveer. Eind vorige eeuw zijn bij di-
verse overheidsorganisaties eigen initiatieven en specifieke toepassingen
vormgegeven, gericht op elektronisch berichtenverkeer met de overheid.

Tot 1 maart 2007 is een reductie van de administratieve lasten bereikt van
20%, 3232 miljoen euro op jaarbasis. Gedurende de uitvoering van de re-
ductieplannen is enige voorzichtigheid ontstaan over de mogelijke bijdrage
van ICT. Zo wordt bijvoorbeeld door het kabinet geconstateerd dat inge-
schatte effecten bij ondernemers tegenvallen.

We hebben verder gezien dat toepassingen voor elektronisch berichten-


verkeer met de overheid gepositioneerd kunnen worden binnen zeven
wetgevingsdomeinen:
• Premies werknemersverzekeringen;
• Belastingaangiften voor ondernemers;
• Gegevensverstrekking aan de Kamers van Koophandel;
• Enquêtes ten behoeve van bedrijfsstatistieken;
• Grensoverschrijdend goederenvervoer;
• Voertuigregistraties;
• Landbouwaangiften.

Daarnaast kunnen de projecten die zich richten op het elektronisch berich-


tenverkeer tussen bedrijven en de overheid onderverdeeld worden in een
drietal categorieën:
• Informatiegeneratoren (gegevens die in de bedrijfsadministratie
zijn opgeslagen worden elektronisch afgetapt en gereedgemaakt
voor verzending naar de uitvoeringsinstantie van de overheid);
• authentiek gegevensbeheer (hergebruik van informatie die bij de
overheid al bekend is);
• informatieloket (centraal aanbod van gegevens van de overheid via
het Internet, bijvoorbeeld Bedrijvenloket en Ondernemersloket).

Voor ons onderzoek zijn een zevental toepassingen voor EBV met de over-
heid geselecteerd. In het volgende hoofdstuk vindt u een omschrijving van
deze toepassingen en een positionering van de toepassingen binnen zeven
wetgevingsdomeinen.

Center for e-Government Studies


33 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

3 Onderzoeksopzet
In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet besproken. In paragraaf 3.1
staat de verantwoording van de selectie van de onderzochte toepassingen
centraal. Daarna geven we in paragraaf 3.2 een toelichting van de onder-
zochte toepassingen en positioneren we deze binnen de context van zeven
verschillende wetgevingsdomeinen. In paragraaf 3.3 bespreken we de on-
derzoeksmethode.

3.1 Selectie van de toepassingen


In verband met de uitvoerbaarheid van het onderzoek is er gekozen voor
een uitgebreide dataverzameling bij een beperkte groep toepassingen voor
elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Bij de selectie van de toe-
passingen zijn onderstaande criteria in acht genomen:
• Vergelijkbaar met meting uit 2003: bij de keuze van de onderzoch-
te toepassingen is zo veel mogelijk aangesloten bij de eerder door
Arendsen (2008) onderzochte toepassingen. Waar mogelijk zijn de-
zelfde toepassingen onderzocht. Veelal speelde de mogelijkheid
voor onderzoek (zie het volgende punt) hierbij een doorslaggeven-
de rol.
• Uitvoerbaarheid: de mogelijkheid tot afname van interviews met
ambtenaren (eigenaren van de toepassingen) en de mogelijkheid
tot het uitzetten van een enquête onder bedrijven (gebruikers van
de toepassingen);
• Politiek gevoelig: de toepassingen moeten niet te politiek gevoelig
zijn, te veel (negatief) in de media zijn (bijvoorbeeld XBRL en
Loonaangifte);
• Spreiding van type toepassing: dus niet alleen slechts e-
belastingen;
• Wijze van aanleveren gegevens: bij de toepassing moet het gaan
om elektronisch berichtenverkeer rechtstreeks van bedrijven naar
de overheid, dus niet via een intermediair;
• Type elektronisch berichtenverkeer: het berichtenverkeer met de
overheid vindt plaats via de aangifte- of administratiesoftware van
de ondernemer zelf. De elektronische aangifte wordt rechtstreeks
uit de administratiesoftware van het bedrijf samengesteld.

Op basis van deze criteria zijn uiteindelijk onderstaande zeven toepassin-


gen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid binnen het onder-
zoek betrokken:
• Elektronische winstaangifte;
• Elektronische aangifte accijns en verbruiksbelasting;
• Aangifte Douane binnenbrengen;
• Elektronische vervoersaangifte;
• GMS-berichtenset voor aangiften naar HBAG en CBS;
• CLIENT;
• Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen.

Alle toepassingen zijn door de overheid ingevoerd in de periode tussen be-


gin 2003 en begin 2009. Door Arendsen is een aantal van deze toepassin-
gen in 2003 ook onderzocht, dit zijn: elektronische winstaangifte, aangifte
Douane binnenbrengen, CLIENT en Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen.

Center for e-Government Studies


34 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

3.2 Omschrijving en positionering van de toepassingen

3.2.1 Elektronische winstaangifte


Vanaf 1 januari 2005 zijn ondernemers verplicht om elektronisch aangifte
te doen voor de omzetbelasting, de opgaaf intracommunautaire leveringen
(ICL) en de winst. Bij de winstaangifte gaat het om de aangifte vennoot-
schapsbelasting (Vpb) en de aangifte inkomstenbelasting (IB) voor onder-
nemers.

Elektronisch aangifte betekent dat de ondernemer niet langer op papier


aangifte doet. De papieren aangifte gaat verdwijnen en daarvoor in de
plaats moet de ondernemer of zijn accountant de aangifte elektronisch
doen. Dit gaat via aangifte- of administratiesoftware, of via de internetsite
van de Belastingdienst. De ondernemer blijft wel met dezelfde frequentie
zijn aangiften doen. De aangifte kan op drie manieren worden gedaan:
• via de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl);
• via de aangifte- of administratiesoftware van de ondernemer zelf.
De elektronische aangifte wordt rechtstreeks uit de administra-
tiesoftware van het bedrijf samengesteld.
• via de accountant of belastingadviseur van de ondernemer, welke
via een softwarepakket de aangifte voor de ondernemer samenstelt
en verstuurt aan de Belastingdienst.

3.2.2 Elektronische aangifte accijns en verbruiksbelasting


De papieren periodieke aangifte voor accijns en verbruiksbelasting heeft
per 1 januari 2009 plaats gemaakt voor de elektronische aangifte. Dit be-
tekent dat het formulier dat voorheen gedownload kon worden via
www.douane.nl is komen te vervallen. Voortaan doet de ondernemer (net
als voor de aangifte omzetbelasting) elektronisch aangifte voor accijns en
verbruiksbelasting via de website van de belastingdienst.

De elektronische aangifte zorgt voor een snelle en eenvoudige aangiftebe-


handeling. Zo zijn bijvoorbeeld de NAW-gegevens, periode gegevens en
het fiscaalnummer al ingevuld in de elektronische aangifte. Ook wordt de
acceptgiro vervangen door een betalingskenmerk dat al vermeld staat in
de aangiftebrief van de ondernemer. Dit betekent minder papierwerk voor
zowel de ondernemer als voor de Belastingdienst.

De invoering verloopt gefaseerd voor periodieke aangevers en dag- en


weekaangevers. Periodieke aangevers moeten vanaf 1 januari 2009 elek-
tronisch aangifte doen. De aangifte staat vanaf 22 december 2008 klaar
op het beveiligde gedeelte van de website van de Belastingdienst. De laat-
ste aangifte van 2008 moeten de ondernemers dus al elektronisch doen.
Dag- en weekaangevers moeten vanaf 13 april elektronisch aangifte doen.

3.2.3 Aangifte Douane binnenbrengen


De Douane wil alle goederen die de Europese Unie binnenkomen controle-
ren. Om dat mogelijk te maken worden bij wet alle goederen die de EU
worden binnengebracht douanegoederen. Bij alle goederen moet aldus een
aangifte ten invoer worden gedaan, oftewel een ‘aangifte Douane binnen-
brengen’. Sinds januari 2004 gaat deze aangifte elektronisch. De aangever
maakt hierbij gebruik van het systeem Sagitta Binnenbrengen. In eerste
instantie werd dit systeem alleen nog voor de zeevaart gebruikt. In 2008

Center for e-Government Studies


35 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

maakt ook de luchtvaart gebruik van dit systeem. In dit systeem worden
onder meer de summiere aangiftes behandeld van binnenkomende ver-
voersmiddelen en hun lading. Het systeem ondersteunt het (massale) pro-
ces binnenbrengen van vervoersmiddelen en goederen in de luchthavens.

Door het systeem kan het bestaande proces van inklaring van binnenko-
mende schepen en lading elektronisch worden afgehandeld. Inklaren bete-
kent dat melding wordt gedaan bij de Douane van de eerste binnenkomst
van een schip of lading. Door Sagitta Binnenbrengen kan de volledige in-
klaring plaatsvinden zonder de Douane fysiek te bezoeken. Dit levert een
efficiencywinst op voor rederijen en cargodoors. Het systeem kan verder
het bestaande selectieproces van de goederen die de Douane wil inspecte-
ren elektronisch ondersteunen. De informatie van elektronisch inklaring
wordt automatisch gebruikt in het selectiesysteem van de douanecontro-
les. De aangever hoeft hiervoor niets te doen.

3.2.4 Elektronische vervoersaangifte


Sinds 1 juli 2005 zijn ondernemers verplicht om de aangifte voor de rege-
ling douanevervoer elektronisch te doen. Voor de elektronische vervoers-
aangifte gebruikt de Douane het Transit-systeem, voluit het New Compu-
terised Transit System (NCTS). In Transit komt het doen van een aangifte
neer op het verzenden van een elektronisch bericht aan de Douane. Om
dit te mogen doen moet de ondernemer in het bezit zijn van een 'vergun-
ning elektronisch aangeven douanevervoer'. Transit heeft tot doel de effi-
ciëntie en effectiviteit van de afhandeling van vervoersaangiften te verho-
gen.

Als aangever moet de ondernemer zelf de gegevens van de vervoersaan-


gifte in Transit invoeren. In de aangifte moet hij of zij onder meer een
kantoor van vertrek en een kantoor van bestemming opgeven. De doua-
nekantoren die zijn aangesloten op NCTS, zijn opgenomen in de Lijst van
douanekantoren van de Europese Commissie.

3.2.5 GMS-berichtenset voor aangiften naar HBAG en CBS


Door het Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel, Bloemen en Planten
(HBAG Bloemen en Planten), Productschap Tuinbouw (PT), Centraal Bu-
reau voor de Statistiek en Belastingdienst/ICT (Intercommautaire transac-
ties) is een Gezamenlijke Melding Statistische gegevens (GMS) voor
groothandelaren (im- en exporteurs) van bloemen en planten ontwikkeld.
Het doel van dit GMS-bericht is om de administratieve lasten te beperken,
of in ieder geval het aanleveren van exportgegevens voor bedrijven te
vergemakkelijken. Bedrijven leveren voortaan hun exportgegevens een-
malig aan voor meerdere toepassingen en instanties. Dit gebeurt via het
besloten sierteeltnetwerk Florinet (gebaseerd op de EDIFACT-
standaarden). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de diensten van de
Overheidstransactiepoort (OTP), die op basis van het adres van het bericht
bepaalt naar welke organisatie(s) het bericht moet worden doorgestuurd.

Het HBAG heeft een stimuleringsregeling in het leven geroepen voor han-
delaren die dit elektronisch bericht willen gaan gebruiken. Momenteel
wordt GMS alleen nog gebruikt door het HBAG en het CBS. Door gebruik
te maken van GMS kan de exporteur zowel het HBAG Bloemen en Planten
als het CBS in één bericht van de benodigde informatie voorzien. De mel-
dingen naar beide organisaties betreffen een ‘verplichting’, opgelegd aan
de ondernemers die exporteren vanuit Nederland (naar HBAG) dan wel

Center for e-Government Studies


36 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

internationaal handelen buiten de EU (naar CBS). Door de overlap tussen


de informatieverplicht aan beide organisaties (t.w. de export naar buiten
de EU) is gezamenlijk optreden mogelijk.

3.2.6 CLIENT
Controles door inspectiediensten bij import en export van goederen zijn
vaak een bron van ergernis en onbegrip tussen bedrijfsleven en overheid.
CLIENT (Controle op Landbouwgoederen bij Import en Export naar een
Nieuwe Toekomst) is het softwarepakket waarmee het ministerie de papie-
ren administratieve procedures rond de export van goederen efficiënter wil
laten verlopen en de administratieve rompslomp die daarbij komt kijken,
wil verminderen. Bij de start van CLIENT in 2001 is op verzoek van het
bedrijfsleven in eerste instantie begonnen met de verbetering van de im-
portprocessen en de daarbij te gebruiken ondersteunende systemen. Ver-
volgens is vanaf 2004 de aandacht verschoven naar de export van land-
bouwgoederen.

CLIENT is een gezamenlijk initiatief van het ministerie van LNV, koepelor-
ganisaties binnen de agribusiness, Belastingdienst/Douane, de Voedsel- en
Warenautoriteit (VWA) en de Plantenkundige Dienst. Eén van de doelen
van CLIENT is het stroomlijnen van het aangifteproces bij de Douane. Het
programma moet een aanzienlijk aantal van de knelpunten in de wijze van
exportcertificering oplossen. Daarnaast is een doel van CLIENT een bijdra-
ge te leveren aan het verminderen van administratieve lasten voor bedrij-
ven. Ook al is het programma nooit gestart onder die noemer. Zo beoogt
het programma een verbetering en versnelling van de logistieke informa-
tieketen. De administratieve lastenreductie moet dan vooral gezien wor-
den in een verbetering en versnelling van de logistieke informatieketen
(Matthijsen et al., 2004: 25).

3.2.7 Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen


Bedrijven (vervoerders) van dierlijke meststoffen zijn verantwoordelijk
voor het vervoer, het laden, wegen, bemonsteren en lossen. In principe
moet elk transport dierlijke mest gewogen en bemonsterd worden. Alle
gegevens die worden verzameld over een lading mest (herkomst, be-
stemming, hoeveelheid, stikstof- en fosfaatgehalten), moet de vervoerder
aanleveren bij de Dienst Regeling van het ministerie van Landbouw Na-
tuurbouw en Visserij (LNV).

Het bedrijf dat dierlijke meststoffen wil vervoeren, heeft in veel gevallen
een Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (VDM) nodig. Onder dierlijke
mest vallen alle meststoffen en producten die dierlijke mest bevatten. Tij-
dens het vervoer moet een dergelijk bewijs altijd in de vrachtwagen aan-
wezig zijn. De mest mag alleen aan- en afgevoerd worden door een inter-
mediaire onderneming die bij de Dienst Regelingen is geregistreerd. De
vervoerder vult samen met de leverancier en afnemer het vervoersbewijs
in. De leverancier en de afnemer van de mest moeten ondertekenen. De
vervoerder ontvangt een doordruk van het vervoersbewijs. De vervoerder
levert het vervoersbewijs vervolgens elektronisch aan bij de Dienst Rege-
lingen.

Center for e-Government Studies


37 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

3.2.8 Onderzochte toepassingen naar wetgevingsdomein


In tabel 3.1 is te zien wanneer de onderzochte toepassingen voor elektro-
nisch berichtenverkeer met de overheid in gebruik zijn genomen en tot
welk wetgevingsdomein (zie ook hoofdstuk 2) zij behoren.

Tabel 3.1 Toepassing naar wetgevingsdomein


Toepassing Ingebruikname Wetgevingsdomein
Elektronische winstaangifte Januari 2005 Belastingaangifte voor
ondernemers
Elektronische aangifte accijns Januari 2009 Belastingaangifte voor
en verbruiksbelasting ondernemers
Aangifte Douane binnenbrengen Januari 2005 Grensoverschrijdend goe-
derenvervoer
Elektronische vervoersaangifte Juli 2005 Grensoverschrijdend goe-
derenvervoer
GMS-berichtenset voor aangiften Januari 2005 Enquêtes t.b.v. bedrijfs-
ten uitvoer naar HBAG en CBS statistieken
CLIENT Juli 2005 Grensoverschrijdend goe-
derenvervoer
Vervoersbewijs Dierlijke Mest- Januari 2003 Landbouwaangiften
stoffen

De toepassing ‘GMS-berichtenset voor aangiften ten uitvoer naar het


HBAG en CBS’ kan volgens de indeling van Boog en Lin in typen elektro-
nisch berichtenverkeer geschaard worden onder authentiek gegevensbe-
heer: het hergebruik van informatie die al bij de overheid bekend is. Be-
drijven leveren voortaan hun exportgegevens eenmalig aan voor meerdere
toepassingen en instanties (in dit geval het HBAG en CBS). De andere toe-
passingen kunnen elk gerekend worden tot de informatiegeneratoren:
aansluiten op de bronadministratie van het bedrijf. Op de een of andere
wijze worden gegevens die in de bedrijfsadministratie zijn opgeslagen,
elektronisch afgetapt en gereedgemaakt voor verzending naar de uitvoe-
ringsinstantie van de overheid.

3.3 Onderzoeksmethode
Voor het beantwoorden van onderzoeksvragen is gekozen voor een veld-
onderzoek naar de percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande de
invoering en gebruik, de veranderingen, de bijdrage aan de AL-reductie en
de karakteristieken van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer
met de overheid.

In deze paragraaf wordt de onderzoeksmethode uitgewerkt in achtereen-


volgens de gekozen operationalisering, de wijze van dataverzameling en
de data-analyse.

3.3.1 Operationalisering
Ter ondersteuning van het veldonderzoek zijn een tweetal vragenlijsten
ontwikkeld, namelijk een vragenlijst voor het onderzoek onder ambtena-
ren en een vragenlijst ten behoeve van de meting bij bedrijven. Aangezien
ons onderzoek in belangrijke mate voortborduurt op de studie van Arend-
sen uit 2003, is de opzet en inhoud van de vragenlijsten in belangrijke
maten gebaseerd op de theorie en inzichten uit zijn onderzoek. We hebben
de vragenlijst van Arendsen als uitgangspunt genomen. Voor de meting
onder bedrijven is de vragenlijst wel uitgebreid en op onderdelen aange-
past, meer toegespitst op het bedrijfsleven.

