You are on page 1of 259

Instantie

Rechtbank Den Haag


Datum uitspraak
10-12-2015
Datum publicatie
11-12-2015
Zaaknummer
(09/842489-14) ,(09/767038-14 en 09/767313-14),(09/767174-13 en 09/765004-15),
(09/767146-14), (09/767256-14), (09767238-14 en 09/827053-15), (09/767237-14),
(09/765002-15), (09/767077-14)
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bijzondere kenmerken
Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie
Tot 6 jaar celstraf voor deelnemers criminele terroristische organisatie
De rechtbank Den Haag heeft alle 9 verdachten 8 mannen en 1 vrouw in de
zogenoemde Context-zaak veroordeeld tot celstraffen oplopend tot 6 jaar.
Criminele organisatie met terroristisch oogmerk
6 van de mannen zijn veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie met
een terroristisch oogmerk. Ze krijgen hiervoor celstraffen varirend van 3 jaar
waarvan 1 jaar voorwaardelijk tot 6 jaar.
2 van de mannen zijn volgens de rechtbank meelopers. Een van hen wordt veroordeeld
voor opruiing tot 43 dagen celstraf, plus 2 maanden voorwaardelijk. De ander die voor
een zeer korte periode heeft deelgenomen aan een Syrisch trainingskamp krijgt 55
dagen celstraf, plus 6 maanden voorwaardelijk. De vrouw heeft geen deel uitgemaakt
van de organisatie. Zij wordt veroordeeld voor n opruiende retweet tot 7 dagen
celstraf.
Haagse ronselorganisatie
De rechtbank stelt voorop dat concrete gedragingen strafbaar zijn en niet het
gedachtengoed van de verdachten. Volgens de rechtbank maken de 6 verdachten deel
uit van een Haagse ronselorganisatie die zich bezighield met het opruien en ronselen
en het faciliteren en financieren van jongeren die naar Syri wilden afreizen om te
gaan vechten. Van de 6 mannen nemen 2 tot op heden deel aan de gewapende strijd in
Syri, een 3e man is daarvan teruggekeerd in Nederland.
Aan 2 van de mannen zijn hogere straffen opgelegd dan door het Openbaar Ministerie
(OM) werd geist. Een van de Syrigangers kreeg dezelfde straf als geist. De anderen
kregen lagere straffen, omdat hun rol kleiner was dan door het OM werd gesteld en ze
van een aantal feiten zijn vrijgesproken.
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk 2: De beschuldigingen
Hoofdstuk 3: Rechtsmacht
Hoofdstuk 4: Het onderzoek
Hoofdstuk 5: Rechercheren op het internet (Facebook en Twitter)
Hoofdstuk 6: De ontwikkelingen in Syri
Hoofdstuk 7: Het toepasselijk recht
Hoofdstuk 8: Terroristische misdrijven
Hoofdstuk 9: Overige niet-ontvankelijkheidsverweren
Hoofdstuk 10: Opvattingen van de verdachten over de gewapende jihadstrijd in Syri
Hoofdstuk 11: Opruiing en verspreiding ter opruiing, het juridisch kader
Hoofdstuk 12: Opruiing en verspreiding ter opruiing zoals ten laste gelegd
Hoofdstuk 13: Werven voor de gewapende strijd, het juridisch kader
Hoofdstuk 14: Werven voor de gewapende strijd zoals ten laste gelegd
Hoofdstuk 15: Samenspanning tot, voorbereiding en bevordering van en deelneming aan
training voor terroristische misdrijven, het juridisch kader
Hoofdstuk 16: Deelneming aan training voor terroristische misdrijven, zoals ten laste gelegd
Hoofdstuk 17: Samenspanning tot, voorbereiding en bevordering van en deelneming aan
training voor terroristische misdrijven, zoals ten laste gelegd
Hoofdstuk 18: Deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie
Hoofdstuk 19: Overige feiten Azzedine C.
Hoofdstuk 20: Overige feiten Moussa L.
Hoofdstuk 21: Het bewezenverklaarde, de strafbaarheid daarvan en de strafbaarheid van de
verdachten

Hoofdstuk 22: De strafoplegging


Hoofdstuk 23: De inbeslaggenomen voorwerpen
Hoofdstuk 24: De toepasselijke wetsartikelen

1 Inleiding
1.1
Volgens veel verdachten staat in dit proces d islam - of in elk geval hn islamitisch geloof terecht. Ook de verdediging heeft in verschillende toonaarden aangevoerd dat dit proces
neerkomt op criminalisering van een geloofsovertuiging. Niet de gedragingen van de
verdachten, maar hun gedachtegoed wordt vervolgd en berecht, aldus de verdediging. En de
mogelijk onwelgevallige uitingen die de verdachten hebben gedaan zouden geheel of althans
voor een groot deel worden beschermd door het ook de verdachten toekomende recht op vrije
meningsuiting. Deze verwijten geven de rechtbank aanleiding dit vonnis te beginnen met
enkele algemene overwegingen over de vrijheid van denken en geloof, de vrijheid van
godsdienst en levensovertuiging en de vrijheid van meningsuiting.
1.2
Het recht van een ieder op vrijheid van gedachte, geweten en geloof is absoluut. Wat mensen
denken en geloven, kan niet strafbaar zijn. Alleen gedragingen kunnen dat zijn, waaronder
begrepen het doen van uitlatingen, het voeren van overleg, het maken van plannen of
afspraken, en in een beperkt aantal gevallen het nalaten waar handelen geboden was.
1.3
De vrijheid van godsdienst omvat meer dan de vrijheid van geloven. Het is het recht van een
ieder zijn godsdienst te belijden, individueel of in gemeenschap met anderen. Belijden houdt
ook in het zich, alleen of in groepsverband, gedragen naar het aangehangen geloof. Daaronder
vallen het onderhouden van religieuze geboden en voorschriften, het uiting geven aan de
geloofsovertuiging in erediensten, het overdragen daarvan in onderwijs en opvoeding, het
verkondigen van de geloofsovertuiging en het oprichten van organisaties met een godsdienstig
doel.
1.4
De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is stevig verankerd in de Nederlandse (en
Europese) rechtsorde. Deze vrijheid is een kostbaar bezit, juist omdat zij gelijkelijk geldt voor
alle godsdiensten en levensovertuigingen. Zij geldt voor het christendom, het jodendom, het
hindoesme, het boeddhisme, het humanisme en vanzelfsprekend ook voor de islam, in al haar
stromingen, richtingen en variaties.
1.5
De vrijheid van meningsuiting vormt n van de fundamenten van onze democratische
samenleving en is een voorwaarde voor vooruitgang van de samenleving en de ontwikkeling
van elk mens. Een democratische samenleving kenmerkt zich door pluralisme, tolerantie en

ruimdenkendheid en vergt daarom dat er ook ruimte is voor het uitdragen van informatie,
denkbeelden en opvattingen die de Staat of een groot deel van de bevolking choqueren,
kwetsen of verontrusten. Ook het recht op vrijheid van meningsuiting is stevig verankerd in
de Nederlandse (en Europese) rechtsorde.
1.6
Aan de uitoefening van deze vrijheden kunnen beperkingen worden gesteld, onder meer ter
bescherming van de rechten en vrijheden van anderen of vanwege publieke belangen. Zo staat
het bij voorbeeld niet vrij mensen te beledigen of te bedreigen, in het openbaar aan te zetten
tot discriminatie van of haat of geweld tegen mensen vanwege onder meer hun ras, godsdienst
of seksuele gerichtheid, of in het openbaar op te ruien tot het plegen van strafbare feiten. Deze
beperkingen moeten echter wel altijd (i) bij wet zijn voorzien, (ii) een geoorloofd doel dienen
en (iii) noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
1.7
De rechtbank zal dit toetsingskader later in dit vonnis nader uitwerken en op basis daarvan
oordelen of aan zes van de verdachten verweten uitingen opruiend en dus strafbaar zijn. Zij
wil er echter nu reeds geen misverstand over laten bestaan dat niet strafbaar zijn:

i) het bijeenkomen om de Koran te bestuderen of zich te verdiepen in de islam of


bepaalde richtingen binnen de islam, waar onder de salafistische;

ii) het doen van dawah dawah is het uitnodigen tot de islam , of dit nu gebeurt in
besloten ruimtes, op straat of op het internet;

iii) het organiseren van en meedoen aan demonstraties, of daarin nu aandacht wordt
gevraagd voor de positie van islamitische gedetineerden of geprotesteerd wordt tegen
de onderdrukking van het Syrische volk door Assad, de vertoning van een film of
tegen voorgenomen maatregelen betreffende het dragen van gezichtsbedekkende
kleding;

iv) het inzamelen van geld of goederen voor humanitaire hulp aan de slachtoffers van
het geweld in Syri;

v) het ageren tegen de buitenlandse politiek van het Westen of Nederland, of dat nu
gaat over Syri of Isral en Palestina, en of dat nu gebeurt in klassieke media, op
sociale media of middels demonstraties;

vi) het op dezelfde wijze ageren tegen de democratie als regeringsvorm en kritiek
uiten op de wijze waarop daaraan in Nederland vorm wordt gegeven;

vii) het openlijk sympathiseren met de doelen en daden van terroristische organisaties,
zoals IS en al-Qaeda, ook als dit gebeurt op tendentieuze websites.

Dat dit allemaal kan, mits uiteraard op vreedzame wijze en met respect voor de rechten en
vrijheden van anderen, is n van de verworvenheden van de democratische rechtsstaat.
1.8
De rechtbank wil er echter ook geen enkel misverstand over laten bestaan dat het strafrecht,
met inachtneming van de hierboven genoemde vrijheden, een beperkte, maar belangrijke rol
heeft bij het tegengaan van terrorisme. Terrorisme geldt internationaal als een van de ergste
misdrijven en op alle staten rust de verplichting dit te bestrijden. Het strafrecht heeft daarbij
een functie in zowel het zo veel mogelijk voorkomen van daden van terrorisme als in de
vervolging en berechting daarvan.
1.9
Vanwege dat eerste (het voorkomen van terrorisme) is het bereik van het strafrecht in de
afgelopen ruim tien jaren aanzienlijk uitgebreid, met name door de inwerkingtreding op 10
augustus 2004 van de Wet terroristische misdrijven. Deze wet gaf uitvoering aan het
Kaderbesluit terrorismebestrijding van de Europese Unie van 13 juni 2002, waarin de
lidstaten verplicht werden onder meer de rechtsmacht ter zake van misdrijven die gepleegd
worden met een terroristisch oogmerk uit te breiden en deze misdrijven en enkele misdrijven
die gepleegd worden met het oog op een voorgenomen terroristisch misdrijf met hogere
straffen te bedreigen. Nederland heeft in de Wet terroristische misdrijven een ruime invulling
gegeven aan dit Kaderbesluit. Zo werd samenspanning tot bepaalde ernstige terroristische
misdrijven strafbaar gesteld en werd de strafbaarstelling van de voorbereiding of bevordering
daarvan ruim geformuleerd. In deze wet werd ook strafbaar gesteld deelneming aan een
organisatie die tot oogmerk heeft terroristische misdrijven te plegen. Deelneming daaraan
werd met een hogere straf bedreigd dan deelneming aan een gewone criminele organisatie.
Deze wet voorzag ook in een artikel dat het werven voor de gewapende strijd strafbaar stelt en
de strafbedreiging daarvoor verhoogd indien deze strijd het plegen van een terroristisch
misdrijf inhoudt. In de wet werd bovendien de strafbedreiging op opruiing verhoogd in het
geval wordt opgeruid tot een terroristisch misdrijf. In latere wetgeving werd het bereik van het
strafrecht verder uitgebreid door de strafbaarstelling van deelneming en medewerking aan
training voor terrorisme en de financiering van terrorisme.
1.10
Op deze wijze heeft de wetgever ruim baan willen geven aan het bestrijden van terreur.
Ontegenzeggelijk heeft de strafbaarstelling van handelingen in de voorfase het strafrecht een
meer instrumenteel karakter gegeven. De rechter heeft zich uiteraard naar deze keuze van de

wetgever te richten. Uitgangspunt is echter wel gebleven dat nog steeds alleen daden strafbaar
zijn gesteld.
1.11
De rechtbank benadrukt hier dat in dit proces geen gebruik is gemaakt van bijzondere
strafprocessuele bepalingen in verband met terrorisme. De verdachten en de verdediging
hebben gebruik kunnen maken van alle hen in een gewoon strafproces toekomende rechten.
En de rechtbank zal op dezelfde wijze en naar dezelfde maatstaven als in een gewoon
strafproces tot haar oordeel komen. Net als in elk ander proces zal zij op basis van de
tenlasteleggingen beoordelen of de Nederlandse strafwet van toepassing is, of het Openbaar
Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, of er wettig en overtuigend bewijs is dat de ten
laste gelegde feiten zijn gepleegd en de vraag beantwoorden of er sprake is van een
strafuitsluitingsgrond.
1.12
De rechtbank merkt ten slotte in dit inleidend hoofdstuk op dat er geen enkele aanwijzing is
dat de in Nederland woonachtige verdachten enig voornemen hadden tot het plegen van een
terroristische daad in Nederland of daartoe hebben opgeruid. Zij benadrukt echter ook dat op
Nederland de verplichting rust terrorisme, waar ook ter wereld, te bestrijden en maatregelen te
nemen om de stroom in te dammen van Nederlandse (jonge) moslims die in Syri willen gaan
deelnemen aan de gewapende jihadstrijd.

2 De beschuldigingen
2.1
Wat de verdachten wordt verweten is omschreven in de (gewijzigde) tenlasteleggingen, welke
als bijlagen A 1 t/m 12 onderdeel uitmaken van dit vonnis. De beschuldigingen komen kort
gezegd op het volgende neer:
Ten aanzien van Imane B.(09/842489-14)
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het (mede)beheren van en/of
plaatsen van berichten, afbeeldingen e.d. op Facebookpaginas en/of een Twitteraccount en/of
Verspreiding van deze zelfde opruiende berichten, afbeeldingen e.d.;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Oussama C. (09/767038-14 en 09/767313-14)
Het werven voor de gewapende jihadstrijd van vijf met name genoemde personen;

Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het geven van lezingen en/of het
plaatsen van berichten op social media en/of het maken van films en geluidsfragmenten en het
plaatsen daarvan op websites, waaronder het kanaal Nusrah bil-Jihaad op Youtube en/of op
andere social media en/of
Verspreiding van deze zelfde opruiende lezingen, berichten, films e.d., alsmede het ter
verspreiding in voorraad hebben van andere opruiende bestanden;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Azzedine C. (09/767174-13 en 09/765004-15)
Het werven voor de gewapende jihadstrijd van zes met name genoemde personen;
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het (mede)beheren van websites,
waaronder www.dewarereligie.nl, en het plaatsen van lezingen, artikelen en berichten daarop
en/of het (mede)beheren van en/of uitzenden op Radio Ghurabaa van lezingen en liederen
en/of het maken van filmpjes en het plaatsen daarvan op Youtube en/of het plaatsen van
berichten en filmpjes op diverse social media, zoals Twitter en Facebook en/of het
organiseren en/of bijwonen van demonstraties en/of
Verspreiding van deze zelfde opruiende berichten, films e.d., alsmede het ter verspreiding in
voorraad hebben van andere opruiende bestanden;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Aanzetten tot haat en/of discriminatie van en/of gewelddadig optreden tegen mensen van
Joodse komaf, vanwege hun ras en/of godsdienst en/of
Belediging van mensen van Joodse komaf, vanwege hun ras en/of godsdienst;
Smaadschrift jegens een ambtenaar.
Ten aanzien van Rudolph H. (09/767146-14)
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het (mede) beheren van websites,
waaronder www.dewarereligie.nl, en het plaatsen van lezingen, artikelen en berichten daarop
en/of het (mede)beheren van en/of uitzenden op Radio Ghurabaa van lezingen en liederen
en/of het maken van filmpjes en het plaatsen daarvan op Youtube en/of het plaatsen van

berichten en filmpjes op diverse andere social media, zoals Twitter en Facebook en/of het
organiseren en/of bijwonen van demonstraties en/of
Verspreiding van deze zelfde opruiende berichten, films e.d. alsmede het ter verspreiding in
voorraad hebben van andere opruiende bestanden;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Jordi de J. (09/767256-14)
Voorbereiding en/of vergemakkelijking van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan
training ten behoeve van de gewapende jihadstrijd in Syri;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven
en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Moussa L. (09767238-14 en 09/827053-15)
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het plaatsen van berichten en/of
filmpjes op social media, zoals Twitter en Facebook en/of het maken van en/of deelnemen in
filmpjes en het plaatsen daarvan op Youtube en/of
Verspreiding van deze zelfde opruiende berichten en filmpjes;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Belediging van twee politieambtenaren;
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het plaatsen van berichten en/of
afbeeldingen op Twitter;
Bedreiging subsidiair belediging van een politieambtenaar.
Ten aanzien van Hicham el O. (09/767237-14)
Samenspanning tot en/of

Voorbereiding dan wel bevordering van moord met een terroristisch oogmerk en/of
doodslag met een terroristisch oogmerk en/of het teweegbrengen van ontploffingen met een
terroristisch oogmerk en/of
Voorbereiding en/of vergemakkelijking van terroristische misdrijven door deel te nemen
aan training ten behoeve van de gewapende jihadstrijd in Syri;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Hatim R. (09/765002-15)
Samenspanning tot en/of
Voorbereiding dan wel bevordering van moord met een terroristisch oogmerk en/of
doodslag met een terroristisch oogmerk en/of het teweegbrengen van ontploffingen met een
terroristisch oogmerk en/of
Voorbereiding en/of vergemakkelijking van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan
training ten behoeve van de gewapende jihadstrijd in Syri;
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven dan wel misdrijven ter voorbereiding of
vergemakkelijking van terroristische misdrijven middels het plaatsen van berichten en fotos
op Facebook en Twitter en/of
Verspreiding van deze zelfde opruiende berichten en fotos;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Anis Z. (09/767077-14)
Samenspanning tot en/of
Voorbereiding dan wel bevordering van moord met een terroristisch oogmerk en/of
doodslag met een terroristisch oogmerk en/of het teweegbrengen van ontploffingen met een
terroristisch oogmerk en/of
Voorbereiding en/of vergemakkelijking van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan
training ten behoeve van de gewapende jihadstrijd in Syri;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven en/of
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Rechtsmacht
3.1
Alle verdachten worden ervan beschuldigd deel te hebben uitgemaakt van een (terroristische)
criminele organisatie. De tenlasteleggingen noemen als pleegplaatsen daarvan steeds Den
Haag en/of elders in Nederland en/of te Irak en/of te Syri.
3.2
De verdediging van de verdachten Imane B., Oussama C. en Moussa L. heeft aangevoerd dat
niet is komen vast te staan dat de in het buitenland te plegen misdrijven waarop deze
organisatie volgens de tenlasteleggingen het oog heeft ook in Irak of Syri strafbaar zijn.
Daarmee is niet voldaan aan de in dit geval op grond van artikel 5, lid 1 onder 2 Sr (oud) voor
het aannemen van Nederlandse rechtsmacht vereiste dubbele strafbaarheid. En dit heeft, aldus
de verdediging, tot gevolg dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van deze buitenlandse
feiten niet-ontvankelijk is.
3.3
Aan de verdachten Hicham el O., Hatim R. en Anis Z. wordt onder meer verweten
samenspanning tot moord en het teweegbrengen van ontploffingen, telkens met een
terroristisch oogmerk. Volgens de tenlasteleggingen zou Hicham el O. zich hieraan hebben
schuldig gemaakt te Den Haag en/of elders in Nederland en/of te Syri en/of te Jemen en/of
te Irak, Hatim R. te Nederland en/of te Syri en/of te Irak en Anis Z. te Nederland en/of te
Belgi en/of te Turkije en/of te Syri en/of te Irak. Op vragen van de rechtbank (direct na de
pleidooien) hebben de officieren van justitie bij repliek1 aangegeven dat zij bij elk van deze
verdachten samenspanning alleen bewezen achten op momenten dat zij zich in juli 2013 in
Syri bevonden. De rechtbank heeft daarop het Openbaar Ministerie en de verdediging
geattendeerd op de op 1 juli 2014 in werking getreden herziene regeling van de
toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet, in het bijzonder het nieuwe artikel 6 Sr en
artikel 4, tweede lid van het Besluit internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht
(Stb. 2014, 47) (hierna: het besluit). Het Openbaar Ministerie heeft hierop gereageerd met een
notitie, waarin wordt betoogd dat voor de hier bedoelde misdrijven rechtsmacht bestaat omdat
(i) artikel 4, lid 2 van het besluit terugwerkende kracht heeft en (ii) sprake is van dubbele
strafbaarheid omdat uit overgelegde wetsteksten blijkt dat samenspanning tot het plegen van
terroristische misdrijven ook in Syri strafbaar is. De raadslieden van Imane B., Oussama C.
en Moussa L. en de raadsvrouw van Hicham el O. hebben zich vervolgens bij dupliek nog
uitgelaten over de rechtsmacht.
3.4
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
3.5
De aanwezigheid van rechtsmacht moet in beginsel worden beoordeeld op basis van de
tenlastelegging zonder te kijken of het tenlastegelegde kan worden bewezen. Indien evenwel
na beantwoording van de bewijsvraag blijkt dat er geen aanknopingspunt is voor rechtsmacht
van Nederland, dient het Openbaar Ministerie alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.2

3.6
Artikel 2 Sr bepaalt dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op ieder die zich in Nederland
aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Naar vaste rechtspraak is indien een feit zowel in
Nederland als in het buitenland wordt gepleegd vervolging ook mogelijk ten aanzien van de
van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben
plaatsgevonden.3 Hierop stuit het hierboven onder 3.2 beschreven verweer af.
3.7
Op grond van artikel 6 Sr in samenhang met artikel 4, lid 2 van het besluit is de Nederlandse
strafwet toepasselijk op de Nederlander of de vreemdeling die een vaste woon- of
verblijfplaats in Nederland heeft, die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een
terroristisch misdrijf. Wat onder terroristisch misdrijf wordt verstaan is bepaald in artikel 83
Sr. Onder meer samenspanning tot moord met een terroristisch oogmerk en samenspanning
tot het teweegbrengen van een ontploffing met een terroristisch oogmerk zijn zulke
misdrijven.4
3.8
Deze bepalingen zijn in werking getreden op 1 juli 2014. De vraag die daarom voorligt is of
deze ook van toepassing zijn indien de tenlastegelegde feiten voor die datum in het buitenland
zijn gepleegd. Beantwoording van die vraag is met name van belang in de zaken tegen
Hicham el O., Hatim R. en Anis Z. omdat de rechtbank bij een ontkennend antwoord het
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zal moeten verklaren in de vervolging ter zake
samenspanning tot moord en samenspanning tot het teweegbrengen van een ontploffing,
telkens met een terroristisch oogmerk, indien zij met het Openbaar Ministerie tot het oordeel
komt dat er geen bewijs is dat deze feiten ook in Nederland zijn gepleegd.
3.9
De mogelijkheden voor het toekennen van terugwerkende kracht aan strafrechtelijke
bepalingen worden begrensd door het legaliteitsbeginsel.5 Daaruit vloeit voort dat aan
bepalingen waarbij een handelen of nalaten strafbaar wordt gesteld nimmer terugwerkende
kracht kan toekomen. Het verbod van terugwerkende kracht ten nadele van een verdachte
geldt eveneens voor regels over de hoogte en soort van op te leggen straffen. Zon verbod op
terugwerkende kracht geldt echter niet voor regels waarbij Nederland zijn rechtsmacht
uitbreidt. Zo overwoog de Hoge Raad in zijn arrest van 21 oktober 2008 (NJ 2009, 108)
uitdrukkelijk dat geen rechtsregel zich zou hebben verzet tegen toekenning van
terugwerkende kracht aan een rechtsmachtsvoorziening voor de vervolging van genocide in
de Wet internationale misdrijven en heeft de wetgever daarna in die wet alsnog met
terugwerkende kracht een ruimere rechtsmacht voor de vervolging van dit misdrijf
gevestigd.6 In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot deze wijziging van de
Wet internationale misdrijven heeft geleid heeft de minister van justitie overigens wel
benadrukt dat in het algemeen terughoudendheid in acht moet worden genomen bij het
toekennen van terugwerkende kracht aan een regeling waarbij het rechtsmachtregime wordt
gewijzigd7 en op een vraag vanuit de Tweede Kamer of dit slechts in zeer uitzonderlijke
omstandigheden wenselijk is8 heeft hij geantwoord dat per geval bekeken moet worden of er
bijzondere omstandigheden bestaan die het vestigen van rechtsmacht met terugwerkende
kracht rechtvaardigen.

3.10
Bij de herziening van de regels betreffende de extraterritoriale rechtsmacht in strafzaken heeft
de wetgever er uitdrukkelijk voor gekozen de uitoefening daarvan niet te beperken tot feiten
die na de inwerkingtreding van de nieuwe regeling zouden plaatsvinden.9 Na een opmerking
hierover in het advies van de Raad van State is in artikel IV van het betreffende wetsvoorstel
de terugwerkende kracht van de artikelen 5, 7, lid 3 en 8c Sr beperkt.10 Hieruit kan, zoals het
Openbaar Ministerie heeft gedaan, worden afgeleid dat daarentegen onbeperkt terugwerkende
kracht toekomt aan het nieuwe artikel 6 Sr en het daarop gebaseerde artikel 4, lid 2 van het
besluit.
3.11
Deze op zich juiste gevolgtrekking laat zich echter moeilijk rijmen met de mededeling in de
memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat het voorgestelde nieuwe artikel 6, lid 1 Sr
geen wijziging wil brengen in de reikwijdte van het op dat moment bestaande
rechtsmachtregime.11 Ook in de nota van toelichting op het besluit is te lezen dat de
mogelijkheden tot het uitoefenen van rechtsmacht op grond van artikel 6 Sr in verbinding met
de bepalingen uit het besluit materieel ongewijzigd zijn gebleven ten opzichte van de
mogelijkheden op grond van de oude regeling in het Wetboek van Strafrecht.
3.12
Dit brengt de rechtbank ertoe te onderzoeken welke mogelijkheden voor extraterritoriale
rechtsmacht ten aanzien van terroristische misdrijven onder die oude regeling bestonden.
Volgens de nota van toelichting bij het besluit komt wat nu bepaald wordt in artikel 4, lid 2
daarvan overeen met een onderdeel van het oude artikel 5a, lid 1 Sr. Naar het de rechtbank
voor komt berust dit op een misverstand. Bedoeld artikel 5a , lid 1 Sr (oud) verklaarde de
Nederlandse strafwet toepasselijk op de vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of
verblijfplaats heeft en zich buiten Nederland schuldig maakt aan een aantal vervolgens in dit
artikel opgesomde misdrijven, waaronder terroristische misdrijven. Een soortgelijke bepaling
bestond merkwaardig genoeg echter niet voor Nederlanders. De rechtsmacht ten aanzien van
door Nederlanders in het buitenland gepleegde misdrijven was geregeld in artikel 5 Sr (oud).
Daarin is bepaald dat de Nederlandse strafwet alleen toepasselijk is als het feit dat door de
Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd ook strafbaar is in het land waarin het is
gepleegd, behoudens de in dit artikel opgesomde misdrijven waarvoor die eis van dubbele
strafbaarheid niet geldt. Daartoe behoren niet de terroristische misdrijven. Van belang in dit
verband is ook nog artikel 4 Sr (oud) waarin de Nederlandse strafwet toepasselijk wordt
verklaard op een ieder die zich buiten Nederland schuldig maakt aan onder meer bepaalde
terroristische misdrijven, maar alleen indien hetzij het feit is gepleegd tegen een Nederlander,
hetzij de verdachte zich in Nederland bevindt12 dan wel terroristische misdrijven welke, kort
gezegd, tegen Nederland zijn gericht.13 De rechtbank concludeert dan ook dat onder de oude
regeling de Nederlandse strafwet wel toepasselijk is op de in Nederland woonachtige
vreemdeling die in het buitenland een terroristisch misdrijf begaat dat Nederland niet
rechtstreeks raakt, maar niet op de Nederlander die zich in het buitenland hieraan schuldig
maakt, uiteraard tenzij wordt aangetoond dat dit in het land waarin het feit is begaan ook
strafbaar is (hetgeen in de regel wel het geval zal zijn).
3.13

Artikel 9 lid 1, onder c van het Kaderbesluit van de Raad van Europese Unie inzake
terrorismebestrijding d.d. 13 juni 2002 (PbEU L164) verplicht de lidstaten rechtsmacht te
vestigen ten aanzien van de eigen onderdanen of ingezetenen die de in het Kaderbesluit
bedoelde strafbare feiten plegen. Blijkens de parlementaire geschiedenis van het wetsvoorstel
dat geleid heeft tot de Wet terroristische misdrijven14 heeft de wetgever voor de
implementatie van deze verplichting geen wetswijziging noodzakelijk geacht voor
onderdanen, omdat het bestaande artikel 5 Sr daarin voorzag, maar wel voor ingezetenen en
daarom artikel 5a Sr aangepast15 Zoals de rechtbank hierboven heeft uiteengezet heeft dit
erin geresulteerd dat de extraterritoriale rechtsmacht over terroristische misdrijven ruimer
gevestigd is ten aanzien van in Nederland woonachtige vreemdelingen dan ten aanzien van
Nederlanders. De parlementaire geschiedenis biedt geen enkel aanknopingspunt om aan te
nemen dat de wetgever bewust dit onderscheid heeft willen maken.
3.14
Artikel 4, lid 2 van het besluit heeft een einde gemaakt aan dit onbedoelde en niet te
rechtvaardigen onderscheid. De Nederlandse strafwet is nu gelijkelijk van toepassing op de
Nederlander en op de hier woonachtige vreemdeling die in het buitenland een terroristische
misdrijf pleegt, ongeacht of daarop in het betreffende land een straf is gesteld. De rechtbank
acht het gerechtvaardigd aan deze bepaling terugwerkende kracht toe te kennen omdat (i) het
hier gaat om de implementatie van een sinds 2002 bestaande verplichting krachtens een
Kaderbesluit van de Europese Unie, (ii) de bepaling een onvolkomenheid in de implementatie
van dit Kaderbesluit herstelt en (iii) de wetgever uitdrukkelijk terugwerkende kracht heeft
willen verlenen aan het besluit.
3.15
De conclusie moet dus zijn dat rechtsmacht bestaat ten aanzien van a) strafbare feiten die in
Nederland ofwel deels in Nederland en deels in het buitenland zijn gepleegd en b)
terroristische misdrijven, waaronder samenspanning tot moord met een terroristisch oogmerk
en samenspanning tot het teweegbrengen van een ontploffing met een terroristisch oogmerk,
welke door Nederlanders en hier woonachtige vreemdelingen16 in het buitenland zijn
gepleegd.

4 Het onderzoek
Het politieonderzoek
4.1
Het onderzoek Context is in april 2013 gestart naar aanleiding van diverse aangiftes van
ronselen voor de gewapende strijd in Syri. Het onderzoek richtte zich aanvankelijk op
ronselen en het voorkomen van uitreizen naar Syri. Er vertrokken echter steeds meer
jongeren naar Syri, vooral uit de regio Den Haag, om daar deel te nemen aan de gewapende
jihadstrijd. Naarmate het onderzoek vorderde, rees de verdenking dat er sprake was van een
georganiseerd verband dat zich bezig hield met het aanzetten tot, bevorderen en voorbereiden
van deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Gelet hierop werd het onderzoek
uitgebreid naar diverse terroristische misdrijven.
4.2

Er kwamen in totaal zeventien verdachten in beeld gedurende het Context onderzoek.17


Daarvan zouden tien verdachten deel uitmaken van een criminele terroristische organisatie.
Deze tien verdachten zijn vervolgens, gezien de samenhang van hun zaken, gedagvaard. De
overige zeven verdachten wordt geen deelname aan een criminele terroristische organisatie
verweten. Zij zijn volgens het Openbaar Ministerie afgereisd naar Syri en zullen mogelijk in
een later stadium worden vervolgd en berecht.18
4.3
Van de tien gedagvaarde verdachten zouden drie verdachten - Hatim R., Anis Z. en Soufiane
Z. - zijn afgereisd naar Syri en daar nu nog deelnemen aan de gewapende jihadstrijd. In de
zaken tegen Hatim R. en Anis Z. is verstek verleend en de behandeling ter terechtzitting
voortgezet buiten hun aanwezigheid.
4.4
De zaak tegen Soufiane Z. is een uitzonderlijke. Mr. B.TH. Nooitgedagt heeft zich op 6
januari 2015 gesteld als raadsman. Op 14 januari 2015 is aan verdachte een kennisgeving tot
vervolging verzonden, met afschrift aan zijn raadsman. Voor de zitting van 19 februari 2015
verschenen berichten dat verdachte inmiddels zou zijn overleden. De raadsman verklaarde op
de regiezittingen van 19 februari 2015 en 14 april 2015 uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de
verdachte ter terechtzitting te verdedigen. Op 6 oktober 2015 verklaarde hij daartoe niet
langer gemachtigd te zijn, omdat bij hem geen enkele twijfel bestond dat de berichtgeving
over het overlijden van zijn clint juist was. De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie op 8
oktober 2015 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat zij het zeer waarschijnlijk
achtte dat verdachte was overleden.19 Het Gerechtshof Den Haag heeft dit vonnis op 11
november 2015 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank teneinde met
inachtneming van het arrest recht te doen op de voorliggende tenlastelegging.20 Het hof
overwoog dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte niet
meer in leven zou zijn, zodat vooralsnog van het tegendeel moet worden uitgegaan. De
rechtbank heeft de behandeling van de zaak uiteindelijk op 24 november 2015 voor
onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van nadere berichten over het al dan niet
overlijden van verdachte.21 Zij overwoog dat voortzetting van het proces in afwezigheid van
de verdachte, zonder een gemachtigde raadsman, in dit uitzonderlijke geval niet aan de eisen
van een eerlijk proces zou voldoen. Bovendien zou, in geval van voortzetting van de zaak
waarin de niet gemachtigde raadsman de mogelijkheid zou krijgen een (gemankeerde)
verdediging te voeren, de kans op een spookproces onverminderd groot blijven omdat
verdachte vermist is.
4.5
Dit vonnis wordt dus gewezen in de zaken tegen de overige negen verdachten. Het dossier
tegen hen is als volgt opgebouwd. Het bestaat uit een algemeen dossier, een organisatie
dossier, verdachtedossiers en zaaksdossiers toegespitst op elk van de verdachte afzonderlijk,
methodiekendossiers en beslagdossiers.22 Dit gehele (digitale) dossier is verstrekt aan de
raadslieden van de verschenen verdachten. Het inhoudelijke dossier beslaat ongeveer 17.000
paginas en de methodieken- en beslagdossiers beslaan ongeveer 6.500 paginas.
4.6

Gedurende het onderzoek werd samengewerkt met wijkagenten die de verdachten, vaak al
vanaf de vroege jeugd, goed kenden. De verdachten zijn daarnaast geobserveerd, afgeluisterd
en gevolgd op het internet. Het volgende hoofdstuk zal nader ingaan op het digitaal
rechercheren, waarbij diverse websites, social media en mailaccounts van verdachten zijn
veiliggesteld. Ook hebben huiszoekingen plaatsgevonden, waarbij onder andere telefoons,
computers, tablets, vlaggen, boeken en geschriften in beslag zijn genomen. Daarnaast heeft de
politie een groot aantal getuigen gehoord.
De voorlopige hechtenis
4.7
Het politieonderzoek heeft tot de volgende aanhoudingen en vrijheidsbenemende maatregelen
geleid:
Imane B.werd op 2 september 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 5 september
2014 heeft de rechter-commissaris haar inbewaringstelling bevolen. Op 12 september 2014
heeft de officier van justitie haar op vrije voeten gesteld;
Oussama C. werd op 24 juni 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Hij werd op 27
juni 2014 in bewaring gesteld en op 9 juli 2014 werd zijn gevangenhouding bevolen. Op 6
oktober 2015 heeft de rechtbank zijn voorlopige hechtenis geschorst tot aan de dag van de
uitspraak;
Azzedine C. werd op 2 september 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 5
september 2014 is hij in bewaring gesteld. Hij bevindt zich sindsdien in voorlopige hechtenis;
Rudolph H. is op 27 augustus 2014 aangehouden en op 28 augustus 2014 in verzekering
gesteld. Hij werd op 29 augustus 2014 in bewaring gesteld en op 10 september 2014 werd zijn
gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft op 22 september 2015 zijn voorlopige
hechtenis geschorst tot aan de dag van de uitspraak;
Jordi de J. werd op 30 september 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 3
oktober 2014 werd zijn bewaring bevolen. Op 16 oktober 2014 werd zijn gevangenhouding
bevolen en geschorst door de raadkamer gevangenhouding van de rechtbank. Deze schorsing
van de voorlopige hechtenis werd op 3 februari 2015 door dezelfde raadkamer opgeheven
omdat Jordi de J. zich niet aan de gestelde voorwaarden had gehouden. De voorlopige
hechtenis werd op 22 juni 2015 wederom geschorst, dit keer door de raadkamer
gevangenhouding van het gerechtshof;
Moussa L. is op 7 oktober 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Zijn bewaring werd
op
10 oktober 2014 bevolen en nadien ook zijn gevangenhouding. De voorlopige hechtenis is op
23 oktober 2014 geschorst door de raadkamer gevangenhouding van de rechtbank. Deze
schorsing werd op 9 januari 2015 door dezelfde raadkamer opgeheven omdat Moussa L. zich
niet aan de gestelde voorwaarden had gehouden. Op 5 februari 2015 heeft de raadkamer
gevangenhouding van de rechtbank de voorlopige hechtenis wederom geschorst;
Hicham el O. werd op 2 september 2014 aangehouden en in verzekering gesteld. Zijn
bewaring werd op 5 september 2014 bevolen en zijn gevangenhouding op 17 september 2014.

De rechtbank heeft op 4 december 2014 zijn voorlopige hechtenis geschorst tot aan de dag
van de uitspraak;
De rechtbank beval op respectievelijk 19 februari 2015 en 29 juni 2015 de gevangenneming
ter terechtzitting van de niet verschenen Anis Z. en Hatim R..
4.8
Verdachten hebben hun voorlopige hechtenis moeten ondergaan op de Terroristten
Afdelingen van de PI De Schie en de PI Vught (hierna: TA). Dit vloeit voort uit de Regeling
selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden waarin is bepaald dat in beginsel
iedereen die wordt verdacht van of veroordeeld is voor terroristische misdrijven wordt
geplaatst op een daarvoor speciaal bestemde TA met een zeer strikt regime.23 Gedurende de
terechtzittingen hebben de verdachten en hun raadslieden bij herhaling zowel deze
automatische plaatsing als de zwaarte van het regime bekritiseerd, in het bijzonder de
visitaties waaraan de verdachten telkenmale worden onderworpen. Na enkele maanden
hebben de raadslieden deze gang van zaken tot nu toe zonder succes aangevochten bij de
selectiefunctionaris, de klachtencommissie en de Raad voor Strafrechtstoepassing en
Jeugdbescherming.
4.9
De rechtbank heeft steeds benadrukt dat zij oog heeft voor deze bezwaren, maar niet in de
positie is de beleidsregel opzij te zetten dan wel aanwijzingen te geven betreffende het
detentieregime. Wel heeft zij het Openbaar Ministerie verzocht na te gaan of aan de bezwaren
van de verdachten zo veel mogelijk kon worden tegemoet gekomen. Ook het Openbaar
Ministerie heeft er blijk van gegeven begrip te hebben voor de bezwaren van de verdachten,
met name voor wat betreft de visitaties. Maar ook het Openbaar Ministerie is niet in de positie
om de beleidsregels te veranderen en evenmin verantwoordelijk voor het regime dat in een
TA geldt. Mede op aandringen van het Openbaar Ministerie heeft de Staatssecretaris van
Veiligheid en Justitie een werkgroep in het leven geroepen om onderzoek te doen naar deze
problematiek en - zo mogelijk - gelijkwaardige alternatieven en oplossingen aan te dragen.
Inmiddels heeft de Staatssecretaris bij brief d.d. 3 juli 2015 de Tweede Kamer laten weten dat
hij het noodzakelijk vindt om meer maatwerk mogelijk te maken dan thans het geval is.24
4.10
De rechtbank merkt hierbij wel op dat (strakke handhaving van) de regels ten aanzien van
gedetineerden op een TA geen schending oplevert van het recht op een eerlijk proces, zoals
gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank voegt hier aan toe dat de duur en de
zwaarte van de detentie wel factoren zijn die een rol spelen bij de afweging tussen enerzijds
de persoonlijke belangen van verdachten en anderzijds het strafvorderlijk belang.
Het onderzoek door de rechter-commissaris
4.11
De rechtbank heeft de regie van het onderzoek door de rechter-commissaris aan de rechtercommissaris overgelaten. Het onderzoek werd daartoe telkens (open) terugverwezen naar de
rechter-commissaris ter verrichting van datgene wat deze in het belang van het onderzoek

noodzakelijk of anderszins nuttig en wenselijk achtte. De rechtbank fungeerde hierbij als een
beroepsinstantie, welke besliste over door de rechter-commissaris afgewezen en niettemin bij
de verdediging nog bestaande onderzoekswensen.
4.12
De rechter-commissaris heeft in alle zaken ruim 50 getuigen in Nederland en Engeland
gehoord. De raadslieden zijn in de gelegenheid gesteld om bij al deze verhoren aanwezig te
zijn. De rechtbank zal in hoofdstuk 14 nader ingaan op Getuige 1, die zowel door de rechtercommissaris als de rechtbank ter terechtzitting is gehoord.
4.13
Door enkele raadslieden is verzocht om een reeks getuigen te horen die op dat moment in
Syri verbleven. Deze verzoeken zijn door de rechter-commissaris toegewezen. De rechtercommissaris achtte het echter praktisch onmogelijk deze getuigen te horen. De verdediging
heeft de rechtbank vervolgens verzocht de rechter-commissaris opdracht te geven om hier
meer moeite voor te doen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen omdat zij het illusoir
achtte dat de getuigen, die zich naar alle waarschijnlijkheid in een oorlogsgebied bevinden,
zouden kunnen worden gehoord en er geen garanties waren dat een televerhoor op een
verantwoorde wijze zou kunnen plaatsvinden. De rechter-commissaris kon ook drie
toegewezen en in Belgi woonachtige getuigen niet horen, te weten Getuige 2, Getuige 3 en
Getuige 4. Getuige 2 weigerde mee te werken aan een verhoor, Getuige 4 werd niet
aangetroffen op het in Belgi bekende adres en Getuige 3 kon door de Belgische autoriteiten
niet worden opgeroepen voor verhoor.
De (getuige-)deskundigen
4.14
Dr. Martijn de Koning, cultureel antropoloog, is in deze zaak benoemd als deskundige en
gehoord als getuige. Hij heeft gepubliceerd over activisme onder moslims, salafistische
moslims in Nederland, islamofobie en het beleid aangaande moslims en islam. Hij onderzocht
hoe in de periode 2009-2013 het activisme van verschillende dawah-netwerken in Nederland,
waar een aantal verdachten een belangrijke rol in speelden, zich verhield tot de aandacht en de
praktijken van overheid en media. Gedurende het onderzoek werd gebruik gemaakt van
interviews, offline en online observaties, Facebookdiscussies en chats en talloze informele
gesprekken met activisten en andere betrokkenen. De Koning trok in het kader van zijn
onderzoek zoveel mogelijk op met de activisten, waaronder een aantal verdachten, en
onderhield goede zakelijke contacten met hen. Het onderzoek resulteerde in het rapport
Eilanden in een zee van ongeloof, dat werd gepubliceerd in december 2014. De Koning
heeft naar aanleiding van vragen van de raadslieden in mei 2015 een uitgebreide toelichting
op dit onderzoek geschreven. Vervolgens is hij gedurende twee volle dagen door de rechtercommissaris verhoord. Ook zijn verhoor ter terechtzitting nam twee volle dagen in beslag.
4.15
De rechtbank beschouwt De Koning als een buitengewoon waardevolle getuige-deskundige.
Hij is vanwege zijn beroep een professionele waarnemer, beschikt over een grote kennis van
stromingen binnen de islam, meer in het bijzonder het salafisme, en stond gedurende een

lange periode in nauw contact met veel verdachten. Hij heeft de rechtbank dan ook veel over
hen en hun gedachtegoed kunnen vertellen. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te
twijfelen aan zijn deskundigheid, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid. Meer in het
bijzonder overweegt de rechtbank dat er geen aanwijzingen zijn dat een te geringe distantie
tussen hem en de verdachten afbreuk zou hebben gedaan aan de waarde van zijn
waarnemingen en verklaringen. Als getuige heeft hij alle vragen over de verdachten
beantwoord. Dit laat uiteraard oververlet dat ook hij niet alles over de verdachten heeft
geweten. De rechtbank merkt verder op dat De Koning geen strafrechtdeskundige is en dat
daarom slechts beperkte betekenis toekomt aan zijn oordelen over het mogelijk opruiend
karakter van bepaalde uitlatingen van verdachten.
4.16
Daarnaast is prof. dr. Peters, emeritus hoogleraar voor het recht van de islam en het MiddenOosten, op vordering van het Openbaar Ministerie in een laat stadium door de rechtercommissaris als deskundige benoemd. Hem is gevraagd zich uit te laten over al dan niet
opruiende teksten, afbeeldingen en films van verdachten. Hierover heeft hij in korte tijd twee
rapporten geschreven. Ook prof. dr. Peters is door de rechtbank ter terechtzitting gehoord. De
rechtbank stelt vast dat Peters deskundig is op het gebied van de islam en dat hem gevraagd is
vanuit die expertise bepaalde uitlatingen van verdachten te duiden. Hij is echter geen expert
op het gebied van (de EVRM-jurisprudentie betreffende) uitingsdelicten.
4.17
Tot slot is em. prof. dr. Van Koningsveld, islamoloog, benoemd als deskundige. Hij heeft een
kort en helder rapport geschreven naar aanleiding van vragen van enkele raadslieden.
Het onderzoek ter terechtzitting
4.18
Pro-forma zittingen vonden plaats op 29 september 2014 (in de zaak tegen Oussama C. ),
1 december 2014 (in de zaken tegen Oussama C. , Azzedine C. , Rudolph H. en Hicham el
O.), 19 februari 2015 (in de zaken tegen Oussama C. , Azzedine C. , Rudolph H., Anis Z. en
Hatim R.), 14 april 2015 (in de zaken tegen Oussama C. , Azzedine C. , Rudolph H., Jordi de
J. en Hatim R.) en 29 juni 2015 (in de zaken tegen Oussama C. , Azzedine C. , Rudolph H.,
Jordi de J. en Hatim R.).
4.19
De inhoudelijke behandeling heeft gedurende tien weken plaatsgevonden op (vrijwel) elke
maandag, dinsdag en donderdag. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van:
7, 8 7, 8 en 10 september 2015: verhoor (getuige-)deskundigen De Koning en Peters
7, 8 14 en 15 september 2015 en 8 oktober 2015: verhoor Rudolph H.
7, 8 17 september 2015: verhoor Hicham el O. en verhoor Getuige 1

7, 8 21, 22, 24 en 28 september 2015: verhoor Azzedine C.


7, 8 29 september 2015 en 1 en 5 oktober 2015: verhoor Oussama C.
7, 8 5 oktober 2015: verhoor Imane B.
7, 8 6 oktober 2015: behandeling Anis Z. en Hatim R.
7, 8 8 oktober 2015: verhoor Moussa L.
7, 8 15 oktober 2015: verhoor Jordi de J. (deels achter gesloten deuren)
7, 8 19 en 20 oktober 2015: requisitoir Openbaar Ministerie
7, 8 26, 27 en 29 oktober 2015 en 2 november 2015: pleidooien raadslieden
7, 8 6 november 2015: repliek Openbaar Ministerie
7, 8 10 november 2015: dupliek raadslieden en laatste woord van de verdachten
7, 8 26 november 2015: formele sluiting van het onderzoek
4.20
De zaken zijn niet gevoegd behandeld. De behandeling vond deels gelijktijdig (gedurende de
verhoren van De Koning en Peters, het requisitoir en de repliek) en deels apart (gedurende de
verhoren van de verdachten afzonderlijk, de pleidooien en de duplieken) plaats. Het verhoor
van de Getuige 1 vond gelijktijdig plaats in de zaken van de verdachten Azzedine C. ,
Oussama C. en Jordi de J.. De raadslieden zijn in de gelegenheid gesteld om aanwezig te zijn
bij de verhoren van alle verdachten. Ook hebben zij zich in hun eigen pleidooi kunnen
aansluiten bij de pleidooien van de andere raadslieden. Voor een spoedige behandeling
hebben het Openbaar Ministerie en de verdediging op verzoek van de rechtbank niet letterlijk
geciteerd uit jurisprudentie en literatuur, maar daarnaar zoveel mogelijk verwezen of deze
opgenomen in bijlagen.
4.21
Voorafgaand aan deze zittingen is geregeld gebruik gemaakt van correspondentie per mail
voor een snelle uitwisseling van stukken en standpunten. Daarbij heeft regelmatig informeel
(agenda-)overleg plaatsgevonden tussen de voorzitter, vergezeld door een van de griffiers, de
officieren van justitie en de raadslieden. Alle partijen zijn telkens op de hoogte gebracht van
de inhoud van dit overleg. Deze gang van zaken heeft bijgedragen aan een efficinte
behandeling ter terechtzitting.
4.22
De verdachten Azzedine C. , Rudolph H. en Oussama C. hebben voorafgaand aan hun
verhoor uitgebreide schriftelijke stukken ingediend met hun zienswijze op het dossier.

Azzedine C. en Rudolph H. hebben bovendien na het requisitoir daarop uitgebreid schriftelijk


gereageerd. De stukken van Azzedine C. bedroegen tezamen ongeveer 400 paginas, het stuk
van Rudolph H. ruim 600 paginas en het stuk van Oussama C. 50 paginas. De rechtbank
heeft deze stukken in alle strafdossiers gevoegd.
De strafeisen van het Openbaar Ministerie
4.23
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot gedeeltelijke bewezenverklaring van de
ten laste gelegde feiten en gevorderd dat aan verdachten de volgende gevangenisstraffen
zullen worden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
4.24
De officieren van justitie hebben ten aanzien van Imane B. gevorderd een bewezenverklaring
van veelvuldige opruiing met terroristisch oogmerk en deelname aan de criminele en
terroristische organisatie. De officieren van justitie eisen, gezien haar grote rol in de opruiing,
maar haar kleinere rol in de organisatie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee
jaren, alsmede een bevel gevangenneming bij einduitspraak.
4.25
De officieren van justitie achten bewezen dat Oussama C. zich schuldig heeft gemaakt aan het
ronselen van n persoon, veelvuldige opruiing met terroristisch oogmerk, het in voorraad
hebben van materiaal ten behoeve van opruiing met terroristisch oogmerk en deelname aan de
criminele en terroristische organisatie. De officieren van justitie vorderen, gezien zijn
substantile rol als ideologische motor in de organisatie, het feit dat hij minder lang heeft
deelgenomen aan de organisatie en zijn relatief jonge leeftijd, een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van vijf jaren.
4.26
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
zal verklaren dat Azzedine C. heeft begaan: veelvuldige opruiing met terroristisch oogmerk,
het in voorraad hebben van materiaal dat opruiing met terroristisch oogmerk tot doel had,
haatzaaiing jegens cq. belediging van een bevolkingsgroep, smaadschrift jegens een
politieambtenaar en deelname aan de criminele en terroristische organisatie. Volgens het
Openbaar Ministerie was Azzedine C. leider van de organisatie, vervulde hij een aanjagende
rol en was hij bij de meeste activiteiten betrokken (al dan niet als initiatiefnemer). De
officieren van justitie hebben gevorderd dat aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van zeven jaren zal worden opgelegd.
4.27
De officieren van justitie komen voor Rudolph H. tot een bewezenverklaring van veelvuldige
opruiing met terroristisch oogmerk, het in voorraad hebben van materiaal dat opruiing met
terroristisch oogmerk tot doel had en deelname aan de criminele en terroristische organisatie.
Het Openbaar Ministerie heeft, gelet op zijn centrale rol in de opruiing en langdurige
deelname aan de organisatie,

geconcludeerd tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren.


4.28
Bij verdachte Jordi de J. komen de officieren van justitie tot een bewezenverklaring van
voorbereidingshandelingen ten behoeve van het plegen van terroristische misdrijven ex art
134a Sr en deelname aan de criminele en terroristische organisatie. Volgens de officieren van
justitie heeft Jordi de J. gedurende twee kortere periodes deelgenomen aan de organisatie, is
hij daadwerkelijk afgereisd naar het strijdgebied om zichzelf te trainen voor de strijd, neemt
hij hierover een leugenachtige houding aan op zitting en is hij verminderd
toerekeningsvatbaar. Zij vorderen de gevangenisstraf voor een aanzienlijk deel
voorwaardelijk op te leggen, mede omdat op deze wijze uitvoering kan worden gegeven aan
het uitgebreide behandelplan van de reclassering. Zij concluderen tot een gevangenisstraf van
drie jaren waarvan n jaar voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden
zoals geadviseerd door de reclassering en het NIFP, alsmede opheffing van de schorsing van
de voorlopige hechtenis bij uitspraak.
4.29
De officieren van justitie achten bewezen dat Moussa L. zich schuldig heeft gemaakt aan
opruiing met terroristisch oogmerk, bedreiging van een verbalisant, belediging van twee
verbalisanten en deelname aan de criminele en terroristische organisatie. De officieren van
justitie wijzen erop dat Moussa L. een lange periode in een meelopersrol heeft deelgenomen
aan de organisatie. Zij vinden de boosheid van Moussa L. zeer zorgwekkend en hechten er
daarom - ondanks dat dit niet is geadviseerd door de reclassering - grote waarde aan dat
Moussa L. een behandeling krijgt voor het leren reguleren van zijn woede en daarbij begeleid
zal worden door de reclassering. Zij vorderen
30 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere
voorwaarde het opvolgen van de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt
behandeling voor eventuele regulering van woede en agressie, alsmede opheffing van de
schorsing van de voorlopige hechtenis bij uitspraak.
4.30
De officieren van justitie komen bij Hicham el O. tot een bewezenverklaring van
samenspanning tot en voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten behoeve van het
plegen van terroristische misdrijven en deelname aan de omschreven criminele en
terroristische organisatie. De officieren van justitie concluderen, gezien zijn deelname aan de
gewapende strijd, korte dienstbaarheid aan de organisatie als schakel tussen Nederland en
Syri en schofferende houding ter terechtzitting, tot een gevangenisstraf van vier jaren
waarvan n jaar voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals
geadviseerd door de reclassering alsmede opheffing van de schorsing van de voorlopige
hechtenis bij uitspraak.
4.31
De officieren van justitie achten bewezen dat Hatim R. zich schuldig heeft gemaakt aan
samenspanning tot en voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten behoeve van het
plegen van terroristische misdrijven, opruiing met terroristisch oogmerk en deelname aan de

criminele en terroristische organisatie. De officieren van justitie vorderen, gelet op zijn


langdurige periode van deelname aan de gewelddadige jihadstrijd, opruiing (ook tegen het
Westen) en het feit hij een belangrijke schakel is geweest in de organisatie tussen Syri en
Nederland, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren.
4.32
De officieren van justitie hebben ten aanzien van Anis Z. gevorderd een bewezenverklaring
van samenspanning tot en voorbereidings- en bevorderingshandelingen ten behoeve van het
plegen van terroristische misdrijven en deelname aan de criminele en terroristische
organisatie. Volgens de officieren van justitie heeft hij gedurende een langdurige periode
deelgenomen aan de gewelddadige jihadstrijd, ook binnen de ten laste gelegde periode, en
gedurende een kortere periode een beperktere rol in de organisatie gespeeld. Zij concluderen
tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren.

5 Rechercheren op het internet (Facebook en Twitter)


Inleiding
5.1
Facebook is een sociaal netwerk op het internet. Een gebruiker van Facebook kan op zijn
account (ook wel pagina genoemd) informatie over zichzelf kwijt en hij of zij kan daarop
berichten, fotos en videos plaatsen. De gebruiker kan ook de informatie die andere
gebruikers van Facebook op hun accounts plaatsen, delen. Van de informatie op een (deels)
openbare Facebookpagina kan iedereen kennis nemen, ook personen die zelf geen
Facebookaccount hebben. De informatie op een (deels) besloten Facebookpagina is alleen
toegankelijk voor personen die zelf ook een Facebookaccount hebben en die een verzoek van
de gebruiker van die pagina om vriend te worden hebben geaccepteerd of die, na een eigen
verzoek aan die gebruiker om vriend te mogen worden, als zodanig zijn toegelaten. Voor
gebruikers van Facebook is zichtbaar of een Facebookpagina, of een deel daarvan, besloten is.
Als een Facebookpagina (deels) geheim is, is de informatie op die pagina alleen toegankelijk
voor personen die door de gebruiker/beheerder van die pagina zijn benaderd en die zijn
ingegaan op een verzoek van die gebruiker/beheerder om vriend te worden. Het bestaan van
een (deels) geheime Facebookpagina is voor gebruikers van Facebook (die geen vriend zijn
van die pagina) niet zichtbaar.
5.2
Twitter is een communicatiemedium op het internet. Gebruikers kunnen met gebruikmaking
van een eigen account per bericht (tweet) van maximaal 140 tekens aan de wereld kwijt wat
ze bezig houdt, wat hen is opgevallen en ze kunnen feiten of nieuwsberichten delen.
Gebruikers van Twitter kunnen ook berichten van anderen doorsturen (retweeten). Het totaal
van de door een gebruiker verstuurde en gedeelde berichten vormt een soort mini-blog
(Twitterpagina). Twitterpaginas kunnen door een ieder die dat wenst, bezocht worden; een
eigen Twitteraccount is daarvoor niet nodig.
5.3

Azzedine C. , Oussama C. , Rudolph H., Imane B., Moussa L. en Hatim R. maakten gebruik
van social media. Ze hadden of beheerden n of meer Facebookpaginas. Azzedine C. was
ook lid van Facebookpagina Werkgroep Shaam. Azzedine C. , Rudolph H., Imane B., Moussa
L. en Hatim R. hadden ook n of meer Twitteraccounts.
5.4
In het kader van het onderzoek heeft de politie de berichtgeving op social media van (voor
zover hier van belang) Azzedine C. , Oussama C. , Rudolph H., Imane B., Moussa L. en
Hatim R. gemonitord.
5.5.
Om een betere informatiepositie op Facebook te kunnen verkrijgen en, meer in het bijzonder,
om de contacten van de verschillende verdachten en hun specifieke uitingen in beeld te
krijgen, heeft de politie op 5 juni 2013 een Facebookaccount aangemaakt op naam van Aboe
Noewas. In de periode van 21 juni 2013 tot 1 september 2014 zijn op deze Facebookpagina
door de politie op vrijwel iedere doordeweekse dag berichten, fotos en videos geplaatst.
Deze informatie werd openbaar gedeeld. Door de politie is, met hetzelfde doel, ook een
pagina aangemaakt op naam van Ab Bashir. Deze pagina heeft bestaan van 6 april 2014 tot en
met 19 augustus 2014.25
5.6. Op 7 september 2013 heeft Aboe Noewas een bericht gestuurd naar n van de
Facebookpaginas van Azzedine C. teneinde te kunnen achterhalen waar in die periode door
Azzedine C. en anderen gevoetbald werd.
5.7.
Aboe Noewas heeft ook vriendschapsverzoeken verstuurd naar de Facebookpaginas van
Moussa L., Oussama C. , Azzedine C. en Rudolph H., althans de paginas die door hen
werden beheerd. Moussa L. heeft op 1 juli 2013 een vriendschapsverzoek van Aboe Noewas
gehonoreerd en Oussama C. op 9 mei 2014. Azzedine C. (die meerdere Facebookpaginas
had) is op 11 juni 2014 en op 20 juni 2014 vriend geworden van Aboe Noewas. Eerdere
vriendschapsverzoeken van Aboe Noewas (in december 2013 en op 13 mei 2014) had
Azzedine C. afgewezen. Rudolph H. is ook ingegaan op een vriendschapsverzoek van Aboe
Noewas, maar door de politie kon niet meer achterhaald worden wanneer hij dit heeft gedaan.
5.8
Op 25 april 2014 heeft Azzedine C. het Facebookprofiel van Ab Bashir toegevoegd aan het
Facebookprofiel van Werkgroep Shaam.
5.9
Vanaf december 2013 tot 1 september 2014 heeft de politie, meerdere keren per week, (een
gedeelte van) de berichtgeving op de hiervoor genoemde Facebookpaginas en
Twitteraccounts veiliggesteld door een kopie van deze berichtgeving te maken en deze op te
slaan.26
5.10

De veiliggestelde (delen van de) persoonlijke Facebookpaginas van Azzedine C. , Oussama


C. en Hatim R. en de Facebookpaginas van Shaam al-Ghareeba en Radio Ghuraaba waren
openbaar toegankelijk. Van de persoonlijke Facebookpagina van Moussa L. kon dit, achteraf,
niet meer worden vastgesteld. De Facebookpagina van Werkgroep Shaam betrof een geheime
pagina.
5.11
Aan de hiervoor geschetste recherche op het internet lag een aantal bevelen ex artikel 126j
van het Wetboek van Strafvordering ten grondslag:27
in de zaak van Azzedine C. : een bevel voor de periode van 13 juni 2013 tot en met 10
september 2013 en een bevel voor de periode van 25 april 2014 tot en met 23 juli 2014;
in de zaak van Oussama C. : voor de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 juli 2014 en
in de zaak van Rudolph H. : voor de periode van 12 mei 2014 tot en met 9 augustus 2014.
5.12
De verdediging van Oussama C. , Imane B.en Moussa L. heeft de officieren van justitie in het
voorjaar van 2015 verzocht inzicht te verstrekken in de opsporingsactiviteiten die zijn verricht
op het internet. De officieren van justitie hebben in reactie hierop informatie verstrekt, maar
zij hebben niet alles meer kunnen achterhalen.
Vormverzuim bestaande uit stelselmatige informatie-inwinning zonder bevelen (ex artikel
126j Sv)?
5.13
Door de verdediging van Azzedine C. , Oussama C. , Imane B.en Moussa L. is aangevoerd
dat zich in het opsporingsonderzoek op het internet vormverzuimen hebben voorgedaan. Dit
onderzoek had, aldus de verdediging, in zijn geheel met bevelen ex artikel 126j Sv (of bevelen
op een andere grondslag) gedekt moeten zijn; er is volgens de verdediging een meer dan
beperkte inbreuk gemaakt op de grondrechten van verdachten en de methode van onderzoek is
naar zijn aard zeer Risicovol voor de integriteit en de beheer Betrokkeneheid van de
opsporing. Gezien de aard van dit verzuim moet hieraan volgens de verdediging door de
rechtbank een consequentie worden verbonden. De consequentie die de verdediging van
Oussama C. , Imane B.en Moussa L. voorstaat is bewijsuitsluiting, terwijl de verdediging van
Azzedine C. heeft bepleit dat niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie
gerechtvaardigd is en, als daartoe niet wordt beslist, bewijsuitsluiting dan wel
strafvermindering. De verdediging van Rudolph H. heeft zich bij het betoog van de
verdediging van Azzedine C. , Oussama C. , Imane B.en Moussa L. aangesloten. De
rechtbank zal dit verweer, ambtshalve, ook in de zaak van Hatim R. aan een beoordeling
onderwerpen.
5.14

In reactie op dit verweer hebben de officieren van justitie naar voren gebracht dat artikel 3
van de Politiewet28 een voldoende wettelijke grondslag vormt voor de opsporingsactiviteiten
van de politie in die periodes waarin er geen bevelen ex artikel 126j Sv voorhanden waren.
5.15
De rechtbank overweegt als volgt. Doorslaggevend bij de beoordeling van de toelaatbaarheid
van een opsporingsmethode zoals in deze zaak is gehanteerd door de politie is in welke mate
de inzet van die methode inbreuk maakt op het recht van een verdachte op eerbiediging van
de persoonlijke levenssfeer. Is sprake van een niet meer dan geringe inbreuk (waarbij het
moment van inzet van het opsporingsmiddel leidend is, niet de resultaten) of bergt de
gebruikte opsporingsmethode geen bijzondere Risicosvoor de integriteit en de betrokkenheid
van de opsporing in zich, dan biedt artikel 3 van de Politiewet een toereikende wettelijke
grondslag voor het inzetten van de bewuste opsporingsmethode. Is dit niet het geval, dan moet
de politie aan de officier van justitie vragen bijvoorbeeld (maar dit is afhankelijk van de
omstandigheden van het geval) een bevel ex artikel 126j Sv af te geven.
5.16
Het is in zaken betreffende het hanteren van de opsporingsmethode van observatie (op de voet
van artikel 126g Sv)29 vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat voor de beantwoording van de
vraag of er bij het hanteren van die methode sprake is van een beperkte inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer van de verdachte onder meer de volgende omstandigheden
bepalend zijn: de duur, de intensiteit, de plaats(en) van observatie, het doel van de observaties
en de wijze waarop zij hebben plaatsgevonden (de overlast in de zin van indringendheid) en
voor wat betreft de vraag of voortduring van de observaties gerechtvaardigd is de graad van
verdenking. Van belang is of de methode geschikt is om een min of meer compleet beeld te
verkrijgen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de betrokkene.30
5.17
In de rechtspraak van de Hoge Raad over de reikwijdte van artikel 8 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wordt als maatstaf aangehouden dat in het
openbaar verrichte observaties alleen dan een inbreuk op dat artikel opleveren, indien zij
betrekking hebben op situaties waarin, naar moet worden aangenomen, de betrokkenen
onbevangen zichzelf willen zijn.31
5.18
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de Wet bijzondere
opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) uit 2000 wordt het volgende vermeld (in relatie tot de
opsporingsmethode van observatie):
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een dergelijke vorm van observatie is een
aantal elementen van belang: de duur, de plaats, de intensiteit of frequentie en het al dan niet
toepassen van een technisch hulpmiddel dat mr biedt dan alleen versterking van de
zintuigen. Ieder voor zich, maar met name in combinatie, zijn deze elementen bepalend voor
de vraag of een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemands leven wordt
verkregen. Naarmate de observatie langer plaatsvindt, de plaats waar de te observeren persoon
zich bevindt intiemer is, de intensiteit of frequentie waarmee geobserveerd wordt groter is,

dan wel een technisch hulpmiddel dat wordt ingezet meer mogelijkheden biedt, is de kans
groter dat een dergelijk beeld wordt verkregen (). Van stelselmatige observatie kan sprake
zijn bij zowel langdurige als kortstondige vormen van observatie. Bepalend is dat de
observatie tot resultaat kan hebben het in beeld brengen van een bepaald aspect van iemands
leven. Een normale surveillance zal geen vorm van stelselmatige observatie zijn. Ook het
oppervlakkig in de gaten houden van bijvoorbeeld een groep jongeren zal doorgaans geen
stelselmatige observatie zijn. Wanneer echter een persoon intensief of frequent wordt
gevolgd, zal wel sprake zijn van stelselmatige observatie.32
5.19
Over de opsporingsmethode van het stelselmatig inwinnen van informatie (artikel 126j Sv)33
is in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat geleid heeft tot de Wet bijzondere
opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) uit 2000 het volgende te vinden:
Het onderscheid met de stelselmatige observatie is daarin gelegen dat de opsporingsambtenaar
uitdrukkelijk tot opdracht heeft om op zodanige wijze aanwezig te zijn in de omgeving van de
verdachte, dat de verdachte of personen uit de directe omgeving van de verdachte met hem
contacten onderhouden zonder dat zij weten dat zij met een opsporingsambtenaar van doen
hebben. De opsporingsambtenaar observeert dus niet alleen, maar interfereert actief in het
leven van de verdachte. Hij gaat daarbij verder dan alleen waarnemen of luisteren. Gelet op de
stelselmatigheid waarmee dit kan gebeuren, kan deze bevoegdheid een inbreuk maken op de
persoonlijke levenssfeer van de verdachte.
5.20
In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wijziging van het
Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Telecommunicatiewet in
verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II)
wordt over het stelselmatig inwinnen van informatie op de voet van artikel 126j Sv voorts nog
het volgende vermeld:
Denkbaar is dat dit de vorm aanneemt van het stelselmatig inwinnen van informatie in een
nieuwsgroep op Internet waaraan ook de verdachte deelneemt, zonder dat de deelnemers aan
de nieuwsgroep weten dat zich onder hen een opsporingsambtenaar bevindt (). Hierbij gaat
het overigens alleen om het door de ambtenaar actief deelnemen aan de nieuwsgroep, doordat
hij of zij zelf berichten post en aldus tracht van anderen informatie los te krijgen; het slechts
rondkijken in een nieuwsgroep en lezen wat voor een ieder toegankelijk is, is zoals eerder
aangegeven zonder meer geoorloofd.34
5.21
In dezelfde memorie van toelichting heeft de Minister van Justitie naar voren gebracht dat een
opsporingsambtenaar op grond van artikel 2 van de Politiewet 199335 als ieder ander kan
rondkijken in de digitale wereld en kennis kan nemen van de voor een ieder raadpleegbare
informatie. () Zoals de politie, al dan niet in burger, op straat mag surveilleren en
rondkijken, zo mag een rechercheur vanachter zijn computer hetzelfde doen op internet. Een
uitdrukkelijke wettelijke grondslag is daarvoor niet nodig. Daarbij wordt door de Minister
opgemerkt dat deze bevoegdheid om rond te kijken op een openbaar netwerk niet de

bevoegdheid impliceert om stelselmatig voor de uitoefening van de politietaak gegevens van


internet te downloaden en in een politieregister op te slaan.
5.22
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat er een grote mate van overeenstemming bestaat
tussen de opsporingsmethode van observatie en die van het inwinnen van informatie. Het is
hierom dat de rechtbank de in de wetgeschiedenis en de rechtspraak van de Hoge Raad
geformuleerde uitgangspunten voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de
opsporingsmethode van observatie ook toepasbaar acht bij de beoordeling van de
rechtmatigheid van de opsporingsmethode van het inwinnen van informatie.
5.23
Toegespitst op de onderhavige zaak overweegt de rechtbank voorts als volgt.
5.24
De rechtbank stelt voorop dat wanneer zich in het onderzoek naar de verrichtingen van n
van de verdachten op social media een vormverzuim zou voordoen, dit niet de belangen van
de andere verdachten raakt. In zoverre is er dan ook geen reden om in de zaak van die
verdachten aan dat specifieke verzuim enig rechtsgevolg te verbinden (Schutznorm).
5.25
De rechtbank constateert vervolgens dat een groot deel van de in het dossier aanwezige
berichtgeving op social media is veiliggesteld en opgeslagen in een periode waarin geen bevel
of bevelen ex artikel 126j Sv voorhanden was/waren. De rechtbank is, indachtig de hiervoor
aangehaalde wetsgeschiedenis en rechtspraak, van oordeel dat genoemde activiteiten echter
wl met dergelijke bevelen gedekt hadden moeten zijn omdat deze moeten worden
aangemerkt als het stelselmatig inwinnen van informatie over de verdachten die het aangaat.
Daartoe is het navolgende redengevend.
5.26
Door de activiteiten van de verschillende verdachten op (verschillende vormen van) social
media gedurende langere periodes te volgen, te bekijken en veilig te stellen werd niet alleen
zicht verkregen op het persoonlijke leven van de verdachten, maar ook op (verbanden tussen)
hun contacten en de inhoud van die contacten in relatie tot de verdenking (in veel gevallen het
ronselen voor de gewapende jihadstrijd in Syri). Ook werd zicht verkregen op het verleden;
een Facebookpagina en een Twitteraccount zijn immers niet statisch. Ze bevatten niet alleen
informatie van nu; ook in het verleden geplaatste berichten (en dat kan ver in de tijd
teruggaan) zijn toegankelijk. Op dit punt is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake
van een vormverzuim. Van belang is verder het volgende.
5.27
Het politie-account Aboe Noewas is aangemaakt op een moment waarop geen bevelen ex
artikel 126j Sv van kracht waren. In de periode dat zijn account actief was, plaatste Aboe
Noewas vrijwel dagelijks informatie op zijn Facebookpagina met als doel de aandacht van de

verdachten in het onderzoek te trekken (opdat zij zouden reageren door, bijvoorbeeld,
vriendschapsverzoeken te sturen of vriendschapsverzoeken van Aboe Noewas te honoreren).
Voor de verdachten en hun omgeving (hun vrienden op Facebook en hun volgers op
Twitter) was niet zichtbaar dat de politie achter dit account schuilging. De activiteiten van
Aboe Noewas werden ook niet geheel door een bevel of bevelen ex artikel 126j Sv gedekt. De
rechtbank is van oordeel dat een bevel ex artikel 126j Sv had moeten worden verkregen voor
zowel het aanmaken van het account als alle activiteiten van Aboe Noewas. Hierbij heeft de
rechtbank het feit dat die activiteiten onder een gefingeerde naam werden verricht alsmede de
duur van die activiteiten betrokken. Ook in zoverre is dus sprake van een vormverzuim.
5.28
Voor het Facebookaccount Ab Bashir geldt dat, bij gebreke van informatie hierover, niet kan
worden vastgesteld of aan het aanmaken van dat account een bevel ex artikel 126j Sv ten
grondslag lag. Het Facebookaccount Ab Bashir is aangemaakt in een Amsterdams onderzoek
dat niet was gericht op n van de verdachten. Hierom raakt het mogelijk ontbreken van een
bevel ex artikel 126j de verdachten niet. Van een vormverzuim in het voorbereidend
onderzoek naar deze verdachten is dus in zoverre geen sprake.
5.29
Op het moment dat het Facebookaccount Ab Bashir aan de Facebookgroep van Werkgroep
Shaam (waarvan Azzedine C. medebeheerder was) werd toegevoegd, was er in de zaak van
Azzedine C. een bevel ex artikel 126j Sv afgegeven. Dit bevel vormde naar het oordeel van de
rechtbank voldoende grond om de (historische) berichtgeving op het Facebookaccount van
Werkgroep Shaam te bekijken en veilig te stellen. Aan het toepassen van deze
opsporingsmethode zijn naar het oordeel van de rechtbank ook geen bijzondere Risicosvoor
de integriteit en betrokkenheid van de opsporing verbonden; dat niet duidelijk was wie er
achter het account Ab Bashir schuilging, is onvoldoende om dit aan te nemen. Van een
vormverzuim is dus ook op dit punt geen sprake.
5.30
De wel geconstateerde vormverzuimen kunnen niet meer worden hersteld. De vraag die
vervolgens moet worden beantwoord is of er aanleiding bestaat om aan het bestaan van
genoemde vormverzuimen enig rechtsgevolg te verbinden. De rechtbank overweegt hierover
in algemene zin als volgt.
5.31
Als er sprake is van een vormverzuim dat niet herstelbaar is, moet de rechtbank, als de
rechtsgevolgen van het verzuim niet uit de wet blijken, beoordelen of aan dat vormverzuim
enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking
komt. Daarbij dient zij rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv
genoemde factoren, te weten:

a) het belang dat het geschonden voorschrift dient,

b) de ernst van het verzuim, waarbij de omstandigheden van belang zijn waaronder het
verzuim is begaan en ook de mate van verwijtbaarheid van het verzuim en

c) het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.