Center for e-Government Studies


38 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Beide vragenlijsten bestaan uit vier delen. Allereerst zijn vragen opgeno-
men die betrekking hebben op de achtergrond van de respondent. Vervol-
gens zijn vragen geformuleerd met betrekking tot de invoering en het ge-
bruik van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de over-
heid. Hier gaat het om algemene vragen naar de feitelijke gebruikerska-
rakteristieken van de toepassing.

Ten derde zijn vragen geformuleerd ten aanzien van de karakteristieken


van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid, zo-
als:
• doelstellingen van de toepassing;
• vormgevingsaspecten van de toepassing;
• standaardisatie-initiatieven van de toepassing;
• toekomstige ontwikkelingen aangaande de toepassing;
• belemmerende factoren aangaande toekomstige ontwikkelingen
van de toepassing (zie hoofdstuk 2 voor een toelichting).

Ten vierde zijn vragen geformuleerd ten aanzien van de mate waarin toe-
passingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid in de prak-
tijk een bijdrage leveren aan de reductie van administratieve lasten voor
bedrijven.

Beide vragenlijsten bestaan uit twee typen vragen: open vragen en vragen
waarbij een keuze uit een aantal alternatieven moet worden gemaakt. De
volledige vragenlijsten vindt u in de bijlagen I en II.

Ter voorbereiding op het veldonderzoek zijn de vragenlijsten ter review


voorgelegd aan drie collega’s van het Center for e-Government Studies en
drie medewerkers van de Belastingdienst Centrum voor Proces- en Pro-
ductontwikkeling (CPP). Onafhankelijk van elkaar hebben zij de vragenlijst
ingevuld voor één van toepassingen waar zij zelf vanuit hun werk- of pri-
vésituatie mee te maken hebben (gehad). Op basis van de bevindingen
van de pretest zijn de vragenlijsten op onderdelen aangepast en/of aange-
vuld.

3.3.2 Dataverzameling
De dataverzameling vond zowel plaats aan de kant van het bedrijfsleven
als aan de kant van de overheid. Zo zijn interviews afgenomen bij eigena-
ren van de onderzochte toepassingen voor EBV met de overheid en is een
digitale enquête uitgezet onder gebruikers van de betreffende toepassin-
gen.

Enquête onder bedrijven (gebruikers van de toepassingen)


Door middel van een enquête zijn bedrijven bevraagd over de invoering,
het gebruik, de karakteristieken en de administratieve lastenreductie van
de onderzochte toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de
overheid.

De enquête is digitaal afgenomen. Hiertoe is een vragenlijst ontwikkeld


binnen de applicatie SurveyWorld.Net. Dit is een online tool voor het ont-
wikkelen van elektronische vragenlijsten. De vragenlijst heeft online ge-
staan in de periode van begin maart tot eind april. Bedrijven zijn per brief
benaderd om deel te nemen aan het onderzoek. Een eerste brief is ver-
stuurd begin maart en een herinneringsbrief begin april.

Center for e-Government Studies


39 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Voor het uitzetten van de enquête zijn adressen van gebruikers van de
onderzochte toepassingen vergaard bij verschillende overheidsinstanties
(eigenaren van de toepassingen).8 Voor de eerste vier toepassingen zijn de
adresgegevens verkregen via de Belastingdienst, het Ministerie van Finan-
ciën en/of de Douane. Voor CLIENT en VDM zijn adressen verkregen van
het Ministerie van LNV (Dienst Regelingen). Om verschillende redenen
(met name privacy-overwegingen) was het verkrijgen van adressen een
erg arbeidsintensieve exercitie. Bij de verschillende instanties is allereerst
gevraagd om toestemming voor het vrijgeven van adressen ten behoeve
van het onderzoek. Vervolgens is met deze ‘vrijwaring’ gericht binnen de
betreffende organisaties een verzoek uitgezet voor het krijgen van een
adressenbestand. Via het HBAG en CBS was het uiteindelijk niet mogelijk
om aan adressen te komen van bedrijven die gebruik maken van de GMS-
berichtenset. Hierdoor waren we niet in staat om voor deze toepassing een
enquête gericht uit te zetten onder gebruikers. Deze toepassing is dus ook
niet meegenomen bij de analyse en verslaglegging van de enquête.

Interviews met ambtenaren (eigenaren toepassingen)


In de periode van eind januari tot en met eind februari 2009 zijn half open
interviews afgenomen met betrekking tot de zeven onderzochte toepas-
singen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Alle geïnter-
viewden waren namens de desbetreffende overheidsorganisatie nauw be-
trokken bij de toepassing, bijvoorbeeld in de rol van opdrachtgever, be-
leidsverantwoordelijke, informatiemanager of projectmanager.

De vragenlijst bood de gesprekslijn voor de half open interviews. De vra-


genlijst is voorafgaand aan de interviews toe gestuurd en tijdens het in-
terview met de gesprekpartner(s) ingevuld of aangevuld. Het merendeel
van de interviews is op de werkplek van de betrokkenen afgenomen. In
totaal is met 10 personen gesproken. Voor de toepassing GMS-
berichtenset is gesproken met een medewerker van het HBAG en een
ambtenaar van het CBS. Voor de toepassing CLIENT is gesproken met drie
personen. Voor de overige toepassingen is gesproken met één persoon.

3.3.3 Data-analyse
De analyse van de verzamelde data van de interviews is kwalitatief van
opzet en beoogd geen statistische onderbouwing van de resultaten. We
zullen daarom niet gaan tellen en rekenen met de waarnemings-
resultaten, maar zullen deze met elkaar vergelijken en verduidelijken.

De resultaten van de enquête lenen zich voor verschillende statische ana-


lyses. Door middel van een basis analyse kan antwoord gegeven worden
op de onderzoeksvragen. Vervolgens lenen de data zich voor aanvullende
statistische analyses. Zo kan bijvoorbeeld op basis van het berekenen van
correlaties, regressies en de Chi-kwadraat toets statistische verbanden (de
onderlinge samenhang) tussen verschillende variabelen worden aange-
toond. Wat is bijvoorbeeld het verband tussen de bedrijfsgrootte van het
bedrijf en het uitbesteden van het elektronisch berichtenverkeer door het
bedrijf aan een intermediair. Of, wat is het verband tussen de bedrijfs-
grootte en de wijze waarop de invoering van de toepassing is verlopen?

8
Voor elke toepassing is dit gebeurd op basis van een aselecte steekproef. Dit betekent dat
elk element uit de onderzoekspopulatie (het aantal bedrijven dat de toepassing gebruiken)
een even grote kans heeft om in de steekproef terecht te komen.

Center for e-Government Studies


40 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

4 Resultaten enquête bedrijven


In dit hoofdstuk bespreken we de resultaten van de enquête onder gebrui-
kers van de verschillende onderzochte toepassingen voor elektronisch be-
richtenverkeer met de overheid. We doen dit aan de hand van de volgende
onderwerpen die bij de enquête behandeld zijn:

• Achtergrondinformatie van de respondent: wat zijn belangrijke


kenmerken van de deelnemende bedrijven?

• Algemene houding ten aanzien van de inzet van ICT: wat is de


houding van de bedrijven ten aanzien van de inzet van ICT in het
algemeen en het belang van ICT bij het bereiken van bedrijfsdoel-
stellingen?

• Administratieve lastenreductie in de praktijk: in hoeverre leveren


de toepassingen volgens de bedrijven in de praktijk een bijdrage
aan de reductie van administratieve lasten?

• Wederom gebruik maken van de toepassing: als de bedrijven de


keuze zouden hebben, zouden zij dan wederom gebruik maken van
de toepassing?

• Invoering van de toepassing: hoe is de invoering van de toepassin-


gen binnen de bedrijven verlopen? Is deze verlopen zoals zij van
tevoren bedacht hadden? Was de benodigde deskundigheid hier-
voor aanwezig bij de bedrijven?

• Gebruikerskarakteristieken: wat is de frequentie waarin de bedrij-


ven gebruik maken van de toepassingen?

• Doelstellingen van de toepassing: wat zijn volgens de bedrijven de


belangrijkste motieven voor de overheid geweest om de toepassing
in te voeren?

• Vormgevingsaspecten van de toepassing: in het verlengde van wel-


ke ontwikkelingen ligt volgens de bedrijven de introductie van de
toepassing?

• Standaardisatie-initiatieven: welke standaarden hebben volgens de


bedrijven invloed gehad op de vormgeving van de toepassing?

• Toekomstige ontwikkelingen aangaande de toepassing: welke fac-


toren zullen volgens de bedrijven invloed hebben op de verdere
doorontwikkeling van de toepassing?

• Belemmerende factoren aangaande de toekomstige ontwikkelingen


van de toepassing: welke factoren zullen volgens de bedrijven een
belemmerende werking hebben op de doorontwikkeling van de toe-
passing?

De verslaglegging van de resultaten van de enquête is gedaan op basis


van de totale groep respondenten. Een aantal van de onderzochte toepas-
singen kent namelijk een te lage respons voor een afzonderlijke analyse
en vergelijking van de toepassingen. De resultaten zijn in aantallen en
percentages weergegeven. In bijlage III vindt u de belangrijkste resultaten
weergegeven in gemiddelde en standaarddeviatie.

Center for e-Government Studies


41 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

4.1 Populatie, steekproef en respons


De uitnodigingsbrief voor de enquête is verstuurd naar in totaal 2313 be-
drijven. Dit zijn allemaal bedrijven die één van de onderzochte toepassin-
gen gebruiken (in bijlage I een voorbeeld uitnodigingsbrief).9 Waar moge-
lijk zijn per toepassing 500 bedrijven aangeschreven om de enquête te
beantwoorden. Voor de toepassingen ‘Aangifte Douane Binnenbrengen’ en
‘CLIENT’ was dit echter niet mogelijk aangezien deze toepassing door min-
der dan 500 bedrijven worden gebruikt.10

Van de verstuurde uitnodigingsbrieven zijn er 113 per kerende post terug


ontvangen, die onbezorgbaar waren (foutieve adresgegevens, bedrijf is
verhuisd, bedrijf is failliet, ed). Omdat de uitnodigingsbrief nooit bij deze
bedrijven terecht is gekomen, rekenen we deze niet mee bij de totale
steekproef. In tabel 4.1 is per toepassing de populatie, het aantal bena-
derde bedrijven, en de feitelijke steekproef weergegeven.

Tabel 4.1 Populatie en steekproef


Toepassing Populatie Benaderde Feitelijke
bedrijven steekproef
Elektronische winstaangifte >20.000 500 475
Accijns en verbruiksbelasting 747 500 487
Aangifte Douane binnenbrengen 80 63 57
Elektronische Vervoersaangifte 500 500 480
CLIENT Niet bekend 250 241
Vervoersbewijs Dierlijke Meststof- 332 500 460
fen
Totaal - 2313 2200

De bruikbare respons bedroeg 220. Dit betekent dat 10,0% van de bena-
derde bedrijven de enquête heeft ingevuld. In onderstaande tabel is te
zien hoe de respons verdeeld is naar toepassing.

Tabel 4.2 Bruikbare respons verdeeld naar toepassing


Toepassing In aantallen In procenten
(n=220) (n=100%)
Elektronische winstaangifte 14 6,4%
Accijns en verbruiksbelasting 68 30,9%
Aangifte Douane binnenbrengen 3 1,4%
Elektronische Vervoersaangifte 39 17,7%
CLIENT 8 3,6%
Vervoersbewijs Dierlijke Meststof- 88 40,0%
fen

Uit tabel 4.2 blijkt dat bedrijven die gebruik maken van de toepassingen
‘elektronische aangifte accijns en verbruiksbelasting’ en ‘Vervoersbewijs
Dierlijke Meststoffen ’ het sterkst vertegenwoordigd zijn. Met name de
toepassingen ‘elektronische winstaangifte’ en ‘CLIENT’ kennen verhou-
dingsgewijs een relatief lage respons. Aangezien niet aan de betrokkenen
gevraagd is waarom men niet heeft deelgenomen aan de enquête is de
redenen van de non-respons niet bekend.

9
De brief is overigens niet specifiek gericht aan een bepaalde persoon/functionaris binnen
het bedrijf. De overweging was dat elk bedrijf zelf het beste in staat is om te kunnen bepalen
wie de enquête zou kunnen beantwoorden.
10
De werkelijke steekproef is groter dan de minimaal vereiste steekproef. Voor het bereke-
nen van de steekproefgrootte is gebruik gemaakt van de steekproefcalculator:
http://www.allesovermarktonderzoek.nl/Extra/Steekproef.aspx.

Center for e-Government Studies


42 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

De vragenlijst heeft online gestaan in de periode van begin maart tot eind
april 2009. De bedrijven zijn begin maart per post uitgenodigd om deel te
nemen aan het onderzoek. Een herinneringsbrief is begin april verstuurd.
De respondenten die reeds aan het onderzoek mee hadden gewerkt, of
hebben aangegeven niet aan het onderzoek mee te willen doen, hebben
de herinnering niet gekregen. De tijd voor het invullen van de vragenlijst
bedroeg gemiddeld 10 minuten. De meerderheid van de respondent heeft
alle vragen beantwoord. Slechts drie respondenten hebben aan het eind
van de enquête aangegeven een aantal onderdelen of vragen van de en-
quête niet te hebben beantwoord, omdat men deze niet begreep of moei-
lijk naar de eigen situatie/leefwereld kon vertalen.

4.2 Achtergrond bedrijven


In deze paragraaf is enige achtergrondinformatie van de deelnemende be-
drijven opgenomen.

Figuur 4.1 Aantal bedrijven naar branche (n=220)

35

30

25

20

15

10

0
Bo D G H In La V Z a
uw eta roo ore d nd erv ake nde
ni ilh th ca ust bo oe li r
jv an an , ri uw r e ke s j
er de rec e
he del re , ve
n di
en
id en l at et psl
o
s
am ie ee ag tve
ba e n lte rle
ch ca n ni
te t er v ng
n in iss
g e rij

In figuur 4.1 is te zien dat de meeste deelnemende bedrijven vallen onder


de branche landbouw, veeteelt en visserij (31,8%). Daarnaast behoren
veel bedrijven tot de branches vervoer en opslag (22,7%) en groothandel
(14,1%). De sectoren bouw (0,5%), horeca, recreatie en catering (1,4%)
en zakelijke dienstverlening (1,8%) zijn relatief ondervertegenwoordigd.
Ook de sectoren industrie en detailhandel en ambachten kennen een klei-
ne groep respondenten (respectievelijk 8,6% en 4,1%). Tot de categorie
anders behoort 15,0% van de respondenten.

Figuur 4.2 Aantal bedrijven naar leeftijd (n=219)

60

50

40

30

20

10

Jo 3 10
20 Ou
ng to to
to de
er t1 t2 t3 rd
da 0 0 0 an
n3 jaa jaa jaa
r r r 30
ja jaa
ar r

Center for e-Government Studies


43 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Uit figuur 4.2 blijkt dat met name de bedrijven die ouder zijn dan 30 jaar
hebben deelgenomen aan het onderzoek. Deze bedrijven nemen 54,8%
van de respons voor hun rekening. Op de tweede plek komen de bedrijven
die vallen onder de categorie 20 tot 30 jaar oud (17,4%). Bedrijven beho-
rende tot de categorieën 3 tot 10 jaar oud en 10 tot 20 jaar oud nemen
ieder ongeveer een tiende van de respons voor hun rekening (respectieve-
lijk vervolgens 11,9% en 13,2%). Bedrijven jonger dan 3 jaar zijn met
2,7% sterk ondervertegenwoordigd.

Figuur 4.3 Aantal bedrijven naar hoeveelheid personeelsleden (n=220)

35

30

25

20

15

10

0 5 10 50 10
to to tot tot 0o
t5 t 10 fm
50 10
0 ee
r

De meeste deelnemende bedrijven (32,7%) hebben 10 tot 50 personen in


vaste dient. Ook de groep bedrijven met 0 tot 5 personeelsleden in vaste
dienst is met 32,3% sterk vertegenwoordigd. Bedrijven met 50 tot 100
personeelsleden en bedrijven met 100 of meer personeelsleden nemen
beide ongeveer 10% van de respons voor hun rekening. Bedrijven met 5
tot 10 medewerkers zijn met 14.1% vertegenwoordigd.

Figuur 4.4 Aantal bedrijven met en zonder ICT-functionaris (n=216)

70

60

50

40

30

20

10

Ja Ne
e

Bijna een derde van de bedrijven (30,6) heeft een eigen ICT-functionaris.
Echter de meerderheid (69,4%) van de bedrijven beschikt hier niet over.

Figuur 4.5 Uitbesteden aan een intermediair (n=220)

60

50

40

30

20

10

Ja Ja Ne
, vo , on e
ll ed de
ig rd
el e
n

Center for e-Government Studies


44 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

In figuur 4.5 is te zien dat iets meer dan de helft van de respondenten
(54,5%) de financiële administratie in eigen beheer heeft. Vervolgens be-
steedt 42,3% van de bedrijven bepaalde onderdelen uit aan een interme-
diair. Slechts 3,2% besteedt de hele financiële administratie/boekhouding
uit aan een intermediair.

4.3 Algemene houding ten aanzien van ICT


Voordat aan de respondenten vragen voorgelegd zijn over het gebruik van
de toepassing, zijn allereerst twee vragen gesteld die betrekking hebben
op de algemene houding van de inzet van ICT (binnen het bedrijf).

4.3.1 De inzet van ICT in het bedrijf

Figuur 4.6 Algemene houding inzet van ICT (n=220)

45

40

35

30

25

20

15

10

Ze Ne Ne Po Ze W
er ga ut si t er ee
ne ti e ra i e p tn
al f os
ga
tie
f itie i et
f f

Uit figuur 4.6 blijkt dat de meerderheid van de respondenten positief


(45,5%) tot zeer positief (21,8%) is over de inzet van ICT in het alge-
meen. Slechts 1,3% van de respondenten heeft voor de antwoordcatego-
rie negatief gekozen. Zeer negatief heeft geen van de betrokkenen geant-
woord. Van de respondenten heeft 20,9% neutraal geantwoord en nog
eens 10,5% heeft de vraag beantwoord met weet niet.

4.3.2 Belang van ICT voor het bereiken van bedrijfsdoelstellingen


Aan de respondenten is gevraagd in welke mate ICT voor hun bedrijf be-
langrijk is voor het bereiken van verschillende bedrijfsdoelstellingen.

Tabel 4.3 ICT voor bereiken bedrijfsdoelstellingen (vijfpuntsschaal)


Bedrijfsdoelstelling Niet be- Neutraal Belangrijk Weet
langrijk (3) (4-5) niet
(1-2)
Productiviteitsverbetering 12,8% 13,7% 69,4% 4,1%
(n=219)
Verbetering van de interne in- 9,6% 19,6% 65,8% 5,0%
formatievoorziening (n=219)
Verbetering van de klantenservi- 11,0% 18,7% 65,3% 5,0%
ce (n=219)
Kostenverlaging (n=220) 9,5% 24,2% 61,8% 4,5%

Kwaliteit van de besluitvorming 17,9% 26,6% 47,7% 7,8%


(n=218)
Verbetering van de concurrentie- 21,6% 24,81% 44,9% 8,7%
positie (n=218)

Center for e-Government Studies


45 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Uit tabel 4.3 blijkt dat de meerderheid van de respondenten ICT (zeer) be-
langrijk vindt voor het bereiken van met name de doelen ‘productiviteits-
verbetering’, ‘verbetering van de interne informatie-voorziening’ en ‘ver-
betering van de klantenservice’. De doelstellingen ‘Kwaliteit van de be-
sluitvorming’ en ‘verbetering van de concurrentiepositie’ scoren relatief
laag.

4.4 Gebruikerkarakteristieken

4.4.1 Aantal berichten dat per week de toepassing passeert

Figuur 4.7 Berichten die per week verzonden worden (n=220)

70

60

50

40

30

20

10

Mi 25 50 10 15 20
nd tot tot 0t 0t 0o
er ot1 ot2 fm
da 50 10
n2 0 50 00 ee
5 r

Uit figuur 4.7 blijkt dat de meeste respondenten (60,2%) minder dan 25
berichten per week verzenden of ontvangen via de toepassing. De catego-
rie 150 tot 200 berichten per week omvat de kleinste groep respondenten
(slechts 1,8%).

4.4.2 Frequentie van gebruik van de toepassing

Figuur 4.8 Frequentie van gebruik van de toepassing (n=218)

40

35

30

25

20

15

10

Da We Ma Ja
g eli ke an a rlij
jk lijk d eli ks
s s j ks

De meeste respondenten (38,1%) gebruiken de toepassing dagelijks.


Daarnaast gebruikt ruim een derde van de respondenten (33,9%) de toe-
passing maandelijks. Wekelijks gebruikt 23,4% de toepassing en jaarlijks
slechts 4,6% van de respondenten. Hierbij moet wel opgemerkt worden
dat er qua informatieverplichting (grote) verschillen kunnen bestaan tus-
sen toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Een
aantal toepassingen kent namelijk een beperkte berichtenstroom (één of
slechts een aantal berichten per jaar), terwijl voor een aantal andere toe-

Center for e-Government Studies


46 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

passingen dagelijks of wekelijks berichten (moeten) worden verzonden.


Dit geldt ook voor de onderzochte toepassingen. Zo moet bijvoorbeeld
slechts één maal per jaar door de ondernemer winstaangifte gedaan wor-
den, terwijl voor de andere toepassingen doorgaans in principe dage-
lijks/wekelijks meerdere berichten verstuurd of ontvangen kunnen wor-
den.

4.5 Administratieve lastenreductie in de praktijk

4.5.1 Bijdrage aan de reductie van administratieve lastenreductie

Figuur 4.9 Bijdrage aan de reductie van administratieve lasten (n=220)

40

35

30

25

20

15

10

0
He Be Ne En Gr W
lem pe ut igz ot ee
rk ra ins eb tn
aa t eb a l i jd ie t
lg ra
ee ijd g
nb r ag e
ijd e
ra
ge

Uit figuur 4.9 blijkt dat de 44,1% van de respondenten (kolom 4 en 5 sa-
men) van mening is dat de toepassing in de praktijk daadwerkelijk (enigs-
zins) een bijdrage levert aan de reductie van administratieve lasten. On-
geveer een vijfde (19,5%) van de ondervraagden is juist het tegenoverge-
stelde van mening. Vervolgens heeft bijna een derde van de respondenten
(29,1%) deze vraag met neutraal beantwoord. De overige respondenten
(7,3%) hebben met weet niet geantwoord.

4.5.2 Waarom wel of niet AL-reductie door de toepassing


Aan de respondenten is gevraagd of zij kunnen aangeven waarom de toe-
passing voor hun bedrijf wel of geen bijdrage levert aan de reductie van
administratieve lasten. De meerderheid van de respondenten (75,5%)
heeft antwoord gegeven op de vraag. Bijna een kwart van de responden-
ten (24,5%) heeft zich niet expliciet uitgesproken waarom de toepassing
wel of geen bijdrage levert aan de reductie van administratieve lasten.
Hierbij is door 75,9% van de respondenten blanco geantwoord en door
24,1% van de respondenten met nee, onbekend, weet niet of niet van
toepassing.

De respondenten die hebben aangegeven dat de toepassing in de praktijk


geen of slechts in beperkte mate een bijdrage levert aan de reductie van
administratieve lasten, hebben hiervoor verschillende argumenten ge-
noemd. Deze argumenten concentreren zich rond twee aspecten, namelijk
de hoeveelheid administratieve handelingen en daarmee samenhangende
tijd en de ‘vormgeving’ van de toepassing. Zo is volgens deze responden-
ten slechts de wijze waarop de gegevens aangeleverd moeten worden ver-

Center for e-Government Studies


47 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

anderd, maar is de hoeveelheid administratieve handelingen en de tijd die


daarmee gemoeid is gelijk gebleven. Uit onderstaande citaten komt deze
mening duidelijk naar voren.

“Er is geen wezenlijk verschil in de benodigde arbeid en tijd om


enerzijds een papieren of anderzijds een digitale aangifte in te vul-
len.”

“Er moet nog steeds hetzelfde worden verwerkt als voorheen. Nu al-
len niet meer op papier, maar in de computer.”

“Het enige verschil voor ons tussen de aangifte via internet en de


oude papieren aangifte is het in de envelop stoppen en het opsturen
hiervan. Het is nog steeds van belang dat dezelfde informatie ver-
zameld wordt en tevens dienen we nog steeds precies hetzelfde for-
mulier in te vullen. Zodoende is de administratieve last voor ons niet
noemenswaardig afgenomen.”

Vervolgens is een aantal van de respondenten van mening dat de toepas-


sing (systeem en/of website) zelf soms een belangrijke bron van ergernis
is en/of zorgt voor een extra administratieve last. Een aantal responden-
ten verwoordden dit als volgt:

“Als er typefouten worden gemaakt tijdens het invoeren van de


VDM, dan geeft dit zeer veel administratieve rompslomp doordat de
fouten niet direct hersteld kunnen worden.”

“Levert geen bijdrage omdat de elektronische verzendprocedures


niet altijd kloppen (niet waterdicht) en dus nog altijd gecontroleerd
moeten worden. Dus in de praktijk alleen nog maar meer werk.”

Van de respondenten die hebben aangegeven dat de toepassing in de


praktijk een bijdrage levert aan de reductie van administratieve lasten,
heeft een groot aantal van hen argumenten genoemd om hun mening
kracht bij te zetten. Volgens deze groep respondenten zorgt de toepassing
allereerst voor minder handmatige invoer en zou de invoer ook sneller
gaan dan voorheen het geval was (het aanleveren op papier). Uit onder-
staande citaten komt deze mening duidelijk naar voren.

“Indienen gaat vele malen sneller dan al die pagina’s uitprinten en


ondertekenen. Ook hoeft de aangifte niet meer in de envelop ge-
propt te worden, bijlange hoeven niet meer te worden gekopieerd….”

“Het versneld en versimpeld het invullen en het hoeft niet meer op-
gestuurd te worden. Minder arbeidsintensief en minder mensen no-
dig om een gelijke hoeveelheid douane-documenten te vervaardi-
gen.”

Volgens een aantal respondenten zouden foutkosten door de toepassing


verlaagd worden.

“Het gebruik van de toepassing verminderd de kans op fouten, ge-


gevens kunnen gekoppeld worden of gedownload, controle is ge-
makkelijker.”

“Diverse geautomatiseerde tellingen maken de kans op fouten min-


der.”

“Het vermindert een hoop schrijfwerk en daardoor minder fouten.”

Center for e-Government Studies


48 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Een aantal respondenten merkt op dat de toepassing zelf weliswaar tot


een administratieve lastenreductie leidt, maar dat een toenemende uit-
vraag door de overheid juist weer zorgt voor meer lastendruk. Een aantal
respondenten zei hierover het volgende:

“Het softwarepakket (AGRO-IT), waarmee wij werken levert zeker


een bijdrage aan de reductie van administratieve lasten. Eerder
moesten wij alle VDM (vervoersbewijzen dierlijke meststoffen) met
de hand invoeren. Sinds de overheid de verplichting van AGR-GPS
op de vrachtwagen heeft gezet, kunnen de vrachtwagens met het
kantoor communiceren. Ze zenden nu alle VDM elektronisch door
naar de computer op kantoor en zo hoeven wij allen nog maar gege-
vens aan te vullen. Dus voor ons is het er alleen maar beter op ge-
worden. ICT maakt het verzamelen van gegevens gemakkelijker,
maar er moeten van overheidswege steeds meer gegevens verza-
meld worden, waardoor er geen lastenverlichting ervaren wordt… ”

“Gemiddeld zal de toepassing een administratieve reductie kunnen


opleveren, mits er niet een uitbreiding volgt van de gevraagde gege-
vens.”

“Er wordt een bijdrage geleverd, omdat de toepassing de werklast


verminderd. Het lijkt overigens wel dat met de mogelijkheid van au-
tomatisering meer gegevens gewenst/vereist worden.”

4.5.3 Stellingen AL-reductie


Aan de respondenten is een aantal stellingen voorgelegd, welke betrekking
hebben op de acceptatie van de informatieverplichting, de efficiëntie van
de uitvraag, de acceptatie van de frequentie waarmee de informatie wordt
gevraagd en de eenvoud van de informatievraag. De stellingen zijn ver-
kregen uit het rapport Meten is weten: handleiding voor het definiëren en
meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven (Interdeparte-
mentale Projectdirectie Administratieve Lasten, 2003: 29).11

Tabel 4.4 Stellingen AL-reductie (vijfpuntsschaal)


Stelling AL-reductie Niet mee Neutraal Mee Weet
eens (3) eens niet
(1-2) (4-5)
Mij is duidelijk waarom de overheid 10,4% 18,2% 69,6% 1,8%
een aantal gegevens van mij via de
toepassing wil ontvangen (n=220)
Mij is duidelijk in welk tijdsbestek 11,4% 20,16% 67,1% 1,4%
(frequentie) de overheid de gege-
vens van mij via de toepassing wil
ontvangen (n=219)
De gegevens die ik via de toepassing 15,4% 21,8% 59,6% 3,2%
moet aanleveren aan de overheid
sluiten aan op de gegevens die ik
vanuit mijn eigen bedrijfsproces al
beschikbaar heb (n= 220)
De toepassing zorgt ervoor dat ik 24,2% 16,4% 53,0% 6,4%
mijn gegevens niet opnieuw hoef
aan te leveren bij de overheid (geen
dubbele gegevensuitvraag) (n=219)
De hoeveelheid gegevens die ik aan 25,0% 19,5% 48,0% 7,5%

11
In het rapport is te lezen dat voor het vereenvoudigen van wet- en regelgeving het niet
alleen van belang is om te weten hoeveel tijd en geld een ondernemer kwijt is aan een speci-
fieke informatieverplichting, maar ook wat de beleving van de ondernemer is ten aanzien van
de betreffende informatieverplichting.

Center for e-Government Studies


49 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

de overheid moet verstrekken via de


toepassing staat in verhouding tot
het doel van de toepassing (n=220)
De toepassing is zodanig vormgege- 23,6% 23,6% 43,2% 9,6%
ven dat iedere ondernemer goed in
staat is om hiermee te kunnen wer-
ken (n=220)

Uit tabel 4.4 blijkt dat de meerderheid van de respondenten het in belang-
rijke mate eens is met de eerste vier stellingen. De respondenten zijn in
overgrote meerderheid (69,6%) van mening dat het voor hen duidelijk is
waarom de overheid een aantal gegevens van hen via de toepassing wil
ontvangen (stelling 2). Ook met stelling drie, duidelijkheid over het tijds-
bestek waarop de overheid de gegevens wil ontvangen, is een ruime
meerderheid van de respondenten (67,1%) het eens. Daarentegen scoren
de laatste twee stellingen beduidend minder positief. Bijna de helft van de
respondenten (48,0%) is van mening dat de hoeveelheid gegevens die de
bedrijven moeten verstrekken aan de overheid in verhouding staat tot het
doel van de toepassing. Ook is een minderheid van de respondenten
(43,2%) van mening dat de toepassing zodanig is vormgegeven dat iedere
ondernemer goed in staat is om hiermee te kunnen werken. Overigens zijn
de antwoordcategorieën neutraal en weet niet bij elk van de stellingen
goed voor ongeveer een derde van de respons.

4.5.4 Vergelijking van de oude situatie met de nieuwe werkwijze


Aan de respondenten is gevraagd als zij de oude situatie zouden vergelij-
ken met de huidige situatie (het gebruik van de toepassing), of zij deze
verandering op verschillende aspecten als een verbetering of juist een ver-
slechtering ervaren. De antwoordcategorieën zijn verkregen uit Arendsen
(2008: 356).

Tabel 4.5 Vergelijking oude met nieuw situatie (vijfpuntsschaal)


Aspecten Verslechtering Neutraal Verbetering Weet
(1-2) (3) (4-5) niet
Productiviteit administra- 12,8% 29,7% 55,2% 2,3%
tieve handeling (n=219)
Gebruiksgemak (n=218) 15,1% 27,5% 53,7% 3,7%
Hoeveelheid gebruikt pa- 21,8% 24,5% 50,0% 3,7%
pier (n=220)
Handmatige invoer van 15,9% 31,4% 49,5% 3,2%
gegevens (n=221)
Doorlooptijd van de admi- 15,9% 32,0% 47,5% 4,6%
nistratieve handelingen
(n=219)
Benodigde tijd voor het 20,0% 30,9% 46,8% 2,3%
uitvoeren van een admini-
stratieve handeling
(n=220)
Aansluiten op bestaande 17,8% 42,3% 36,4% 3,5%
systemen binnen het be-
drijf (n=220)
Benodigde technische ex- 21,4% 36,8% 21,8% 20,0%
pertise/ondersteuning
(systeembeheer) (n=220)
Hoogte van de kosten bij 15.0% 28,2% 19,1% 37,7%
de uitbesteding van admi-
nistratieve handelingen
(n=220)
Rendement op de beno- 18,2% 32,3% 19,0% 30,5%

Center for e-Government Studies


50 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

digde investeringen
(n=220)

Uit tabel 4.5 blijkt dat volgens de respondenten de toepassing vooral tot
een verbetering leidt op het gebied van de productiviteit van de admini-
stratieve handeling (54,0%), gebruiksgemak (52,2%) en de hoeveelheid
gebruikt papier (50,0%). De overige aspecten worden allen door minder
dan de helft van de respondenten als een verbetering gezien ten opzichte
van de voorgaande werkwijze. Wat verder duidelijk naar voren komt is dat
slechts weinig respondenten van mening zijn dat de toepassing een posi-
tief effect heeft (gehad) op de hoogte van de kosten bij de uitbesteding
van administratieve handelingen en het rendement van de toepassing op
de benodigde investeringen (beide slechts ongeveer een vijfde van de res-
pondenten).

4.6 Wederom gebruik maken van de toepassing


In de vorige paragraaf is gekeken in hoeverre de toepassing volgens de
respondenten in de praktijk daadwerkelijk een bijdrage levert aan de re-
ductie van administratieve lasten. Aan de respondenten is vervolgens de
vraag gesteld als zij de keuze zouden hebben, of zij op grond van hun er-
varingen wederom gebruik zouden maken van de toepassing.

Figuur 4.10 Wederom gebruik maken van de toepassing (n=216)

50
45
40
35
30
25
20
15
10
5
0

Ze Wa Ne Wa Ze
ke ar ut ar ke
rn sc ra s c r
iet hij al hij
nli nli
jk jk
n ie we
t l

De meerderheid van de respondenten gaf aan waarschijnlijk (31,5%) of


zeker (45,4%) weer van de toepassing gebruik te maken, als zij zelf de
keuze zouden hebben. Vervolgens gaf 3,7% van de respondenten aan
waarschijnlijk de toepassing niet weer te gebruiken. Slechts 1,4% gaf aan
zeker niet de toepassing wederom te gebruiken. Daarnaast heeft 18,1%
van de respondenten deze vraag neutraal beantwoord.

4.7 Invoering van de toepassing

4.7.1 Hoe is de invoering van de toepassing verlopen?


Om te kunnen bepalen of de toepassing in de praktijk voor de responden-
ten een belangrijke meerwaarde heeft, is het belangrijk om ook inzicht te
hebben in de wijze waarop de invoering van toepassing binnen het bedrijf
is gegaan. Aan de respondenten is allereerst gevraagd hoe volgens hen de
invoering van de toepassing binnen het bedrijf is verlopen.

Center for e-Government Studies


51 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Figuur 4.11 Hoe is de invoering verlopen? (n=220)

45

40

35

30

25

20

15

10

He Ni Ne Go Ze
lem et ut ed er
aa Go ra go
ed al ed
ln
ie t
go
ed

De grootste groep respondenten (44,1%) is van mening dat de invoering


van de toepassing goed is verlopen. Daarnaast gaf 16,4% van de respon-
denten aan dat de invoering zeer goed is verlopen. Ongeveer een derde
(30,5%) van de respondenten heeft deze vraag neutraal beantwoord. De
minderheid van de respondenten is van mening dat de toepassing (hele-
maal) niet goed is verlopen.