5.32
Van belang is voorts dat een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv niet steeds behoeft te
leiden tot een van de daar omschreven rechtsgevolgen, te weten strafvermindering,
bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging.
Van niet-ontvankelijkheid kan slechts sprake zijn indien het vormverzuim daarin bestaat dat
met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op
beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove
veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke
behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Bewijsuitsluiting kan aan de orde komen indien
het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen, en komt slechts in aanmerking indien dit
noodzakelijk is ter verzekering van het recht van verdachte op een eerlijk proces in de zin van
artikel 6 EVRM, er een ander belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in
aanzienlijke mate is geschonden of er sprake is van een situatie waarin naar uit objectieve
gegevens blijkt zozeer bij herhaling voorkomt dat zijn structureel karakter vaststaat en de
verantwoordelijke autoriteiten zich, vanaf het moment waarop dit structurele verzuim hun
bekend moet zijn geweest, onvoldoende inspanningen hebben getroost overtredingen van het
desbetreffende voorschrift te voorkomen. Strafvermindering, in die zin dat de hoogte van de
op te leggen straf in verhouding tot de ernst van het verzuim wordt verlaagd, komt slechts in
aanmerking, indien aannemelijk is dat:

a) de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden,

b) dit nadeel is veroorzaakt door het verzuim,

c) het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering, en

d) strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en
de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is.36

5.33

Het geschonden voorschrift beoogt het privacy-belang, zoals ook verankerd in artikel 8
EVRM, van de verdachten die door de vormverzuimen zijn geraakt, te beschermen.
5.34
Ten aanzien van de ernst van de verzuimen (de inbreuk op de privacy) en het nadeel dat
hierdoor is veroorzaakt oordeelt de rechtbank dat relativering op zijn plaats is. Het gaat in
deze om het inwinnen van informatie in de digitale wereld. De verzamelde gegevens waren
publiekelijk toegankelijk. Het betreft dus een andere (en minder ernstige) situatie dan de
situatie waarin informatie wordt verzameld in een afgesloten ruimte (bijvoorbeeld een
woning). Van belang in dit verband is ook dat verdachten hun Facebookpaginas met name
gebruikten om uit te dragen waar zij voor stonden, voor hun boodschap; het was hen er juist
om te doen dat anderen kennis namen van de inhoud van hun paginas. De rechtbank acht in
dit verband voorts van belang dat er in het onderzoek tegen de verdachten goede gronden
waren om tot stelselmatige informatie-inwinning over te gaan, zodat geen sprake is geweest
van een inbreuk op de privacy van verdachten waarvoor geen inhoudelijke rechtvaardiging
bestond; als de politie aan de officieren van justitie had gevraagd om bevelen ex artikel 126j
Sv af te geven, dan zouden deze zonder enige twijfel zijn verstrekt. Van belang is ook dat
waar tot meer indringende vormen van het inwinnen van informatie is overgegaan, zoals het
versturen van vriendschapsverzoeken (waarmee toegang kon worden verkregen tot de, waar
van toepassing, afgeschermde gedeeltes van de Facebookpaginas), deze activiteiten wl werd
gedekt door bevelen ex artikel 126j Sv. Hierop geldt n uitzondering, namelijk het
Facebookaccount van Moussa L.37, maar dit gegeven alleen brengt geen wijziging in het
oordeel van de rechtbank. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat de geconstateerde
vormverzuimen er niet toe hebben geleid dat de opsporingsactiviteiten niet of slechts beperkt
controleerbaar zijn geweest doordat zij achter de rug van de officieren van justitie
plaatsvonden en doordat als gevolg daarvan behoorlijke verslaglegging ontbrak. Weliswaar
valt op die verslaglegging, zoals de rechtbank hierna nog zal overwegen, wel het een en ander
aan te merken, maar hieraan behoeft, wat de rechtbank betreft, geen gevolg te worden
verbonden.
5.35
Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank, in het licht van de door de Hoge Raad
geformuleerde criteria ten aanzien van de toepassing van de diverse mogelijke
rechtsgevolgen, geen aanleiding om aan de geconstateerde onherstelbare vormverzuimen enig
rechtsgevolg te verbinden. Zij volstaat met de enkele constatering van het verzuim.
Overige verweren ten aanzien van mogelijke vormverzuimen
5.36
De verdediging van Azzedine C. heeft betoogd dat zich in het opsporingsonderzoek op het
internet nog een aantal vormverzuimen heeft voorgedaan. Het gaat volgens de verdediging om
het volgende:

a) door toedoen van de politie is niet meer na te gaan of de uitingen (op social media)
die aan Azzedine C. zijn ten laste gelegd, niet oorspronkelijk van de politie, meer

specifiek van de Facebookpaginas op naam van Aboe Noewas en Ab Bashir,


afkomstig waren (en dus of er sprake is geweest van uitlokking);

b) Aboe Noewas en Ab Bashir hebben zich, zonder wettelijke grondslag, schuldig


gemaakt, aan opruiing;

c) de officieren van justitie hebben onvoldoende openheid van zaken betracht over het
handelen van Aboe Noewas en Ab Bashir;

d) de officieren van justitie zijn een deel van de relevante stukken over de
Facebookpaginas van Aboe Noewas en Ab Bashir kwijtgeraakt, althans zij weigeren
deze te verstrekken.

Ook aan deze vormverzuimen, althans aan de combinatie daarvan, moet volgens de
verdediging van Azzedine C. een rechtsgevolg worden verbonden; is het niet nietontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie, dan minst genomen bewijsuitsluiting en,
in het uiterste geval, strafvermindering.
5.37
Ten aanzien van het gestelde onder (a) overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank
begrijpt dit verweer aldus dat de verdediging meent dat de verbaliseringsplicht is geschonden.
Wat de Facebookpagina van Aboe Noewas betreft, moet worden vastgesteld dat de politie niet
(meer) in staat is gebleken alle berichten die op die pagina zijn geplaatst, terug te halen;
slechts een deel is aan het dossier toegevoegd. In zoverre is dus wel sprake van een
vormverzuim en dit verzuim kan ook niet meer worden hersteld. De informatie die in het
dossier is neergelegd over het Facebookaccount Ab Bashir is onvolledig. Ook in zoverre is
dus sprake van een vormverzuim dat onherstelbaar is.
5.38
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan deze vormverzuimen enig rechtsgevolg te
verbinden. Door Azzedine C. is tijdens de bespreking ter terechtzitting van de aan hem
verweten uitingen op social media op geen enkel moment gezegd dat n of meerdere van die
uitingen afkomstig waren van de Facebookpaginas van Aboe Noewas en Ab Bashir. Uit
hetgeen over de aan Azzedine C. ten laste gelegde uitingen bekend is, volgt dat ook niet.
5.39
Ten aanzien van het gestelde onder (b) overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank
begrijpt dit verweer aldus dat betoogd wordt dat de activiteiten van Aboe Noewas en Ab
Bashir, voor zover het gaat om het plaatsen van berichten op hun Facebookpaginas, gedekt
hadden moet zijn door een bevel ex artikel 126h Sv (bevel tot infiltratie38). Kenmerkend voor
infiltratie is dat het Risicobestaat dat de infiltrerende opsporingsambtenaar een strafbaar feit

of strafbare feiten begaat; als het daarvan komt, was dat dus de bedoeling. Evident is dat aan
het plaatsen van berichten op de Facebookpaginas van Aboe Noewas en Ab Bashir niet een
dergelijke bedoeling ten grondslag lag. In zoverre faalt het verweer, waarbij de rechtbank nog
wijst op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen, te weten dat uit niets is gebleken dat n of
meer van de aan Azzedine C. ten laste gelegde uitingen op social media hun oorsprong vinden
in de Facebookpaginas van Aboe Noewas en Ab Bashir. Overigens merkt de rechtbank ook
nog op dat de uitingen die zijn gedaan op de Facebookpaginas van Aboe Noewas en Ab
Bashir in deze zaak niet ter beoordeling voorliggen. Van een vormverzuim is dus geen sprake.
5.40
Het onder (c) en (d) gestelde kan niet worden aangemerkt als vormverzuimen die zich in het
voorbereidend onderzoek hebben voorgedaan. De verweren op deze punten falen dus.
6. De ontwikkelingen in Syri39
6.1
Genspireerd door soortgelijke ontwikkelingen in andere Arabische landen kwam in het
voorjaar van 2011 een groot deel van de bevolking van Syri vreedzaam in verzet tegen het
dictatoriale regime van president Bashar al-Assad. Het regime probeerde de roep om
hervormingen met grof geweld de kop in te drukken, maar dit bracht het verzet niet tot
zwijgen. Aan het eind van 2011 begon de oppositie zich in reactie op de gewelddadigheden
van het regime gewapenderhand te verzetten. Hierbij werden wraakacties uitgevoerd tegen
regeringstroepen en wijken in grote steden en gebieden op het platteland veroverd. Het
Syrische bewind trad hiertegen met nog hardere hand op.40
6.2
Gaandeweg ontwikkelde wat als een vreedzaam protest was begonnen zich tot een gewapende
strijd, waarvan vooral de burgerbevolking het slachtoffer was, en uiteindelijk tot een
humanitaire ramp. Het aantal doden dat tijdens het conflict in Syri is gevallen werd in
december 2014 geschat op meer dan 200.000. Op dat moment waren al meer dan drie miljoen
Syrirs gevlucht naar het buitenland en bedroeg het aantal ontheemden in Syri meer dan 7,5
miljoen.41
6.3
Al kort na het begin van het protest werd het optreden van het regime van president Assad
daartegen door een groot deel van de wereldgemeenschap scherp veroordeeld. SecretarisGeneraal van de Verenigde Naties Ban Ki-moon stelde in de zomer van 2011 vast dat
president al-Assad alle legitimiteit had verloren. Westerse staten drongen aan op zijn aftreden
en vaardigden sancties uit tegen zijn regime.
6.4
Rapporten van de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab
Republic van de Human Rights Council van de Verenigde Naties (IICIS), Human Rights
Watch (HRW) en Amnesty International (AI) en talloze publicaties van gezaghebbende
journalisten laten er geen twijfel over bestaan dat het regime van president Assad zich heeft

schuldig gemaakt aan systematische en grootschalige schendingen van mensenrechten en


oorlogsmisdaden. De rechtbank citeert hier de samenvatting van het 8e rapport van de IICIS
d.d. 13 augustus 2014:
Government forces continued to perpetrate massacres and conduct widespread attacks on
civilians, systematically committing murder, torture, rape and enforced disappearance
amounting to crimes against humanity. Government forces have committed gross violations
of human rights and the war crimes of murder, hostage-taking, torture, rape and sexual
violence, recruiting and using children in hostilities and targeting civilians. Government
forces disregarded the special protection accorded to hospitals and medical and humanitarian
personnel. Indiscriminate and disproportionate aerial bombardment and shelling led to mass
civilian casualties and spread terror. Government forces used chlorine gas, an illegal weapon.
Dit zijn feiten van inmiddels algemene bekendheid. Deze rechtbank heeft in haar vonnis d.d. 1
december 2014 het regime van president Assad vanwege deze feiten abject genoemd.42 Er is
geen enkele reden hiervan iets terug te nemen.
6.5
Naarmate de strijd in Syri vorderde, nam de invloed van jihadistische groepen hand over
hand toe. Islamisme werd de hoofdstroming van de verzetsbeweging. Het doel van deze
strijdgroepen was niet alleen - misschien zelfs niet eens in de eerste plaats het ten val
brengen van het regime van Assad, maar ook of vooral de vestiging van een streng
islamitische staat op het grondgebied van Syri, waar de door hen voorgestane versie van de
sharia zou worden gemplementeerd.43
6.6
De gewapende strijd kreeg hierdoor ook meer en meer een sektarisch karakter: een strijd van
soennieten tegen alawieten en sjiieten.44
6.7
Er kan ook geen twijfel over bestaan dat de jihadistische strijdgroepen, zoals Jabhat al-Nusra,
ISIL (later: ISIS en IS) en andere, zich op grote schaal en systematisch hebben schuldig
gemaakt aan gruwelijke misdaden. Ook deze zijn in de talloze betrouwbare perspublicaties en
de hierboven genoemde rapporten gedocumenteerd beschreven. De rechtbank citeert ook hier
de samenvatting van het rapport van IICIS d.d. 13 augustus 2014:
Non-State armed groups, named in the report, committed massacres and war crimes, including
murder, execution without due process, torture, hostage-taking, violations of international
humanitarian law tantamount to enforced disappearance, rape and sexual violence, recruiting
and using children in hostilities and attacking protected objects. Medical and religious
personnel and journalists were targeted. Armed groups besieged and indiscriminately shelled
civilian neighbourhoods, in some instances spreading terror among civilians through the use
of car bombings in civilian areas. Members of the Islamic State of Iraq and Al-Sham (ISIS)
committed torture, murder, acts tantamount to enforced disappearance, and forcible
displacement as part of an attack on the civilian population in Aleppo and Ar Raqqah
governorates, amounting to crimes against humanity.

6.8
De verdediging heeft er bij de rechtbank op aangedrongen vooral niet met de kennis van nu
te oordelen over wat de verdachten wordt verweten. Zo hebben de raadslieden van Imane B.,
Oussama C. en Moussa L. aangevoerd dat de door IS gepleegde misdrijven vooral dateren uit
de periode daarna en dat berichten daarover Nederland eerst in augustus 2014 hebben bereikt.
Dit klopt niet. De rechtbank heeft hierboven geciteerd uit het rapport dat IICIS in augustus
2014 uitbracht. Maar ook in haar eerdere rapporten had IICIS al uitgebreid verslag gedaan van
de misdrijven van onder andere de jihadistische strijdgroepen. En ook de versies van het op
openbare bronnen gebaseerde kennisdocument van dr. Jolen van augustus 2013, 12 mei 2014
en 1 augustus 2014 geven daarvan een duidelijk beeld. Voor wie ook maar een beetje het
nieuws over Syri volgde en zijn ogen daarvoor niet sloot, moet het al ver voor medio 2014
volstrekt duidelijk zijn geweest dat de jihadistische strijdgroepen systematisch en op grote
schaal ernstige misdrijven pleegden. De rechtbank onderschrijft wel dat de door IS vanaf eind
augustus 2014 verspreide films van onthoofdingen van westerse journalisten en de
berichtgeving over de dreigende genocide op de Yezidis omstreeks diezelfde tijd aanzienlijk
hebben bijgedragen aan de kennis onder grotere delen van de bevolking over de ideologie en
de daden van IS.
6.9
Veel van de hierboven beschreven misdaden van de jihadistische strijdgroepen stonden in
geen enkele relatie tot de strijd tegen het leger van president al-Assad, maar kwamen voort uit
de godsdienstig gemotiveerde wens van deze groepen hun radicale versie van de sharia op een
gewelddadige wijze op te leggen aan de burgerbevolking van de door hen veroverde
gebieden.45 Veel van deze misdaden werden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel
de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen. Executies, onthoofdingen en kruisigingen
vonden daarom bewust in het openbaar plaats. De bevolking werd opgeroepen dan wel
gedwongen deze bij te wonen en soms werden videos hiervan op het internet geplaatst. De
IICIS meldt in haar rapport d.d. 12 februari 2014 dat Jabhat al-Nusra en ISIS publiekelijk
executies uitvoerden to assert their presence after taking control of an area and to instil fear
among the population.
6.10
Na het uitbreken van de vijandelijkheden in 2011 kwam al snel een stroom op gang van
buitenlandse strijders die zich aansloten bij jihadistische strijdgroepen. Aanvankelijk waren
dit vooral jongeren uit het Midden-Oosten en Noord-Afrika, later ook steeds meer jongeren
uit Westerse landen. Syri werd een jihadistische hotspot. Secretaris Ban Ki-Moon sprak in
september 2014 over meer dan 13.000 buitenlandse strijders uit meer dan 80 landen die zich
hadden aangesloten bij Jabhat al-Nusra en IS.46 De eerste Nederlanders vertrokken in het
najaar van 2012.47 In november 2014 werd hun aantal geschat op ten minste 160.48
6.11
De jihadistische strijdgroepen die in Syri actief zijn maken intensief gebruik van het internet
en sociale media. Zij verspreiden op deze manier hun ideologie, doen verslag van hun
activiteiten en roepen op tot (geldelijke en/of fysieke) steun. Zij hebben zelf mediaplatforms,
websites, facebookpagina's en/of twitter accounts. Via jihadistische websites en fora, maar
ook mainstream videokanalen zoals YouTube, wordt hun berichtgeving verspreid. In deze

propaganda is een belangrijke rol weggelegd voor buitenlandse strijders. In veel videos wordt
de onderlinge kameraadschap benadrukt van strijders die uit alle delen van de wereld naar
Syri zijn gekomen om de bevolking aldaar te helpen en een islamitische staat te vestigen. In
Syri kun je je geloof als moslim in volle omvang belijden en praktiseren, is de boodschap.
Onverholen wordt opgeroepen zich bij hen aan te sluiten omdat de jihad in Syri een
verplichting voor elke moslim is geworden. Een belangrijk element in deze wervende
propaganda is (de verheerlijking van) het martelaarschap. Een strijder wacht ofwel de
overwinning, of de hoogste rang in het paradijs.49
6.12
De aanwezigheid van de vele godsdienstig gemotiveerde buitenlandse strijders verhevigde de
intensiteit, de duur, de onbetrokkenheid en het sektarische karakter van de strijd in Syri.50
Internationaal groeide ook de bezorgdheid dat deze strijders bij eventuele terugkomst in hun
eigen land verder zouden zijn geradicaliseerd, gevechtservaring hadden opgedaan en/of
getraumatiseerd zouden zijn geraakt. Zij zouden mogelijk aanslagen kunnen plegen in hun
eigen land en/of daar nieuwe strijders kunnen werven voor de strijd in Syri (en/of Irak). In
een resolutie van 15 augustus 2014 sprak de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties haar
diepe bezorgdheid uit over de acute en groeiende bedreiging die uitgaat van de grote stroom
van buitenlandse terroristische strijders naar IS, het Nusra Front en overige aan al-Qaeda
gelieerde groepen.51 In deze en een volgende resolutie droeg de Veiligheidsraad alle landen
op passende maatregelen te nemen om de uitreis naar en deelname van deze strijders aan de
gewapende jihadstrijd in Syri (en Irak) tegen te gaan.52
6.13
In het hierna volgende hoofdstuk wordt besproken hoe de strijd in Syri juridisch moet
worden geduid en welke gevolgen dat heeft voor het toepasselijk recht.

7 Het toepasselijk recht


7.1
De rechtbank zal in dit hoofdstuk onderzoeken of het Nederlandse strafrecht, waaronder de
terrorisme bepalingen, van toepassing zijn op geweldshandelingen die plaatsvinden tijdens de
gewapende jihadstrijd in Syri.53
7.2
Daartoe zal de rechtbank, alvorens de afzonderlijke ten laste gelegde feiten te bespreken,
ingaan op het relevante juridische kader met betrekking tot geweldshandelingen in Syri. Om
de strafbaarheid van deze geweldshandelingen te kunnen bepalen, is het allereerst nodig om
vast te stellen of in Syri sprake was van een internationaal danwel niet-internationaal
gewapend conflict. Gedurende internationale en niet-internationale gewapende conflicten zijn
andere rechtsregimes van toepassing met betrekking tot het gebruik van geweld dan in
vredestijd. Het internationaal humanitair recht, dat alleen van toepassing is gedurende
gewapende conflicten, bepaalt welke personen gerechtigd zijn om bepaalde
geweldshandelingen uit te voeren. De rechtbank zal dan ook vaststellen welke rechtsregimes
van toepassing waren in Syri en of de strijders van IS(IS) en/of Jabhat al-Nusra en/of andere
(jihadistische) strijdgroepen daarin een status is toegekend die hen vrijwaart van

strafrechtelijke vervolging voor geweldshandelingen. Vervolgens zal worden bepaald of het


Nederlandse strafrecht, waaronder de bepalingen die terroristische misdrijven strafbaar
stellen, van toepassing is.
De vijandelijkheden in Syri: een gewapend conflict?
7.3
De officieren van justitie hebben gesteld dat er in Syri sprake is van een niet-internationaal
gewapend conflict, waarin zowel het internationaal humanitair recht als het Nederlandse
strafrecht van toepassing zijn. In Syri (en Irak) is immers geen sprake van een gewapend
conflict tussen staten onderling en er is geen bewijs dat een ander land overall control
uitoefent over bepaalde gewapende groepen.
7.4
De verdediging heeft betoogd dat het niet mogelijk is om over n conflict in Syri te spreken
en dat er in ieder geval in een deel van Syri (en Irak) sprake is van een internationaal
gewapend conflict, waarin het internationaal humanitair recht exclusief van toepassing is. Een
conflict internationaliseert op het moment dat een buitenlandse mogendheid tegen een staat
vecht of overall control uitoefent over een gewapende groepering die in opstand is gekomen
tegen die staat. Veel landen hebben zich in het conflict in Syri en Irak gemengd, ook aan de
kant van de opstandelingen. Er zijn sterke aanwijzingen dat deze steun aan de opstandelingen
verder gaat dan louter financile of logistieke steun en dat andere landen ook daadwerkelijk
controle uitoefenen over bepaalde groeperingen. Volgens de verdediging kan haar niet
worden verweten dat zij niet precies heeft aangegeven in hoeverre of waar het conflict in
Syri en Irak precies genternationaliseerd is. Dat is lastig en zinloos omdat het Openbaar
Ministerie heeft geweigerd aan te geven tot welke organisaties verdachten zouden hebben
behoord en waar en in welke context de onderliggende feiten zouden zijn gepleegd.
7.5
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bestaan en de aard van het conflict als volgt.
7.6
Allereerst is van belang dat de tenlasteleggingen zien op de periode van 1 januari 2012 tot en
met 31 oktober 2014. Voor het vaststellen van het bestaan van een gewapend conflict
gedurende deze periode is een analyse van de feitelijke situatie vereist, gebaseerd op de aard
en omvang van de gevechtshandelingen, de doelstelling daarvan, alsmede de grondslag
waarop de handelingen worden verricht.54
7.7
Indien gewapend geweld tussen staten of langdurig gewapend geweld tussen een staat en
(een) georganiseerde gewapende groep(en) dan wel tussen zulke groepen onderling een
bepaalde mate van intensiteit bereikt, kunnen de vijandelijkheden worden gekwalificeerd als
een internationaal respectievelijk niet-internationaal gewapend conflict.55
7.8

In Boskoski & Tarculovski heeft het International Criminal Tribunal for the former
Yugoslavia (hierna: ICTY) de relevante factoren opgesomd die tot dan toe waren vastgesteld
in de jurisprudentie om op objectieve wijze de vereisten van intensiteit en organisatie te
kunnen toetsen.56 Om de intensiteit van het geweld te beoordelen, moet acht worden geslagen
op factoren als het aantal burgers dat is gevlucht, het soort wapens dat wordt gebruikt (met
name militaire wapens en voertuigen zoals tanks), het aantal doden en strijders, het al dan niet
sluiten van een wapenstilstand en inmenging van de internationale gemeenschap. Om te
beoordelen of een partij bij het conflict voldoet aan het vereiste van organisatie kan worden
gekeken naar de commandostructuur van een groep, de organisatie van operaties, het
disciplinair systeem, de mogelijkheid om de minimumgedragsnormen van het internationaal
humanitair recht te implementeren en de mogelijk om met n stem te spreken.57
7.9
De ontwikkeling van de vijandelijkheden in Syri is reeds beschreven in hoofdstuk 6. Naar
het oordeel van de rechtbank volgt uit verscheidene rapporten van gezaghebbende NGOs dat
er in ieder geval vanaf juli 2012 sprake is van een niet-internationaal gewapend conflict op het
gehele grondgebied van Syri, tussen het Syrische regeringsleger en verscheidene
georganiseerde gewapende groepen zoals ISIL/ISIS/IS en Jabhat al-Nusra.58 Er waren op dat
moment immers duizenden mensen gevlucht, er waren duizenden burgerdoden gevallen, er
werd gebruik gemaakt van militaire wapens en voertuigen als tanks en artillerie,
regeringstroepen en oppositie voerden grootschalige militaire operaties uit, er werd
onderhandeld over een vredesplan, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties poogde het
Syrische bewind te veroordelen in resoluties en de gewapende groepen waren voldoende
georganiseerd.
7.10
Een gewapend conflict tussen een staat (in casu: Syri) en een (of meer) georganiseerde
gewapende groep(en) kan worden gekwalificeerd als een internationaal gewapend conflict als
de handelingen van die groep(en) zijn toe te schrijven aan een andere staat. In Tadi bepaalde
het ICTY dat sprake moet zijn van een overall control over de georganiseerde gewapende
groep, in die zin dat de andere staat has a role in organising , coordinating or planning the
military actions of the military group, in addition to financing, training and equipping or
providing operational support to that group.59 Het criterium van overall control is
algemeen aanvaard in de jurisprudentie. Echter, uit de statenpraktijk blijkt dat the overall
control threshold is high and the evidence in support must be compelling.60
7.11
De verdediging heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat er aanwijzingen zijn en
het aannemelijk is dat het conflict internationaal van aard was. Er moet volgens de
verdediging worden gekeken naar de mate waarin andere landen betrokken zijn bij het
gewapende conflict. De verdediging volstaat echter met de constatering dat veel landen zich
in het conflict hebben gemengd en er sterke aanwijzingen zijn dat andere landen ook
daadwerkelijk controle uitoefenen over bepaalde groeperingen.61
7.12

Nu de verdediging heeft nagelaten om te stellen welke mogendheid een overall control zou
uitoefenen over welke groepen en derhalve niet, althans onvoldoende concreet, heeft
onderbouwd op grond van welke feiten en omstandigheden er reeds gedurende de
tenlastegelegde periode sprake zou zijn geweest van een genternationaliseerd gewapend
conflict, kan dit verweer alleen maar falen. De rechtbank heeft, ook ambtshalve oordelend,
geen feiten of omstandigheden aannemelijk bevonden die tot een andersluidend oordeel
zouden hebben kunnen leiden. De rechtbank sluit de ogen niet voor de betrokkenheid van
andere mogendheden bij het conflict in Syri en onderkent de mogelijkheid dat het conflict in
de toekomst zou kunnen worden gekwalificeerd als een internationaal gewapend conflict. De
rechtbank kan echter niet concluderen dat er reeds gedurende de tenlastegelegde periode
sprake is geweest van het vereiste van overall control. In haar rapport d.d. 13 augustus 2015
concludeert ook IICIS met betrekking tot het gewapende conflict in Syri:
While fought mostly by Syrians and largely contained within Syrian territory, the war is
increasingly driven by international and regional powers, primarily in accordance with their
respective geostrategic interests. Syrian stakeholders, on all sides of the conflict, have
gradually lost control over the course of events due to a variety of external factors that have
obscured the internal dimension of the war. As the war endures, it displays worrying signs of
becoming internationalized. The competition among regional powers for influence has
resulted, among other consequences, in an alarming exacerbation of the sectarian dimension,
instigated by the intervention of foreign fighters and extremist clerics.62
7.13
Op basis van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat er in een gedeelte van
de tenlastegelegde periode - vanaf juli 2012 tot en met 31 oktober 2014 - in Syri sprake was
van een niet-internationaal gewapend conflict. De Syrische regeringsstrijdkrachten enerzijds
en de strijders van de georganiseerde gewapende oppositiegroepen anderzijds waren
gedurende deze periode verwikkeld in een intensieve en langdurige gewapende strijd.
De toepasselijke rechtsregimes gedurende een niet-internationaal gewapend conflict
7.14
Nu is vastgesteld dat er sinds juli 2012 een niet-internationaal gewapend conflict in Syri
bestaat, moet worden beoordeeld welke rechtsregimes daarop van toepassing zijn.
7.15
Het bestaan van een gewapend conflict is een vereiste voor de inwerkingtreding en
toepasbaarheid van het internationaal humanitair recht. Het internationaal humanitair recht
bestaat uit een reeks van verdragen en (gewoonterechtelijke) bepalingen die er, kort gezegd,
primair op gericht zijn om personen die niet of niet meer deelnemen aan een gewapend
conflict te beschermen. Daarnaast moet het middelen en methodes van oorlogsvoering
beperken en aan regels onderwerpen, met als grondslag het idee dat er (ook) tijdens een
gewapend conflict geen staat van wetteloosheid is.63
7.16

Zo omschrijft gemeenschappelijk artikel 3 van de Verdragen van Genve fundamentele


principes die in een niet-internationaal conflict dienen te worden gerespecteerd. Het bevat
minimum-gedragsnormen waaraan de strijdende partijen zich dienen te houden. Deze
bepaling verbiedt uitdrukkelijk een aantal flagrante en ernstige schendingen (grave
breaches) van de menselijke waardigheid, zoals onder andere moord, (ernstige)
mishandelingen, vernederingen, onterende handelingen en gijzeling.64
7.17
De rechtbank is van oordeel dat het internationaal humanitair recht in een niet-internationaal
gewapend conflict niet exclusief van toepassing is. Deze opvatting vindt steun in omvangrijke
jurisprudentie en literatuur.65 Gedurende gewapende conflicten zijn aldus verschillende
rechtsregimes van toepassing, waaronder het internationaal humanitair recht en het nationale
recht van een staat.
7.18
Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat geweldshandelingen gepleegd tijdens een nietinternationaal gewapend conflict strafbaar kunnen zijn naar internationaal humanitair recht en
het commune strafrecht. Om de strafbaarheid van concrete geweldshandelingen gedurende
een niet-internationaal gewapend conflict te kunnen bepalen, zal echter eerst moeten worden
vastgesteld of de pleger naar internationaal humanitair recht een bepaalde status geniet
waardoor deze legitiem krijgshandelingen mag uitvoeren.
De strafbaarheid van leden van georganiseerde gewapende groepen in Syri
7.19
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het zogeheten
combattantenprivilege, dat combattanten het recht geeft deel te nemen aan de
vijandelijkheden, niet bestaat in niet-internationale gewapende conflicten. Leden van
georganiseerde gewapende groepen genieten geen bijzondere status in het oorlogsrecht
betreffende niet-internationale gewapende conflicten. Er kan daarmee geen sprake zijn van
legitieme krijgshandelingen. Daardoor kan deelname aan de vijandelijkheden op basis van
nationaal strafrecht worden vervolgd.
7.20
De verdediging heeft betoogd dat combattanten in internationale gewapende conflicten
immuniteit genieten, ofwel dat hun normale krijgshandelingen niet strafbaar zijn zolang zij
zich houden aan de wetten en gebruiken van het internationaal humanitair recht. Aangezien de
feiten naar Nederlands recht niet strafbaar zijn, heeft Nederland geen rechtsmacht, waardoor
het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Of het brengt mee dat de
feiten eventueel wel zouden kunnen worden bewezen, maar niet gekwalificeerd, hetgeen tot
ontslag van alle rechtsvervolging moet leiden.
7.21

De rechtbank overweegt ten aanzien van de status en strafbaarheid van georganiseerde


gewapende groepen in niet-internationale gewapende conflicten als volgt.
7.22
Gedurende internationale gewapende conflicten wordt onderscheid gemaakt tussen
combattanten en burgers. Uitsluitend combattanten hebben het combattantenprivilege, dat wil
zeggen het recht om rechtstreeks aan krijgshandelingen deel te nemen en, aldus, het recht om
de vijand te doden, krijgsgevangen te nemen en om militaire objecten te vernietigen.
Combattanten hebben de plicht om zich te houden aan de regels van het internationaal
humanitair recht en genieten, zolang zij zich daaraan houden, immuniteit van strafvervolging
onder nationaal recht.66
7.23
Gedurende niet-internationale gewapende conflicten wordt uitsluitend onderscheid gemaakt
tussen personen die rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden en burgers. Er bestaat
geen combattantenstatus in niet-internationaal gewapende conflicten. Gedurende de
onderhandelingen voor de Geneefse Verdragen wilden de verdragsluitende staten geen
combattantenprivilege geven aan de leden van georganiseerde gewapende groepen waarmee
zij in conflict waren geraakt, of die met elkaar in conflict waren geraakt op hun grondgebied.
Hiermee zouden deze leden het recht hebben om legitiem deel te nemen aan de
vijandelijkheden. Staten waren echter niet bereid om leden van georganiseerde gewapende
groepen immuniteit van strafvervolging te geven voor het opnemen van wapens, omdat
voorkomen moet worden dat burgers het recht in eigen hand nemen. Leden van
georganiseerde gewapende groepen zijn derhalve strafbaar voor alle geweldshandelingen die
zij plegen, zowel voor commune delicten als moord als voor schendingen van het
internationaal humanitair recht.
7.24
Leden van regeringstroepen hebben gedurende niet-internationale gewapende conflicten
daarentegen wel het recht om geweld te gebruiken. De meeste nationale regelgeving voorziet
in artikelen waarbij leden van de reguliere gewapende macht (regeringstroepen) worden
gevrijwaard van vervolging voor rechtmatig gebruik van geweld. Dit vloeit voort uit het feit
dat de vertegenwoordigers van soevereine staten vroeger privileged belligerents waren. Zij
waren bevoegd om geweld te gebruiken, aangezien zij de staatsautoriteiten
vertegenwoordigden en de verantwoordelijkheid hadden om rechtmatig geweld te gebruiken
om hun regering en natie te beschermen tegen vijanden. Leden van regeringstroepen zijn
uitsluitend strafbaar voor geweldshandelingen indien zij daarmee internationaal humanitair
recht schenden.67
7.25
De rechtbank heeft in het vorige hoofdstuk overigens vastgesteld dat leden van het Syrische
regeringsleger zich op systematische en grootschalige wijze schuldig hebben gemaakt aan
dergelijke schendingen van het internationaal humanitair recht. Zij zijn daarmee te vervolgen
voor oorlogsmisdrijven.
7.26

De rechtbank constateert dat bovenstaande leidt tot een asymmetrische oorlogsvoering,


waarin mogelijk maar weinig beweegredenen bestaan voor georganiseerde gewapende
groepen om zich te houden aan het internationaal humanitair recht.68 Zij kunnen immers toch
al worden vervolgd naar nationaal recht voor deelname aan de vijandelijkheden, ook indien
zij zich houden aan alle rechtsregels van het internationaal humanitair recht. Aangezien
internationaal humanitair recht het gebruik van geweld beperkt en zulke groeperingen vaak
minder geavanceerd zijn dan regeringstroepen, zullen zij al eerder geneigd zijn om zich niet te
houden aan deze rechtsregels. Het Aanvullend Protocol II moedigt staten dan ook aan om
leden van georganiseerde gewapende groepen amnestie te geven voor hun deelname aan de
vijandelijkheden, voor zover zij daarbij de regels van het internationaal humanitair recht in
acht hebben genomen.69
7.27
De rechtbank onderstreept echter dat de gewapende jihadstrijd in Syri zoals die door leden
van ISIL/ISIS/IS en/of Jabhat al-Nusra en/of al-Qaeda wordt gevoerd, geenszins voor een
dergelijke amnestie achteraf in aanmerking komt. Deze groepen maken zich immers op
systematische en grootschalige wijze schuldig aan schendingen van het internationaal
humanitair recht.70
7.28
Daarbij volgt thans uit de Geneefse Conventies en vaste rechtspraak dat leden van
georganiseerde gewapende groepen in een niet-internationaal gewapend conflict niet
gerechtigd zijn om geweld te gebruiken. Dit is ook de opinie van gezaghebbende schrijvers
over dit onderwerp. De rechtbank concludeert dat burgers die in een niet-internationaal
gewapend conflict deelnemen aan de vijandelijkheden (al dan niet als lid van een
georganiseerde gewapende groep) geen recht hebben om met inachtneming van de
geweldsregels zoals neergelegd in het internationaal humanitair recht geweld te gebruiken. Zij
kunnen daarom worden vervolgd en berecht voor hun deelname aan de vijandelijkheden. Dit
geldt niet alleen voor personen die zich aansluiten bij jihadistische groeperingen.
7.29
Deelname aan het gewapend conflict in Syri is dan ook strafbaar naar Nederlands recht. De
rechtbank ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of het Nederlandse strafrecht in zijn volle
omvang, inclusief de bepalingen die betrekking hebben op terroristische misdrijven, van
toepassing is.
De toepasselijke rechtsregels van de Nederlandse strafwet
7.30
Het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake
terrorismebestrijding (hierna: het Kaderbesluit) verplichtte de EU-lidstaten onder meer de
strafwetgeving ter bestrijding van terrorisme aan te passen.71 Nederland heeft daaraan
uitvoering gegeven door de invoering van de Wet terroristische misdrijven.72 Aan verdachten
zijn diverse (onderliggende) strafbare feiten tenlastegelegd als terroristische misdrijven. Deze
misdrijven zijn een uitwerking van de in het Kaderbesluit bedoelde regelgeving.73

7.31
In overweging 11 van de preambule van het Kaderbesluit is de volgende uitsluitingsclausule
opgenomen:
Actions by armed forces during periods of armed conflict, which are governed by
international humanitarian law within the meaning of these terms under that law, and,
inasmuch as they are governed by other rules of international law, actions by the armed forces
of a State in the exercise of their official duties are not governed by this Framework Decision.
7.32
De vraag - die door de verdediging is opgeworpen - is of de Nederlandse strafrechtbepalingen
die betrekking hebben op terroristische misdrijven en een uitwerking zijn van het
Kaderbesluit, van toepassing zijn gedurende gewapende conflicten.
7.33
De officieren van justitie hebben aangevoerd dat de wetgever er welbewust voor heeft
gekozen om de in overweging 11 van de preambule opgenomen uitzondering niet over te
nemen in de Nederlandse strafwet. De wetgever gaat ervan uit dat ook geweld gepleegd
gedurende een gewapend conflict onder omstandigheden aangemerkt kan worden als
terrorisme. De Nederlandse wet moet zoveel als mogelijk kaderbesluitconform
genterpreteerd worden, maar die interpretatie kan nooit contra legem zijn. Daarbij stellen de
officieren van justitie zich op het standpunt dat de uitzondering in overweging 11 helemaal
niet verplicht om oorlogshandelingen uit te zonderen van terrorismebepalingen, maar slechts
bepaalt dat op zulke handelingen de verplichtingen uit het Kaderbesluit niet van toepassing
zijn. Daarmee bestaat - althans zo begrijpt de rechtbank hun standpunt - nog geen verplichting
tot afwezigheid van het strafrecht.
7.34
De verdediging heeft betoogd dat de Nederlandse terrorismewetgeving niet van toepassing is
op het gewapende conflict in Syri. Diverse internationale instrumenten (zoals het
Kaderbesluit en het Verdrag tegen terroristische bomaanslagen) verplichten terrorisme
strafbaar te stellen, maar beperken die strafbaarheid bij toepassing van het internationaal
humanitair recht. De rechter is verplicht om de Nederlandse wetgeving conform dergelijke
hogere regelgeving (zoals de preambule) uit te leggen. Er bestaat geen vrijheid om, in strijd
met het Kaderbesluit, de werking daarvan uit te breiden tot gewapende conflicten. De
vaststelling van de Hoge Raad in het Kesbir arrest, dat gedurende niet-internationale
gewapende conflicten verschillende rechtssystemen naast elkaar kunnen bestaan, zegt niets
over de definitie van terrorisme gedurende dergelijke conflicten.74 Gedurende gewapende
conflicten zijn aanslagen tegen de bevolking altijd strafbaar, maar acties gericht tegen een
abject regime zijn dat uitdrukkelijk niet. Verdachten wilden het regime van Assad verdrijven,
sommigen wilden ook een islamitische staat stichten, maar zij wilden nooit de bevolking
angst aanjagen. De overweging van de preambule is opgenomen om misverstanden te
voorkomen en conflicten tussen rechtssystemen te vermijden. Het Gerecht in Luxemburg zou
in de LTTE-uitspraak hebben beslist dat de toepasselijkheid van het Unierecht inzake het
terrorisme niet is uitgesloten in het geval van een gewapend conflict.75 Echter, het Gerecht
heeft zich volgens de verdediging niet uitgelaten over de vraag wat de strekking moet zijn van

de Preambule bij de interpretatie van het Kaderbesluit of de daarop gebaseerde Nederlandse


regelgeving. Het ging in de LTTE-zaak om een verordening die niet op het kaderbesluit was
gebaseerd en een gemeenschappelijk standpunt dat geen exclusion clause als in de
preambule bevatte. De verdediging concludeert tot ontslag van rechtsvervolging, nu de
terroristische elementen van de tenlastelegging misschien wel bewezen, maar niet
gekwalificeerd kunnen worden.
7.35
Ten aanzien van de uitsluitingsclausule in overweging 11 van de preambule van het
Kaderbesluit overweegt de rechtbank als volgt.
7.36
De preambule van een Unierechtelijke handeling (zoals een Kaderbesluit) heeft geen
bindende kracht en kan niet worden aangevoerd om van de bepalingen van dat Kaderbesluit af
te wijken of om deze bepalingen uit te leggen in een zin die kennelijk in strijd is met de
bewoordingen ervan.76 De preambule kan echter wel duidelijkheid geven over de uitleg van
de in het Kaderbesluit neergelegde rechtsvoorschriften en is daarmee een belangrijke bron van
interpretatie.77
7.37
De uitsluitingsclausule ziet op handelingen van armed forces (hierna ook: strijdkrachten)
tijdens een gewapend conflict die onderworpen zijn aan het internationaal humanitair recht.
Nu in de tweede zinsnede van de uitsluitingsclausule nadrukkelijk armed forces of a State is
opgenomen, is het de vraag of armed forces in de eerste zinsnede ook ziet op andere
strijdkrachten dan die van een staat. Om de reikwijdte van de uitsluitingsclausule te kunnen
bepalen, zal de rechtbank de betekenis van het begrip armed forces derhalve moeten
vaststellen.
7.38
In letterlijke zin heeft het begrip armed forces doorgaans betrekking op de strijdkrachten van
een staat.78 Zo wordt in Aanvullend Protocol II, dat uitsluitend van toepassing is gedurende
niet-internationale gewapende conflicten, verwezen naar armed forces (de strijdkrachten
van die Partij) enerzijds en dissident armed forced or other organized armed groups
(dissidente strijdkrachten of andere georganiseerde gewapende groepen) anderzijds.79
7.39
Met het begrip armed forces zijn dus in ieder geval de handelingen van de strijdkrachten van
een staat uitgesloten van het bereik van de terrorismebepalingen van het Kaderbesluit. Dit
volgt ook uit de rechtsregels van het internationaal humanitair recht. Zoals reeds overwogen,
worden de strijdkrachten van een staat beschouwd als lawful combatants dan wel privileged
belligerents die krijgshandelingen mogen uitvoeren. Zij zijn daarom uitsluitend te vervolgen
voor schendingen van het internationaal humanitair recht en niet voor schendingen van het
commune recht, waaronder de terrorismebepalingen van het Kaderbesluit.
7.40

Georganiseerde gewapende groepen worden gewoonlijk niet aangeduid als armed forces,
maar als organized armed groups. De betekenis van de uitsluitingsclausule van het
Kaderbesluit is niet nadrukkelijk besproken tijdens de parlementaire behandeling, maar de
vergelijkbare uitsluitingscausule van artikel 19 lid 2 van het Verdrag inzake de bestrijding van
terroristische bomaanslagen is wl punt van discussie geweest.80 De Minister van Justitie
definieerde het hierin genoemde begrip armed forces (strijdkrachten) als armed state forces
(strijdkrachten van een staat),81 maar merkte hierbij wel op dat verschillende interpretaties
van de uitsluitingsclausule onvermijdelijk waren en de regels van internationaal humanitair
recht zullen worden uitgelegd op een wijze die het belang van de desbetreffende staat het
beste kan dienen.82 In de tweede zinsnede van deze uitsluitingsclausule is volgens de
Minister van Justitie nadrukkelijk military forces of a State (strijdkrachten van een staat)
opgenomen omdat dit ziet op handelingen in vredestijd.83 Uit de betrokkenheid van
Nederland bij de totstandkoming van deze uitsluitingsclausule en de aanvaarding van
eenzelfde uitsluitingsclausule in het Kaderbesluit, kan worden afgeleid dat de Nederlandse
wetgever van deze dubbelzinnigheid op de hoogte was en bij het Kaderbesluit eenzelfde
positie heeft ingenomen.84 De uitsluitingsclausule lijkt daarmee in letterlijke zin niet op
georganiseerde gewapende groepen te slaan.
7.41
Voorts moeten de aard en doelstelling van het internationaal humanitair recht en de
uitsluitingsclausule in ogenschouw worden genomen. De leden van georganiseerde
gewapende groepen genieten geen combattantenstatus gedurende niet-internationale
gewapende conflicten. Zij kunnen voor al hun krijgshandelingen worden vervolgd naar
internationaal humanitair recht n het commune strafrecht. Met de verdediging is de
rechtbank van oordeel dat de uitsluitingsclausule is opgenomen om conflicten tussen de
verschillende rechtsregimes te voorkomen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat
krijgshandelingen die naar (de status van een persoon in) het internationaal humanitair recht
legitiem worden geacht, in het commune strafrecht strafbaar worden gesteld.85 De rechtbank
overweegt echter dat naar huidig recht geen enkele krijgshandeling van een lid van een
georganiseerde gewapende groep legitiem is. Hoewel het internationaal humanitair recht
alleen excessieve krijgshandelingen strafbaar stelt, zijn zij ingevolge het commune strafrecht
tevens strafbaar voor alle ordinary acts of war, ofwel normale krijgshandelingen. Er bestaat
derhalve geen conflict tussen de normen van de verschillende rechtsregimes. Voorts zou het
inconsistent zijn om, in tegenstelling tot strafbare krijgshandelingen gepleegd in vredestijd,
deze zelfde strafbare krijgshandelingen gedurend een gewapend conflict uit te sluiten van
terrorismebepalingen.86
7.42
Tot slot overweegt de rechtbank dat het Kaderbesluit onderdeel is van een aantal instrumenten
dat de internationale gemeenschap heeft aangenomen in reactie op de wereldwijde dreiging
van (georganiseerde en gewapende) terroristische groepen. Vlak na de aanslagen van 11
september 2001 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in Resolutie 1373 alle
lidstaten verplicht enkele terroristische daden strafbaar te stellen in hun nationale
strafwetgeving, opdat de daders door hen konden worden vervolgd en berecht. Naar
aanleiding daarvan is het Kaderbesluit aangenomen en uiteindelijk gemplementeerd door de
Wet terroristische misdrijven. In deze instrumenten wordt onder meer benadrukt States
[have] to work together urgently to prevent and suppress terrorist acts, including through
increased cooperation and full implementation of the relevant international conventions

relating to terrorism. Het doel van deze instrumenten, te weten berechting van
terrorismeverdachten door nationale rechtbanken op basis van nationale terrorismewetgeving,
is van groot belang.87 Een interpretatie van de uitsluitingsclausule waardoor
terrorismeverdachten niet op basis van nationale terrorismewetgeving zouden kunnen worden
vervolgd voor hun strafbare terroristische daden, omdat deze in oorlogstijd zijn gepleegd, valt
hiermee in redelijkheid niet te verenigen.
7.43
Deze opvatting vindt steun in de LTTE-uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg. Hoewel
deze uitspraak niet specifiek ziet op de werkingssfeer van het Kaderbesluit, maar op
verordening nr. 2580/2001 en gemeenschappelijk standpunt 2001/931, zijn al deze
instrumenten vastgesteld om binnen de Europese Unie uitvoering te geven aan
bovengenoemde Resolutie 1373. In deze uitspraak wordt in het algemeen overwogen dat het
bestaan van een gewapend conflict in de zin van het internationale humanitaire recht niet de
toepassing van de bepalingen van het Unierecht inzake het terrorisme op eventuele in dat
kader gepleegde terroristische daden uitsluit.88
Conclusie
7.44
De rechtbank concludeert dat leden van georganiseerde gewapende groepen geen beroep
kunnen doen op de uitsluitingsclausule en dat de terrorismebepalingen van het Kaderbesluit
en de Nederlandse wetgeving die daaraan uitvoering geeft ten volle op hen van toepassing
zijn. De verdachten kunnen worden vervolgd voor terroristische misdrijven zoals strafbaar
gesteld in de Nederlandse terrorismewetgeving.
7.45
Gelet op de vaststellingen en overwegingen van de rechtbank omtrent het bestaan van een
gewapend conflict en de werkingssfeer van overweging 11 van de Preambule van het
Kaderbesluit, ziet de rechtbank geen aanleiding om het Hof van Justitie hierover een
prejudicile vraag te stellen. Het daartoe strekkende (voorwaardelijke) aanhoudingsverzoek
van de verdediging wordt dan ook afgewezen

8 Terroristische misdrijven
8.1
De wetgever heeft in artikel 83 Sr bepaald welke misdrijven als terroristische misdrijven
hebben te gelden. Gemeenschappelijk daaraan is dat zij moeten zijn begaan met een
terroristisch oogmerk. In artikel 83a Sr is dit omschreven als het oogmerk om de bevolking
of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of
internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden,
dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een
land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen. Deze
omschrijving stemt nagenoeg overeen met die in het Kaderbesluit van de Europese Unie dd.
13 juni 2002 (PbEU L164) waaraan de Wet terroristische misdrijven (Stb 2004, 290)
uitvoering heeft gegeven.

8.2
In de rechtspraak wordt onder oogmerk meestal verstaan het naaste doel dat met de verweten
handeling wordt nagestreefd. Beslissend is dus niet welk motief de dader voor zijn handeling
had of het uiteindelijke doel dat hem daarmee voor ogen stond. Voor de betekenis die in
artikel 83a Sr aan het bestanddeel oogmerk moet worden gegeven is nog van belang dat waar
in de Nederlandse tekst van het Kaderbesluit de term oogmerk wordt gebruikt de Engelse,
Duitse en Franse tekst daarvan steeds spreken over het doel waarmee het feit wordt
gepleegd.89
8.3
Het naaste doel dat met het terroristisch misdrijf wordt nagestreefd moet dus zijn het ernstige
vrees aanjagen van (een deel van) de bevolking van een land, het wederrechtelijk dwingen
van een overheid (of internationale organisatie) of het ontwrichten of vernietigen van de
fundamentele structuren van een land (of internationale organisatie). De Wet terroristische
misdrijven geeft ook op dit punt uitvoering aan het Kaderbesluit. Dit verplicht de lidstaten van
de Europese Unie zonder enig voorbehoud tot strafbaarstelling van terroristische misdrijven in
welk land en tegen welke overheid ook begaan.
8.4
In haar vonnis d.d. 1 december 201490 heeft deze rechtbank aandacht besteed aan de door
leden van de CDA-fractie in de Eerste Kamer opgeworpen vraag91 die ook in deze strafzaken
speelt: vallen gewapende acties tegen een regime dat zich schuldig maakt aan systematische
en ernstige schending van fundamentele mensenrechten en de ondersteuning daarvan onder de
werking van de artikelen 83 en 83a Sr?92 Zij heeft uit het antwoord van de minister van
justitie daarop93 afgeleid dat de regering van oordeel was dat deze artikelen ook in dergelijke
gevallen materieel van toepassing zijn. De raadslieden van Imane B., Oussama C. en Moussa
L. hebben betoogd dat de rechtbank zich op dit punt heeft vergist. Daarin hebben zij gelijk.
De minister heeft de vraag niet zo ongeclausuleerd bevestigend beantwoord als de rechtbank
veronderstelde. Het antwoord van de minister luidde als volgt: Met deze leden ben ik van
mening dat bepaalde daden nimmer te rechtvaardigen zijn met het doel een abject regime ten
val te brengen. Zij noemden als voorbeeld het vrees aanjagen van de bevolking door
aanslagen op de bevolking, teneinde een regime te destabiliseren. De artikelen 83 en 83a Sr
zijn in dergelijke gevallen dan ook materieel van toepassing. De minister lijkt hiermee
inderdaad, zoals deze raadslieden betogen, niet alle daden van verzet tegen een abject regime
als terroristisch te willen bestempelen.
8.5
Het antwoord van de minister biedt echter geen enkel houvast om in een concreet geval te
bepalen welke daden van geweld tegen welk regime mogelijk niet onder de werking van de
artikelen 83 en 83a Sr zouden vallen. De leden van de CDA-fractie die de vraag hadden
opgeworpen lijken dat ook niet te hebben verwacht; toen zij hun vraag - Andersoortige [dan
die tegen de burgerbevolking] gewelddaden tegen met name het repressieve apparaat van zon
regime zijn wellicht wel te billijken stelden, anticipeerden zij er al op dat de minister zou
kunnen antwoorden dat dit alles moeilijk in wetsteksten is te vatten en verdachten zich
kunnen beroepen op straf- of schulduitsluitingsgronden en dat de minister zou [] kunnen
verwijzen naar toepassing van het opportuniteitsbeginsel.

8.6
Het summiere en niet erg heldere antwoord van de minister betekent in elk geval niet dat
daarmee de reikwijdte van artikel 83a Sr is ingeperkt. Het gaat daarin om de bescherming van
niet alleen de bevolking maar ook de fundamentele structuren van elk land, dus ook Syri, en
elke overheid of internationale organisatie, dus ook de Syrische.
8.7
De rechtbank onderkent dat onbeperkte toepassing van de terrorismebepalingen problematisch
of zelfs ongewenst kan zijn in gevallen van gerechtvaardigd gewapend verzet tegen een
regime dat elke legitimiteit heeft verloren. Zij moet echter ook vaststellen dat de wetgever
hiervoor geen (generieke) uitzondering heeft gemaakt. In een concreet geval kan slechts een
uitweg worden gevonden doordat het Openbaar Ministerie om redenen van opportuniteit
afziet van vervolging of de rechter een beroep op een straf- of schulduitsluitingsgrond
honoreert.
8.8
Dit brengt de rechtbank op een bespreking van het beroep dat de verdediging van Imane B.,
Oussama C. en Moussa L. heeft gedaan op een verzetsrecht dat aan hun clinten zou
toekomen. Zij heeft zich daarbij laten inspireren door een opstel van prof. mr. J. Remmelink
uit 1985.94 Remmelink stelt daarin dat opstand tegen een tiranniek regime rechtens
toelaatbaar is en schetst met verwijzingen naar schaarse naoorlogse Nederlandse rechtspraak
de inhoud van een daarop gebaseerd verzetsrecht als ongeschreven rechtvaardigingsgrond in
de situatie dat verzet wordt gepleegd tegen een vijandige bezettingsmacht. De conclusie die
Remmelink uit zijn verkenning trekt is dat een verzetsdaad nota bene: van het Nederlandse
verzet tegen de Duitse bezetter - alleen dan rechtmatig werd geacht, indien ten minste (i) het
motief van de dader zuiver was, (ii) de daad objectief dienstbaar was aan het nationale belang
en (iii) voldaan was aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
8.9
Als er naar geldend Nederlands recht al zoiets als een verzetsrecht bestaat95, dan leidt dit een
slapend bestaan, zoals de verdediging van Imane B., Oussama C. en Moussa L. ook zelf
erkent. Dat ligt ook wel voor de hand. Er bestaat immers geen recht van verzet tegen de eigen
democratische overheid96. Wat de verdediging van de rechtbank vraagt is het slapende
verzetsrecht wakker te kussen. De invulling die de verdediging in de zaken tegen hun clinten
aan dat verzetsrecht geeft, staat echter alleen al op het eerste gezicht mijlenver van wat
Remmelink voor ogen stond. Volgens Remmelink kunnen verzetsdaden tegen een eigen
tiranniek regime en tegen een buitenlandse bezettingsmacht gerechtvaardigd zijn, maar alleen
als ten minste voldaan is aan de eisen van zuiverheid van oogmerk, dienstbaarheid aan het
doel van het verzet, proportionaliteit en subsidiariteit. Wat de verdediging van Imane B.,
Oussama C. en Moussa L. daarentegen bepleit is een onvoorwaardelijke straffeloosheid van
hun Nederlandse clinten voor alle door hen in Nederland gepleegde strafbare feiten97 omdat
deze direct dan wel indirect gerelateerd zouden zijn aan de gerechtvaardigde strijd van het
Syrische volk tegen het regime van president Assad, inclusief de bedreiging en/of belediging
van politieambtenaren door Moussa L.98. De rechtbank slaat de uitnodiging van de
verdediging een degelijk verzetsrecht wakker te kussen beleefd af.

8.10
De rechtbank heeft in hoofdstuk 6 vastgesteld dat de jihadistische strijdgroepen in Syri zoals
Jabhat al-Nusra en ISIS het regime van president al-Assad ten val willen brengen en een
zuiver islamitische samenleving of staat willen vestigen en dat de misdrijven die zij daartoe,
maar ook geheel los daarvan, plegen mede tot doel hebben grote delen van de bevolking van
Syri ernstige vrees aan te jagen. De misdrijven die deze strijdgroepen plegen, zoals moord,
doodslag, het teweegbrengen van ontploffingen e.d., worden dus begaan met een door en door
terroristisch oogmerk en zijn daarmee terroristische misdrijven.
8.11
Deelneming aan de gewapende strijd in Syri aan de zijde van deze strijdgroepen houdt dus
altijd in het plegen van terroristische misdrijven. Van alle verdachten is bekend99 dat zij zich
zeer betrokken voelden bij de ontwikkelingen in Syri en het nieuws daarover op de voet
volgden. Het kan dan ook niet anders dan dat zij dit moeten hebben geweten.

9 Overige niet-ontvankelijkheidsverweren
Toezegging omtrent uitblijven vervolging? (Jordi de J.)
9.1
Door de verdediging van Jordi de J. is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie het recht om
Jordi de J. te vervolgen heeft verspeeld en het daarom niet-ontvankelijk moet worden
verklaard in die vervolging. Meer in het bijzonder is daartoe betoogd dat Jordi de J. na zijn
terugkeer uit Syri contact heeft gehad met medewerkers van de Algemene Inlichtingen- en
Veiligheidsdienst (AIVD) en dat door de aard, de omvang en de inhoud van die contacten bij
hem het vertrouwen is gewekt dat er geen strafvervolging zou worden ingezet. Dit valt het
Openbaar Ministerie volgens de verdediging toe te rekenen.
9.2
De officieren van justitie hebben in reactie hierop betoogd dat (a) niet is vastgesteld dat Jordi
de J. daadwerkelijk contact heeft gehad met medewerkers van de AIVD en (b) dat hij, indien
zulk contact er wel is geweest, daaraan geen gerechtvaardigd vertrouwen heeft mogen
ontlenen dat hij niet zou worden vervolgd. Niet-ontvankelijkverklaring is volgens de
officieren van justitie alleen op zijn plaats in geval het gaat om vertrouwen dat voorkomt uit
uitlatingen die aan het Openbaar Ministerie zijn toe te rekenen. Het Openbaar Ministerie
opereert, aldus de officieren van justitie, onafhankelijk van de AIVD en deze dienst is ook
niet nauw gelieerd aan het Openbaar Ministerie.
9.3
De rechtbank overweegt als volgt.
9.4
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad100 dat een vervolging door het Openbaar
Ministerie onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde wanneer de

vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan
het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen)
bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet of niet verder zal
worden vervolgd.
9.5
De rechtbank acht, gelet op hetgeen Jordi de J. (achter gesloten deuren) heeft verklaard,
aannemelijk dat hij, nadat hij uit Syri was teruggekeerd, contact heeft onderhouden met de
AIVD. Uit zijn verklaringen kan echter niet worden afgeleid dat door medewerkers van die
dienst bij gelegenheid van die contacten een uitdrukkelijke en onvoorwaardelijke toezegging
is gedaan dat strafvervolging achterwege zou blijven. Dit is ook overigens niet gebleken. Het
is ook niet aannemelijk geworden dat de medewerkers van de AIVD zich jegens Jordi de J.
zodanig hebben gedragen dan wel jegens hem zodanige uitlatingen hebben gedaan, dat Jordi
de J. er niettemin, gerechtvaardigd, op mocht vertrouwen dat hij niet vervolgd zou worden.
De door de verdediging aangehaalde opmerking jij helpt niet alleen ons, wij helpen ook jou
is in dit verband onvoldoende, nu het verlenen van hulp aan Jordi de J. niet zonder meer kan
worden opgevat als dat ervoor zou worden gezorgd dat hij niet zou worden vervolgd. De
rechtbank acht overigens wel plausibel dat Jordi de J. in de veronderstelling is komen te
verkeren dat strafvervolging zou uitblijven, maar dit doet aan het vorenstaande niet af. Het
verweer faalt reeds hierom.
9.6
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat, zelfs als zou het voorgaande anders zijn, dit
de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie niet raakt. De AIVD opereert onafhankelijk
van het Openbaar Ministerie en is geen dienst die met (het nemen van)
vervolging(sbeslissingen) is belast.
9.7
De stelling van de verdediging dat de officieren van justitie in hun repliek hebben erkend dat
een toezegging van de AIVD aan het Openbaar Ministerie kan worden toegerekend, volgt de
rechtbank niet. In hun repliek hebben de officieren van justitie het volgende naar voren
gebracht:
Indien wij op de hoogte waren geweest van een vermeende toezegging dan wel vermeend
gerechtvaardigd vertrouwen op niet-vervolging, waren wij uiteraard niet overgegaan tot
aanhouding en voorlopige hechtenis.
9.8
De rechtbank begrijpt deze uitlating van de officieren van justitie aldus dat zij hebben willen
aangeven dat als er sprake zou zijn geweest van een toezegging of uitlatingen of gedragingen
die als zodanig konden worden opgevat, het Openbaar Ministerie Jordi de J. wl zou hebben
vervolgd, maar geen dwangmiddelen zou hebben ingezet.
9.9

De rechtbank merkt ten slotte nog op dat zij bij de overwegingen omtrent de strafmaat op de
contacten van Jordi de J. met medewerkers van de AIVD zal terugkomen.
Benutten alternatieven voor strafvervolging (Azzedine C. )
9.10
De verdediging van Azzedine C. heeft betoogd dat er sprake is van een vormverzuim omdat
het Openbaar Ministerie, ondanks het bestaan van voor de hand liggende alternatieven voor
strafrechtelijke vervolging, zeker ten aanzien van de ten laste gelegde opruiing, die
alternatieven niet heeft benut. Dit vormverzuim moet volgens de verdediging leiden tot nietontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie dan wel bewijsuitsluiting dan wel
strafvermindering. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de verdediging verwezen naar de
EHRM-uitspraak in de zaak Ceylan tegen Turkije101 en daaruit afgeleid dat het op de weg
van het Openbaar Ministerie had gelegen om Azzedine C. , alvorens hem voor opruiing te
dagvaarden, te waarschuwen dat dagvaarden het gevolg van zijn handelen zou kunnen zijn.
9.11
De rechtbank kan niet volgen hoe de verdediging aan genoemde uitspraak deze
gevolgtrekking kan verbinden. In die uitspraak kan hooguit een vermaning gelezen worden
aan een staat om terughoudend te zijn met vervolging van hen die kritiek op die staat leveren.
Daarvan is in deze zaak in het geheel geen sprake. Er is dus geen sprake van een
vormverzuim. Het verweer faalt.

10 Opvattingen van de verdachten over de gewapende


jihadstrijd in Syri
10.1
Een belangrijk beginsel van het Nederlandse strafrecht is dat gedachten, denkbeelden,
opvattingen en overtuigingen niet strafbaar kunnen zijn. Niettemin zal de rechtbank in dit
hoofdstuk beschrijven wat bekend is geworden over enkele opvattingen van de verdachten
omdat deze van belang kunnen zijn voor de duiding van de hen verweten feitelijke
gedragingen, waaronder door hen ondernomen activiteiten, gedane uitlatingen, gemaakte
plannen en gevoerd overleg.
10.2
De rechtbank zal zich hierbij beperken tot hun opvattingen over de gewapende jihadstrijd in
Syri en de deelname daaraan door uit Nederland afkomstige moslims. Alle ter zitting
verschenen verdachten hebben verklaard moslim te zijn102 en ongetwijfeld zijn hun
opvattingen hierover verankerd in een breder islamitisch gedachtegoed, maar een bespreking
daarvan is niet van belang voor een beoordeling van de hen tenlastegelegde feiten. Die hebben
immers (bijna) alle betrekking op uitsluitend de gewapende jihadstrijd in Syri. Welke de
opvattingen van de verdachten zijn, leidt de rechtbank af uit wat zij zelf hebben verklaard en
geschreven, zonder daarbij acht te slaan op de aan hen toegeschreven en als opruiend
tenlastegelegde uitlatingen103, op de waarnemingen van anderen en/of hun gedragingen.