4.7.2 Is de invoering verlopen zoals van tevoren gedacht?


Vervolgens is aan de respondenten gevraagd of de invoering van de toe-
passing binnen het bedrijf is verlopen zoals zij van tevoren gedacht had-
den.

Figuur 4.12 Is de invoering naar verwachting? (n=220)

40

35

30

25

20

15

10

He I Ne En Vo W
lem n g ut i lle ee
a a e rin ra gszi d i tn
g al n s g ie t
ln e
ie t ma
te

Figuur 4.12 laat zien dat 35,5% van de respondenten hebben aangegeven
dat de invoering van de toepassing enigszins is verlopen zoals zij van te-
voren gedacht hadden. Voor 17.7% van de respondenten is de invoering
van de toepassing volledig naar verwachting verlopen. Ongeveer een
kwart van de respondenten (24,1%) heeft deze vraag neutraal beant-
woord. Vervolgens gaf ongeveer een kwart van de respondenten aan dat
de invoering van toepassing in geringe mate of helemaal niet naar ver-
wachting is verlopen.

4.7.3 Benodigde deskundigheid voor invoering toepassing


Ten slotte is bij het onderdeel invoering van de toepassing aan de respon-
denten gevraagd of de benodigde deskundigheid voor het invoeren van de
toepassing binnen het bedrijf aanwezig was.

Center for e-Government Studies


52 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Figuur 4.12 Benodigde deskundigheid invoer toepassing (n=220)

35

30

25

20

15

10

He In Ne En Vo
lem ge ut igz lle
aa rin ra ins dig
ln ge al
ie t m
ate

De grootste groep respondenten (32,3%) gaf aan dat de benodigde des-


kundigheid voor de invoering van de toepassing aanwezig was binnen het
bedrijf. Daarnaast heeft 31,4% van de respondenten aangegeven dat dit
enigszins het geval was. Een relatief kleine groep respondenten gaf aan
dat de benodigde deskundigheid in geringe mate (12,7%) of helemaal niet
(6,4%) aanwezig was. Vervolgens heeft 17,3% van de respondenten neu-
traal geantwoord op deze vraag.

4.8 Karakteristieken van de toepassing


Bij de introductie, vormgeving en doorontwikkeling van toepassingen voor
elektronisch berichtenverkeer met de overheid kunnen verschillende as-
pecten een rol spelen, namelijk:
• Doelstellingen van de toepassing;
• Vormgeving van de administratieve infrastructuur;
• Standaardisatie;
• Toekomstige ontwikkelingen;
• Factoren die de toekomstige ontwikkeling belemmeren.

Door Arendsen (2008) zijn deze aspecten tezamen ‘karakteristieken van


de toepassing’ genoemd. Voor elk van deze karakteristieken zijn vragen
voorgelegd aan de respondenten.

4.8.1 Doelstellingen van de toepassing


Aan de introductie van elektronisch berichtenverkeer kunnen bij de betref-
fende overheidsorganisatie verschillende doelstellingen ten grondslag lig-
gen. Aan de respondenten is gevraagd wat naar hun mening belangrijke
doelen zijn die de overheid met de invoering van de toepassing heeft be-
oogd. Hierbij is gebruik gemaakt van de indeling van doelen van Arendsen
(2008: 174).

Tabel 4.6 Doelstellingen van de toepassing (vijfpuntsschaal)


Doelstelling van de toepassing Niet Neutraal Mee Weet
mee (3) eens niet
eens (4-5)
(1-2)
Verhogen van de kwaliteit van door 9,5% 26,6% 58,0% 5,9%
bedrijven aangeleverde gegevens
(n=219)
Verbetering van de prestaties van de 14,6% 22,7% 53,7% 9,0%
achterliggende overheidsprocessen
(zoals doorlooptijd en verwerkingsca-

Center for e-Government Studies


53 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

paciteit) (n=220)
Bevorderen van de effectiviteit van de 12,7% 27,7% 50,0% 9,6%
wetgeving (n=220)
Verbetering van de kwaliteit van de 21,8% 31,8% 37,8% 8,6%
dienstverlening aan bedrijven (n=220)
Verlagen van de administratieve lasten 32,0% 25,6% 36,0% 6,4%
(n=219)
Vergroten van de mate waarin bedrij- 20,0% 32,3% 35,4% 12,3%
ven uit eigen beweging aan de infor-
matieverplichtingen van de overheid
voldoen (n=220)
Standaardisatie in de koppeling tussen 11,3% 31,8% 35,0% 21,9%
verschillende ICT systemen (n=220)

Uit tabel 4.6 blijkt dat volgens de meerderheid van de bedrijven de nadruk
van de toepassingen vooral ligt op de verbetering van het functioneren
van de overheid; het verder stroomlijnen van de overheidsprocessen. De
meeste respondenten hebben aangegeven dat (1) het verhogen van de
kwaliteit van door bedrijven aangeleverde gegevens, (2) de verbetering
van de prestaties van de achterliggende overheidsprocessen en (3) het
bevorderen van de effectiviteit van de wetgeving volgens hen de belang-
rijkste doelen zijn die de overheid met de invoering van de toepassing
heeft beoogd. Uit onderstaande citaten komt deze mening duidelijk naar
voren:

Ad 1:
“Het verhogen van de kwaliteit van gegevens die bedrijven bij de
overheid aanleveren. De overheid kan namelijk tijdig inzicht krijgen
in de aangifte (tijdwinst voor verwerking) en kan beter volgen waar
(te veel) fouten worden gemaakt.”

Ad 2:
“Verhogen arbeidsproductiviteit van de overheid, versnelling aansla-
gen en inningen, koppeling aan andere elektronische gegevens door
de overheid.”

Ad 3:
“De overheid kan hiermee beter voldoen aan de Europese wet- en
regelgeving. De overheid reduceert het personeelsbestand. De Dou-
ane/overheid kan makkelijker en sneller belastingen innen. Proble-
men komen sneller aan het licht.”

Wat verder opvalt, is dat relatief weinig respondenten van mening zijn dat
administratieve lastenreductie voor bedrijven een belangrijke doelstelling
is geweest. De toepassing zou volgens de bedrijven vooral tot een admini-
stratieve lastenreductie bij de overheid zelf zorgen.

“Makkelijker te verwerken voor de overheid. Wij moeten nog steeds


dezelfde handelingen verrichten, voor ons is er geen enkele winst.”
“De overheid heeft zelf minder administratieve lasten gekregen en
dat bij de bedrijven neergelegd.”

Volgens een aantal respondenten leidt de toepassing ertoe dat de overheid


zich kan richten op haar kerntaken. Eén van de respondenten verwoord
het als volgt:

“Wegnemen administratieve last bij de overheid, zodat zij weer hun


kerntaken kunnen gaan uitvoeren, waarvoor zij bestemd zijn!”

Center for e-Government Studies


54 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

4.8.2 Vormgeving van de administratieve infrastructuur


In hoofdstuk 2 heeft u kunnen lezen dat de vormgeving van de toepassing
ondermeer bepaald wordt door de hoedanigheid van de gegevensdrager,
de mate van uitbesteding en de aard van administratielogistieke systemen
binnen de overheid. Arendsen (2008) geeft aan de introductie van elektro-
nisch berichtenverkeer onderdeel kan zijn van een of meer omvangrijke
veranderingen van de relatie tussen overheidsorganisaties en bedrijven.
Verschillende ontwikkelingen kunnen dus samenhangen met de introductie
van toepassingen voor EBV met de overheid. Aan de respondenten is ge-
vraagd in hoeverre de introductie van de toepassing volgens hen onder-
deel is (in het verlengde ligt) van verschillende ontwikkelingen. Hierbij is
de indeling van ontwikkelingen die door Arendsen (2008: 174) onder-
scheiden zijn gehanteerd.

Tabel 4.7 Vormgeving van de administratieve infrastructuur (vijfpuntsschaal)


Samenhangende ontwikkeling Niet mee Neutraal Mee Weet
eens (3) eens niet
(1-2) (4-5)
Verhoging van de kwaliteit van het 5,1% 24,0% 66,3% 4,6%
proces van informatie-uitwisseling
tussen bedrijven en de overheid
(n=207)
Vervanging van papieren berichten- 27,4% 18,7% 50,2% 3,7%
stromen (n=211)
De introductie van een gegevensdis- 8,7% 26,0% 47,5% 17,8%
tributeur waardoor gestandaardi-
seerd berichtenverkeer mogelijk
wordt (n=180)
Herontwerp van overheidsprocessen 6,4% 30,4% 41,5% 21,7%
(nieuwe toepassingen voor elektro-
nische gegevensuitwisseling)
(n=170)
Herontwerp van (de keten van) pro- 9,1% 29,2% 37,0% 24,7%
cessen waarbij de overheid gege-
vens ophaalt uit bedrijfsadministra-
ties (n=165)
Herontwerp van (de keten van) pro- 13,4% 30,9% 33,6% 22,1%
cessen zondanig dat de overheid in
staat is gegevens te presenteren die
ze via derden heeft ingewonnen
(n=169)

We zien in tabel 4.7 dat een ruime meerderheid van de respondenten van
mening is dat de introductie van de toepassing onderdeel is van ontwikke-
ling met betrekking tot de verhoging van de kwaliteit van het proces van
informatie-uitwisseling tussen bedrijven en de overheid. Vervolgens is de
helft van de respondenten van mening dat de vervanging van papierenbe-
richtenstromen samenhangt met de introductie van de toepassing. Daar-
naast is iets minder dan de helft van de bedrijven van mening dat de in-
troductie van de toepassing samenhangt met de introductie van een gege-
vensdistributeur. Herontwerp van (de keten van) processen zondanig dat
de overheid is staat is gegevens te presenteren die ze via derden heeft
ingewonnen is volgens de minste respondenten een samenhangende ont-
wikkeling. Bij elke ontwikkeling heeft ongeveer een derde van de respon-
denten zich niet expliciet uitgelaten over de impact van de ontwikkeling op
de introductie van de toepassing. Deze groep bedrijven heeft neutraal of
met weet niet geantwoord.

Center for e-Government Studies


55 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Op grond van bovenstaande bevindingen lijkt het gerechtvaardigd om te


stellen dat de bij de vormgeving van de toepassing volgens een meerder-
heid van de respondenten vooral de nadruk heeft gelegen op de eerste
orde effecten van de inzet van ICT (vergelijk Arendsen, 2008: 180): (1)
de hoedanigheid van de gegevensdrager (vervanging van bestaande pa-
pieren berichtenstromen) en (2) de technologische vernieuwing van de
toepassing (verhogen van de kwaliteit informatie-uitwisseling). Uit onder-
staande citaten komt deze mening duidelijk naar voren.

Ad 1:
“De toepassing ligt vooral in het verlengde van de vervanging van
papier. De gegevens die ik voorheen als bedrijf op papier bij de
overheid moest aanleveren, kan ik nu rechtstreeks vanuit mijn be-
drijfsadministratie aan de overheid verzenden.”

Ad 2:
“Gemak van elektronisch aanleveren van gegevens.”

“EU regelgeving verlangt op vele fronten communicatie via elektro-


nisch berichtenverkeer. …Samenwerking en standaardisatie tussen
de Douanes van de EU lidstaten verhoogt de kwaliteit van de infor-
matie-uitwisseling.”

4.8.3 Standaardisatie
Om elektronisch berichtenverkeer in de praktijk tot stand te brengen zijn
afspraken (standaarden) nodig over de procedures, technologieën t.a.v.
het gebruik van netwerken, transportprotocollen, berichtdefinitie en pro-
cesbeschrijvingen. Keuzen ten aanzien van standaardisatie beïnvloeden op
hun beurt de vormgeving van toepassingen voor elektronisch berichten-
verkeer met de overheid. Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre
volgens hen de vormgeving van de toepassing door de overheid beïnvloed
is door verschillende standaarden. Hierbij is gebruik gemaakt van de inde-
ling van standaardisatie-innitiatieven die door Arendsen (2008: 177) zijn
onderscheiden.

Tabel 4.8 Standaardisatie-initiatieven (vijfpuntsschaal)


Standaard Niet mee Neutraal Mee Weet
eens (3) eens niet
(1-2) (4-5)
De standaardisatie van de mogelijk- 6,0% 31,5% 32,0% 30,5%
heid om data en systemen tussen
bedrijven en de overheid met elkaar
te verbinden (ICT-interoperabiliteit)
(n=216)
De standaardisatie op het gebied 9,5% 25,0% 28,8% 36,7%
van overheidsbrede ICT diensten als
DigiD, overheidswebsites en- berich-
tenontvangsportalen (n=212)
Gestandaardiseerde berichten per 6,4% 34,3% 25,5% 33,8%
bedrijfssector (bijvoorbeeld in de
zorg- of landbouwsector) (n=216)
Gestandaardiseerde definities van 8,3% 33,3% 23,6% 34,8%
begrippen uit wet- en regelgeving
(zoals begrippen als inkomen of be-
drijf) (n=180)

We zien in tabel 4.8 dat de beantwoording van de verschillende aspecten


in grote lijnen overeen komt. Geen van de standaardisatie-innitiatieven
heeft volgens de respondenten een belangrijke invloed gehad op de vorm-

Center for e-Government Studies


56 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

geving van de toepassing. Veel respondenten hebben overigens bij elk van
de vormgevingsaspecten met neutraal of met weet niet geantwoord. We
moeten daarom ook erg terughoudend zijn met formuleren van conclusies
ten aanzien van deze ‘karakteristiek van de toepassing’. Mogelijk vinden
de bedrijven het moeilijk om in te kunnen schatten welke standaarden uit-
eindelijk een rol hebben gespeeld bij de vormgeving van de toepassing
van de overheid. Een van de respondent zij hierover het volgende:

“Dat vind ik als bedrijf lastig om in te schatten, daar heb ik geen


goed zicht op.”

Aan de bedrijven is gevraagd of volgens hen nog andere standaarden een


rol hebben gespeeld bij de vormgeving van de toepassing door de over-
heid. Geen van de bedrijven heeft concrete andere standaarden genoemd.
Veelal werd door de bedrijven de vraag met nee of weet niet beantwoord
of werd slechts een toelichting gegeven op een voorgaande vraag.

“Gebruik ISO normen en codes voor bijvoorbeeld landen, valuta, le-


veringsvoorwaarden. Er is hier nog duidelijk ruimte voor meer stan-
daardisatie en die moet ook nog logischer.”

4.8.4 Toekomstige ontwikkelingen


Nieuwe ontwikkelingen op het terrein van beleid, wet- en regelgeving en
de uitvoering kunnen de doorontwikkeling van toepassingen voor elektro-
nisch berichtenverkeer beïnvloeden. Aan de respondenten is gevraagd in
hoeverre verschillende ontwikkelingen volgens hen invloed zullen hebben
op de toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Hierbij is gebruik ge-
maakt van de indeling van Arendsen (2008: 178, 342).

Tabel 4.9 Toekomstige ontwikkeling van de toepassing (vijfpuntsschaal)


Toekomstige ontwikkeling Niet mee Neutraal Mee Weet
eens (3) eens niet
(1-2) (4-5)
Verbetering van de kwaliteit (juist- 8,8% 20,4% 61,5% 9,3%
heid en volledigheid) van de gege-
vens die door bedrijven worden
overgedragen aan de overheid
(n=196)
Verbetering van de naleving met 7,8% 25,8% 57,6% 8,8%
betrekking tot wettelijke verplichtin-
gen (n=198)
Verbetering van de efficiëntie van de 5,9% 28,1% 56,2% 9,7%
huidige doelstelling (n=196)
Verbetering van de effectiviteit van 6,9% 27,6% 55,8% 9,7%
de huidige doelstelling (n=196)
Verbetering van de OverheidsTrans- 5,5% 25,8% 44,3% 24,4%
actiePoort (OTP), het ‘elektronische
postkantoor’ van de overheid voor
bedrijven (164)
Verbetering van de prestaties van 8,5% 28,6% 43,3% 16,5%
achterliggende overheidsprocessen
(bijvoorbeeld het versnellen van het
proces van terugbetaling, vergroten
van de procescapaciteit) (n=180)
Een verlaging van de administratieve 22,8% 28,4% 38,6% 11,1%
lasten voor bedrijven (n=199)

Center for e-Government Studies


57 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

We zien in bovenstaande tabel dat met name de eerste vier onderdelen


volgens de respondenten invloed zullen hebben op de toekomstige ontwik-
keling van de toepassing. De verbetering van de kwaliteit van de gegevens
die door bedrijven worden overgedragen aan de overheid wordt door de
meeste respondenten genoemd. Daarnaast is de meerderheid van de be-
drijven van mening dat de toekomstige ontwikkeling van de toepassing
beïnvloed wordt door nieuwe ontwikkelingen betreffende een verbetering
van de naleving met betrekking tot wettelijke verplichtingen en een verbe-
tering van zowel de efficiëntie als de effectiviteit van de huidige doelstel-
ling van de toepassing.

Bovengenoemde ontwikkelingen zullen uiteraard in eerste instantie ten


gunste komen van de overheid zelf, zij kan efficiënter en doelmatigere te
werk gaan. Maar ook voor bedrijven zou een focus op deze ontwikkelingen
een belangrijk voordeel opleveren. Uiteindelijk is immers het bedrijfsleven
gebaat bij een overheid die efficiënt en effectief opereert en goed kan toe-
zien op de naleving van de wetgeving en een juiste en volledige aanleve-
ring van gegevens door het bedrijfsleven. Wanneer een overheid efficiën-
ter en doelmatiger werkt kunnen immers kosten worden bespaard, die
vervolgens weer ingezet kunnen worden voor uiteenlopende zaken (waar-
onder een verdere stroomlijning van de overheidsprocessen en een verbe-
tering van de communicatie richting het bedrijfsleven).

Opvallend is dat een verlaging van de administratieve lasten voor het be-
drijfsleven door de respondenten het minst genoemd wordt als factor die
volgens hen invloed zal hebben op de verdere ontwikkeling van de toepas-
sing. Net als bij de onderdelen ‘Administratieve lastenreductie in de prak-
tijk’ (paragraaf 4.5) en ‘vormgeving van de administratieve infrastructuur)
(paragraaf 4.8.2) zien de respondenten vooral voordelen voor het verder
stroomlijnen van de overheidsprocessen dan dat deze voor hen als bedrijf
een belangrijk voordeel biedt. De invloed van het beleid rond administra-
tieve lastenreductie zou volgens de respondenten weinig tot geen invloed
hebben op de verdere ontwikkeling van de toepassing.