10.3
De getuige-deskundige De Koning heeft Oussama C. , Azzedine C. , Rudolph H. en Soufiane
Z. de inner circle genoemd van de Haagse activistische dawah groep waarnaar hij
onderzoek heeft gedaan.104 Deze inner circle bestond in de periode vanaf de zomer van 2012
tot de zomer van 2014 steeds uit deze zelfde vier personen.105 Op grond van zowel
afzonderlijke als gezamenlijke gesprekken met hen heeft hij geconcludeerd dat zij, uiteraard
met nuances, dezelfde ideologie deelden.106 Een belangrijk element daarin was dat zij achter
de militaire jihad stonden zoals deze door Al Qaida wordt gevoerd.107 Ook deelden zij de
opvatting dat, zonder dat een Kalief daartoe oproept, alle moslims, in ieder geval de mannen,
individueel verplicht zijn deel te nemen aan de gewapende jihad als ergens ter wereld een
moslimland wordt aangevallen.108 De opvatting dat deelneming aan de gewapende jihad in
Syri een individuele verplichting (fard al-ayn) is voor alle moslims werd door de leden van
de inner circle uitgedragen in Facebookdiscussies en in discussies met De Koning zelf.109
Over het algemeen probeerde men overigens naar buiten toe, dat wil zeggen in contacten met
journalisten, niet te expliciet over de (theologische verdediging van de) jihad te praten, maar
de nadruk te leggen op de onrechtvaardigheid en de verschrikkingen van Assad.110
10.4
Omdat in hun opvatting in Syri een strijd op het pad van Allah (jihad fi sabil Allah) gaande
is en deelneming daaraan een individuele verplichting is voor alle moslims, voldoen de
mujahidun aan de wil van Allah en als zij sneuvelen zijn zij martelaren. Zij zijn gevallen voor
Allah111, zij zijn de meest voorbeeldige moslims en krijgen toegang tot het paradijs.112
10.5
De Koning heeft ter zitting verklaard over een openhartig gesprek met onder anderen
Azzedine C. , Rudolph H. en Soufiane Z. over de zegeningen van de sharia en in dat
verband over hen gezegd: Ze zijn betrokken geweest bij De Banier of kenden in ieder geval
die teksten erg goed. De Banier gaf hun ideologische lijn wel goed aan.113 De Banier is
een Nederlandstalig manifest dat in oktober 2013 op het internet werd gepubliceerd. Het
brengt het gedachtegoed van het mondiaal jihadisme op een indringende wijze voor het
voetlicht en kan worden beschouwd als een instrument om de jihadistische narrative te
ondersteunen.114 Een veelzeggend fragment uit het pamflet luidt als volgt: De Islamitische
geschiedenis wordt geschreven met twee lijnen: het ene zwart, geschreven met het inkt van de
pen van een geleerde, en de andere rood, geschreven met het bloed van de Martelaar.
Geschiedenis wordt niet geschreven, behalve met bloed. Glorie wordt niet gebouwd, behalve
met schedels. Eer en respect kunnen niet gevestigd worden, behalve op een fundament van
gewonden en lijken.115
10.6
De verklaringen van De Koning over de opvattingen van Oussama C. over deelname aan de
jihadstrijd in Syri worden bevestigd door wat blijkt uit afgeluisterde telefoongesprekken
tussen Oussama C. en een NN-vrouw waarin hij over zichzelf zegt dat hij in Nederland n
van de grootste voorstanders van de jihad is (maar dat je daar alleen niet 24 uur per dag over
moet praten omdat je jezelf dan in gevaar brengt)116 en zegt natuurlijk voorstander te zijn
van martelaarsoperaties (d.w.z. zelfmoordaanslagen).117 Bovendien heeft Oussama C. ,
geheel in lijn met wat De Koning daarover verklaard heeft, ter terechtzitting118 zijn grote

bewondering uitgesproken voor jongens die vanuit Nederland naar Syri zijn vertrokken om
daar deel te nemen aan de gewapend strijd. Zij zijn helden in een nobele strijd. De rechtbank
belicht hier nog een belangrijk aspect in de opvatting van Oussama C. over de gewapende
jihadstrijd in Syri: bij hem ligt de nadruk niet op het omverwerpen van het regime van
Assad, maar op het vestigen van Gods wet.119
10.7
De verklaringen van De Koning over de opvattingen van Azzedine C. over deelname aan de
jihad in Syri worden volop bevestigd door andere bewijsmiddelen. De Koning heeft over
Azzedine C. ook nog verklaard dat hij in het conflict tussen Jahbat al-Nusra en ISIS duidelijk
partij koos voor ISIS.120 Ook dit wordt door andere bewijsmiddelen ondersteund. Zo heeft
Azzedine C. zich vanaf 2013 in de media opgeworpen als woordvoerder van de Syrigangers
en zich daarbij volledig gedentificeerd met hun doel en motieven. In het programma
Nieuwsuur zei hij hierover: We leven voor de dood na het leven. Het is niet eng om daar te
sterven. De beste dood voor de islam is de martelaarsdood.121 En in de afgeluisterde
gesprekken die Azzedine C. , Rudolph H. en Betrokkene 1 op 17 en 18 mei 2014 met elkaar
voerden toont Azzedine C. zich een overtuigde jihadist en uitgesproken aanhanger van
ISIS.122 Ter zitting heeft Azzedine C. dit laatste onomwonden bevestigd. Dat Azzedine C.
deelneming aan de gewapende jihad in Syri een goede zaak vindt, blijkt uiteraard ook uit zijn
eigen poging om in maart 2013 samen met Soufiane Z. daaraan te gaan deelnemen.123
10.8
Rudolph H. heeft in zijn schriftelijke uiteenzetting voorafgaand aan de zitting jihad het meest
controversile onderwerp van de islam vandaag de dag genoemd en vervolgens een
uiteenzetting daarover gegeven ten einde aan te tonen dat jihad onderdeel is van de islam (in
zijn algemeen). Hij bespreekt de verschillende vormen van jihad, waaronder de defensieve en
de offensieve fysieke strijd, en uiteenlopende opvattingen over (aspecten van) dit uitgebreide
en complexe onderwerp. Ter zitting gevraagd naar zijn eigen opvatting hierover verbaasde
hij de rechtbank met zijn antwoord dat hij zich nog onvoldoende in dit (volgens hem
onmiskenbaar belangrijke) onderdeel van de islamitische geloofsleer had verdiept om
daarover een uitspraak te kunnen doen. Hij noemde het echter ook een gevaarlijk onderwerp,
wat alleen al bleek uit de huidige strafzaak, en ook daarom onthield hij zich liever van een
antwoord. Hij gaf ook geen antwoord op de vraag of er momenteel in Syri nu wel of niet
sprake is van een theologisch gerechtvaardigde jihad en op de vraag of er nu wel of niet een
individuele verplichting voor moslims bestaat om daaraan deel te nemen. Het is uiteraard het
goed recht van Rudolph H. deze vragen niet te beantwoorden, maar hij overschatte de
goedgelovigheid van de rechtbank toen hij zei dat hij dit deed omdat hij nog niet aan een
eigen opvatting hierover was toegekomen. Uit de verklaringen van De Koning blijkt immers
dat Rudolph H. in zijn contacten met hem deze bescheidenheid niet aan de dag legde.
Hierboven (in 10.3 t/m 10.5) heeft de rechtbank kort samengevat wat De Koning verklaard
heeft over de opvattingen van de inner circle, waaronder Rudolph H., over de gewapende
jihadstrijd in Syri. De rechtbank beschouwt De Koning als een nauwkeurig en deskundig
waarnemer en betrouwbare getuige. Zij acht het uitgesloten dat De Koning niet goed zou
hebben begrepen wat ook Rudolph H. hiervan vond. Bovendien was Rudolph H. d man
achter de website De Ware Religie (DWR). De deskundige Peters heeft DWR getypeerd als
een website waarop de gewapende strijd in Syri wordt verheerlijkt, met een duidelijke
sympathie voor terroristische organisaties zoals IS en al-Qaeda.124 En op de FAQ-pagina van
DWR wordt de vraag Wat is jullie mening met betrekking tot de afgereisde mujahidien in

Syri? als volgt beantwoord: het zijn onze mujahidien die, zo verschillend zoals ze zijn,
voor n doel zij aan zij zijn gaan strijden. Moge Allah hun laten slagen zowel hier als in het
hiernamaals. Ten slotte wijst de rechtbank hier nog op de mail van DWR, lees Rudolph H.,
aan de NCTV d.d. 20 juni 2014 met daarin de zin: Wij, van DeWareReligie.nl sympathiseren
met de mujahidien van Al Qaida, de mujahidien van Jabhat Al Nusra en de mujahidien van de
Islamitische Staat van Irak en Shaam.125
10.9
Volgens De Koning behoort Moussa L. tot de outer circle van de door hem onderzochte
Haagse groep. Hij beschrijft hem als een graag geziene meeloper en als iemand die er graag
bij wilde horen.126 Het ligt daarom wel voor de hand om aan te nemen dat de opvattingen
van Moussa L. over de gewapende jihad in Syri min of meer dezelfde zijn als die van de
inner circle, maar De Koning meldt hierover niets en ook overigens bevat het dossier hierover
niets concreets.127
10.10
De Koning rekent met een flink voorbehoud ook Jordi de J. voor diens vertrek naar Syri tot
de outer circle van de groep.128 Hij heeft niet verklaard over de opvattingen van Jordi de J.
over de gewapende jihadstrijd in Syri. Ook overigens bevat het dossier hierover niets
concreets. De rechtbank verwijst hier nog naar hoofdstuk 16 van dit vonnis waarin zij
gemotiveerd zal uiteen zetten waarom zij onvoldoende bewijs aanwezig acht dat Jordi de J.
zich voor zijn vertrek naar Syri het radicaal extremistische gedachtegoed van de gewapende
jihadstrijd heeft eigen gemaakt.
10.11
Bij haar aanhouding werd in de toilettas van Imane B.129 een notitieboekje aangetroffen met
daarin naar alle waarschijnlijkheid door haar geschreven huiswerkopdrachten voor
Koranlessen en aantekeningen voor een lezing of opstel. Deze aantekeningen geven blijk van
een godsdienstig gemotiveerde haat tegen sjiieten (en democraten, athesten en zionisten) en
steun aan ISIS.130 Dat de opvattingen van Imane B. geheel overeenstemmen met die van haar
echtgenoot blijkt ook uit een op 4 april 2014 afgeluisterd telefoongesprek tussen hen beiden.
Daarin vertelt Imane B. Azzedine C. over een discussie met anderen op twitter over kinderen
in Syri die doodgaan en zelfmoordoperaties van ISIS, waaraan zij een einde had gemaakt
door iemand toe te voegen: En jij zal aansprakelijk worden gehouden [op de dag des
oordeels] voor elke persoon die afkeer heeft gekregen van jihad door hetgeen jij zei.131
10.12
De rechtbank zal hierna (in hoofdstuk 17) gemotiveerd uiteenzetten op grond waarvan zij
onder meer wettig en overtuigend bewezen acht dat Hicham el O. in de periode tussen 21
januari en augustus 2013 in Syri heeft deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd. Een
overtuigender bewijs over zijn opvattingen daarover in die periode is moeilijk te vinden.
10.13
Datzelfde geldt voor Hatim R. en Anis Z. in de periode van respectievelijk 1 maart 3013 tot
en met 31 oktober 2014 en 1 februari 2013 tot en met 31 oktober 2014.

11 Opruiing en verspreiding ter opruiing, het juridisch


kader
Tenlastelegging
11.1
Aan zes verdachten is ten laste gelegd kort gezegd dat zij hebben opgeruid tot het plegen
van strafbare feiten132 en dat zij geschriften en/of afbeeldingen ter opruiing hebben verspreid
en in voorraad hebben gehad. De strafbare feiten waarop de opruiing betrekking zou hebben
betreffen het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
11.2
Zoals hiervoor reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat het deelnemen aan die
gewapende jihadstrijd strafbare feiten oplevert als bedoeld in artikel 83 Sr.133
11.3
De tenlastelegging bevat ten aanzien van het onderdeel opruiing verwijzingen naar het
medium (website, digitale radiozender, Youtube, Twitter, Facebook, demonstraties) waar de
ten laste gelegde uitingen zouden zijn gedaan. Per medium is in sommige gevallen een
concrete beschrijving van de inhoud van de uiting gegeven met verwijzing naar de vindplaats
in het dossier. Soms is volstaan met alleen een verwijzing naar de betreffende paginas
waarop de uitingen in het dossier te vinden zijn. In het geval van de Facebookpagina Shaam
al-Ghareeba betreft het een verwijzing naar de beschreven uitingen op 100 paginas.
11.4
Gelet op deze weliswaar ruime, maar wel concrete verwijzingen, alsmede op de uitvoerige
bespreking ter terechtzitting van de betreffende uitingen is de rechtbank van oordeel dat het
voor verdachten voldoende duidelijk is tegen welke concrete beschuldigingen zij zich hebben
moeten verweren. Het beroep op partile nietigheid van de dagvaarding wordt daarom
verworpen.
11.5
Het OM heeft de rechtbank verzocht de verwijzingen in de tenlastelegging slechts als
vingerwijzing te zien en ook andere uitingen in het dossier in de beoordeling te betrekken. De
rechtbank is (met de verdediging) van oordeel dat de beraadslaging uiteraard dient plaats te
vinden op den grondslag der tenlastelegging. Zij zal derhalve uitsluitend die uitingen
beoordelen waar de tenlastelegging blijkens de hiervoor genoemde verwijzingen op is gericht.
Juridisch kader
11.6
Opruiing is strafbaar gesteld in artikel 131 Sr. Dit artikel luidt als volgt:

1. Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, tot enig strafbaar feit of
tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruit, wordt gestraft met gevangenisstraf
van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf dan wel een
misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf inhoudt, wordt
de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit, met een derde verhoogd.
11.7
Strafbare opruiing is het aanzetten tot enig strafbaar feit of gewelddadig optreden tegen het
openbaar gezag. Tussen de opruiing en het strafbare feit waartoe wordt opgeruid dient een
rechtstreeks verband te bestaan. De opruiing kan op directe of indirecte wijze plaatsvinden.
11.8
Opruiing is niet het dwingen van iemand tot een feit, maar veeleer het opwekken van de
gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit wenselijk of
noodzakelijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Zij is dus een
zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid als geschikt is om de
overtuiging daarvan bij anderen op te wekken.
11.9 Zij kan de vorm van een verzoek, een aansporing, aannemen, en ook in een imperatieve
vorm worden gegoten. Opruiing kan ook liggen in het uiting geven aan hoge morele
waardering voor een handeling.134
11.10
De opruiing is reeds voltooid als de uiting door de opruier is gedaan. Niet vereist is dat de
opruiing enig resultaat heeft, bijvoorbeeld dat het publiek kennis heeft genomen van het
opruiend geschrift. Of het feit waartoe wordt opgeruid volgt, doet er niet toe.135
11.11
Opruiing geschiedt in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding. Van opruiing in
het openbaar is sprake wanneer de opruiing plaatsvindt onder zodanige omstandigheden en op
zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en door het publiek kan worden
geconsumeerd. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek
toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven.136
11.12
Verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen is strafbaar gesteld in artikel 132 Sr.
Dit artikel luidt als volgt:
1. Hij die een geschrift of afbeelding waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden
tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, verspreidt, openlijk tentoonstelt of aanslaat of, om
verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien
hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat in het geschrift of de afbeelding zodanige

opruiing voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van
de vierde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot
vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.
3. Indien het strafbare feit waartoe bij geschrift of afbeelding wordt opgeruid een terroristisch
misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch
misdrijf inhoudt, wordt de gevangenisstraf, gesteld op het in het eerste lid omschreven feit,
met een derde verhoogd.
11.13
Voor het verspreiden van een geschrift of afbeelding ter opruiing geldt eveneens dat enig
resultaat niet is vereist. De dader hoeft voorts niet te weten dat hetgeen waartoe wordt
opgeruid, strafbaar is gesteld. Waar het om gaat is dat de dader aan de inhoud van een
opruiend geschrift of afbeelding ruchtbaarheid wil geven.137
EVRM
11.14
Bij de beoordeling of een uiting of een geschrift in strafbare zin al dan niet als opruiend moet
worden aangemerkt dient te worden getoetst aan de vrijheid van meningsuiting zoals
beschermd door artikel 10 van het EVRM dat immers tot de fundamenten van de
Nederlandse rechtsorde behoort. De rechtbank herhaalt hier dat een beperking van dit
grondrecht alleen is toegestaan indien deze (i) bij wet is voorzien, (ii) een geoorloofd doel
dient en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. De strafbaarstelling van
opruiing en verspreiding ter opruiing is bij wet voorzien en dient een geoorloofd doel, te
weten het voorkomen van andere strafbare feiten. Vervolgens moet worden getoetst of in een
concreet geval deze wettelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting in een
democratische samenleving noodzakelijk is. Uit de Europese jurisprudentie moet worden
afgeleid dat noodzakelijk inhoudt: een dringende maatschappelijke noodzaak (pressing
social need) waarbij aan de lidstaten een zekere vrijheid toekomt bij de waardering van die
noodzaak. Bij die waardering moet een afweging worden gemaakt tussen het fundamentele
belang van de vrijheid van meningsuiting (het individuele grondrecht) en het fundamentele
belang van bescherming van de democratische (rechts-)staat (het algemene fundamentele
maatschappelijke belang). Een aanvaardbare beperking van deze vrijheid dient in ieder geval
te voldoen aan eisen van proportionaliteit. Tegen deze achtergrond is de vraag in hoeverre de
overheid gerechtigd is een inbreuk te maken op het grondrecht niet in algemene zin te
beantwoorden, maar zullen, naast de letterlijke betekenis van de uiting of boodschap, de
omstandigheden van het geval uitsluitsel moeten geven.138
11.15
De jurisprudentie van het EHRM op dit gebied is sterk casustisch van aard en kan niet n op
n worden toegepast op de onderhavige zaak. Wel is duidelijk dat artikel 10 van het EVRM
een grote ruimte biedt tot het vrijelijk uitdragen van meningen, ook als die meningen
choqueren, kwetsen of verontrusten. Dat vereisen het pluralisme, de tolerantie en
ruimdenkendheid, die een democratische samenleving kenmerken. De grens ligt evenwel bij

uitingen die aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. Bij de beoordeling of die grens is
overschreden spelen vele factoren spelen een rol. Het is de wisselwerking tussen de diverse
factoren, veeleer dan n enkele factor, die context-specifiek de uitkomst van die
beoordeling bepaalt.139
Beoordeling door de rechtbank
11.16
De rechtbank neemt bij de beoordeling van de ten laste gelegde uitingen en bestanden ter
verspreiding de navolgende omstandigheden en factoren in aanmerking:
1.
2.
3.
4.
5.

de inhoud van de uiting;


de context waarin de uiting heeft plaatsgevonden;
de plaats of gelegenheid waar de uiting wordt gedaan;
e doelgroep waarop de uiting kennelijk was gericht;
de kennelijke bedoeling van de uiting.

Ad a) de inhoud van de uiting


11.17
De rechtbank zal de uitingen in de eerste plaats beoordelen op hun letterlijke inhoud. Daarbij
zij opgemerkt dat het verheerlijken of vergoelijken van (terroristische) misdrijven of
terroristische organisaties in Nederland op zichzelf niet strafbaar is. Ook het voeren van
propaganda, in de zin van het geven van eenzijdige informatie om aanhangers te winnen voor
een bepaalde zaak, valt in beginsel niet onder de reikwijdte van artikel 131 en 132 Sr.
Ad b) de context waarin de uiting heeft plaatsgevonden
11.18
Aan uitingen van specifiek godsdienstige aard, zoals het verkondigen van het geloof of
uitingen gedaan tijdens een religieuze bijeenkomst komt onder artikel 9 EVRM een grote
mate van bescherming toe.140 Uitingen in een andere context, bijvoorbeeld tijdens openbare
demonstraties, worden ook indien zij religieus zijn genspireerd in beginsel beoordeeld
onder artikel 10 EVRM.141
11.19
Uitingen die worden gedaan in het kader van het maatschappelijk debat kunnen rekenen op
een grotere mate van bescherming onder artikel 10 EVRM.142 Staten hebben betrekkelijk
weinig ruimte om strafrechtelijk op te treden tegen degenen die zich mengen in het politieke
of maatschappelijk debat, zeker als het gaat om kritiek op de overheid of maatschappelijke
misstanden. Het zal dan moeten gaan om uitingen die in een democratie van publiek belang
zijn. Wanneer deelnemers aan het maatschappelijke debat stijlmiddelen gebruiken als
overdrijving, provocatie, satire en het uitlokken van reacties om aldus aandacht te vragen of te
trekken voor hun visie op een maatschappelijk discussiepunt komt hen daarin een ruime mate
van vrijheid toe.

11.20
De media spelen in een democratie een essentile rol.143 Aan de inhoud van journalistieke
uitingen, zoals feitelijke berichtgeving, interviews of nieuwsanalyses komt daarom onder
artikel 10 EVRM een ruime mate van bescherming toe. Bij de beoordeling of deze uitingen de
grens van de vrijheid van meningsuiting hebben overschreden, spelen de eisen van
journalistieke verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid een grote rol.144
Ad c) de plaats of gelegenheid waar de uiting wordt gedaan
11.21
De rechtbank herkent de vluchtigheid van het berichtenverkeer op social media als Twitter en
Facebook. Dit is echter geen vrijbrief om berichten met een opruiende inhoud op het internet
te slingeren. Er is meestal sprake van korte berichten, vaak voorzien van een plaatje of een
hyperlink. De berichten worden snel geconsumeerd, meestal na oppervlakkige lezing. Voor
nuance of analyse is geen tijd of ruimte. Dit relativeert enerzijds de diepte van de indruk die
het bericht achterlaat, anderzijds legt het ook een grote verantwoordelijkheid bij de verzender.
Immers, de boodschap die het bericht bij eerste, oppervlakkige kennisname lijkt te
verkondigen, is de boodschap die beklijft. Zeker wanneer in een kort tijdsbestek veelvuldig
berichten met een bepaalde strekking worden verstuurd, heeft dit een versterkend effect op de
boodschap die wordt uitgedragen.
11.22
In een aantal gevallen is de ten laste gelegde uiting een retweet van een bericht van een ander,
al dan niet voorzien van commentaar van verdachte. De rechtbank onderschrijft dat op Twitter
het uitgangspunt geldt: retweet is not endorsement. Dat brengt mee dat het retweeten van een
bericht dat op zich als opruiend wordt beoordeeld in beginsel niet strafbaar is ingevolge
artikel 131 Sr. Wel valt deze gedraging onder de reikwijdte van artikel 132 Sr. Dat is anders
indien uit het commentaar van verdachte bij de retweet blijkt dat hij de inhoud onderschrijft,
of wanneer het geretweete bericht past binnen een reeks van berichten van verdachte van
dezelfde aard en/of strekking, binnen een bepaalde periode. Hetzelfde geldt ook voor het
delen van een hyperlink.
Ad d) de doelgroep waarop de uiting kennelijk was gericht
11.23
De rechtbank zal telkens per gebruikt medium vaststellen op welk publiek de uiting kennelijk
was gericht.
Tot slot
11.24
De rechtbank zal in het volgende hoofdstuk gelet op dit alles per uiting beoordelen of deze
rechtstreeks aanzet tot deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Deelname aan de
gewapende jihadstrijd in Syri is een terroristisch misdrijf. Nederland heeft de internationale
verplichting terrorisme te bestrijden.145 De beperking van de vrijheid van meningsuiting is

dus bij wet voorzien, dient een geoorloofd doel en is noodzakelijk in een democratische
samenleving. Met andere woorden, artikel 10 van het EVRM biedt geen schuilplaats aan hen
die opruien tot terroristische misdrijven dan wel geschriften die daartoe opruien verspreiden.

12 Opruiing en verspreiding ter opruiing, zoals ten laste


gelegd
(Azzedine C. , Rudolph H., Oussama C. , Moussa L., Imane B., Hatim R.)
12.1
Alvorens in te gaan op de concreet ten laste gelegde uitingen maakt de rechtbank enkele
opmerkingen vooraf.
Opruiing n verspreiding
12.2
Verspreiding van opruiende geschriften of afbeeldingen en opruiing liggen veelal in elkaars
verlengde. Daar waar de rechtbank opruiing bewezen acht, komt zij tevens tot
bewezenverklaring van verspreiding, tenzij anders is aangegeven.
Incomplete berichten
12.3
Van een aantal ten laste gelegde uitingen of geschriften ter verspreiding is in het dossier
slechts de titel of een screenshot terug te vinden. De rechtbank is met de verdediging van
oordeel dat deze in beginsel niet tot bewijs kunnen dienen. De rechtbank dient aan de hand
van de concrete, daadwerkelijke en volledige inhoud van een ten laste gelegde uiting te
kunnen beoordelen of, de hiervoor genoemde factoren in aanmerking genomen, die uiting
rechtstreeks opruit tot het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Geen rechtstreeks verband met deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri
12.4
Ten aanzien van een aantal ten laste gelegde uitingen komt de rechtbank tot het oordeel dat
niet valt in te zien hoe deze rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het
opwekken van de gedachte aan deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri, het trachten
de mening te vestigen dat deze deelname wenselijk of noodzakelijk is of het verlangen op te
wekken om die deelname te bewerkstelligen, of zelfs maar uiting geven aan hoge morele
waardering voor die deelname. Sommige van deze uitingen zijn schokkend, moreel ronduit
verwerpelijk of kunnen worden gezien als belediging van een groep mensen en/of het
aanzetten tot haat, discriminatie of geweld als bedoeld in de artikelen 137c en 137d Sr. Dit
zijn echter niet de strafbare feiten waartoe blijkens de tenlastelegging zou zijn opgeruid. Ook
uitingen die (kunnen) leiden tot polarisatiein de maatschappij, of die strekken tot verwerping
van de democratie houden naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband met
het aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.

Vlaggen
12.5
Onder de aan verdachten ten laste gelegde uitingen bevinden zich meerdere afbeeldingen van
vlaggen of afbeeldingen van het gebruik van vlaggen. Het gaat dan in het bijzonder om
(varianten van) de volgende vlaggen.

12.6
Verder aan te duiden als de tawheedvlag. De vlag bevat de tekst van de islamitische
geloofsbelijdenis (Er is geen god dan Allah; Mohammed is de gezant van Allah).146

12.7
Verder aan te duiden als de zegelvlag. Het is een vlag die door al-Qaeda is ontworpen. Het
ontwerp van deze vlag was gebaseerd op een uitvoerige studie van de islamitische religieuze
en historische bronnen over de vlag van de profeet. Omdat niet bekend is hoe de vlag van de
profeet er uitzag staat het niet vast dat de door al-Qaeda ontworpen vlag daadwerkelijk de
vlag van de profeet of van de islam is. De zegelvlag is door ISI (Islamitische Staat in Irak),
later ISIS/ISIL, thans IS geclaimd als hun officile vlag.147
12.8
De rechtbank beschouwt het als een feit van algemene bekendheid dat de zegelvlag (los van
de vraag of dit terecht is) wordt geassocieerd met de gewapende jihadstrijd en met ISIS (vanaf
29 juni 2014 IS) in het bijzonder. Deskundige De Koning heeft ter terechtzitting bevestigd dat
die associatie er in september 2013 reeds was en dat de verdachten zich daar van bewust
waren.148
12.9

Deskundige Van Koningsveld heeft desgevraagd gesteld dat aan de tawheedvlag en de


zegelvlag een terroristische betekenis wordt toegekend omdat deze door jihadistische
strijdgroepen als strijdvlaggen worden gevoerd. Deze vlaggen hebben een hybridisch
karakter, omdat daarin elementen uit verschillende bronnen en periodes zijn samengebracht.
In deze vorm zijn zij pas in de moderne tijd in gebruik gekomen, als strijdvlaggen in de jihad.
Bij hedendaagse demonstraties en optochten zijn zij dan ook niet te beschouwen als
authentieke profetische vlaggen die kunnen worden meegevoerd met de bedoeling om de
boodschap van de islam op vreedzame wijze te verkondigen, zoals wel eens verluidt, maar als
verkondiging van de soevereiniteit van de islam en als doelbewuste oproepen tot en
ondersteuningen van de gewapende strijd in naam van de godsdienst.149
12.10
De rechtbank begrijpt de deskundige Van Koningsveld aldus dat de tawheedvlag en de
zegelvlag (in de ten laste gelegde periode) symbool stonden voor de gewapende jihadstrijd.
Het gebruik van die vlag of afbeeldingen daarvan moet naar het oordeel van de rechtbank dan
ook minst genomen worden gezien als verheerlijking van die gewapende jihadstrijd. Na
het uitroepen van het kalifaat op 29 juni 2014 kan het gebruik van de zegelvlag of
afbeeldingen daarvan naar het oordeel van de rechtbank ook worden gezien als steunbetuiging
aan IS.
12.11
Zoals hiervoor in hoofdstuk 11 opgenomen, valt het verheerlijken van de gewapende strijd of
het betuigen van steun aan een terroristische organisatie op zich zelf niet onder de reikwijdte
van artikel 131 en 132 Sr. Bijkomende omstandigheden kunnen dat anders maken. Een aantal
van de ten laste gelegde uitingen betreft het enkele gebruik of bezit van de zegelvlag of
tawheedvlag of een afbeelding daarvan, zonder bijkomende omstandigheden. In die gevallen
komt de rechtbank tot vrijspraak.
Rudolph H. (feit 1) en Azzedine C. (09/767174-13, feit 2)
A. De Ware Religie
12.12
De openbare website De Ware Religie werd in de ten laste gelegde periode beheerd door in
ieder geval Rudolph H. .150 Als beheerder bepaalde hij de inhoud van de site.
Medeplegen Azzedine C.
12.13
Het dossier bevat aanwijzingen dat Azzedine C. een zekere mate van betrokkenheid had bij
De Ware Religie.151 Zowel Rudolph H. als Azzedine C. hebben verklaard dat Rudolph H. de
enige redacteur was van De Ware Religie. Dit wordt bevestigd door Getuige 5.152 Azzedine
C. leverde columns en had daarvoor een account voor de site. Hij fungeerde in een aantal
gevallen als klankbord voor Rudolph H. . Verder trad hij naar buiten als woordvoerder van De
Ware Religie, vanwege de omstandigheden die samenhingen met de detentie van Rudolph H.
in 2012, zo verklaren beiden. In dat licht zijn genoemde aanwijzingen naar het oordeel van de

rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een zodanige bewuste en nauwe


samenwerking tussen Rudolph H. en Azzedine C. dat sprake is van medeplegen van het
beheer van (en daarmee het plaatsen van berichten op) De Ware Religie. Azzedine C. zal
daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Onderzochte publicaties
12.14
Door de politie is de inhoud van de website onderzocht over de periodes van 3 december 2013
tot en met 30 april 2014153 en van 1 augustus 2014 tot en met 26 augustus 2014154.
12.15
De samenvatting en conclusies van de politie155 komen er op neer dat de gehele inhoud van
De Ware Religie opruiend moet worden geacht. De deskundige Peters komt tot een
andersluidend oordeel en stelt dat de gewapende strijd wel wordt verheerlijkt op deze site,
maar in mindere mate dan in de analyse in het proces-verbaal wordt voorgesteld. Naar zijn
bevindingen geschiedt de verheerlijking van de strijd vooral in de anasheed, waarvan, gezien
het feit dat de teksten in het Arabisch worden gezongen, de impact beperkt zal zijn. Naar zijn
oordeel roept De Ware Religie op tot debat en is daardoor een serieuze salafistische156
website die overigens een duidelijke sympathie heeft voor terroristische organisaties zoals IS
en al-Qaeda157. Deskundige De Koning beschrijft De Ware Religie als een website met als
doelstelling om informatie te geven over de islam en het belangrijkste nieuws omtrent
moslims en islam te brengen. De Ware Religie is uitgegroeid tot de belangrijkste spreekbuis
van de door hem onderzochte activisten. De toon op de site was wisselend zakelijk,
moraliserend en soms grof scheldend en provocatief.158
12.16
De rechtbank heeft de publicaties waar in de tenlastelegging naar wordt verwezen beoordeeld.
De publicaties betreffen lezingen, opiniebijdragen en beeldmateriaal. De publicaties zijn
geplaatst op een website die zich profileert als een website gericht op het verspreiden van
nieuws en opinie omtrent islam en moslims. Daarnaast probeert de site op bepaalde vlakken
extra theologische verdieping te geven als de actualiteit daar om vraagt. Naast het nieuws
brengt de website ook theologische verdieping vanuit het oogpunt van de islam. Verder zegt
de redactie van De Ware Religie (in 2013) er naar te streven om moslims en niet-moslims in
te lichten over de hedendaagse omstandigheden van de islam op basis van de Quran en de
Sunnah van de profeet Mohammed, en ook over de omstandigheden van de
moslimgemeenschap.159 Een groot deel van de berichten houdt verband met de gewapende
jihadstrijd in Syri. De doelgroep waarop de publicaties kennelijk waren gericht betreft
moslims. De site heeft een opbouw en indeling die past bij een nieuwssite. Naar het oordeel
van de rechtbank kan worden gesproken van een website met opinirende, journalistieke
berichtgeving. De kennelijke bedoeling van de publicaties was het op een journalistieke wijze
brengen van (veelal propagandistisch) nieuws over de islam en de strijd en de strijders in
Syri, vanuit een salafistisch perspectief.
Lezingen Oussama C.
12.17

Via de website De Ware Religie zijn in juni 2013 vier lezingen van Oussama C. verspreid.
Het betreft De jeugd van tegenwoordig, Het Graf, Jihaad voor Allah en Drie grote
tekenen voor de dag des oordeels.160
12.18
De lezingen richten zich blijkens hun inhoud tot moslimbroeders en/of -zusters en hebben de
vorm en inhoud van een preek. Een preek is een vermanende toespraak met daarin een
levensles, een boodschap. Ze zijn alle (grotendeels) theologisch van aard en gepubliceerd op
een salafistische website met een duidelijke sympathie voor terroristische organisaties zoals
IS.161 Deskundige De Koning beschrijft de lezingen als volgt:162
De lezingen van Oussama C. zijn gericht op enerzijds het vermanen van mensen met
betrekking tot hun zondige levensstijl en anderzijds het focussen van de aandacht en
praktijken van mensen op wat het
belangrijkste is: de aanbidding van God. ()
Op deze manier onderwijst Abou Yazeed wat het betekent om moslim te zijn, om deel uit te
maken van een bepaalde gemeenschap, hoe ze die gemeenschap kunnen herkennen, en hoe zij
zichzelf kunnen herkennen als lid van die gemeenschap, waardoor identiteit en
(verwachtingen omtrent) gedrag bij elkaar zouden moeten komen. Het gaat daarbij niet zozeer
om een tegenstelling tussen het aardse leven en de aanbidding van God als wel om het
herstructureren van het aardse leven zodat het individu toegang krijgt tot het paradijs. Leven
en dood zijn dus nauw met elkaar verbonden. Het gedenken van de dood (en tegelijkertijd de
onverwachtheid ervan), van de kwellingen van het graf, van de dag des oordeels en van God
dienen om mensen de juiste morele gevoeligheden en praktijken te laten ontwikkelen en
geven tegelijkertijd een doel voor en zin aan die gevoeligheden en praktijken.
Voor Abou Yazeed zijn het de islamitische martelaren die sneuvelen in de strijd op het pad
van God die de hoogste vorm van aanbidding hebben bereikt, de meest voorbeeldige moslims
zijn en toegang krijgen tot het paradijs. Lezingen als deze gaan uit van het idee dat
toehoorders een alternatieve leefstijl en wereldbeschouwing ontwikkelen die voor hen in
werkelijkheid logischer, bevredigender en rechtvaardiger is dan hun huidige levensstijl. Abou
Yazeed delegitimeert op deze manier de reguliere overdracht door ouders en reguliere
moskeen (die bijvoorbeeld niet over jihad en over dajjal spreken) en de hedendaagse
levensstijl van jongeren en het perspectief van andere moslims omdat die niet gebaseerd zou
zijn op de ware islam. Uiteindelijk kunnen de eschatologische islamitische tradities met hun
nadruk op leven en dood, martelaarschap en gedragsverandering veel verschillende
betekenissen hebben voor individuen afhankelijk van hun eigen religieuze socialisatie,
persoonlijke omstandigheden en ambities.
12.19
In De jeugd van tegenwoordig en Drie grote tekenen voor de dag des oordeels wordt geen
verband gelegd met de actuele situatie in Syri. Gelet op de overige theologische inhoud van
deze lezingen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat deze lezingen
rechtstreeks aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank zal
daarom Rudolph H. van deze onderdelen vrijspreken.

12.20
De lezing Jihaad voor Allah is in het dossier letterlijk uitgewerkt.163 Deskundige De
Koning beschrijft de lezing als volgt:164
In zijn lezing grijpt Abou Yazeed voortdurend terug op schriftelijke bronnen van de islam
zoals de koran, hadiths en uitspraken van islamitische predikers. Hij stelt dat de veelgehoorde
opvatting dat jihad heilige oorlog betekent, onjuist is. Volgens Abou Yazeed is het
belangrijkste doel van jihad (in de betekenis van strijd op het pad van God) om de mensen
enkel en alleen God te laten aanbidden en hen van een aanbidding van het wereldse naar een
aanbidding van God te brengen. Dit laatste is een motief dat voortdurend terugkomt in de
lezingen van
Abou Yazeed: mensen dienen minder gericht te zijn op de geneugten van het wereldlijke
leven en ze dienen zich te richten op het aanbidden van God. Jihad is volgens hem niet zozeer
bedoeld om mensen te bevrijden van onderdrukking, maar om de missie van het verspreiden
van de islam te beschermen. ()
Vervolgens beperkt Abou Yazeed het onderwerp van zijn lezing tot de gewapende jihad (in
plaats van
de innerlijke jihad): de aanvallende en verdedigende jihad. Dit is de vorm van jihad die, zo
stelt hij,
door ongelovigen bestempeld wordt als terrorisme ().
Volgens hem moet dit niet gezien worden als haatprediken of terrorisme, maar als n
van de pilaren waar islam op staat. Om dat te bewijzen komt Abou Yazeed in de rest van zijn
lezing met tal van voorbeelden uit de islamitische tradities: koranverzen, hadith en verhalen
uit de tijd van de vrome voorgangers (de metgezellen van de profeet) en uit de tegenwoordige
tijd. Op die manier laat Abou Yazeed zien hoe het verrichten van jihad het meest geliefd zou
zijn door God (na het verrichten van het gebed en het eerbiedigen van de eigen ouders), de
beste manier van leven en met als resultaat een prachtige eindbestemming (rechtstreekse
toegang tot het paradijs). In de huidige situatie verwijst hij naar Afghanistan, Mali,
Tsjetsjeni, Palestina en Sham (Groot-Syri) en stelt hij dat daar zeker sprake is van jihad fi
sabil AllaH. ().
Aan het einde van de lezing sluit Abou Yazeed af met enkele smeekbedes richting God
waarin
hij God vraagt hen genade te schenken voor hun zwakheden, hen te laten sterven als
martelaren op de
weg van God, hen mujahedin te laten worden op de weg van God, de broeders en zusters in
Syri,
Kasjmir, Somali, Tsjetsjeni, Marokko, Algerije, Egypte, Mali, Tunesi, Palestina en andere
landen
te bevrijden, de martelaren zoals Anwar al-Awlaki, Musab al-Zarqawi en Osama bin Laden te

accepteren, de vlag van tawhid over de hele wereld te laten wapperen, enzovoorts.
In de lezing probeert Abou Yazeed de hedendaagse conflicten in landen als Syri en Somali
te plaatsen binnen de islamitische traditie en binnen de islamitische geschiedenis en zo het
idee van de hedendaagse gewapende jihad als iets goeds, deugdzaams en als hoge vorm van
aanbidding te beargumenteren. Hij gaat hiermee in tegen ideen die jihad als terrorisme
zouden bestempelen (hetgeen volgens hem bijvoorbeeld door de AIVD gedaan wordt) of
tegen de praktijk van de gewapende jihad van Arabische regimes die, volgens hem, alleen de
jihad zouden aangaan als het hen uitkomt. Daarmee gaat hij in tegen ideen over jihad van
sommige salafistische netwerken en predikers die het idee van een gewapende jihad tegen
machthebbers afwijzen, maar bevindt hij zich wel binnen het gedachtegoed van andere
predikers, zoals Anwar al-Awlaki.
12.21
De rechtbank onderschrijft de duiding door deskundige De Koning. In de lezing benoemt
Oussama C. met zo veel woorden de gewapende jihadstrijd van vandaag de dag, die door de
ongelovigen terrorisme wordt genoemd. Hij waardeert het deelnemen aan die gewapende
strijd als zeer positief en het sterven als martelaar in die strijd als het hoogst haalbare. Hij
verwijst verder naar de tawheedvlag en smeekt Allah (onder meer) de broeders en zusters in
Syri te bevrijden. Deze smeekbede kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden
gezien dan als de uitdrukkelijke wens van Oussama C. . Deze wens kan slechts gestalte
krijgen indien mensen trachten de gewenste uitkomst te bewerkstelligen en daarmee aan de
wil van Allah gevolg geven.
12.22
Gelet op de predikende aard van de lezing (mede in het licht van zijn andere lezingen), de
website waarop zij is gepubliceerd, de daarbij behorende doelgroep van moslims en de
context, was naar het oordeel van de rechtbank de kennelijke bedoeling van Oussama C. om
de kijkers voor te houden dat het afreizen naar Syri en aldaar deel nemen aan de strijd een
nastrevenswaardig doel was. In die zin bevat deze lezing naar het oordeel van de rechtbank
een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.23
De lezing Het Graf is in het dossier letterlijk uitgewerkt.165 Deskundige De Koning
beschrijft de lezing als volgt:166
De lezing Het Graf past in een islamitische traditie van teksten en lezingen die toehoorders
wijzen op de vluchtigheid van het leven en de noodzaak om het gedrag in dit leven te beteren
volgens islamitische maatstaven met het oog op het leven in het hiernamaals. De lezing begint
met een oproep van Abou Yazeed aan de toehoorders om zich bewust te zijn van de dood.
() Mensen moeten zich bewust zijn van het gegeven dat hun daden in het wereldlijke
bepalen of iemand naar het paradijs gaat of naar de hel. () De folteringen van het graf
zullen gruwelijk zijn zo vertelt Abou Yazeed in de lezing. ()
Maar, zo stelt Abou Yazeed, God heeft mensen middelen gegeven om gered te worden van
de bestraffingen van het graf. En daarvan is martelaarschap, zo stelt Abou Yazeed op basis
van

islamitische bronnen. ()
Als het gaat om de bestraffingen van het graf in relatie tot de martelaars stelt Abou Yazeed
dan ook op basis van de islamitische bronnen: Over degenen die jihad fi sabil Allah
verrichten, daarover hoeven jullie geen zorgen te maken. Vervolgens verbindt hij dit met de
huidige generatie strijders: Degenen die zich in Afghanistan, in Somali, in Syri, in Mali
bevinden, daarover hoeven jullie je geen zorgen te maken. ()
Abou Yazeed maant zijn toehoorders om terug te kijken op hun leven en zich af te vragen of
hun daden de daden zijn waarover ze op de dag des oordeels ondervraagd willen worden ()
Zijn lezing is dan ook een vermaning of zoals hij zelf stelt Dit is een waarschuwing. Wee jou
die de waarheid nog niet ziet. Wee jou die de tawaghit verdedigd. Wee jou die de
paleisgeleerden [islamitische geleerden die hun lezing van het geloof aanpassen aan de
belangen en wensen van machthebbers die niet volgens sharia regeren] volgt. ()
Waarom zijn onze harten zo hard geworden? Waarom kennen wij geen liefde en solidariteit
voor onze broeders en zusters in Syri, in Palestina, in Afghanistan? Hoezo kijken wij toe hoe
onze broeders en zusters worden afgeslacht? Waar is het leger van Saoedi-Arabi om in te
grijpen? Waar is het leger van Egypte? Waar is het leger van Marokko? Waar is het leger van
Algerije? Waar is het leger van Tunesi? Waar zijn de nucleaire bommen van Pakistan? Waar
is het leger van Jordani? Waar zijn de F16s van Saoedi-Arabi? Waar zijn de zogenaamde
islamitische leiders?
Abou Yazeed wijst eerst opnieuw op de noodzaak de dood te gedenken en schakelt
vervolgens over op het gebrek aan solidariteit en liefde voor moslims die te maken hebben
met oorlog en onrechtvaardigheid en beklaagt zich over het gebrek aan actie daartegen van
leiders van moslimlanden. ()
De lezing eindigt met een smeekbede waarin Abou Yazeed vraagt om vergeving van de
zonden, het bevrijden van de broeders en zusters in Syri, Kasjmir, Tsjetsjeni, Somali,
Marokko, Algerije, Egypte, Mali, Palestina en Tunesi, het bevrijden van de gevangenen, de
geleerden, de mujahedin te laten overwinnen, de vlag van tawhid over de hele wereld te laten
wapperen, de ogen van de jeugd te openen en hen te laten sterven omwille van la illaha
illallah [er is geen god dan God], af te rekenen met de vijanden van de islam en om ons te
laten lopen in de voetstappen van de salaf [de vrome voorgangers] en de profeet.
12.24
De rechtbank onderschrijft ook in deze de duiding door deskundige De Koning. In de lezing
beschrijft Oussama C. onder verwijzing naar de Koran dat het sterven als martelaar in de
gewapende jihadstrijd de beste manier is om aan de verschrikkingen van het graf te ontkomen.
Hij benadrukt in dat licht de door Allah ingegeven noodzaak tot solidariteit onder moslims en
vraagt zich af waarom zij toekijken hoe hun broeders en zusters worden afgeslacht. Hij
smeekt ten slotte Allah de ogen van de jeugd te openen en hen te laten sterven omwille van la
illaha illallaH.
12.25

Gelet op de predikende aard van de lezing (mede in het licht van zijn andere lezingen), de
website waarop zij is gepubliceerd en de daarbij behorende doelgroep van moslims en de
context, was naar het oordeel van de rechtbank de kennelijke bedoeling van Oussama C. om
de kijkers voor te houden dat het afreizen naar Syri en aldaar deel te nemen aan de strijd een
nastrevenswaardig doel was. In die zin bevat deze lezing naar het oordeel van de rechtbank
een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.26
Rudolph H. heeft deze lezingen bewerkt tot videos. Hij heeft ze voorzien van een intro en
outtro en er muziek aan toegevoegd.167 Hij heeft ze vervolgens zonder enig voorbehoud op
De Ware Religie gepubliceerd. Hiermee onderschrijft hij (in tegenstelling tot het enkel
retweeten of het delen van een hyperlink) de inhoud van de video. Daarom heeft Rudolph H.
met het plaatsen van deze publicaties zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig
gemaakt aan opruiing.
Lezingen met een didactisch karakter
12.27
Onder het 2e gedachtestreepje wordt aan Rudolph H. verweten het verspreiden van lezingen
met een didactisch karakter afkomstig van prominente personen betreffende de gewapende
jihadstrijd. De tenlastelegging verwijst daarbij naar Chocola 476-479. In dit deel van het
dossier valt te lezen dat werken van Mohammed Ibn Abdulwahab, Abu al-Ala al-Maududi,
Sayyid Qutb, Sayyid Imam Sharif, Yusuf al-Uyayri, Nasser Bin Hamad al-Fahd, Sulaiman
Bin Nasser al-Ulwan, Khalid bin Abdul Rahman al Husainan, Anwar al-Awlaki, A.M. alMaqdissi en Abd-al Mun'em Mustafa Halima in het beslag van Azzedine C. zijn aangetroffen.
Verder valt te lezen dat veel van de publicaties van deze auteurs () eveneens gepubliceerd
waren op de Nederlandse jihadistische websites Ahlus-Sunnah Publicaties met de URL:
http://ahlussunnahpublicaties.wordpress.com en www.dewarereligie.nl. Nog los van de vraag
welke publicaties dan precies op De Ware Religie zouden zijn aangetroffen, is er niets in het
dossier opgenomen over de inhoud van de publicaties. De rechtbank kan ze dan ook niet
beoordelen en zal Rudolph H. van dit onderdeel vrijspreken.
Opiniebijdragen Abou Moussa en/of artikelen en/of beeldmateriaal
12.28
In de periode van mei 2013 tot januari 2014 zijn op De Ware Religie zes opiniebijdragen
gepubliceerd, die zijn geschreven door Azzedine C. .168 In deze columns gaat Azzedine C. in
op actuele situaties. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen over De Ware Religie, kan
naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat deze columns opruiend van aard
zijn. Rudolph H. zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
12.29
Van de overige artikelen,169 boeken,170 lezingen171 en videofragmenten172 waarnaar in de
tenlastelegging wordt verwezen ontbreekt in het dossier iedere beschrijving van de inhoud. De
rechtbank kan deze dan ook niet beoordelen en zal Rudolph H. van dit onderdeel vrijspreken.

Artikelen en/of berichten en/of lezingen in augustus 2014


12.30
In de maand augustus 2014 zijn op De Ware Religie 25 berichten geplaatst.173 Daar van zijn
er zeven volledig uitgewerkt en in het dossier opgenomen. Daarvan zijn er twee (hooguit) te
rubriceren als propaganda voor IS.174 Van de andere zes valt niet in te zien hoe deze
rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het aanzetten tot deelnemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri. De overige 17 berichten zijn niet uitgewerkt, zodat de
rechtbank ze niet kan beoordelen. Rudolph H. zal daarom van dit onderdeel worden
vrijgesproken.
A. Ahlus-Sunnah
12.31
Van enige betrokkenheid van Rudolph H. en Azzedine C. bij het beheer van de website
Ahlus-Sunnah publicaties is de rechtbank niet gebleken. Mogelijk heeft de opsteller van de
tenlastelegging willen verwijzen naar de artikelen van Ahlus-Sunnah die tot eind december
2013 zijn geplaatst op De Ware Religie,175 of de artikelen op Ahlus-Sunnah publicaties
waarnaar op De Ware Religie werd verwezen.176 Deze artikelen zijn in het dossier niet
uitgewerkt, zodat de rechtbank ze niet kan beoordelen. Ten slotte, hetgeen hiervoor is
opgenomen onder De Ware Religie, lezingen met een didactisch karakter geldt eveneens
voor het onderdeel Ahlus-Sunnah, zodat Rudolph H. en Azzedine C. van dit gehele onderdeel
worden vrijgesproken.
B. Radio Ghurabaa
12.32
Radio Ghurabaa was een internet radiozender die zich profileerde als ht islamitische
radiostation voor Qur'an, lezingen en anasheed.177 Radio Ghurabaa heeft uitzendingen
verzorgd in de periode van 1 februari 2014 tot en met 29 maart 2014.178
Medeplegen Azzedine C. Radio Ghurabaa
12.33
Het dossier bevat aanwijzingen dat Azzedine C. een zekere mate van betrokkenheid had bij
Radio Ghurabaa.179 Zowel Rudolph H. als Azzedine C. hebben verklaard dat Rudolph H. de
enige redacteur was van Radio Ghurabaa. Azzedine C. fungeerde in een aantal gevallen als
klankbord voor Rudolph H. . Verder trad hij naar buiten als contactpersoon van Radio
Ghurabaa, vanwege de omstandigheden die samenhingen met de detentie van Rudolph H. in
2012, zo verklaren beiden. In dat licht zijn genoemde aanwijzingen naar het oordeel van de
rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een zodanige bewuste en nauwe
samenwerking tussen Rudolph H. en Azzedine C. dat sprake is van medeplegen van het
beheer van (en daarmee het plaatsen van berichten op) Radio Ghurabaa. Azzedine C. zal
daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Lezingen en liederen

12.34
Het dossier bevat niet de inhoud van de lezingen van Anwar al-Awlaki (op twee
uitzonderingen na), Ahmad Musa Jibril, Abu Adnan, Abduljabbar Betrokkene 41 en Abu
Imran, zoals ten laste gelegd.180 Het zelfde geldt voor de liederen181 die zijn ten laste
gelegd.182 Rudolph H. zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Hijrah en Jihad with the messenger of Allah
12.35
Op 13 maart 2014 zijn via Radio Ghurabaa twee lezingen van Anwar al-Awlaki met de titels
Hijrah en Jihad with the messenger of Allah uitgezonden.183 De uitgewerkte teksten van
deze lezingen zijn in het dossier opgenomen.184 Het betreft historische teksten, zonder
verband of verwijzing naar de actuele situatie in Syri. Naar het oordeel van de rechtbank valt
niet in te zien hoe deze lezingen rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het
aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Rudolph H. zal daarom van dit
onderdeel worden vrijgesproken.
Lezing Oussama C.
12.36
Op 14 februari 2014 werd via Radio Ghurabaa een lezing van Oussama C. uitgezonden.185
Oussama C. spreekt (onder meer) de volgende woorden:
() Jullie zijn degenen die van het Nusrah Front (moge God hen behoeden) en van de
Islamitische Staat in Syri en de Levant (moge God hen behoeden) van de Moehajirien
(migranten) die vanuit de hele wereld zijn gegaan.
Jullie zijn degenen die een duidelijke zwarte vlag ophijsen, die een duidelijke zwarte vlag
ophijsen, waarna de wetgever Allah spreekt. () Allah heeft deze beproeving laten plaats
vinden op het gezegende land. Op het gezegende land van Shaam, waarover de profeet van
Allah () zegt, waarlijk, waarlijk Shaam is het beste der landen en daarin zullen de besten
van mijn mensen staan. De beste mensen van Marokko en de beste mensen van Nigeria en de
beste mensen van Somali, van Jemen, van Irak, van Europa van de moslims, van Amerika
van de moslims, zullen allen verzameld worden op het land van Shaam.
()
Vandaag de dag zien dat broeders daar bijvoorbeeld die kant op gaan, waarna zij na een week
of twee, drie terugkeren. Ja, dan kunnen wij denken waarom. Met welke reden keren zij
terug? God mag het weten. Zij moeten weer goed gaan nadenken.
()
Soldaten in Shaam. Soldaten in Jemen en soldaten in Irak. We zien vandaag de dag talrijke
bataljons in Shaam. Talrijke bataljons. Elke Moedjahied maakt zijn eigen bataljon en talrijke
brigades. Maar wie ziet over de waarheid? Wie ziet over de waarheid? Wie zijn degenen door

middel van wie Allah God de Verhevene deze religie laat overwinnen. Door middel van wie
zal Hij zijn vlag, zijn vlag laten ophijsen, luister naar jouw profeet ()
De overwinnende partij in Shaam is de partij die in Irak en in Jemen strijdt. Wie vechten in
Irak? De broeders die de geloofsleerstellingen van loyaliteit en afkeer dragen. De leeuwen van
sheikh Abu Bakr Al Bagdadi. Wie vechten in Jemen? Degenen die gefinancierd worden door
Amerika? Degenen die gefinancierd worden door Saoedi-Arabi? Door Qatera? Welnee! Dit
zijn de leeuwen van al-Qaeda (God mogen hen behoeden). En met de wil van God is dit de
overwinnende partij.
()
Oh God, moge u sheikh Abu Bakr al-Baghdadi een geweldige overwinning geven
Oh God, moge u het Nusra Front en de Islamitische Staat in Syri en de Levant een geweldige
overwinning geven.
()
Tenslotte sluit ik mijn woord af met het vragen van vergeving aan God, voor mij en voor u.
Gods zegen en vrede zij met zijn profeet die Hij heeft laten wederopstanden voor het zwaard
en niet voor de pen.
12.37
De lezing richten zich blijkens zijn inhoud tot moslimbroeders en/of -zusters en heeft de vorm
en inhoud van een preek. In zijn lezing benoemt Oussama C. de strijdgroepen ISIS en Jabhat
al-Nusra die strijden in Syri en hij refereert daarbij aan de zegelvlag. Zoals hiervoor reeds
overwogen beschouwt de rechtbank het gebruik van deze vlag als verheerlijking van de
gewapende jihadstrijd in Syri. Oussama C. zegt met een verwijzing naar Koranteksten dat de
beste mensen van de wereld verzameld zullen worden in het gezegende land Shaam en noemt
de soldaten die daar vechten de leeuwen van Abu Bakr al-Baghdadi. Hij smeekt Allah om een
overwinning voor ISIS en Jabhat al-Nusra en verheerlijkt en steunt daarmee hun strijd. Ook
verwijst hij naar broeders die naar Syri zijn gegaan en keurt hij af dat zij reeds na enkele
weken zijn teruggekeerd (zij moeten weer goed gaan nadenken). Ten slotte sluit hij af met een
verwijzing naar de profeet die is wederopgestaan voor het zwaard (de strijd) en niet voor de
pen (het woord).
12.38
Gelet op de predikende aard van de lezing, het radiostation waarop zij is gedaan en de daarbij
behorende doelgroep van moslims en de context, was naar het oordeel van de rechtbank de
kennelijke bedoeling van Oussama C. om de toehoorders voor te houden dat het afreizen naar
Syri en aldaar deel te nemen aan de strijd een nastrevenswaardig doel was en dat degenen die
reeds waren afgereisd navolging verdienen. In die zin bevat deze lezing naar het oordeel van
de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.39

Rudolph H. heeft deze lezing zonder enig voorbehoud op Radio Ghurabaa gepubliceerd. Dit
gaat verder dan een retweet of het delen van een hyperlink, waarbij niet zonder meer kan
worden gezegd dat de verzender de inhoud onderschrijft. Daarom heeft Rudolph H. met het
plaatsen van deze publicatie zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan
opruiing.
C. Filmpjes
Erkenning kalifaat
12.40
Rond 1 juli 2014 verscheen op het internet een filmpje waarin onder andere Azzedine C. en
Moussa L. te zien zijn. Zij zitten op een grasveld voor een grote zegelvlag. Azzedine C.
spreekt in het Arabisch de volgende woorden:
Vrede zij met de profeet. Wij willen onze grote umma feliciteren met het ontstaan van het
gezegende kalifaat. Oh dapperen van de umma, Allah zal jullie de beste beloning geven. Allah
zal u zegenen/bijstaan Emir en Kalifaat, Abu Bakr Al Baghdadi. Oh woordvoerder van de
umma, Allah zal u zegenen en belonen. Vrede zij met u vanuit Nederland. Azzedine C.
steekt vervolgens zijn vinger omhoog en roept: "Takbier". De rest zegt hierna: "Allahu
Akbar". Azzedine C. roept: "De Islamitische staat", de rest roept: ''Blijft bestaan.". Dit wordt
twee maal herhaald.186
12.41
Dit filmpje bevat naar het oordeel van de rechtbank gelet op het gebruik van de zegelvlag in
combinatie met de uitgesproken tekst een duidelijke steunbetuiging aan het zojuist
uitgeroepen kalifaat IS en kan tevens worden gezien als verheerlijking daarvan. Een
dergelijke steunbetuiging is zoals hiervoor al eerder overwogen op zich zelf nog niet het
rechtstreeks aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Azzedine C. en
Rudolph H. zullen dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Sta op voor Syri
12.42
In januari 2012 verscheen op het internet een filmpje waarin Azzedine C. , Rudolph H. en
Moussa L. te zien zijn. In het filmpje zijn schokkende beelden te zien van slachtoffers van het
regime Assad. Azzedine C. , Rudolph H. en Moussa L. zeggen daarna kort gezegd dat de
broeders en zusters in Syri worden gemarteld, verkracht en vermoord, alleen omdat ze
moslim zijn. Zij vragen zich af waar de echte mannen zijn en de Umma187 wordt opgeroepen
op te staan voor de broeders in Syri188. Door deze combinatie lijkt het filmpje op het eerste
oog aan te zetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Echter op twee
momenten in het filmpje (halverwege en aan het einde heel duidelijk) blijkt dat het filmpje is
bedoeld als oproep om deel te nemen aan een demonstratie bij het Syrische consulaat in Den
Haag op 8 januari 2012. Gelet op deze context kan van het filmpje niet worden gezegd dat het
opruiend van aard is. Azzedine C. en Rudolph H. zullen dan ook van dit onderdeel worden
vrijgesproken.

Video Betrokkene 2
12.43
Op 11 mei 2014 is door Azzedine C. op de Facebookpagina Werkgroep Shaam een bericht
geplaatst met een link naar een Youtube video van Betrokkene 2.189 Een vertaling van deze
video bevindt zich in het dossier.190 De video betreft een audioboodschap. Betrokkene 2
houdt kort gezegd een lezing over het onderlinge conflict tussen ISIS en Al-Qaeda. De
lezing zou kunnen worden gezien als steunbetuiging aan ISIS. Een dergelijke steunbetuiging
is zoals hiervoor al eerder overwogen op zich zelf nog niet het rechtstreeks aanzetten tot
deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Azzedine C. en Rudolph H. zullen dan ook
van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Oh Oh Aleppo
12.44
Op 24 juni 2014 is een 30 minuten durende film online gezet met de titel Oh Oh Aleppo.191
De film toont hoe Nederlandse mannen in Syri deelnemen aan de strijd tegen het regime van
president Assad. Er wordt onder andere getoond hoe zij met automatische wapens schieten.
De film is gemaakt in de stijl van een documentaire waarin een gemaskerde man een
rondleiding geeft door Aleppo en daar in het Nederlands een verhaal bij vertelt. Twee van de
mannen in de film zijn herkend. Het betreft Soufiane Z. en Betrokkene 3.192 De film is
summier beschreven in het dossier.193 De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de
inhoud van de film zoals getoond ter terechtzitting.
12.45
In de film verheerlijkt Soufiane Z. de gewapende strijd die wordt gevoerd alsook het
martelaarschap. Hij benadrukt de band tussen moslimbroeders en stelt dat hij zich tijdens
gevechten dicht bij Allah voelt. Ook zegt hij dat westerse jongeren heel goed in staat zijn om
te vechten. Daarmee geeft hij een meer dan positief beeld van de mujahidun die daar de strijd
voeren. Verder wordt de tegenstander (de soldaten van Assad) gedehumaniseerd en zo de
strijd gelegitimeerd. In deze propagandafilm krijgen niet alleen de jihadstrijd en met name de
Nederlandse mujahidun een hoge morele waardering, maar wordt ook gesuggereerd dat het
deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven in die strijd het
hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevat deze film naar het oordeel van
de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.46
Uit het dossier blijkt dat Soufiane Z. aan Rudolph H. heeft gevraagd of hij en Azzedine C.
naar de ondertiteling van de film wilden kijken en deze wilden controleren op taalfouten.
Rudolph H. heeft dit ook gedaan.194 Dit is evenwel onvoldoende om te kunnen spreken van
een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen Rudolph H., Azzedine C. en Soufiane
Z. dat kan worden gesproken van medeplegen van het maken van het filmpje. Rudolph H. en
Azzedine C. zullen in zoverre van dit onderdeel worden vrijgesproken.
12.47

Hoewel eerst door Rudolph H. ontkend, blijkt dat hij middels het Twitteraccount van De
Ware Religie zowel op 29 mei 2014 een bericht (met een link naar) de aankondiging van de
film195 als op 24 juni 2014 een bericht met (een link naar) de film Oh, oh Aleppo heeft
gedeeld196. De rechtbank acht daarom bewezen dat Rudolph H. deze opruiende film heeft
verspreid. Azzedine C. heeft slechts verklaard dat hij de video mogelijk heeft gedeeld.197 Uit
het dossier blijkt dat dit in ieder geval geldt voor de aankondiging op 29 mei 2014198, echter
voor het delen van de film zelf bevat het dossier geen bewijs. Azzedine C. zal daarom van dit
onderdeel worden vrijgesproken.
D. Twitter Rudolph H.
12.48
Rudolph H. maakte gebruik van het Twitter account met de naam Abu Suhayb, met het profiel
@AbuSuhayb_DWR.199 Door de politie zijn de berichten onderzocht die zijn gepost in de
periode van 2 april 2014 tot en met 30 juli 2014.200
12.49
Ten aanzien van de tweets zionistenvolk met wortel en al van de kaart vegen,
@DickSchoof en @geertwilderspvv, niets mis mee als je het mij vraagt en () Ya
Allah vernietig hen en hun plannen,201 komt de rechtbank tot het oordeel dat niet valt in te
zien hoe deze rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het aanzetten tot deelname
aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank zal Rudolph H. dan ook van dit
onderdeel vrijspreken.
12.50
De tweets Wat zou het toch hilarisch zijn ()202 en Oh Oh Den Haag, #jihadcity achter
de duinen ()203 zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende serieus te nemen om
te concluderen dat hier een aanmoedigende werking van uit zou kunnen gaan. De rechtbank
zal Rudolph H. dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
12.51
De tweet #ISIS deelt voedsel en humanitaire hulp ()204 is naar het oordeel van de
rechtbank weliswaar te beschouwen als propaganda voor ISIS, maar niet als opruiend. De
rechtbank zal Rudolph H. dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
12.52
Het bericht Video van ISIS: Het toepassen van de Sharia volgens begrip van de Quraan en
Sunnah205 bevat een hyperlink naar een videobestand. De video waarnaar de link verwijst
was ten tijde van de zitting niet meer vindbaar. Van de ter terechtzitting getoonde video is
gebleken dat het screenshot anders is dan het screenshot in het dossier. Het is daarom voor de
rechtbank onduidelijk of dit dezelfde video is als waarnaar in de tweet wordt verwezen. De
rechtbank zal Rudolph H. dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
12.53

Ten aanzien van de overige berichten herhaalt de rechtbank dat berichten op Twitter zich niet
lenen voor analyse naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij eerste,
oppervlakkige kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft.
12.54
Op 12 april 2014 plaatste Rudolph H. een bericht met de tekst Opeens heb je het. Je
toekomst ligt in het paradijs. Dit bericht bevat tevens een afbeelding van een strijder met een
wapen en het onderschrift Opeens heb je het. Je toekomst ligt in het paradijs.206 Op 13
april 2014 plaatst Rudolph H. een bericht met als tekst Nederlandse Mujahideen in Syri,
hoe bedoel je geen toekomst? Onze toekomst ligt in het Paradijs! Shaam al-Malaahim!. Het
bericht bevat tevens een afbeelding van strijders met wapens en het onderschrift jongeren
met toekomstplannen.207Naar het oordeel van de rechtbank bevatten deze berichten een
positieve waardering voor het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri en daarmee
een indirecte oproep om daar navolging aan te geven. Nu Rudolph H. deze berichten zonder
verdere toevoeging heeft geretweet zal de rechtbank hem vrijspreken van opruiing. De
rechtbank acht wel bewezen dat hij opruiende geschriften heeft verspreid.
12.55
Op 5 mei 2014 plaatste Rudolph H. een bericht met als tekst Zitten er nog NL'ers tussen?
*hoopt* "@ShaamNieuws: Nieuwe foto van enkele nieuwe rekruten van #ISIS in #Syri.208
Het bericht bevat tevens een afbeelding van (kennelijk) ISIS strijders. De rechtbank is van
oordeel dat deze tweet als opruiend moet worden beschouwd. Op de afbeelding zijn strijders
met zegelvlaggen te zien en Rudolph H. hoopt dat er Nederlanders tussen zitten. Daarmee
bevat het bericht een positieve waardering voor het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd
in Syri en daarmee een indirecte oproep om daar navolging aan te geven.
12.56
Op 6 mei 2014 plaatste Rudolph H. een retweet van een bericht van Pieter van Ostayen met
als tekst A Belgian fighter: we need Muslims willing to die and fight for God. Two
guarantees: Victory or Martyrdom #Syria. Dringend gezocht: moslims die bereidt zijn hun
leven te geven voor Allah
Azza Wa jal en te strijden fisabilillaH. Twee garanties: overwinnig of Shahada. Allah staat
aan onze kant.209 De rechtbank is van oordeel dat de tweet van Ostayen opruiend van aard
is. Er wordt klip en klaar aangespoord deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri
met een verwijzing naar de overwinning of de martelaarsdood. Nu Rudolph H. dit bericht
zonder verdere toevoeging heeft geretweet zal de rechtbank hem vrijspreken van opruiing. De
rechtbank acht wel bewezen dat hij een opruiend geschrift heeft verspreid.
Medeplegen Azzedine C.
12.57
Met het Openbaar Ministerie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien
van het Twitter account van Rudolph H. niet kan worden gesproken van een zodanige
bewuste en nauwe samenwerking met Azzedine C. dat van medeplegen sprake is. Azzedine
C. zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.

D. Twitter Azzedine C.
12.58
Azzedine C. maakte gebruik van de Twitter accounts @Ab0Moussa210 en @AbeMoussa.211
12.59
Ten aanzien van een aantal tweets212 komt de rechtbank tot het oordeel dat niet valt in te zien
hoe deze rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het aanzetten tot deelname aan
de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank zal Azzedine C. dan ook van dit onderdeel
vrijspreken.
12.60
Een aantal tweets213 is naar het oordeel van de rechtbank wellicht te beschouwen als
verheerlijken van of propaganda voor de gewapende strijd, maar niet als opruiend. De
rechtbank zal Azzedine C. dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
12.61
Ten aanzien van de overige berichten herhaalt de rechtbank dat berichten op Twitter zich niet
lenen voor analyse naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij eerste,
oppervlakkige kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft.
12.62
Op 15 september 2013 plaatste Azzedine C. een bericht met de tekst prachtige aktiefoto van
de helden van Ahraar Shaam in Syri. Het bericht bevat tevens een afbeelding van een
strijder die een wapen afvuurt.214 Op 23 september 2013 plaatste Azzedine C. een bericht
met de tekst Charisma spat er van af. Het bericht bevat tevens een afbeelding van
gewapende strijders die door een stad lopen.215Naar het oordeel van de rechtbank bevatten
deze berichten een positieve waardering voor het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri en daarmee een indirecte oproep om daar navolging aan te geven.
12.63
Op 18 september 2013 plaatste Azzedine C. een bericht met de tekst Heerlijke foto. Het
bericht bevat tevens een afbeelding van gewapende strijders te paard met een zegelvlag.216
Dit bericht verheerlijkt niet alleen de gewapende strijd, maar bevat door de zegelvlag een link
met de actuele strijd in Syri en daarmee naar het oordeel van de rechtbank tevens een
aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.64
Op 19 september 2013 plaatste Azzedine C. een bericht met de tekst Een mujahid die zijn
onderbeen verloor (). Het bericht bevat tevens een afbeelding van een man op een
ziekenhuisbed die zijn losse onderbeen omhoog houdt.217 Dit bericht verheerlijkt niet alleen
de gewapende strijd, maar bevat tevens waardering voor deze deelnemer aan die strijd. Dit
bericht wekt de suggestie dat deze strijder navolging verdient. In die zin bevat dit bericht naar

het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd
in Syri.
12.65
In een aantal berichten worden martelaren of de martelaarsdood verheerlijkt.218 In deze
berichten krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt ook
gesuggereerd dat het deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven
in die strijd het hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevatten deze
berichten naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri.
12.66
Op 28 juli 2014 retweet Azzedine C. een bericht van Shaam Nieuws waarin een link wordt
gedeeld naar de IS video Dit i/d methode v/d profeet.219 Op 29 juli 2014 plaats Azzedine
C. een bericht met de tekst Als de pers in NL de laatste video van IS(IS) ziet gaat het nieuws
niet meer over #MH17 Deze overtreft Salillu Sawaarim 4.220
12.67
De video waar naar wordt verwezen bevat gruwelijke beelden van zeer gewelddadige acties
van IS strijders. De video is een pure propagandafilm voor IS. Het toont dat IS aan de
winnende hand is en in staat om het westen te weerstaan. De gewapende strijd wordt
verheerlijkt en de tegenstanders gedehumaniseerd. De Koning spreekt in dit verband van
propagandistische meedogenloosheid.221 Behalve gruwelbeelden zijn in de video
zegelvlaggen te zien en het verscheuren van paspoorten door buitenlandse strijders. Van deze
beelden gaat een grote overredingskracht uit doordat jongeren zich kunnen identificeren met
deze buitenlandse strijders. Het betekent dat de strijders zich aldaar vestigen en niet meer
terugkeren naar hun land van oorsprong. Het is een lichtend voorbeeld voor jongeren om hun
land te verlaten, alles en iedereen achter zich te laten en deel te nemen aan de gewapende
strijd.
12.68
Uit het bericht van 29 juli 2014 spreekt grote waardering van Azzedine C. voor de inhoud van
die video. Daarmee onderschrijft hij de inhoud en zet hij indirect aan tot het deelnemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri.
12.69
In de periode van 18 tot 25 augustus 2014 plaatste Azzedine C. een bericht met de tekst
Imam Anwar al Awlaki. Het bericht bevat tevens een afbeelding van twee gewapende
strijders met het onderschrift compromising is not at all an option in our religion because as
muslims we are submitting ourselves exclusively to Allah.222 Dit bericht verheerlijkt niet
alleen de gewapende strijd, maar bevat tevens waardering voor deelnemers aan die strijd. Dit
bericht wekt de suggestie dat deze strijders navolging verdienen. In die zin bevat dit bericht
naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende
jihadstrijd in Syri. Nu Azzedine C. dit bericht zonder verdere toevoeging heeft geretweet zal

de rechtbank hem vrijspreken van opruiing. De rechtbank acht wel bewezen dat hij een
opruiend geschrift heeft verspreid.
Medeplegen Rudolph H.
12.70
Met het Openbaar Ministerie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien
van het Twitter account van Azzedine C. niet kan worden gesproken van een zodanige
bewuste en nauwe samenwerking met Rudolph H. dat van medeplegen sprake is. Rudolph H.
zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
D. Facebook Azzedine C.
12.71
Azzedine C. was de gebruiker van de Facebookpagina Ab0Moussa, met als
gebruikersprofielen Abou Moussa223 en vanaf 28 juli 2014 Bakr Hadeetha.224
12.72
Ten aanzien van een aantal berichten225 komt de rechtbank tot het oordeel dat niet valt in te
zien hoe deze rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het aanzetten tot deelname
aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank zal Azzedine C. dan ook van dit
onderdeel vrijspreken.
12.73
Een aantal berichten226 is naar het oordeel van de rechtbank wellicht te beschouwen als
verheerlijken van of propaganda voor de gewapende strijd, maar niet als opruiend. De
rechtbank zal Azzedine C. dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
12.74
Ten aanzien van de overige berichten herhaalt de rechtbank dat berichten op Facebook zich
niet lenen voor analyse naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij
eerste, oppervlakkige kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft.
12.75
In een aantal berichten worden martelaren of de martelaarsdood verheerlijkt.227 In deze
berichten krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt ook
gesuggereerd dat het deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven
in die strijd het hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevatten deze
berichten naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri.
12.76

Op 1 december 2013 plaatste Azzedine C. een bericht met onder meer de tekst Naar Syri
reizen op zich is niet strafbaar! () Wat wel strafbaar kan zijn is je aansluiten bij Johba Nosra
en #ISIS. () Mijn broederlijke advies aan de reizigers is: om geen bewijzen bij je te hebben,
of te praten via internet over waar je naar toe gaat of bij wie jij je gaat aansluiten of wilt
aansluiten. () Als je opgepakt wordt praat je niet totdat zij de aanklacht hebben voorgelezen
en jij EERST met je advocaat hebt gesproken! () Wees dus slimmer dan deze dieren. En
nog een prettige reis bij het uitreizen naar Syri ().228 Dit bericht bevat zeer concrete
tips en trucs voor degenen die van plan zijn om zich te gaan aansluiten bij ISIS of Jabhat alNusra. In die zin bevat dit bericht naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel
te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.77
Op 18 mei 2014 plaatste Azzedine C. een bericht met de tekst Broeders mijn advies is om
deze video te bekijken. Islamitische Staat Irak en Shaam levert een prachtige video van hun
werken om de Moslims te dienen in Irak en Syri". "Deel 4 van de buitengewone serie Salilu
Sawarim, met een hyperlink.229
12.78
De video waar de hyperlink naar verwijst bevat gruwelijke beelden van zeer gewelddadige
acties van IS strijders. De video is een pure propagandafilm voor IS. Het toont dat IS aan de
winnende hand is en in staat om het westen te weerstaan. De gewapende strijd wordt
verheerlijkt en de tegenstanders gedehumaniseerd . De Koning spreekt in dit verband van
propagandistische meedogenloosheid.230 Behalve gruwelbeelden zijn in de video
zegelvlaggen te zien en het verscheuren van paspoorten door buitenlandse strijders. Van deze
beelden gaat een grote overredingskracht uit doordat jongeren zich kunnen identificeren met
deze buitenlandse strijders. Het betekent dat de strijders zich aldaar vestigen en niet meer
terugkeren naar hun land van oorsprong. Het is een lichtend voorbeeld voor jongeren om hun
land te verlaten, alles en iedereen achter zich te laten en deel te nemen aan de gewapende
strijd.
12.79
Uit het bericht van 18 mei 2014 spreekt grote waardering van Azzedine C. voor de inhoud van
die video. Daarmee onderschrijft hij de inhoud en zet hij indirect aan tot het deelnemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri.
Medeplegen Rudolph H.
12.80
Met het Openbaar Ministerie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien
van de Facebookpagina van Azzedine C. niet kan worden gesproken van een zodanige
bewuste en nauwe samenwerking met Rudolph H. dat van medeplegen sprake is. Rudolph H.
zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
D. Facebookpagina Shaam al-Ghareeba
12.81

Door de politie is de inhoud van de Facebookpagina Shaam al-Ghareeba onderzocht over de


periode van 2 december 2013 tot 28 april 2014. Het onderzochte materiaal betreft berichten
van twee versies van deze Facebookpagina, te weten Shaam al-Ghareeba en Shaam alGhareeba II. Beide paginas bleken identiek te zijn. De Facebookpagina heeft blijkens de
profielfoto tot doel het bieden van dagelijks nieuws over Syri en omstreken. De
Facebookpagina Shaam al-Ghareeba put haar informatie en nieuwsvoorziening uitsluitend uit
bronnen die gelieerd zijn aan ISIS en Jabhat al-Nusra (in ieder geval tot het voorjaar van
2014). Het gaat hier met name om de mediaorganisaties van ISIS, namelijk de Arabischtalige
'al-Farouk Media Productions ' en 'al-Furkan Media Productions' en 'al-Itissam Media
Foundation', 'Ajnad Media Foundation' en 'al-Hayat', die zich specifiek toeleggen op het
vervaardigen van mediaproducties in verschillende westerse talen.231
12.82
De politie concludeert na onderzoek van het veiliggestelde materiaal dat de berichtgeving van
Shaam al-Ghareeba in de periode van 2 december 2013 tot 28 april 2014 deze
Facebookpagina tot een media-outlet en propagandamachine maakte voor primair ISIS en
subsidiair het Nusra Front. Het verleende support aan ISIS in de vorm van werving voor
terrorisme, verspreiding van jihadistische propaganda die aanzet tot haat en geweld, en
mobilisering van morele en politieke steun voor terroristische organisaties die zich schuldig
maakten aan de gewelddadige jihadstrijd in Syri (en Irak).232 Deze conclusie wordt volledig
onderschreven door de deskundige Peters.233
12.83
De rechtbank heeft alle in het dossier opgenomen berichten beoordeeld.234 Het betreft
berichten met een afbeelding en/of een hyperlink naar een video, al dan niet voorzien van
commentaar of berichten met uitsluitend tekst. De berichten zijn geplaatst op een
Facebookpagina die zich richt op dagelijks nieuws uit Syri. Berichten op Facebook lenen
zich niet voor analyse naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij
eerste, oppervlakkige kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft. Zeker
wanneer in een kort tijdsbestek veelvuldig berichten met een bepaalde strekking worden
verstuurd, heeft dit een versterkend effect op de boodschap die wordt uitgedragen. Het
grootste deel van de berichten houdt verband met de gewapende jihadstrijd in Syri, zoals
gevoerd door ISIS en Jabhat al-Nusra. Het is de rechtbank niet gebleken dat er in de berichten
sprake was van journalistieke berichtgeving. Ook van satire of ironie, met enige vorm van
zelfspot is niet gebleken. Voor zo ver sprake was van humor was dit ter ondersteuning van de
kennelijke boodschap. De doelgroep waarop de uiting kennelijk was gericht betreft moslims
en in het bijzonder moslimbroeders. Dit leidt de rechtbank af uit de aanhef van veel van de
berichten, de verwijzing naar andere moslimgerichte media en de bronnen waarvan zij
gebruik maakt. Het doel van Shaam al-Ghareeba was in elk geval positief nieuws over ISIS en
Jabhat al-Nusra te delen en niet positief te berichten over Sjiieten, het FSA of andere groepen
dan IS en Jabhat al-Nusra.235
Berichten
12.84
Van 63 berichten kan niet worden gezegd dat deze rechtstreeks verband houden met het
deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.236 Het betreft verwijzingen naar andere

social media, oproepen voor nieuwe redacteuren, oproepen om humanitaire hulp te verlenen,
berichten over gebeurtenissen in Nederland, aankondigingen van videos, lezingen of
vertalingen daarvan, berichten over gewapende strijd in andere landen of niet te duiden
berichten vanwege het ontbreken van de onderliggende video waarnaar de hyperlink verwijst.
12.85
Van 97 berichten is de rechtbank van oordeel dat deze direct of indirect opruien tot het
deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank onderscheidt in de berichten
die zij als opruiend beoordeelt de volgende categorien:
Berichten waarin direct wordt opgeroepen af te reizen naar Syri en/of deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd.237
Berichten waarin martelaren of de martelaarsdood wordt verheerlijkt.238 In deze berichten
krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt ook gesuggereerd dat
het deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven in die strijd het
hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevatten deze berichten naar het
oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
Berichten over (Nederlandse) mujahidun.239 In deze berichten krijgt niet alleen de
jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt die waardering tevens uitgesproken voor
deelnemers aan die strijd. Deze berichten wekken de suggestie dat deze deelnemers navolging
verdienen. In die zin bevatten deze berichten naar het oordeel van de rechtbank een
aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Berichten over of met afbeeldingen van kinderen met wapens.240 Met deze berichten wordt
geappelleerd aan de mannelijkheid van jongeren die reeds deelnemen aan de gewapende
jihadstrijd. Deze berichten wekken de suggestie dat deze jongeren navolging verdienen. In die
zin bevatten deze berichten naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te
nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Berichten met afbeeldingen van hartverscheurende taferelen.241 Deze berichten suggereren
dat de kijker iets aan deze situatie moet gaan doen. In die zin bevatten deze berichten naar het
oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
Berichten met afbeeldingen van de zegelvlag, in combinatie met wapens of
strijdtaferelen.242 Deze berichten verheerlijken niet alleen de gewapende strijd, maar
bevatten door de directe link met de actuele strijd in Syri naar het oordeel van de rechtbank
tevens een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.86
Van 199 berichten is de rechtbank van oordeel dat deze de gewapende jihadstrijd in Syri
verheerlijken en/of propaganda bevatten voor ISIS en/of Jabhat al-Nusra.243 Dit betekent dat
de Facebookpagina Shaam al-Ghareeba in vier maanden tijd een grote stroom aan eenzijdige
berichtgeving over de goede daden en werken van de terroristische organisaties ISIS en Jabhat
al-Nusra en hun gewapende jihadstrijd heeft verspreid. In het licht van de hoeveelheid

berichten die door de rechtbank reeds als opruiend zijn beoordeeld, neemt de rechtbank de
conclusie van de politie en de deskundige Peters over en concludeert dat het de kennelijke
bedoeling van de Facebookpagina Shaam al-Ghareeba was om het deelnemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri als een nastrevenswaardig doel te profileren. De rechtbank
beoordeelt daarom ook deze 199 berichten als een aansporing daartoe en in die zin opruiend.
Medeplegen Azzedine C. Facebookpagina Shaam al-Ghareeba
12.87
Azzedine C. was in de ten laste gelegde periode n van de redacteuren van de
Facebookpagina Shaam al-Ghareeba.244 Azzedine C. heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Hij heeft in die periode ook daadwerkelijk een flink aantal berichten geplaatst. Hij keek
regelmatig op de Facebookpagina en nam kennis van de berichten die de andere redacteuren
plaatsten, zij het niet van alle. Hij had wel contact met andere redacteuren, maar voorafgaand
aan de plaatsing van berichten vond geen onderling overleg plaats. De door Azzedine C.
geplaatste berichten waren grotendeels van dezelfde aard en/of strekking als de door anderen
geplaatste berichten in de ten laste gelegde periode. Die andere berichten waren voor
Azzedine C. geen reden om te stoppen met zijn redactiewerkzaamheden voor Shaam alGhareeba.245
12.88
Azzedine C. heeft aldus een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het plaatsen van
berichten op Shaam al-Ghareeba. Daaraan doet niet af dat hij niet zelf alle ten laste gelegde
berichten heeft geplaatst. Hij heeft zich daar niet van gedistantieerd en is doorgegaan met het
zelf plaatsen van berichten van dezelfde aard en/of strekking. Onder deze omstandigheden is
de rechtbank van oordeel dat van een zo nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest
dat in de ten laste gelegde periode kan worden gesproken van medeplegen van het plaatsen
van alle berichten.
Medeplegen Rudolph H. Facebookpagina Shaam al-Ghareeba
12.89
Rudolph H. was de beheerder van de website De Ware Religie.246 Op deze website was door
hem een zogenaamd katern gemaakt, waarin automatisch alle berichten van de
Facebookpagina Shaam al-Ghareeba werden geplaatst, voorzien van een hyperlink.247 Dit
katern was actief op zowel 9 december 2013 als 30 april 2014.248 De rechtbank leidt daar uit
af dat het katern gedurende de gehele tussenliggende (ten laste gelegde) periode actief was.
De (eenmalige) handeling van Rudolph H. waarbij dit venster werd geactiveerd brengt naar
het oordeel van de rechtbank niet mee dat kan worden gesproken van een zodanige bewuste
en nauwe samenwerking tussen Rudolph H. en de redacteuren van de Facebookpagina Shaam
al-Ghareeba dat er sprake is van medeplegen. Rudolph H. zal van dit onderdeel worden
vrijgesproken, voor zover het ziet op artikel 131 Sr.
12.90

Wel brengt het handelen van Rudolph H. mee dat naar het oordeel van de rechtbank kan
worden bewezen dat sprake was van het verspreiden door Rudolph H. van de hiervoor
beschreven opruiende uitingen.
D. Werkgroep Shaam
12.91
De Facebook pagina Werkgroep Shaam betrof een gesloten pagina. De privacy instellingen
van deze groep waren als geheim ingesteld. Dit houdt in dat niemand zomaar lid kon worden,
maar dat dit alleen op uitnodiging mogelijk was. De pagina was ook niet openbaar te
bekijken. De pagina is op 7 april 2014 gecreerd en is tot en met 12 mei 2014 veiliggesteld,
bekeken en onderzocht.249
12.92
De rechtbank heeft hiervoor250 reeds overwogen dat opruiing in het openbaar geschiedt. Van
opruiing in het openbaar is sprake wanneer de opruiing plaatsvindt onder zodanige
omstandigheden en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en door het publiek kan
worden geconsumeerd. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het
publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven. Uit het procesverbaal blijkt en dit is door Azzedine C. ter terechtzitting ook bevestigd, dat de gesloten
pagina Werkgroep Shaam uitsluitend toegankelijk was voor leden en dat men uitsluitend op
uitnodiging van n van de leden nieuw lid kon worden. Daarom kan naar het oordeel van de
rechtbank niet worden gezegd dat de ten laste gelegde uitingen op deze Facebookpagina in het
openbaar zijn gedaan. De rechtbank zal Rudolph H. en Azzedine C. reeds om deze reden
vrijspreken van dit onderdeel.
E. Demonstraties
12.93
Azzedine C. heeft een demonstratie georganiseerd en bijgewoond die plaatsvond op 24 juli
2014 in Den Haag.251 Tijdens die demonstratie was op enige afstand ook Rudolph H.
aanwezig. Hij heeft daarbij filmopnamen gemaakt.252 Naar het oordeel van de rechtbank
bevat het dossier geen bewijs dat Azzedine C. en Rudolph H. met hun gedragingen mensen
hebben opgeroepen deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Azzedine C. en
Rudolph H. worden dan ook van dit onderdeel vrijgesproken.
F. In voorraad hebben
12.94
Ten aanzien van de filmpjes, fotos, geschriften en liederen die bij Azzedine C. en Rudolph H.
zijn aangetroffen is de rechtbank niet gebleken dat zij deze in voorraad hadden ter
verspreiding. Dat sommige (andere) teksten van aangetroffen auteurs ook zijn aangetroffen op
internetsites die aan verdachten gelieerd kunnen worden is daarvoor onvoldoende. Daar komt
nog bij dat van een groot deel van de aangetroffen documenten slechts een titel wordt
genoemd of zelfs slechts de naam van een auteur. Ook valt van sommige teksten niet in te
zien waarom deze zouden aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri,

zoals ten laste gelegd. Azzedine C. en Rudolph H. zullen daarom van dit onderdeel worden
vrijgesproken.
Oussama C. (feit 2)
A. Lezingen
Hondius
12.95
Op 8 september 2013 was er een samenkomst van een groep moslims op een voetbalveldje in
de Hondiusstraat in Den Haag. Op enig moment besloot de politie op te treden tegen de
aanwezigen. Tijdens dat optreden werd gezegd dat een broeder een lezing ging geven. Het
merendeel van de aanwezigen ging in een kring zitten rondom Oussama C. , die vervolgens
het woord nam. Hij las kennelijk vanaf zijn mobiele telefoon een tekst voor. De andere
mannen luisterden aandachtig naar hem.253 Oussama C. sprak onder meer de volgende
woorden:
Alle lof aan Allah de Almachtige die ons vandaag hier heeft verenigd. De moslims zijn door
Allah Almachtige uitgeroepen tot broeders van elkaar. Een ieder van jullie moet weten dat de
overige banden, naast de banden tussen broeder en broeder ondergeschikt moeten zijn aan de
band die je hebt met je broeder, zelfs die familieband. Allah de Almachtige zegt in de Koran,
Soera Al Hijraat, vers 10, slechts de gelovigen zijn broeders van elkaar. () En kijk naar de
staat van vandaag de dag. De moslims, het nationalisme kwam in hen op. Moslims begonnen
met elkaar te vechten toen we zagen wat er vandaag de dag aan de hand is.
() De Sharia van Allah is verraden. Allemaal aanbidden ze het witte huis in Amerika. Alle
leiders van A tot Z. De landen begonnen grenzen te zetten tussen elkaar en het reizen er
tussen is enkel mogelijk met een paspoort en met toestemming van Amerika. En daarom mijn
beste broeders dienen wij terug te keren naar de wetten van Allah. ()
Kijk naar Shaam. Kijk naar Syri broeders. Vanuit de hele wereld gaan mensen er heen om
hun broeders en zusters te verdedigen. Vanuit de hele wereld, elk land. En dit (op beeld is te
zien dat Oussama C. in de richting van de politie gebaard) zij gaan er kapot van. Elke week
vertrekken broeders en zusters. Ze proberen tegen te houden maar ze kunnen niks. Dank aan
Allah. Want Allah, de Almachtige, is de beste planner en vanuit de hele wereld gaan ze er
heen. En hoe komt dit? Hoe komt dit? Waar komt deze zorgen vandaan dat ze vanuit de hele
wereld naar Syri gaan om hun broeders en zusters te verdedigen? Ik zweer het broeders, Dit
komt door hetgeen ons verenigd heeft en dat is de Islaam. En hier dienen wij altijd naar terug
te keren. () Broeders probeer geen conflicten te maken met andere broeders. Dit is een
ziekte. Boycotten en ruzies moeten over zijn. Zoals Allah zegt in de soerah Al Fath: "Hard
zijn tegen de Kuffaar, hard zijn tegen de Kuffaar, degenen die niet in Allah geloven. En zacht
onder elkaar. Zacht en liefdevol onder elkaar, tussen de moslims. ().254
12.96
De rechtbank begrijpt deze lezing aldus dat Oussama C. verwijst naar Koranteksten om te
onderbouwen dat solidariteit onder moslims door Allah verplicht is. Moslims onderling
dienen elkaar te helpen om samen de ongelovigen te bestrijden. In dat licht verwijst hij

vervolgens naar de actuele situatie in Syri en naar broeders en zusters die reeds zijn afgereisd
naar Syri om te strijden ter verdediging van de moslims aldaar. Hij dankt Allah dat de politie
hen niet kan tegenhouden. De rechtbank merkt op dat zowel voor als na de lezing van
Oussama C. op en rond het veldje zegelvlaggen en tawheedvlaggen te zien waren.255
Oussama C. zelf loopt na de lezing met een zegelvlag heen en weer op de openbare weg.256
Zoals hiervoor reeds overwogen beschouwt de rechtbank het gebruik van deze vlaggen als
verheerlijking van de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.97
Gelet op de aard van de lezing, de gelegenheid waar hij is gedaan, de context van de
strijdvlaggen en de groep moslims tot wie hij was gericht, was naar het oordeel van de
rechtbank de kennelijke bedoeling van Oussama C. om de toehoorders voor te houden dat het
afreizen naar Syri en aldaar deel te nemen aan de strijd een nastrevenswaardig doel was en
dat degenen die reeds waren afgereisd navolging verdienden. In die zin bevat deze lezing naar
het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd
in Syri.
Radio Ghurabaa
12.98
Op 14 februari 2014 werd via Radio Ghurabaa een lezing van Oussama C. uitgezonden.257
Oussama C. heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij deze lezing met dat doel heeft
ingesproken. Radio Ghurabaa was een internet radiozender die zich profileerde als ht
islamitische radiostation voor Qur'an, lezingen en anasheed.258Oussama C. spreekt onder
meer de volgende woorden:
() Jullie zijn degenen die van het Nusrah Front (moge God hen behoeden) en van de
Islamitische Staat in Syri en de Levant (moge God hen behoeden) van de Moehajirien
(migranten) die vanuit de hele wereld zijn gegaan.
Jullie zijn degenen die een duidelijke zwarte vlag ophijsen, die een duidelijke zwarte vlag
ophijsen, waarna de wetgever Allah spreekt. () Allah heeft deze beproeving laten plaats
vinden op het gezegende land. Op het gezegende land van Shaam, waarover de profeet van
Allah () zegt, waarlijk, waarlijk Shaam is het beste der landen en daarin zullen de besten
van mijn mensen staan. De beste mensen van Marokko en de beste mensen van Nigeria en de
beste mensen van Somali, van Jemen, van Irak, van Europa van de moslims, van Amerika
van de moslims, zullen allen verzameld worden op het land van Shaam.
()
Vandaag de dag zien dat broeders daar bijvoorbeeld die kant op gaan, waarna zij na een week
of twee, drie terugkeren. Ja, dan kunnen wij denken waarom. Met welke reden keren zij
terug? God mag het weten. Zij moeten weer goed gaan nadenken.
()
Soldaten in Shaam. Soldaten in Jemen en soldaten in Irak. We zien vandaag de dag talrijke
bataljons in Shaam. Talrijke bataljons. Elke Moedjahied maakt zijn eigen bataljon en talrijke

brigades. Maar wie ziet over de waarheid? Wie ziet over de waarheid? Wie zijn degenen door
middel van wie Allah God de Verhevene deze religie laat overwinnen. Door middel van wie
zal Hij zijn vlag, zijn vlag laten ophijsen, luister naar jouw profeet ()
De overwinnende partij in Shaam is de partij die in Irak en in Jemen strijdt. Wie vechten in
Irak? De broeders die de geloofsleerstellingen van loyaliteit en afkeer dragen. De leeuwen van
sheikh Abu Bakr Al Bagdadi. Wie vechten in Jemen? Degenen die gefinancierd worden door
Amerika? Degenen die gefinancierd worden door Saoedi-Arabi? Door Qatera? Welnee! Dit
zijn de leeuwen van al-Qaeda (God mogen hen behoeden). En met de wil van God is dit de
overwinnende partij.
()
Oh God, moge u sheikh Abu Bakr al-Baghdadi een geweldige overwinning geven
Oh God, moge u het Nusra Front en de Islamitische Staat in Syri en de Levant een geweldige
overwinning geven.
()
Tenslotte sluit ik mijn woord af met het vragen van vergeving aan God, voor mij en voor u.
Gods zegen en vrede zij met zijn profeet die Hij heeft laten wederopstanden voor het zwaard
en niet voor de pen.
12.99
In zijn lezing benoemt Oussama C. de strijdgroepen ISIS en Jabhat al-Nusra die strijden in
Syri en refereert daarbij aan de zegelvlag. Zoals hiervoor reeds overwogen beschouwt de
rechtbank het gebruik van deze vlaggen als verheerlijking van de gewapende jihadstrijd in
Syri. Hij zegt met een verwijzing naar Koranteksten dat de beste mensen van de wereld
verzameld zullen worden in het gezegende land Shaam en noemt de soldaten die daar vechten
de leeuwen van Abu Bakr al-Baghdadi. Hij smeekt Allah om een overwinning voor ISIS en
Jabhat al-Nusra en verheerlijkt en steunt daarmee hun strijd. Ook verwijst hij naar broeders
die naar Syri zijn gegaan en keurt hij af dat zij reeds na enkele weken zijn teruggekeerd (zij
moeten weer goed gaan nadenken). Ten slotte sluit hij af met een verwijzing naar de profeet
die is wederopgestaan voor het zwaard (de strijd) en niet voor de pen (het woord).
12.100 Gelet op de predikende aard van de lezing, het radiostation waarop hij is gedaan en de
daarbij behorende doelgroep van moslims en de context, was naar het oordeel van de
rechtbank de kennelijke bedoeling van Oussama C. om de toehoorders voor te houden dat het
afreizen naar Syri en aldaar deel te nemen aan de strijd een nastrevenswaardig doel was en
dat degenen die reeds waren afgereisd navolging verdienden. In die zin bevat deze lezing naar
het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd
in Syri.
B. Facebook Abou Yazeed Al-Maghriebi

12.101 Oussama C. was in de periode van 3 december 2013 tot en met 1 februari 2014 de
gebruiker van het Facebook profiel Abou Yazeed Al-Maghriebi en vanaf 2 februari 2014 tot
aan zijn aanhouding in juni 2014 van het Facebook profiel Abou Yazeed II.259
12.102 De politie concludeert na onderzoek van het veiliggestelde materiaal dat Oussama C.
in de berichtgeving op zijn Facebookpaginas in de periode van 3 december 2013 tot 25 maart
2014 sterk de nadruk heeft gelegd op de legitimering en verheerlijking van gewapende
jihadstrijd en het terrorisme, de support voor ISIS en Jabhat al-Nusra.260 Deze samenvatting
wordt gedeeld door de deskundige Peters, die er aan toevoegt dat de berichtgeving kennelijk
werving als doel heeft.261
12.103 De rechtbank heeft de in het dossier opgenomen berichten waar de tenlastelegging
naar verwijst beoordeeld. Het betreft berichten met een afbeelding en/of een hyperlink naar
een video, al dan niet voorzien van commentaar of berichten met uitsluitend tekst. De
berichten zijn geplaatst op een Facebookpagina met wisselende profielfotos die (vrijwel)
allemaal een afbeelding bevatten van de zegelvlag of de tawheedvlag. Berichten op Facebook
lenen zich niet voor analyse naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij
eerste, oppervlakkige kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft. Zeker
wanneer in een kort tijdsbestek veelvuldig berichten met een bepaalde strekking worden
verstuurd, heeft dit een versterkend effect op de boodschap die wordt uitgedragen. Het
grootste deel van de berichten houdt verband met de gewapende jihadstrijd in Syri, zoals
gevoerd door ISIS en Jabhat al-Nusra. Het is de rechtbank niet gebleken dat er in de berichten
sprake was van journalistiek berichtgeving. De doelgroep waarop de uitingen kennelijk waren
gericht betreft moslims. Dit leidt de rechtbank af uit de inhoud van de berichten.
12.104 Van 31 berichten kan niet worden gezegd dat deze rechtstreeks verband houden met
het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Het betreft bijvoorbeeld berichten over
andere strijdgebieden dan Syri, verwijzingen naar andere social media, aankondigingen van
nieuwe vertalingen, Koranteksten en een prijsvraag waarmee een boek, vlag of hoofdband
kon worden gewonnen.262 Ook is er een bericht dat ronduit aanzet tot geweld tegen
homoseksuelen,263 maar waar geen verband met Syri valt te leggen. Ten slotte is er een
aantal niet te duiden berichten vanwege het ontbreken van de onderliggende video waarnaar
de hyperlink verwijst.264
12.105 Van 25 berichten is de rechtbank van oordeel dat deze direct of indirect opruien tot het
deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank onderscheidt in de berichten
die zij als opruiend beoordeelt de volgende categorien:
Berichten waarin direct wordt opgeroepen af te reizen naar Syri en/of deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd.265
Berichten waarin martelaren of de martelaarsdood wordt verheerlijkt.266 In deze berichten
krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt ook gesuggereerd dat
het deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven in die strijd het
hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevatten deze berichten naar het
oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
Berichten over (Nederlandse) mujahidun.267 In deze berichten krijgt niet alleen de
jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt die waardering tevens uitgesproken voor

deelnemers aan die strijd. Deze berichten wekken de suggestie dat deze deelnemers navolging
verdienen. In die zin bevatten deze berichten naar het oordeel van de rechtbank een
aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Berichten over of met afbeeldingen van kinderen met wapens.268 Met deze berichten wordt
geappelleerd aan de mannelijkheid van jongeren die reeds deelnemen aan de gewapende
jihadstrijd. Deze berichten wekken de suggestie dat deze jongeren navolging verdienen. In die
zin bevatten deze berichten naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te
nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Berichten met afbeeldingen van de zegelvlag, in combinatie met wapens of
strijdtaferelen.269 Deze berichten verheerlijken niet alleen de gewapende strijd, maar
bevatten door de directe link met de actuele strijd in Syri naar het oordeel van de rechtbank
tevens een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.106 Van 33 berichten is de rechtbank van oordeel dat deze de gewapende jihadstrijd in
Syri verheerlijken en/of propaganda bevatten voor ISIS en/of Jabhat al-Nusra.270 Hieronder
schaart de rechtbank ook de profielfoto met daarop een gemaskerde man en een gesluierde
vrouw die beide een wapen vasthouden,271 door Oussama C. ter terechtzitting omschreven
als een romantische foto. Mede gelet op deze omschrijving is de foto kennelijk bedoeld om de
gewapende strijd te idealiseren en te verheerlijken. Dit betekent dat de Facebookpagina van
Oussama C. in vier maanden tijd een grote stroom aan eenzijdige berichtgeving over de goede
daden en werken van de terroristische organisaties ISIS en Jabhat al-Nusra en hun gewapende
jihadstrijd heeft verspreid. In het licht van de hoeveelheid berichten die door de rechtbank
reeds als opruiend zijn beoordeeld, neemt de rechtbank de conclusie van de politie en de
deskundige Peters over en concludeert dat het de kennelijke bedoeling van de
Facebookpagina van Oussama C. was om het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri als een nastrevenswaardig doel te profileren. De rechtbank beoordeelt daarom ook deze
berichten als een aansporing daartoe en in die zin opruiend.
B. Ask Fm
12.107 Aan Oussama C. wordt verweten dat hij op zijn Ask.fm pagina heeft verwezen naar
gewelddadig Jihadistische inhoud op andere websites. De rechtbank kan op basis van het
proces-verbaal waar in de tenlastelegging aan wordt gerefereerd de inhoud van die websites
evenwel niet beoordelen, nu daarvan geen beschrijving wordt gegeven, anders dan de enkele
verwijzing naar een tweetal auteurs. Om deze reden zal Oussama C. van dit onderdeel worden
vrijgesproken.
C. Youtube / De Ware Religie
Lezingen
12.108 Via de website De Ware Religie zijn in juni 2013 vier lezingen van Oussama C.
verspreid. Het betreft De jeugd van tegenwoordig, Het Graf, Jihaad voor Allah en
Drie grote tekenen voor de dag des oordeels.272
12.109 De lezingen richten zich blijkens hun inhoud tot moslimbroeders en/of -zusters en
hebben de vorm en inhoud van een preek. Een preek is een vermanende toespraak met daarin
een levensles, een boodschap. Ze zijn alle (grotendeels) theologisch van aard en gepubliceerd

op een salafistische website met een duidelijke sympathie voor terroristische organisaties
zoals IS.273 Deskundige De Koning beschrijft de lezingen als volgt:
De lezingen van Oussama C. zijn gericht op enerzijds het vermanen van mensen met
betrekking tot hun zondige levensstijl en anderzijds het focussen van de aandacht en
praktijken van mensen op wat het
belangrijkste is: de aanbidding van God. ()
Op deze manier onderwijst Abou Yazeed wat het betekent om moslim te zijn, om deel uit te
maken van een bepaalde gemeenschap, hoe ze die gemeenschap kunnen herkennen, en hoe zij
zichzelf kunnen herkennen als lid van die gemeenschap, waardoor identiteit en
(verwachtingen omtrent) gedrag bij elkaar zouden moeten komen. Het gaat daarbij niet zozeer
om een tegenstelling tussen het aardse leven en de aanbidding van God als wel om het
herstructureren van het aardse leven zodat het individu toegang krijgt tot het paradijs. Leven
en dood zijn dus nauw met elkaar verbonden. Het gedenken van de dood (en tegelijkertijd de
onverwachtheid ervan), van de kwellingen van het graf, van de dag des oordeels en van God
dienen om mensen de juiste morele gevoeligheden en praktijken te laten ontwikkelen en
geven tegelijkertijd een doel voor en zin aan die gevoeligheden en praktijken.
Voor Abou Yazeed zijn het de islamitische martelaren die sneuvelen in de strijd op het pad
van God die de hoogste vorm van aanbidding hebben bereikt, de meest voorbeeldige moslims
zijn en toegang krijgen tot het paradijs. Lezingen als deze gaan uit van het idee dat
toehoorders een alternatieve leefstijl en wereldbeschouwing ontwikkelen die voor hen in
werkelijkheid logischer, bevredigender en rechtvaardiger is dan hun huidige levensstijl. Abou
Yazeed delegitimeert op deze manier de reguliere overdracht door ouders en reguliere
moskeen (die bijvoorbeeld niet over jihad en over dajjal spreken) en de hedendaagse
levensstijl van jongeren en het perspectief van andere moslims omdat die niet gebaseerd zou
zijn op de ware islam. Uiteindelijk kunnen de eschatologische islamitische tradities met hun
nadruk op leven en dood, martelaarschap en gedragsverandering veel verschillende
betekenissen hebben voor individuen afhankelijk van hun eigen religieuze socialisatie,
persoonlijke omstandigheden en ambities.274
12.110 In De jeugd van tegenwoordig en Drie grote tekenen voor de dag des oordeels
wordt geen verband gelegd met de actuele situatie in Syri. Gelet op de overige theologische
inhoud van deze lezingen kan naar het oordeel van de rechtbank van de rechtbank niet worden
gezegd dat deze lezingen rechtstreeks aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd
in Syri. De rechtbank zal Oussama C. daarom van deze onderdelen vrijspreken.
12.111 De lezing Jihaad voor Allah is in het dossier letterlijk uitgewerkt.275 Deskundige
De Koning beschrijft de lezing als volgt:
In zijn lezing grijpt Abou Yazeed voortdurend terug op schriftelijke bronnen van de islam
zoals de koran, hadiths en uitspraken van islamitische predikers. Hij stelt dat de veelgehoorde
opvatting dat jihad heilige oorlog betekent, onjuist is. Volgens Abou Yazeed is het
belangrijkste doel van jihad (in de betekenis van strijd op het pad van God) om de mensen
enkel en alleen God te laten aanbidden en hen van een aanbidding van het wereldse naar een
aanbidding van God te brengen. Dit laatste is een motief dat voortdurend terugkomt in de
lezingen van

Abou Yazeed: mensen dienen minder gericht te zijn op de geneugten van het wereldlijke
leven en ze dienen zich te richten op het aanbidden van God. Jihad is volgens hem niet zozeer
bedoeld om mensen te bevrijden van onderdrukking, maar om de missie van het verspreiden
van de islam te beschermen. ()
Vervolgens beperkt Abou Yazeed het onderwerp van zijn lezing tot de gewapende jihad (in
plaats van
de innerlijke jihad): de aanvallende en verdedigende jihad. Dit is de vorm van jihad die, zo
stelt hij,
door ongelovigen bestempeld wordt als terrorisme ().
Volgens hem moet dit niet gezien worden als haatprediken of terrorisme, maar als n
van de pilaren waar islam op staat. Om dat te bewijzen komt Abou Yazeed in de rest van zijn
lezing met tal van voorbeelden uit de islamitische tradities: koranverzen, hadith en verhalen
uit de tijd van de vrome voorgangers (de metgezellen van de profeet) en uit de tegenwoordige
tijd. Op die manier laat Abou Yazeed zien hoe het verrichten van jihad het meest geliefd zou
zijn door God (na het verrichten van het gebed en het eerbiedigen van de eigen ouders), de
beste manier van leven en met als resultaat een prachtige eindbestemming (rechtstreekse
toegang tot het paradijs). In de huidige situatie verwijst hij naar Afghanistan, Mali,
Tsjetsjeni, Palestina en Sham (Groot-Syri) en stelt hij dat daar zeker sprake is van jihad fi
sabil AllaH. ().
Aan het einde van de lezing sluit Abou Yazeed af met enkele smeekbedes richting God
waarin
hij God vraagt hen genade te schenken voor hun zwakheden, hen te laten sterven als
martelaren op de
weg van God, hen mujahedin te laten worden op de weg van God, de broeders en zusters in
Syri,
Kasjmir, Somali, Tsjetsjeni, Marokko, Algerije, Egypte, Mali, Tunesi, Palestina en andere
landen
te bevrijden, de martelaren zoals Anwar al-Awlaki, Musab al-Zarqawi en Osama bin Laden te
accepteren, de vlag van tawhid over de hele wereld te laten wapperen, enzovoorts.
In de lezing probeert Abou Yazeed de hedendaagse conflicten in landen als Syri en Somali
te plaatsen binnen de islamitische traditie en binnen de islamitische geschiedenis en zo het
idee van de hedendaagse gewapende jihad als iets goeds, deugdzaams en als hoge vorm van
aanbidding te beargumenteren. Hij gaat hiermee in tegen ideen die jihad als terrorisme
zouden bestempelen (hetgeen volgens hem bijvoorbeeld door de AIVD gedaan wordt) of
tegen de praktijk van de gewapende jihad van Arabische regimes die, volgens hem, alleen de
jihad zouden aangaan als het hen uitkomt. Daarmee gaat hij in tegen ideen over jihad van
sommige salafistische netwerken en predikers die het idee van een gewapende jihad tegen
machthebbers afwijzen, maar bevindt hij zich wel binnen het gedachtegoed van andere
predikers, zoals Anwar al-Awlaki.276

12.112 De rechtbank onderschrijft de duiding door deskundige De Koning. In de lezing


benoemt Oussama C. met zo veel woorden de gewapende jihadstrijd van vandaag de dag, die
door de ongelovigen terrorisme wordt genoemd. Hij waardeert het deelnemen aan die
gewapende strijd als zeer positief en het sterven als martelaar in die strijd als het hoogst
haalbare. Hij verwijst verder naar de Tawheedvlag en smeekt Allah (onder meer) de broeders
en zusters in Syri te bevrijden. Deze smeekbede kan naar het oordeel van de rechtbank niet
anders worden gezien dan als de uitdrukkelijke wens van Oussama C.. Deze wens kan slechts
gestalte krijgen indien mensen trachten de gewenste uitkomst te bewerkstelligen en daarmee
aan de wil van Allah gevolg geven.
12.113 Gelet op de predikende aard van de lezing (mede in het licht van zijn andere lezingen),
de website waarop hij is gepubliceerd en de daarbij behorende doelgroep van moslims en de
context, was naar het oordeel van de rechtbank de kennelijke bedoeling van Oussama C. om
de kijkers voor te houden dat het afreizen naar Syri en aldaar deel te nemen aan de strijd een
nastrevenswaardig doel was. In die zin bevat deze lezing naar het oordeel van de rechtbank
een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.114 De lezing Het Graf is in het dossier letterlijk uitgewerkt.277 Deskundige De Koning
beschrijft de lezing als volgt:
De lezing Het Graf past in een islamitische traditie van teksten en lezingen die toehoorders
wijzen op de vluchtigheid van het leven en de noodzaak om het gedrag in dit leven te beteren
volgens islamitische maatstaven met het oog op het leven in het hiernamaals. De lezing begint
met een oproep van Abou Yazeed aan de toehoorders om zich bewust te
zijn van de dood. () Mensen moeten zich bewust zijn van het gegeven dat hun daden in het
wereldlijke bepalen of iemand naar het paradijs gaat of naar de hel. () De folteringen van
het graf zullen gruwelijk zijn zo vertelt Abou Yazeed in de lezing. ()
Maar, zo stelt Abou Yazeed, God heeft mensen middelen gegeven om gered te worden van
de bestraffingen van het graf. En daarvan is martelaarschap, zo stelt Abou Yazeed op basis
van
islamitische bronnen. ()
Als het gaat om de bestraffingen van het graf in relatie tot de martelaars stelt Abou Yazeed
dan ook op basis van de islamitische bronnen: Over degenen die jihad fi sabil Allah
verrichten, daarover hoeven jullie geen zorgen te maken. Vervolgens verbindt hij dit met de
huidige generatie strijders: Degenen die zich in Afghanistan, in Somali, in Syri, in Mali
bevinden, daarover hoeven jullie je geen zorgen te maken. ()
Abou Yazeed maant zijn toehoorders om terug te kijken op hun leven en zich af te vragen of
hun daden de daden zijn waarover ze op de dag des oordeels ondervraagd willen worden ()
Zijn lezing is dan ook een vermaning of zoals hij zelf stelt Dit is een waarschuwing. Wee jou
die de waarheid nog niet ziet. Wee jou die de tawaghit verdedigd. Wee jou die de
paleisgeleerden [islamitische geleerden die hun lezing van het geloof aanpassen aan de
belangen en wensen van machthebbers die niet volgens sharia regeren] volgt. ()

Waarom zijn onze harten zo hard geworden? Waarom kennen wij geen liefde en solidariteit
voor onze broeders en zusters in Syri, in Palestina, in Afghanistan? Hoezo kijken wij toe hoe
onze broeders en zusters worden afgeslacht? Waar is het leger van Saoedi-Arabi om in te
grijpen? Waar is het leger van Egypte? Waar is het leger van Marokko? Waar is het leger van
Algerije? Waar is het leger van Tunesi? Waar zijn de nucleaire bommen van Pakistan? Waar
is het leger van Jordani? Waar zijn de F16s van Saoedi-Arabi? Waar zijn de zogenaamde
islamitische leiders?
Abou Yazeed wijst eerst opnieuw op de noodzaak de dood te gedenken en schakelt
vervolgens over op het gebrek aan solidariteit en liefde voor moslims die te maken hebben
met oorlog en onrechtvaardigheid en beklaagt zich over het gebrek aan actie daartegen van
leiders van moslimlanden. ()
De lezing eindigt met een smeekbede waarin Abou Yazeed vraagt om vergeving van de
zonden, het bevrijden van de broeders en zusters in Syri, Kasjmir, Tsjetsjeni, Somali,
Marokko, Algerije, Egypte, Mali, Palestina en Tunesi, het bevrijden van de gevangenen, de
geleerden, de mujahedin te laten overwinnen, de vlag van tawhid over de hele wereld te laten
wapperen, de ogen van de jeugd te openen en hen te laten sterven omwille van la illaha
illallah [er is geen god dan God], af te rekenen met de vijanden van de islam en om ons te
laten lopen in de voetstappen van de salaf [de vrome voorgangers] en de profeet.278
12.115 De rechtbank onderschrijft ook in deze de duiding door deskundige De Koning. In de
lezing beschrijft Oussama C. onder verwijzing naar de Koran dat het sterven als martelaar in
de gewapende jihadstrijd de beste manier is om aan de verschrikkingen van het graf te
ontkomen. Hij benadrukt in dat licht de door Allah ingegeven noodzaak tot solidariteit onder
moslims en verwijst naar de broeders en zusters die in (onder meer) Syri worden afgeslacht.
Hij smeekt ten slotte Allah de ogen van de jeugd te openen en hen te laten sterven omwille
van la illaha illallaH.
12.116 Gelet op de predikende aard van de lezing (mede in het licht van zijn andere lezingen),
de website waarop hij is gepubliceerd en de daarbij behorende doelgroep van moslims en de
context, was naar het oordeel van de rechtbank de kennelijke bedoeling van Oussama C. om
de kijkers voor te houden dat het afreizen naar Syri en aldaar deel te nemen aan de strijd een
nastrevenswaardig doel was. In die zin bevat deze lezing naar het oordeel van de rechtbank
een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.117 Oussama C. heeft Rudolph H. voorafgaand aan de plaatsing van deze lezingen daartoe
toestemming gegeven en ze met dat doel ingesproken. Onder deze omstandigheden is naar het
oordeel van de rechtbank sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen
Oussama C. en Rudolph H. dat kan worden gesproken van medeplegen van het plaatsen van
deze lezingen op De Ware Religie.
Nusrah bil-Jihaad
12.118 Oussama C. was de beheerder van het Youtube kanaal Nusrah bil-Jihaad. Hij heeft 33
videos geplaatst op dit kanaal in de periode van januari 2013 tot juni 2014.279 In de
tenlastelegging staat ten aanzien van dit onderdeel onder C, 2e gedachtestreepje, als
pleegperiode 1 oktober 2012 tot en met 31 januari 2014 genoemd. Met de officier van justitie
is de rechtbank van oordeel dat mag worden uitgegaan van de ruimere periode (1 januari 2012

tot en met 24 juni 2014) in de aanhef van het ten laste gelegde feit 2. De rechtbank zal de
kortere periode uitstrepen.
12.119 De rechtbank heeft alle in het dossier opgenomen berichten beoordeeld.280 Het betreft
videos met beelden, liederen en/of lezingen. De videos zijn geplaatst op een openbaar
toegankelijk Youtube kanaal met als naam Nusrah bil-Jihaad, hetgeen vertaald betekent
Overwinning door de Jihad. Vrijwel alle videos houden verband met de gewapende
jihadstrijd in Syri, zoals gevoerd door ISIS en Jabhat al-Nusra. Het is de rechtbank niet
gebleken dat er in de berichten sprake was van journalistiek berichtgeving. Ook van satire of
ironie, met enige vorm van zelfspot is niet gebleken. De doelgroep waarop de uiting kennelijk
was gericht betreft moslims en in het bijzonder moslimbroeders. Dit leidt de rechtbank af
uit de inhoud van de berichten. Minst genomen heeft Oussama C. de bedoeling gehad om
bestaande videofilms voor een Nederlands publiek toegankelijk te maken door de Arabische
teksten van een Nederlandse ondertiteling te voorzien. Daar waar hij de videos heeft
voorzien van een trailer moeten de videos worden gezien in het licht van de inhoud van die
trailers.
12.120 Zeven videos werden voorafgegaan en afgesloten door trailer 1. In deze trailer zijn
gewapende soldaten te zien die marcheren door de regen en onweer. De tekst wees een
ondersteuner verschijnt in beeld.281 In deze videos wordt het martelaarschap
verheerlijkt282 en propaganda gevoerd voor de gewapende strijd tegen de ongelovigen en
andersdenkenden.283 Gelet op de naam van het Youtube kanaal, de doelgroep van het kanaal,
de inhoud van de videos in de context van de gewapende strijd zoals die door de trailer wordt
ingegeven en de niet mis te verstane oproep wees een ondersteuner, bevatten deze videos
naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreekse aansporing om deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri.
12.121 Zes videos werden voorafgegaan en afgesloten door trailer 2. In deze trailer worden
strijders en overleden strijders afgebeeld met fotos, waarbij in elk geval de overleden
Nederlandse Syrigangers Betrokkene 4 en de broers Betrokkene 5 worden herkend.284 In
deze videos worden mujahidun verheerlijkt,285 het martelaarschap verheerlijkt286 en
propaganda gevoerd voor de gewapende strijd tegen ongelovigen en andersdenkenden.287
Gelet op de naam van het Youtube kanaal, de doelgroep van het kanaal, de inhoud van de
videos in de context van de gewapende strijd en het verheerlijken van strijders en hun
martelaarsdood zoals die door de trailer wordt ingegeven, wordt het deelnemen aan die strijd
weergegeven als een nastrevenswaardige doel en bevatten deze videos naar het oordeel van
de rechtbank een rechtstreekse aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
12.122 Vier videos werden voorafgegaan en/of afgesloten door trailer 3. In deze trailer
verschijnen in beeld achtereenvolgens de teksten Nusrah bil-Jihaad, Overwinning door de
Jihaad en Wees een ondersteuner.288 In deze videos worden mujahidun verheerlijkt289,
het martelaarschap verheerlijkt290 en propaganda gevoerd voor de gewapende strijd tegen
ongelovigen en andersdenkenden.291 Gelet op de naam van het Youtube kanaal, de doelgroep
van het kanaal, de inhoud van de videos in de context van de gewapende strijd zoals die door
de trailer wordt ingegeven en de niet mis te verstane oproep wees een ondersteuner,
bevatten deze videos naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan
de gewapende jihadstrijd in Syri.

12.123 Twee videos werden voorafgegaan door trailer 4. In deze trailer komen de volgende
teksten in beeld: "de overwinning door middel van jihaad", "mujahideen" (foto van strijders),
"Shuhaada" (foto van omgekomen strijder Betrokkene 5), "martelaarsoperaties", "dawah
conferenties", "slagvelden", "afslachtingen", "broederschap" en "Dawlaatal Islam.. Baqiah".
De trailer eindigt met een aantal foto's van onder meer de omgekomen strijders Betrokkene 4,
Betrokkene 5 en Osama bin Laden.292 In deze videos wordt het martelaarschap
verheerlijkt293 en propaganda gevoerd voor de gewapende strijd tegen ongelovigen en
andersdenkenden.294 Gelet op de naam van het Youtube kanaal, de doelgroep van het kanaal,
de inhoud van de videos in de context van de gewapende strijd en het verheerlijken van de
martelaarsdood zoals die door de trailer wordt ingegeven, wordt het deelnemen aan die strijd
weergegeven als een nastrevenswaardige doel en bevatten deze videos naar het oordeel van
de rechtbank een rechtstreekse aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
12.124 Elf videos worden niet voorafgegaan door n van de trailers. Dit betreffen videos
met geluidsopnamen van anasheed,295 geluidsopnamen van anasheed voorzien van beelden
met onder meer strijders en martelaars,296 beelden van een strijder,297 lezingen van
Oussama C. 298 en een lezing van Abu Qatada.299 Gelet op de naam van het Youtube
kanaal, de doelgroep van het kanaal, de inhoud van de videos bevatten vijf van deze
videos300 naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreekse aansporing om deelnemen aan
de gewapende jihadstrijd in Syri. Voor het overige zal Oussama C. van dit onderdeel worden
vrijgesproken.
D. Benefietlezing
12.125 Oussama C. wordt verweten dat hij een lezing heeft gegeven op een benefietavond
voor Syri op 6 juni 2014, waarbij propaganda voor de gewelddadige Jihadstrijd is gevoerd.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank niet het wettig bewijs dat Oussama C.
tijdens deze lezing opruiende taal heeft gebezigd of dat hij de gewapende strijd heeft
verheerlijkt of daarvoor propaganda heeft gevoerd. Het betrof overigens een benefietavond op
22 juni 2014, waar volgens Oussama C. geld werd ingezameld om een ambulance aan te
schaffen ten behoeve van Syri. Getuige 6 heeft deze gang van zaken bevestigd en verklaard
dat Oussama C. op deze avond met een lezing de mensen met verzen uit de Koran of
gebeurtenissen van de profeet stimuleerde om te doneren.301 Om deze reden zal de rechtbank
Oussama C. van dit onderdeel vrijspreken.
E. In voorraad hebben
12.126 Ten aanzien van de afbeeldingen, filmpjes en bestanden die bij Oussama C. op zijn
telefoon en computer zijn aangetroffen is de rechtbank niet gebleken dat hij deze in voorraad
had ter verspreiding. Bij het in voorraad hebben ter verspreiding komt het aan op de intentie.
Het woord in voorraad hebben houdt reeds een bestemming in. Uit de omstandigheden moet
blijken dat verdachte de ten laste gelegde afbeeldingen, filmpjes en bestanden onder zich had
om ze daadwerkelijk te verspreiden. Dat (sommige van) deze bestanden mogelijk van
opruiende aard zijn is daarvoor onvoldoende. Ook het gegeven dat Oussama C. andere
berichten van opruiende aard wl heeft verspreid leidt niet tot een ander oordeel. Oussama C.
zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Imane B.(feit 1)

A. Facebookpagina Shaam al-Ghareeba


12.127 Het dossier bevat veel aanwijzingen dat Imane B. een zekere mate van betrokkenheid
had bij de social media activiteiten van haar echtgenoot Azzedine C..302 Azzedine C. heeft
verklaard dat Imane B. geen betrokkenheid had bij deze Facebookpagina, anders dan dat zij
een keer via zijn account een post heeft geplaatst.303 In dat licht zijn genoemde aanwijzingen
naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een zodanige
bewuste en nauwe samenwerking met Azzedine C. en/of andere redacteuren van Shaam alGhareeba dat sprake is van medeplegen van het plaatsen van berichten op deze
Facebookpagina. Imane B. zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
B. Twitter
12.128 Imane B. was de gebruiker van het Twitteraccount @AzzamAbdollah, met als Twitter
profiel in de periode van 10 oktober 2013 tot en met 13 mei 2014 de naam Azzaam Abdollah
en in de periode van 13 tot en met 27 augustus 2014 de naam Abu Abdullah #Baqiya.304
12.129 De naam Azzaam Abdollah, wordt op verschillende websites verkort gebruikt voor de
persoon, Abdullah Yusuf Azzam. Deze persoon is ook bekend onder de namen Sjeik Azzam
of de "Godfather van de Jihad". Hij was een centraal persoon in de ontwikkeling van de
wereldwijd opererende militante islamistische bewegingen. Azzam bouwde een
wetenschappelijke, ideologische en praktische paramilitaire infrastructuur voor de
mondialisering van islamitische bewegingen die tot dan toe gefocust waren op afzonderlijke
nationale vrijheidsstrijden. Azzams filosofische rationalisatie van de wereldwijde jihad en
praktische benadering van werving en training van moslimmilitanten vanuit verschillende
delen van de wereld, bloeide gedurende de oorlog in Afghanistan tegen de Sovjet-bezetters.
Dit is achteraf bezien de bakermat van al Qaida geweest.305 De rechtbank concludeert dat
Imane B. met het gebruik van deze naam in elk geval op hoofdlijnen het gedachtegoed
van Azzam onderschrijft.
12.130 De rechtbank vindt sommige berichten te onbepaald of te weinig informatie bevatten
om te kunnen beoordelen.306 Ook zijn er berichten die hooguit als propaganda kunnen
worden beschouwd.307 Ook zijn er berichten waarvan niet valt in te zien in hoeverre zij
rechtstreeks zouden kunnen aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.308
12.131 Ten aanzien van het op 15 april 2014 door Imane B. geplaatste bericht309 met de tekst
Nederland heeft vele Mujahidien geschonken aan de Jihad in Shaam, ook veel broeders zijn
vertrokken voor , overweegt de rechtbank het volgende. Dit bericht betreft een retweet van
een bericht van Azzedine C.. Volgens de officieren van justitie gaat het in deze om de tweet
van Azzedine C. zoals weergegeven op Malaga 138. Echter, de rechtbank constateert dat die
tweet en de ten laste gelegde retweet tekstueel niet volledig overeenstemmen. De rechtbank
zal die tweet van Azzedine C. dan ook niet betrekken bij de beoordeling. De ten laste gelegde
tekst van de retweet is onvolledig en valt derhalve niet te duiden. Om deze reden zal de
rechtbank Imane B. vrijspreken van dit onderdeel.
12.132 Ten aanzien van het op 13 april 2014 door Imane B. geplaatste bericht310 met de tekst
Nieuwe foto van Nederlandse strijders in #Syri. Van mu-ziek naar mu-jahid, overweegt de
rechtbank het volgende. Dit bericht betreft een retweet van een bericht van @Shaam
Nieuws.311 Dit oorspronkelijke bericht betreft een afbeelding van een onbekende strijder,

met de tekst Opeens heb je het je toekomst ligt in het paradijs en de subtekst van MUzikant naar MU-jahid en een verwijzing naar de Facebookpagina Shaam al-Malaahim, de
Europese mujahidun in het gezegende land van Shaam. Naar het oordeel van de rechtbank
wordt in dit bericht niet alleen de gewapende jihadstrijd in Syri verheerlijkt, maar ook de
kennelijk Nederlandse strijders die daar aan deelnemen. Gesuggereerd wordt dat het
deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven in die strijd het
hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevat dit bericht naar het oordeel van
de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Nu
Imane B. dit bericht heeft geretweet zonder commentaar, zal de rechtbank haar vrijspreken
van opruiing als bedoeld in artikel 131 Sr. Wel acht de rechtbank bewezen dat zij een
opruiend bericht heeft verspreid.
C. Werkgroep Shaam
12.133 De Facebook pagina Werkgroep Shaam betrof een gesloten pagina. De
privacyinstellingen van deze groep waren als geheim ingesteld. Dit houdt in dat niemand
zomaar lid kon worden, maar dat dit alleen op uitnodiging mogelijk was. De pagina was ook
niet openbaar te bekijken. De pagina is op 7 april 2014 gecreerd en is tot en met 12 mei 2014
veiliggesteld, bekeken en onderzocht.312
12.134 De rechtbank heeft hiervoor313 reeds overwogen dat opruiing in het openbaar
geschiedt. Van opruiing in het openbaar is sprake wanneer de opruiing plaatsvindt onder
zodanige omstandigheden en op zodanige wijze dat zij tot het publiek is gericht en door het
publiek kan worden geconsumeerd. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare
plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven.
Uit het proces-verbaal blijkt en dit is door Azzedine C. ter terechtzitting ook bevestigd, dat de
gesloten pagina Werkgroep Shaam uitsluitend toegankelijk was voor leden en dat men
uitsluitend op uitnodiging van n van de leden nieuw lid kon worden. Daarom kan naar het
oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de ten laste gelegde uitingen op deze
Facebookpagina in het openbaar zijn gedaan. De rechtbank zal Imane B. reeds om deze reden
vrijspreken van dit onderdeel.
D. Facebookpaginas Azzedine C.
12.135 Het dossier bevat veel aanwijzingen dat Imane B. een zekere mate van betrokkenheid
had bij de social media activiteiten van haar echtgenoot Azzedine C..314 Azzedine C. heeft
hierover verklaard: Imane B. is mijn vrouw. Zoals ik eerder heb verklaard ben ik absoluut
atechnisch en roep ik met regelmaat de hulp in van mijn naasten. Het is hartstikke normaal dat
mijn levenspartner toegang heeft tot mijn sociale media.315 In dat licht zijn genoemde
aanwijzingen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen spreken van een
zodanige bewuste en nauwe samenwerking met Azzedine C. dat sprake is van medeplegen
van het plaatsen van berichten op de Facebookpaginas van Azzedine C.. Imane B. zal daarom
van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Moussa L. (09/767238-14, feit 1)
12.136 De rechtbank heeft de in het dossier opgenomen berichten waar de tenlastelegging
naar verwijst beoordeeld. Het betreft social media berichten met een afbeelding, al dan niet
voorzien van commentaar of berichten met uitsluitend tekst. De berichten zijn geplaatst op
een Facebookpagina en Twitter account met een profielfoto die minst genomen de indruk

wekt dat de gebruiker de gewapende jihadstrijd steunt. Berichten op Facebook en Twitter


lenen zich niet voor analyse naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij
eerste, oppervlakkige kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft. De
doelgroep waarop de uitingen kennelijk waren gericht betreft moslims. Dit leidt de rechtbank
af uit de inhoud van de berichten.
Facebook
12.137 Moussa L. was de gebruiker van de Facebookpagina met het profiel Abu Ilias.316 De
omslagfoto van dit profiel betrof een afbeelding van strijders en de tekst When I am in the
battlefield, I love it more then when I am in my home. Op 31 december 2013 heeft Moussa
L. een bericht gepost. In dit bericht is een afbeelding te zien van een stoere man met een
bandana met daarop de islamitische geloofsbelijdenis en met de tekst join the jihad. Moussa
L. heeft deze afbeelding zelf voorzien van de tekst in shaa Allah.317 Gelet op de afbeelding
van een kennelijke strijder, de opruiende tekst en de toevoeging van Moussa L., een en ander
in combinatie met de profielfoto van de Facebookpagina, is de rechtbank van oordeel dat dit
bericht rechtsreeks oproept tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
12.138 Het delen van een foto van Soufiane Z. zwaaiend met de zegelvlag met daarbij de
toegevoegde tekst Met deze foto is het allemaal begonnen. Hahaha318 beschouwt de
rechtbank gezien de context als het verheerlijken van de gewapende strijd. Dit is echter op
zich zelf niet strafbaar. Moussa L. zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
12.139 Op 13 april 2014 heeft Moussa L. een tekst gepost met daarbij een compilatiefoto van
12 kennelijk omgekomen personen.319 De tekst verheerlijkt (de zegeningen van) het
martelaarschap.320 In dit bericht krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering,
maar wordt ook gesuggereerd dat het deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is
en dat het sterven in die strijd het hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. De
toegevoegde foto in combinatie met de profielfoto van de Facebookpagina legt de link
naar de actuele situatie in Syri. In die zin bevat dit bericht naar het oordeel van de rechtbank
een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Filmpjes
Erkenning kalifaat
12.140 Rond 1 juli 2014 verscheen op het internet een filmpje waarin onder andere Azzedine
C. en Moussa L. te zien zijn. Zij zitten op een grasveld voor een grote zegelvlag. Azzedine C.
spreekt in het Arabisch de volgende woorden:
Vrede zij met de profeet. Wij willen onze grote umma feliciteren met het ontstaan van het
gezegende kalifaat. Oh dapperen van de umma, Allah zal jullie de beste beloning geven. Allah
zal u zegenen/bijstaan Emir en Kalifaat, Abu Bakr Al Baghdadi. Oh woordvoerder van de
umma, Allah zal u zegenen en belonen. Vrede zij met u vanuit Nederland.
Azzedine C. steekt vervolgens zijn vinger omhoog en roept: "Takbier". De rest zegt hierna:
"Allahu Akbar". Azzedine C. roept: "De Islamitische staat", de rest roept: ''Blijft bestaan". Dit
wordt twee maal herhaald.321

12.141 Dit filmpje bevat naar het oordeel van de rechtbank gelet op het gebruik van de
zegelvlag in combinatie met de uitgesproken tekst een duidelijke steunbetuiging aan het
zojuist uitgeroepen kalifaat IS en kan tevens worden gezien als verheerlijking daarvan. Een
dergelijke steunbetuiging is zoals hiervoor al eerder overwogen op zich zelf nog niet het
rechtstreeks aanzetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Moussa L. zal dan
ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Sta op voor Syri
12.142 In januari 2012 verschijnt op het internet een filmpje waarin Azzedine C., Rudolph H.
en Moussa L. te zien zijn. In het filmpje zijn schokkende beelden te zien van slachtoffers van
het regime Assad. Azzedine C., Rudolph H. en Moussa L. zeggen daarna kort gezegd dat
de broeders en zusters in Syri worden gemarteld, verkracht en vermoord, alleen omdat ze
moslim zijn. Zij vragen zich af waar de echte mannen zijn en de Umma wordt opgeroepen op
te staan voor de broeders in Syri.322 Door deze combinatie lijkt het filmpje op het eerste oog
aan te zetten tot deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Echter op twee momenten
in het filmpje (halverwege en aan het einde heel duidelijk) blijkt dat het filmpje is bedoeld als
oproep om deel te nemen aan een demonstratie bij het Syrische consulaat in Den Haag op 8
januari 2012. Gelet op deze context kan van het filmpje niet worden gezegd dat het opruiend
van aard is. Moussa L. zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Usb-stick
12.143 Ten aanzien van de afbeeldingen, filmpjes en bestanden die bij Moussa L. zijn
aangetroffen op een usb-stick is de rechtbank niet gebleken dat hij deze in voorraad had ter
verspreiding. Bij het in voorraad hebben ter verspreiding komt het aan op de intentie. Het
woord in voorraad hebben houdt reeds een bestemming in. Uit de omstandigheden moet
blijken dat verdachte de ten laste gelegde afbeeldingen, filmpjes en bestanden onder zich had
om ze daadwerkelijk te verspreiden. Dat (sommige van) deze bestanden mogelijk van
opruiende aard zijn is daarvoor onvoldoende. Ook het gegeven dat Moussa L. andere
berichten van opruiende aard wl heeft verspreid leidt niet tot een ander oordeel.
(09/827053-15, feit 1)
Twitter
12.144 Moussa L. was de gebruiker van het Twitter account Abu Ilias@Moussa L.M.323
Tussen 24 december 2014 en 8 januari 2015 plaatste hij een aantal tweets die door de politie
zijn veilig gesteld.324
12.145 Van 10 berichten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat deze
rechtstreeks verband houden met het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri of het
oproepen van geweld tegen de Nederlandse politie.325
12.146 In n bericht worden martelaren en de martelaarsdood verheerlijkt en is een strijder te
zien met een zegelvlag. Moussa L. heeft zelf de tekst toegevoegd: Hoe lang blijven mensen
slapen terwijl de vijanden klaarwakker zijn.326 In dit bericht krijgt niet alleen de jihadstrijd
een hoge morele waardering, maar wordt ook gesuggereerd dat het deelnemen aan die strijd
een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven in die strijd het hoogst haalbare is, en dus
navolging verdient. Gelet ook op de toevoeging door verdachte bevat dit bericht naar het

oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
12.147 In vier berichten worden martelaren of de martelaarsdood verheerlijkt.327 In deze
berichten krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering, maar wordt ook
gesuggereerd dat het deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven
in die strijd het hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. In die zin bevatten deze
berichten naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri. Nu Moussa L. deze berichten heeft geretweet zonder
commentaar, zal de rechtbank hem vrijspreken van opruiing als bedoeld in artikel 131 Sr. Wel
acht de rechtbank bewezen dat hij opruiende berichten heeft verspreid.
12.148 En bericht bevat een afbeelding van gewapende mujahidun en de tekst #IS #ISIS
#Islamic State #mujahideen.328 In dit bericht krijgen niet alleen IS en de jihadstrijd een
hoge morele waardering, maar wordt die waardering tevens uitgesproken voor deelnemers aan
die strijd. Dit bericht wekt de suggestie dat deze deelnemers navolging verdienen. In die zin
bevat dit bericht naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri. Nu Moussa L. dit bericht heeft geretweet zonder commentaar,
zal de rechtbank hem vrijspreken van opruiing als bedoeld in artikel 131 Sr. Wel acht de
rechtbank bewezen dat hij een opruiend bericht heeft verspreid.
12.149 In twee berichten wordt de uitdrukking katalahummuAllah gebezigd, met een
verwijzing naar de politie en een herkenbaar afgebeelde politieagent.329 Deze uitdrukking is
afkomstig uit de Koran en betekent zo veel als Allah zal hen bestrijden en vervloeken.330
Uit het gebruik van het woord blijkt een grote vijandschap tegenover degene tot wie het is
gericht.331 Moussa L. heeft naast deze twee berichten in dezelfde periode nog een bericht
gepost, waarin hij een agent afbeeldt met de tekst Er is geen vrees voor de
onderdrukkers.332 Uit deze berichten spreekt afkeer van de politie en zelfs haat. De
islamitische context van de uitdrukking is een oproep aan Allah om degene tot wie het is
gericht te bestrijden. Een dergelijke oproep kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders
worden gezien dan als de uitdrukkelijke wens van Moussa L. om dat resultaat te bereiken. Dat
resultaat kan slechts gestalte krijgen indien mensen trachten de gewenste uitkomst te
bewerkstelligen en daarmee aan de wil van Allah gevolg geven. In dit licht beschouwt de
rechtbank deze berichten als een indirecte aansporing tot geweld tegen de politie en de
afgebeelde agent in het bijzonder, en tegen het openbaar gezag.
12.150 En bericht bevat de tekst Gaybar gaybar ya yahoed, jzashi mohamad saya'oed.
Gaybar gaybar ya amerika, jzashi mohamed saya'oed !!.333 Naar het oordeel van de
rechtbank moet deze tekst worden gezien als het aanzetten tot geweld tegen Joden.334 Nu
echter is ten laste gelegd dat verdachte zou hebben opgeruid tot het deelnemen aan de
gewapende jihadstrijd in Syri of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, zodat de
rechtbank Moussa L. van dit onderdeel zal vrijspreken.
12.151 Drie berichten bevatten enige vorm van propaganda voor IS.335 Er is geen sprake van
bijkomende omstandigheden, zodat de rechtbank Moussa L. van deze onderdelen zal
vrijspreken.
Hatim R. (feit 2)

12.152 De rechtbank heeft de in het dossier opgenomen berichten waar de tenlastelegging


kennelijk op was gericht beoordeeld.336 Het betreft social media berichten met een
afbeelding, al dan niet voorzien van commentaar of berichten met uitsluitend tekst. De
berichten zijn geplaatst op een Facebookpagina en Twitter account met een profielfoto die
minst genomen de indruk wekt dat de gebruiker de gewapende jihadstrijd in Syri steunt en
aanspoort ook deel te nemen. Berichten op Facebook en Twitter lenen zich niet voor analyse
naar een achterliggende inhoud. De boodschap die het bericht bij eerste, oppervlakkige
kennisname lijkt te verkondigen, is de boodschap die beklijft. Hatim R. nam deel aan de
gewapende jihadstrijd in Syri. Het grootste deel van de berichten houdt verband met de
gewapende jihadstrijd in Syri, zoals gevoerd door ISIS en Jabhat al-Nusra. Het is de
rechtbank niet gebleken dat er in de berichten sprake was van journalistiek berichtgeving. De
doelgroep waarop de uiting kennelijk was gericht betreft moslims en in het bijzonder
moslimbroeders. Dit leidt de rechtbank af uit de aanhef van veel van de berichten. Gelet op
het feit dat Hatim R. zelf deelnam aan de gewapende strijd concludeert de rechtbank dat
Hatim R. in elk geval de gewapende jihadstrijd in Syri ondersteunde en die steun wilde
uitdragen.
Facebook
12.153 Hatim R. was de gebruiker van het Facebook account Abou Hatim La Haye.337 Het
account was niet afgeschermd en voor iedereen zichtbaar.338 Hatim R. gebruikte als
omslagfoto een afbeelding van een strijder met de tekst join the caravan en als profielfoto
een foto van hemzelf waarop hij met een wapen staat afgebeeld.339 Op deze Facebookpagina
heeft Hatim R. onder meer een bericht geplaatst met fotos van twee als martelaar gestorven
Duitse strijders,340 een bericht met een foto van hemzelf met een wapen,341 een bericht met
een foto van hemzelf met een wapen en de tekst Khilafah feest in Al Bab iedereen is blij en
huilt om blijdschap. We danken Allah,342 en een bericht met een lijst voor de broeders die
InshaAllah van plan zijn om naar Syri te gaan en wat handig is om mee te nemen.343
12.154 In deze berichten krijgt niet alleen de jihadstrijd een hoge morele waardering, maar
wordt ook waardering uitgesproken voor deelnemers aan die strijd en gesuggereerd dat het
deelnemen aan die strijd een nastrevenswaardig doel is en dat het sterven in die strijd het
hoogst haalbare is, en dus navolging verdient. Verder wordt het uitgeroepen kalifaat bejubeld
en kennelijk ook de strijd die daarmee samenhangt. Ten slotte bevat een bericht zeer concrete
tips en trucs voor degenen die van plan zijn om te gaan deelnemen aan de strijd. In die zin
bevatten deze berichten naar het oordeel van de rechtbank een aansporing om deel te nemen
aan de gewapende jihadstrijd in Syri.
Twitter
12.155 Hatim R. was de gebruiker van het Twitter account @AbeHatim.344 Het account was
niet afgeschermd en voor iedereen zichtbaar.345
12.156 Op 23 en 24 september 2014 zijn met dit account de volgende tweets geplaatst: zijn
er al Lone Wolfs gespot in NL?,346 Als ik nu in NL was dan wist ik wat ik moest doen.
Bloed aan me handen.,347 en Wat krijg ik een warme gevoel van binnen na het zien van
een Fransman die onthoofd wordt. Hoop dat NL hier een les uit leert.348
12.157 Op 21 september 2014 heeft de woordvoerder van IS een oproep gedaan om aanslagen
te plegen op westerse doelen en burgers. Op 24 september 2014 is in Algerije een Franse

bergbeklimmer door Terroristten onthoofd, uit naam van het kalifaat. In dit licht zijn deze
tweets naar het oordeel van de rechtbank niet anders uit te leggen dan een rechtstreekse
oproep om geweld te plegen in Nederland.
12.158 Op 24 september is de volgende tweet geplaatst: Zo blij dat ik nu in Syri ben,
jongens droom komt uit. Oog in oog staan met de VS en Bondgenoten.349 De rechtbank ziet
in dit bericht mede in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen een grote positieve
waardering voor het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri en daarmee een
indirecte oproep om daar navolging aan te geven.