4.8.5 Belemmerende factoren


In de vorige paragraaf is gekeken naar mogelijke factoren die invloed
kunnen hebben op de toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Een
aantal factoren kan echter ook de toekomstige ontwikkeling van de toe-
passing belemmeren. Aan de respondenten is gevraagd in hoeverre ver-
schillende factoren volgens hen een belemmerende werking hebben op de
toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Hierbij is gebruik gemaakt
van de indeling van belemmerende factoren die door Arendsen (2008:
178-179) is gemaakt.

Tabel 4.10 Belemmerende factoren (vijfpuntsschaal)


Belemmerende factor Niet mee Neutraal Mee Weet
eens (3) eens niet
(1-2) (4-5)
De verplichting tot het in stand hou- 22,6% 28,1% 38,6% 11,1%
den van de mogelijkheid tot het aan-
leveren van gegevens op papier
(n=215)
Gebrek aan adequate wetgeving op 13,4% 29,5% 31,2% 22,3%
het gebied van de e-overheid en
elektronische gegevensuitwisseling
(n=214)
De kosten van implementatie en be- 16,5% 36,2% 30,4% 13,8%

Center for e-Government Studies


58 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

heer van de toepassing (n=215)


Gebrek aan duidelijke richting en 13,8% 27,2% 30,3% 24,6%
houding van de overheid t.a.v. de
verdere ontwikkeling van elektro-
nische overheidsdiensten (n=212)
Gebrek aan medewerking van soft- 31,2% 27,7% 21,9% 16,1%
wareleveranciers (n=215)
Het ontbreken van berichten- stan- 17,0% 30,8% 20,1% 27,7%
daarden per bedrijfssector (n=212)
Ontbreken van standaarden op het 16,5% 33,5% 19,2% 27,2%
gebied van het verbinden van data
en systemen van bedrijven met de
overheid met elkaar (ICT-
interoperabiliteit) (n=214)
Het ontbreken van standaarden op 19,7% 28,1% 14,7% 33,5%
het gebied van overheidsbrede ICT
diensten als DigiD, overheidswebsi-
tes en –berichtenportalen (n=212)

Uit tabel 4.10 blijkt dat bij geen van de factoren een meerderheid van de
respondenten van mening is dat deze belemmerend zullen werken op de
toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Bij elke ontwikkeling heeft
ongeveer een derde van de respondenten zich niet expliciet uitgelaten
over de impact van de ontwikkeling op de introductie van de toepassing.
Deze groep deelnemers hebben neutraal of met weet niet geantwoord. We
moeten daarom ook erg terughoudend zijn met formuleren van conclusies
ten aanzien van deze ‘karakteristiek van de toepassing’. Mogelijk vinden
de bedrijven het moeilijk om in te kunnen schatten welke factoren uitein-
delijk belemmerend zullen werken op de toekomstige ontwikkeling van de
toepassing. Met enige voorzichtigheid kunnen we wel stellen dat volgens
de respondenten de belemmeringen bij de verdere vormgeving van de
toepassing vooral juridisch van aard zijn en betrekking hebben op het ge-
brek aan adequate wetgeving op het terrein van de elektronische overheid
en de verplichting tot instandhouding van een papieren aanlevermogelijk-
heid. Dit komt uit onderstaand citaat duidelijk naar voren.

“Als overheid zul je voor de ondernemer die nog niet zo digitaal


vaardig is een alternatief achter de hand moeten houden. Dit brengt
met zich mee dat de overheid uitzonderingen moet maken in de
wetgeving, met allerlei mogelijk uitvoeringsproblemen tot gevolg.”

4.9 Verdiepende statistische analyse


Er is nog een aantal verdiepende statistische analyses uitgevoerd. De
voornaamste conclusies zijn hieronder weergegeven.12

1. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 99% zekerheid)


tussen de bedrijfsgrootte en het wel of niet beschikken als bedrijf
over een eigen ICT-functionaris. Van de respondenten hebben be-
drijven met 100 of meer medewerkers het vaakst een eigen ICT
functionaris in dienst. Bedrijven met 5 tot 10 medewerkers be-
schikken het minst vaak over een eigen ICT-functionaris.

2. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 99% zekerheid)


tussen de bedrijfsgrootte en uitbesteding van de boekhouding (fi-

12
Alleen redelijke tot zeer sterke verbanden (correlatie: .400 t/m 1.000) en statistisch signi-
ficante verbanden (significatie: >95% en >99%) zijn weergegeven.

Center for e-Government Studies


59 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

nanciële administratie) aan een intermediair. Kleine bedrijven (0


tot 10 medewerkers) besteden vaker de boekhouding uit aan een
intermediair dan grote bedrijven (meer dan 10 medewerkers). Van
de bedrijven die de boekhouding volledig uitbesteden aan een in-
termediair heeft bijna 86% 0 tot 5 medewerkers in vaste dienst.
Ook bij het uitbesteden van onderdelen van de boekhouding aan
een intermediair neemt deze categorie bedrijven het grootste aan-
deel voor hun rekening (bijna 38% van de bedrijven die onderdelen
uitbesteden).

3. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 95% zekerheid)


tussen het wel of niet beschikken als bedrijf over een eigen ICT-
functionaris en de houding ten aanzien van ICT. Bedrijven die niet
beschikken over een eigen ICT-functionaris zijn positiever over (de
inzet van) ICT in het algemeen (bijna 67%), dan bedrijven die wel
een dergelijke functionaris in dienst hebben (ongeveer 33%).

4. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 99% zekerheid)


tussen de benodigde deskundigheid in het bedrijf en uitbesteding
van de boekhouding (financiële administratie) aan een intermediair.
Van de bedrijven waar niet de benodigde deskundigheid aanwezig
was voor invoering van de toepassing heeft 50% alles uitbesteed
aan een intermediair. Vervolgens besteedt ongeveer 70% van de
bedrijven die hebben aangegeven dat de benodigde kennis voor in-
voering van de toepassing binnen hun bedrijf (volledig) aanwezig
was de boekhouding niet uit aan een intermediair.

5. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 95% zekerheid)


tussen de benodigde deskundigheid in het bedrijf en de houding ten
aanzien van ICT. Bedrijven waar de benodigde deskundigheid voor
invoering van de toepassing (volledig) aanwezig was zijn positiever
over (de inzet van ICT) in het algemeen, dan bedrijven waar de
deskundigheid niet of in beperkte mate aanwezig was (80% versus
20%).

6. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 95% zekerheid)


tussen de benodigde deskundigheid in het bedrijf en de mate van
administratieve lastenreductie door de toepassing. Bedrijven waar
de benodigde deskundigheid voor invoering van de toepassing (vol-
ledig) aanwezig was zijn meer van mening dat de toepassing in de
praktijk een bijdrage levert aan de reductie van administratieve la-
ten, dan bedrijven waar de deskundigheid niet of in beperkte mate
aanwezig was (85% versus 15%).

7. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 99% zekerheid)


tussen de benodigde deskundigheid in het bedrijf en de invoering
van de toepassing. Bedrijven waar de benodigde deskundigheid
voor invoering van de toepassing (volledig) aanwezig was zijn meer
van mening dat de invoering van de toepassing goed is verlopen,
dan bedrijven waar de deskundigheid niet of in beperkte mate
aanwezig was (92% versus 8%).

8. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 99% zekerheid)


tussen de benodigde deskundigheid in het bedrijf en het wederom
gebruik maken van de toepassing. Bedrijven waar de benodigde
deskundigheid voor invoering van de toepassing in belangrijke ma-
te of volledig aanwezig was zouden de toepassing eerder weer ge-

Center for e-Government Studies


60 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

bruiken, wanneer zij hiervoor zelf de keuze zouden hebben, dan


bedrijven waar de deskundigheid niet of in beperkte mate aanwezig
was (74% versus 27%).

9. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 99% zekerheid)


tussen de houding ten aanzien van ICT en uitbesteding van de
boekhouding (financiële administratie) aan een intermediair. Be-
drijven die positief of zeer positief staan tegen over ICT in het al-
gemeen besteden vaker hun boekhouding (volledig) uit aan een in-
termediair, dan bedrijven die minder positief of zeer negatief zijn
over de inzet van ICT. Overigens is het zo dat van de bedrijven die
de boekhouding niet uitbesteden aan een intermediair de meerder-
heid positief tot zeer positief is over de inzet van ICT; ongeveer
85%. Bedrijven die niet gebruik maken van een intermediair zijn
hiermee zelfs nog positiever over de inzet van ICT in het algemeen
dan bedrijven die een intermediair inschakelen.

10. Er bestaat een statistisch significant verband (bij 95% zekerheid)


tussen de houding ten aanzien van ICT en de benodigde deskun-
digheid in het bedrijf voor invoering van de toepassing. Bedrijven
die beschikten over de benodigde deskundigheid voor invoering van
de toepassing zijn positiever over de inzet van ICT in het algemeen
dan bedrijven die niet volledig beschikten over deze deskundigheid
(88% versus 12%).

Vervolgens is ook een verdiepende statistische analyse uitgevoerd naar de


onderlinge samenhang tussen meerdere variabelen. Verschillende variabe-
len (factoren die bevraagd zijn in de enquête) zijn in een model geplaatst
om hun onderlinge samenhang te onderzoeken. Hiertoe is er een structu-
reel model opgezet dat is getoetst met de maximum likelihood method in
computerprogramma AMOS 7.0. Met deze analyse werd een acceptabel
model fit13 behaald zoals dit is weergegeven in figuur 4.3.

Figuur 4.13 Verbanden tussen verschillende onderzochte factoren

13
The results obtained from testing the validity of a causal structure of the hypothesized model showed a good fit, X2(15)
= 25.42, p > .05, X2/df = 1.70, SRMR = .07, TLI = .90, RMSEA = .09 (CI: .01, .11).

Center for e-Government Studies


61 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Het model geeft inzicht over hoe de factoren elkaar beïnvloeden. We zien
dat de bedrijfsgrootte sterk correleert op het hebben van een eigen ICT-
functionaris (.54). Verder zie we dat bedrijfsgrootte en benodigde deskun-
digheid bij invoering van de toepassing sterke invloed hebben op de uitbe-
steding aan een intermediair. Het hebben van een eigen ICT-functionaris,
de benodigde deskundigheid en de houding t.o.v. ICT zijn vervolgens van
invloed op de invoering van de toepassing. De overige invloedsrelatie tus-
sen de verschillende variabelen is niet significant.

Op basis van het model kunnen we stellen dat:


• Wanneer de bedrijfsgrootte van een bedrijf toeneemt het uitbeste-
den aan een intermediair ook toeneemt.
• Wanneer de benodigde deskundigheid binnen een bedrijf hoger is
dan heeft dit een positief effect op de invoering van de toepassing.
• Wanneer de benodigde deskundigheid binnen een bedrijf hoger is
dan zal een bedrijf ook meer taken uitbesteden aan een intermedi-
air.
• Wanneer bedrijven beschikken over een eigen ICT-functionaris dan
heeft dit een positief effect op de invoering van de toepassing.
• Zodra de houding van bedrijven ten aanzien van ICT in het alge-
meen positiever is, dan zal dit een positief effect hebben op de in-
voering van de toepassing.
• Naar mate de invoering van de toepassing binnen een bedrijf beter
verloopt, zal het bedrijf ook eerder geneigd zijn om de toepassing
weer te gebruiken.
• De benodigde deskundigheid in een bedrijf heeft impact op de in-
voering van de toepassing. Wanneer de deskundigheid toeneemt,
zal de invoering beter verlopen.
• De benodigde deskundigheid in een bedrijf heeft impact op de mate
van uitbesteding aan een intermediair. Wanneer de deskundigheid
toeneemt, zal meer uitbesteed worden aan een intermediair.

Niet ‘administratieve lastenreductie’ maar vooral ‘invoeringsaspecten’ spe-


len een rol in de waardering van de invoering en de bereidheid van bedrij-
ven tot het wederom gebruiken van de toepassing.

Een nadere toelichting van de verdiepende analyses vindt u in bijlage IV.

4.10 Samenvatting
Voor zover de bespreking van de resultaten van de enquête onder bedrij-
ven die gebruik maken van de verschillende onderzochte toepassingen
voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid.

Uit de enquête komt allereerst naar voren dat van de deelnemende bedrij-
ven bijna 45% van mening is dat de toepassing in de praktijk daadwerke-
lijk (enigszins) een bijdrage levert aan de reductie van administratieve las-
ten. Ongeveer een vijfde van de bedrijven is juist het tegenovergestelde
van mening.

De bedrijven zijn in overgrote meerderheid van mening dat het voor hen
duidelijk is waarom de overheid een aantal gegevens van hen via de toe-
passing wil ontvangen. Ook bestaat er bij de ruime meerderheid van de
bedrijven duidelijkheid over het tijdsbestek waarop de overheid de gege-
vens wil ontvangen.

Center for e-Government Studies


62 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

De meeste geënquêteerde bedrijven zijn van mening dat het verhogen van
de kwaliteit van door bedrijven aangeleverde gegevens, de verbetering
van de prestaties van de achterliggende overheidsprocessen en het bevor-
deren van de effectiviteit van de wetgeving de belangrijkste doelstellingen
zijn geweest die ten grondslag hebben gelegen aan de introductie van de
toepassing. Wat verder opvalt, is dat relatief weinig bedrijven van mening
zijn dat administratieve lastenreductie een belangrijke doelstelling is ge-
weest.

Volgens de meerderheid van de geënquêteerde bedrijven heeft bij de


vormgeving van de toepassing vooral de nadruk gelegen op (1) vervan-
ging van bestaande papieren berichtenstromen voor elektronische berich-
tenstromen en (2) het verhogen van de kwaliteit informatie-uitwisseling.

Geen van de standaardisatie-innitiatieven heeft volgens de geënquêteerde


bedrijven een belangrijke invloed gehad op de vormgeving van de toepas-
sing. Veel bedrijven hebben overigens bij elk van de vormgevingsaspecten
met neutraal of met weet niet geantwoord. We moeten daarom ook erg
terughoudend zijn met formuleren van conclusies ten aanzien van deze
‘karakteristiek van de toepassing’.

De verbetering van de kwaliteit van de gegevens die door bedrijven wor-


den overgedragen aan de overheid wordt door de meeste geënquêteerde
bedrijven genoemd als een belangrijke ontwikkeling die invloed zal hebben
op de toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Daarnaast is de meer-
derheid van de bedrijven van mening dat de toekomstige ontwikkeling van
de toepassing beïnvloed wordt door ontwikkelingen betreffende een verbe-
tering met betrekking tot wettelijke verplichtingen en een verbetering van
zowel de efficiëntie als de effectiviteit van de huidige doelstelling van de
toepassing.

Opvallend is dat een verlaging van de administratieve lasten voor bedrij-


ven door de kleinste groep geënquêteerde bedrijven genoemd wordt als
factor die invloed heeft op de verdere ontwikkeling van de toepassing.

De factor ‘de verplichting tot de mogelijkheid voor het aanleveren op pa-


pier’ is door de meeste bedrijven genoemd als een factor die een belem-
merende werking heeft op de doorontwikkeling van de toepassing. Overi-
gens gaat het hier om slechts 38% van de respondenten. Andere mogelij-
ke belemmerende factoren scoren nog lager (tussen ongeveer 15% en
30%).

De verdiepende statistische analyses hebben aangetoond dat niet ‘admini-


stratieve lastenreductie’ maar vooral ‘invoeringsaspecten’ een rol spelen in
de waardering van de invoering en de bereidheid van bedrijven tot het
wederom gebruiken van de toepassing.

Naast een enquête hebben we nog op een andere wijze gekeken naar de
invoering, het gebruik, de karakteristieken van en de bijdrage aan de re-
ductie van administratieve lasten van toepassingen voor elektronisch be-
richtenverkeer met de overheid. Zo zijn interviews afgenomen ambtenaren
die nauw betrokken zijn bij de toepassingen, bijvoorbeeld in de rol van
opdrachtgever, beleidsverantwoordelijke, informatiemanager of project-
manager. De resultaten van de interviews zijn in het volgende hoofdstuk
weergegeven.

Center for e-Government Studies


63 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

5 Resultaten interviews ambtenaren


In de periode van eind januari tot en met eind februari 2009 zijn inter-
views afgenomen met betrekking tot de zeven onderzochte toepassingen
voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Alle geïnterviewden
waren namens de desbetreffende (overheids)organisatie nauw betrokken
bij de toepassing, bijvoorbeeld in de rol van opdrachtgever, beleidsver-
antwoordelijke, informatiemanager of projectmanager.

Uit de interviews komt allereerst naar voren dat de meerderheid van de


geïnterviewde ambtenaren (erg) positief is over de onderzochte toepassin-
gen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Volgens hen le-
veren de toepassingen in de praktijk een belangrijke bijdrage aan de re-
ductie van administratieve lasten voor bedrijven.

Volgens de geïnterviewde ambtenaren zijn het verbeteren van de kwaliteit


van de dienstverlening aan bedrijven, het verlagen van administratieve
lasten en de verbetering van de prestaties van de achterliggende over-
heidsprocessen de belangrijkste motieven voor de overheid geweest om
de onderzochte toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de
overheid in te voeren.

Vervolgens heeft de meerderheid van de geïnterviewden ambtenaren aan-


gegeven dat het verhogen van de kwaliteit van het proces van informatie-
uitwisseling een belangrijke ontwikkeling is die samenhangt met de intro-
ductie van de onderzochte toepassingen voor elektronisch berichtenver-
keer met de overheid. Daarnaast is er sprake van een grote nadruk op de
vervanging van bestaande papieren berichtenstromen voor elektronische
berichtenstromen.

Door de meerderheid van ondervraagden ambtenaren is aangegeven dat


de standaardisatie van ICT-interoperabiliteit de meeste invloed heeft ge-
had op de vormgeving van de onderzochte toepassingen voor elektronisch
berichtenverkeer met de overheid.