13 Werven voor de gewapende strijd, het juridisch kader


13.1
De verdenking jegens Oussama C. en Azzedine C. komt er kort weergegeven op neer dat
Oussama C. in de periode van 1 januari 2012 tot en met 24 juni 2014 vijf en Azzedine C. in
de periode van 1 juli 2012 tot en met 27 augustus 2014 zes, in de tenlasteleggingen met name
genoemde, personen heeft geworven voor de gewapende (terroristische) strijd in Syri.
Juridisch kader
13.2
Artikel 205 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt het werven voor de gewapende strijd
strafbaar. Lid 1 van dit artikel luidt als volgt:

Hij die, zonder toestemming van de Koning, iemand voor vreemde krijgsdienst of gewapende
strijd werft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de
vijfde categorie.
13.3
In lid 3 van dit artikel wordt bepaald dat de in lid 1 bedoelde gevangenisstraf met een derde
wordt verhoogd indien de gewapende strijd waarvoor wordt geworven, het plegen van een
terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 Sr inhoudt.
13.4
Met de invoeging van het bestanddeel gewapende strijd in lid 1 van artikel 205 Sr werd
beoogd ook rekruteringsactiviteiten strafbaar te stellen die betrekking hebben op het werven
van personen met het oog op hun rechtstreekse inzet ten behoeve van de islamitische of een
anderszins gewapende en gewelddadige strijd zonder dat daarbij aantoonbaar sprake is van
deelname aan enig(e) groep of samenwerkingsverband. De werving moet daadwerkelijke
deelname aan de strijd beogen; enkel financile ondersteuning valt daar niet onder. Uit de
wetsgeschiedenis komt naar voren dat onder het begrip strijd als hiervoor bedoeld ook de
jihad kan worden begrepen omdat een jihad kan worden geduid als islamitische strijd die de
vorm aanneemt van het ontplooien van geweldsactiviteiten tegen gepercipieerde vijanden van
de islam ter verwezenlijking van een wereld die een zo zuiver mogelijke afspiegeling is van
hetgeen men meent dat in de eerste bronnen van het islamitisch geloof de Koran en de

soenna staat vermeld. De verwezenlijking van een wereld volgens een bepaald model door
het ontplooien van geweldsactiviteiten kan niet anders dan (ook) met ingrijpend geweld
worden gerealiseerd, aldus de wetgever. Uit de wetsgeschiedenis blijkt verder dat de strijd
zich kenmerkt door de toepassing van ernstig geweld als voornaamste methode om ongeacht
welk (geo)politiek, religieus of ideologisch doel te bereiken. Een strijd is volgens de wetgever
gewapend wanneer de (uiteindelijk) beoogde toepassing van geweld vergelijkbaar is met het
ingrijpend geweld dat wordt toegepast in een oorlogs- of guerillasituatie.350
13.5
De strafmaat is, zo volgt ook uit de wetsgeschiedenis, onder meer ingegeven door de
verscherpte afkeuring van werven voor de jihad, volgens de wetgever een bijzonder
kwalijke en bedreigende vorm van rekrutering, een vorm die mogelijk desastreuze gevolgen
heeft voor de betrokkene en de mogelijke slachtoffers.351
13.6
Blijkens de wetgeschiedenis kan onder werven worden begrepen: het bespelen en het
benvloeden, het ideologisch rijp maken, bewegen of vergelijkbare handelingen. Deze
handelingen kunnen vis-a-vis plaatsvinden, maar ook met behulp van
communicatiemiddelen, zoals bijvoorbeeld een internetsite.352
13.7
Voor het ontstaan van strafrechtelijke aansprakelijkheid volstaat het enkele werven van
personen voor de gewapende (terroristische) strijd. Het komt aan op de gedraging van degene
die werft, zonder dat op zichzelf van belang is hoe degene die wordt geworven, op dat
moment tegenover de strijd staat en of het werven resultaat heeft of niet.353 Het werven is
voltooid wanneer een handeling die ertoe strekt om iemand tot aansluiting bij de gewapende
strijd te bewegen, zich heeft geopenbaard. Het hoeft daarbij niet te gaan om een concreet
verzoek tot het deelnemen aan de gewapende strijd.354 Het werven zal over het algemeen
geen eenmalige handeling betreffen (maar uitgesloten is dit niet), maar omvat veeleer een
geleidelijk proces.355

14 Werven voor de gewapende strijd, zoals ten laste gelegd


(Oussama C. en Azzedine C. )
Oussama C.
14.1
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in het dossier
niet voldoende bewijs kan worden gevonden voor het werven voor de gewapende jihadstrijd
door Oussama C. van Betrokkene 4, Betrokkene 5, Betrokkene 6 en Betrokkene 7. In zoverre
moet dan ook vrijspraak van het tenlastegelegde volgen.
14.2

De vraag die resteert is of bewezen kan worden dat Oussama C. zich jegens Getuige 1 aan
werving voor de gewapende jihadstrijd heeft schuldig gemaakt.
14.3
Centraal in de beoordeling van deze bewijsvraag staan de drie verklaringen die Getuige 1 op
14, 15 en 16 januari 2014 bij de politie heeft afgelegd. Hetgeen de officieren van justitie en de
verdediging verdeeld houdt, is of deze verklaringen betrouwbaar kunnen worden geacht; de
officieren van justitie menen van wel, de verdediging meent van niet.
14.4
Toen Getuige 1 in januari 2014 door de politie werd verhoord, was hij verdachte. Hij werd
verdacht van het ronselen van een minderjarig meisje voor de gewapende strijd en van het
onttrekken van dat meisje aan het wettig over haar gestelde gezag. Op 28 augustus 2014 heeft
Getuige 1 wederom een verklaring afgelegd bij de politie, ditmaal als getuige en nadat hij zich
zelf (op 18 augustus 2014) tot de politie had gewend. Getuige 1 is hierna, op verzoek van de
verdediging, (op 2 februari 2015) als getuige gehoord door de rechter-commissaris en
vervolgens door de rechtbank (ter terechtzitting van 17 september 2015). Kort samengevat is
het patroon in de verklaringen van Getuige 1 als volgt: waar hij in januari 2014 nog in
belastende zin verklaart over Oussama C. , neemt hij delen van zijn (belastende) verklaringen
terug als hij weer bij de politie verschijnt in augustus 2014, waarna hij ten overstaan van de
rechter-commissaris afstand neemt van vrijwel zijn gehele verklaring, om uiteindelijk ter
terechtzitting te verklaren zich niet meer te kunnen herinneren wat hij bij de politie had
verklaard toen hij daar in januari 2014 werd gehoord.
14.5
De verdediging heeft de betrouwbaarheid aangevochten van de verklaringen die Getuige 1 in
januari 2014 heeft afgelegd. Zij heeft daarbij gewezen op omstandigheden betreffende de
persoon van Getuige 1356, op zijn status op het moment dat hij werd verhoord (die van
verdachte) en zijn daarmee samenhangende belang om zijn eigen hachje te redden, op de stijl
van verhoren door de verbalisanten357 en op de inconsistentie in de opeenvolgende
verklaringen van Getuige 1. Meer in het bijzonder heeft de verdediging in dit verband naar
voren gebracht dat bij het uitluisteren van het tweede en derde verhoor is geconstateerd dat de
processen-verbaal daarmee op belangrijke onderdelen niet overeenstemden, hetgeen ernstige
twijfel doet rijzen aan het, niet letterlijk uitgewerkte, eerste verhoor van Getuige 1. Omdat de
verklaringen van Getuige 1 niet betrouwbaar zijn, kunnen zij volgens de verdediging, niet
worden gebezigd voor het bewijs.
14.6
Voordat de rechtbank in zal gaan op de verklaringen die Getuige 1 heeft afgelegd, overweegt
zij over het bezigen van getuigenverklaringen als bewijs in meer algemene zin het volgende.
14.7
Bij bewijsbeslissingen zal in de regel primair tot uitgangspunt worden genomen de
verklaringen, voor zover voorhanden, die door een getuige tegenover een (onafhankelijke)
rechter zijn afgelegd. De achtergrond hiervan is dat het onderzoek van en de verhoren door

een rechter in beginsel gericht zijn op de schuld en onschuld van de verdachte, waarbij zowel
het Openbaar Ministerie als de verdediging in de gelegenheid zijn (geweest) om de
desbetreffende getuige vragen te stellen en de betrouwbaarheid van zijn verklaring(en) te
toetsen.358 Dit betekent echter niet dat de rechtbank geen acht zou mogen slaan op
verklaringen die bij de politie zijn afgelegd, voor zover die afwijken van latere, tegenover een
onafhankelijke rechter afgelegde, verklaringen.
14.8
Bij de waardering van de door Getuige 1 afgelegde verklaringen en daarmee hun
bruikbaarheid voor het eventuele bewijs, sluit de rechtbank aan bij het toetsingskader dat
hiervoor in de jurisprudentie is geformuleerd.359 Dit toetsingskader houdt het volgende in.
14.9
In de eerste plaats zal, voor zover mogelijk, moeten worden onderzocht of er omstandigheden
aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de betrouwbaarheid
van de verklaring, zoals de psychische belasting, de mogelijke betrokkenheid bij het
tenlastegelegde feitencomplex, de benvloedbaarheid of een belang of motief persoonlijk,
etnisch, financieel of anderszins om in strijd met de waarheid een voor de verdachte
belastende verklaring af te leggen.
14.10
De beoordeling van de betrouwbaarheid in objectieve zin van de door getuigen afgelegde
verklaringen zal (met name) plaatsvinden aan de hand van:
1. de toetsing aan objectieve, van elders verkregen informatie of gegevens;
2. de consistentie van opeenvolgende, door de desbetreffende getuige afgelegde
verklaringen;
3. de overeenstemming van die verklaring(en) met hetgeen andere getuigen hebben
verklaard;
4. e plausibiliteit van de inhoud van de afgelegde verklaring(en).
Het tweede verhoor van Getuige 1 bij de politie360
14.11
Tijdens dit verhoor heeft Getuige 1, meer in zijn algemeenheid, over Oussama C. (die hij
Abou Yazeed noemt361) verklaard dat hij hem kent vanaf november 2012 en dat hij vaker
met hem om ging nadat, wat in het dossier wel genoemd wordt, het Hondius-incident
plaatsvond, een gebeurtenis (op 8 september 2013) waarbij ook Getuige 1 aanwezig was.362
Verder heeft Getuige 1 verklaard dat Oussama C. bekendheid genoot, zowel in de groep als
daarbuiten, dat de broeders altijd samen met Oussama C. waren en dat hij vaak het woord
voerde.363
14.12
Getuige 1 heeft voorts verklaard dat Oussama C. radicale gedachten had, dat hij het meest
sprak over de jihad van het verleden en de profeet en dat hij het soms had over Syri en wat

daar allemaal gebeurde.364 Dit soort uitlatingen deed Oussama C., aldus Getuige 1, terwijl ze
over straat liepen of terwijl ze aan het eten waren,365 bij bijvoorbeeld Frankies (waar Getuige
1 rond oktober 2013 voor het laatst was)366 of Fez (waar Getuige 1 eind 2013 nog was
geweest)367. Als het ging om Syri, was Oussama C., zo heeft Getuige 1 verklaard, van
mening dat de strijd daar snel afgelopen moest zijn, dat Assad daar snel weg moest, dat de
strijders van ISIS snel de macht zouden moeten krijgen368 en dat de grond daar nu
gezegend is.369
14.13
Ook heeft Getuige 1 verklaard dat Oussama C. dingen over ISIS plaatste op Youtube, onder
meer over het bevrijden van gevangenissen, het goed behandelen van kinderen en over een
zelfmoordterrorist die met een bomaanslag een stad openmaakte. Getuige 1 heeft verklaard
dat hij deze filmpjes, die Oussama C. plaatste op onder meer Ahlus Sunnah Publicaties,
ook heeft gezien.370 Oussama C. liet, zo heeft Getuige 1 verklaard, ook filmpjes zien aan
anderen (op zijn telefoon). Oussama C. toonde deze filmpjes volgens Getuige 1 aan een
groepje en soms ook alleen aan Getuige 1; dit gebeurde bij Frankies of bij Fez of in de
moskee. Het ging in totaal om vijf, zes filmpjes. Oussama C. zei daarbij volgens Getuige 1:
kijk naar deze filmpjes.371 Getuige 1 heeft verder verklaard dat Oussama C. hem een keer
een filmpje heeft laten zien waarop strijders van ISIS tegen het leger van Assad streden en de
overwinning behaalden. Oussama C. zei volgens Getuige 1 over dit filmpje dat de ISISstrijders goed zijn, dat zij het martelaarschap, de hogere rang in het paradijs, zullen verkrijgen
en dat hij, Oussama C. , wenste dat zij beloond zouden worden.372 Oussama C. zei daarbij
volgens Getuige 1 ook: kijk dit goed en dergelijke, om vervolgens over te stappen op een
ander onderwerp.373 Getuige 1 heeft voorts, op de vraag van n van de verbalisanten
waarom Oussama C. filmpjes aan hem, Getuige 1, liet zien, als volgt gereageerd:
Ja, hij () wil graag met mij zien. Hij zegt van: kijk, misschien heeft ie gedachtes dat hij
andere gedachtes met mij wil hebben. Maar ehJe weet maar nooit eh misschien. Eh wilt ie
mij overhalen om daar naar toe te gaan, kan. Ik zeg niet dat hij dat doet, maar het kan.374
14.14
Over de broeders, en de rechtbank gaat ervan uit dat Getuige 1 daaronder ook Oussama C.
schaart, heeft Getuige 1 verklaard dat zij zeggen dat hun Syri jihad is375 en dat alBaghdadi van ISIS hun emir is.376 De broeders zijn ook van mening, aldus Getuige 1, dat
Sjiieten geen moslims zijn en je jouw broeders en zusters hoort te helpen door ze steunen
met geld, kleren of mannen, waarbij Getuige 1 ook heeft verklaard met hulp met mannen
te bedoelen zowel het vechten met een geweer als activiteiten die dit ondersteunen.377
14.15
Getuige 1 heeft de broeders in de groep waarin ook Oussama C. verkeerde aangeduid als
extremisten omdat ze hard en diep in het geloof staan; Getuige 1 heeft dit afgeleid uit het
feit dat zij anderen als ongelovigen bestempelen, uit het feit dat zij zeiden dat er in opstand
moest worden gekomen en dat er moest worden geregeerd met de wetten van Allah. 378
Getuige 1 heeft voorts nog over de broeders verklaard dat ze indirect praten,379 hetgeen de
rechtbank begrijpt als omfloerst praten en niet expliciet zeggen waar het om gaat.

Het derde verhoor van Getuige 1 bij de politie380


14.16 Tijdens dit verhoor heeft Getuige 1 verklaard dat er in het groepje van Abou Yazeed
veel over de martelaar werd gesproken.381
Tussenconclusie over de betrouwbaarheid van het tweede en derde politieverhoor van
Getuige 1
14.17
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat de verklaringen van Getuige 1
beslissend zijn benvloed door zijn persoonlijkheid en/of zijn toenmalige status. Meer in het
bijzonder overweegt zij daartoe het volgende.
14.18
Zoals hiervoor al is opgemerkt, was Getuige 1 verdachte toen hij werd gehoord. Getuige 1
heeft over zichzelf verklaard dat hij een zwak karakter heeft en dat hij mensen snel
vertrouwt en gelooft. Ook anderen, verdachten en getuigen en ook Oussama C., hebben dit
over Getuige 1 gezegd.
14.19
In zijn algemeenheid kan niet worden gezegd dat als iemand die wordt verhoord een niet zo
sterke persoonlijkheid heeft, zijn verklaringen alleen daarom als niet betrouwbaar moeten
worden betiteld. Datzelfde geldt voor de omstandigheid dat de persoon die wordt verhoord,
ook zelf wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit of strafbare feiten. Ook en
combinatie van die omstandigheden noopt niet tot een dergelijke conclusie.
14.20
De rechtbank stelt vast dat Getuige 1 uitvoerige, gedetailleerde en genuanceerde verklaringen
heeft afgelegd. Uit de letterlijke uitwerking van het tweede en het derde verhoor kan worden
afgeleid dat de verhoren plaatsvonden in een open en goede sfeer. Dit is ook verklaard door
de twee verbalisanten die de verhoren bij Getuige 1 hebben afgenomen. Op basis van de
letterlijk uitwerking van het tweede en derde verhoor stelt de rechtbank voorts vast dat van
sturing door de verhorend verbalisanten of van het uitoefenen van druk van hun zijde geen
sprake is geweest noch van het doen van beloftes. Dat de verbalisanten zich een enkele keer
hebben bediend van het stellen van gesloten vragen, maakt niet dat van sturing van hun kant
kan worden gesproken, nu uit de inhoud van de verhoren ook kan worden afgeleid dat
Getuige 1 soms wat afdwaalde en hij door het stellen van dergelijke vragen weer op het
rechte pad moest worden gebracht. Het overgrote deel van de gestelde vragen is echter
open van karakter. Deze wijze van het stellen van vragen heeft er toe geleid dat Getuige 1
eerst uitgebreid over zijn geloof is gaan praten, vervolgens is gaan uitleggen waarom hij zich
niet (meer) kan vinden in de geloofsbeleving van de broeders waarmee hij omging, waarna hij
vrijwel vloeiend is overgegaan op de activiteiten van die broeders. Voor de conclusie dat
Getuige 1 in vrijheid, niet gehinderd door zijn persoonlijkheid of zijn toenmalige status,
heeft verklaard, vindt de rechtbank verder steun in de volgende omstandigheden:
Getuige 1 belast ook zichzelf door te verklaren over de strafbare feiten waarvan hij werd
verdacht, terwijl niet valt in te zien waarom hij dit valselijk zou doen;

de verklaringen van Getuige 1 bevatten gedeeltes welke ontlastend zijn voor Oussama C. ;
Getuige 1 is alert tijdens de verhoren, zo geeft hij een aantal keren aan het antwoord op
vragen niet te weten en ook verbetert hij de verbalisanten een enkele keer.
De rechtbank merkt verder op dat Getuige 1 tijdens het tweede en derde verhoor consistent
verklaart.
Overige bewijsmiddelen
14.21
Oussama C. zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de Nederlandse jongens die naar
Syri zijn vertrokken om daar deel te nemen aan de gewapende strijd beschouwd als helden
in een nobele strijd.382
14.22
Bij de rechter-commissaris heeft Oussama C. (als getuige) over Getuige 1 verklaard dat hij
hem begin 2013 wekelijks zag en daarna minder en dat zij elkaar zowel in de moskee
ontmoeten als in eethuizen (zoals in eethuis Fez); ze waren dan met meerdere jongens, aldus
Oussama C. .383 Oussama C. heeft bij de rechter-commissaris ook verklaard dat Getuige 1
dwalende was in de periode dat hij, Oussama C. , contact met hem had; Getuige 1 ging,
volgens Oussama C. , dan weer om met de ene groep, nam afstand van die groep en sloot zich
vervolgens aan bij anderen etcetera.384
14.23
Ter terechtzitting heeft Oussama C. voorts verklaard dat hij met Getuige 1 sprak over
religieuze zaken, maar ook wel eens over het nieuws in Syri, bijvoorbeeld als de broeders
met zn allen aan het eten waren.385 Verder verklaarde Oussama C. dat ze in eethuis Fez wel
eens in een groepje een filmpje over Syri hebben bekeken.386
14.24
Uit het dossier komt voorts naar voren dat Oussama C. in 2013 een aantal lezingen heeft
gegeven387 en hij in die periode ook actief was op social media.388 De rechtbank verwijst
verder naar hetgeen hiervoor (in hoofdstuk 10) is overwogen over de opvattingen van
Oussama C. .
14.25
De Koning heeft Oussama C. in zijn verhoor bij de rechter-commissaris getypeerd als een
begenadigd spreker wiens lezingen goed en belangrijk waren.389
14.26
Oussama C. beantwoordde vragen van moslimbroeders en zusters op de website ask.fm. Op
vrijdag 20 juni 2014 had hij al 1.283 antwoorden gegeven op vragen en had hij 1.459

likes.390 In juni 2014 had Oussama C. 1.071 volgers op zijn Facebookpagina Abou
Muwaheed Yazeed.391
14.27
Uit getapte telefoongesprekken en contacten via WhatsApp in de periode van februari tot en
met juni 2014 komt naar voren dat Oussama C. aan zowel mannen als vrouwen zijn mening
over verschillende onderwerpen kenbaar maakte (waaronder over geloofskwesties, jihad,
hijrah en martelaarsoperaties), zowel gevraagd als ongevraagd. Oussama C. stuurde deze
personen soms ook nadere informatie en een enkel keer verwees hij ze naar bepaalde websites
(waaronder ook het door Getuige 1 genoemde Ahlus Sunnah Publicaties).392 Opvallend in
die gesprekken is de (leer)stellige manier waarop Oussama C. spreekt, waarbij soms ook van
inpraten op sprake is.393 n van de personen aan wie Oussama C. in die periode
advies/informatie verstrekt (in dit geval over de vraag of jihad zonder leider mogelijk is)
reageert daarop als volgt: maar echt, door jou ben ik wel wat wijzer geworden hoor.394
14.28
Op 11 maart 2014 zegt Oussama C. in een telefoongesprek tegen een NN-vrouw dat hij n
van de grootste voorstanders in Nederland is van de jihad. Hij zegt in dat gesprek verder dat je
daar alleen niet 24 uur per dag over moet praten omdat je jezelf dan in gevaar brengt. Verder
zegt hij dat hij vroeger ook constant over de jihad praatte, maar tegenwoordig niet meer.395
14.29
Op 20 maart 2014 antwoordt Oussama C. in een telefoongesprek met een NN-vrouw
natuurlijk op haar vraag of hij een voorstander is van martelaarsoperaties ofwel
zelfmoordaanslagen.396
14.30
Getuige 7 heeft bij de politie verklaard dat Oussama C. zich aan haar opdrong op Facebook,
op haar inpraatte (over onder meer haar gedrag) en allerlei, positief getinte, dingen
vertelde over het kalifaat die, volgens Getuige 7, niet juist waren. Oussama C. sprak volgens
Getuige 7 ook veel over de jihad en vertelde dat hij Osama bin Laden een held vond. Getuige
7 werd door Oussama C.s uitspraken benvloed, zo heeft zij bij de politie en later als getuige
bij de rechter-commissaris, ook verklaard. Volgens Getuige 7 is Oussama C. slim en nam hij
het woord Syri nooit in de mond; hij sprak indirect, aldus Getuige 7.397
14.31
Naar het oordeel van de rechtbank kan in de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen steun
worden gevonden voor hetgeen Getuige 1 tijdens het tweede en derde verhoor bij de politie
heeft verklaard. De betreffende bewijsmiddelen bieden niet alleen steun aan hetgeen Getuige
1 in januari 2014 heeft verklaard over de opvattingen van Oussama C. , maar ook aan hetgeen
hij heeft verklaard over het uitdragen van die opvattingen door Oussama C. en de wijze
waarop hij dat deed. Uit de betreffende bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank
voorts worden afgeleid dat Oussama C. enige status had en dat van wat hij te berde bracht,
invloed uitging of uit kon gaan.

14.32
Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen die Getuige 1 tijdens het
tweede en derde verhoor heeft afgelegd, betrouwbaar en geloofwaardig moeten worden
geacht. Zij zal de inhoud van deze verklaringen daarom bezigen voor het bewijs.
Het eerste verhoor van Getuige 1 bij de politie398
14.33
De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal van dit verhoor met enige behoedzaamheid
moet worden bezien, nu bij vergelijking van de processen-verbaal van het tweede en het derde
politieverhoor van Getuige 1 met de letterlijke uitwerking van die verhoren is gebleken van
enkele, op onderdelen niet onbelangrijke, verschillen. Niettemin moet worden geconstateerd
dat waar Getuige 1 in dit verhoor over Oussama C. verklaart, deze verklaring in lijn is met
hetgeen hij tijdens het tweede en derde verhoor over (zijn contacten met) Oussama C. heeft
gezegd en in zoverre de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de tweede en derde
verklaring van Getuige 1 versterken. Volgens Getuige 1, in het eerste verhoor, is hij door
Oussama C. gehersenspoeld; Oussama C. sprak, aldus Getuige 1, constant over de profeet en
zei dat de jihad, waarover hij ook veel over sprak, goed was; Oussama C. vond de jihad
leuk, aldus Getuige 1. Oussama C. zei volgens Getuige 1 ook dat het verplicht is om naar
Syri te gaan, dat martelaarschap goed is en dat je dan in het paradijs komt. Oussama C.
steunt de strijdgroepen in Syri ook, volgens Getuige 1. Tijdens het eerste verhoor heeft
Getuige 1 over de frequentie van de contacten met Oussama C. ook nog verklaard dat hij hem
in ieder geval elke vrijdag zag, maar dat zij ook op andere dagen afspraken om samen te
eten.399
14.34
Dat Getuige 1 heeft verklaard door Oussama C. te zijn gehersenspoeld, heeft n van de
verhorende verbalisanten tijdens diens verhoor bij de rechter-commissaris ook bevestigd.400
Deze verbalisant heeft ook verklaard zich te herinneren dat Getuige 1 verklaarde dat Oussama
C. vr de strijd in Syri is, dat zij willen dat mensen daar naar toe gaan en dat dat ook voor
Getuige 1 gold.401
14.35
Wat het eerste politieverhoor van Getuige 1 betreft merkt de rechtbank ook nog op dat
Getuige 1 zijn opvallende, verklaring afgelegd tijdens dat verhoor, te weten dat Oussama C.
zelf niet naar Syri gaat omdat hij een bangerik is, tijdens het tweede politieverhoor op 15
januari 2014 heeft herhaald402 en ook ter terechtzitting van 17 september 2015.403
14.36
Dat de sfeer en de wijze van verhoren tijdens het eerste politieverhoor (waarbij overigens
dezelfde verbalisanten waren betrokken) anders is geweest dan tijdens het tweede en derde
verhoor, acht de rechtbank niet waarschijnlijk.
De verklaringen van Getuige 1 in augustus 2014 (politie) en februari 2015 (rechtercommissaris)

14.37
Op 18 augustus 2014 heeft Getuige 1 bij de politie aangegeven dat zijn verklaringen van
januari 2014 enkele feitelijke onjuistheden bevatten en dat hij die wilde rechtzetten. Tijdens
het verhoor van 28 augustus 2014 bij de politie heeft hij verklaard dat hij, wat Oussama C.
betreft, wil rechtzetten dat Oussama C. nooit tegen hem heeft gezegd dat hij, Getuige 1, naar
Syri zou moeten gaan en dat Oussama C. geen ronselaar is. Getuige 1 heeft bij de politie
ook verklaard na de arrestatie van Oussama C. door broeders op straat te zijn aangesproken
op hetgeen hij bij de politie had gezegd. Hij voelde zich bedreigd; er was tegen hem gezegd
dat de broeders plannen met hem hadden en hij had het gevoel dat dit niet goed ging.
14.38
Getuige 1 is op 2 februari 2015 door de rechter-commissaris gehoord. Bij gelegenheid van dat
verhoor heeft Getuige 1 te kennen gegeven dat hij in januari 2014, uit angst en omdat hij
vrijgelaten wilde worden, verklaringen heeft afgelegd die niet juist zijn; hij wilde, aldus
Getuige 1, de recherche hun zin geven. Getuige 1 zet tijdens dit verhoor mr recht dan
alleen enkele feitelijke onjuistheden. Uit het verhoor volgt ook dat het contact met broeders
na de aanhouding van Oussama C. een minder grote rol speelt dan Getuige 1 in augustus 2014
bij de politie had aangegeven.
14.39
Getuige 1 heeft in september 2015 tegen een journalist van het NRC Handelsblad gezegd dat
hij zijn in januari 2014 bij de politie afgelegde verklaringen heeft verzonnen en dat hij is
gaan meepraten met de recherche om zelf buiten schot te blijven.
14.40
Tekenend in zowel de verklaring van Getuige 1 bij de rechter-commissaris als in zijn
uitlatingen ten overstaan van de NRC-journalist is dat hij zegt ook te hebben verzonnen dat hij
werd bedreigd door de broeders; dit heeft hij gezegd, aldus Getuige 1, om de politie zo ver
te krijgen dat zij een verklaring van hem wilden opnemen. Van enige onwil van de politie om
met Getuige 1 te praten, blijkt echter niet uit het dossier. Bovendien heeft Getuige 1 bij de
rechter-commissaris, toen hem werd voorgehouden dat hij eerder had verklaard te zijn
bedreigd, achtereenvolgens gezegd: ik weet het niet, dat zei ik omdat ik mijn verklaring zo
snel mogelijk wilde veranderen en ik ben niet echt bedreigd.
14.41
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat aan hetgeen Getuige 1 in augustus
2014 en februari 2015 bij de politie respectievelijk de rechter-commissaris heeft verklaard
weinig geloof kan worden gehecht. Het beeld dat ontstaat als wordt bezien wat Getuige 1
vanaf augustus 2014 heeft gezegd is dat hij, geschrokken van de commotie die in de kringen
rond Oussama C. was ontstaan over zijn verklaringen, zich in allerlei bochten heeft
gewrongen om het (mogelijk) belastende karakter aan die verklaringen te ontnemen en op,
moeilijke, vragen geen antwoord te hoeven geven.
14.42

De rechtbank wordt gesterkt in deze conclusie door de indruk die Getuige 1 ter terechtzitting
heeft gemaakt, toen hij werd gehoord als getuige; Getuige 1 was daar zenuwachtig, onzeker,
zat niet op zijn gemak en heeft op vrijwel alle vragen van de rechtbank geantwoord dat hij
het zich niet meer kon herinneren.
14.43
De rechtbank wijst er in dit verband ook nog op dat Getuige 1 zich bij de rechter-commissaris
dingen heeft laten ontvallen die, evident, verzonnen zijn. Zo heeft Getuige 1 verklaard dat
Oussama C. zei dat het niet is toegestaan om naar Syri te gaan en dat Oussama C. ook tegen
hem, Getuige 1, heeft gezegd dat hij niet naar Syri moest gaan. Dergelijke uitlatingen passen
echter in het geheel niet bij het gedachtegoed van Oussama C. , iets wat Oussama C. ter
terechtzitting ook zelf heeft erkend. Een en ander doet verder afbreuk aan de
geloofwaardigheid van de verklaring van Getuige 1 dat niet juist is wat hij in januari 2014
over Oussama C. heeft verklaard.
Slotconclusie
14.44
Mede gelet op de hiervoor geschetste context waarbinnen de contacten tussen Getuige 1 en
Oussama C. zich afspeelden,404 kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van de
verklaringen die Getuige 1 in januari 2014 bij de politie heeft afgelegd, bezien in samenhang
met de verklaringen van Oussama C. zelf en hetgeen overigens uit het dossier naar voren
komt, worden bewezen dat Oussama C. jegens Getuige 1 handelingen heeft verricht die zagen
op het bespelen, benvloeden en ideologisch rijp maken van (de geest van) Getuige 1 voor de
gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank weegt in dit verband ook nog mee dat uit de
verklaringen die Getuige 1 bij de politie heeft afgelegd kan worden afgeleid dat van de
woorden en de handelingen van Oussama C. invloed uitging; zo heeft Getuige 1 meermalen
verklaard dat hij afstand wilde nemen van Oussama C. en de broeders, dat hij door anderen
was gewaarschuwd voor die broeders en hun gedachtengoed en dat hij zich, als hij onder de
broeders was, niet standvastig voelde en ook niet serieus genomen.405
14.45
Dat Getuige 1 bij de politie ook enkele keren heeft verklaard dat Oussama C. nooit tegen hem
heeft gezegd dat hij naar Syri mest gaan, doet aan de voorgaande conclusie niet af, nu uit
hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat een concreet verzoek tot aansluiting bij de
gewapende strijd voor een bewezenverklaring van werven voor die strijd niet vereist is.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat Getuige 1 niet naar Syri is afgereisd.
14.46
De feitelijke handelingen van Oussama C. die de rechtbank bewezen zal verklaren zijn het
onderhouden van intensief contact met Getuige 1 en het voeren van gesprekken met hem (en
daarbij het tonen van filmpjes). Dat het werven van Getuige 1 voor de gewapende jihadstrijd
in Syri ook heeft plaatsgevonden door lezingen aan hem te geven, acht de rechtbank niet
bewezen.406 In zoverre zal vrijspraak volgen.
Azzedine C.

Betrokkene 10, Betrokkene 11, Betrokkene 12, Betrokkene 13 en Betrokkene 4


14.47 In de periode van april tot en met juni 2013 hebben familieleden van Betrokkene 10,
Betrokkene 11, Betrokkene 12, Betrokkene 13 en Betrokkene 4, jongemannen die in de
periode van december 2012 tot en met juni 2013 naar Syri zijn vertrokken en die daar
sedertdien deelnemen aan de gewapende strijd of daaraan hebben deelgenomen, zich tot de
politie gewend en aangifte gedaan van vermissing en/of het ronselen van hun zoon/broer. In
de gesprekken die volgden over (de periode voorafgaand aan en de aanleiding voor) het
vertrek naar Syri hebben deze familieleden allen de naam van Azzedine C. genoemd.
Meerdere familieleden hebben Azzedine C. ook aangesproken op zijn mogelijke
betrokkenheid. Azzedine C. ontkende in alle gevallen, maar heeft volgens n van de
familieleden wel gezegd dat als zij hun zoon/broer wilden zien, hij dat kon regelen en hij zou
die familie ook hebben ingelicht over het feit dat hun zoon/broer in Syri gewond was
geraakt.
14.48
In een, getapt, telefoongesprek, tussen de moeder van Betrokkene 10 en de moeder van
Betrokkene 12 heeft de moeder van Betrokkene 10 gezegd dat Betrokkene 12 door Azzedine
C. is geronseld.
14.49
Azzedine C. onderhield in de periode voorafgaand aan de uitreis van genoemde vijf mannen
naar Syri (telefonisch) contact met hen en, in het geval van Betrokkene 12, had hij ook nog
contact met hem toen hij, Betrokkene 12, in Syri was. Azzedine C. heeft ook in contact
gestaan met andere Syrigangers dan de in de tenlastelegging genoemde.
14.50
Azzedine C. heeft zich verder in 2013 in de media opgeworpen als woordvoerder van de
Syrigangers. Zo heeft hij destijds in het programma Nieuwsuur gezegd dat hij van de
ongeveer 100 afgereisde personen er 75 tot 80 kent, dat het een hechte groep is en heeft hij
uitspraken gedaan als: We leven voor de dood na het leven. Het is niet eng om daar te
sterven. De beste dood voor de islam is de martelaarsdood.
14.51
Op social media heeft Azzedine C. ook adviezen verstrekt aan broeders die overwegen om
naar Syri te gaan, welke adviezen met name betrekking hadden op het gedrag op social
media en op hoe te handelen in het geval die broeders bij politie en justitie in beeld zouden
komen.
14.52
Met de, in Nederland achtergebleven, familieleden van Syrigangers stond Azzedine C. ook
in contact. Zo heeft hij bijvoorbeeld contact gehad met de familieleden van een Syriganger
naar aanleiding van berichten over diens overlijden aldaar en er is gesproken over het plaatsen
van berichten over het overlijden op social media.
14.53

De Koning heeft verklaard dat de focus van het clubje waartoe ook Azzedine C. behoorde
( onder meer in 2013) op de militaire jihad lag met als doel het vestigen van de
heerschappij en de wetten van Allah en dat dat clubje van mening was dat de verplichting tot
het voeren van de jihad geldt voor alle moslims in de wereld. Ook heeft De Koning Azzedine
C. geduid als duidelijk pro-ISIS.
14.54
Azzedine C. heeft ter terechtzitting van verklaard dat hij door mensen werd benaderd met
vragen over hoe naar Syri te gaan en voorts dat hij er niet tegen is dat broeders naar Syri
gaan om daar deel te nemen aan de gewapende strijd.
14.55
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen hiervoor is weergegeven het niveau van enkel
aanwijzingen niet ontstijgt. De aangiftes van de familieleden van de in de tenlastelegging
genoemde jongemannen hebben een hoog speculatief karakter als het gaat om de
betrokkenheid van Azzedine C. bij het (proces voorafgaand aan het) nemen van de beslissing
van de vijf jongemannen om naar Syri te vertrekken. Alle familieleden waren, zo hebben zij
verklaard, volkomen verrast toen zij hoorden dat hun zoon/broer was vertrokken naar Syri.
Hetgeen zij (al dan niet achteraf) hierover hebben gehoord, hebben zij grotendeels alleen van
horen zeggen. Dit een en ander kleurt ook het hiervoor aangehaalde tapgesprek. Van belang
is verder dat niets bekend is geworden over de inhoud van het (telefonisch) contact dat
Azzedine C. met de vijf jongemannen heeft onderhouden. Tussen hetgeen overigens uit het
dossier naar voren komt en de in de tenlastelegging genoemde jongemannen is ten slotte f
geen directe relatie te leggen f het zegt hooguit iets over de mening van Azzedine C. over de
Syrigang.
14.56
Een en ander brengt de rechtbank, net als de officieren van justitie en de verdediging, tot de
conclusie dat in het dossier niet voldoende bewijs kan worden gevonden voor het werven voor
de gewapende (terroristische) strijd door Azzedine C. van de in de tenlastelegging genoemde
(vijf) personen. Azzedine C. moet dan ook in zoverre worden vrijgesproken.
Getuige 1
14.57
Hiervoor heeft de rechtbank, in relatie tot hetgeen aan Oussama C. wordt verweten,
geoordeeld dat alleen geloof kan worden gehecht aan hetgeen Getuige 1 in januari 2014 bij de
politie heeft verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit punt anders te oordelen
als het gaat om Azzedine C..
14.58
Getuige 1 heeft over Azzedine C.(die hij Abou Moussa noemt) het volgende verklaard:
hij kent Azzedine C. sinds september 2013 en hij ontmoette hem in restaurant Frankies;

Azzedine C. had vermoedelijk een leidende rol in de groep broeders;


Azzedine C. wilde dat er in Syri een regering komt die regeert met de wetten van Allah;
Azzedine C. sprak soms over de jihad, over wat dit inhoudt, hoe de jihad moet worden
uitgevoerd en of er in Syri sprake is van een jihad;
Azzedine C. verheerlijkte de strijd in Syri;
Ja, hij [Azzedine C. ] zegt niet dat van dat je er naar toe gaat. Hij zegt van: als je niet kan,
() dus () smeekbedes. Eh dat is (), maar stuur mensen dan kleren en geld en eH. Hij is
ook van mening dat eh als je, als je kan helpen, ga.;
Azzedine C. sprak over wie er naar Syri was gegaan en wie daar was gesneuveld.
14.59
Getuige 1 heeft de vraag of Azzedine C. ook persoonlijk met hem sprak over onderwerpen als
de strijd in Syri, ontkennend beantwoord en hetzelfde heeft hij gedaan op de vraag of
Azzedine C. hem (net als Oussama C.) ook filmpjes liet zien.
14.60
Hetgeen Getuige 1 over de broeders heeft verklaard, heeft de rechtbank hiervoor (onder
14.14 en 14.15) reeds weergegeven. De rechtbank verwijst hier op deze plaats naar, nu zij
ervan uitgaat dat Getuige 1 ook Azzedine C. tot de broeders rekent.
14.61
In het eerste politieverhoor heeft Getuige 1 verklaard dat hij (ook) is gehersenspoeld door
Azzedine C.. Even later verklaart hij echter dat het Oussama C. was die hem op een bepaalde
manier hersenspoelde.
14.62
Evenals de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat in de
hiervoor aangehaalde verklaringen van Getuige 1 onvoldoende basis kan worden gevonden
voor een veroordeling van Azzedine C. voor het werven van Getuige 1 voor de gewapende
(terroristische) strijd in Syri. De rechtbank acht in dit verband met name van belang dat van
intensief persoonlijk contact tussen Azzedine C. en Getuige 1 niet is gebleken. In het dossier
bevinden zich ook geen andere bewijsmiddelen die hiervoor grondslag kunnen bieden. Een en
ander betekent dat Azzedine C. van dit deel van het tenlastegelegde moet worden
vrijgesproken.
15. Samenspanning tot, voorbereiding en bevordering van en deelneming aan training
voor
terroristische misdrijven, het juridisch kader
15.1

Aan een aantal verdachten is - kort gezegd en voor zover hier relevant - ten laste gelegd:
samenspanning tot het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing, moord en/of
doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk;
voorbereiding en/of bevordering van het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing,
moord en/of doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk;
deelneming en/of medewerking aan training voor het plegen van een (misdrijf ter
voorbereiding of vergemakkelijking van een) terroristisch misdrijf.
15.2
Alvorens in het volgende hoofdstuk de ten laste gelegde gedragingen afzonderlijk te
bespreken, zal de rechtbank hier het juridische kader van de relevante strafrechtelijke
bepalingen uiteen zetten.
Juridisch kader inzake samenspanning
15.3
Wegens het grote belang van het voorkomen van terroristische misdrijven heeft de wetgever
de samenspanning daartoe strafbaar gesteld. Samenspanning wordt omschreven in artikel 80
Sr en is - voor wat betreft het teweegbrengen van een ontploffing, moord en/of doodslag, (te)
begaan met een terroristisch oogmerk - strafbaar gesteld in respectievelijk artikel 176b en
289a Sr.
15.4
Samenspanning tot een terroristisch misdrijf bestaat zodra twee of meer personen een
afspraak maken om een concreet terroristisch misdrijf te plegen. De samenspanners hoeven
niet af te spreken dat zij allen het misdrijf zullen plegen, het is voldoende dat
overeengekomen wordt dat ten minste n van hen het misdrijf zal plegen.407 De afspraak
moet definitief zijn (onderhandelingen over een overeenkomst impliceren nog geen
overeenkomst), alsook ernstig gemeend (niet gemeende voornemens volstaan niet) en
concreet (het voorgenomen misdrijf moet voldoende vorm hebben gekregen).408 De eisen die
gesteld worden aan de concreetheid van het voorgenomen misdrijf zijn daarbij vergelijkbaar
met de eisen die daaraan gesteld worden bij gewone ernstige misdrijven die worden
voorbereid (artikel 46 Sr).409 Er zal enige zekerheid moeten bestaan over de wijze van
uitvoering, het moment waarop het misdrijf zal plaatsvinden en de persoon van het slachtoffer
(of de groep van slachtoffers). Het moet gaan om een serieuze afspraak, de samenspanners
moeten zich jegens elkaar gebonden achten om de afspraak na te komen.410
15.5
Samenspanning is voltooid op het moment dat een zodanige afspraak is gemaakt, een begin
van uitvoering is niet vereist.411 Vrijwillige terugtred is niet mogelijk.412
Juridisch kader inzake de voorbereiding en bevordering van terroristische misdrijven

15.6
Zoals hierboven is vermeld zijn het teweegbrengen van een ontploffing, moord en/of
doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, strafbaar gesteld in respectievelijk artikel
176b en 289a Sr. Daarin is bepaald dat artikel 96, lid 2 Sr van overeenkomstige toepassing is.
Het artikel betreft een lex specialis ten opzichte van artikel 46 Sr.
15.7
Ingevolge artikel 96 lid 2 Sr is sprake van strafbare voorbereidings- en
bevorderingshandelingen indien een persoon:
1. een ander tracht te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen,
om
daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te
verschaffen;
2. gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich of anderen tracht
te verschaffen;
3. voorwerpen voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het
misdrijf;
4. plannen voor de uitvoering van het misdrijf, welke bestemd zijn om aan anderen te
worden medegedeeld, in gereedheid brengt of onder zich heeft;
5. enige maatregel van regeringswege genomen om de uitvoering van het misdrijf te
voorkomen of te onderdrukken, tracht te beletten, te belemmeren of te verijdelen.
15.8
Deze handelingen zijn strafbaar ongeacht het resultaat ervan. Voorwaardelijk opzet op de
voorbereiding of bevordering van een terroristisch misdrijf volstaat niet. Vereist is dat de
dader de gedraging onderneemt met het oogmerk het betreffende terroristische misdrijf voor
te bereiden of te bevorderen.413 Het misdrijf dat wordt voorbereid of bevorderd zal in zoverre
moeten vaststaan dat kan worden bepaald of het een misdrijf betreft waarvan de voorbereiding
en bevordering als bedoeld in artikel 96, lid 2 Sr strafbaar is. Tijd, plaats en wijze van
uitvoering zullen dus enigszins concreet moeten vaststaan.414 Indien sprake is van
voorbereidingshandelingen die bij afwezigheid van bijzondere omstandigheden ook als
dagelijkse, niet-criminele bezigheden kunnen worden beschouwd, is strikte toetsing
noodzakelijk. De verweten voorbereidings- en bevorderingshandelingen mogen wel in
onderlinge samenhang worden beschouwd. Ook indien op zichzelf staande handelingen geen
strafbare voorbereiding opleveren, kan uit de combinatie van alle handelingen en het
gedachtegoed van verdachte tezamen het oogmerk van verdachte op het voorbereiden van een
misdrijf worden afgeleid.415
15.9

De voorbereiding en bevordering zijn zelfstandig strafbaar gesteld als voltooide delicten.


Hiervan is geen vrijwillige terugtred mogelijk.416
Juridisch kader inzake training voor terroristische misdrijven
15.10
Hoewel de tekst van artikel 134a Sr een veel ruimere strekking suggereert, is daarin slechts
strafbaar gesteld het meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen
voor terrorisme.417
15.11
Het begrip training ziet op de in artikel 134a genoemde gedragingen en nadrukkelijk niet op
gedragingen die geen relatie hebben tot een (terroristische) training. Training is omschreven
als het opdoen of overbrengen van kennis of zich of een ander bekwamen in vaardigheden of
technieken.418 Ingevolge het Verdrag van Warschau moet daarbij worden gedacht aan het
geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of
andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of
technieken.419
15.12
De training kan worden gegeven of gevolgd in reguliere trainingskampen. De wetgever had
hierbij niet alleen gedragingen in het buitenland op het oog, ook het in Nederland deelnemen
aan een terroristisch trainingskamp moet onder alle omstandigheden strafbaar worden geacht.
Artikel 134a Sr omvat het deelnemen aan een terroristisch trainingskamp waarbij de
deelnemers deel uitmaken van een terroristische organisatie of zich schuldig maken aan
samenspanning tot het plegen van een terroristisch misdrijf. De training kan echter ook
plaatsvinden door middel van het internet (als virtueel trainingskamp), via individuele lessen
dan wel in groepsverband.420 Daarbij kan het gaan om de verwerving van fysieke
vaardigheden of het opdoen van intellectuele kennis. Voorts kan de training plaatsvinden via
zowel persoonlijk contact als door raadpleging van het internet of ander lesmateriaal. In dit
laatste geval, waarbij sprake is van een vorm van zelfstudie, zal het oordeel of gesproken
kan worden van training mede afhangen van (1) de feitelijke vaststellingen ten aanzien van
het type geraadpleegde materiaal, (2) de eventuele samenhang van geraadpleegd materiaal en
onder omstandigheden (3) de frequentie van de raadpleging. De termen meewerken aan
training en deelnemen aan training hebben dezelfde reikwijdte.421
15.13
Blijkens de wetsgeschiedenis dient onderscheid te worden gemaakt tussen het opzet van
degene die training volgt en degene die training geeft. Voor degene die training geeft kan
voorwaardelijk opzet reeds voldoende zijn. Dit zal in de praktijk betekenen dat van een
strafbare gedraging sprake is, zodra de trainer zich welbewust blootstelt aan de aanmerkelijke
kans dat zijn cursist die training volgt met het oog op het plegen van een terroristisch
misdrijf.422 Degene die training volgt moet de bedoeling of het kwalijk oogmerk hebben die
kennis of vaardigheden te verwerven ten behoeve van het plegen van een terroristisch
misdrijf. Niet alleen moet sprake zijn van willens en wetens informatie vergaren met als doel
het plegen van een terroristisch misdrijf, maar tevens is vereist dat er sprake is van een

concreet doel. Derhalve moet aantoonbaar zijn en bewezen worden welk misdrijf de verdachte
voor ogen stond waarvoor hij de kennis en vaardigheden heeft verworven. Voorts moet het
daarbij gaan om n van de misdrijven zoals die limitatief zijn omschreven in de artikelen 83
en 83b Sr.423
15.14
Deelneming aan en het verlenen van medewerking aan training van terrorisme zijn zelfstandig
strafbaar gestelde voorbereidingsdelicten.
16. Deelneming aan training voor terroristische misdrijven, zoals ten laste gelegd
(Jordi de J.)
16.1 Aan Jordi de J. wordt kort gezegd verweten dat hij in de periode van 1 januari 2012
tot en met 9 mei 2013 in Nederland en in Syri kennis en/of vaardigheden heeft verworven tot
het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of
vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. Jordi de J. zou dit volgens de steller van de
tenlastelegging als volgt hebben gedaan:

a) door een reis naar Mekka (Saoedi Arabi) te maken om zich voor te bereiden op de
gewelddadige jihad en/of

b) door zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd met
een terroristisch oogmerk eigen te maken en/of

c) door zich te laten informeren over het afreizen naar het strijdgebied in Syri en/of

d) door deel te nemen aan een trainingskamp ten behoeve van de gewapende
jihadstrijd in Syri.

16.2
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat het tenlastegelegde in zijn geheel
bewezen kan worden. Door de verdediging is betoogd dat voor het tenlastegelegde
onvoldoende bewijs in het dossier kan worden gevonden, reden waarom volgens de
verdediging algehele vrijspraak moet volgen.
16.3
De rechtbank overweegt als volgt.
16.4

Niet ter discussie staat dat Jordi de J., die de kunya Abou Moussa gebruikt, enige tijd in
Syri heeft verbleven. Op 16 februari 2013 is hij, samen met Betrokkene 14, naar dat land
vertrokken en op 27 april 2013 is hij weer teruggekeerd in Nederland.424 In debat is (de
kwalificatie van) wat zich heeft voorgedaan voorafgaand aan het vertrek naar Syri en in
Syri.
16.5
Ad (a)
Uit het dossier blijkt dat Jordi de J. in oktober/november 2012 op hadj (bedevaart) in
onder meer Mekka en Medina (Saoedi Arabi) is geweest. Vanzelfsprekend is deelname
aan de hadj niet strafbaar. Het dossier bevat geen bewijs dat Jordi de J. zich tijdens zijn hadj
heeft voorbereid op de gewelddadige jihad. De rechtbank spreekt Jordi de J. dan ook vrij van
dit onderdeel van de tenlastelegging (nog daargelaten dat Saoedi Arabi in de tenlastelegging
niet wordt genoemd als plaats waar de tenlastegelegde feiten (mede) zouden zijn gepleegd).
16.6
Ad (b)
De rechtbank begrijpt het onder b) tenlastegelegde aldus dat hiermee wordt gedoeld op de
periode voorafgaand aan het vertrek van Jordi de J. naar Syri. Naar het oordeel van de
rechtbank veronderstelt het zich eigen maken van een gedachtegoed dat iemand in een
bepaalde periode de fundamentele en elementaire denkbeelden, ideen en principes van een
dergelijk gedachtegoed tot zich neemt en onderschrijft. Uit het dossier komt naar voren dat
Jordi de J. in de periode voorafgaand aan zijn vertrek naar Syri, met name in gesprekken met
geloofsgenoten, weliswaar met enige regelmaat is geconfronteerd met elementen van een
gedachtegoed dat als radicaal betiteld zou kunnen worden425, maar dit is, gelet op hetgeen de
rechtbank verstaat onder het zich eigen maken van een gedachtegoed, onvoldoende om tot
een bewezenverklaring van het onder (b) tenlastegelegde te komen. In zoverre moet dus
eveneens vrijspraak volgen. Gelet hierop kan onbesproken worden gelaten of het zich eigen
maken van een gedachtegoed als in de tenlastelegging genoemd kan gelden als het verwerven
van kennis tot het plegen, voorbereiden of vergemakkelijken van terrorisme.
16.7
Ad (c)
Ter terechtzitting heeft Jordi de J. verklaard dat hij, voordat hij naar Syri vertrok, met zijn
reisgenoot Betrokkene 14 heeft gesproken over hoe je in Syri moet komen. Verder heeft
hij, ook ter terechtzitting, verklaard in Nederland van Betrokkene 15 een briefje te hebben
gekregen met daarop een Syrisch telefoonnummer en een beschrijving van de beste route
naar Syri. De op het briefje beschreven route heeft Jordi de J. gevolgd en met genoemd
telefoonnummer heeft Jordi de J., toen hij in het zuiden van Turkije was gearriveerd, contact
gezocht, waarna Jordi de J., samen met Betrokkene 14, door een smokkelaar over de grens
van Turkije met Syri is gebracht.426
16.8
Jordi de J. heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in Syri humanitaire hulp wilde gaan
verlenen en dat hij met dat doel naar Syri is afgereisd. De rechtbank acht dit echter niet
geloofwaardig. Bewezen kan worden dat Jordi de J. al in Nederland de intentie had om de

door hem alhier verworven informatie te gebruiken om naar het strijdgebied in Syri af te
reizen en daar aan de strijd te gaan deelnemen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
16.9
Ter terechtzitting heeft Jordi de J. verklaard dat voorafgaand aan zijn vertrek naar Syri
diverse geloofsgenoten in Nederland in gesprekken met hem de indruk wekten dat het
verplicht was om naar dat land te vertrekken om aldaar voor de moslimbroeders en -zusters op
te komen; n van de aan hem gepresenteerde manieren om dit te gaan doen was volgens
Jordi de J. om aan de gewapende strijd te gaan deelnemen. Jordi de J. heeft ook verklaard dat
bevriende broeders die naar Syri vertrokken, onder wie Betrokkene 15, daar naar toe gingen
om te vechten en dat hij in die tijd niemand kende die naar Syri was gegaan om daar
humanitaire hulp te gaan verlenen.427 In de kringen waarin Jordi de J. destijds verkeerde lag
de focus op de militaire jihad met als doel het vestigen van de heerschappij en de wetten van
Allah en was men van mening dat de verplichting tot het voeren van de (militaire) jihad geldt
voor alle moslims in de wereld (zie hierboven in hoofdstuk 8).428 Ter terechtzitting heeft De
Koning ook verklaard dat de mannen die naar Syri vertrekken, meestal betrokken raken bij
gevechten.429
16.10
Van belang is verder de brief die Jordi de J. in mei 2013 naar de NOS heeft gestuurd. Volgens
de NOS schreef hij in die brief tot de conclusie te zijn gekomen, na gesprekken met zijn
vrienden en het bekijken van filmpjes op Youtube, dat hij moest helpen om president Assad
te verdrijven, om daarna te kunnen helpen met het land op te bouwen.430 Het woord
verdrijven duidt naar het oordeel van de rechtbank op strijden; met het verlenen van
humanitaire hulp verdrijft men nu eenmaal niet een brute heerser. De hierna nog te bespreken
verklaring van Betrokkene 16 biedt hier ook steun aan.
16.11
Hetgeen ook afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van Jordi de J. op dit
punt is dat hij zich nauwelijks heeft verdiept in wat zijn humanitaire hulp in Syri zou moeten
gaan inhouden en hoe hij dat in goede banen zou moeten gaan leiden. Weinig geloofwaardig
is ook dat Jordi de J. niets heeft kunnen verklaren over de intenties en plannen van zijn
reisgenoot Betrokkene 14.431
16.12
Ad (d)
Ter terechtzitting heeft Jordi de J. verklaard dat hij na aankomst in Syri twee of drie dagen in
een villa nabij Bab Al-Hawa heeft verbleven en dat hij vervolgens is overgebracht naar een
trainingskamp in Sheikh Suleiman. In het kamp werden ideologische lessen gegeven en ook
vechttraining. Jordi de J. heeft verklaard dat hij de ideologische lessen heeft gevolgd, maar
dat hij zich, door een blessure aan zijn enkel voor te wenden, aan deelname aan de
vechttraining heeft weten te onttrekken. Omdat hij onwillig was om te trainen en om die reden
als spion werd aangemerkt is hij, aldus Jordi de J., na vijf of zes dagen naar een andere plaats,
waar de gewapende strijd volop woedde, overgebracht en aldaar heeft hij tot zijn vertrek naar
Nederland verbleven. Jordi de J. is daar ook getuige geweest van de begrafenis van de
Nederlandse strijder Betrokkene 5.432

16.13
Getuige 2 heeft verklaard dat hij Jordi de J. heeft ontmoet in een trainingskamp van de
strijdgroep Majlis Shura Mujahedeen in Sheikh Suleiman, welke strijdgroep volgens Getuige
2 onder leiding stond van Abu Aseer. Getuige 2 arriveerde, aldus zijn verklaring, op 23
februari 2013 in dit kamp. Getuige 2 heeft Jordi de J. herkend op een aan hem getoonde foto.
Hij kent hem als Abu Moussa. In het trainingskamp, dat volgens Getuige 2 verplicht was
voor een ieder die binnenkwam bij Majlis Shura Mujahedeen, werden militaire, fysieke en
religieuze trainingen gegeven. Alle personen die hij op fotos had herkend, hebben, aldus
Getuige 2, in het trainingskamp in Sheikh Suleiman alle soorten militaire training gevolgd.
Jordi de J. trainde [cursivering rechtbank] in het trainingskamp tegen zijn zin, zo verklaart
Getuige 2 ook.433 Getuige 2 heeft ook de reisgenoot van Jordi de J., Betrokkene 14 (die hij
kent als Abu Mohamed), op een foto herkend. Betrokkene 14 verbleef ook in genoemd
trainingskamp en heeft daar ook militaire training ondergaan, aldus Getuige 2.434
16.14
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat de verklaringen van Getuige 2 op
het punt van de gestelde deelname van Jordi de J. aan militaire training, niet onduidelijk of te
algemeen zijn. Uit die verklaringen kan ook niet worden afgeleid, zoals de verdediging ook
heeft betoogd, dat de waarnemingen van Getuige 2, als het gaat om de activiteiten van Jordi
de J., beperkt waren omdat hij, Getuige 2, in het trainingskamp gedetineerd zat. De rechtbank
zal de verklaringen van Getuige 2 dan ook bezigen voor het bewijs. Hierbij heeft de rechtbank
ook nog het volgende meegewogen.
16.15
In de periode waarin Jordi de J. in Syri verbleef, was aldaar, voornamelijk in de regio Aleppo
(en Sheikh Suleiman ligt in die regio), een strijdgroep genaamd Mujahideen Shura Council
(ook wel: Shura Council of the Islamic State) actief. Deze strijdgroep werd in die tijd
betiteld als a small extremist jihadi-salafi network en is, toen de leiding werd overgenomen
door Betrokkene 32, op enig moment een subgroep van ISIL geworden. De strijdgroep werd
grotendeels gevormd door buitenlandse strijders en expat-Syrirs en was in maart 2013
betrokken bij de slag bij Betrokkene 52 Toman, waarbij de hiervoor genoemde Betrokkene 5
is omgekomen. Na de slag bij Betrokkene 52 Toman heeft Betrokkene 32 in een
videoboodschap het belang van training benadrukt.435 Een en ander biedt steun aan hetgeen
Getuige 2 heeft verklaard.
16.16
Ook Getuige 1 heeft (toen hij zelf nog verdachte was n als getuige) verklaringen over Jordi
de J. afgelegd. Wat deze verklaringen betreft, verwijst de rechtbank allereerst naar hetgeen zij
hiervoor in zijn algemeenheid over (de betrouwbaarheid) daarvan heeft overwogen. Kort
gezegd komt dit er op neer dat de verklaringen die Getuige 1 in januari 2014 bij de politie
heeft afgelegd betrouwbaar moeten worden geacht, maar dat dit niet geldt voor zijn
verklaringen zoals afgelegd bij de politie in augustus 2014 en ten overstaan van de rechtercommissaris in februari 2015.
16.17

Getuige 1 heeft op 15 januari 2014 het volgende verklaard (V1 is verbalisant 1, V2 is


verbalisant 2 en AS is Getuige 1):
V1: Heb je wel eens jongens gesproken die teruggekomen zijn? Of meisjes?
AS: Eh teruggekomen?
V1: Ja.
AS: Eh Jordi de J..
V1: Heb je met hem dr wel eens over gehad?
AS: Hij heeft niet gezegd eh over de route, maar hij heeft wel gezegd hoe het daar is.
V1: Ok. Wat vertelde ie daarover?
AS: Hij hij vertelde van de, hoe de trainingskamp is. Eh hij vertelde meer over eh die
moeilijkheden. Of je daar in de winter, als je in de bergen ben, dat je in een tent moet slapen.
Eh eh dat, dat je gewoon niet eh genoeg goede training krijgt en dergelijke. Hij heeft nooit
gest, hij zegt dat ie nooit heeft gestreden. Hij was nooit in de vlucht eh sorry in de
trainingskamp.
V1: Mm, mm.
AS: En eh hij had me een keertje ook verteld eh hoe het allemaal gaat als er een bom neervalt,
dan eh is een bom met zoveel scherven dr uit komen. En eh nou..
V1: Wat heeft hij verteld over de trainingskampen dan?
AS: en eh van eh dat je genoeg traint. Hoe je moet schieten.
V1: Mm, mm.
AS: Eh en hem eh gewoon een beetje cool eh, cool eh, hoe heet dat, een beetje, hoe zeg je
dat? Een lichaam, nee niet de lichaam, conditie trainen.
V1: Conditietraining.
AS: Gewoon conditie trainen, leren schieten eh ja, gewoon zulke dingen.
V2: Mm.
V1: En wie geeft die trainingen dan?
AS: Hij zei een man uit en het was een Syrische man.
V1: Mm, mm.
AS: Maar hij heeft geen naam tuurlijk. Hij zei een Syrische man. Want hij zei tegen mij van
eh de, ik had een foutje gedaan en eh die Syrische man schelde met opeens eh uit in het
Syrisch. Zeg maar: hoe ken, ga je dan met hem in contact als hij Syrisch is en jij Nederlander
zijn? Hij zei, hij zegt: vertaalt iemand in de kamp.
V1: Zijn daar vertalers? ()
AS: Eh vertalers, ja.
V1: Ok. Maar dat kamp, die kampen is allemaal in Syri?
AS: Ja, allemaal in Syri.
V1: Hoe lang heeft hij in zon kamp gezeten?
AS: Eh hij was misschien, effe kijken, hij was in eh mei gegaan, of in februari sorry.
V1: mm, mm.
AS: is die in de zomer, of in mei teruggekomen.
V1: En al die tijd heeft ie in zon kamp gezeten?
AS: Eh dat deed ie wel. ()436
V2: Wat heeft ie je verteld over waar hij sliep bijvoorbeeld?
AS: Eh in een vluchtelingenkamp in een tent. En hij vond het geen pretje. Eh ja, gewoon in de
tenten. Zolang je in trainingskamp, ben je gewoon in een aan, in een tent te slapen. En ik heb
het ook gehoord als je daar aan de straat, strijd mee, dat jij geld krijgt om de huur te betalen,
een lening te krijgen.437
16.18

Getuige 1s verklaring over Jordi de J. komt spontaan tot stand; hij komt op de vraag of hij
mensen kent die uit Syri zijn teruggekomen zelf met de naam van Jordi de J. en hij komt ook
zelf met de mededeling in Syri dat Jordi de J. in een trainingskamp is geweest. Opvallend is
verder dat hij een aantal details over dat kamp en de omstandigheden aldaar verstrekt, details
waarvan de rechtbank zich onmogelijk kan voorstellen dat je deze kunt verzinnen zonder
daarover met de persoon die aldaar heeft verbleven, te hebben gesproken. Van belang is
verder dat de verklaring van Getuige 1 deels ook ontlastend is voor Jordi de J.; zo verklaart
Getuige 1 dat Jordi de J. in Syri net aan de strijd heeft deelgenomen. De verklaring van
Getuige 1 bevat voorts details die overeenstemmen met hetgeen Jordi de J. zelf heeft
verklaard, bijvoorbeeld over de duur van zijn verblijf in Syri. De rechtbank acht deze
verklaring van Getuige 1 dan ook betrouwbaar en zal ook deze bezigen voor het bewijs. In dit
verband merkt de rechtbank nog op dat het opvallend is dat elementen uit de verklaring van
Getuige 1 terugkomen in de verklaring die Jordi de J. op 16 mei 2013, kort na zijn terugkeer
uit Syri, als getuige bij de politie heeft afgelegd. Jordi de J. heeft toen onder meer
verklaard dat hij in Syri in een vluchtelingenkamp in tenten heeft geslapen. Weliswaar heeft
Jordi de J. ter terechtzitting verklaard dat de bij de politie afgelegde verklaring voor het
overgrote deel niet op waarheid berust, maar de rechtbank sluit bepaald niet uit dat hij een
deel van dit verzonnen verhaal ook aan Getuige 1 heeft verteld. Een en ander versterkt naar
het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaring van Getuige 1.
16.19
Dat de verklaringen van Getuige 1, zoals de verdediging heeft betoogd, niet gebaseerd zijn op
eigen wetenschap, maar voortkomen uit de berichtgeving van de NOS over Jordi de J., volgt
de rechtbank niet. Uit hetgeen in het dossier over die berichtgeving wordt vermeld, volgt niet
dat Jordi de J. aan de NOS heeft verteld dat hij in een trainingskamp heeft verbleven, wat daar
zou zijn gebeurd en wat hij daar zou hebben gedaan. Dat Jordi de J. niet in de winter in Syri
zou zijn geweest, zoals Getuige 1 heeft verklaard, volgt de rechtbank evenmin; hij vertrok
immers in februari.
16.20
Betrokkene 16 (de weduwe van Betrokkene 5) heeft op 31 januari 2014 tegen een politieagent
gezegd dat Jordi de J., die zij goed kent, naar Syri is gereisd om daar te vechten.438 Op 2
oktober 2014 is zij door de politie als getuige gehoord. Anders dan de verdediging meent,
heeft Betrokkene 16 bij die gelegenheid haar verklaring van 31 januari 2014 niet
teruggenomen; ze verklaarde alleen, althans zo begrijpt de rechtbank haar, dat ze zich niet
meer kon herinneren wat ze bij de politie had gezegd.439 Ook de verklaring van Betrokkene
16 zal de rechtbank daarom voor het bewijs gebruiken.
16.21
De verklaringen van Getuige 2, Getuige 1 en Betrokkene 16 liggen in lijn met elkaar. De
verklaringen van Jordi de J. volgen deze verklaringen ook goeddeels, maar haaks op die
verklaringen staat zijn verklaring dat hij niet heeft deelgenomen aan militaire trainingen. De
rechtbank acht de verklaring van Jordi de J. op dit punt, gelet op de verklaringen van Getuige
2, Getuige 1 en Betrokkene 16, niet geloofwaardig. Dat de moeder van Jordi de J. ook heeft
verklaard dat Jordi de J. geen militaire training heeft gevolgd, maakt dit niet anders, nu deze
verklaring uitsluitend gebaseerd is op hetgeen zij van Jordi de J. heeft gehoord. De verklaring
van zijn moeder legt om die reden onvoldoende gewicht in de schaal.

Conclusie c) en d)
16.22
Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, alle in onderlinge samenhang
bezien, acht de rechtbank bewezen dat Jordi de J. niet alleen het voornemen had om zich in
Syri in de gewapende jihadstrijd te mengen en hij om die reden informatie over de reis naar
dat land heeft ingewonnen, maar hij dit voornemen ook heeft uitgevoerd door in een
trainingskamp van de (jihadistische) strijdgroep Mujahideen Shura Council deel te nemen
aan ideologische en militaire trainingen.
16.23
De hiervoor opgesomde handelingen van Jordi de J. leiden ook tot de conclusie dat hij het
oogmerk had de ten laste gelegde delicten moord en doodslag en het teweegbrengen van
ontploffingen te begaan.
Ten slotte
16.24 Op deze plaats merkt de rechtbank reeds op dat zij op basis van de verklaringen van
Jordi de J. zelf, van zijn moeder en van Getuige 2, aannemelijk acht dat Jordi de J. al vrij snel
nadat hij in het trainingskamp was gearriveerd, spijt heeft gekregen van zijn impulsieve
beslissing om in Syri te gaan strijden en in dat kamp met tegenzin aan in elk geval militaire
trainingen heeft deelgenomen. Dit zijn omstandigheden waaraan de rechtbank een groot
gewicht zal toekennen bij het bepalen van de strafmaat.
17. Samenspanning tot, voorbereiding en bevordering van en deelneming aan training
voor
terroristische misdrijven, zoals ten laste gelegd
(Hicham el O., Anis Z. en Hatim R.)
Het afreizen naar Syri en deelname aan training aldaar door Hicham el O., Anis Z. en Hatim
R.
Afreizen door Hicham el O.
17.1
Hicham el O. heeft in september en oktober 2012 in Jemen verbleven. Uit het dossier is echter
niet af te leiden dat dit in enig verband stond met zijn latere vertrek naar en verblijf in Syri.
In het dossier ontbreekt eveneens wettig bewijs dat en/of hoe Hicham el O. zich over het
afreizen naar Syri heeft laten informeren. Een keten van logische aannames kan de plaats van
dat wettig bewijs niet innemen. Om deze redenen moet vrijspraak volgen van deze onderdelen
van de tenlastelegging.
17.2
Hicham el O. is vervolgens op 21 januari 2013 uitgereisd naar Syri en in augustus 2013 weer
teruggekomen naar Nederland.440 Naar eigen zeggen heeft hij in Syri niet deelgenomen aan

de gewapende jihadstrijd, maar in de autohandel gezeten. Het Openbaar Ministerie verdenkt


hem toch van deelname, omdat het meent dat hij de enige gebruiker van het Syrisch
telefoonnummer Telefoonnummer 1 is geweest. Deze gebruiker noemde zich Abu Redouan
en lijkt op grond van tapgesprekken betrokken bij het faciliteren van en deelnemen aan de
gewapende strijd.
17.3
Ook de rechtbank is van oordeel dat Hicham el O. de enige gebruiker van het nummer
Telefoonnummer 1, en dus Abu Redouan, moet zijn geweest.441 Allereerst heeft een
verbalisant de stem van Abu Redouan vergeleken met de stem van Hicham el O. en
geconcludeerd dat deze overeenkwamen.442 Daarnaast heeft dit telefoonnummer, naast met
Soufiane Z., vooral contact met de Nederlandse telefoonnummers van de broer, zus en
moeder van Hicham el O.. Bovendien blijkt uit onderzoek dat Abu Redouan, op de vraag van
Soufiane Z. op 31 juli 2013 om 19:10 uur of hij zijn neef kon bellen, om 19:12 en 19:13 uur
uitbelde naar Betrokkene 17.443 Ter terechtzitting heeft Hicham el O. aangegeven dat
Betrokkene 17 inderdaad een neef van hem is.444 Daarmee staat naar het oordeel van de
rechtbank eveneens vast dat Hicham el O. gebruik maakte van de kunya Abu Redouan.
Deelname aan een trainingskamp door Hicham el O.
17.4
Deze conclusie wordt bevestigd door de verklaring van Getuige 2, die Hicham el O. van een
foto heeft herkend als Abu Redouan. Hij had Abu Redouan in het paleis van Kafr Hamra
gezien en af en toe ook in het trainingskamp Sheikh Suleyman van de later in ISIS opgegane
groep Maghlis Shura Mujahideen. Abu Redouan was volgens Getuige 2 altijd samen met een
Nederlander die hij kende als Betrokkene 18.445 Getuige 2 herkende Betrokkene 18 op een
foto van Betrokkene 19. Getuige 2 heeft verder verklaard dat alle personen die hij van de
fotos herkende alle soorten militaire trainingen hadden gevolgd in het kamp.446
17.5
De rechtbank acht deze verklaring van Getuige 2 betrouwbaar, nu hij de herkenning van
Hicham el O. van de foto combineert met het noemen van zijn kunya. Daarnaast blijk uit het
dossier dat Hicham el O. inderdaad in Syri samen met Betrokkene 18 is geweest447 en ook
in Kafr Hamra heeft verbleven.448 De enkele omstandigheid dat Getuige 2 ook heeft gezegd
dat Hicham el O. met zijn vrouw en kind in Syri was, berust kennelijk op een vergissing.449
De rechtbank acht daarom bewezen dat Hicham el O. heeft deelgenomen aan een
trainingskamp.
Afreizen door Anis Z.
17.6
Uit het dossier blijkt dat Soufiane Z. in verband kon worden gebracht met drie
telefoonnummers met dezelfde zes begincijfers. Deze nummers bleken in een reeks van
vijftig, lopend van Telefoonnummer 3 tot en met Telefoonummer 5 geleverd aan Hilial
Telecom in Den Haag.450 De rechtbank gaat er in het vervolg van uit dat deze
telefoonnummers in deze reeks zijn aangeschaft door Soufiane Z..

17.7
De partner van Anis Z. is op 25 maart 2013 naar het politiebureau gekomen om te informeren
of hij was aangehouden. Zij had Anis Z. op 23 maart nog gezien en had hem daarna niet meer
te pakken kunnen krijgen op het bij haar bekende telefoonnummer.451 Anis Z. zou in het
weekend van 23 en 24 maart 2013 al zijn spullen naar een vriend hebben gebracht.
Vervolgens zou Anis Z. bij zijn broer Soufiane Z. zijn ingetrokken. Het laatste gesprek met
het bij zijn partner bekende telefoonnummer van Anis Z. is op 23 maart om 23:07 uur gevoerd
met de partner van Soufiane Z. .452 De rechtbank gaat er daarom van uit dat Anis Z. in het
weekend van op 24 maart 2013 samen met zijn broer Soufiane Z. was.
17.8
Op 24 maart 2013 zijn de telefoonnummers Telefoonnummer 4 en Telefoonnummer 5 vrijwel
gelijktijdig (beide 06:09 uur) geactiveerd. Het nummer eindigend op -Telefoonnummer 5
bleek later in gebruik te zijn bij Soufiane Z..453 Uit de opgevraagde historische
telefoongegevens bleek dat de gebruikers van deze telefoonnummers zich naar Belgi
begaven,454 waarna Soufiane Z. weer terugging naar Nederland455 en de gebruiker van het
nummer eindigend op Telefoonnummer 4 zich naar Turkije verplaatste. Op 24 tot en met 26
maart 2013 hielden de gebruikers van de nummers veelvuldig contact. De gebruiker van het
nummer eindigend op Telefoonnummer 4 en Soufiane Z. hebben in die periode ook onder
meer contact gehad met het Nederlandse telefoonnummer Telefoonnummer 6, met het
Syrische telefoonnummer Telefoonnummer 2 en met het Turkse telefoonnummer
Telefoonnummer 7. Na 26 maart is het nummer eindigend op Telefoonnummer 4 niet meer
actief geweest. Op 27 maart 2013 werd Soufiane Z. gebeld met het Syrische nummer van
Betrokkene 21.456 Op 30 maart 2013 werd Soufiane Z. gebeld door het Syrische nummer
Telefoonnummer 8, dat later in gebruik bleek bij Anis Z.. Na 30 maart 2013 had Soufiane Z.
met het nummer eindigend op -Telefoonnummer 5 enkel nog contact met vijf Syrische
telefoonnummers, waaronder die van Anis Z. en Betrokkene 21.457 Op 31 maart 2013 werd
op een bij Azzedine C. en Soufiane Z. aangetroffen simkaart onder het contact Anis Z. het
telefoonnummer Telefoonnummer 4 aangetroffen.458
17.9
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de gebruiker van het
telefoonnummer eindigend op Telefoonnummer 4 een door Soufiane Z. aangeschaft nummer
heeft gekregen dat vrijwel op dezelfde tijd als het door Soufiane Z. gebruikte nummer is
geactiveerd. Nu Soufiane Z. op 24 maart 2013 met zijn broer Anis Z. was, is het aannemelijk
dat dit nummer ook door Anis Z. werd gebruikt. Dit geldt te meer nu hij vanaf dat moment
ook niet meer te bereiken was op zijn oude telefoonnummer en op de simkaart van Soufiane
Z. en Azzedine C. dit nummer onder de naam van Anis Z. was opgeslagen. Daar komt nog bij
dat het nummer van Soufiane Z., een paar dagen nadat het nummer eindigend op
Telefoonnummer 4 niet meer actief was, is gebeld door een Syrisch nummer dat later bij Anis
Z. in gebruik bleek. Daarmee staat voor de rechtbank voldoende vast dat het nummer
eindigend op Telefoonnummer 4 in gebruik was bij Anis Z. tijdens zijn uitreis naar Syri. Dit
wordt bovendien bevestigd door de op een bij Soufiane Z. aangetroffen telefoontoestel
ontvangen sms-berichten van het telefoonnummer eindigend op -Telefoonnummer 4 van 25
en 26 maart 2013 met onder meer de inhoud broeder haalt mij morgen ochtend als ik het
goed heb begrepen en ik ben met broeder in de auto,459 welke berichten duiden op een
gefaciliteerde reis.

17.10
De rechtbank leidt uit het veelvuldige onderlinge contact (met nieuwe nummers) en contact
met dezelfde Turkse en Syrische telefoonnummers tevens af dat Soufiane Z. op de hoogte was
van (het doel van) de reis van zijn broer. Dit betekent eveneens dat de gebruikers van de
telefoonnummers Telefoonnummer 6, Telefoonnummer 2 en Telefoonnummer 7 bij die reis
betrokken waren. Dit wordt bevestigd door bij Soufiane Z. in zijn telefoon aangetroffen smsberichten van het nummer Telefoonnummer 6 van 25 maart 2013, waarin tegen Soufiane Z.
bijvoorbeeld werd gezegd dat zijn broertjes beltegoed op was en hij de broeders moest bellen
dat hij er was.460
Deelname aan een trainingskamp door Anis Z.
17.11
Deze conclusie wordt bevestigd door de verklaring van Getuige 2, die Anis Z. heeft herkend
van een foto. Anis Z. zou namelijk eind maart 2013 in het trainingskamp Sheikh Suleyman
van de later in ISIS opgegane groep Maghlis Shura Mujahideen in Syri zijn aangekomen.
Getuige 2 heeft verder verklaard dat alle personen die hij van de fotos herkende alle soorten
militaire trainingen hadden gevolgd in het kamp.461 Deze verklaring van Getuige 2 vindt
bevestiging in telefoongesprekken tussen Soufiane Z. en Anis Z., waarin Anis Z. heeft verteld
dat hij zijn paspoort heeft ingeleverd bij de Amir toen hij in het militaire kamp was462 en hij
in het kamp een uur moest hardlopen, onder de grond moest kruipen en van de ene paal naar
de andere moest slingeren.463 De rechtbank acht derhalve bewezen dat Anis Z. heeft
deelgenomen aan een trainingskamp.
Afreizen door Hatim R.
17.12
Op 29 mei 2013 werd op het Facebookaccount Abou Hatim La Haye en het Twitteraccount
van Shaam Nieuws Netwerk een foto aangetroffen,464 waarop een jihadi met een automatisch
machinegeweer stond afgebeeld. Deze persoon leek sterk op Hatim R.. Bij de tweet van
Shaam Nieuws Netwerk stond de begeleidende tekst: Nieuwe foto van half #Marokkaanse
half #Surinaamse Abou Yusuf uit #Den_Haag in de Syrische #al_Baab.465
17.13
Op 3 juli 2013 is er een telefoongesprek onderschept van een telefoonnummer dat in gebruik
was bij Soufiane Z.. Soufiane Z. spreekt in dit gesprek met een gebruiker van het Syrisch
telefoonnummer Telefoonummer 2, die zich Abou Yousef noemt.466 In dit gesprek wordt
naar het oordeel rechtbank duidelijk dat de gebruiker van dit telefoonnummer Abou Yousef
Hatim R. is.467 In combinatie met de hiervoor genoemde tweet gaat de rechtbank er daarom
van uit dat Hatim R. uiterlijk eind mei 2013 naar Syri is vertrokken.468
Deelname aan een trainingskamp door Hatim R.
17.14

De rechtbank acht het weliswaar aannemelijk dat Hatim R. zich heeft laten informeren over
de reis naar Syri en in een trainingskamp heeft gezeten, maar ziet hiervoor geen wettig
bewijs in het dossier. Zij zal Hatim R. van deze onderdelen dan ook vrijspreken.
Conclusies met betrekking tot het afreizen en deelname aan het trainingskamp
17.15
De rechtbank komt tot de conclusie dat Hicham el O. op 21 januari 2013, Anis Z. op 24 maart
2013 en Hatim R. uiterlijk eind mei 2013 naar Syri zijn uitgereisd. Na aankomst hebben in
ieder geval Hicham el O. en Anis Z. deelgenomen aan een trainingskamp.
Activiteiten in Syri
Tapgesprekken
17.16
In het dossier bevinden zich tapgesprekken tussen Soufiane Z. met de volgende Syrigangers:
met Anis Z. van 25 juni 2013 tot en met 11 november 2013, met Betrokkene 21 (Betrokkene
21) van 1 juli tot en met 23 november 2013, met Hicham el O. (Abu Redouan) van 27 juni
2013 tot en met 4 augustus 2013 en met Hatim R. (Abu Yousef) van 3juli 2013 tot en met 6
oktober 2013. In deze gesprekken wordt ook gesproken over de eveneens in Syri
verblijvende Betrokkene 19 (Betrokkene 18), Betrokkene 22Betrokkene 5, Betrokkene 23,
Betrokkene 24, Betrokkene 25 (Betrokkene 25) en Abdellah Betrokkene 13 (Abu Isa).469
Hoewel in die gesprekken ook vaak wordt gesproken over het praten via internet en wordt
verwezen naar het gebruik van concept-mails, kan uit de wel onderschepte communicatie een
beeld wordt gekregen van de activiteiten en onderlinge contacten van de zich in Syri
bevindende personen. De rechtbank acht voor het vaststellen van de door Anis Z., Hicham el
O. en Hatim R. ondernomen activiteiten de volgende gesprekken van belang.
17.17
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Anis Z. van 25 juni 2013 vanaf 21:04 uur:
A praat over wat er vandaag is gebeurd.
A: Ik was op Rebat (de wacht houden) en toen hebben wij [een granaten: Arabisch] een
[Arabisch] granaat gegooid tegen de vijand, toen is een van hun overleden. Die man is
doodgegaan, eentje van hun ..
S: Van die vijand?
A: Dat wil zeggen dat ze wraak op ons hebben genomen
S: Ja
A: Ik zit met Betrokkene 26 (fon), die uit Arnhem, ik leg het hem uit, ik zit met hem te praten
in de bunker, het zit helemaal vol. Ik zeg wat wij wouden, toen ben ik helemaal vol gegaan.
Verder kun je niet naar voren.

S: ja.
A: Klein beetje ontmoeting van hun, voordat bel ik je en ze zitten te praten over Hicham, hij
zit te praten hij zegt tegen mij: Abou Moujahid hoor je het ook, de tank opeens. In ieder geval
hij zei tegen mij Abou Moujahid: Hoor je dat ook? Die tank was heel dichtbij opeens, wat
normaal is die nooit dicht bij.
S: Ja.
A: In ieder geval, ik zeg tegen hem, ik zeg tegen hem: Ja achie, ik hoor dat ook! ik keek naar
boven zweer ik bij allah, ik zie tank afrijden hij wou over mij en Betrokkene 26 heenrijden!
(S lacht)
A: Ik zeg tegen hem 'teruggaan, terug terug' Wij beginnen op de grond te kruipen en hun
beginnen, die vijand begint kapot lang te schieten met BKC. Ze beginnen te schieten met
sluipschutter met alles, met alles beginnen ze te schieten. We konden daar niet langs, ze
hadden een stukje wat omhoog ging, of wij daar langs gingen op die vijand of hij kon zien.
Op die moment, ik was voor Betrokkene 26(fon), ik zeg tegen hem, wollah hij kijkt naar
achteren, wij zien de tank gewoon kapot dichtbij, helemaal dichtbij. ik heb het nog nooit
dichtbij gezien.
S: Ja
A: Ik zeg tegen hem, wacht even, wacht even wacht even er wordt hier geschoten voor mij. Ik
kan hier niet langs of je langs gaat, ik word geraakt dan wordt jij geraakt. Wij wachten,
Betrokkene 26 hij keek naar achter, hij ziet de tank, hij begint op ons richten, op mij en
dinges. Als hij schiet dan had ik ... (ntv) gemaakt, wij zien dat, ik begin kapot snel .. mijn
armen beginnen zo te kruipen op de grond, mijn armen beginnen te bloeden van onder bij mij
ellebogen, die van hem ook, we beginnen te kruipen, te kruipen, hun beginnen te schieten. Die
komen allemaal naast ons
S: Lacht
A; Ik kom om de hoek, ik zie de broeders van onze groep die twee, een Belgische broeder en
een Nederlandse ... (ntv) ik zeg: een tank een tank komt aan! Amir, begin te gaan (niet goed te
verstaan), hij begint te gaan. Die tank schiet naast ons .. TOEF! (doet geluid na)die zand
vliegt omhoog die komt allemaal op ons terecht. Wij beginnen te gaan en hij schieten, nog een
keer: TOEF, TOEF (doet geluid na) maar die geluid is hard, is niet zacht. Wollah is echt een
harde geluid. Zij wilden wraaknemen omdat wij eentje van hun hadden doodgemaakt. En wat
gebeurde er toen? Ewa toen, iedereen begint te schieten, ik doe mijn AK op 'rush', op die
automatic en ik begin (doet mitrailleursalvo na), magazijn op, ik pak andere (doet
mitrailleursalvo na). Betrokkene 26 had zijn magazijn laten vallen, had hij een magazijn van
mij gepakt, had ik aan hem gegeven. Wij beginnen te schieten, in ieder geval, eindstand: mijn
kogels zijn allemaal op. Zes magazijnen, zeven magazijnen, allemaal op. Die emir zegt tegen
mij: Begin te schieten, begin te schieten! Ik zeg tegen hem: ik heb geen kogels meer, toen
begonnen ze allemaal aan mij magazijnen te geven. Drie magazijnen gaven hun aan mij. Ik
begin weer te schieten (doet mitrailleursalvo na), begin weer te schieten en op dat moment
hoor je al RPG aanwezig en hoor je BKC van ons. Wij komen terug en we zien ze aankomen
met RPG, die koppen, je weet toch die worden afgevuurd? Die, en die BKC. Hun beginnen

naar voren te gaan, wij gaan terug naar achteren, die Betrokkene 26 .. toen zei die emir tegen
mij: Ga met die RPG mee en ga hun dekken, je weet toch? Ik begin te schieten zodat hij op de
tank kan schieten. Ik ga met hem mee, wat gebeurt er? Diegene die BKC had, Betrokkene 28,
hij ging naar voren, hij had BKC en eentje (ntv) had RPG. Die BKC had hij op 'rush' (doet
mitrailleursalvo na), werd hij geraakt precies in zijn ogen. In zijn ogen, zijn arm. Hij is
shaheed en die andere is ook inshallah shaheed. Op het laatst gingen we die deken van hem af
halen van het gezicht, ik wou kijken wie het was. Zijn ogen waren geschoten, zijn schedel was
ingedeukt, je weet toch? Tanden waren naar voren, in ieder geval, zijn hoofd kapot geschoten,
zijn armen, zijn bot komt eruit enzo en in zijn buik zag je een gat.
S vraagt of de dode een Algerijnse broeder was. A bevestigt dit. A zegt: Hij was niet met ons,
hij was met die BKC. Hij was pas tien dagen hier. A zegt dat er nadat de Algerijnse broeder
dood was, ze nog twee uur nonstop hebben geschoten. Toen kwam de mujahedien met snipers
enzo.
S: Allahu akbar. Grote avontuur inshallah.
A: In iedere geval, wij beginnen kapot te schieten op hun (doet mitrailleursalvo na) hun
schieten met de tank op ons naast ons ik zie helemaal rook. Ik zie vliegtuigen van boven
komen beginnen op ons te schieten maar ze missen. Zweer ik op allah, vandaag was eeh ...
??470
17.18
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat Anis Z. aan zijn broer Soufiane Z. verslag
uitbrengt over een gevecht waarbij hij betrokken was. Daarbij werden Anis Z. en zijn
broeders beschoten door een tank, sluipschutters, machinegeweren en vliegtuigen. Dit
gebeurde uit wraak, omdat zij, toen Anis Z. en zijn medestrijders op wacht stonden, een van
hun soldaten hadden gedood met een handgranaat. Anis Z. heeft in het gevecht ook
teruggeschoten met zijn AK (de rechtbank begrijpt: AK-47, een Kalasjnikov). Daarbij zijn er
aan de kant van Anis Z. twee martelaren gevallen. De broeders van Anis Z. (mujahidun)
waren in het bezit van machinegeweren (waaronder een BKC) en een raketwerper (een RPG).
Daarmee hebben ze op de vijand geschoten.
17.19
In het tapgesprek van 28 juni 2013 om 20:16 uur vertelt Anis Z. aan Soufiane Z. dat hij tegen
Betrokkene 21 heeft gezegd dat Sadiq (de rechtbank begrijpt: Betrokkene 23) ook gewoon
binnen is. Bovendien vertelt Anis Z. hem dat Abu Yousef (Hatim R.) zijn wapen heeft
ingeleverd en terug wilde gaan naar Turkije. Daarna heeft Hatim R. zich bedacht en nu wilde
de Amir zijn wapen niet meer aan hem teruggeven.471 Soufiane Z. heeft gezegd dat dat hij
samen met een broeder bezig was om geld te verzamelen. Dit zou gaan om een bedrag met
zes nullen. Deze broeder heeft Soufiane Z. geflasht door na vier maanden opeens zijn telefoon
uit te doen en daarna naar Syri te vertrekken.472
17.20
In het tapgesprek van 29 juni 2013 vanaf 23:03 uur vertelt Anis Z. aan Soufiane Z. dat hij net
klaar is met bewaken. Zijn taak was om elke auto tegen te houden en te controleren, omdat er
PKK in het gebied zat. Anis Z. zegt verder dat hij nog niets van Betrokkene 23 heeft gehoord,

maar Betrokkene 21 gisteren nog heeft gezien.473 In het vervolg van het gesprek vraagt
Soufiane Z. hoeveel geld Anis Z. daar per maand krijgt. Anis Z. antwoordt Ik weet het niet.
De ene keer kregen we van Baghdadi. Soufiane Z. vermaant hem daarna om geen namen te
noemen.474 Daarna vertelt Anis Z. dat Betrokkene 18 en Abu Redouan een appartement
hebben.475 De rechtbank leidt hieruit af dat Anis Z. in de directe omgeving van Betrokkene
21, Betrokkene 19 en Hicham el O. verkeert. Bovendien heef Anis Z. geld gekregen van
Baghdadi, de leider van ISIS. Hieruit leidt de rechtbank af dat Anis Z. en zijn broeders voor
ISIS hebben gevochten.
17.21
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Hicham el O. van 1 juli 2013 vanaf 14:49 uur:
R: Er was toch geld gestuurd naar Betrokkene 9 (fan)?
S: Ja
R: En ik had begrepen van ( ... ntv .... ) dat het eigenlijk voor iedereen is toch? Het is voor de
broeders toch en niet voor 1 persoon toch?
S: Neenee, dat geld die bij Betrokkene 9 (fon) is die zijn voor alle broeders en daarnaast was
nog een andere broeder die had vijfhonderd euro gegeven. En die vijfhonderd euro had een
broeder specifiek gezegd: de helft, tweehonderdvijftig euro is voor Betrokkene 21 en
tweehonderdvijftig euro is voor Betrokkene 30 (fon). Dus die vijfhonderd euro die daarbij zit
is apart, heeft er niks mee te maken
R: Ik weet, maar de rest moet toch gewoon verdeeld worden onder de broeders die het nodig
hebben toch?
S: Ja ja klopt. Maar ik had het ook duidelijk op een papiertje gezet: dit geld is voor
Betrokkene 9 . Dit geld is voor alle broeders. En toen was er een andere broeder van een
andere stad die had gezegd: vijfhonderd euro moet worden verdeeld tussen Betrokkene 31
(fon) en Betrokkene 21. Dus die vijfhonderd euro is helemaal niet opgehaald door die andere
geld, snap je?476
()
R: Als ik wat kan regelen, ik kan die mensen die wat kunnen doen en dat ze een kaart (fon)
kunnen komen begrijp je?
S: Nee, nee kijk, andere mensen die kunnen alleen voor verkoop snap je, als die dingen zijn
binnengekomen dan kunnen ze verkopen. Maar ik had alles geregeld: ik had verkoop, ik had
kopers geregeld, ik had alles geregeld ach ie. En die ene procent moest alleen nog maar van
hem en toen stond op een gegeven moment zijn telefoon uit en heeft hij niks tegen mij
gezegd. Tenzij .. .ik weet niet of jij Betrokkene 25 enzo nog spreekt? Want Betrokkene 25 is
ook met hem toch?
R: Ja ik spreek hem nog

S: Zeg tegen Betrokkene 25 dat de broer van Samir mij alle codes, alle inlogcodes moet
geven, via email. Dan gaat Betrokkene 25 mij geven en ga ik nog steeds mijn best doen ....
R: Ik ga met hem praten en ga dat proberen te regelen inshallah477
17.22
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat er geld is gestuurd naar Betrokkene 19. Hicham
el O. vraagt aan Soufiane Z. of het klopt dat dit geld voor alle broeders is. Soufiane Z.
bevestigt dit en vertelt dat er ook nog specifiek geld is gestuurd voor Betrokkene 21 en ene
Betrokkene 30/Betrokkene 31. De rechtbank begrijpt voorts dat de persoon met wie Soufiane
Z. een groot geldbedrag wilde gaan maken en die opeens weg was naar Syri de broer van
Samir is. Soufiane Z. vraagt aan Hicham el O. of hij aan Betrokkene 25 wil zeggen dat die
broer van Samir hem via de e-mail alle inlogcodes moet geven.
17.23
In het tapgesprek van 2 juli 2013 vanaf 20:24 uur zegt Anis Z. dat er een brief is gekomen van
de allerhoogste dat hier geen dawla meer is en dat iedereen naar jebhat moet. Anis Z. zegt
dat broeders naar jebhat gaan en hij denkt dat hij met hen meegaat.478 De rechtbank
overweegt dat Anis Z. met de brief van de allerhoogste kennelijk doelt op een brief van Al
Zawahiri, de leider van Al Qaeda.479 De rechtbank leidt hieruit af dat Anis Z. aangesloten
was bij ISIS en nu samen met broeders de keuze gaat maken om zich aan te sluiten bij Jabhat
al-Nusra.
17.24
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Anis Z. van 3 juli 2013 vanaf 15:10 uur:
Anis Z. zegt dat hij de wapen moet inleveren en dat hij met Betrokkene 25 en met de broeders
uit Delft en uit Den Haag misschien naar Jebhat (front) gaat. Anis Z. zegt dat de in de brief
staat dat Dawla (de staat) is gecanceld en dat iedereen naar Jebhat (front) moet en dat kwam
van de grootste.
Soufiane Z. zegt: Iedereen van Nederland gaat toch, zijn er nog mensen die een
meningsverschil hebben.
Anis Z. : Betrokkene 25 , Abu Redouan, iedereen die zegt, we weten genoeg, we gaan
misschien vandaag, of we gaan wat later, een van deze dagen, vandaag of morgen.
17.25
De rechtbank leidt hieruit af dat Anis Z. zijn wapen in moet leveren en hij met de broeders uit
Delft en Den Haag, waaronder Betrokkene 25 en Abu Redouan, naar Jabhat al-Nusra gaat.
17.26
Op 3 juli 2013 vanaf 18:03 uur wordt Soufiane Z. gebeld door Hatim R.:

S; Achie, hoe gaat het verder met jou? Want ik had iets gehoord maar ik weet niet of het waar
is of dat het misschien uit de context is gerukt. Ik had iets over jou begrepen dat je terug wou
gaan naar Turkije of zoiets?
Abu Yousef: Nee, nee, nee luister. Mensen. Aggie of Akkie (fon), weetje wat het is wat
mensen ... uhh . Dat is het probleem van hier. Mensen moeten zich echt met hun eigen zaken
bemoeien. Je weet tocH. We zitten hier de hele tijd met elkaar, weinig dingen prive. Je weet
toch, en dat is niet erg, maar heel veel mensen gaan echt met andere mensen bemoeien en dan
uh gaat er voor niks er fitna (fon) ontstaan weet je. En dan komen roddels, die dingen voor
niks.
S: Dus het is gewoon gelogen dan?
V:: He?
S: Het is gewoon gelogen?
Y: Ik ga het tegen jou zeggen gewoon eerlijk. Je weet toch wel. Kijk voor een klein gedeelte
is het waar.
S: Nou.
Y: Maar om met die klein gedeelte uh ...... is het heel wat anders. Die klein gedeelte was uh
dat gaat gewoon over uh .. .ik moet vaak dingen doen weet je maar uh de mensen maken
gelijk hun eigen verhaal uh die doen hun eigen verhaal enzo je weet toch wel. Maare wat ik
heb gedaan. Die dingen wat ik heb gedaan is allemaal met toestemming gebeurd je weet toch
wel.
S: Ja. Maar mag ik een advies kennen. Haal het nooit in jouw hoofd om terug te komen of
iets. Snap je en blijf daar. daar is jouw toekomst en daar Is jouw leven. Als je hier naartoe
komt, weet dat Allah jou gaat vernederen. Snap je. Je gaat echt vernederd leven als je hier
weer terug gaat. Je moet altijd
verantwoording over alles. Snap je?
Y: Ja ja. Dat doe ik sowieso niet terug komen. Daar denk ik niet aan
()
S: als je problemen opgelost is gewoon vergeven dat is ook altijd wat ik tegen mijn broertje
zeg. Jullie doelen zijn hoog snap je. Jullie doelen zijn hoog. Jullie hebben een duidelijke
vijand. Jullie moeten geen ruzie om onzinnige dingen snap je. Gewoon problemen oplossen
en meteen vergeten. En meteen richting de Aduw (vijand) rennen, snap je?
Y: Ja man, ja man, dat weet ik.
()
Als Soufiane Z. nog met Abu Moussa spreekt mag hij het nummer van Abu Youssef geven.
Abu Youssef wil met Abu Moussa spreken.480

17.27
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat Soufiane Z. aan Hatim R. vraagt of het klopt dat
hij terug wilde gaan naar Turkije (zoals hij op 28 juni 2013 van Anis Z. had gehoord).
Soufiane Z. vermaant Hatim R. vervolgens om daar te blijven en niet naar Turkije te gaan
of weer terug hier te komen (anders zal Allah hem vernederen). Hatim R. heeft wat
problemen, maar Soufiane Z. zegt dat er geen ruzie moet worden gemaakt om onzinnige
dingen en Hatim R. dan meteen richting de vijand moet rennen. Hatim R. bevestigt dit en laat
daarna weten dat hij met Azzedine C. (Abu Moussa) wil spreken.
17.28
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Betrokkene 21 van 4 juli 2013 vanaf 17:17 uur laat
Betrokkene 21 weten dat Anis Z. met de Koran bezig is en goed bezig is. Ook vertelt hij dat
Betrokkene 25 en Abu Redouan het met elkaar hebben goed gemaakt. Soufiane Z. zegt dat
de broeder (de rechtbank begrijpt: Hatim R.) hem heeft gebeld en hem om vergiffenis heeft
gevraagd. Betrokkene 21 laat weten dat het wel goed gaat tussen Hatim R. en Betrokkene
19.481
17.29
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Betrokkene 21 van 6 juli 2013 vanaf 17:13 uur laat
Betrokkene 21 weten dat hij heeft gehoord dat Anis Z. naar de andere broeders gaat.
Soufiane Z. zegt dit klopt en dat hij dacht dit ze allemaal zouden gaan. Betrokkene 21 zegt dat
het hem nu niet verstandig lijkt. Soufiane Z. zegt dat hij van Anis Z. had gehoord dat er een
brief was gekomen waarin de allerhoogste had gezegd dat alles moest zijn zoals het eerst was:
de mensen van Shaam voor Shaam en Irak voor Irak. Iedereen moest terug naar zijn eigen
groep.482
17.30
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Anis Z. van 6 juli 2013 vanaf 21:21 uur:
Soufian: Wat ben je aan het doen?
Anis Z. : we zijn bij Jabhat (front) gegaan.
Soufian: Je moet de naam niet noemen
Anis Z. : wat?
Soufian: Je moet die naam niet noemen ... Hoe gaat het verder met broeders? hebben ze niet
raar gedaan toen jullie gingen?
Anis Z. : He?
Soufian: Gingen ze niet raar doen toen jullie weggingen?
Anis Z. : Ik heb het niet gezegd, we zijn gewoon gegaan483

(...)
Soufian: Zijn veel broeders uit Nederland gegaan
Anis Z. : Ja ongeveer wij met zijn alleen
Soufian: Ongeveer iedereen van Nederland is gegaan
Anis Z. : ja Betrokkene 25 zowiezo, we zijn hier met zijn twee en he484
17.31
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat vrijwel alle Nederlandse broeders zich bij Jabhat
al-Nusra hebben aangesloten, onder wie Anis Z. en Betrokkene 25.
17.32
Uit het vervolg van het telefoongesprek blijkt dat Betrokkene 25 zijn e-mail heeft gecheckt en
zijn reactie daarop aan Soufiane Z. is dat hij ver weg is van die broeder. Soufiane Z. laat
weten dat hij Betrokkene 21 heeft gesproken over de fitna die gaande is. Anis Z. zegt dat
Betrokkene 21 nog bij die anderen is. Anis Z. wil dat Betrokkene 21 contact met hem
opneemt of naar hem en Betrokkene 25 toekomt om hem te laten weten wat er aan de hand is.
De rechtbank begrijpt hieruit dat Betrokkene 21 nog aangesloten was bij ISIS.485
17.33
Het gesprek tussen Soufiane Z. en Anis Z. gaat daarna als volgt verder:
Anis Z. : Ik zeg je eerlijk, ik voel me geflashed. Anis Z. zegt: Ik had granaten, alles ... ik dacht
ik ga eentje zelf houden, eentje in mijn zak doen, toen dacht ik: nee ik ga dat niet doen. Toen
had ik een paar
Brownings gevonden die hadden we afgepakt van een paar die we daar hadden gepakt .. Al
die dingen ... we hebben daar niks van gezien! Hij heeft dat aan mensen gegeven die gewoon
aan het slapen waren daar.
Soufian vraagt of ze de Emir daarop hebben aangesproken.
()
A zegt met een dilemma te zitten. 'Toen de Dewla (fon) was hier, toen is diegene van Jebhet
(fon) zijn allemaal met hun wapens die ze Amin (fon) hebben gekregen van Jebhet, naar
Dewla (fon) gegaan. Jebhet heeft vandaag gezegd: toen hebben wij niet gezeurd over die
wapens. Maar nu, Dewla is er niet meer dus iedereen is teruggegaan naar Jebhet maar ik
bijvoorbeeld heb ook een wapen van Dawla en heb hem ook meegenomen naar Jebhet, want
ik heb geen wapen. Ik ga niet in een oorlogsgebied zonder wapen rondlopen!
S zegt dat A rustig moet blijven en dat als hij eenmaal geld heeft, hij het wapen kan
inleveren.486

17.34
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de emir van zijn eerdere groep bij een aanval
buitgemaakte wapens ook had verdeeld onder mensen die gewoon lagen te slapen. Anis Z.
voelt zich daardoor bedrogen. Anis Z. heeft zijn wapen meegenomen toen hij overstapte van
ISIS naar Jabhat al-Nusra.
17.35
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Hicham el O. van 7 juli 2013 vanaf 17:08 uur laat
Hicham el O. weten dat het goed gaat met de Nederlandse broeders en dat sommigen zijn
overgestapt naar een andere groep en dat de meesten dat gaan doen. De meerderheid van de
Belgen heeft zich daar al bij aangesloten. Soufiane Z. zegt dat Betrokkene 21 het niet wist
over die brief en vandaag of morgen even bij jullie langs komt.487
17.36
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Hicham el O. van 14 juli 2013 vanaf 20:46 uur laat
Hicham el O. weten dat Anis Z. met de broeders uit Delft is meegegaan, maar dat hij beter af
had kunnen wachten totdat ze met zijn allen naar de andere groep zouden gaan. Soufiane Z.
zegt dat Anis Z. boos was op de emir omdat deze hen niet goed behandelde, omdat hij de
oorlogsbuit ook verdeelde onder mensen die niet hadden deelgenomen aan de veldslag.
Hicham el O. zegt dat hij ook bij die actie betrokken was en dat hij ook naar die andere
gaat. Hicham el O. zegt dat hij in totaal meer dan 10.000 euro heeft verdeeld onder de
Nederlandse en andere goede broeders. Soufiane Z. vraagt zijn broertje ook nog wat te geven.
Hicham el O. reageert door te zeggen dat hij dacht dat Anis Z. nog meer dan 1000 euro had en
hij hem, nu hij hoort dat dit niet zo is, 300 euro gaat geven.488
17.37
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Anis Z. van 15 juli 2013 vanaf 17:58 uur laat Anis Z.
weten de spullen van Soufiane Z. te gaan ophalen bij Abu Redouan. Anis Z. zegt dat
Betrokkene 18 en Abu Redouan geld voor zichzelf hebben gehouden en daarvoor allebei een
dikke jeep hebben gekocht. Soufiane Z. zegt tegen Anis Z. dat hij Hicham el O. heeft
gesproken en dat deze hem geld gaat geven en hij, anders dan Anis Z. denkt, niets voor
zichzelf heeft gehouden.489
17.38
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Betrokkene 21 van 18 juli 2013 vanaf 18:27 uur:
F: Had ik al verteld over die eerste, die eerste keer dat ik iktihaam (het binnenvallen,
binnendringen) ging doen?
S: Ja
F: We hadden ook eentje gepakt
S: Ja

F: En eerlijk gezegd, we hadden geen gevangenen, geen niks, helemaal niks. Hij had zich
overgegeven, hij kwam zo aanlopen ook. Hij kwam aan en gelijk slachten, gelijk geslacht he
(lacht)
S: (lacht) niet eens vragen ofzo490
()
S: Heb jij Abu Redouan al gezien? Ja toch?
F: Ja, ik heb hem gisteren, ehh vandaag gezien ja
S: Ok want hij had ehhh, je moet hem uitleggen dat hij geen nieuwe email moet maken. Hij
moet alleen die oude concepten gebruiken, snap je?
F: Jaja, ik heb jou dat nieuwe email (ntv). Ik heb hem die ding gewoon gegeven, gewoon alles
gegeven. Hij is gelijk weer weggegaan he
S: Komt goed
S zegt dat F tegen Abu Redouan moet zeggen dat Betrokkene 39(fon) twee camera's uit de tas
van Abu Redouan heeft gepakt en verkocht. Een camera was van Abu Moussa en de ander
van iemand anders. S zegt dat het niet de bedoeling was dat het verkocht zou worden.
F zegt dat hij Abu Redouan zal bellen en hij zal het laten weten.
S zegt: Als je Abu Redouan spreekt, zeg hem dat hij moet gaan checken. Ik heb net gecheckt,
hij moet nu weer gaan checken ja?491
17.39
De rechtbank leidt hieruit af dat de eerste keer dat Betrokkene 21 meedeed met een aanval ze
een strijder die zich over had gegeven gelijk hadden afgeslacht. Ook heeft hij Hicham el O.
die dag gezien. Soufiane Z. maakt aan Betrokkene 21 duidelijk dat hij de wijze van het
werken met conceptmails aan Hicham el O. moet uitleggen. Ook moet Betrokkene 21 tegen
Hicham el O. zeggen dat Betrokkene 13 twee cameras, waaronder een van Azzedine C. , uit
de tas van Hicham el O. heeft gepakt en deze heeft verkocht en dat dit niet de bedoeling is.
17.40
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Hicham el O. van 19 juli 2013 vanaf 20:06 uur laat
Hicham el O. weten dat hij, zoals hij had aangegeven, met Anis Z. heeft gesproken.492 In
telefoongesprek op 22 juli 2013 vanaf 16:22 uur geeft Soufiane Z. aan dat Betrokkene 23 bij
de Muhajerrien brigades zit. Hicham el O. geeft aan dat hij Betrokkene 23 een dezer dagen
wil gaan opzoeken. Daarop geeft Soufiane Z. hem zijn telefoonnummer. Hicham el O. gaat
hem direct bellen.493 In het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Betrokkene 21 van 22 juli
2013 vanaf 22:47 uur zegt Betrokkene 21 dat hij Hicham el O. heeft gesproken en dat hij naar
Betrokkene 23 toegaat. Soufiane Z. zegt dat hij het telefoonnummer van Betrokkene 23 aan
Hicham el O. heeft gegeven. Betrokkene 21 laat daarna weten dat hij morgen eerst naar
Hicham el O. toegaat en dat zij daarna samen naar Betrokkene 23 gaan.494

17.41
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Anis Z. van 23 juli 2013 vanaf 16:58 uur:
A: Ja ik zit in Aleppo, in een buitenwijk. Ik zit nu bij die andere groep. Die andere groep is
veel beter. Vorige week hadden we ikhtihaam (binnenvallen, binnendringen) maar helaas niet
doorgegaan. Nu weer. We hebben veel ikhtihaam (binnenvallen, binnendringen). Zometeen
gaan we naar (ntv) gaan we Betrokkene 25 enzo ophalen
S: Is die andere groep beter of is deze groep beter?
A: Nee, deze groep is beter
S: God is glorieus, godzijdank. Hoe is het afgelopen met je silah (wapen) en heb je al met
Betrokkene 32 (fon) gesproken?
A: Nee, ik heb niet teruggegeven. Die mensen zeggen gewoon: toen mensen van onze groep
naar dawla (staat) waren gegaan, toen hebben ze ook allemaal de wapens meegenomen. Hun
zeggen: deze wapen is voor de mujaheddien. Toen zei ik: omwille van Allah, je moet gewoon
deze wapen houden. En hun zeggen nog steeds tegen mij: je moet die wapen geven, ze willen
mij het paspoort niet geven, ze zeggen tegen mij, geef die wapen, ik heb geen wapen. Ik ga
niet dat wapen geven, dat paspoort interesseert mij niet.495
()
A zegt dat hij een goed wapen heeft, een splinternieuwe496
17.42
De rechtbank leidt hieruit af dat Anis Z. met zijn nieuwe groep veel aanvallen heeft gedaan.
Hij heeft zijn splinternieuwe wapen niet teruggegeven aan ISIS, maar meegenomen naar de
Jabhat al-Nusra. Anis Z. gaat het wapen ook niet teruggeven, ondanks dat ISIS zijn paspoort
nog heeft.
17.43
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Betrokkene 21 van 23 juli 2013 vanaf 12:24 uur laat
Betrokkene 21 weten dat hij Betrokkene 24 nog had gesproken voor wat hij wist dat zijn
laatste gevecht zou zijn. Soufiane Z. zegt dat hij in zijn testament had gezet dat de broeders
van wie hij het meest hield en die veel voor hem hebben betekend onder meer Hicham el O.,
Betrokkene 19, Betrokkene 21 en Soufiane Z. waren. Betrokkene 21 zegt daarna tegen
Soufiane Z. dat Betrokkene 25 samen is met Anis Z. en Hicham el O..497
17.44
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Hicham el O. van 29 juli 2013 vanaf 20:15 uur laat
Soufiane Z. weten dat hij een berichtje voor Hicham el O. heeft achtergelaten. Hicham el O.
zegt dat hij hier zo snel mogelijk op zal reageren. Soufiane Z. vraagt daarna of Betrokkene 5
al begraven is. Hicham el O. antwoordt dat hij denkt dat dit al is gebeurd, maar hij er niet bij
was. Andere broeders waren er wel.498

17.45
In het tapgesprek tussen Soufiane Z. en Betrokkene 21 van 31 juli 2013 vanaf 12:34 uur
feliciteert Soufiane Z. Betrokkene 21 met Choukri. Betrokkene 21 laat weten dat hij
Betrokkene 22niet meer had gezien en hij ook de begrafenis niet heeft bijgewoond. Wel heeft
hij Betrokkene 23 gezien. Betrokkene 21 zegt dat Betrokkene 23 misschien deze kant op
komt, eerst om hen om te zoeken maar misschien ook om te blijven.499 De rechtbank begrijpt
dat Betrokkene 23 zich wellicht bij de groep van Betrokkene 21 ging aansluiten.
17.46
Het telefoongesprek tussen Soufiane Z. en Hicham el O. van 4 augustus 2013 vanaf 15:17
uur:
S: Jaja. Maar ik bedoel gewoon die grote fitna, snap je?
R: O, maar ik merk daar niks van hoor.
S: Helemaal niks?
R: Nee ik zelf merk er niks van
S: Ga je binnenkort naar die andere?
R: Ik ben daar al
S: je bent er al, ok mashallaH. HamdullaH. Is het bij die andere beter?
R: Jazeker
S: Ja? Hebben ze ook huisje voor jullie geregeld enzo?
R: Nee ik woon nog steeds gewoon in hetzelfde huis
S: Hebben ze niet raar gedaan toen je van de andere groep wegging?
R: He?
S: Gaan ze dan niet raar doen als je zegt: ik ga naar een andere groep?
R: Jazeker (ntv) ... die mensen .. je moet mogelijk hun vermijden dan kom je ook niet in de ..
(ntv) .. .500
17.47
De rechtbank begrijpt uit het voorgaande dat ook Hicham el O. al bij die andere groep is en
zich dus heeft aangesloten bij Jabhat al-Nusra.
17.48

Op 21 september 2013 laat Betrokkene 21 nog weten dat hij in een huis wacht om op wacht te
mogen staan of een aanval te mogen doen. Soufiane Z. vertelt dat Anis Z. onderweg was naar
een aanval.501 Op 24 september 2013 vindt er een gesprek plaats waarin Hatim R. zegt dat
hij een lijst aan het maken is voor de broeders die dingen moeten doen en hij Betrokkene 21
gisteren nog heeft gesproken.502 Op 29 september 2013 vindt er een gesprek plaats waarin
Betrokkene 21 aan Soufiane Z. vraagt of hij aan Abu Yusef (Hatim R.) door wil geven of hij
de spullen van Chahid die daar liggen bij zich wil houden.503 Op 2 oktober 2013 volgt
daarop een gesprek waarin Betrokkene 21 zegt dat hij een tas aan Hatim R. heeft gegeven en
de kalash (de rechtbank begrijpt: Kalasjnikov) zelf heeft meegenomen.504 In de twee laatste
gesprekken wordt gesproken over het martelaarschap (shaheed) en het paradijs (djennah)
waarnaar Betrokkene 21 verlangt.
Berichten op social media
17.49
Op 25 april 2014 verscheen er op het Twitterkanaal van Shaam Nieuws een bericht met de
tekst Nederlandse Betrokkene 33 (Schiedam) en Abu Yusuf (Den Haag) onder #ISIS vlag in
al-Baab te #Syrie en een foto van Hatim R. en Betrokkene 33.505 Op 21 juli 2014 plaatste
Hatim R. een tweet waarin hij liet weten dat zij (dawlah) werden gebombardeerd door
vliegtuigen van Bashar.506 Hatim R. kwam daarnaast gewapend voor in een film van het
mediakanaal van IS (vermoedelijk daterend van oktober 2014).507
17.50
Op 6 oktober 2014 heeft Soufiane Z. een foto geretweet met daarop onder meer Soufiane Z.,
Hatim R., Anis Z., Betrokkene 19 en Betrokkene 33 met daarbij de tekst #IS Band of
brothers. Kogel vangen voor je mattie omdat je zelf martelaar wilt worden.508 Op deze foto
zijn in totaal negen personen te zien die allen kennelijk gewapend zijn met
machinegeweren.509
17.51
De rechtbank leidt uit deze bericht af dat de met naam genoemde personen in oktober 2014
aangesloten waren bij IS en (ook) toen deelnamen aan de gewapende jihadstrijd.
Conclusies met betrekking tot de activiteiten van Hicham el O., Anis Z. en Hatim R. in Syri
17.52
De rechtbank komt tot de conclusie dat Betrokkene 21, Anis Z., Hicham el O. en Hatim R.
veelvuldig contact met elkaar hadden, boodschappen aan elkaar doorgaven, samen met elkaar
strijders bezochten en voorwerpen voor elkaar bewaarden en aan elkaar verstrekten.
Bovendien blijkt uit de tapgesprekken en de berichten op sociale media dat Hicham el O.,
Anis Z. en Hatim R. vuurwapens voorhanden hebben gehad en deze ook hebben gebruikt bij
gevechtshandelingen. Ook hebben Hicham el O. en Anis Z. overleg gevoerd en afstemming
gehad met Soufiane Z. over het verdelen van geld voor de strijders.
17.53

De rechtbank komt op grond het voorgaande tot de conclusie dat Hicham el O. tot augustus
2013, Anis Z. en Hatim R. tot in ieder geval oktober 2014, al dan niet gezamenlijk, hebben
deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd en deze strijd tevens hebben gefaciliteerd.
Faciliteren van de uitreis van Syrigangers
Faciliteren van de uitreis van Betrokkene 4
17.54
De familie van Betrokkene 4 runt een pizzeria in Den Haag.510 Op 27 juni 2013 werd door
zijn broer bij de politie gemeld dat Betrokkene 4 sinds twee dagen weg was. Op 26 juni 2013
had hij nog gebeld met de mededeling dat hij in Turkije was, aan de grens met Syri.511
17.55
Op 27 juni 2013 vindt vanaf 14:48 uur het volgende telefoongesprek plaats tussen Anis Z. en
Soufiane Z.:
A: Eeh ... kijk? Er is eentje geen probleem ik weet niet hoe ik dat ehhh . .ik heb geregeld dat
die jongen wordt opgehaald.
S: Ja
A: Ik heb Abu Redouan gebeld en hij heeft geregeld degene die hem gaat ophalen. Ze willen
hem ophalen maar ik bel hem ze bellen hem en zijn telefoon staat al sinds gistermiddag staat
die al uit. Ze kunnen hem niet bereiken
S: Wollah
A: Zeg me eerst met z'n hoeveel zijn ze, in z'n eentje of met iemand anders?
S: Misschien is ie al binnen, misschien ie die al binnen
A: Alleen hoe bedoel je hoe gaat die naar binnen? T'is onmogelijk Wij hebben hem. .. lk heb
hem gezegd dat hij moest wachten tot hij werd gebeld, want hij is ehhh
S: Want hij heeft die nummer van die ene Betrokkene 34 (fon) want Abou Mouhad brengt
mensen naar binnen.
A: Ja maar dan moet ie ook het nummer hebben van iemand die hem komt ophalen bij de
grens want Betrokkene 34 gaat de grens niet over he
S:Oh
A: Hij brengt alleen maar tot de grens tot jij net over de hek bent en dan gaat hij terug ..
S: Ok, inshallah

A: En ik bel hem en zijn telefoon staat uit, Abu Redouan belt hem want heeft iemand
gevonden ene Turk hij brengt hem naar de grens, hij gaat over de grens tot Orantes (fon) hij
gaat hem ophalen en komt'ie met hem over de grens weer terug helemaal naar Bayt El
Mouhajirin (huis van ontvangst).
S: Jaja, wollah
A: Maar we kunnen hem niet bereiken
S: Ik ga even kijken wat ik kan regelen, ik bel over twee uurtjes terug inshallah
A: Wie is die broer ken ik hem?
S: Ehh jij niet maar andere broeders kennen hem wel ..
A: He?
S: Zeg tegen hun Soufiane Z. .
A: Soufiane Z. ?
S:Ja
A: Oke in iedere geval .. eeH. . Wat moet ik tegen Abu Redouan zeggen want hij heeft mij nu
net gebeld, hij zegt tegen mij ik bel je, bel Abu Mohamed en vraag hoe en wat
S: Wat ik ga doen, ik ben nu met mijn moeder ik ga haar zo even thuis afzetten, dan ga ik
meteen naar een broeder toe, een broeder want mijn broeder heeft wel contact met hem. Dan
ga ik meteen zeggen: Hoe dat zit snap je? Dus over twee uurtjes kan ik je pas terugbellen
inshallah
A: Is goed
S: Ja? Of als je ... of als je mij ook gewoon effe het nummer geeft van Abu Redouan ... maar
dan moet je mij wel gewoon de juiste geven want die jij me hebt gegeven, ik kan niet eens
bellen naar die. Ik weet niet hoe ik die netnummer moet toevoegen
A: Hier, wacht wacht, ik geef hem nu, wacht wacht512
17.56
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat Anis Z. aan Hicham el O. heeft gevraagd om ene
Soufiane Z. bij de grens op te halen, omdat Betrokkene 34 mensen alleen tot de grens brengt.
Hicham el O. kan deze Soufiane Z. echter niet bereiken. Soufiane Z. reageert door te zeggen
dat hij naar een broeder toegaat die wel contact met hem heeft. Hij vraagt ook het nummer
van Hicham el O..
17.57

In het tapgesprek tussen Hicham el O. en Soufiane Z. op 27 juni 2013 vanaf 16:39 uur laat
Hicham el O. weten dat hij de broeder over wie Anis Z. sprak niet kan bereiken. Soufiane Z.
zegt dat hij naar een broeder toe gaat rijden, die nog wel contact met hem heeft, om even te
kijken hoe en wat. Soufiane Z. moet Hicham el O. laten weten of het lukt om hem te bereiken,
anders gaat Hicham el O. er naartoe rijden om te kijken of hij er nog zit. Hicham el O. merkt
op dat als hij binnen is naar de Muhajireen Shaam zal worden gebracht.513
17.58
In het tapgesprek tussen Hicham el O. en Soufiane Z. op 27 juni 2013 vanaf 17:44 uur laat
Soufiane Z. weten dat de broeder waar hij net naar toe is gegaan hem gisteravond nog heeft
gesproken, maar dat zijn telefoon nu inderdaad uit staat. Hicham el O. zegt dat hij dat hij zo
even bij de grens gaat kijken of hij daar is.514
17.59
In het tapgesprek tussen Anis Z. en Soufiane Z. op 27 juni 2013 vanaf 19:35 uur laat Anis Z.
weten dat die broeder hem net heeft gebeld met een ander nummer en dat Hicham el O. hem
gaat ophalen.515
17.60
In het tapgesprek tussen Hicham el O. en Soufiane Z. op 27 juni 2013 vanaf 22:18 uur zegt
Hicham el O. dat het is gelukt en hij met hem is. Ook komt de nieuweling aan de lijn die zegt
dat hij al naar het thuisfront heeft gebeld.516
17.61
Op 28 juni 2013 vindt vanaf 16:33 uur het volgende telefoongesprek plaats tussen Betrokkene
21 en Soufiane Z.:
S: Ik had gehoord dat die Soufiane Z. die op de pizzeria altijd zit, dat die ook binnen is
gekomen
F: Ik had ook zoiets gehoord ja. Hij is nog niet opgehaald volgens mij
S: He?
F: Hij is nog niet opgehaald toch?
S: Jawel, volgens mij wel. Ik weet niet, zoiets had ik gehoord. Volgens mij had ik gehoord dat
Abu Redouan hem had opgehaald ofzo
17.62
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat Soufiane Z. tegen Betrokkene 21 zegt dat hij heeft
gehoord dat Hicham el O. Soufiane Z. die altijd op de pizzeria zit heeft opgehaald.
17.63

In het tapgesprek van 21 september 2013 vertelt Soufiane Z. aan Betrokkene 21 dat Soufiane
Z. pizza shaheed (martelaar) is geworden.517 Uit het dossier blijkt dat Betrokkene 4 heeft
deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd en in september 2013 is omgekomen tijdens een
vuurgevecht.518
17.64
De rechtbank leidt, uit de genoemde data, de naam Soufiane Z. en het noemen van de
pizzeria, af dat Soufiane Z. en Anis Z. en Hicham el O. betrokken waren bij het binnen Syri
brengen van Betrokkene 4 en hem hierbij hebben begeleid.
Faciliteren van de uitreis van Betrokkene 35
17.65
Ook hebben Hatim R. en Anis Z. bemoeienis gehad met de uitreis van Betrokkene 35. Uit het
dossier kan genoegzaam worden afgeleid dat Betrokkene 35 in Syri heeft deelgenomen aan
de gewapende jihadstrijd.519 Betrokkene 35 gebruikte daarbij het uit de reeks van Soufiane
Z. afkomstige telefoonnummer Telefoonnummer 8. Hun betrokkenheid blijkt ook uit de
volgende gang van zaken:
Op 22 augustus 2013 is Betrokkene 35 vertrokken naar Syri.
Op 23 augustus 2013 heeft Hatim R. 22 keer naar Betrokkene 35 proberen te bellen.520
Op 24 augustus 2013 is er viermaal minutenlang telefonisch contact geweest tussen
Betrokkene 35 en Hatim R.. Ook heeft hij die dag meerdere keren Anis Z. gebeld. Betrokkene
35 maakte op dat moment gebruik van een Turks telefoonnetwerk.521
Op 11 oktober 2013 stuurde Betrokkene 35 een sms-bericht naar Hatim R..
Op 15 oktober 2013 is Betrokkene 35 weer in Nederland aangekomen.522
17.66
Betrokkene 35 heeft verklaard dat de Syrischeche nummers al in zijn telefoon stonden toen hij
naar Syri vertrok. Hij heeft Anis Z. en Hatim R. gebeld om in Syri te komen.523
Betrokkene 35 had vaak last van psychoses en hij is ook teruggekomen, omdat hij daar ook in
Syri last van had en daarvoor hulp nodig had.524
17.67
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat Soufiane Z. en Anis Z. en Hatim R. Betrokkene
35 hebben geholpen om in Syri te komen en hem daarmee inlichtingen en gelegenheid heeft
verschaft om zich te voegen bij de gewapende jihadstrijd in Syri.
Faciliteren van de uitreis van Betrokkene 5
17.68

Bovendien blijkt uit het dossier dat Hatim R., Soufiane Z. en Anis Z. de uitreis van
Betrokkene 5 heeft gefaciliteerd. Dit blijkt uit de volgende gang van zaken:
Op 25 en 29 september 2013 heeft Soufiane Z. gesproken over Betrokkene 5 met
Betrokkene 21;525
Op 5 oktober 2013 is Betrokkene 5 uitgereisd;
Op 6 oktober 2013 heeft Betrokkene 5 met gebruik van een Turks telefoonnetwerk526 om
10:25 uur gebeld en tussen 10:32 uur en 11:42 uur drie sms-berichten gestuurd naar Anis
Z.;527
Op 6 oktober 2013 om 13:54 uur heeft Betrokkene 5 een gesprek van 100 seconden met
Hatim R.;
Op 6 oktober 2013 om 20:31 uur en 21:14 uur wordt door Betrokkene 5 wederom naar het
Syrische nummer van Hatim R. gebeld. Om 21:23 uur stuurt Betrokkene 5 ook nog een smsbericht naar Hatim R.;
Op 6 oktober 2013 om 21:29 uur heeft Soufiane Z. het volgende telefoongesprek met Hatim
R.:
S: Achie die ene jongen, hij wacht nog steeds he?
Y: Ja ik weet, ik heb hem een sms gestuurd. Ik ga hem zo snel mogelijk, inshallah morgen
halen. Maar weet je wat het is, Betrokkene 18 regelt dat weet je. Ik heb die telefoonnummer
niet van die smokkelaar zeg maar.
S: Achie .. mohiem. Bel hem even, hij is een beetje in paniek. Hoor je mij?
Y: He?
S: Ik zeg bel hem even, hij is even in paniek. Bel hem .. .
Y: Bellen is lastig, ik heb een sms gestuurd, ik heb tegen hem gezegd iets van ehh ... (ntv) .
S: Is niet aangekomen bij hem snap je, is niet aangekomen bij hem snap je?
Y: Ok
S: Daarom beste, doe gewoon even bellen en zeg tegen hem, snap je? En het moet wel een
beetje snel, snap je?
Y: Is goed. Maar het bereik is echt slecht...528
Op 6 oktober om 21:31 uur heeft Hatim R. uitgebeld naar Betrokkene 5 en 30 seconden
lang telefonisch contact met hem gehad en om 21:32 uur en 21:33 uur werd Betrokkene 5
wederom gebeld door het Syrisch telefoonnummer van Hatim R.;529

Op 7 oktober om 17:07 uur werd Betrokkene 5 twee minuten door het Syrisch
telefoonnummer van Hatim R. gebeld.
Op 7 oktober 2013 heeft Betrokkene 5 tussen 19:50 en 23:38 uur naar zijn familieleden
gebeld om te laten weten dat hij in Syri was aangekomen.530
17.69
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat Betrokkene 5 tijdens zijn uitreis (veelvuldig)
contact heeft gehad met Anis Z. en Hatim R.. Daarnaast blijkt uit het telefoongesprek van
Soufiane Z. en Hatim R. op 6 oktober 2013 om 21:29 uur en het daarop direct met Betrokkene
5 opgenomen contact duidelijk dat Hatim R. (samen met Betrokkene 18) de dag erna
Betrokkene 5 de Turks-Syrische grens over zouden helpen smokkelen. Uit het dossier blijkt
dat Betrokkene 5 daarna is gaan deelnemen aan de gewapende jihadstrijd.531 Daarmee
hebben Anis Z. en Hatim R. Betrokkene 5 inlichtingen en gelegenheid verschaft om zich te
voegen bij de gewapende jihadstrijd in Syri.
Faciliteren van de uitreis van Betrokkene 6 en Betrokkene 40
17.70
Hatim R. heeft ook telefonische contacten gehad met Syrigangers Betrokkene 35 Betrokkene
6,532 en Betrokkene 24 el Betrokkene 40533 op het moment dat zij (vermoedelijk) onderweg
waren naar Syri. Hoewel de rechtbank het zeer aannemelijk acht dat Hatim R. ook hen heeft
gefaciliteerd bij het uitreizen naar Syri kan dit bij het ontbreken van de inhoud van deze
gesprekken niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Faciliteren van de uitreis van Syrigangers door het maken en verspreiden van een
goederenlijst
17.71
Op 1 juli 2014 heeft Hatim R. een lijst voor de broeders die InshaAllah van plan zijn om naar
Syri te gaan en wat handig is om mee te nemen op Facebook gepost.534 In deze lijst
worden goederen genoemd die van pas komen tijdens de ribat en het slagveld.535 De
rechtbank is van oordeel dat Hatim R. hiermee inlichtingen heeft verschaft voor deelname aan
de gewapende jihadstrijd.
Conclusies met betrekking tot faciliteren van de uitreis van Syrigangers
17.72
De rechtbank komt tot de conclusie dat onder meer Soufiane Z. en Hicham el O., Anis Z. en
Hatim R. vanuit Syri betrokken waren bij het in het strijdgebied brengen van Betrokkene 4,
Betrokkene 35 en Betrokkene 5. Betrokkene 4, Betrokkene 35 en Betrokkene 5 hebben daarna
deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd. Ook heeft Hatim R. een goederenlijst gemaakt,
die bestemd was om (aankomende) Syrigangers te informeren over mee te nemen goederen
bij het uitreizen naar Syri.
Juridische kwalificatie van het handelen van Hicham el O., Anis Z. en Hatim R.

17.73
De rechtbank komt tot de conclusie dat Hicham el O. op 21 januari 2013, Anis Z. op 24 maart
2013 en Hatim R. uiterlijk eind mei 2013 naar Syri zijn uitgereisd. Na aankomst hebben in
ieder geval Hicham el O. en Anis Z. deelgenomen aan een trainingskamp. Daarna hebben
Hicham el O. tot augustus 2013 en Anis Z. en Hatim R. tot in ieder geval oktober 2014, al dan
niet gezamenlijk, deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd en deze strijd tevens
gefaciliteerd door geld onder de strijders te verdelen. Aldus hebben zij gehandeld met het
oogmerk om die strijd te bevorderen en voorbereiden.
17.74
Dat Hicham el O. en Anis Z. aan het trainingskamp hebben deelgenomen met het oog op de
gewapende jihadstrijd kan ook worden opgemaakt uit de latere deelname aan die gewapende
strijd. Zij hebben zich dan ook tevens schuldig gemaakt aan de training zoals bedoelde in
artikel 134a Sr. De rechtbank is van oordeel dat de nauwe uitleg die daaraan moet worden
gegeven met zich brengt dat Hatim R., Hicham el O. en Anis Z. met betrekking tot dit artikel
voor hun overige gedragingen moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
17.75
Tevens is gebleken dat onder meer Anis Z., Hicham el O. en Hatim R. aangesloten waren bij
ISIS. Daarna hebben zij in juli 2013 na de brief van al Zawahiri overleg gevoerd over het
overstappen van ISIS naar Jabhat al-Nusra. Daarna hebben onder meer Anis Z. en Hicham el
O. bewust de keuze gemaakt voor die overstap.536 Daarmee hebben zij een afspraak gemaakt
met het doel om voldoende concrete terroristische misdrijven voor die organisatie te gaan
plegen. Gelet op de al eerder gepleegde gevechtshandelingen en het meenemen van
vuurwapens naar Jabhat al-Nusra, kan ook worden gezegd dat deze afspraak voldoende
gemeend en definitief was. Aldus kan worden bewezen zij hebben samengespannen tot
moord, doodslag en het teweegbrengen van een ontploffing, telkens met een terroristisch
oogmerk.
17.76
Ten slotte hebben Hicham el O., Anis Z. en Hatim R. ervoor zorg gedragen dat anderen in het
strijdgebied in Syri werden gebracht door (te communiceren om) hen bij de grens met
Turkije op te halen. Zij hebben deze latere deelnemers aan de gewapende jihadstrijd in Syri
dan ook, al dan niet gezamenlijk, voorzien van gelegenheid en inlichtingen met het oogmerk
om deelname aan die gewapende jihadstrijd te bevorderen. Hatim R. heeft tevens met
hetzelfde doel een goederenlijst verspreid.

18 Deelneming aan een criminele (terroristische)


organisatie
Inleiding
18.1

Aan alle verdachten wordt verweten dat zij vanaf 1 januari 2012 tot 27 augustus 2014 hebben
deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft (terroristische) misdrijven te plegen.
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging zo dat de opsteller daarvan heeft bedoeld dat er
sprake is van n organisatie waarvan het oogmerk was het plegen van zowel terroristische als
gewone misdrijven en dat de deelnemers aan deze organisatie deels in Nederland en deels
in Syri actief waren.
18.2
Deelneming aan een (terroristische) criminele organisatie is strafbaar gesteld in de artikelen
140 en 140a Sr. Aan deze strafbaarstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de openbare
orde beschermd dient te worden tegen organisaties die beogen misdrijven te plegen. Het gaat
hier om een zelfstandig strafbaar feit. Het doet er niet toe of de misdrijven waarop de
organisatie het oog heeft zijn gepleegd dan wel pogingen daartoe zijn ondernomen of zelfs
maar strafbare voorbereidingen daartoe zijn getroffen. Evenmin is van belang of een
deelnemer aan de organisatie heeft meegedaan aan misdrijven welke door andere deelnemers
daaraan zijn gepleegd (of zijn gepoogd te plegen of voorbereid). Een persoon is strafbaar
vanwege alleen maar zijn deelneming aan een misdadige organisatie.
Organisatie, het juridisch kader
18.3
Met een organisatie in de zin van de artikelen 140 en 140a Sr wordt bedoeld een
samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en
tenminste n andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men moet
hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die
deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband
steeds dezelfde is.537
18.4
Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld
zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een
taakverdeling, een bepaalde hirarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve
vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.538
18.5
Naarmate samenwerking inniger en duurzamer is, zal eerder aan het vereiste van een
samenwerkingsverband met een zekere structuur zijn voldaan. Een dergelijk
samenwerkingsverband kan toevallig en in de loop der tijd ontstaan omdat men
"werkendeweg" ontdekt dat men een gezamenlijk doel heeft waarvan de realisering met
duurzame samenwerking gediend is. Zo'n samenwerkingsverband is niet afhankelijk van
regels, uitdrukkelijke afspraken of hirarchische verhoudingen, maar kan heel wel duurzaam
zijn en aan het werken aan een gemeenschappelijk doel een bepaalde structuur ontlenen.539
18.6

Is van een lossere vorm van samenwerking sprake - geen vaste deelnemers aan het
samenwerkingsverband, de deelnemers kennen elkaar maar ten dele - dan zal met name het
vereiste van het samenwerkingsverband kunnen meebrengen dat ook de onderlinge
verhouding tussen de deelnemers of enkele daarvan aan het samenwerkingsverband enige
structuur geeft.540 Het feit dat twee personen van een groep gedurende ongeveer dezelfde tijd
in een gestructureerd verband hebben samengewerkt, wordt voldoende geacht om ook de
overige personen van die groep te beschouwen als behorend tot de organisatie, zonder dat van
hen een dergelijke structuur in de samenwerking wordt vastgesteld.541
Is er een organisatie?

Organisatie in Nederland
18.7
De getuige-deskundige De Koning heeft verklaard dat hij de verdachten niet tot een strak
geleide organisatie zou rekenen, maar tot een netwerk van mensen die door overeenkomsten
in ideologie en vriendschapsbanden, bij elkaar kwamen en deelnamen aan specifieke acties en
activiteiten.542 Hij beschouwde Azzedine C. , Rudolph H., Oussama C. en Soufiane Z. in de
periode van na de zomer van 2012 tot en met de zomer van 2014 als de inner circle van dit
netwerk.543 Dit heeft hij gebaseerd op zijn gesprekken die hij afzonderlijk en gezamenlijk
met hen heeft gehad. De inner circle betrof mensen die veel met elkaar optrokken en, vaak in
een voorstadium, overlegden over activiteiten. Ook waren zij vaak initiatiefnemer of een van
de eersten om hun boodschap te verspreiden en activiteiten bekend te maken.544 De Koning
beschrijft Azzedine C. en Rudolph H. als de personen met voortdurend initiatief en
overwicht.545 De Koning had de indruk dat Oussama C. ook bij het overleg betrokken was,
maar niet als initiatiefnemer. Soufiane Z. zei altijd dat als ze een goede spreker wilden, ze
Oussama C. moesten vragen.546 Er werd door anderen ook over Oussama C. gesproken als
hun spreker, als hun vaste jongen, en hij werd gezien als een van de gezichten van de
groep.547 Oussama C. was iemand de ze er graag bij hadden.548 Er was ook een outer circle,
maar deze varieerde sterk: er zijn mensen bijgekomen en afgehaakt.549 Moussa L. behoorde
daartoe, net zoals aanvankelijk ook Jordi de J.. De Koning heeft dit afgeleid aan het feit dat
Moussa L. vaak bij activiteiten aanwezig was.550
18.8
De rechtbank overweegt dat uit de woorden van De Koning blijkt dat er een in juridische zin
sprake is geweest van een organisatie, waarbij over een langere periode innige
samenwerking heeft bestaan tussen in ieder geval de vaste kern van initiatiefnemers Azzedine
C. , Rudolph H. en Soufiane Z.. In juridische zin kunnen van de verdachten ook Oussama C. ,
Moussa L. en Jordi de J. als behorend tot het netwerk tot de organisatie worden gerekend. De
analyse van De Koning, die hij op basis van zijn eigen waarnemingen heeft getrokken, wordt
naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier.
18.9
Zo heeft Azzedine C. op 12 januari 2012 Stichting ingeschreven bij de Kamer van
Koophandel,551 met als bestuursleden Betrokkene 33552 (voorzitter), Azzedine C. 553
(secretaris) en Jordi de J.554 (penningmeester).555 De stichting werd door Rudolph H. op 2

mei 2012 in een brief aan een geestverwant omschreven als een overkoepelende stichting die
hun gezamenlijke al langer bestaande initiatieven (uit Stichting 1 voortgekomen) Stichting 2
en Stichting 3 faciliteerde. De websites van Stichting 3 en Stichting 2 stonden ook op naam
van Stichting.556 De stichting had tevens een apart draaiend Team Media dat de videos,
flyers, audio en website beheerde.557 Stichting hield zich bezig met het onderwijzen van
Arabisch, Quran, aqidah, ulum al Quran aan broeders en kinderen in Den Haag en omgeving
en hield zich bezig met het voorzien van studiemateriaal.
18.10
Voor al hun activiteiten huurden zij een pand in Den Haag. Dit bood hun de mogelijkheid om
te bidden, te studeren en gezamenlijk te eten.558 Dit pand aan de Adres in Den Haag werd
vanaf 1 april 2012 tot eind 2012 door Azzedine C. namens Stichting gehuurd.559 De Koning
schrijft in zijn rapport dat het pand al snel een hangplek werd voor diverse mannen uit het
door hem onderzochte netwerk en ook werd gebruikt voor lezingen.560 Het eigen pand gaf de
Haagse activisten ook de mogelijkheid om onder elkaar te zijn. Ze hoefden niet meer naar de
moskeen om lezingen te geven of bij te wonen, maar konden dat nu in eigen kring doen.561
Uit het dossier blijkt dat er in ieder geval lezingen waren georganiseerd met op 24 juni 2012
als spreker Betrokkene 41,562 met op 21 juli 2012 als spreker Betrokkene 42,563 met op 1
september 2012 als spreker Abu Yazied (Oussama C. ), met op 8 september 2012 als spreker
Abou Moussa (Azzedine C. ) en met op 6 oktober 2012 als spreker Betrokkene 43.564 Verder
lijken ook Soufiane Z.,565 Rudolph H. 566 en Moussa L.567 een lezing te hebben gegeven.
Azzedine C. heeft over de lezingen gezegd dat deze islamitische onderwerpen betroffen.568
18.11
Azzedine C. , Rudolph H. en Moussa L. hebben ter terechtzitting aangegeven min of meer
vaste bezoekers te zijn geweest van de Adres. Oussama C. en Jordi de J. hebben verklaard dat
zij een enkele keer in het pand zijn geweest.569 Azzedine C. heeft in zijn Commentaar op het
Zaaksdossier Organisatie verder aangegeven dat Hatim R., Betrokkene 13 en Betrokkene 12
in het pand kwamen en Betrokkene 11 en Betrokkene 10 wel eens in het pand zijn
geweest.570 Ter terechtzitting heeft Azzedine C. verklaard ook sterk het vermoeden te
hebben dat Betrokkene 4 wel eens op de Adres is gekomen.571 Uit het dossier blijkt verder
dat ook Betrokkene 43,572 Betrokkene 33, Betrokkene 44, Soufiane Z.,573 Betrokkene
45,574 Betrokkene 46575 en Betrokkene 47576 (tijdens lezingen) in het pand kwamen. Ter
financiering van het pand droegen sommige bezoekers maandelijks een bepaald bedrag af.
Ook vroeg Azzedine C. aan de bezoekers van lezingen een bijdrage. Er waren geschreven en
ongeschreven regels hoe de bezoekers zich in en bij het gebruik van de faciliteiten van het
pand dienden te gedragen.577
18.12
Aan het vanuit Stichting gefaciliteerde samenwerkingsverband Stichting 3 deden Azzedine C.
, Rudolph H., Betrokkene 43, Betrokkene 12, Moussa L., Hatim R., Betrokkene 47,
Betrokkene 45, Betrokkene 46 en Betrokkene 50 mee.578 Azzedine C. heeft in zijn
Commentaar op het Zaaksdossier Organisatie verder aangegeven dat Betrokkene 13 ook bij
Stichting 3 betrokken was.579 Uit het dossier blijkt dat ook Betrokkene 48 aan de activiteiten
van Stichting 3 heeft meegedaan.580 De activiteiten van Stichting 3 hebben in het publieke
domein plaatsgevonden tot in ieder geval juli 2012.581 De activiteiten van Stichting 3
bestonden uit het verrichten van dawah, het uitnodigen naar (meer begrip voor) de islam.582

18.13
Daarnaast werden er demonstraties georganiseerd door het eveneens door Stichting
gefaciliteerde samenwerkingsverband Stichting 2 . In het kader van Stichting 2 werden
demonstraties georganiseerd om onder meer te protesteren tegen de detentie van
moslimgedetineerden in Marokko, Nederland en Belgi en tegen de film Innocence of
Muslims.583 Deze demonstraties werden onder meer bijgewoond door Azzedine C. ,
Betrokkene 43, Rudolph H., Betrokkene 12, Betrokkene 47, Moussa L., Hatim R., Betrokkene
10, Soufiane Z.,584 Betrokkene 44, Abdellah Betrokkene 13, Betrokkene 33,585 Betrokkene
49586 en Betrokkene 46.587 De activiteiten van Stichting 2 hebben plaatsgevonden tot
december 2013.588
18.14
Nadat er een einde was gekomen aan de huur van de Adres hadden de (in Nederland
achtergebleven) bezoekers nog regelmatig contact met elkaar. Zo heeft Hatim R. op 15 mei
2013 de woning van Azzedine C. bezocht, alwaar ook Rudolph H. zich bevond589 en werd
op 11 juli 2013 Soufiane Z. waargenomen in het gezelschap van Moussa L. en Rudolph H.
.590 Uit registraties van de politie blijkt dat Azzedine C. en Betrokkene 1 op 16 juni 2013 in
gezelschap waren van Awad el Hadad.591 Ook werden er bijeenkomsten georganiseerd, waar
gezamenlijk werd gebarbecued en gevoetbald, zoals op 26 mei 2013, 1 september 2013 en 21
september 2013 bij Sporthal t Zandje en op 8 september 2013 aan de Hondiusstraat. Op 26
mei 2013 en 8 september 2013 werd (door Oussama C. ) ook een korte islamitische lezing
gehouden, die op 8 september 2013 in ieder geval ook betrekking had op de strijd in Syri.592
Op 1 en 8 september 2013 werd ook de ISIS-vlag (de rechtbank begrijpt: de zegelvlag)
getoond.593 Deelnemers aan deze bijeenkomsten waren onder meer Oussama C. , Azzedine
C. ,594 Soufiane Z., Rudolph H., Moussa L., Betrokkene 35 Betrokkene 6, Betrokkene 50,595
Betrokkene 46, Betrokkene 43,596 Betrokkene 5, Betrokkene 7597 en Betrokkene 51.598
18.15
Ook ontmoetten enkelen van hen elkaar bij Snackbar Frankies. Uit een tapgesprek van 2
oktober 2013 kan worden afgeleid dat Soufiane Z. samen met Betrokkene 1 en Azzedine C.
de dag ervoor bij Frankies had gezeten.599 Op 13 februari 2014 werd door de wijkagenten
vastgelegd dat zij regelmatig Azzedine C. , Betrokkene 1 en Betrokkene 52 bij Frankies zagen
praten en/of eten. Op 26 juni 2014 werd Betrokkene 1 wederom aangetroffen bij Frankies in
het gezelschap van Betrokkene 53, Betrokkene 54, Betrokkene 55, Betrokkene 51 en
Betrokkene 56.600 Ook Jordi de J. en Oussama C. hebben verklaard bij Frankies bijeen te zijn
gekomen.601
18.16
Uit de gevorderde historische telefoongegevens blijkt bovendien dat Azzedine C. , Soufiane
Z., Rudolph H., Oussama C. , Betrokkene 1, Jordi de J. en Moussa L. in de periode van 1
januari 2013 tot en met 30 juli 2014 het hieronder afgebeelde aantal telefonische contacten
met elkaar hebben gehad.
Azzedine
C.
Azzedine

Soufiane
Z.
479

Rudolph
H.
236

Oussama
C.
29

Kharbachi
139

Jordi de
J.
x

Moussa
L.
169

C.
Soufiane Z.
Rudolph H.
Oussama C.
Kharbachi
Jordi de J.
Moussa L.
18.17

479
236
29
139
x
169

115
115
23
423
90
5

x
25
x
x

23
x
9
25
2

423
25
9
x
30

90
x
25
x

5
x
2
30
x

In de periode dat de telefoons van Soufiane Z. (12 juli 2013 tot 14 januari 2014), Azzedine C.
(24 februari 2014 tot 15 juli 2014), en Oussama C. (29 november 2013 tot 25 juni 2014)
werden getapt, hebben de verdachten het hieronder afgebeelde aantal telefonische contacten
met elkaar gehad.
Azzedine
C.
Azzedine
C.
Soufiane Z.
Rudolph H.
Oussama C.
Kharbachi
Jordi de J.
Moussa L.
18.18

272
60
4-8
22
x
x

Soufiane
Z.