De meeste ambtenaren zijn van mening dat een viertal ontwikkelingen in-
vloed hebben op de toekomstige ontwikkeling van de onderzochte toepas-
singen voor elektronisch berichtenverkeer, namelijk: verbetering van de
efficiëntie van de huidige doelstelling; verbetering van de effectiviteit van
de huidige doelstelling; een verlaging van de administratieve lasten voor
bedrijven; en verbetering van de prestaties van overheidsprocessen (bij-
voorbeeld het versnellen van het proces van terugbetaling, vergroten van
de procescapaciteit).

Een uitgebreider verslag van de resultaten van de interviews vindt u in bij-


lage V.

Center for e-Government Studies


64 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

6 Conclusies en discussie
In dit hoofdstuk worden op basis van de bevindingen van de literatuurver-
kenning, individuele interviews en de digitale enquête allereerst conclusies
getrokken. Vervolgens zullen een aantal concrete aanbevelingen worden
gedaan ten aanzien van het elektronisch berichtenverkeer met de over-
heid. In het bijzonder zal hierbij aandacht zijn voor de wijze waarop toe-
passingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid in de toe-
komst een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de elektroni-
sche dienstverlening en een bijdrage kunnen leveren aan de reductie van
administratieve lasten. Ten slotte worden een aantal handreikingen geven
voor vervolgonderzoek.

6.1 Conclusies
In deze paragraaf worden de belangrijkste bevindingen van het onderzoek
besproken. Dit gebeurt aan de hand van het beantwoorden van de onder-
zoeksvragen.

Wat zijn de percepties van bedrijven aangaande de invoering en


het (wederom) gebruik van toepassingen voor EBV met de over-
heid?

Invoering van de toepassing


Uit het onderzoek komt naar voren dat de meerderheid van de geënquê-
teerde bedrijven een (zeer) positieve perceptie heeft ten aanzien van de
invoering en het gebruik van de onderzochte toepassingen. Bij de meeste
bedrijven (61%) is de invoering van de toepassing goed tot zeer goed ver-
lopen. Daarnaast is volgens de meeste bedrijven (53%) de invoering van
de toepassing zo gegaan zoals zij van tevoren gedacht hadden. Vervolgens
heeft de meerderheid van de bedrijven (64%) aangegeven dat de beno-
digde deskundigheid voor invoering van de toepassing binnen hun bedrijf
aanwezig was.

Gebruik van de toepassing


De geënquêteerde bedrijven zijn in grote meerderheid (bijna 70%) van
mening dat het voor hen duidelijk is waarom de overheid een aantal gege-
vens van hen via de toepassing wil ontvangen. Ook is een ruime meerder-
heid van de respondenten (ongeveer 71%) van mening dat er duidelijk-
heid is over het tijdsbestek waarop de overheid de gegevens wil ontvan-
gen. Verder hebben de meeste bedrijven (bijna 60%) aangegeven dat de
gegevens die zij via de toepassing moeten aanleveren aan de overheid
aansluiten op de gegevens die zij vanuit hun eigen bedrijfsproces al be-
schikbaar hebben. Meer dan de helft van de respondenten (ongeveer
53%) is verder van mening dat de toepassing ervoor zorgt dat de onder-
nemer niet opnieuw gegevens hoeft aan te leveren bij de overheid (geen
dubbele gegevensuitvraag). Minder dan de helft van de respondenten
(48,0%) is van mening dat de hoeveelheid gegevens die de bedrijven
moeten verstrekken aan de overheid in verhouding staat tot het doel van
de toepassing. Ook is een minderheid van de respondenten (ongeveer
43%) van mening dat de toepassing zodanig is vormgegeven dat iedere
ondernemer goed in staat is om hiermee te kunnen werken.

Center for e-Government Studies


65 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Volgens de bedrijven leidt de toepassing, in vergelijking met de oude


werkwijze, vooral tot een verbetering op het gebied van de productiviteit
van de administratieve handeling, gebruiksgemak en de hoeveelheid ge-
bruikt papier. Slechts weinig bedrijven hebben aangegeven dat het ge-
bruik van de toepassing een positief effect heeft (gehad) op de hoogte van
de kosten bij de uitbesteding van de administratieve handelingen aan een
intermediair en het rendement van de toepassing op de benodigde inves-
teringen.

Wederom gebruik van de toepassing


Een ruime meerderheid van de geënquêteerde bedrijven (80%) zou
(waarschijnlijk) wederom gebruik maken van de onderzochte toepassingen
als zij hiervoor zelf de keuze zouden hebben.

Wat zijn de percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande de


karakteristieken van toepassingen voor EBV met de overheid?

Doelstellingen van de toepassing


Het onderzoek heeft aangetoond dat volgens de meerderheid van de ge-
enquêteerde bedrijven de nadruk van de onderzochte toepassingen vooral
ligt op de verbetering van het functioneren van de overheid (het verder
stroomlijnen van de overheidsprocessen). De meeste deelnemende bedrij-
ven zijn van mening dat het verhogen van de kwaliteit van door bedrijven
aangeleverde gegevens (58,0%), de verbetering van de prestaties van de
achterliggende overheidsprocessen (53,7%) en het bevorderen van de ef-
fectiviteit van de wetgeving (50,0%) belangrijke doelen zijn die de over-
heid met de introductie van de toepassing voor ogen heeft gehad. Wat
verder opvalt, is dat verhoudingsgewijs relatief weinig bedrijven (ongeveer
een derde) van mening zijn dat de administratieve lastenreductie voor be-
drijven een belangrijke doelstelling van de toepassing is.

Volgens de geïnterviewde ambtenaren zijn het verbeteren van de kwaliteit


van de dienstverlening aan bedrijven, het verlagen van administratieve
lasten en de verbetering van de prestaties van de achterliggende over-
heidsprocessen de belangrijkste motieven voor de overheid geweest om
de onderzochte toepassingen in te voeren. Elk van deze doelstellingen is
door de meerderheid van de geïnterviewden (7) genoemd als een (zeer)
belangrijke doelstelling van de toepassing.

Vormgeving van de administratieve infrastructuur


Uit het onderzoek komt naar voren dat bij de vormgeving van de onder-
zochte toepassingen volgens de geënquêteerde bedrijven de nadruk vooral
heeft gelegen op de eerste orde effecten van de inzet van ICT. Volgens de
bedrijven ligt de introductie van de toepassing namelijk met name in het
verlengde van ontwikkelingen met betrekking tot de verhoging van de
kwaliteit van het proces van informatie-uitwisseling tussen bedrijven en de
overheid (66%) en de vervanging van papierenberichtenstromen (50%).

De meerderheid van de geïnterviewden ambtenaren (7) heeft aangegeven


dat het verhogen van de kwaliteit van het proces van informatie-
uitwisseling tussen bedrijven en de overheid een belangrijke ontwikkeling
is die samenhangt met de introductie van de onderzochte toepassingen.
Daarnaast is er sprake van een grote nadruk op de vervanging van be-
staande papieren berichtenstromen, de zogenaamde hoedanigheid van de
gegevensdrager. Volgens vijf geïnterviewden hangt de introductie van de
toepassing samen met het vervangen van papier. Daarnaast hangt vol-
gens een vijftal geïnterviewden de introductie van een gegevensdistribu-

Center for e-Government Studies


66 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

teur, waardoor gestandaardiseerd berichtenverkeer mogelijk wordt, nauw


samen met de introductie van de toepassing.

Standaardisatie-innitiatieven
De beantwoording van de verschillende standaarden komt in grote lijnen
overeen. Geen van de standaarden heeft volgens de geënquêteerde be-
drijven een belangrijke invloed gehad op de vormgeving van de onder-
zochte toepassingen. Veel respondenten hebben bij elk van de vormge-
vingsaspecten met neutraal of met weet niet geantwoord. We moeten
daarom ook erg terughoudend zijn met formuleren van conclusies ten
aanzien van deze ‘karakteristiek van de toepassing’. Mogelijk vinden de
bedrijven het moeilijk om in te kunnen schatten welke standaarden uitein-
delijk een rol hebben gespeeld bij de vormgeving van de toepassing door
de overheid.

De helft van de ondervraagden ambtenaren heeft aangegeven dat de


standaardisatie van de mogelijkheid om data en systemen tussen bedrij-
ven en de overheid met elkaar te verbinden (ICT-interoperabiliteit) een
belangrijke invloed heeft gehad op de vormgeving van de onderzochte
toepassingen. Verder hebben vier ambtenaren aangeven dat zowel ge-
standaardiseerde definities van begrippen uit wet- en regelgeving als de
standaardisatie op het gebied van de architectuur van de elektronische
overheid volgens hen invloed hebben gehad op de vormgeving van de
toepassing.

Toekomstige ontwikkelingen
De verbetering van de kwaliteit van de gegevens die door bedrijven wor-
den overgedragen aan de overheid wordt door de meeste geënquêteerde
bedrijven (ongeveer 62%) genoemd als een ontwikkeling die invloed heeft
op de toekomstige ontwikkeling van de onderzochte toepassingen. Daar-
naast is door een meerderheid van de bedrijven aangegeven dat nog drie
andere ontwikkelingen invloed hebben op de verdere doorontwikkeling van
de toepassing, namelijk: verbetering van de naleving met betrekking tot
wettelijke verplichtingen (bijna 58%), verbetering van de efficiëntie van
de huidige doelstelling van de toepassing (ongeveer 56%) en verbetering
van de effectiviteit van de huidige doelstelling van de toepassing (bijna
56%).

Opvallend is dat een verlaging van de administratieve lasten voor bedrij-


ven door een minderheid van de respondenten (bijna 40%) genoemd
wordt als factor die invloed heeft op de verdere ontwikkeling van de on-
derzochte toepassingen.

Bij geen van de toekomstige ontwikkelingen is door de meerderheid van


de geïnterviewde ambtenaren aangegeven dat deze een belangrijke in-
vloed zullen hebben op de doorontwikkeling van de onderzochte toepas-
singen. Wel zijn vier ambtenaren van mening dat een viertal ontwikkelin-
gen (enigszins) invloed hebben op de toekomstige ontwikkeling van de
toepassing, namelijk: verbetering van de efficiëntie van de huidige doel-
stelling, verbetering van de effectiviteit van de huidige doelstelling, een
verlaging van de administratieve lasten voor bedrijven, en verbetering van
de prestaties van overheidsprocessen (bijvoorbeeld het versnellen van het
proces van terugbetaling, vergroten van de procescapaciteit).14

14
Bij de eerste drie genoemde doelstellingen heeft overigens een even groot aantal geïnter-
viewden aangegeven dat deze onderdelen juist helemaal geen invloed zullen hebben op de
toekomstige ontwikkeling van de toepassing (respectievelijk gaat het om 3, 4 en 3 onder-
vraagden).

Center for e-Government Studies


67 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Belemmerende factoren
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat volgens de meerderheid van
de geënquêteerde bedrijven geen belemmerende factoren een belangrijke
invloed zullen hebben op de toekomstige ontwikkeling van de onderzochte
toepassingen. De verplichting tot de mogelijkheid voor het aanleveren op
papier is een belemmering die het vaakst genoemd is. Maar het gaat hier
nog niet om 40% van de bedrijven. De scores van de andere belemmerin-
gen lopen uiteen van ongeveer 15% tot 30%. Bij elke belemmering heeft
ongeveer een derde van de respondenten zich niet expliciet uitgelaten
over de impact van de ontwikkeling op de introductie van de toepassing.
Deze groep deelnemers hebben neutraal of met weet niet geantwoord.

Uit de interviews komt naar voren dat slechts een beperkt aantal onder-
vraagde ambtenaren de verschillende factoren als een belemmering zien
voor de toekomstige ontwikkeling van de onderzochte toepassingen. De
twee factoren die door de meeste geïnterviewden als belemmerende facto-
ren zijn genoemd zijn gebrek aan adequate wetgeving en de verplichting
tot de mogelijkheid tot het aanleveren op papier. Bij beide factoren heb-
ben overigens even veel geïnterviewden (4) aangegeven dat de factoren
een belemmerende werking hebben op de toekomstige ontwikkeling van
de toepassing dan het aantal geïnterviewden dat het tegenovergestelde
van mening is.

Wat zijn de percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande de


reductie van administratieve lasten door toepassingen voor EBV
met de overheid in de praktijk?

Uit het onderzoek blijkt dat de percepties van de geënquêteerde bedrijven


ten aanzien van de reductie van administratieve lasten door de onderzoch-
te toepassingen uiteenlopen. Van de geënquêteerde bedrijven is bijna
45% van mening dat de toepassing in de praktijk (enigszins) een bijdrage
leveren aan de reductie van administratieve lasten. Ongeveer een vijfde
van de bedrijven is juist het tegenovergestelde van mening. Vervolgens
heeft bijna een derde van de bedrijven neutraal geantwoord.

De geënquêteerde bedrijven hebben aangegeven dat de toepassing vooral


tot een verbetering leidt op het gebied van de productiviteit van de admi-
nistratieve handeling (54,0%) en gebruiksgemak (52,2%). Wat verder
duidelijk naar voren is gekomen, is dat slechts een kleine groep respon-
denten van mening is dat de toepassing een positief effect heeft (gehad)
op de hoogte van de kosten bij de uitbesteding van administratieve hande-
lingen en het rendement van de toepassing op de benodigde investerin-
gen.

De meerderheid van de geïnterviewde ambtenaren is van mening dat de


onderzochte toepassingen in de praktijk een bijdrage leveren aan de re-
ductie van administratieve lasten voor bedrijven. Slechts ten aanzien van
de GMS-toepassing is aangegeven dat de toepassing in de praktijk geen
bijdrage levert aan de reductie van administratieve lasten voor bedrijven.
Er zou niet wezenlijk iets veranderd zijn tussen de oude en nieuwe werk-
wijze, de toepassing zou slechts gezorgd hebben voor een andere elektro-
nische wijze van aanleveren. Bovendien zou het gebruik van de toepassing
voor bedrijven ook kosten met zich meebrengen.

Center for e-Government Studies


68 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Wat zijn belangrijke overeenkomsten en verschillen tussen de per-


cepties van bedrijven en ambtenaren?

Administratieve lastenreductie in de praktijk


Het onderzoek heeft aangetoond dat over de mate waarin de onderzochte
toepassingen in de praktijk een bijdrage leveren aan de reductie van ad-
ministratieve lasten de meningen van de geënquêteerde bedrijven uiteen-
lopen lopen. Van de bedrijven is bijna 45% van mening dat de toepassing
in de praktijk daadwerkelijk (enigszins) een bijdrage levert aan de reductie
van administratieve lasten. Ongeveer een vijfde van de bedrijven is juist
het tegenovergestelde van mening. Vervolgens heeft bijna een derde van
de bedrijven neutraal geantwoord. Wat dit betreft ligt de beantwoording
van deze vraag niet in het verlengde van de uitkomst van de vraag naar
het wederom gebruik maken van de toepassing. Zo heeft namelijk de
meerderheid van de bedrijven aangegeven waarschijnlijk (31,5%) of zeker
(45,4%) weer van de toepassing gebruik te maken, als zij zelf de keuze
zouden hebben. Uit een nadere statistische analyse is gebleken dat een
(positieve) perceptie van bedrijven ten aanzien van de reductie van admi-
nistratieve lasten niet bepalend is voor het wederom gebruik maken van
de toepassing.

Verder is uit het onderzoek naar voren gekomen dat de geïnterviewde


ambtenaren overwegend positief zijn over de bijdrage die de onderzochte
toepassingen in de praktijk leveren aan de reductie van administratieve
lasten voor het bedrijfsleven. Volgens de ruime meerderheid van de amb-
tenaren (7) zorgt de toepassing in de praktijk daadwerkelijk voor een re-
ductie van administratieve lasten voor bedrijven.

Karakteristieken van de toepassing


We zullen hieronder kort de belangrijkste overeenkomsten verschillen be-
spreken tussen de percepties van bedrijven en ambtenaren ten aanzien
van Karakteristieken van de toepassing.

Doelstellingen van de toepassing


Bedrijven Ambtenaren
Verbetering van de prestaties van ach- Verbetering van de prestaties van ach-
terliggende overheidsprocessen terliggende overheidsprocessen
Verhogen van de kwaliteit van door Verbeteren van de kwaliteit van de
bedrijven aangeleverde gegevens dienstverlening aan bedrijven
Bevorderen van de effectiviteit van de Verlagen van de administratieve lasten
wetgeving voor bedrijven

Het onderzoek heeft aangetoond dat zowel de geënquêteerde bedrijven als


de geïnterviewde ambtenaren van mening zijn dat de verbetering van de
prestaties van de achterliggende overheidsprocessen één van de belang-
rijkste doelstellingen is geweest bij de introductie van de onderzochte toe-
passingen. Verder komt naar voren dat bedrijven vooral voordelen zien
voor het verder stroomlijnen van de overheidsprocessen (verhogen van de
kwaliteit van door bedrijven aangeleverde gegevens en bevorderen van de
effectiviteit van de wetgeving) dan dat deze voor hen als bedrijf (direct)
een belangrijk voordeel biedt. Opmerkelijk is ook dat de ambtenaren van
mening zijn dat een belangrijke doelstelling van de toepassing het verla-
gen van de administratieve lasten voor bedrijven is, terwijl bedrijven dit
juist niet als een belangrijke achterliggende doelstelling van de toepassing
zien.

Center for e-Government Studies


69 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Vormgeving van de administratieve infrastructuur


Bedrijven Ambtenaren
Vervangen van papierenberichten- Vervangen van papierenberichten-
stromen stromen
Verhogen van de kwaliteit van het pro- Verhogen van de kwaliteit van het pro-
ces van informatie-uitwisseling ces van informatie-uitwisseling
De introductie van een gegevensdistri-
buteur

Uit voorgaande blijkt dat zowel de meerderheid van de geïnterviewde


ambtenaren als de meerderheid van de geënquêteerde bedrijven van me-
ning is dat bij de vormgeving van de onderzochte toepassingen vooral de
nadruk heeft gelegen op de eerste orde effecten van de inzet van ICT. De
hoedanigheid van de gegevensdrager (vervanging van bestaande papieren
berichtenstromen) en de technologische vernieuwing van de toepassing
(verhogen van de kwaliteit van informatie-uitwisseling) zijn daarbij de be-
langrijkste vormgevingsaspecten.