Rudolph
H.

Oussama
C.

Kharbachi

Jordi de
J.

Moussa
L.

272

60

4-8

22

100

50
x

303
x
22

x
x
28
x

5
x
2
x
x

100
50
303
x
5

x
x
x
x

22
28
2

x
x

De politie heeft hierbij tevens geconstateerd dat Soufiane Z. het meest contact had met
Betrokkene 1 en Azzedine C. . Dit contact was vrijwel dagelijks.602
18.19
Voor het verder uitbouwen van het verrichten van dawah is in april 2014 gestart met Project
DawaH. Dit project heeft geduurd tot juni 2014. In het kader van dit project werd
geflyerd.603 Uit de omstandigheden dat hij de uitnodiging heeft gestuurd voor de eerste
bijeenkomst voor Project Dawah,604 deze bij hem thuis was en hij ter voorbereiding daarop
een powerpointpresentatie heeft gemaakt en het eerste verslag heeft rondgemaild,605 leidt de
rechtbank af dat Azzedine C. daarin wel degelijk een aanjagende rol heeft gehad. Oussama C.
werd als emir van Project Dawah verkozen. Andere deelnemers van Project Dawah waren
onder meer Moussa L., Jordi de J.,606 Awad el Hadad,607 Ilias Geurtsen,608 Abdoul Nour el
Ousrouti en Betrokkene 56.609
Vertrek van een aantal groepsleden: organisatie in Syri
18.20
In december 2012 zijn Betrokkene 13 en Betrokkene 12 naar Syri afgereisd.610 In januari tot
en met maart 2013 kregen zij navolging van bezoekers van de Adres Betrokkene 33,

Betrokkene 11, Betrokkene 10 en Jordi de J.. Later zijn ook de aan de Adres of de daaruit
gefaciliteerde stichtingen te relateren Hatim R., Betrokkene 4, Betrokkene 44, Soufiane Z.,
Betrokkene 50, Betrokkene 47, Betrokkene 48 en Betrokkene 49 naar Syri afgereisd.611 De
Koning heeft verklaard dat hij van Soufiane Z. had begrepen dat de uitreizigers ervaringen
uitwisselden over wat zijn in Syri meemaakten.612 Ook heeft hij gezegd dat het thuisfront
aanvankelijk (tot halverwege 2013) wist bij welke groepering de uitreizigers zich hadden
aangesloten.613
18.21
De rechtbank is hiervoor al tot de conclusie gekomen dat Hatim R. uiterlijk eind mei 2013 is
uitgereisd naar Syri en daar sindsdien heeft deelgenomen aan de gewapende jihadstrijd. Hij
stond daar in nauw contact met onder meer Anis Z. en Hicham el O., die ook aan de strijd
deelnamen. Hatim R. had tevens contact met Betrokkene 33,614 terwijl Anis Z. ook weer
gebruik maakte van de telefoon van Betrokkene 10.615
18.22
Zowel Hatim R. als Anis Z. en Hicham el O. onderhielden ook afzonderlijk intensief
(telefonisch) contact met Soufiane Z.. In onderlinge contacten gaven zij onder meer
boodschappen aan elkaar door, bezochten zij andere strijders en bewaarden zij voorwerpen
voor en verstrekten zij voorwerpen aan elkaar, waaronder ook een laptop van Soufiane Z. en
een camera van Azzedine C. . Tevens is gebleken dat Soufiane Z. ook communiceerde via
conceptmails en door het praten via internet. Uit het Skype-account van Soufiane Z. blijkt
dat hij onder meer Betrokkene 33, Anis Z., Hatim R., Rudolph H., Hicham el O. en
Betrokkene 19 als contact had.616
18.23
Uit het dossier blijkt verder dat ook Azzedine C. contact onderhield met hen die naar Syri
waren vertrokken. Azzedine C. heeft zich immers in de media niet alleen opgeworpen als
woordvoerder van de Syrigangers,617 maar ook ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad
een groot aantal Syrigangers kende. Zijn in de media gedane uitspraak dat de Nederlandse
Syrigangers een hechte groep vormden, had hij ook van henzelf gehoord.618 Concreet kan
worden vastgesteld dat hij met Betrokkene 10, Betrokkene 12619 en Betrokkene 13620
contact heeft gehouden toen zij in Syri waren en daar deelnamen aan de gewapende strijd.
Dit laatste wordt bevestigd door de Skypehistorie op de bij Azzedine C. in beslag genomen
iPad.621 Uit deze Skypehistorie blijkt tevens dat er met die iPad contact is geweest met
Betrokkene 33.622 Ook Hatim R. heeft op een gegeven moment vanuit Syri gevraagd om
zijn telefoonnummer aan Azzedine C. te geven en aangegeven dat hij hem wilde spreken.623
18.24
Bovendien heeft Azzedine C. contact gehad met Hicham el O. toen deze in Syri verbleef. De
verklaringen van Azzedine C. en Hicham el O. dat zij onderling geen contact hadden, acht de
rechtbank namelijk ongeloofwaardig, nu de contactpersoon aburedouan1985 voorkwam in
het Skype-account van Azzedine C. .624 Bovendien zijn met de iPad van Azzedine C. onder
het Skype-account van Soufiane Z. gesprekken gevoerd met Hicham el O..625 Een
aanwijzing dat Soufiane Z. toen niet alleen was, kan worden gevonden in het bericht van
Soufiane Z. van 29 mei 2013 om 16:01 uur vanaf de iPad van Azzedine C. waarin wordt

gezegd dat hij bij broeders is, terwijl er nog geen acht minuten daarna contact werd gezocht
met Betrokkene 33 en Hicham el O..626 Daar komt nog bij dat in een tapgesprek tussen
Soufiane Z. en Betrokkene 21 wordt aangegeven dat Hicham el O. een camera van Azzedine
C. in zijn tas had zitten,627 Soufiane Z. in telefoongesprekken met Hicham el O. aan Abu
Moussa refereerde628 en Azzedine C. Hicham el O. de groeten deed toen Soufiane Z. met
hem aan de lijn was.629
18.25
Oussama C. heeft terechtzitting aangegeven dat hij in een Whatsappgroep zat met Hatim R.
en hij hem ook een lezing heeft gestuurd.630 Moussa L. zat ook in deze groepsapp. Oussama
C. heeft tevens telefonisch contact gehad met Betrokkene 4 toen deze in Syri verbleef.631
18.26
In december 2013 is ook Soufiane Z. afgereisd naar Syri.632 Uit het dossier volgt dat hij ook
daarna nog (telefonisch) contact heeft gehouden met in ieder geval Azzedine C. en Rudolph
H. .633 Hiervoor is al overwogen dat Soufiane Z. in 2014 in Syri in contact stond met in
ieder geval Hatim R., Anis Z. en Betrokkene 33.
Online activiteiten en contacten
18.27
Naast de onderlinge contacten en ontmoetingen zoals hiervoor beschreven, vond er ook veel
onderling contact plaats door (openbare) communicatie op het internet. Daartoe creerden en
onderhielden de verdachten en overige in het dossier voorkomende personen, die zich zowel
in Nederland als in Syri konden bevinden, vanaf eind 2012 websites en accounts op social
media.
18.28
Stichting was in eerste instantie naast van de hiervoor al genoemde websites van Stichting 2
en Stichting 3 ook de registrar van www.dewareligie.nl (hierna: DWR).634 Deze website
werd in april 2013 door Rudolph H. begonnen.635 De Koning meende dat DWR een
voorzetting was van de activiteiten op straat en vermoedde dat er meerdere personen achter
DWR zaten in de vorm van beheerders, schrijvers en mensen die andere aanjoegen om een
stuk te schrijven.636 Soufiane Z. en Azzedine C. hebben aan die website bijdragen geleverd
in de vorm van columns.637 Ook werden in juni 2013 met zijn toestemming lezingen van
Oussama C. op DWR geplaatst.638 Dit gebeurde ook op het eveneens door Rudolph H.
opgestarte Radio Ghurabaa.639 Op 28 februari 2014,640 12 maart 2014,641 20 maart
2014,642 19 juni 2014643 en 24 juni 2014644 hadden Azzedine C. en Rudolph H. overleg
over (het naar buiten treden namens) DWR en Radio Ghurabaa. Rudolph H. heeft verklaard
dat DWR was gekoppeld aan Twitter en Facebook, waardoor daarop automatisch een bericht
met een link werd geplaatst als een artikel werd gepubliceerd.645
18.29
Op DWR werd vanaf 9 december 2013 tot en met in ieder geval 30 april 2014 via een katern
alle berichten getoond van Facebookpagina Shaam al-Ghareeba,646 waarvan Azzedine C. een

van de redacteuren was.647 Ook werd op DWR verwezen naar Radio Ghurabaa.648 Shaam
al-Ghareeba verwees op zijn beurt weer naar DWR, maar ook naar Radio Ghurabaa en de
Facebookpagina Shaam al Malaahim, waarvan Soufiane Z., de beheerder en woordvoerder
was.649 Ook namen Shaam al-Ghareeba, De Ware Religie en Shaam al Malaahim artikelen
van elkaar over650 en nam Shaam al-Ghareeba een bericht over van Nusrah bil-Jihaad, het
Youtubekanaal van Oussama C. .651 Daarnaast zijn Shaam al-Ghareeba en DWR een
samenwerking aangegaan gericht op het verzamelen van vragen over de jihadstrijd in
Syri.652 Azzedine C. verwees op zijn eigen Facebookaccount en Twitteraccount naar DWR
en Shaam al-Ghareeba als websites die de bewuste moslim moest volgen.653 Oussama C.
postte op zijn eigen Facebookaccount weer een link van Shaam al-Ghareeba.654
18.30
Daarnaast waren ook de persoonlijke Facebookaccounts van onder meer Azzedine C. ,
Rudolph H., Soufiane Z., Oussama C. , Hatim R., Moussa L. Betrokkene 1 en Betrokkene 33
(onderling) met elkaar bevriend. Op sociale media werden berichten van elkaar gedeeld,
geliket en becommentarieerd.655 Tevens waren Azzedine C. en Soufiane Z. beheerders van
de op 7 april 2014 aangemaakte geheime Facebookgroep Werkgroep Shaam.656 Rudolph H.,
Hatim R. en Betrokkene 33 waren lid van deze groep waarop de ontstane fitaan in Shaam
konden worden bespreken en verschillende inzichten daarover konden worden gedeeld.657
Tussenconclusie: gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband
18.31
Uit het voorgaande ontstaat het beeld van een groep met een duurzame vaste kern bestaande
uit Azzedine C. , Rudolph H. en Soufiane Z. die het initiatief namen voor en overleg voerden
over hun activiteiten. De activiteiten hadden in zoverre hetzelfde doel dat ze op een of andere
manier bezig waren met (het verspreiden van) de islamitische boodschap658 en de strijd in
Syri. Hun geloof en gezamenlijke opvattingen brachten hen zowel fysiek als virtueel bij
elkaar waarbij zij in georganiseerd verband activiteiten organiseerden, zoals het doen van
dawah, het organiseren van demonstraties, het verzorgen van lezingen en het houden van
bijeenkomsten. Deze activiteiten trokken een wisselende groep aan geloofsgenoten, zoals
onder meer Oussama C. , Hatim R., Moussa L. en Jordi de J.. De groep had tevens contact
met hun naar Syri uitgereisde groepsleden, waaronder Hatim R. en later Soufiane Z.. Met
deze en andere Syrigangers met wie Hatim R. en Soufiane Z. samenwerkten, zoals onder
meer Hicham Hicham el O. en Anis Z., wisselden zij informatie uit, die ook weer werd
gebruikt bij het opzetten en versterken van elkaars activiteiten op internet, met name op
sociale media.
18.32
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er, zij het in soms wisselende verbanden,
mede doordat sommigen naar Syri reisden - waarvan een aantal terugkeerde en een aantal
aldaar kwam te overlijden - in de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met september 2014
sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Hoewel de soms wisselende
verbanden en verandering van rollen maakten dat er sprake was van een lossere vorm van
samenwerking, ontleende de organisatie zijn structuur aan haar vaste kern, bestaande uit
Azzedine C. , Soufiane Z. en Rudolph H., die gedurende de gehele ten laste gelegde periode
veelvuldig en op geordende wijze met elkaar hebben samengewerkt. Aldus is er sprake

geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband en daarmee van een


organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
18.33
De rechtbank merkt op dat Oussama C. pas voor het eerst in beeld komt in mei 2013 en op 24
juni 2014 is opgepakt. Voor Jordi de J. geldt dat hij niet bij de groep betrokken was voor het
einde van 2013. Zijn enkel papieren functie bij Stichting en een sporadisch bezoek aan de
Adres, zonder concrete deelname aan (online) activiteiten, zijn daarvoor niet voldoende. Ook
Anis Z. en Hicham el O. zijn voor mei 2013 niet bij de organisatie in beeld. Dit geldt voor
Hicham el O. ook voor de periode na augustus 2013. De rechtbank heeft ook niet kunnen
vaststellen dat Anis Z. na november 2013 nog met de organisatie heeft samengewerkt. Dit
betekent dat Oussama C. , Jordi de J., Hicham el O. en Anis Z. voor en na de genoemde
periodes niet tot het samenwerkingsverband kunnen worden gerekend.
18.34
Het dossier bevat voorts onvoldoende aanknopingspunten dat Imane B. ook behoorde tot de
organisatie. De rechtbank acht haar relatief kortdurende contact met Azzedine C. in de vorm
van een huwelijk, de totale afwezigheid van contacten met anderen die tot de organisatie
behoorden (zowel fysiek als online) en de zeer beperkte bijdrage die zij aan de activiteiten van
Azzedine C. heeft geleverd van onvoldoende substantie om van samenwerking in het kader
van de organisatie te kunnen spreken.
Oogmerk tot het plegen van misdrijven, het juridisch kader
18.35
Voor een bewezenverklaring van art. 140 Sr is daarnaast vereist dat de organisatie het
oogmerk moet hebben om misdrijven te plegen. Met het oogmerk wordt primair gedoeld op
het naaste doel: datgene dat men zich als direct gewild voorstelt.659 De organisatie hoeft
echter niet in het leven te zijn geroepen tot het plegen van misdrijven. Het is ook niet vereist
dat het plegen van misdrijven de uitsluitende bedoeling of de voornaamste bestaansgrond van
de organisatie is.660 Met andere woorden: de criminele organisatie behoeft niet een louter
misdadige hoofddoelstelling te hebben, zij kan ook mede een legaal doel hebben.661 De
organisatie kan ook het oogmerk hebben om misdrijven te plegen indien deze misdrijven
worden gepleegd ter verwezenlijking van een oorbaar of in de voorstelling van de organisatie
edel einddoel.662
18.36
Het bijzondere aan artikel 140a Sr, de criminele terroristische organisatie, is dat er een dubbel
oogmerk is vereist: er moet een oogmerk zijn tot het plegen van misdrijven met een
terroristisch oogmerk, zoals hiervoor beschreven. Voor een bewezenverklaring voor de
criminele terroristische organisatie moet het naaste doel dus zijn gelegen in het plegen van
terroristische misdrijven.663
18.37

Voor het bewijs van het oogmerk zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven
die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of
gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge
verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers
binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de
organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog
op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.664
Wat is het oogmerk van de organisatie?
18.38
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat het oogmerk, het naaste doel van de hiervoor
beschreven organisatie was. Daarbij acht de rechtbank het van belang om op te merken dat
daarbij niet op de losse (officile) en elkaar opvolgende geledingen wordt gedoeld, maar op
de bredere overkoepelende organisatie, waarvan Azzedine C. , Rudolph H. en Soufiane Z. de
vaste kern vormden.
18.39
Een tweede opmerking die de rechtbank daarover wil maken is dat een deel van de hiervoor
genoemde activiteiten van de organisatie onmiskenbaar legaal waren. Het staat immers buiten
kijf dat activiteiten als (straat)dawah, het schrijven van columns en het organiseren van
demonstraties, ook in indringende vorm, in principe worden beschermd door de vrijheid van
godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. In die activiteiten kan weliswaar een aanwijzing
worden gevonden voor een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband, maar niet
voor enig onoorbaar oogmerk Ter nuancering merkt de rechtbank overigens op dat er tijdens
(een deel van) die activiteiten door het scanderen van leuzen op demonstraties en het
meenemen van posters,665 vlaggen, hoofdbanden en tassen666 wel openlijk werd geflirt met
personen en organisaties, waarvan zij wisten dat het overgrote deel van de bevolking deze
associeerde met terrorisme.
18.40
Een derde voorafgaande opmerking moet zijn dat het oogmerk van een organisatie moet
worden afgeleid uit de gedragingen van de verdachten in het kader van de organisatie en het
gezamenlijk handelen vanuit de organisatie, zij het dat daarbij betekenis kan toekomen aan
door hen gedeelde opvattingen.667
18.41
De rechtbank zal daarom met nadruk op basis van de gedragingen van de verdachten en
handelingen namens de organisatie moeten bezien of deze, naast legale doelen, ook tot
naaste doel had om mensen aan te sporen om deel te nemen aan de gewapende jihadstrijd in
Syri aan de kant van terroristische organisaties, deze strijd te bevorderen of strijders te
faciliteren, zoals aan de verdachten ten laste is gelegd. Daarvoor bevat het dossier enkele
(objectieve) aanwijzingen, waarvan er meerdere kunnen worden gevonden in de op 17 en 18
mei 2014 gevoerde OVC-gesprekken (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie) tussen leden
van de vaste kern Azzedine C. en Rudolph H. en Betrokkene 1. Betrokkene 1 is uiteindelijk in
augustus/september 2014 naar Syri vertrokken.668 Het andere lid van de vaste kern,

Soufiane Z., bevond zich op dat moment al in Syri. De andere bewijsmiddelen betreffen de
getuigenverklaringen van De Koning en Getuige 1 en de telefonische en digitale
communicatie tussen de verdachten, de bij hen aangetroffen goederen en hun reisbewegingen.
140 Sr ad A en B: Oogmerk tot opruien en verspreiding van opruiende geschriften?
18.42
De rechtbank stelt voorop dat in dit vonnis Rudolph H. (De Ware Religie, Radio Ghurabaa,
Twitteraccount Abu Suhayb, Facebookaccount Shaam al-Ghareeba), Azzedine C.
(Facebookaccounts Abu Moussa, Bakr Haditha en Shaam al-Ghareeba en Twitteraccounts
Abe Moussa en Ab0Mousa), Oussama C. (Youtubekanaal Nusra bil-Jihaad en
Facebookaccount Abou Yazeed), Moussa L. (Facebookaccount Abu Ilyas en Twitteraccount
Abu Ilyas) en Hatim R. (Facebook- en Twitteraccount Abou Hatim La Haye) worden
veroordeeld voor het veelvuldig opruien tot (en/of het verspreiden van opruiende geschriften
waarin werd oproepen tot) het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri (aan de kant
van terroristische organisaties). Hoewel daar wel een stelselmatigheid van het verrichten van
activiteiten kan worden afgeleid, kan daaruit niet zonder meer volgen dat ook het oogmerk
van de organisatie daarop was gericht. Daarvoor dient immers ook vast komen te staan dat er
in de organisatie sprake was van een onderlinge verdeling van werkzaamheden en/of een
onderlinge afstemming van en/of planmatigheid met betrekking tot activiteiten met het doel
om op te ruien.
Gezamenlijke strategie: wetenschap van inhoud, afstemming en overleg
18.43
Zoals hiervoor overwogen verwezen de (sociale) mediakanalen van Rudolph H., Azzedine C.
en Soufiane Z. veelvuldig naar elkaar, prezen zij elkaar aan, namen zij berichten van elkaar
over, verspreidden zij (opruiende) berichten van elkaar en leverden zij inhoud aan elkaar aan.
Bovendien trad Azzedine C. voor enkele kanalen van Rudolph H. naar buiten als
contactpersoon. Dit wijst minimaal op een onderlinge wetenschap, onderlinge benvloeding
en afstemming van hun werkzaamheden ten aanzien van hun (opruiende) uitingen. Dat
Rudolph H., Azzedine C. en Soufiane Z. ook daadwerkelijk van de (globale) inhoud van
elkaars kanalen en activiteiten op de hoogte waren en elkaar daar ook op wezen, blijkt ook uit
de inhoud van gesprekken die zij daarover hebben gevoerd.
18.44
De rechtbank acht in dit kader het onder meer het volgende fragment uit een OVC-gesprek
van 18 mei 2014 illustratief:
Azzedine: Ja en ik heb net... heeft eeh ... trouwens die Ibn Mohammed volgens mij, met zo'n
witte zegel...
Rudolph H. : Ja .. .
Azzedine: dat is ook een van de redacteuren van Shaam al-Ghareeba. Je herkent mijn
schrijfstijl wel toch, en die van Sehmet (fon.)?

Rudolph H. : Ja
Azzedine: maar er is ook nog een ander broeder bij.
Rudolph H. : En Ibn Mohammed, is hij Dawla of Jabha?
Azzedine: Hij is Dawla. (onduidelijk) ik zeg wat ben jij? () Wie denk je dat haq is? Wat
zijn jouw bronnen? Hij zegt (onduidelijk) dat Dawla gelijk heeft. Ik zeg ok. Maar hij is alleen
redacteur he.669
18.45
De rechtbank leidt uit dit fragment af dat Azzedine C. weet wie de andere redacteuren van
Shaam al-Ghareeba zijn. Ook kan hieruit worden opgemaakt dat Rudolph H. bekend is met de
inhoud van Facebookpagina Shaam al-Ghareeba, omdat hij de schrijfstijl van de verschillende
redacteuren herkent. Bovendien suggereert de vraag is hij dawla of jabha? dat men als
redacteur f achter Jabat al Nusra f achter ISIS stond, welke organisaties op dat moment
beide als terroristisch werden aangemerkt. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat 296
berichten van de Facebook Shaam al Ghareeba opruiend waren en dat deze door Rudolph H.
via DWR zijn verspreid.
18.46
De rechtbank acht ook het volgende tapgesprek tussen Azzedine C. (NN) en Soufiane Z. op
10 november 2013 relevant:
NN: Heb je die nieuwe vlag gezien
S: Welke nieuwe vlag?
NN: Van Jabha(fon)
S: Nee man
NN: Misschien via Alkaida Aljihad (de strijd) in het land van Shaam (Syri) God mag het
weten
S: Serieus?
NN: Maar ik weet niet of dat helemaal precies waar is.
S: Dus je gaat niet naar Frankie komen?
NN: Nee man ben net binnen, kan niet maken dat ..... (niet te verstaan)
S: Oke dan spreek ik nog. Stuur mij die ding via Facebook, dan kan ik daar670 naar kijken.
NN: Ik heb op Betrokkene 51 (fon) gezet, je kan op telefoon van drie broeder kijken.
S: Oke dat is goed671

18.47
Op 10 november 2013 werd er door Shaam al-Ghareeba een bericht geplaatst over een
mogelijke naamsverandering van Jabat al Nusra in Al Qaeda organisatie in het land van
Shaam. Daarbij werd de foto van een vlag geplaatst.672 De rechtbank leidt uit de combinatie
van het gesprek en het bericht af dat ook Soufiane Z. van het bestaan en de inhoud van Shaam
al-Ghareeba op de hoogte was, hetgeen wordt bevestigd door de hiervoor aangetoonde
verbanden.
18.48
Naast wetenschap van elkaars (opruiings)activiteiten vindt er ook overleg plaats over een
gezamenlijke activiteiten en strategie. De rechtbank acht in dit kader het volgende OVCfragment van belang:
Azzedine C. : Maar ga je het dan ook produceren als productie van de ware religie?
Rudolph H. : Nee, nee, ik maak het onder Abu Said, want als je het onder de ware religie
doet, dan krijg je weer van wie wij zijn, en wie zij zijn, en wie dat stuk dan heeft geschreven.
Het mooie zou zijn dat ik het kan gebruiken, dat ik het vrijwillig doe en niet vanuit school,
vanuit scriptie ofzo. . Dat zou mooi zijn.
Azzedine C. : Ja, ja, ja,
Rudolph H. : En lukt dat niet, dan lukt dat niet. Maar je hebt altijd, tja, zulke dingen moet niet
vanuit de ware religie doen. Dat is meer voor de .. ntv ..
Azzedine C. : Nee maar laten we vooral productie eruit laten, maar wordt gepresenteerd door.
Rudolph H. : Ja, maar het probleem daarbij is, dan ben je gelijk fout. Dan loop je allemaal
interviews te doen. En dat ze dan gelijk weten wie we zijn. Snap je, maar al je alleen
interviews doet met 10, 20 mensen, maar als er staat productie van, dan is het gelijk van "ow
dan ben je dus wel een van hun!"
Rudolph H. : lk heb met de ware religie een beetje met hem gesproken.
Azzedine C. : Want hij weet, Abu Said en Abu Moussa zitten er achter. Dus hij zegt, ik weet
wel dat Abu Moussa hier achter zitten.
Azzedine C. : Heeft tie gezegd??
Rudolph H. : Ja, en Abu Fer (fon.) en Abu Said want jij hebt een zoontje gekregen.673 Dus ik
zeg tegen hem op de ware religie, .. ntv ..,maar hij weet gewoon, hij weet donders goed.
Azzedine C. : Hij denkt het te weten.
Rudolph H. : Hij weet dat wij slim genoeg zijn, om die discussie niet te voeren, om te zeggen
dat wij dat niet doen
Kharbachi zegt: jullie mogen alles posten, ik kan niet met jullie concurreren.674

18.49
De rechtbank leidt uit het gesprek af dat er overleg plaatsvindt over een productie, waarbij er
afstemming plaatsvindt over of dit via DWR of op persoonlijke titel van Rudolph H. moet
(Abu Said). Ook wordt er gesproken voor welke producties DWR geschikt is. Betrokkene 1
geeft Azzedine C. en Rudolph H. zijn instemming om alles te publiceren, omdat hij niet met
hen kan concurreren.
18.50
In het kader van het voornoemde overleg over strategie acht de rechtbank het volgende OVCgesprek tussen Betrokkene 1, Azzedine C. en Rudolph H. ook relevant:
Mounir: Jongens, weten jullie wat jullie daar eigenlijk moeten zetten, bij (onduidelijk)
moslim? Om te dansen, dat is iets persoonlijks tegen Abdelkarim (fon.), maar is eigenlijk een
heel directe reclamespot, moet je zeggen, moslims gaan dood (onduidelijk) moet je een
filmpje maken met dingen over Bashar Assad, al die geslachte kinderen ...
Azzedine: Ja, maar dat hebben we al!675
Mounir praat verder over wat er in het filmpje zou moeten
Mounir ... en wat moslims hier doen. Zij dansen, alsof er niks aan de hand is.
Azzedine: Ja daarom, weet je wat (onduidelijk) mensen (onduidelijk) video zetten
Mounir: Ik kan dat niet. Als ik dat kon, dan had ik dat gedaan. Dit is iets wat ik zelfstandig
thuis kan doen, weet je, dan had ik het wel gedaan
Rudolph H. : Ja, die reactie (onduidelijk) heel veel mensen gekregen ook, hoe kunnen we nog
blij zijn als we weten wat er allemaal in Shaam gebeurt, die reacties liggen voor het oprapen.
Mounir: (onduidelijk) broeder die goed omgaat met die programma knippen en plakken
(onduidelijk). Bij sommige mensen werken plaatjes en televisie goed deze tijd. Je weet dat ze
iets vertellen. Een plaatje ... snap je abu Said
Rudolph H. : Ja
Mounir: .. . een filmpje vertelt soms ook wat. Zonder wat te zeggen, alleen naar kijken. Een
filmpje geeft ook een boodschap (onduidelijk) de kunstwereld. Een schilderij, die moet
zogenaamd wat zeggen.
Rudolph H. : Ja
Mounir: Een filmpje wil wat zeggen. Je ziet moslims dansen aan de ene kant van de wereld ...
dan doe je bijvoorbeeld ... alsof je een wereldkaart maakt. .. dan doe je in Centraal Afrika676
18.51

De rechtbank leidt uit dit fragment af dat er wordt overlegd over de inhoud van een te
produceren filmpje met beelden van door het leger van Assad afgeslachte kinderen. Daarop
reageert Azzedine C. dat zij (we) dat al hebben, welke meervoudsvorm wijst op een
gezamenlijke uiting (van de organisatie). Bovendien wordt er in strategische zin gesproken
over de boodschap van een filmpje en de kracht van het beeld.
18.52
De rechtbank ziet ook in het volgende OVC-fragment een aanwijzing voor een gezamenlijke
strategie:
Rudolph H. zegt dat al-Jabha al-Islamiyya ook een statement heeft gemaakt.
Azzedine zegt dat Rudolph H. daar geen aandacht aan moet geven.
Rudolph H. zegt dat hij dat ook niet doet, maar dat hij het gewoon aan het lezen is.
Azzedine vertelt dat ze inderdaad op al-Jazeera zijn gekomen. Af en toe ziet hij abu Jazeed
hun aandacht geven.677
18.53
Het gesprek hierover gaat even later als volgt verder:
Rudolph H. leest de verklaring van jabha islamiyya. Ze kiezen hun woorden zorgvuldig, vindt
hij. In de verklaring wordt gesteld dat de Syrische revolutie als ultieme politieke doel heeft
om Assad weg te krijgen.
Rudolph H. : 'Het is niet alleen politiek gezien dat je hem niet mag, het is ook qua ideologie
toch?
Mounir: 'ja'
Rudolph H. : 'Of mag je hem, of vind je hem ... het is een prima kerel buiten politiek of zo ... '
Mounir: 'Waarom zeggen ze niet een religieus doel?
Rudolph H. : 'Ja, een religieus doel, ideologisch doel, of gewoon ethisch doel. Gewoon het
feit, deze man is gewoon niet meer, die kun je niet accepteren. Politiek gezien. Als je
bijvoorbeeld hoort dat Geert Wilders na alle debatten gewoon weer een biertje gaat drinken
met die Pechtold terwijl ze elkaar in de camera keihard aanvallen. Dat is super hypocriet
natuurlijk, daar lijkt dit op. Weet je, binnen de politiek mogen we elkaar niet, erbuiten zijn we
beste vrienden of zo'.
Azzedine: 'Daar doen wij niet aan mee.678
18.54
De rechtbank leidt uit het voorgaande fragment af dat Azzedine C. tegen Rudolph H. zegt dat
hij, anders dan hij van Oussama C. (kennelijk openlijk) heeft gezien, geen aandacht moet

geven aan (de verklaring van de) groep Jabhat al-Islamiya. Daarmee wordt er overleg gevoerd
over met welke partijen wordt gesympathiseerd en de openlijke steun van Azzedine C. ,
Rudolph H. en Betrokkene 1 verdienen (en welke partijen en personen uitdrukkelijk niet).679
Concrete gevallen
18.55
Tevens blijkt dat er afstemming en overleg heeft plaatsgevonden tussen Rudolph H.,
Azzedine C. en Soufiane Z. over het verspreiden van enkele concrete door de rechtbank als
opruiend beoordeelde berichten. Ook hebben zij elkaar daarover van advies voorzien en
hebben zij gesproken over het effect dat de berichten zouden hebben.
Betrokkene 25
18.56
Op 11 november 2013 belt Anis Z. naar Soufiane Z. met de mededeling dat de benen van
Betrokkene 25 (Betrokkene 25) eraf zijn geschoten door een tank. Soufiane Z. antwoordt dat
Anis Z. hem via internet moet bellen zodat ze kunnen praten.680
18.57
Op 25 november 2013 om 11:52 uur stuurt Azzedine C. aan Soufiane Z. een sms-bericht met
de inhoud Wat is nummer van abu bakr zijn broertje?.
18.58
Op 25 november om 11:53 uur stuurt Rudolph H. een sms-bericht naar Soufiane Z. met de
inhoud: Geef Abou Moussa nog een het tel nr van de familie. Anders kan hij niet met ze
bellen.
18.59
Azzedine C. heeft daarna contact gelegd met de broer van Betrokkene 25 en hem gevraagd of
hij het goed vond als DWR er een nieuwsbericht plaatste over zijn overlijden. Hij heeft het
positieve antwoord doorgegeven aan DWR.681
18.60
Op 25 november om 14:49 uur belt Soufiane Z. met Rudolph H. . Soufiane Z. vraagt of er al
nieuws is, of Abou Moussa al met de familie heeft gesproken. Rudolph H. antwoordt dat er
akkoord is gegeven voor Betrokkene 25, die is online gezet.682 Soufiane Z. zegt dat Rudolph
H. hem misschien de woordvoerder van de Nederlandse Jihadien kan noemen. Rudolph H.
antwoordt dat hij dat al heeft gedaan. Rudolph H. zegt dat er al wel twitterberichten zijn, nog
niet heel veel, maar dat het ook pas een uur online is. Rudolph H. zegt dat hij de foto die
Soufiane Z. hem gaf, heeft gebruikt. Soufiane Z. vraagt of er ook bij staat dat die andere twee
shahid zijn geworden. Rudolph H. zegt van niet omdat de bevestiging van de familie er nog
niet is.

18.61
Uit onderzoek bleek dat op DWR op 25 november 2013 een artikel is verschenen met de kop
Zevende Nederlandse mujahied in Syri verkrijgt martelaarschap. Bij het artikel is een
afbeelding geplaatst van een man die werd herkend Aboubakr Betrokkene 25. Op de foto staat
Betrokkene 25 afgebeeld met een mitrailleur in zijn handen waarbij kennelijk paradijselijke
afbeeldingen zijn geplaatst. Uit het artikel is op te maken dat Betrokkene 25 twee weken
geleden zwaar gewond raakte en daarna aan zijn verwondingen is overleden.683 Verder
bevatte het artikel de volgende tekst:
Betrokkene 25 woonde in Delft en was een succesvolle zakenman, maar besloot ongeveer een
jaar terug de oproep van de islamitische gemeenschap in Syri niet langer te negeren. Hij
vertrok samen met Abu Walae, die eerder ook het martelaarschap verkreeg. Betrokkene 25
had nooit het plan om terug te keren naar Nederland. Hij wilde ofwel helpen met de
implementatie van de sharia in Syri, dan wel op het pad van Allah sterven. "Je gaat toch een
keer dood, dus dan zou het geweldig zijn als je voor een nobel doel sterft," aldus Betrokkene
25 in het interview. "Wij weten ook uit de overleveringen dat alle zonden worden gewist bij
de eerste druppel bloed die je laat vallen op het slagveld als Martelaar, dus je kijkt zelfs uit
naar deze druppel." Deze woorden bracht hij in praktijk toen hij zwaargewond raakte bij een
slag. Ondanks de pijn die hij had, was hij tevreden met de wil van AllaH. Deze tevredenheid
steeg toen hij in zijn dromen de blijde tijdingen kreeg.684
18.62
Azzedine C. deelde op 30 november 2013 een (Engelse) vertaling van het artikel op DWR
met daarbij ook de door DWR gebruikt afbeelding.685
18.63
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat er via Anis Z. informatie uit Syri is
doorgespeeld aan Soufiane Z., die de informatie weer door heeft gespeeld aan Rudolph H. en
Azzedine C. . Er heeft een duidelijk verdeling van werkzaamheden plaatsgevonden, waarbij
Azzedine C. ondersteunende handeling heeft verricht door de familie van Betrokkene 25 om
toestemming te vragen om een bericht op DWR te mogen plaatsen. Soufiane Z. en Rudolph
H. hebben daarna de inhoud en vorm van het bericht afgestemd. Bovendien hebben zij
overleg gehad over het effect en het bereik van dit in Hoofdstuk 12 (in verschillende
varianten) al opruiend geachte bericht. Deze opeenvolgende handelingen duiden bovendien op
een planmatige aanpak.
Plaatjes
18.64
Gevraagd naar de verspreiding van plaatjes heeft De Koning aangegeven dat deze zich heel
snel konden verspreiden, met name op Twitter, ook onder mensen uit de omgeving.686 De
Koning heeft verder verklaard dat Soufiane Z. tegen hem heeft gezegd dat de plaatjes met
daaronder teksten als jongeren met toekomstplannen aanmoedigend waren bedoeld.687
18.65

Zo verscheen op 1 april 2014 op Shaam al-Ghareeba een afbeelding met daarop vier
gewapende mannen met militaire uniformen met bivakmutsen, met op de achtergrond een
man op een auto met artillerie en de tekst Jongeren met toekomstplannen.688 Gelet op
hetgeen hiervoor is overwogen, is dit bericht ook verschenen in het venster op DWR.
18.66
Op 13 april 2014 stuurde Soufiane Z. de volgende tweet met daarbij deze zelfde afbeelding:
Nederlandse Mujahideen in Syri, hoe bedoel je geen toekomst? Onze toekomst ligt in het
paradijs! Shaam al-Malaahim!689
18.67
Nog diezelfde dag werd dit bericht geretweet door Rudolph H. .690
18.68
In Hoofdstuk 12 is deze door het door Azzedine C. (mede)beheerde Shaam al-Ghareeba
geplaatste, door Rudolph H. verspreidde, en door Soufiane Z. en Rudolph H. overgenomen
afbeelding als opruiend beoordeeld. Ook uit deze gang van zaken blijkt de onderlinge
benvloeding en versterking door het verspreiden van opruiende berichten.
Salilu Sawarim deel 4
18.69
De rechtbank acht in dit kader het volgende OVC-fragment van belang:
Azzedine vraagt of Rudolph H. "Salil al Sawarem heeft gezien.
Rudolph H. heeft hem niet gezien.
Mounir vraagt of Azzeddine de film gedownload heeft. Mounir vertelt over het filmpje van
een uur in HD-kwaliteit. Het begint met een mooie koran recitatie over van de wolken naar
beneden schijnen, waarna de camera naar beneden gaat alsof je in een drone naar beneden
gaat, boven Rabbat. Amerika gaat kapot. Kuffaar gaan kapot door dit filmpje.
Rudolph H. kijkt het wel als hij wifi heeft.
Azzedine: Weet je waar zij bang voor zijn met moslims? Als moslims alleen maar de
inspiratie van zeg maar eeh, hoe heet dat eeh, van iets willen gaan doen. Hoe heet dat Abu
Said, als je iets wil gaan doen?
Mounir: De intentie hebben?
Rudolph H. : Eeeh, ambitie?
Azzedine: Ja, ambitie. Als ze alleen al zien datje moslim bent met ambitie ben je al een
gevaar. Dan weten ze, klaar! Of we moeten jou down gaan maken, of jij gaat ons down

maken. Want als jij de leiding gaat volgen wat jouw eeh, wat jou vooraanzicht, klaar. Dat
weten zij ook heel goed he! Wij bedreigen Vaticaan, oooh, ze hebben meteen (ntv). Ze nemen
het echt serieus.691
18.70
Het gesprek hierover gaat even later als volgt verder:
Mounir vraagt of "Salil al Sawarem over Irak of Shaam gaat? (onduidelijk) Aaah lekker terug
naar huis, heb je internet. (onduidelijk) Wordt waarschijnlijk over een filmpje met een drone
gesproken met landerijen.
Mounir vraagt: 'heb je ze nog gedropt op facebook'.
Rudolph H. of Azzedine zegt: 'Ja overal'. (onduidelijk) Het doel is 1 officieel kanaal he.
(onduidelijk) ja net over de honderden retweets. (onduidelijk)692
18.71
Op 17 mei 2014 om 10:47 uur twitterde Rudolph H. middels het account van DWR:
Facebook heeft de pagina Shaam Ghareeba II offline gehaald. Ze hebben echter al een nieuwe
pagina online. Kijk hier: link693
18.72
Gelet op de datum en de titel van de film wordt in dit gesprek gesproken over de film Salilu
Sawarim deel 4, naar welke film door Shaam al-Ghareeba (3) inderdaad op 17 mei 2014 om
18:26 uur een link werd gedeeld met daarbij de volgende status:
De beste gekste Jihad actie film ooit! Saleel Sawarim 4!694
18.73
Azzedine C. heeft op 18 mei 2014 bovendien een link op zijn Facebookaccount geplaatst met
daarbij het bericht:

Broeders mijn advies is om deze video te bekijken. Islamitische Staat Irak en Shaam levert
een prachtige video van hun werken om de Moslims te dienen in Irak en Syri". Deel 4 van de
buitengewone serie Salilu Sawarim.695
18.74
Uit onderzoek bleek dat er op 20 mei 2014 ook een bericht met een link naar de film op
Facebookgroep Shaam al-Ghareeba is geplaatst, met daarbij het bericht:
DE NEDERLANDSE VERTALING IS ER!
SALEEEL AL SAWAAARIM.

De video is nu wel beschikbaar!


Er zitten een paar vertaalfouten in maar niet erg!
18.75
Onder het bericht wordt de kijker door de plaatser Veel kijkplezier! gewenst.696 In de
video zijn zogenaamde drive by shootings, aanslagen met bermbommen, het verscheuren van
paspoorten,697 het binnengaan van woningen waarbij de bewoners worden gexecuteerd door
onder andere een zogenaamd nekschot of het afzagen/snijden van het hoofd en opnamen van
sniperacties vanuit de positie van de schutter te zien.698 In Hoofdstuk 12 zijn deze uitingen
op Facebook als opruiend beoordeeld.
18.76
De rechtbank concludeert dat Rudolph H., Azzedine C. en Betrokkene 54 een gesprek hebben
gevoerd over de inhoud van de film, het beangstigende effect dat deze film heeft, de wijze van
verspreiding van dit opruiende bericht en het bereik dat het plaatsen hiervan zal hebben.
Rudolph H. heeft via DWR naar het kanaal verwezen waarop de film op dezelfde dag (met
positief commentaar) werd gedeeld.699 Daarnaast heeft Azzedine C. heeft de film overal
op Facebook gezet. Daarmee staat de onderlinge afstemming over het plaatsen en het
planmatige karakter van het verspreiden van deze opruiende berichten vast.
Oh oh Aleppo
18.77
Op 29 mei 2014 heeft Soufiane Z. vanuit Syri een korte trailer van de film Oh oh
Aleppo700 gepubliceerd en op 19 juni 2014 heeft hij een bericht701 de wereld in gestuurd
dat hij binnenkort de video zou plaatsen.702
18.78
Op 19 juni 2014 om 18:53 uur vindt het volgende telefoongesprek tussen Azzedine C. en
Rudolph H. plaats:
Rudolph H. : Soufiane Z. is klaar met zijn reportage. Dus hij vraagt of wij er vanavond even
een half uur willen kijken en dan kritiek kunnen geven en dan uhm. ja je moet maar even
kijken, heb je al een nieuwe facebook? Of nog niet?
Azzedine C. : Ik ben gewoon op Youtube en twitter, ik kan overal, maar ik heb geen
facebook.
Rudolph H. : oke, nee dan moet je maar even hem een dm sturen ofzo. en dan ja, hij is klaar
en bezig met uploaden en hij wil kijken of die al online kan en dan kunnen we hem de
komende dagen ook online zetten.
Azzedine C. : Maar hij heeft het op Youtube, toch?

Rudolph H. : Ja hij denkt dat over een paar uurtjes is die klaar met uploaden en dan gaat hij
hem aan ons geven.
Azzedine C. : Ja daarom, dan kan ik het ook via de Whatsapp of wat ook van hem krijgen.703
18.79
Rudolph H. heeft verklaard dat Soufiane Z. hem heeft gevraagd of hij en Azzedine C. naar de
ondertiteling wilden kijken en controleren op taalfouten en dat hij dit ook heeft gedaan.704
De rechtbank haalt uit dit gesprek echter meer dan Rudolph H. haar wil laten geloven.
Rudolph H. geeft in dit gesprek aan dat Soufiane Z. zijn reportage af heeft en aan hem heeft
gevraagd of zij (Rudolph H. en Azzedine C. ) er even een half uur naar willen kijken en dan
kritiek kunnen geven, zodat zij (we) hem de komende dagen ook online kunnen zetten. De
rechtbank leidt daaruit af dat er ook om inhoudelijke kritiek is gevraagd en zodat zij, Soufiane
Z., Rudolph H. en Azzedine C. , daarna de film de komende dagen online konden zetten.
18.80
Op 24 juni 2014 heeft Soufiane Z. een 30 minuten durende film online gezet met de naam Oh
oh Aleppo.705
18.81
Hoewel eerst door Rudolph H. ontkend, blijkt dat hij middels het Twitteraccount van DWR
zowel op 29 mei 2014 een bericht (met een link naar) de aankondiging van de film706 als op
24 juni 2014 een bericht met (een link naar) de film Oh, oh Aleppo heeft gedeeld.707
Azzedine C. heeft verklaard dat hij de video mogelijk heeft gedeeld.708 Uit het dossier blijkt
dat dit in ieder geval geldt voor de aankondiging op 29 mei 2014.709 Betrokkene 1 heeft op
27 juni 2014 (een link naar) deze film op zijn Facebookaccount geplaatst.710
18.82
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat Soufiane Z. op de dag van de aankondiging
Rudolph H. en Azzedine C. heeft gevraagd om inhoudelijke kritiek te leveren, zodat zij de
film Oh oh Aleppo enkele dagen daarna online konden zetten. Daarop is de aankondiging
door Rudolph H. en Azzedine C. via Twitter verspreid en heeft in ieder geval Rudolph H. ook
daadwerkelijk zijn commentaar aan Soufiane Z. gestuurd. De daadwerkelijke video is door in
ieder geval Rudolph H. via het Twitteraccount van DWR verspreid. Deze opeenvolgende
handelingen en onderlinge afstemming kenmerken het planmatige karakter van het plaatsen
en verspreiden van dit in Hoofdstuk 12 opruiend geachte bericht.
Tussenconclusie oogmerk tot opruiing en verspreiding van opruiende geschriften
18.83
Concluderend kan worden gesteld dat de kanalen DWR, Shaam al-Ghareeba, Shaam al
Malaahim en de persoonlijke social media accounts van Rudolph H., Azzedine C. en Soufiane
Z. zowel in het algemeen als in specifieke situaties onderdeel waren van de activiteiten van de
criminele organisatie. De rechtbank is van oordeel dat er, uit de planmatige en stelselmatige
onderlinge afstemming van het verder verspreiden en versterken van de berichten op deze

afzonderlijke kanalen en het overleg over het effect dat daarmee zou worden bereikt, kan
worden afgeleid dat het oogmerk van de organisatie (ook) was gericht op (A) opruiing en (B)
het verspreiden van opruiende geschriften.
140 Sr ad E: oogmerk tot werven voor de gewapende strijd?
Overeenkomsten tussen oogmerk tot opruiing en oogmerk tot werven
18.84
De rechtbank stelt voorop dat zojuist is vastgesteld dat de organisatie het oogmerk had om op
te ruien tot het afreizen naar Syri en het aldaar deelnemen aan de gewapende jihadstrijd.
Onder verwijzing naar in Hoofdstuk 13 geschetste juridisch kader met betrekking tot het
werven voor de gewapende strijd, merkt de rechtbank op dat ook een enkele (voldoende
krachtige en directe) uiting personen daartoe kan bewegen en daarmee wervend kan zijn. De
rechtbank merkt daarbij op dat de wetgever expliciet aandacht heeft besteed aan de
mogelijkheid dat het werven plaats zou kunnen vinden met communicatiemiddelen, zoals een
internetsite.
18.85
Een bericht dat opruit tot deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri zal juist vanwege
de daarvoor benodigde rechtstreekse oproep al snel voldoen aan de eis van een voldoende
krachtige en directe uiting. Voor het stelselmatig (ook indirect) oproepen tot deelname aan de
gewapende strijd, zoals voor meerdere kanalen van de organisatie bewezenverklaard, moet
hetzelfde gelden. Daarbij zij dan opgemerkt dat het dan meer een proces betreft waarbij het
(ontvankelijke) publiek geleidelijk wordt bespeeld door (telkens en in andere vormen)
geconfronteerd te worden met de boodschap om deel te gaan nemen aan de gewapende strijd.
Dat de verdachten zich (digitaal) in een ontvankelijk publiek voor hun boodschappen
begaven, behoeft geen betoog en blijkt al uit de hiervoor vastgestelde verbondenheid via
sociale media en andere onderlinge contacten.
18.86
Dit betekent dat, hoewel de delictsomschrijvingen andere bestanddelen hebben en verschillen
in de rechtsgoederen die zij beogen te beschermen, het (globale) oogmerk om op te ruien tot
deelname aan de gewapende strijd - materieel gezien - al snel overlap zal vertonen met het
(globale) oogmerk om te werven daarvoor. Met andere woorden: een organisatie die het doel
heeft om een ontvankelijk publiek stelselmatig direct en indirect op te roepen tot deelname
aan de gewapende strijd zal al snel het doel hebben om te werven voor die gewapende strijd.
Versterkend effect door overige digitale activiteiten
18.87
De rechtbank ziet bovendien verdere aanwijzingen voor het oogmerk tot het werven voor de
gewapende strijd in de versterkende kracht die uitging van begeleidende berichten die op
zichzelf wellicht niet opruiend waren, maar wel de gewapende strijd vergoelijkten,
verheerlijkten en/of rechtvaardigden. Door stelselmatige berichten van dien aard kunnen
personen immers wel worden bespeeld of ideologisch worden rijp gemaakt. Daarvoor verwijst

de rechtbank naar het in Hoofdstuk 12 overwogene, waarbij de opruiing op Shaam alGhareeba werd begeleid door slechts verheerlijkende, vergoelijkende en/of
rechtvaardigende berichten.
18.88
Deze berichten werden automatisch ook verspreid door DWR. Van de in totaal 1532711
berichten op DWR hadden er 715 de tag jihad en 417 de tag Syri.712 Peters beschrijft
DWR als een tendentieuze website waarop een jihadistisch standpunt werd ingenomen vr
de gewapende strijd buiten Nederland. Op DWR werden ook artikelen gepubliceerd die de
gewapende strijd verheerlijkten713 en werd ook duidelijk gesympathiseerd met IS en Al
Qaeda.714 De Koning heeft gezegd dat op DWR werd verdedigd dat er sprake was van een
jihad en dat mensen afreisden naar Syri.715 Deze analyses worden bevestigd door de zich op
de website bevindende FAQ, waarin op de vraag Wat is jullie mening met betrekking tot de
afgereisde mujahidien in Syri? wordt geantwoord Het zijn onze mujahidien die, zo
verschillend zoals ze zijn, voor n doel zij aan zij zijn gaan strijden. Moge Allah hun laten
slagen zowel hier als in het hiernamaals.. Bovendien schrijft DWR in haar e-mail van 20 juni
2014 aan de NCTV Wij sympathiseren met de mujahidien van Al Qaida, de mujahidien van
Jabhat al Nusra en de mujahidien van de Islamitische Staat van Irak en Shaam.716 Daarmee
heeft DWR minimaal haar sympathie voor kernelementen van de in Hoofdstuk 10 beschreven
opvattingen actief uitgedragen.
18.89
Dat de door DWR uitgedragen berichten ook daadwerkelijk van invloed zijn geweest op het
denken van anderen, kan worden afgeleid uit het feit dat de naar Syri uitgereisde Betrokkene
55 de deelname aan de gewapende strijd rechtvaardigde met door DWR gepubliceerde
artikelen.717 Daarnaast kwam bij DWR af en toe de vraag binnen of men geholpen kon
worden met een uitreis, waaruit blijkt dat (in ieder geval een deel van) het publiek dacht dat
DWR achter de deelname aan de gewapende strijd in Syri stond en deze zelfs kon
faciliteren.718 Bovendien moet het effect van de (goed bekeken)719 berichtgeving over
omgekomen Syrigangers niet worden gebagatelliseerd. Niet alleen is het enkele bericht over
Betrokkene 25 in Hoofdstuk 12 individueel al als opruiend beoordeeld, maar bovendien blijkt
dat effect ook uit het volgende.
18.90
Op 1 juni 2014 werd op Shaam al-Ghareeba het bericht over de dood van Betrokkene 56
geplaatst met daarin de tekst Zojuist is er nieuws binnen gekomen dat een dierbare
Nederlandse broeder in Syri aan zijn verwondingen Betrokkene 56 is gevallen.720 Op
DWR werd op 4 juni 2014 een biografie van Betrokkene 56 geplaatst die met toestemming
van (en een link naar) Shaam al-Malaahim was overgenomen.721 Onder de biografie op
Shaam al-Malaahim plaatste Betrokkene 1 een comment met de tekst: Degene die verdrietig
zijn wees verdrietig om jullie zelf. Ik ben echt heel blij voor hem, tranen van vreugde is wat ik
voor hem over heb en tranen van verdriet voor mij zelf zolang ik hier rondloop.722 Een
dergelijke reactie, waaruit blijkt dat een gevoel van vreugde over het martelaarschap en
verdriet over het achterblijven in Nederland ontstaat, illustreert de wervende kracht van dit
soort berichtgeving.
18.91

De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het wervende effect dat van de opruiende
berichtgeving op onder meer Shaam al-Ghareeba, DWR en Shaam al Malaahim uitging, door
de organisatie is versterkt door deze te vergezellen van vergoelijkende, verheerlijkende en/of
rechtvaardigende berichten zoals hiervoor weergegeven. Daarin werd onder meer
gesympathiseerd met de mujahidun en terroristische organisaties als Al Qaeda, Jahbat al
Nusra en IS. Dit samenspel maakt dat uit de digitale activiteiten van de organisatie kan
worden afgeleid dat zij het oogmerk had om anderen te bespelen en ideologisch rijp te maken
en daarmee te werven voor de gewapende strijd.
Ideologisch rijp maken en bewegen door onderlinge persoonlijke contacten
18.92
De rechtbank ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of het oogmerk tot werven naast uit de
digitale activiteiten ook kan worden afgeleid uit de persoonlijke contacten die de organisatie
heeft gehad of bewust heeft gefaciliteerd en/of georganiseerd. Daarbij merkt zij voorafgaand
op dat deze persoonlijke contacten benvloed kunnen zijn en/of kracht kunnen zijn bijgezet
door de digitale activiteiten van de organisatie.
Adres
18.93
Zoals hiervoor is vermeld, werd het pand aan de Adres in 2012 gebruikt voor islamitische
lezingen en andere samenkomsten in eigen kring. Vaste bezoeker Betrokkene 45 heeft in een
interview gezegd dat zij een plek voor zichzelf hadden gecreerd waar ze vrijuit hun
interpretatie van het geloof konden beleven.723 Eveneens vaste bezoeker Betrokkene 43 heeft
zich in een interview ook uitgelaten over de activiteiten op de Adres. Er werd daar gesproken
over zaken waarvoor je niet zo makkelijk terecht kon in reguliere moskeen, zoals de jihad of
de sunnah van het dragen van een wapen.724
18.94
Volgens Betrokkene 43 werd er tijdens de bijeenkomsten gesproken over het geloof, kregen
ze Koranles en werd er gezamenlijk gegeten,725 hetgeen bevestiging vindt in de brief van
Rudolph H. van 2 mei 2012 aan een geestverwant.726 Ook zijn er volgens Betrokkene 43
avonden geweest waarop radicale predikers kwamen en er videos werden bekeken van
figuren als sjeik Khalid Husainan en Anwar al-Awlaki, waarin de jihad werd gerechtvaardigd
en een dwingend appel werd gedaan op iedere moslim om op te komen voor de medemoslims
die waar ook ter wereld onrecht werd aangedaan. Ook dit vindt bevestiging in het dossier,
nu in ieder geval vaststaat dat er lezingen Betrokkene 41, Soufiane Z., Azzedine C. en
Oussama C. zijn georganiseerd.727 Bovendien heeft Moussa L. verklaard dat er computers en
beeldschermen aanwezig waren en hij Betrokkene 43 inderdaad islamitische lezingen heeft
zien bekijken.728 Daarnaast vindt de strekking van de inhoud van de filmpjes (deels)
bevestiging in de eigen producties van het vanuit de Adres gefaciliteerde Stichting 2 , waarin
wordt opgeroepen om op te komen voor de broeders en zusters in Syri (met een verwijzing
naar een demonstratie)729 en Birma waarbij in zijn algemeenheid werd gepropageerd Oh
muslimien stand up and fight for the sake of Allah730 en de afbeelding van een Kalasjnikov
in de computerruimte.731

18.95
Een volgend letterlijk citaat van Betrokkene 43 is: Het is niet zo dat er een collectief plan lag
om naar Syri te gaan voor jihad, wel dat door de aanwezig jongens de wens werd
uitgesproken om te gaan vechten. Maar eigenlijk wist niemand hoe je dat praktisch moest
doen. Pas toen het eind 2012 iemand lukte om over de grens te komen, volgden er
druppelsgewijs meer.. Ook hiervoor ziet de rechtbank bevestiging in het dossier, nu daaruit
blijkt dat Betrokkene 13 en Betrokkene 12 in december 2012 naar Syri zijn afgereisd en zij
in januari tot en met maart 2013 navolging kreeg van Betrokkene 33, Betrokkene 12,
Betrokkene 11, Betrokkene 10 en Jordi de J., allen regelmatige bezoekers van de Adres.732
18.96
Later zijn ook de aan de Adres of de daaruit gefaciliteerde stichtingen te relateren Hatim R.,
Betrokkene 4, Betrokkene 44, Soufiane Z., Betrokkene 50, Betrokkene 47, Betrokkene 48 en
Betrokkene 49 naar Syri zijn afgereisd. Hoewel de verdachten, en dan met name Azzedine C.
, het aantal hebben geprobeerd te relativeren zijn in totaal veertien van de (bij naam
genoemde) eenentwintig bezoekers van de Adres of deelnemers van daaraan verwante
activiteiten naar Syri afgereisd om deel te nemen aan de gewapende strijd. Van de overige
zeven bij naam genoemde bezoekers zijn er vier verdachte in dit proces.
18.97
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat men tijdens de door de organisatie
georganiseerde en gefaciliteerde bijeenkomsten op de Adres door het rechtvaardigen van de
jihad, het dwingende appel om op te komen voor medemoslims en het uitspreken van de wens
om naar Syri te gaan om daar te vechten ideologisch rijp werden gemaakt voor de
gewapende strijd. Daarbij moet worden opgemerkt dat daar niet duidelijk een persoon voor
verantwoordelijk kan worden gehouden, maar er gaandeweg een proces heeft plaatsgevonden
waarbij de bezoekers van de Adres door elkaar (ook middels het laten zien van videos) ervan
overtuigd raakten dat men behoorde te gaan vechten in Syri.
Hondius
Hondi
18.98
Het dossier bevat daarnaast aanwijzingen dat het proces tot ideologisch rijp maken zich ook
na de Adres heeft voortgezet. Daarin past ook het incident op het sportterrein aan de
Hondiusstraat op 8 september 2013. Hierbij waren onder meer Azzedine C. , Rudolph H.,
Oussama C. , Moussa L.733 en Soufiane Z.734 aanwezig. Op en rondom het sportterrein
hingen een jihadvlag (de rechtbank begrijpt: tawheedvlag) en een vlag van ISI (de rechtbank
begrijpt: zegelvlag). Na het arriveren van de politie bleef een groep van ongeveer 40 mannen
over, waarna er werd opgeroepen tot het zitten rondom Oussama C. ,735 die daarop een
lezing heeft gegeven met onder meer de volgende inhoud:
Kijk naar Shaam (Syri). Kijk naar Syri broeders. Vanuit de hele wereld gaan mensen er
heen om hun broeders en zusters te verdedigen. Vanuit de hele wereld, elk land. En dit (op
beeld is te zien dat Oussama C. in de richting van de politie gebaard) zij gaan er kapot van.