De ambtenaren hebben verder ook aangegeven dat de introductie van een


gegevensdistributeur, waardoor gestandaardiseerd berichtenverkeer mo-
gelijk wordt een belangrijke samenhangende ontwikkeling is. Verder is
naar voren gekomen dat zowel de ambtenaren als bedrijven het heront-
werp van (de keten van) processen, zondanig dat de overheid is staat is
gegevens te presenteren die ze via derden heeft ingewonnen, als minst
samenhangende ontwikkeling beschouwen.

Standaardisatie-innitiatieven
Het onderzoek heeft aangetoond dat geen van de standaardisatie-
innitiatieven volgens de geënquêteerde bedrijven een belangrijke invloed
heeft gehad op de vormgeving van de onderzochte toepassingen. De geïn-
terviewde ambtenaren hebben daarentegen aangegeven dat de standaar-
disatie van de mogelijkheid om data en systemen tussen bedrijven en de
overheid met elkaar te verbinden (ICT-interoperabiliteit) de meeste in-
vloed heeft gehad op de vormgeving van de toepassing. Daarnaast is vol-
gens ongeveer een kwart van de geïnterviewde ambtenaren de standaar-
disatie op het gebied van de architectuur van de elektronische overheid
belangrijk geweest bij de vormgeving van de toepassing.

Toekomstige ontwikkelingen
Bedrijven Ambtenaren
Verbetering van de efficiëntie van de Verbetering van de efficiëntie van de
huidige doelstelling van de toepassing huidige doelstelling van de toepassing
Verbetering van de effectiviteit van de Verbetering van de effectiviteit van de
huidige doelstelling van de toepassing huidige doelstelling van de toepassing
Verbetering van de naleving met be- Verbetering van de prestaties van
trekking tot wettelijke verplichtingen overheidsprocessen
Verbetering van de kwaliteit (juistheid Verlagen van administratieve lasten
en volledigheid) van de gegevens die
door bedrijven worden overgedragen
aan de overheid

Uit het voorgaande komt naar voren dat zowel de geënquêteerde bedrij-
ven als de geïnterviewde ambtenaren van mening zijn dat de verbetering
van de efficiëntie van de huidige doelstelling en de verbetering van de ef-
fectiviteit van de huidige doelstelling invloed zullen hebben op de toekom-
stige ontwikkeling van de onderzochte toepassingen. Daarentegen ver-
schillen de ambtenaren en bedrijven wel qua mening over de invloed die
het beleid omtrent de verlaging van administratieve lasten voor bedrijven

Center for e-Government Studies


70 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

zal hebben op de toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Een groot


aantal van de geïnterviewde ambtenaren heeft aangegeven dat het beleid
aangaande de reductie van administratieve lasten invloed heeft op de toe-
komstige ontwikkeling van de toepassing, terwijl de meerderheid van de
geënquêteerde bedrijven juist het tegenovergestelde van mening is. Daar-
naast hebben bedrijven aangegeven dat ontwikkelingen rond de verbete-
ring van de kwaliteit (juistheid en volledigheid) van de gegevens die door
bedrijven worden overgedragen aan de overheid en de naleving met be-
trekking tot wettelijke verplichtingen invloed zullen hebben op de toekom-
stige ontwikkeling van de toepassing. Ambtenaren wijzen verder op de in-
vloed van de verbetering van de prestaties van overheidsprocessen op de
verdere doorontwikkeling van de toepassing.

Belemmerende factoren
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat volgens de geënquêteerde
bedrijven geen van de genoemde factoren belemmerend zullen werken op
de toekomstige ontwikkeling van de onderzochte toepassingen. Wel zijn de
twee belemmerende factoren die de hoogste score van de bedrijven heb-
ben ontvangen, ook door de geïnterviewde ambtenaren het vaakst ge-
noemd als mogelijke belemmeringen bij de toekomstige ontwikkeling van
de toepassing. Het gaat hierbij om een gebrek aan adequate wetgeving en
de verplichting tot de mogelijkheid tot het aanleveren op papier.

Wat zijn belangrijke overeenkomsten en verschillen met de meting


onder ambtenaren uit 2003?

Doelstelling van de toepassing


De resultaten van de studie onder ambtenaren komt in belangrijke mate
overeen met de bevindingen van het onderzoek van Arendsen uit 2003.
Ook bij dit onderzoek is allereerst naar voren gekomen dat volgens de
ambtenaren de nadruk van de toepassing ligt op de verbetering van het
functioneren van de overheid, in termen van de ‘verbetering van de pres-
taties van de overheidsprocessen’. Daarnaast hebben de geïnterviewde
ambtenaren bij dit onderzoek aangegeven dat de reductie van administra-
tieve lasten een belangrijke doelstelling van de toepassing is.

Er is wel een verschil tussen beide studies. Bij onze meting in 2008 onder
ambtenaren is verder als belangrijke doelstelling naar voren gekomen ‘het
verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening aan bedrijven. Bij het
onderzoek van Arendsen uit 2003 is deze doelstelling niet als belangrijk
aangemerkt, maar de doelstelling ‘verhogen van de kwaliteit van door be-
drijven aangeleverde gegevens. Deze doelstelling is overigens wel bij onze
studie genoemd door de geënquêteerde bedrijven als een belangrijke
doelstelling van de toepassing.

Vormgeving van de administratieve infrastructuur


Uit het onderzoek van Arendsen onder ambtenaren uit 2003 is een verge-
lijkbaar beeld naar voren gekomen. Ook bij zijn onderzoek is er sprake
van een grote nadruk op de vervanging van papier, de zogenaamde
hoedanigheid van de gegevensdrager. In zowel de totale populatie als de
twee afzonderlijke groepen (toepassing voor 2003 en toepassing vanaf
2003) die hij heeft onderzocht is de score rond de 50%. Dit duidt op een
sterke focus op eerste orde effecten door de inzet van ICT. Dit wordt ver-
sterkt door de relatief hoge scores in onze studie en de studie van Arend-
sen voor het alternatief ‘verhoging van de kwaliteit van het proces van in-
formatie-uitwisseling tussen bedrijven en de overheid’ (technologische
vernieuwing van de toepassing).

Center for e-Government Studies


71 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Standaardisatie-innitiatieven
Vergelijken we vervolgens de bevindingen van onze studie met de resulta-
ten van het onderzoek van Arendsen onder ambtenaren in 2003, dan kan
geconcludeerd worden dat bij beide studies nagenoeg dezelfde standaar-
den als belangrijk worden geacht door de ambtenaren. Voor onze onder-
zochte toepassingen (allen vanaf 2003) en de groep toepassingen vanaf
2003 die door Arendsen onderzocht zijn is naar voren gekomen dat vol-
gens de geïnterviewde ambtenaren een tweetal standaarden de vormge-
ving van de toepassing hebben beïnvloed, namelijk: ‘gestandaardiseerde
definities van begrippen uit wet- en regelgeving’ en ‘standaarden rond de
architectuur van de elektronische overheid’.

Verder komt uit beide studies naar voren dat ‘ICT-interoperabiliteit’ de


vormgeving van de toepassing sterk heeft beïnvloed, althans voor de door
Arendsen onderzochte toepassingen die voor 2003 operationeel waren
(44%). Bij de toepassingen die vanaf 2003 operationeel werden, lag rela-
tief veel minder nadruk op ICT interoperabiliteit (17%) en veel nadruk op
de thema’s met betrekking tot standaardisatie van berichten en de archi-
tectuur van de elektronische overheid (24%).15

Toekomstige ontwikkelingen
Vergelijken we de bevindingen van het onderzoek met de resultaten van
het onderzoek van Arendsen uit 2003 dan komt naar voren dat bij beide
meetmomenten de geïnterviewde ambtenaren van mening zijn dat een
verlaging van de administratieve lasten en een verbetering van de presta-
ties van overheidsprocessen invloed zullen hebben op de toekomstige
ontwikkeling van de toepassing.

Er zijn overigens ook twee verschillen tussen beide studies naar voren ge-
komen. Bij de studie van Arendsen is voor beide groepen toepassingen
(voor 2003 en vanaf 2003) door de geïnterviewde ambtenaren standaardi-
satie genoemd als een factor die invloed zal hebben op de toekomstige
ontwikkeling van de toepassing. Bij onze studie is deze factor niet als be-
duidend naar voren gekomen. Onze studie heeft vervolgens aangetoond
dat de efficiëntie en effectiviteit van de huidige doelstelling van de toepas-
sing volgens de geïnterviewde ambtenaren invloed zal hebben op de toe-
komstige ontwikkeling van de toepassing. Bij het onderzoek van Arendsen
is echter naar voren gekomen dat hier niet de nadruk op ligt bij de door-
ontwikkeling van de toepassing.

Belemmerende factoren
Het gebrek aan adequate wetgeving en de verplichting tot instandhouding
van een papieren aanlevermogelijkheid werden bij dit onderzoek door de
ambtenaren het vaakst genoemd als factoren die een belemmerende wer-
king hebben op de toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Bij het
onderzoek van Arendsen zijn deze factoren slechts door een klein percen-
tage respondenten genoemd. Wat betreft de factor ‘een gebrek aan ade-
quate wetgeving’ gaat het om 15% van de toepassingen operationeel voor
2003 en 10% van de toepassingen operationeel vanaf 2003. Bij de factor
‘verplichting tot de mogelijkheid tot het aanleveren op papier’ gaat het om
respectievelijk 3% voor toepassingen operationeel voor 2003 en 9% voor
toepassing operationeel na 2003.

15
Dit is volgens Arendsen (2008: 177) in lijn met de ontwikkeling waar duidelijk werd dat op
netwerk- en transport niveau een hoge mate van standaardisatie is bereikt en dat onderzoek
en praktijk zich meer en meer richten op de standaardisatie van berichten en processen.

Center for e-Government Studies


72 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Bij het bovengenoemde onderzoek van Arendsen zijn andere factoren naar
voren gekomen als belemmerd bij de doorontwikkeling van de toepassing.
Voor de toepassingen die in 2003 operationeel waren zijn de kosten voor
implementatie en beheer de grootste belemmeringen (32%). Bij de andere
groep toepassingen speelt deze factor nauwelijks. De leeftijd van de sys-
temen, het gebruik van gesloten standaarden, maar ook het feit dat deze
systemen zich reeds in de beheerfase bevinden, zijn hiervoor verklaringen.
Voor de toepassingen die vanaf 2003 operationeel werden, is een gebrek
aan richting en attitude bij e-overheidsinitiatieven de belangrijkste be-
lemmering (40%).

6.2 Discussie
Dit onderzoek is een vervolgmeting van het onderzoek van Arendsen naar
de effecten en karakteristieken voor elektronisch berichtenverkeer met de
overheid. Welke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en zijn deze
(meer) gericht op verbetering van de kwaliteit van de elektronisch over-
heidsdienstverlening en/of administratieve lastenreductie?

In deze paragraaf zullen we proberen een antwoord op deze vraag te for-


muleren. We doen dit door zowel te kijken naar de huidige bijdrage als de
toekomstige rol en betekenis die toepassingen voor elektronisch berich-
tenverkeer met de overheid (kunnen) vervullen bij de verbetering van
elektronische overheidsdienstverlening en de reductie van administratieve
lasten voor bedrijven.

6.2.1 Huidige rol en betekenis


Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat over de feitelijke reductie
van de administratieve lasten de meningen van de geënquêteerde bedrij-
ven uiteenlopen. Zo is 44% van de respondenten van mening dat de toe-
passing helemaal of enigszins bijdraagt aan de reductie van administratie-
ve lasten. Ongeveer 20% is daarentegen van mening dat dit (helemaal)
niet het geval is. De overige bedrijven hebben neutraal of met weet niet
geantwoord (36%).

De perceptie van bedrijven is dat vooral overheidsinterne doelen worden


nagestreefd. Een meerderheid van de respondenten is van mening dat de
toepassing voor elektronisch berichtenverkeer met name bijdraagt aan de
verhoging van de kwaliteit van de door bedrijven aangeleverde gegevens,
de verbetering van de prestaties van overheidsprocessen en bevordering
van de effectiviteit van de wetgeving. Verlaging van administratieve lasten
als mogelijke achterliggende doelstelling wordt slechts door een derde van
de respondent genoemd.

Eenzelfde beeld geld ten aanzien van de thema’s die van invloed zijn op de
toekomstige ontwikkeling van de toepassing. Een ruime meerderheid van
de geënquêteerde bedrijven verwacht met name beïnvloeding vanuit over-
heidsinterne thema’s en doelen (o.a. kwaliteit van aangeleverde gegevens
en verbetering van naleving). De laagste scores zijn voor de verwachte
invloed vanuit verlaging van administratieve lastenverlichting.

De bedrijven zien van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer


met de overheid vooral voordelen voor het verder stroomlijnen van de
overheidsprocessen. De ondernemers lijken ook meer in tijdwinst dan in
totale kosten van de administratieve handelingen te redeneren (rende-

Center for e-Government Studies


73 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

ment en beheerskosten zijn veelal bij de bedrijven niet bekend). De ‘eige-


naren van de toepassingen’ (geïnterviewde ambtenaren) hebben overigens
een veel positievere kijk op de bijdrage die toepassingen voor elektronisch
berichtenverkeer met de overheid leveren aan de reductie van administra-
tieve lasten voor het bedrijfsleven dan de geënquêteerde bedrijven.

6.2.2 Toekomstige rol en betekenis


De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven is vaak één
van de doelstellingen die de overheid voor ogen heeft met de invoering
van elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Veelal hanteert zij
daarbij als uitgangspunt dat papieren berichtenstromen vervangen moeten
worden voor elektronisch berichtenstromen. Bij de vormgeving van de
toepassing komt echter meer kijken dan alleen het vervangen van papie-
renberichtenstromen. Door een aantal van de respondenten is hier ook
terecht op gewezen.

“Er is geen wezenlijk verschil in de benodigde arbeid om enerzijds


ene papieren of anderzijds een digitale aangifte in te vullen.”

“Er moet nog steeds hetzelfde worden verwerkt als voorheen. Nu al-
leen niet meer op papier maar in de computer.”

“Alle berichten moeten sowieso bewaard worden in de administratie,


het maakt niet uit of dit nou digitaal of schriftelijk gebeurd.

Volgens een aantal van de geënquêteerde bedrijven heeft het ook geen
enkele zin om een papierenaangifte om te zetten in een elektronisch aan-
gifte, als vervolgens de uitvraag van gegevens alleen maar toeneemt.

“Gemiddeld zal het een administratieve reductie kunnen opleveren,


mits er niet een uitbreiding volgt van de gevraagde gegevens.”

“Een aantal ICT toepassingen vergemakkelijkt de administratieve


last voor het bedrijf. Daartegenover staat dat er steeds meer admi-
nistratief (moet) worden vastgelegd.”

“Er komen steeds meer regeltjes. En als het een keer goed werkt,
dan hebben ze al weer wat nieuws uitgedokterd en begint de papie-
renrommel weer op nieuw.”

Wijzig niet alleen de wijze van aanlevering van gegevens maar ook
de hoeveelheid gegevens (gegevensuitvraag)

Wanneer een overheidsorganisatie besluit om een specifieke toepassing


voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid in te voeren, dan is
het raadzaam om niet alleen de papieren aangifte om te zetten in een
elektronische aangifte (dus te kijken naar de gegevensdrager), maar tege-
lijkertijd ook de gegevensuitvraag te beperken. Beperk je als overheidsor-
ganisatie tot het uitvragen van die gegevens die voor jouw aangifte nood-
zakelijk zijn en waar je nog niet over beschikt. Veel gegevens van bedrij-
ven zijn bij verschillende overheidsorganisaties al voorhanden en hoeven
dus niet nogmaals uitgevraagd te worden. Dit ongenoegen werd door ver-
schillende van de geënquêteerde bedrijven geuit.

“CLIENT levert ons niet echt een lastenverlichting op. Voor de intro-
ductie van CLIENT hoefde slechts een telefoontje naar de Planten-
kundige Dienst te worden gepleegd, waarna vervolgens de lading en
het fytosanitaire document werd gecontroleerd. Nu dienen veel ge-

Center for e-Government Studies


74 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

gevens (ook die niet van belang zijn voor onze administratie) te
worden vastgelegd in CLIENT.”

“Gebundelde informatie i.p.v. verschillende stromen die niet syn-


chroon lopen scheelt tijd en bevordert de administratieve snelheid.”

“Er komen alleen maar administratieve lasten bij doordat elke over-
heidsinstantie (o.a. Dienst Regelingen, VWA, AID etc.) alle gegevens
elektronisch wil ontvangen op hun eigen manier, waardoor je als on-
dernemer op diverse verschillende manieren dezelfde gegevens
moet verzenden en opslaan.”

Formuleer duidelijke en haalbare doelstellingen ten aanzien van de


inzet van ICT bij de verbetering van de overheidsdienstverlening
en/of de reductie van administratieve lasten

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het elektronificeren van het
berichtenverkeer tussen bedrijven en de overheid niet automatisch leidt
tot een verbetering van de overheidsdienstverlening en/of een administra-
tieve lastenreductie voor het bedrijfsleven tot gevolg heeft ( althans vol-
gens de perceptie van de geënquêteerde bedrijven). In een aantal geval-
len leiden toepassing voor EBV zelfs tot onbedoelde neveneffecten (zie
Arendsen, 2008). Een terechte vraag is dan ook of de mogelijkheden van
elektronisch berichtenverkeer met de overheid (aan de reductie van admi-
nistratieve lasten) niet te optimistisch worden ingeschat. Door de Commis-
sie Regeldruk Bedrijven (2009)16 is deze vraag bevestigend beantwoord.
Zij concludeert dat overheidsorganisaties de bijdrage van ICT-projecten
aan lastenreductie nogal eens te optimistisch inschatten en de reductie
later dan gedacht wordt gerealiseerd. In navolging van de commissie vin-
den wij het belangrijk dat de effecten van (ICT-)projecten (op regeldruk)
beter in kaart worden gebracht:

“De commissie constateert dat de effecten van ICT-projecten op de


vermindering van regeldruk vaak optimistisch worden ingeschat en
de implementatie van ketenprojecten traag verloopt vanwege knel-
punten die niet veel meer met ICT zelf van doen hebben, zoals on-
voldoende draagvlak, onvoldoende inzicht op een overtuigende busi-
ness case, organisatorische veranderingen, standaardisatie en ken-
nisbehoefte over implementatie. De praktijk van ICT en regeldruk is
dus weerbarstig. Daarom is naast een goede samenwerking in de ke-
ten het hebben van een beoordelingskader ook belangrijk.”

Momenteel worden hiertoe belangrijke stappen gezet. De Regiegroep Re-


geldruk ontwikkelt samen met de ministeries van BZK en EZ een beoorde-
lingskader voor ICT projecten. Het doel hiervan is het bepalen en verster-
ken van de bijdrage van (ICT-)projecten aan de vermindering van regel-
druk.

Zorg ervoor dat de gegeven die bedrijven via de toepassing moe-


ten aanleveren aan de overheid aansluiten op de gegevens die de
bedrijven vanuit hun eigen bedrijfsproces al beschikbaar hebben

Wanneer gekozen wordt tot een elektronische wijze van informatie-


uitwisseling tussen bedrijven en overheden dan is het belangrijk dat de
wijze van gegevensuitvraag aansluit op de primaire bedrijfsprocessen en
bedrijfsmatig gegenereerde gegevens van de bedrijven. Maar is dit in de

16
Commissie Regeldruk Bedrijven. Brief aan de staatssecretaris van Economische Zaken.
Onderwerp: Regeldruk Bedrijven en ICT. ’s-Gravenhage, 25 mei 2009.

Center for e-Government Studies


75 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

dagelijkse uitvoeringspraktijk wel het geval? Uit ons onderzoek is naar vo-
ren gekomen dat dit lang niet altijd het geval is. De meerderheid van de
geënquêteerde bedrijven (bijna 60%) heeft weliswaar aangegeven dat de
gegevens die zij via de toepassing moeten aanleveren aan de overheid
aansluiten op de gegevens die zij vanuit hun eigen bedrijfsproces al be-
schikbaar hebben, maar toch hebben ook een aantal ondernemers aange-
geven problemen te ondervinden met het aanleveren van gegevens uit
hun eigen bedrijfsadministratie aan de overheid.

“Systeem sluit soms niet helemaal aan op andere soortgelijke over-


heidssystemen.”

De Commissie Regeldruk Bedrijven (2009) heeft ook aangegeven dat de


vraag van de overheid naar gegevens van bedrijven en de wijze waarop
bedrijven gegevens genereren onvoldoende op elkaar aansluiten.

“Een belangrijk knelpunt is de wijze waarop de gegevensuitwisseling


tussen bedrijven en overheden nu verloopt. De overheid heeft voor
haar beleidsontwikkeling, de uitvoering van haar taken (wetgeving,
toezicht, inspecties) en beleidsverantwoording gegevens van bedrij-
ven nodig. Daarbij wordt niet gekeken naar welke gegevens bedrij-
ven uit zichzelf – dat wil zeggen de interne gegevensstroom voor het
bedrijfsproces – kunnen genereren. Daar komt bij dat bedrijven op
dit moment met tal van verschillende vormen van gegevensuitvraag
vanuit tal van overheidsinstanties te maken hebben.”

Volgens de Commissie is het belangrijk om een fundamentele omslag in


beleid, uitvoering en regelgeving te maken, door uit te gaan van de pri-
maire processen en de gegevens in de administraties van bedrijven. Werk
van buiten naar binnen. Hierbij is het volgens haar belangrijk dat met ICT
de mogelijkheden worden benut om te komen tot een nieuwe werkwijze,
waarbij gegevens die de overheid van bedrijven nodig heeft klaargelegd
kunnen worden door bedrijven en opgehaald kunnen worden door overhe-
den. Vervolgens is het ook belangrijk dat de begrippen die de overheid
hanteert aansluiten bij het meest gangbare of gemiddeld dominante begrip
in het bedrijfsleven en dat de begrippen in het elektronisch berichtenver-
keer in ketens en netwerken meervoudig toepasbaar zijn.

Leg de focus meer op het verbeteren van de (elektronische) over-


heidsdienstverlening in plaats van het reduceren van de admini-
stratieve lasten (voor bedrijven)

Is de term ‘administratieve lastenreductie’ inmiddels niet een veel te ach-


terhaalde en/of beladen term geworden? Is verbetering van efficiëntie en
de effectiviteit van overheidsprocessen niet een beter argument om te kie-
zen voor elektronisch berichtenverkeer? Uiteindelijk is zowel de overheid
als het bedrijfsleven vooral gebaat bij een overheid die efficiënt, doelmatig
en klantgericht werkt. Dit kan voor beide partijen voordelen betekenen
qua tijd (inspanning) en kosten. Administratieve lastenreductie kan beter
gezien worden als een onderliggende doelstelling van de kwaliteitsverbete-
ring van (e-) overheidsdienstverlening.

6.3 Reflectie
De resultaten van dit onderzoek geven overheidsinstellingen inzicht in de
percepties van bedrijven en ambtenaren aangaande toepassingen voor
elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Op een aantal punten
biedt het onderzoek ook concrete aanknopingspunten om de (elektroni-

Center for e-Government Studies


76 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

sche) overheidsdienstverlening aan bedrijven te verbeteren. Zowel vanuit


het perspectief van het verbeteren van de kwaliteit van de overheids-
dienstverlening als het perspectief van de vermindering van de administra-
tieve lasten voor het bedrijfsleven geven de resultaten van het onderzoek
belangrijk inzichten.

Bij het onderzoek is een beperkt aantal toepassingen voor elektronisch be-
richtenverkeer met de overheid bestudeerd. Een aantal van deze toepas-
singen kent ook een relatief lager respons. Dit brengt met zich mee dat de
bevindingen van het onderzoek niet gegeneraliseerd kunnen worden naar
alle toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Wel
is gestreefd naar geldige kennis, in de zin dat generalisaties mogelijk zijn
naar de verschillende verschijnselen die in het onderzoek zijn betrokken
(vergelijk Van der Veen: 1988, 1990).

Voor het uitzetten van de enquête zijn adressen van gebruikers van de
onderzochte toepassingen vergaard bij verschillende overheidsinstanties
(eigenaren van de toepassingen). Om verschillende redenen was het ver-
krijgen van adressen een erg arbeidsintensieve exercitie. Bij de verschil-
lende instanties is allereerst gevraagd om toestemming voor het vrijgeven
van adressen ten behoeve van het onderzoek. Vervolgens is met deze
‘vrijwaring’ gericht binnen de betreffende organisaties een verzoek uitge-
zet voor het krijgen van een adressenbestand.

Er is voor gekozen om bij het onderzoek niet expliciet naar feitelijke re-
ductiecijfers te kijken, maar de focus te leggen op de beleving (perceptie)
van bedrijven en ambtenaren aangaande verschillende aspecten van der-
gelijke toepassingen. De overweging hierbij is dat voor het vereenvoudi-
gen van wet- en regelgeving het niet alleen van belang is om te weten
hoeveel tijd en geld een ondernemer kwijt is aan een specifieke informa-
tieverplichting, maar ook wat de beleving van de ondernemer is ten aan-
zien van de betreffende informatieverplichting.

Deze keuze roept wel een aantal vragen op. In hoeverre leveren de toe-
passingen (volgens berekeningen van het kabinet) in de praktijk een bij-
drage aan de reductie van administratieve lasten (gemeten in kosten en
tijd die gemoeid is met de informatieverplichtingen voor het bedrijfsle-
ven)? In hoeverre komen de percepties van de bedrijven over de bijdrage
die toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de overheid leve-
ren op de administratieve lasten voor het bedrijfsleven overeen met de
feitelijke reductiecijfers? Is er daadwerkelijk sprake van een reductie of
ervaren bedrijven dit slechts en hebben zij eigenlijk geen (goed) zicht op
de werkelijke besparing (kosten en tijd) van de toepassing?

6.4 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek


Naar (toepassingen van) elektronisch berichtenverkeer met de overheid is
nog relatief weinig onderzoek gedaan. Dit onderzoek levert nieuwe kennis
over de percepties van ambtenaren en bedrijven over toepassingen voor
elektronisch berichtenverkeer met de overheid. Hiermee ontstaat meer
inzicht over de relatie van bedrijven met de zich ontwikkelende elektroni-
sche overheid.

Vervolgonderzoek zou vorm kunnen krijgen in een herhaalmeting. Over


bijvoorbeeld drie jaar zou een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd kunnen
worden om te zien in hoeverre veranderingen zich hebben voorgedaan en

Center for e-Government Studies


77 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

of deze meer gericht zijn op verbetering van de overheidsdienstverlening


en/of administratieve lastenreductie. Een nieuwe meting geeft de moge-
lijkheid om ontwikkelingen in de tijd te presenteren. De vervolgmeting zou
ook uitgebreid kunnen worden met een nieuwe set toepassingen voor
elektronisch berichtenverkeer met de overheid.

Bovendien is het aan te raden om meer diepgaand onderzoek te doen naar


de bijdrage die toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de
overheid leveren aan de reductie van administratieve lasten voor bedrij-
ven. Naast percepties van bedrijven zal ook naar feitelijke reductiecijfers
gekeken kunnen worden. Komen de percepties van bedrijven overeen met
de administratieve lastenreductie berekeningen van de overheid, of laten
deze juist belangrijke verschillen zien/

Tot slot is het aan te raden om een internationale studie te doen naar het
gebruik van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de over-
heid. Welke toepassingen worden in andere (Europese) landen gebruikt?
In hoeverre leveren deze toepassingen een bijdrage aan de verbetering
van de overheidsdienstverlening en/of administratieve lastenreductie voor
bedrijven? Wat zijn belangrijke overeenkomsten en verschillen tussen ver-
schillende landen wat betreft bijvoorbeeld de invoering, het gebruik, de
karakteristieken van en de bijdrage aan de reductie van administratieve
lasten van toepassingen voor elektronisch berichtenverkeer met de over-
heid?

Dankwoord
Op deze plaats willen wij iedereen bedanken die op één of andere wijze
heeft gelopen bij de uitvoering van het onderzoek en/of het schrijven van
deze rapportage.

In de eerste plaats zijn wij dank verschuldigd aan de begeleidings-


commissie van het onderzoek, bestaande uit de leden:
• Drs. Linda Lichtenberg (Belastingdienst);
• Drs. Erik Wijnen (Ministerie van Economische Zaken);
• Prof. Dr. Ronald Leenes (Universiteit van Tilburg);
• Dr. Ir. Rex Arendsen (Center for e-Government Studies).

Hun advies bij de uitvoering van het onderzoek en review van verschillen-
de tussenrapportages hebben wij als erg waardevol ervaren.

Vervolgens willen wij alle geïnterviewde ambtenaren en geënquêteerde


bedrijven bedanken voor hun deelname aan het onderzoek. Zonder hen
was dit onderzoek niet mogelijk geweest.

Ook zijn we dank verschuldigd aan de personen die advies hebben gege-
ven bij de uitvoering van het onderzoek en/of de verschillende concept-
rapportages hebben gereviewd. In het bijzonder gaat hierbij onze dank uit
naar:
• Jurjen Jansen MSc (Center for e-Government Studies);
• Dr. Lidwien van de Wijngaert (Center for e-Government Studies);
• Drs. Eltina Dijkstra (Belastingdienst);
• Peter Scholte MBA (Belastingdienst);
• Dr. Piet Kommers (Universiteit Twente).

Center for e-Government Studies


78 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Ten slotte gaat onze dank uit naar dr. Oscar Peters voor de ondersteuning
bij de uitvoering van verschillende aanvullende statistische analyses.
Hiermee heeft onze analyse en verslaglegging van de onderzoeks-
bevindingen een belangrijke verdieping gekregen.

Center for e-Government Studies


79 Percepties van bedrijven over elektronisch berichtenverkeer met de overheid

Referenties
Arendsen, R. (2008). Geen bericht, goed bericht. Een onderzoek naar de
effecten van de introductie van elektronisch berichtenverkeer met de
overheid op de administratieve lasten van bedrijven. Vossiuspers UvA –
Amsterdam: University Press.
Boerderij (2003) De regelingen, goed om te weten. In: weekblad voor de
landbouw, special april 2003.
Boog, J.J. en Lin, M.H.H. van. Reductie administratieve lasten door ICT.
ISBN: 90-371-0800-8. Bestelnummer: A0012. Zoetermeer: EIM.
CBS (1995). Van papier naar digitaal … dat loont, Respons. Heerlen: Cen-
traal Bureau voor de Statistiek.
Commissie Administratieve Lasten (Commissie Slechte) (1999a). De pa-
pierberg te lijf, Tussenrapportage Deel II. Den Haag.
Commissie Administratieve Lasten (1999b). Branche-overstijgende initia-
tieven en Branche-specifieke projecten, Tussenrapportage Deel II. Den
Haag.
Commissie Administratieve Lasten (1999c). Regels zonder overlast, Eind-
rapportage van de Commissie Administratieve Lasten. Den Haag.
Dijk, J.A.G.M. van (2001). E-government. In: Bouwman, H., Dijk,
J.A.G.M., van, Hoof, B. van der Wijngaert, L. van de, ICT in Organisa-
ties: adoptie, implementatie, gebruik en effecten. Amsterdam: Boom.
EIM (1998). Verlicht ICT administratief leed van bedrijven?, onderzoek in
het kader van Elektronische Heerendiensten, in opdracht van het Minis-
terie van Financiën, Zoetermeer.
Gemengde Commissie Allez (2003). Meer ondernemerschap met minder
regels, Rapportage implementatieplannen administratieve lasten EZ-
regelgeving.
HBAG (2005). Exportgegevens voor HBAG en CBS nu in een keer verstu-
ren, via elektronisch postkantoor van de overheid, Groot Handelsblad,
Vereniging van Groothandelaren in Bloemkwekerijprodukten, Hoofdbe-
drijfschap Agrarische Groothandel (HBAG).
Interdepartementale Projectdirectie Administratieve Lasten (IPAL) (2003).
Meten is weten, handleiding voor het definiëren en meten van admini-
stratieve lasten voor het bedrijfsleven. Den Haag: Ministerie van Financi-
en.
Mathijssen, L., Dael, R. van, Heijink, F. (2004). Andere overheid, andere
bedrijven, andere systemen, Over het Programma CLIENT: een geslaag-
de samenwerking om grenscontroles te verbeteren, parernote nr. 16. ’s-
Gravenhage: Het Expertise Centrum.
Ministerie van Economische Zaken (1999). Reactie kabinet op tussenrap-
portage Commissie Administratieve Lasten, Tweede Kamer, vergaderjaar
1999-2000, 24 036, nr. 138, Den Haag.
Ministerie van Economische Zaken (2004). De Rijksbrede ICT-agenda,
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 26643, nr. 47. Den Haag.
Ministerie van Economische Zaken (2006). Factor ICT. Den Haag: Directo-
raat-generaal Energie en Telecom.
Ministerie van Financiën (2004). Meer ruimte voor ondernemers door min-
der lasten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 29515, nr.1. Den
Haag.
Ministerie van Financiën (2005). Vermindering administratieve lasten: nu
volle kracht vooruit, Kabinetsplan aanpak administratieve lasten, Tweede
Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29515, nr. 59. Den Haag.

Center for e-Government Studies


80 Marc ter Hedde, Rex Arendsen & Jan van Dijk

Ministerie van Financiën (2006). Dit willen we nog even kwijt, Kabinets-
plan aanpak administratieve lasten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-
2007, 29515, nr.162. Den Haag.
Ministerie van Financiën (2007). Merkbaar minder regeldruk!, Kabinetsplan
aanpak administratieve lasten, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007,
29515, nr. 202, Den Haag.
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (2003). Documentatie,
Themadag Elektronisch Berichtenverkeer LNV, 5 februari 2003.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2003a). Informatiestromen Goede-
renvervoer- en Verkeer, Tussenrapportage. ‘’s-Gravenhage.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2003b). Informatiestromen en –
processen binnen de overheidcommunity, Inputdocument voor de over-
heidscommunity. Den Haag: Directoraat-generaal Goederenvervoer.
Nijsen, A.F.M. (2003). Dansen met de Octopus, Een bestuurskundige visie
op informatieverplichtingen van het bedrijfsleven in de sociale rechts-
staat. Delft: Eburon.
OECD (2007). Netherlands, OECD e-Government Studies, ISBN 978-92-
64-03028-2, Organisation for Economic Co-operation and Development.
Rijksvoorlichtingsdienst (2005). Informatie handelsregister elektronisch
aanleveren en verkrijgen, persbericht ministerraad, Ministerie van Eco-
nomische Zaken, 18 februari 2005.
Rijkswaterstaat (2002). Papierarm varen, de toekomst van de binnen-
vaart, Scheepvaart en Transport Informatie Services, Adviesdienst Ver-
keer en Vervoer, CD-ROM.
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (1998). Instellingsregeling
Commissie Administratieve Lasten, nr. 232, p. 9.
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2003a). Wijzigingen van
enkele belastingwetten c.a. (Belastingplan 2004), nr. 526, p. 9.
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2003b), Besluit gegevens-
verwerking CBS, nr. 552, jaargang 2003.
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2004a). Wet elektronisch
bestuurlijk verkeer, nr. 214.
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2004b). Wet op het Cen-
traal bureau voor de statistiek, nr. 695.
Staatscourant (2004). Regeling Wijziging diverse veterinaire regelingen,
met betrekking tot procedures voor veterinaire controles in de grensin-
spectieposten, nr. 189.
Staatscourant (2004). Regeling statistieken goederenvervoer, nr. 252, 29.
Stevens, L.G.M. (2005). De top 10 van hinderlijke regels, Aanbevelingen
aan het kabinet voor de aanpak van de meest hinderlijke nalevingskos-
ten voor ondernemers, Commissie Stevens.
Veen, R.J. van der. (1988). Intensieve benadering. In: W. Derksen et al.,
De praktijk van onderzoek. Groningen.
Veen, R.J. van der (1990). De sociale grenzen van beleid. Lei-
den/Antwerpen.
Verschuren, P en Doorewaard, H. (2004). Het ontwerpen van een onder-
zoek. Derde druk, vijfde oplage. Utrecht: Uitgeverij LEMMA BV.

Center for e-Government Studies

You might also like