Elke week vertrekken broeders en zusters. Ze proberen tegen te houden maar ze kunnen niks.
Dank aan AllaH. Want Allah, de Almachtige, is de beste planner en vanuit de hele wereld
gaan ze er heen. En hoe komt dit? Hoe komt dit? Waar komt deze zorgen vandaan dat ze
vanuit de hele wereld naar Syri gaan om hun broeders en zusters te verdedigen? Ik zweer het
broeders, Dit komt door hetgeen ons verenigd heeft en dat is de Islaam. En hier dienen wij
altijd naar terug te keren. Zoals Omar Ibn AI Khaftaab (een van de eerste volgelingen van de
profeet Mohammed), Allah zegent hem, heeft gezegd: "Wij zijn een volk wat Allah met de
Islam heeft verenigd. Als wij hier naar iets anders zoeken dan de Islaam dan zou Allah ons
vernederen".736
18.99
In deze als opruiend beoordeelde lezing wordt duidelijk gemaakt dat er elke week broeders en
zusters naar Syri vertrekken door hetgeen hen verenigd heeft (de islam). Hier dienen de
toehoorders (wij) altijd naar terug te keren; verwijzend naar een volgeling van de profeet: als
zij naar iets anders zouden zoeken dan de islam zou Allah hen (ons) vernederen. Daarmee
wordt een theologische legitimatie gegeven voor het afreizen naar Syri om aldaar de
broeders en zusters te verdedigen. De aanwezigheid van de twee vlaggen versterkten deze
door Oussama C. uitgedragen boodschap doordat zij als steunbetuiging aan jihadistische
organisaties kunnen worden gezien. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de lezing
daarmee een wervend karakter had, omdat het geschikt is in een proces waarin personen
ideologisch rijp worden gemaakt voor de gewapende strijd.
Frankies en Fez
18.100 Deze lezing door Oussama C. op een door de (vaste kern van de) organisatie
prominent bezochte bijeenkomst alleen is echter niet voldoende om daaruit een oogmerk tot
werven voor de gewapende strijd in de periode na de Adres af te leiden. Daarvoor is nodig dat
deze uiting een patroon of een geleidelijk proces vormt met andere wervende handelingen.
18.101 En van de aanwezigen bij het incident op het sportterrein aan de Hondiusstraat was
Getuige 1. In Hoofdstuk 14 is bewezenverklaard dat hij door Oussama C. is geworven voor de
gewapende strijd. Daarbij is al overwogen dat alleen geloof kan worden gehecht aan de
verklaringen die hij in januari 2014 bij de politie heeft afgelegd en de eerste (niet opgenomen)
verklaring van Getuige 1 met enige behoedzaamheid moet worden bezien. De rechtbank zal
daarom met name het tweede en derde letterlijk uitgewerkte verhoor als uitgangspunt nemen.
Uit deze verklaringen leidt de rechtbank met betrekking tot het oogmerk van de organisatie
het volgende af.737
18.102 Getuige 1 heeft verklaard dat er in Den Haag een groep extremisten is, waarvan hij
vijftien tot twintig broeders kent. Deze heeft hij gezien bij de slag van Hondius.738 Getuige
1 heeft over Hondius verklaard dat er vlaggen waren opgehangen en dat enkele broeders
tawheedhoofdbandjes hadden.739 Abu Moussa (Azzedine C. ) heeft die dag tegenover de
politie het woord gevoerd.740 Abou Yazied (Oussama C. ) heeft toen een lezing gegeven
waarin hij zei dat de broeders standvastig moesten zijn en elkaar moesten helpen als iemand
werd aangevallen.741 Er waren broeders die hun ID niet wilden geven, maar toen heeft Abu
Said (Rudolph H. ) gezegd dat ze gewoon moesten opstaan, hun ID moesten laten zien en
weggaan.742

18.103 De broeders die bij Frankies kwamen waren volgens Getuige 1 Azzedine C. , Oussama
C. , Abu Mohammed (Soufiane Z.), Abu Moussa Jordi de J. (Jordi de J.) en Hakan, een
Turkse broeder. Dit was in ieder geval tot oktober 2013.743 Bij Fez kwamen Oussama C. ,
Abu Moussa, Jordi de J., Abu Ilyas (Moussa L.), Abu Qitaal (Betrokkene 51) en Abu Harit.
Dit was in ieder geval tot eind 2013.744 Buiten deze gesprekken bij Frankies en Fez ging
Getuige 1 vooral om met Oussama C. , met wie hij ook een-op-eengesprekken heeft
gehad.745 Naast de demonstratie in december 2013 en Hondius, is hij verder nog een keer
met Rudolph H., Moussa L., Betrokkene 51 en Abu Harith voor een paar uurtjes naar een paar
broeders in Belgi gegaan.746 Bovendien volgde Getuige 1 Azzedine C. en Oussama C. op
Facebook747 en was hij bekend met Shaam al-Ghareeba.748
18.104 Getuige 1 heeft verder over de groep broeders verklaard dat zij bij Frankies zeggen dat
er in Syri jihad is en dat Syri wordt aangevallen door sjiieten. De broeders zeiden verder dat
al Baghdadi van ISIS hun emir is.749 Ook waren ze van mening dat sjiieten geen moslims
zijn en je jouw broeders en zusters hoort te helpen door ze steunen met geld, kleren of
mannen, omdat de broeders n lichaam zijn. Daarbij heeft Getuige 1 ook verklaard met
hulp met mannen ook te bedoelen hulp door te gaan strijden.750 Ook hoopten ze dat in een
Syri een regering zou komen die regeerde met de wetten van AllaH. 751 Getuige 1 heeft
tevens gezegd dat ze indirect praten over de jihad.752 Hij heeft hen aangeduid als
extremisten omdat ze hard en diep in het geloof staan. Getuige 1 heeft dit afgeleid uit het
feit dat zij anderen als ongelovigen bestempelen, uit het feit dat zij zeiden dat er in opstand
moest worden gekomen en dat er moest worden geregeerd met de wetten van AllaH. 753

18.105 Als Getuige 1 met deze broeders bij Frankies of Fez zat, dan praatte Oussama C.
veel.754 Oussama C. liet ook filmpjes zien aan anderen (op zijn telefoon).755 Oussama C. zei
over een filmpje dat de ISIS-strijders goed zijn, dat zij het martelaarschap, de hogere rang in
het paradijs, zullen verkrijgen en dat hij wenste dat zij beloond zouden worden.756 Op grond
van het gedrag van Azzedine C. en zijn manier van praten bij Frankies kreeg Getuige 1 het
vermoeden dat het iemand is die leidt. Azzedine C. sprak over de jihad in Syri en wat die
inhield en hoe die moest worden uitgevoerd.757 Soufiane Z. heeft tegen hem gezegd dat
geleerden die zich uitspreken tegen de jihad zijn daartoe worden gedwongen.758 Jordi de J.
heeft met Getuige 1 zijn ervaringen over het trainingskamp in Syri gedeeld.759
18.106 De rechtbank leidt uit de verklaringen van Getuige 1 af dat er tijdens de gesprekken bij
met name Frankies actief werd uitgedragen dat er in Syri sprake was van een jihad en dat de
broeders en zusters daar moesten worden ondersteund door onder meer daar te gaan strijden.
Bovendien werd verkondigd dat men achter (de strijd van) ISIS stond en werd het
martelaarschap verheerlijkt. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat men in
deze gesprekken ideologisch rijp werd gemaakt en werd bewogen om deel te gaan nemen aan
de gewapende strijd in Syri.
18.107 De conclusie dat bij Frankies werd geworven voor de gewapende strijd vindt
bovendien nog ondersteuning in de verklaring van De Koning dat het gesprek en de
onderlinge discussies vanaf februari/maart 2013 alleen nog maar over (de reactie op berichten
over) Syrigangers gingen760 en de demonstranten op de (ook door Getuige 1 bezochte)
demonstratie in december 2013 (in algemene zin) vonden dat de strijders van ISIS en Jahbat
al Nusra helden zijn die tenminste iets deden tegen het onrechtvaardige regime van Assad.761
Bovendien past de wijze van werving naadloos in hetgeen al is geconcludeerd met betrekking

tot de Adres, nu ook daar in onderlinge gesprekken werd geworven door (met het behulp van
filmpjes) de jihad te rechtvaardigen en (op elkaar) een appel te doen om op te komen voor
moslims in andere delen van de wereld.
Oogmerk uit combinatie van digitale activiteiten en onderlinge persoonlijke contacten
18.108 De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het oogmerk van de organisatie tot het
werven voor de gewapende strijd in Syri kan worden afgeleid uit de afzonderlijke vanuit de
organisatie ontplooide activiteiten zoals de bijeenkomsten op de Adres, bij Hondius en
Frankies en de gezamenlijke gedragingen en uitingen die daar zijn verricht. Ook heeft de
organisatie online opruiende berichten geuit en verspreid, die tevens gepaard gingen met
berichten met een wervend karakter.
Combinatie van persoonlijke contacten en online activiteiten
18.109 Daarbij komt nog dat Getuige 1 heeft verklaard dat hij Azzedine C. en Oussama C.
volgde op Facebook en ook bekend was met Shaam al-Ghareeba. Ook andere bezoekers van
de Adres, Hondius en Frankies waren, zoals hiervoor opgemerkt, digitaal met elkaar
verbonden.762 Hieruit blijkt dat de hiervoor genoemde handelingen en kanalen niet enkel op
zichzelf moeten worden gezien, maar onderdeel uitmaakten van een (constante) stroom aan
uitingen vanuit de organisatie die geschikt waren om ideologisch rijp te maken voor en te
bewegen tot deelname aan de gewapende strijd in Syri. Deze combinatie van digitale en
persoonlijke wervende boodschappen kunnen niet anders dan een versterkend effect op elkaar
hebben gehad.
Tussenconclusie oogmerk tot werven
18.110 Concluderend is de rechtbank van oordeel dat uit (de combinatie van) het al eerder
vastgestelde oogmerk tot opruiing, de versterking daarvan door wervende berichtgeving op
DWR en sociale media en het bewegen en ideologisch rijp maken door de organisatie bij
bijeenkomsten op onder meer de Adres, bij Hondius en Frankies kan worden afgeleid dat het
oogmerk van de organisatie (mede) was gericht op het werven voor de gewapende strijd.
140 Sr ad H: oogmerk tot het financieren van terrorisme?
18.111 De Koning heeft verklaard dat hij van Soufiane Z. heeft gehoord dat er binnen deze
groep geld werd ingezameld voor de eerste groepen die in 2012/2013 vanuit Den Haag naar
Syri vertrokken.763 De rechtbank zal moeten onderzoeken of er voor deze verklaring van de
Koning voldoende steun is te vinden in het dossier.
OVC-gesprek
18.112 Daarvoor acht de rechtbank allereerst het volgende OVC-gesprek van belang. Dit past
namelijk niet alleen naadloos in het oogmerk tot werven voor de gewapende strijd, zoals
zojuist beschreven,764 maar is ook relevant voor het oogmerk tot het financieren van
terrorisme. Tussen Rudolph H., Azzedine C. en Betrokkene 1 vond het volgende gesprek
plaats:
Mounir: Hij (Adil) zegt, jullie, ik zweer jullie zijn gedwaald. Hij zegt jullie manier van
werken is anders. Jullie zijn te luidruchtig bezig, snap je of niet. Ik zei tegen hem: islam is

geen maffia werk vriend, ik zei: we zijn geen maffia's, we zijn geen kilo's aan het hosselen. Ik
zei: je moet die mensen het geloof laten zien, ik zei: hoe wil je dit in ... ntv .. doen? Ik zei: ben
jij nog in het huis van Abi AI Arqam [waar de profeet vergaderde met zijn staf] of zo. Ik zei:
waar zit jij chef. Ik zei: Allah heeft allang gezegd, 1400 geleden: Heden heb ik jullie
godsdienst voor jullie voltooid, Mijn genade aan jullie volledig bewezen en de Islam [de
overgave van God] als godsdienst voor jullie goedgevonden. [AI Ma 'Ida, 3.] Wij hebben hier
geen Daar Al Arqam, snap je.765 Ik zei: weet je voor wie Daar AI Arqam geldt of niet, voor
mensen in China. Zelfs hun niet eens, zelf hun komen naar voren [zijn ontwikkeld], begrijp je.
Ik zei: China is onderdrukkingsgebied, je bent in je eentje met vijf/zes man, snap je. Ik zei:
dan kunnen ze elkaar nog rustig Tawhid [eenheid van Allah] onderwijzen, net als hoe die
Russen ooit
zeiden, hun gingen elkaar onderwijzen in de bunkers. Ik zei: het is gewoon duidelijk, ik zei:
als homo's durven om voor hun rechten te praten, wij durven voor onze rechten te praten. Wij
moeten werken aan een kraan, zegt hij, wij moeten een kraan maken.
Azzedine: Je hebt gelijk laat hem alleen werken en niet met andere mensen erbij.
Mounir: Niet iedereen mag maar gaan, er moeten ook mensen hier blijven voor saaf (geld)
(onduidelijk) dat klopt allemaal wa lakin (maar), wat doet dat er minder toe dat mensen zijn
vertrokken en gaan. Die konden waarschijnlijk geen saaf (fon.) regelen (onduidelijk)
Azzedine: je hebt gelijk.
Mounir: men moet gaan bewegen, geld halen, sponsoren ze elke maand zo en zo veel, snap je.
Ja tocH. (onduidelijk)766
18.113 De rechtbank leidt uit dit fragment af dat Betrokkene 1, in repliek op ene Adil die
meent dat zij (jullie) dwalen, omdat hun manier van werken te luidruchtig is, vindt dat zij
(we) mensen het geloof moeten laten zien en daarmee naar voren moeten komen. Betrokkene
1 merkt op dat zelfs in onderdrukkingsgebieden mensen elkaar tawheed kunnen onderwijzen.
De rechtbank leidt hieruit af dat hij vindt dat dit ook hier moet gebeuren. Azzedine C. is naar
het oordeel van de rechtbank met Betrokkene 1 eens. De rechtbank leidt uit dit fragment
eveneens af dat Betrokkene 1 en Azzedine C. bespreken dat niet iedereen (naar Syri) mag
gaan, maar dat er ook mensen hier moeten blijven om geld te regelen en dat men daarvoor in
beweging moet komen. Azzedine C. is het wederom met Betrokkene 1 eens.767 Aan dit deel
van het gesprek deden Azzedine C. en Betrokkene 1 mee. Ook Rudolph H. was daarbij
aanwezig.
18.114 De rechtbank concludeert op grond van dit OVC-gesprek dan ook dat een deel van de
vaste kern van de organisatie overlegt dat een deel naar Syri moest gaan en een deel hier geld
moest regelen om de strijd in Syri te ondersteunen.
Aanhouding Azzedine C. en Soufiane Z. bij de Grieks-Turkse grens
18.115 Op 31 maart 2013 omstreeks 16:00 uur werden Azzedine C. en Soufiane Z.
aangehouden in Soufli, Griekenland, omdat zij zich al lopend bevonden in militair gebied. Zij
werden aangehouden op ongeveer 500 meter van de rivier,768 die de natuurlijke grens tussen
Griekenland en Turkije vormt.769

18.116 Soufiane Z. had twee tassen, vier mobiele telefoons (drie van het merk Nokia en een
van het merk Samsung), een iPad mini, een camera van het merk Sony en een geldbedrag van
5800 euro bij zicH. 770 In het paspoort van Soufiane Z. was een visum voor Turkije
aangebracht.771 Azzedine C. had twee tassen met kleren, drie mobiele telefoons (een van het
merk Nokia en twee van het merk Samsung), een iPod mini, een kaart van GriekenlandAlbani-FYROM, een GPS van het merk GARMIN en een geldbedrag van 3480 euro bij
zicH. 772
18.117 In een van de mobiele telefoons van Soufiane Z. werden onder meer de volgende
contacten aangetroffen:
Contact
Telefoonnummer Netnummer In gebruik bij:
Abou Us
Telefoonnummer 9 Syri
Broertje Bakr Telefoonnummer 10 Nederland Chinatown
Telefoonnummer 11 Turks
Abu Ibraheem Telefoonnummer 12 Syri
Betrokkene 33
Abu Red
Telefoonnummer 13 Syri
Hicham el O.773

18.118 Ook bleek dat deze telefoon op 31 maart 2013 tussen 22:00 uur en 23:00 uur gemiste
oproepen had van de nummers: Telefoonnummer 14, Telefoonnummer 15, Telefoonnummer
16 en Telefoonnummer 17.774 Dit betroffen respectievelijk drie Turkse telefoonnummers en
een Grieks telefoonnummer.775
18.119 Op twee bij Azzedine C. en Soufiane Z. aangetroffen simkaarten stonden onder meer
de volgende contacten:776
Contact Telefoonnummer Netnummer In gebruik bij:
Nak
Telefoonnummer 18 Nederland Anis Z. Telefoonnummer 19 Nederland Anis Z.
F
Telefoonnummer 20 Syri
Japon
Telefoonnummer 21 Frankrijk
Mousa Telefoonnummer 22 Nederland Azzedine C.
Ray
Telefoonnummer 23 Syri
Hicham el O.
Sjeanpaul Telefoonnummer 24 Syri
Thijs
Telefoonnummer 25 Syri
Betrokkene 33777
Utr
Telefoonnummer 26 Syri
18.120 Zoals in Hoofdstuk 17 beschreven zijn Abu Redouan en Anis Z. respectievelijk op 21
januari 2013 en 24 maart 2013 uitgereisd naar Syri om aldaar deel te nemen aan de
gewapende strijd. De rechtbank heeft in datzelfde Hoofdstuk tevens geconcludeerd dat de
contacten Nak en Utr/Abou Us betrokken waren bij de uitreis van Anis Z..
Intentie van de reis van Azzedine C. en Soufiane Z.

18.121 Ter terechtzitting gevraagd naar de doel van zijn reis met Soufiane Z., heeft Azzedine
C. zich op zijn zwijgrecht beroepen. De rechtbank zal dus zelfstandig moeten beoordelen wat
Azzedine C. en Soufiane Z. met deze reis beoogden.
18.122 Naar de aanhouding in Griekenland gevraagd, heeft De Koning verklaard dat Soufiane
Z. hem later heeft verteld dat hij had geprobeerd om met iemand te gaan. De Koning heeft dit
zo opgevat dat Soufiane Z. naar Syri wilde vertrekken.778 Deze verklaring van De Koning
wordt ondersteund doordat de bij Azzedine C. en Soufiane Z. aangetroffen telefoonnummers
eerder zijn gebruikt bij het afreizen naar Syri door Anis Z.. Daarnaast duidt het Turkse visum
in het paspoort van Soufiane Z., de gemiste oproepen van Turkse kant en het zich dichtbij de
grens bevinden van Azzedine C. en Soufiane Z. op een te maken oversteek. Bovendien
bevatten hun simkaarten meerdere Syrische nummers van personen die op dat moment
deelnamen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank acht voor de overtuiging ten
slotte ook nog van belang dat Soufiane Z. uiteindelijk in december 2013 naar Syri is
uitgereisd en aldaar is gaan deelnemen aan de gewapende jihadstrijd. De rechtbank acht op
grond van het voorgaande bewezen dat Soufiane Z. en Azzedine C. op 31 maart 2013 de
intentie hadden om uit te reizen naar Syri en daar deel te gaan nemen aan de gewapende
jihadstrijd.
18.123 Dit betekent ook dat de voorwerpen (zowel de goederen als het geld) die zij bij zich
hadden, daar direct verband mee hielden en/of daarvoor gebruikt zouden gaan worden. In die
zin was het doel van Soufiane Z. en Azzedine C. ook gericht op het verlenen van geldelijke
steun aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Voor Azzedine C. geldt bovendien dat dit strookt
met de verklaring van Getuige 1 dat hij van mening was dat men moest bijdragen aan de jihad
in Syri, onder meer door het geven van geld. De rechtbank ziet voor de bestemming van dit
geld ook nog ondersteuning in het feit dat Soufiane Z. zich in met name juli 2013, zoals in
Hoofdstuk 17 beschreven, eveneens bezig hield met het genereren van geld en telefonisch
instructies gaf over het verdelen hiervan onder de deelnemers aan de gewapende jihadstrijd in
Syri.
Betrokkenheid bij het verdelen van het geld in Syri
18.124 Bij het verdelen van dit geld in juli 2013 speelde Hicham el O. een sleutelrol door het
geld in Syri te distribueren onder de broeders in Syrie, onder wie Anis Z.. Hicham el O. had
daartoe veelvuldig telefonisch contact met Soufiane Z.. In juli alleen al ging dit om een
bedrag van meer dan 10.000 euro. Hicham el O. was ook in het bezit van een camera van
Azzedine C. , die door Betrokkene 13 werd verkocht. Azzedine C. had vanuit Nederland met
zowel Betrokkene 13 als met Hicham el O. contact via Skype. Bovendien stond het
telefoonnummer van Hicham el O. op meerdere simkaarten die op 31 maart 2013 bij Soufiane
Z. en Azzedine C. werden aangetroffen. Ook het voorgaande wijst in de richting van het
verlenen van geldelijke steun (in zowel goederen als geld) aan deelnemers aan de gewapende
jihadstrijd in Syri.
Betrokkenheid van de organisatie
18.125 Uit het dossier blijkt dat Soufiane Z. in 2012 en 2013 een bijstandsuitkering genoot,
dat hij bij een bank een schuld had van 2.437,37 euro, dat hij een belastingschuld had van
7.568,00 euro en dat hij in 2012 en 2013 voor 8.179,00 euro aan moneytransfers naar het
buitenland heeft verricht.779

18.126 Bij het voorhouden van het reclasseringsrapport, heeft Azzedine C. verklaard dat hij
de laatste jaren van een uitkering leefde en inderdaad een grote schuld heeft bij het CJIB.
Gevraagd hoe hij dan aan een dergelijk relatief groot bedrag is gekomen, heeft Azzedine C.
zich eerst op zijn zwijgrecht beroepen en daarna verklaard dat hij dit bedrag had gespaard.780
Bij het ontbreken van een verdere onderbouwing acht de rechtbank deze verklaring, gelet op
zijn financile situatie, volstrekt ongeloofwaardig. Daar komt nog bij dat er in het dossier wel
aanwijzingen zijn te vinden voor financieel niet transparant handelen door Azzedine C.
(namens Stichting).781 Bovendien roepen ook de reisbewegingen van Azzedine C. en Imane
B.in augustus 2014 en het toen bij hen aangetroffen bedrag van 2500 euro (onbeantwoorde)
vragen op.782
18.127 De rechtbank is daarom van oordeel dat de bij Soufiane Z. en Azzedine C.
aangetroffen en door hen in Syri verspreide geldbedragen en goederen zowel afzonderlijk als
gezamenlijk als onverklaarbaar vermogen moet worden aangemerkt. Dit maakt dat deze een
andere herkomst moet hebben.
Tussenconclusie oogmerk tot het financieren van terrorisme
18.128 Gelet op deze laatste constatering over de herkomst van het geld, de tapgesprekken
over het genereren en het verdelen van geld door Hicham el O. en Soufiane Z. en het
verkopen van de camera van Azzedine C. in Syri, de verklaring van Getuige 1 over Azzedine
C. en het OVC-gesprek in aanwezigheid van Azzedine C. , Rudolph H. en Betrokkene 1 over
het regelen van het geld en het daarmee ondersteunen van de strijd, ziet de rechtbank
voldoende steun voor de verklaring van De Koning dat door de organisatie in 2012 en 2013
geld werd ingezameld ter ondersteuning van de gewapende jihadstrijd in Syri. In Hoofdstuk
8 is geconcludeerd dat de gewapende jihadstrijd in Syri het plegen van terroristische
misdrijven inhoudt en dat verdachten zich hiervan bewust waren. Hieruit moet dan ook
volgen dat de organisatie mede het oogmerk heeft gehad tot het financieren van terrorisme.
140a ad D: oogmerk tot voorbereiding en/of bevordering van brandstichting, moord en/of
doodslag met terroristisch oogmerk
18.129 De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat het oogmerk van de gewone
criminele organisatie (mede) was gericht op
A) opruien tot deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri;
B) verspreiden van geschriften die daartoe opruien;
E) werven voor deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri en
H) financieren van deze strijd.
18.130 De rechtbank herhaalt dat de gewapende jihadstrijd in Syri, zoals onder in Hoofdstuk
8 overwogen, het plegen van terroristische misdrijven, zoals het teweegbrengen van een
ontploffing, moord en doodslag met terroristisch oogmerk, inhoudt.
18.131 De rechtbank dient thans nog te beoordelen of de organisatie het oogmerk heeft gehad
om de gewapende jihadstrijd in Syri voor te bereiden en/of te bevorderen. Het juridisch
kader ter zake is uiteengezet in Hoofdstuk 15. Allereerst zal worden bezien of de al

bewezenverklaarde oogmerken onder de definities van voorbereiden en/of bevorderen vallen


van artikel 96, tweede lid, Sr.
Overeenkomsten met al bewezenverklaarde oogmerken
Sub 1: door te trachten anderen te bewegen tot deelname aan de gewapende jihadstrijd in
Syri
18.132 De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaring van de hiervoor genoemde
oogmerken A, B en E meebrengt dat de organisatie ook het oogmerk heeft gehad om de
gewapende jihadstrijd in Syri te bevorderen door te trachten anderen te bewegen tot
deelname daaraan.
Sub 2: door te trachten zich of anderen middelen te verschaffen tot deelname aan gewapende
jihadstrijd in Syri
18.133 De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaring van de hiervoor genoemde
oogmerk H meebrengt dat de organisatie ook het oogmerk heeft gehad om de gewapende
jihadstrijd in Syri te bevorderen door te trachten zich of anderen middelen te verschaffen tot
deelname daaraan.
Oogmerk uit overige bevorderings- en/of voorbereidingsmiddelen?
18.134 De rechtbank zal tevens moeten beoordelen of nog niet besproken gedragingen van de
verdachten in het kader van de organisatie en gezamenlijk handelen vanuit de organisatie nog
meer (strafbare terroristische) oogmerken opleveren. Daarbij moet vooral worden gedacht aan
de overgebleven in artikel 96, tweede lid, Sr genoemde bevorderings- en/of
voorbereidingsmiddelen tot deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri. De rechtbank zal
dus moeten bezien of de organisatie het oogmerk heeft gehad om personen inlichtingen en de
gelegenheid te verschaffen om deel te gaan nemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri. Het
dossier bevat daarvoor de volgende aanwijzingen.
Het beschikken van de organisatie over inlichtingen en gelegenheid
18.135 De rechtbank stelt voorop dat al bewezen is dat de organisatie kort gezegd tot doel
had om te ronselen voor deelname aan die gewapende jihadstrijd via zowel persoonlijke
gesprekken als activiteiten op internet. De rechtbank acht het bij die vaststelling illusoir dat de
organisatie niet ook werd benaderd of zij die reis ook kon faciliteren. In dat licht beziet zij
ook de opmerkingen van Azzedine C. dat mensen dachten dat hij een soort van airline
had783 en van Rudolph H. dat DWR benaderd werd met vragen over hoe naar Syri te
komen.
18.136 In Hoofdstuk 17 is bewezenverklaard dat Soufiane Z. zijn broer Anis Z. vanaf 24
maart 2013 heeft geholpen bij het uitreizen naar Syri. Daar waren ook de gebruikers van een
Nederlands en een Syrisch telefoonnummer bij betrokken. Op 31 maart 2013 hebben
Azzedine C. en Soufiane Z. zelf proberen uit te reizen naar Syri, terwijl zij in het bezit waren
van deze zelfde telefoonnummers. Tevens hadden zij op dat moment de beschikking over de
(Syrische) telefoonnummers van Hicham el O. en Anis Z., die, zoals in Hoofdstuk 17
bewezenverklaard, meerdere latere strijders bij de grens van Syri hebben opgehaald. De
rechtbank merkt op dat voorafgaand aan en tijdens hun uitreis, gelet op de complexiteit van de

onderneming, wel afstemming en overleg tussen Soufiane Z. en Azzedine C. moet hebben


plaatsgevonden. Gelet op de verdeling van het geld en de goederen hebben zij daarin ook
beiden een aandeel gehad. Daarmee staat bovendien vast dat Azzedine C. en Soufiane Z.
weliswaar geen airline hadden, maar wel de beschikking hadden over en op de hoogte
waren van de mogelijkheden om het uitreizen te faciliteren. Dit vormt dan ook een belangrijke
aanwijzing voor betrokkenheid van de organisatie daarbij.
Advies tot heimelijkheid

18.137 Getuige 1 heeft aangegeven dat hij vermoedde dat de broeders voorzichtig waren met
het geven van informatie over en mogelijkheden tot het uitreizen naar Syri;784 informatie en
mogelijkheden waarvan de rechtbank zojuist heeft vastgesteld dat zij daar wel over
beschikten. Dit vermoeden van Getuige 1 wordt bevestigd door een bericht dat Azzedine C.
op 1 december 2013 op zijn Facebookaccount plaatste. In dit bericht legde hij uit dat het
reizen naar Syri niet strafbaar is, maar het aansluiten bij Jobha Nosra en ISIS wel
strafbaar zou kunnen zijn. Zijn broederlijke advies was daarom om geen bewijzen bij je te
hebben, of te praten via internet over waar je naar toe gaat of bij wie jij je gaat aansluiten of
wilt aansluiten. Onder aan het bericht stond Wees slimmer dan deze dieren! En nog een
prettige reis bij het uitreizen naar Syri.785 Naast dat Azzedine C. hiermee praktische en
juridische inlichtingen heeft gegeven hoe uit de handen van justitie te blijven bij het uitreizen,
heeft hij immers ook de noodzaak tot heimelijkheid benadrukt. Op het moment van het
plaatsen van dit bericht was het Facebookaccount van Azzedine C. bevriend met dat van
Rudolph H. en Oussama C. .786
18.138 De rechtbank komt daarmee tot de conclusie dat de organisatie over de inlichtingen en
gelegenheid beschikte om anderen te laten afreizen naar Syri om aldaar deel te kunnen
nemen aan de gewapende jihadstrijd. Het verschaffen van de inlichtingen en gelegenheid zal
heimelijk hebben plaatsgevonden.
Betrokkene 4
18.139 In Hoofdstuk 17 is al bewezenverklaard dat Betrokkene 4 op 25 juni 2013 richting
Syri is vertrokken en daar op 27 juni 2013 is aangekomen. In het voortraject van zijn uitreis
heeft Getuige 1 aan Betrokkene 4 gevraagd of hij naar Syri wilde uitreizen, waarop deze
antwoordde dat dit soort dingen met de broeders onder de tafel werd besproken.787 Dit
wijst duidelijk op een voorafgaande afstemming en overleg binnen de groep broeders van
Hondius en Frankies, over wie Getuige 1 heeft verklaard. Daarnaast blijkt Betrokkene 4
voorafgaand aan zijn uitreis op 9 en 12 mei 2013 met Soufiane Z.,788 op 7 juni 2013 met
Azzedine C. 789 en tussen 9 mei en 23 juni 2013 met Oussama C. 790 telefonische contacten
te hebben gehad. Gelet op het voorgaande moet er niet raar van worden opgekeken dat er in
dit soort telefonische contacten geen inlichtingen werden verschaft. Toch ziet de rechtbank
daar, in combinatie met het volgende, met betrekking tot het oogmerk van de organisatie wel
voldoende bewijs voor.
18.140 In Hoofdstuk 17 al overwogen dat Betrokkene 4 op 27 juni 2013 door de organisatie
aan Syrische zijde, op dat moment bestaande uit Hatim R., Anis Z. en Hicham el O., na
overleg en afstemming met Soufiane Z. vanuit Nederland, is opgehaald bij de Turks-Syrische
grens. Azzedine C. en Soufiane Z. hebben in mei en juni 2013 veelvuldig telefoon- en
Skypegesprekken met de zich in Syri bevindende leden van de organisatie gehad.791

Opvallend hierbij is dat Soufiane Z. in de telefoongesprekken op 27 juni 2013 aangaf dat hij
naar een broeder zou gaan die op dat moment nog wel contact zou hebben met de zich in het
grensgebied tussen Turkije en Syri bevindende Betrokkene 4. Tijdens het daaropvolgende
gesprek, waarin hij zegt dat hij deze broeder net heeft gesproken, straalde de telefoon van
Soufiane Z. een telefoonmast aan in de Schilderswijk in Den Haag.792 Dit betekent dat, zeker
in combinatie met de verklaring van Getuige 1 en de hiervoor aangenomen informatiepositie
van de organisatie, naast de organisatie in Syri ook Haagse broeders, onder wie in ieder
geval Soufiane Z., wetenschap hadden van en betrokken waren bij het uitreizen van
Betrokkene 4. Daarmee kan ook worden gezegd dat er binnen de organisatie afstemming heeft
plaatsgevonden en plannen zijn beraamd om het uitreizen naar Syri te faciliteren. De
organisatie heeft dan ook oogmerk gehad uitreizigers daartoe te faciliteren.
Betrokkene 5
18.141 De rechtbank ziet voor het voorgaande ook nog ondersteuning in het uitreizen van
Betrokkene 5 op 5 oktober 2013, zoals in Hoofdstuk 17 beschreven, nu hij op 8 september
2013 aanwezig was bij het Hondiusincident en zich dus als Haagse broeder binnen de
invloedsfeer van de organisatie bevond. Ook had hij op 15 en 17 september 2013 telefonisch
contact met Oussama C. .793 Bij het uitreizen van Betrokkene 5 heeft Soufiane Z. vanuit
Nederland wederom een cordinerende rol vervuld, waarbij hij het ophalen van Betrokkene 5
bij de grens met onder meer Hatim R. heeft afgestemd. Ook Anis Z. was hier wederom bij
betrokken.
Goederenlijst
18.142 Naast zijn betrokkenheid bij het ophalen van strijders aan de grens heeft Hatim R.,
zoals in Hoofdstuk 17 is beschreven, op 1 juli 2014 een lijst voor de broeders die InshaAllah
van plan zijn om naar Syri te gaan en wat handig is om mee te nemen op Facebook gepost.
In deze lijst worden goederen genoemd die van pas komen tijdens de ribat en het
slagveld. De rechtbank is van oordeel dat Hatim R. hiermee inlichtingen heeft verschaft ter
bevordering van de deelname aan de gewapende jihadstrijd. Op deze post wordt onder meer
gereageerd door Azzedine C. 794 en Rudolph H. . Rudolph H. gaf onder meer aan dat hij de
AK-47 (de rechtbank begrijpt: Kalasjnikov) miste.795 Uit het dossier kan worden afgeleid dat
in ieder geval de later afgereisde Betrokkene 1 op het moment van het posten van deze
goederenlijst met het Facebookaccount van Hatim R. was bevriend.796
Conclusie met betrekking tot het oogmerk uit overige bevorderings- en/of
voorbereidingsmiddelen
18.143 De rechtbank is van oordeel dat in de organisatie afstemming heeft plaatsgevonden
over het faciliteren van Syrigangers bij het uitreizen. Niet alleen hebben Azzedine C. en
Soufiane Z. elkaar bij hun mislukte poging daartoe gefaciliteerd, maar ook hebben zij hun
contacten met het Syrische deel van de organisatie aangewend om Haagse broeders bij de
grens op te laten halen. Uit het planmatige en bewust heimelijke karakter van deze lijn Den
Haag-Syri leidt de rechtbank af dat de organisatie het oogmerk heeft gehad om deelname aan
de gewapende jihadstrijd te bevorderen door daartoe anderen gelegenheid en inlichtingen te
verschaffen.
Conclusie met betrekking tot het oogmerk tot de organisatie

18.144 De rechtbank heeft onder 18.129 geconcludeerd dat het oogmerk van de gewone
criminele organisatie (mede) gericht was op
A) opruien tot deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri;
B) verspreiden van geschriften die daartoe opruien;
E) werven voor deelname aan de gewapende jihadstrijd in Syri en
H) financieren van deze strijd.
18.145 Hieraan kan worden toegevoegd dat de organisatie ook het oogmerk had op het plegen
van de terroristische misdrijven als omschreven in onderdeel D van de tenlastelegging met
betrekking tot 140a Sr. Dit betreft de bevordering en/of voorbereiding van de terroristische
misdrijven moord, doodslag en het teweegbrengen van een ontploffing, telkens met een
terroristisch oogmerk.
18.146 Kort gezegd kan uit al deze oogmerken worden geconcludeerd dat het doel van de
organisatie was om broeders (uit hun omgeving) af te laten reizen naar Syri om aldaar deel te
nemen aan de gewapende strijd. Daartoe zijn deze broeders niet alleen opgeruid en geworven,
maar ook gefaciliteerd door het verschaffen van geld en goederen, inlichtingen en
gelegenheid. Nu de deelname aan de gewapende strijd in Syri terroristische misdrijven
inhoudt heeft zij ook een terroristisch doel voor ogen gehad.
18.147 Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat de hierboven beschreven organisatie mede
het oogmerk had op de andere in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Naar de rechtbank
begrijpt vloeit dit in de visie van het Openbaar Ministerie voort uit de hiervoor
bewezenverklaarde oogmerken. De rechtbank herhaalt dat onder oogmerk wordt verstaan het
naaste doel. Wat het Openbaar Ministerie in de kern voorstaat, is dit op te rekken tot uit het
naaste doel voortvloeiende verder verwijderde doelen. De rechtbank kan het Openbaar
Ministerie hierin daarom niet volgen. Uit de afzonderlijke en gezamenlijke gedragingen van
de verdachten, zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld, kan niet worden afgeleid dat het
naaste doel van de organisatie mede op deze andere misdrijven gericht is geweest.797
Opvattingen van de verdachten
18.148 Als afsluitende opmerking over het oogmerk van de organisatie nog dit. De rechtbank
heeft uit de gedragingen van de verdachten in het kader van de organisatie en het gezamenlijk
handelen vanuit de organisatie de naaste doelen van de organisatie afgeleid. Voor de
overtuiging dat de organisatie de hiervoor genoemde oogmerken heeft gehad, neemt de
rechtbank echter wel mee dat deze naadloos passen in de gezamenlijke opvattingen van (de
vaste kern van) deze organisatie, zoals in Hoofdstuk 10 omschreven. Deze opvattingen zijn
niet alleen een bindmiddel geweest binnen de organisatie, maar vooral ook een inspiratiebron
voor het handelen van de verdachten.
Deelneming aan de criminele (terroristische) organisatie, het juridisch kader
18.149 Vooropgesteld moet worden dat van deelneming aan een criminele (terroristische)
organisatie slechts dan sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het

samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die
strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk.798
18.150 Elke dergelijke bijdrage, ook wel deelnemingshandeling genoemd, aan een organisatie
kan strafbaar zijn. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig
misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van
handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of
ondersteuning kan worden gesproken.799 Voorbeelden daarvan zijn het verlenen van
geldelijke bijdragen of andere stoffelijk steun aan alsmede het werven van gelden of personen
ten behoeve van de organisatie.800
18.151 Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin
van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van
(terroristische) misdrijven. Enig vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde
concrete misdrijven is niet vereist.801
Wat zijn de deelnemingshandelingen?
18.152 In al het voorgaande zijn de volgende deelnemingshandelingen beschreven:

i) het faciliteren van een of meer bijeenkomsten (onder meer Adres en/of Hondius)
waar werd opgeruid tot en/of werd geworven voor de gewapende jihadstrijd in Syrie;

ii) het als spreker optreden of anderszins vervullen van een actieve, leidende en/of
bepalende rol op bijeenkomsten (onder meer Hondius en/of Frankies) waar werd
opgeruid tot en/of geworven werd voor de gewapende jihadstrijd in Syri;

iii) het mondeling verspreiden binnen of buiten de groep van de binnen de groep
gedeelde opvattingen over de gewapende jihadstrijd in Syri, waaronder is begrepen
het werven daarvoor en het oproepen tot het martelaarschap;

iv) het beheren van website en/of kanalen op sociale media waarop opruiende en/of
wervende geschriften/documenten en/of beeld- en/of geluidmateriaal werden
geplaatst;

v) het binnen of buiten de organisatie verspreiden en/of aanbevelen van (kanalen met)
opruiende en/of wervende geschriften/documenten en/of beeld- en/of geluidmateriaal;

vi) het becommentariren en/of aanleveren van informatie en/of bewerken en/of doen
van suggesties voor de productie van opruiende geschriften/documenten en/of beelden/of geluidmateriaal en/of het verlenen van medewerking daaraan;

vii) het vragen en/of geven van toestemming voor het plaatsen en/of het gebruik van
opruiende en/of wervende geschriften/documenten en/of beeld- en/of geluidmateriaal;

viii) het fysiek tonen van opruiende en/of wervende geschriften/documenten en/of
beeld- en/of geluidmateriaal;

ix) het inzamelen van geldelijke steun, in de vorm van geld en goederen, ten behoeve
van (de deelnemers aan) de gewapende jihadstrijd in Syri;

x) het vervoeren en/of verdelen en/of vragen van geldelijke steun, in de vorm van geld
en goederen, ten behoeve van (de deelnemers aan) de gewapende jihadstrijd in Syri;

xi) het verschaffen van inlichtingen en/of gelegenheid, in de vorm van simkaarten,
contactgegevens, telefoonnummers en instructies, ter bevordering van (het in het
strijdgebied brengen en/of het aansluiten van deelnemers bij) de gewapende jihadstrijd
in Syri.

Deelnemingshandelingen per verdachte


18.153 Uit het voorgaande volgt tevens dat de verdachten de volgende
deelnemingshandelingen hebben gepleegd:
Azzedine C. : (i), (ii), (iii), (iv), (v), (vi), (ix), (x) en (xi), ziende op de oogmerken: opruiing,
het verspreiden van opruiende geschriften, het werven voor de gewapende strijd, het
financieren van terrorisme en het voorbereiden en/of bevorderen van de gewapende strijd;
Rudolph H. : (i), (ii), (iv), (v), (vi) en (vii), ziende op de oogmerken: opruiing, het
verspreiden van opruiende geschriften, het werven voor de gewapende strijd en het
voorbereiden en/of bevorderen van de gewapende strijd bevorderen van de gewapende strijd;
Oussama C. : (ii), (iii), (vi), (vii), (viii), ziende op de oogmerken opruiing, het verspreiden
van opruiende geschriften, het werven voor de gewapende strijd en het voorbereiden en/of
bevorderen van de gewapende strijd;
Hatim R.: (iv), (v), (xi), ziende op de oogmerken opruiing, het verspreiden van opruiende
geschriften en het voorbereiden en/of bevorderen van de gewapende strijd;

Hicham el O.: (x) en (xi), ziende op de oogmerken: het financieren van terrorisme en het
voorbereiden en/of bevorderen van de gewapende strijd;
Anis Z.: (vi), (x) en (xi), ziende op de oogmerken: opruiing, het verspreiden van opruiende
geschriften, het financieren van terrorisme en het voorbereiden en/of bevorderen van de
gewapende strijd.
18.154 In het voorgaande ligt tevens besloten dat dat verdachten, van wie
deelnemingshandelingen zijn vastgesteld, in zijn algemeenheid wisten dat zij hiermee
bijdroegen aan een organisatie die tot doel had om op te ruien tot, te werven voor de
gewapende jihadstrijd in Syri en de deelnemers daaraan te faciliteren. Zij hebben immers
afzonderlijk en gezamenlijk misdrijven daartoe gepleegd en hebben met betrekking tot de per
verdachte genoemde deelnemingshandelingen met elkaar overlegd en hun handelen op elkaar
afgestemd. Dit betekent ook dat zij (globaal) van elkaars gedragingen op de hoogte waren.
Daarnaast betroffen hun gedragingen telkens dermate actief handelen dat het doel hiervan,
naar uiterlijke verschijningsvorm, daarin besloten lag. Deze verdachten moeten zich ervan
bewust zijn geweest dat zij hiermee het doel hadden om terroristische misdrijven te plegen.
Deze handelingen hebben ook telkens de verwezenlijking van het oogmerk (opruien, werven
of faciliteren) van de organisatie dichterbij gebracht. Zij hebben de realisatie van de doelen
van de organisatie immers (mede) mogelijk gemaakt, versterkt en gefaciliteerd.
18.155 De rechtbank merkt op dat zij voor Jordi de J. geen deelnemingshandeling heeft
kunnen vaststellen, nu hij ten tijde van zijn uitreis naar Syri en zijn verblijf in Syri nog niet
behoorde tot het samenwerkingsverband. Toen hij vanaf eind 2013 wel daartoe behoorde,
heeft hij geen actieve handelingen verricht die het oogmerk van de organisatie hebben
ondersteund: het enkele aanwezig zijn tijdens de gesprekken bij Frankies is daarvoor
onvoldoende. Jordi de J. heeft verder alleen deelgenomen aan volstrekt legale activiteiten
zoals het doen van dawah, die de criminele doelen van de organisatie niet hebben gediend.
Dit levert vanzelfsprekend dan ook geen deelneming aan de organisatie op.
18.156 Voor Moussa L. geldt ook dat het enkele aanwezig zijn tijdens bijeenkomsten, waar
werd opgeruid of geworven, zonder daarbij een actieve rol te spelen, het criminele doel van de
organisatie niet dichterbij heeft kunnen brengen. Dit moet voorts gelden voor de door hem
gepleegde opruiing, nu bij zijn plegen daarvan geen enkele link met de organisatie valt te
leggen. Zo heeft de rechtbank niet vast kunnen stellen dat hij berichten van deelnemers aan de
organisatie heeft verspreid. Ook voor hem moet gelden dat de overige activiteiten van de
organisatie waarbij Moussa L. actief betrokken was, legaal waren en ook verder niet het doel
van de organisatie dichterbij hebben kunnen brengen.
Conclusie met betrekking tot de criminele (terroristische) organisatie
18.157 De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat Azzedine C. , Rudolph H., Oussama
C. , Hatim R., Hicham el O. en Anis Z. hebben deelgenomen aan een criminele organisatie die
het oogmerk heeft het plegen van zowel gewone misdrijven (opruiing tot terroristische
misdrijven en verspreiding geschriften die daartoe opruien, het werven voor de gewapende
jihadstrijd in Syri en de financiering daarvan) als terroristische misdrijven (het bevorderen
en/of voorbereiden van die gewapende jihadstrijd door (zich en) anderen daartoe te bewegen
en inlichtingen, gelegenheid en middelen te verschaffen).

19 Overige feiten Azzedine C.


09/765004-15, feit 1: haat zaaien en/of belediging802
19.1
Aan Azzedine C. wordt kort gezegd verweten dat hij bij gelegenheid van twee
demonstraties heeft aangezet tot haat en discriminatie van en geweld tegen de Joodse
bevolking (artikel 137d, eerste lid, Sr) en dat hij de Joodse bevolking heeft beledigd (artikel
137c, eerste lid, Sr).
Demonstratie 4 juli 2014
19.2
Op 4 juli 2014 vond er een demonstratie plaats op het Hobbemaplein in Den Haag. Deze
demonstratie was bij de gemeente Den Haag aangemeld door Azzedine C. . In de aanmelding
heeft Azzedine C. te kennen gegeven dat tijdens de demonstratie zou worden opgekomen
voor islamitische gedetineerden. Beelden van deze demonstratie zijn uitgezonden in de
media.803 Tijdens de demonstratie is door onder meer Azzedine C. het volgende
geroepen (in een microfoon): Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish Muhammad, sa yahud. Dit
betekent zoveel als: Khaybar Khaybar, wee oh Joden, het leger van Mohamed zal
terugkeren. De woorden van Azzedine C. werden, na door hem te zijn uitgesproken, door
meerdere demonstranten herhaald.804
19.3
In een telefoongesprek dat kort voorafgaand aan genoemde demonstratie door Azzedine C.
met Betrokkene 56 werd gevoerd, zegt Azzedine C. op de vraag van Betrokkene 56 of er
vlaggen moeten worden meegenomen of niet, het volgende: ja ja, je moet alles
meenemen.805
19.4
Op beelden van de demonstratie is een tawheedvlag zichtbaar.806
19.5
In de beelden die van de demonstratie in de media zijn uitgezonden, hebben drie personen
aanleiding gezien om aangifte te doen van bedreiging en/of discriminatie van de Joodse
bevolkingsgroep. Volgens n van de aangevers is tijdens de demonstratie ook het volgende
geroepen: Joden, herinneren jullie van er in Kaiba gebeurd is en het leger van Mohammed
komt er aan. Een andere aangever heeft verklaard dat er ook is geroepen; Al Mauta Lil
Yahud hetgeen zoveel betekent als dood aan de Joden.807
Demonstratie 24 juli 2014
19.6
Op 24 juli 2014 vond er op de Hoefkade in Den Haag een demonstratie plaats. Ook deze
demonstratie was bij de gemeente Den Haag aangemeld door Azzedine C. . Tijdens de

demonstratie zou, volgens Azzedine C. bij die aanmelding, worden opgekomen voor de
Palestijnse zaak. Tijdens deze demonstratie, waarvan beelden zijn uitgezonden in de
media,808 is onder meer (al dan niet meerdere keren) het volgende geroepen:
Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish Muhammad, sa yahud;
Sakhan Sakhan, ya yahud, jaishu Mohammed sa yaud hetgeen zoveel betekent als de
hel/vernietigend/verpletterend, wee oh Joden, Mohammads leger zal terugkeren;
Almawt almawt almawtu liljahud hetgeen zoveel betekent als de dood de dood de dood
aan de joden;
Al mawt lil jahoed hetgeen zoveel betekent als dood aan de joden;
Zaggim zaggim ja jahoed, djaish-e-Muhamad sajaoed hetgeen zoveel betekent als stinkstinkjoden, het leger van Mohammed zal terugkeren;
() moeten de effecten van de Europeanen voelen door onze eigen heilige land aan die
vuile joden te geven;
Wij blijven spreken totdat Shaam gezuiverd wordt van deze Joden;
Dood aan de Zionist. Vuile Joden. Dood aan de Zionist;
Isral, go to hell.809
19.7
En van de personen die tijdens de demonstratie Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish
Muhammad, sa yahud riep, was Azzedine C. . Hij gebruikte daarbij een microfoon. Hij deed
deze uitspraak meerdere keren en de groep om hem heen herhaalde deze uitspraak.810 De
uitspraak () moeten de effecten van de Europeanen voelen door onze eigen heilige land
aan die vuile joden te geven is ook door Azzedine C. gedaan.811
19.8
Enkele demonstranten hielden tijdens de demonstratie vlaggen vast. Het betrof zowel
tawheedvlaggen als zegelvlaggen.812
19.9
Uitzending van de beelden van deze demonstratie heeft geleid tot aangiftes van acht personen
die te kennen hebben gegeven dat zich door de uitingen die tijdens de demonstratie zijn
gedaan, bedreigd of beledigd te voelen of te hebben gevoeld dan wel die menen dat er tijdens
die demonstratie is aangezet tot haat en geweld tegen en discriminatie van Joden. Twee van
deze aangevers hebben verklaard dat n van de sprekers tijdens de demonstratie het volgende
heeft gezegd: Er komt een dag dat ik zeg, er zit een Jood achter je, vermoord hem. Volgens
n van deze aangevers is door de menigte ook geroepen: Dood aan de Joden en dood aan
Isral.813

19.10
Over het bovengenoemde, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden,
bestaat geen discussie. Wel bestaat discussie over de vraag of (ook) bewezen kan worden dat,
zoals door twee van de aangevers is verklaard, tijdens de demonstratie van 24 juli 2014
(herhaaldelijk) de Hitlergroet is gebracht.

Medeplegen?
19.11 Zoals hiervoor is overwogen, kunnen de uitspraken Khaybar Khaybar, ya yahud, Jaish
Muhammad, sa yahud en () moeten de effecten van de Europeanen voelen door onze
eigen heilige land aan die vuile joden te geven (rechtstreeks) aan Azzedine C. worden
toegeschreven. De overige tijdens de demonstraties gedane uitspraken zijn niet van Azzedine
C. afkomstig.
19.12
De rechtbank zal allereerst beoordelen, nu dit een twistpunt is tussen de officieren van justitie
en de verdediging, of Azzedine C. als medepleger kan worden aangemerkt van de uitingen die
niet door hemzelf zijn gedaan. Daarbij is van belang dat voor medeplegen een bewuste en
nauwe samenwerking met een ander of anderen vereist is. Om van een dergelijke
samenwerking te kunnen spreken is het niet noodzakelijk dat de verdachte zelf enige
uitvoeringshandeling heeft verricht. Hij moet echter wel een bijdrage hebben geleverd aan het
delict. Een bewuste en nauwe samenwerking kan blijken uit voorafgaande en/of stilzwijgende
afspraken, taakverdelingen, de aanwezigheid van de verdachte(n) ten tijde van het delict en
het zich niet distantiren daarvan. Het enkele zich niet distantiren kan geen medeplegen
opleveren, maar dient in combinatie met een blijkende betrokkenheid te bestaan.814
19.13
In het dossier bevindt zich niets wat duidt op enig overleg of enige afstemming vooraf tussen
Azzedine C. en de overige deelnemers aan de demonstraties over hetgeen tijdens die
demonstraties gezegd zou gaan worden. Uit het enkele feit dat Azzedine C. beide
demonstraties heeft georganiseerd en hij tijdens die demonstraties een zekere voortrekkersrol
vervulde, kan dit ook niet worden afgeleid. Het dossier bevat ook onvoldoende aanwijzingen
die er op (kunnen) duiden dat Azzedine C. de uitingen die door anderen zijn gedaan, heeft
gehoord of heeft moeten horen (bijvoorbeeld vanwege de plaats waar hij zich toen bevond).
Dit maakt ook dat niet gezegd kan worden (zoals de officieren van justitie hebben gedaan) dat
Azzedine C. had moeten ingrijpen en/of zich nadien van de gedane uitlatingen had moeten
distantiren. Als het gaat om de demonstratie van 24 juli 2014, is voorts van belang dat ook
enkele van de aanwezige agenten hebben aangegeven niet altijd goed te hebben kunnen
verstaan wat er gezegd werd. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat tussen
Azzedine C. en de overige deelnemers aan de demonstraties die ook leuzen hebben geroepen
een zodanig bewuste en nauwe samenwerking bestond dat van medeplegen kan worden
gesproken. In zoverre moet dan ook vrijspraak van het tenlastegelegde volgen. Gelet hierop
kan onbesproken blijven of kan worden bewezen dat tijdens de demonstratie van 24 juli 2014
(meermalen) de Hitlergroet is gebracht.
19.14

Wat hiervoor is overwogen over de tijdens de demonstraties door anderen dan Azzedine C.
gedane uitingen, geldt ook voor de tijdens de demonstratie van 24 juli 2014 gevoerde vlaggen.
Als het gaat om de vlaggen die tijdens de demonstratie van 4 juli 2014 te zien waren, kan naar
het oordeel van de rechtbank, niettegenstaande de inhoud van het hierboven weergegeven
telefoongesprek, ook geen medeplegen door Azzedine C. worden aangenomen. Uit dit
telefoongesprek kan immers niet worden afgeleid dat Betrokkene 56, die vraagt of hij vlaggen
moet meenemen, toen al wist welke uitlatingen Azzedine C. tijdens de demonstratie zou gaan
doen.
19.15
Het voorgaande neemt niet weg dat kan worden aangenomen dat Azzedine C. , die tijdens
beide demonstraties immers een voortrekkersrol vervulde, met de door hem gedane uitingen
een trigger heeft gevormd voor andere deelnemers daaraan om ook leuzen te gaan roepen.
Dit is een omstandigheid die de rechtbank hierna (bij de strafmaat) nog zal meewegen.
Juridisch kader
19.16 In het eerste lid van artikel 137d Sr is het volgende bepaald:
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of
discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens
hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele
gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
19.17
De tekst van artikel 137c, eerste lid, Sr, luidt als volgt:
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend
uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun
hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke
handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de
derde categorie.
19.18
Het, onder meer in artikel 10 EVRM gegarandeerde, recht op vrijheid van meningsuiting staat
aan een veroordeling ter zake van artikel 137d Sr onderscheidenlijk 137c Sr in de weg indien
zo een veroordeling een op grond van artikel 10, tweede lid, EVRM toegelaten te weten een
bij de wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende en daartoe een in een democratische
samenleving noodzakelijke - beperking van de vrijheid van meningsuiting vormt.
19.19
Waar het de artikelen 137d Sr en artikel 137c Sr betreft, begint de strafbaarheid waar kritiek
ontaardt in het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld of het aantasten van de eer en goede
naam van groepen mensen wegens het enkele feit dat de leden daarvan (voor zover in deze
zaak van belang) van een ras zijn of de godsdienst belijden, waartegen de kritiek gericht is.

19.20
Specifiek ten aanzien van artikel 137d Sr geldt verder het volgende. Aanzetten is het iemand
(trachten te) bewegen in een bepaalde (mentale) richting te gaan. Het omvat mede iemand
aansporen tot laakbaar gedrag en ook kan men denken aan opstoken of ophitsen815. Er is
sprake van aanzetten tot haat indien uitlatingen een intrinsiek conflictueuze tweedeling
schetsen waarvan geweld en discriminatie van een groep mensen een redelijkerwijs te
verwachten gevolg kan zijn.816 De term discriminatie is gedefinieerd in artikel 90quater Sr:
Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke
uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de
erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en
de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere
terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast. Gewelddadig
optreden omvat vele soorten gedragingen die indien daadwerkelijk gepleegd delicten van
uiteenlopende aard kunnen opleveren.817
19.21
Of een scherp getoonzet debat overgaat in het aanzetten tot haat, discriminatie of geweld
hangt sterk af van de context waarin de uitlating wordt gedaan. Daarbij dient onder ogen te
worden gezien of de gewraakte uitlating een bijdrage kan leveren aan het maatschappelijk
debat.818
19.22
Als het gaat om artikel 137c Sr is het toetsingskader als volgt. Beoordeeld moet worden of de
betreffende uitlating:
op zichzelf beledigend is voor een groep mensen wegens n van de in artikel 137c Sr
genoemde kenmerken (waarbij niet alleen naar de letterlijke bewoordingen moet worden
gekeken, maar ook naar de samenhang met de rest van de uiting) en zo ja,
of de context waarin de uitlating is gedaan het beledigend karakter wegneemt en, indien dit
het geval is,
of de uitlating niettemin onnodig grievend is.819
19.23
Wat hiervoor over de context van het maatschappelijk debat is gezegd, geldt ook hier.820
De uitlatingen van Azzedine C.
19.24
De rechtbank zal allereerst de uitspraak Khaybar Khaybar, wee oh Joden, het leger van
Mohamed zal terugkeren aan een beoordeling onderwerpen.
19.25

Deze uitspraak verwijst naar een gebeurtenis in het leven van de profeet Mohammed in het
jaar 628 na Christus. In dat jaar werd Khaybar, een joods stadje gelegen in de buurt van
Medina, door het leger van de profeet aangevallen. Vele inwoners van Khaybar werden
hierbij gedood.821
19.26
Met het doen van de uitspraak Khaybar Khaybar, wee oh Joden, het leger van Mohamed zal
terugkeren worden Joden herinnerd aan de gebeurtenissen in Khaybar, waarbij door het leger
van de profeet Mohammed geweld werd gebruikt. Hen wordt voorts een herhaling van deze
gebeurtenissen in het vooruitzicht gesteld. In de uitspraak ligt ook een aansporing besloten
voor anderen om (georganiseerd) geweld tegen Joden te begaan. De rechtbank vindt voor dit
oordeel steun in het aanvullend rapport van deskundige Peters.822
19.27
De context waarin de uitspraak is gedaan draagt naar het oordeel van de rechtbank voorts bij
aan voorgaande conclusie. Zo zijn er allereerst de uitlatingen die tijdens de demonstratie door
anderen zijn gedaan; deze roepen, vrijwel zonder uitzondering, op om Joden te doden. Ook
Azzedine C. heeft zich niet beperkt tot het doen van de uitspraak die thans aan de orde is; hij
heeft immers ook de woorden vuile joden gebezigd. Van belang zijn voorts de tijdens de
demonstraties gebruikte vlaggen. Deze stonden in de tijd waarin de demonstraties
plaatsvonden symbool voor IS. De leider van IS had in Syri het kalifaat uitgeroepen, een
samenleving waarin geen plaats is voor mensen die een ander geloof aanhangen dan het
islamitische geloof. Ook de wijze waarop de uitspraak is gedaan, namelijk meerdere keren en
met behulp van een microfoon, is van belang alsmede de omstandigheid dat de uitspraak door
andere deelnemers aan de demonstraties werd overgenomen door deze ook te roepen.
19.28
Door de verdediging is aangevoerd, en ook Azzedine C. zelf heeft dit naar voren gebracht, dat
de gewraakte uitlating moet worden bezien tegen de achtergrond van het teken waarin de
demonstraties stonden, namelijk die van het conflict in Gaza in juli en augustus 2014, waarbij
vele Palestijnen het leven hebben verloren. Aldus bezien, wordt het eventueel strafwaardig
karakter aan de uitlating ontnomen, aldus de verdediging en Azzedine C. . Op dit punt
overweegt de rechtbank als volgt.
19.29
De demonstratie van 4 juli 2014 had het conflict in Gaza niet als thema; er werd opgekomen
voor (het lot van) islamitische gedetineerden. Het betoog faalt reeds hierom, als het gaat om
die demonstratie. Wat de demonstratie van 24 juli 2014 betreft, geldt het volgende. In de
uitspraak komen de woorden Isral of Gaza niet voor. Van belang is voorts dat de
uitspraak Khaybar, Khaybar Khaybar, wee oh Joden, het leger van Mohamed zal terugkeren
vaker door Azzedine C. is gedaan, ook buiten het verband van demonstraties die in het teken
stonden van de situatie in Isral, namelijk tijdens de demonstratie van 4 juli 2014 en ook
tijdens de demonstratie op het Museumplein in Amsterdam op 16 september 2012.823 In dit
verband komt ten slotte betekenis toe aan hetgeen hiervoor is overwogen over hetgeen door
de andere deelnemers aan de demonstratie is geroepen en over de aldaar gevoerde vlaggen.

19.30
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat Azzedine C. met de uitspraak
Khaybar, Khaybar, wee oh Joden, het leger van Mohamed zal terugkeren heeft aangezet tot
haat en geweld tegen Joden. In de uitspraak leest de rechtbank geen oproep om Joden te
discrimineren en van het onderdeel van de tenlastelegging dat hierop betrekking heeft, zal
Azzedine C. dan ook worden vrijgesproken. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook niet
worden gezegd dat Azzedine C. met het doen van de uitspraak de eer en/of goede naam van
de Joodse bevolking heeft aangetast en hen aldus heeft beledigd. Ook in zoverre zal vrijspraak
volgen.
19.31
De door Azzedine C. gebezigde woorden vuile joden bergen een evidente belediging in
zich; Joden worden hiermee immers als inferieur neergezet. Met de verdediging is de
rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat de uitspraak waarin deze bewoordingen
voorkomen (() moeten de effecten van de Europeanen voelen door onze eigen heilige land
aan die vuile joden te geven)824 ook aanzet tot haat en/of geweld en/of discriminatie
tegen/van Joden. Azzedine C. zal daarom van het onderdeel van de tenlastelegging dat hierop
betrekking heeft, worden vrijgesproken.
09/765004-15, feit 2: smaadschrift825
19.32
Op 27 juli 2014 heeft Azzedine C. op n van zijn Twitteraccounts een foto geplaatst van
wijkagent, gekleed in politie-uniform. Wijkagent was destijds werkzaam op het bureau
Hoefkade van de politie Eenheid Den Haag. Wijkagent houdt op de betreffende foto n zijde
van een tawheed-vlag vast. Bij de foto heeft Azzedine C. een bijschrift geplaatst, dat als volgt
luidt: De agenten op hoefkade deden hard mee met anti-joden protest, zoals het genoemd
werd. Zelfs met ISIS vlag wapperen!. De foto is gemaakt tijdens de hiervoor (in hoofdstuk
18) genoemde demonstratie die plaatsvond op de Hoefkade in Den Haag op 24 juli 2014.826
19.33
Op 31 juli 2014 heeft Wijkagent aangifte gedaan van belediging.827 In haar aangifte vermeldt
Wijkagent dat zij zich door het plaatsen van de foto met bijschrift in haar eer en goede naam
aangetast voelt. Wijkagent vermeldt in haar aangifte ook dat zij tijdens de demonstratie in
discussie geraakte met iemand die een tawheed-vlag om haar schouders wilde leggen en dat
zij, in een poging om deze persoon hiervan te weerhouden, de vlag (mogelijk) heeft
vastgepakt of weggeduwd.
19.34
Het plaatsen op Twitter van voornoemde foto met bijschrift is aan Azzedine C. tenlastegelegd
als smaadschrift.
19.35

Volgens de officieren van justitie kan de gedraging van Azzedine C. als smaadschrift
bewezen worden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat naar haar oordeel het
verspreiden van de foto met bijschrift het algemeen belang en het maatschappelijk debat dient
en het bijschrift sarcastisch geformuleerd is.
19.36
De rechtbank overweegt als volgt.
19.37
Door opzettelijk iemands eer of goede naam aan te randen door aan hem een bepaald feit ten
laste is leggen met het kennelijke doel van ruchtbaarheid, stelt de dader zich bloot aan
vervolging voor het plegen van smaad (artikel 261 lid 1 Sr). Wordt er smaad gepleegd door
geschriften of afbeeldingen publiek te maken, dan kan er sprake zijn van het qua
strafbedreiging zwaardere smaadschrift (artikel 261 lid 2 Sr).
19.38
De termen eer en goede naam kunnen omschreven worden als de erkenning van iemands
morele integriteit. Tenlastelegging van een bepaald feit betekent de beschuldiging van een
bepaald feit. Dit feit moet geschikt zijn om iemands integriteit aan te tasten. Het moet ook
gaan om een feit dat naar huidig recht te kwalificeren is als misdrijf of als feit dat binnen de
rechtsgemeenschap als moreel verwerpelijk wordt beschouwd.828 Het dient ook een bepaald
feit te zijn; het feit moet een duidelijk te onderkennen, concrete historische gedraging
aanwijzen.829 Niet van belang is of de beschuldiging al dan niet waar is.830 De dader moet
andermans eer of goede naam opzettelijk aanranden; het gaat er hierbij met name om dat de
dader wetenschap had van het beledigende karakter van zijn uiting.831 De pleger van smaad
moet verder de kennelijke bedoeling hebben de beschuldiging ter kennis van een bredere
kring van betrekkelijk willekeurige derden te brengen.832 Heden ten dage kan dit,
vanzelfsprekend, ook plaatsvinden via social media. De context waarin de smadelijke uitlating
is gedaan, kan het smadelijk karakter wegnemen.833
19.39
Als geschrift in de zin van artikel 261 lid 2 Sr wordt aangemerkt informatie die op duurzame
en leesbare wijze is vastgelegd. Ook elektronisch doorgegeven informatie kan een geschrift
zijn. Fotos zijn onder meer als afbeeldingen te beschouwen. Van verspreiden is sprake indien
er meerdere exemplaren van het geschrift of de afbeeldingen in meerdere handen
terechtkomen.834
19.40
Hiervoor (in hoofdstuk 18) heeft de rechtbank geoordeeld dat Azzedine C. zich tijdens de
demonstratie van 24 juli 2014 heeft schuldig gemaakt aan het aanzetten tot haat en geweld
jegens de Joodse bevolking door Khaybar Khaybar, wee oh Joden, het leger van Mohamed
zal terugkeren te roepen en belediging van de Joodse bevolking door zich te bedienen van de
woorden vuile joden. Hierbij heeft de rechtbank onder meer de uitingen van andere
demonstranten meegewogen alsook het voeren tijdens de demonstratie van tawheed- en
zegelvlaggen. In het bijschrift bij de hiervoor genoemde foto beschuldigt Azzedine C.

Wijkagent ervan aan deze demonstratie te hebben deelgenomen en zich tijdens die
demonstratie aan vergelijkbare feiten (als die hem worden verweten) te hebben schuldig
gemaakt. Hiermee valt Azzedine C. , zoals ook kan worden opgemaakt uit de aangifte van
Wijkagent, de reputatie aan die een wijkagent in het maatschappelijk verkeer geniet. Uit de
aangifte van Wijkagent en uit de foto blijkt ook evident dat een beschuldiging als door
Azzedine C. gedaan niet op waarheid berust.835
19.41
Dat Azzedine C. zich bewust was van het beledigende karakter van zijn uiting leidt de
rechtbank niet alleen af uit de aard en ernst van de geuite beschuldiging, maar ook uit het
gekozen medium en uit n van de reacties die Azzedine C. op Twitter heeft geplaatst naar
aanleiding van een bericht van een andere gebruiker van Twitter. Deze gebruiker gaf in dat
bericht aan dat het overduidelijk was dat Wijkagent de tawheedvlag probeerde af te pakken,
waarop Azzedine C. reageert met de mededeling dat dit, overduidelijk, niet haar bedoeling
was (deze manwijf wilde er mee op de foto, dwaasje).836
19.42
Door het bericht op n van zijn Twitteraccounts te plaatsen, heeft Azzedine C. kennelijk
ruchtbaarheid aan de door hem geuite beschuldiging gegeven. Het bericht op Twitter kan ook
als een geschrift, gecombineerd met een afbeelding, worden aangemerkt en van verspreiden is
eveneens sprake. Bij dit alles heeft de rechtbank meegewogen dat op de foto met bijschrift
door andere gebruikers van Twitter is gereageerd.
19.43
Door de verdediging is betoogd dat Azzedine C. met het plaatsen van het bericht het optreden
van de politie aan de kaak heeft willen stellen en het plaatsen van het bericht daarom het
algemeen belang en het maatschappelijk debat dient. De rechtbank ziet echter niet in, mede
gezien hetgeen hiervoor is overwogen, dat het in deze gaat om een uitlating die in een
democratie van publiek belang is. Azzedine C. heeft dit ook niet kunnen uitleggen.
19.44
De rechtbank is verder van oordeel dat de gestelde sarcastische toon niet meebrengt dat van
smaad geen sprake (meer) kan zijn. Daarbij is ook van belang dat niet valt in te zien dat het
doel van de het bericht het algemeen belang of het maatschappelijk debat diende. Overigens is
in de reacties die Azzedine C. heeft geplaatst op berichten van andere gebruikers van Twitter
geen sarcasme meer te ontwaren; de rechtbank verwijst in dit verband naar de hierboven
(onder 19.41) genoemde reactie en zij merkt voorts op dat Azzedine C. in n van zijn
reacties ook heeft gezegd dat hij haar [Wijkagent, toevoeging rechtbank] ook haat.
19.45
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat Azzedine C. zich aan smaadschrift
heeft schuldig gemaakt.

20 Overige feiten Moussa L.

09/767238-14, feit 3: belediging


20.1
Op 10 augustus 2014 deden Agent 1 en Agent 2, beiden agent van de politie Eenheid Den
Haag, aangifte van belediging van een ambtenaar in functie. Zij reden die dag op de Hoefkade
in Den Haag. Zij waren in functie als politiefunctionaris, maar in burger gekleed en dus niet
als zodanig herkenbaar. Op de Hoefkade zagen zij twee personen lopen die zij ambtshalve
herkenden als Moussa Moussa L. en Betrokkene 54. Moussa L. kwam hun kant op en naderde
het voertuig tot een meter. Op dat moment stond de hele Hoefkade vol met mensen. Het
portierraam van de auto van verbalisanten was geopend. Moussa L. keek de agenten aan en
stak zijn middelvinger op. Daarbij schreeuwde hij hard kankerhonden.837 Van het incident
zijn opnames gemaakt. Deze zijn veiliggesteld. Een afdruk van de opgestoken middelvinger
bevindt zich in het dossier.838
20.2
Ter terechtzitting heeft Moussa L. verklaard dat hij inderdaad zijn middelvinger heeft
opgestoken en het woord kankerhonden heeft geschreeuwd, maar dat hij niet wist dat het
twee politieambtenaren waren. De auto reed daar continu en de mannen in de auto maakten
fotos. Omdat hij continu werd achtervolgd raakte hij gerriteerd. De politie maakte wel vaker
fotos en filmopnamen. Moussa L. heeft verklaard: Er knapte iets. Het houdt een keer op.
Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat Moussa L. wel degelijk het vermoeden had
dat het om politieambtenaren ging.
20.3
Een uitlating jegens een ander in diens tegenwoordigheid mondeling gedaan moet als
beledigend worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn
eer of goede naam. De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte gebezigde woord in
het algemeen hedendaags taalgebruik als scheldwoord wordt ervaren en onmiskenbaar ertoe
strekte de eer en goede naam van de verbalisanten aan te tasten. Ook het gericht opsteken van
de middelvinger kan slechts worden begrepen als een uiting van grote minachting jegens de
betreffende verbalisanten en daarmee als een gebaar dat de strekking heeft de verbalisanten
tot wie het gebaar was gericht in hun eer en goede naam aan te tasten. Voorts blijkt dat de
betreffende verbalisanten zich daadwerkelijk in hun eer en goede naam aangetast voelden. De
rechtbank acht daarmee het ten laste gelegde bewezen.
09/827053-15, feit 2: bedreiging subsidiair belediging
20.4
Op 4 januari 2015 plaatste Moussa L. een bericht met de volgende tekst zij heeft vaak voor
mijn deur gestaan katalahummuAllah. Het bericht bevat tevens een foto waarop aangeefster
Wijkagent duidelijk herkenbaar in uniform te zien is.839De uitdrukking katalahummuAllah
is afkomstig uit de Koran en betekent zo veel als Allah zal hen bestrijden en vervloeken.840
Uit het gebruik van het woord blijkt een grote vijandschap tegenover degene tot wie het is
gericht.841 Moussa L. heeft naast dit bericht in dezelfde periode nog een bericht gepost met
de tekst Politie is bezig met treiteren volgen en boetes uit schrijven aan broeders
katalahumuAllah842 en nog een bericht waarin hij een agent afbeeldt met de tekst Er is

geen vrees voor de onderdrukkers.843 Uit deze berichten spreekt afkeer van de politie en
zelfs haat. De islamitische context van de uitdrukking is een oproep aan Allah om degene tot
wie het is gericht te bestrijden. Een dergelijke oproep kan naar het oordeel van de rechtbank
niet anders worden gezien dan als de uitdrukkelijke wens van Moussa L. om dat resultaat te
bereiken. Dat resultaat kan slechts gestalte krijgen indien een of meer mensen trachten de
gewenste uitkomst te bewerkstelligen en daarmee aan de wil van Allah gevolg te geven.
20.5
Aangeefster Wijkagent is wijkagent in de Schilderswijk in Den Haag, waar Moussa L. woont.
Zij voelde zich door deze tweet daadwerkelijk bedreigd.844 Moussa L. heeft verklaard dat hij
dat bericht heeft gepost. Hij was gewoon boos. Hij had niet de intentie Wijkagent te
bedreigen, vroeger zou hij kankerhond hebben gezegd, nu zegt hij katalahumuAlaaH. 845
20.6
Naar het oordeel van de rechtbank is hier sprake van een indirecte bedreiging met enig
misdrijf tegen het leven gericht, door Moussa L. aan het adres van aangeefster. Moussa L.
heeft zich door het plaatsen van het bericht op zijn openbare Twitter account willens en
wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreiging terecht zou komen bij
aangeefster. Daarbij is niet relevant dat geen sprake is van een door Moussa L. zelf te plegen
misdrijf.846 Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat
de tweet van Moussa L. van dien aard was en onder zodanige omstandigheden gedaan dat bij
aangeefster redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook
gepleegd zou worden.

21 Het bewezenverklaarde, de strafbaarheid daarvan en


de strafbaarheid van de
verdachten
21.1
De bewezenverklaringen per verdachte maken als bijlagen B 1 t/m 9 onderdeel uit van dit
vonnis. De bewezenverklaringen komen kort gezegd op het volgende neer:
Ten aanzien van Imane B.(09/842489-14)
Verspreiding van een tot een terroristisch misdrijf opruiend geschrift en afbeelding middels
het plaatsen van een bericht op een Twitter-account.
Ten aanzien van Oussama C. (09/767038-14 en 09/767313-14)
Het werven voor de gewapende jihadstrijd van een persoon;
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven middels het geven van lezingen en het
plaatsen van berichten op social media en het maken van films en geluidsfragmenten en het

plaatsen daarvan op websites, waaronder het kanaal Nusrah bil-Jihaad op Youtube en op


andere social media, en
Verspreiding van deze opruiende lezingen, berichten, films;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, en
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Azzedine C. (09/767174-13 en 09/765004-15)
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven middels het plaatsen van berichten en
filmpjes op Twitter en Facebook, en
Verspreiding van deze opruiende berichten en films;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, en
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Aanzetten tot haat en/of gewelddadig optreden tegen mensen van Joodse komaf, vanwege
hun ras en/of godsdienst, en
Belediging van mensen van Joodse komaf, vanwege hun ras en/of godsdienst;
Smaadschrift jegens een ambtenaar.
Ten aanzien van Rudolph H. (09/767146-14)
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven middels beheren van
www.dewarereligie.nl, en het plaatsen van lezingen daarop en het beheren van en uitzenden
op Radio Ghurabaa van lezingen en het plaatsen van berichten en filmpjes op Twitter, en
Verspreiding van deze en andere opruiende berichten en films;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, en
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Jordi de J. (09/767256-14)
Voorbereiding van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan training ten behoeve van
de gewapende jihadstrijd in Syri.
Ten aanzien van Moussa L. (09767238-14 en 09/827053-15)

Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven middels het plaatsen van berichten op
Facebook, en
Verspreiding van deze opruiende berichten;
Belediging van twee politieambtenaren;
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven en tot geweld tegen het openbaar gezag
middels het plaatsen van berichten en afbeeldingen op Twitter, en
Verspreiding van deze opruiende berichten;
Bedreiging van een politieambtenaar.
Ten aanzien van Hicham el O. (09/767237-14)
Samenspanning tot, en
Voorbereiding dan wel bevordering van moord met een terroristisch oogmerk en doodslag
met een terroristisch oogmerk en het teweegbrengen van ontploffingen met een terroristisch
oogmerk, en
Voorbereiding van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan training ten behoeve van
de gewapende jihadstrijd in Syri;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, en
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van Hatim R. (09/765002-15)
Voorbereiding en bevordering van moord met een terroristisch oogmerk en doodslag met
terroristisch oogmerk en het teweegbrengen van ontploffingen met een terroristisch oogmerk,
en
Voorbereiding van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan training ten behoeve van
de gewapende jihadstrijd in Syri;
Opruien tot het plegen van terroristische misdrijven middels het plaatsen van berichten en
fotos op Facebook en Twitter, en
Verspreiding van deze opruiende berichten en fotos;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, en
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Ten aanzien van Anis Z. (09/767077-14)


Samenspanning tot, en
Voorbereiding en bevordering van moord met een terroristisch oogmerk en doodslag met
een terroristisch oogmerk en het teweegbrengen van ontploffingen met een terroristisch
oogmerk, en/of
Voorbereiding van terroristisch misdrijven door deel te nemen aan training ten behoeve van
de gewapende jihadstrijd in Syri;
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische
misdrijven, en
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ontslag van alle rechtsvervolging
21.2
Zoals in Hoofdstuk 17 overwogen moeten Hicham el O., Hatim R. en Anis Z. voor hun
gedragingen, die niet zien op training en wel telkens met betrekking tot 134a Sr zijn ten laste
gelegd, worden ontslagen van alle rechtsvervolging, voor zover zij daar nog niet van waren
vrijgesproken.
Conclusie
21.3
Het bewezenverklaarde is verder volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of
omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
21.4
Het bewezenverklaarde levert de in de beslissingen genoemde strafbare feiten op.
21.5
De verdachten zijn eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk
zijn geworden die hun strafbaarheid uitsluiten.

22 De strafoplegging
Algemene overwegingen
22.1
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de
omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke

omstandigheden van verdachten, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken.
22.2
Hierbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
22.3
Zoals hiervoor in dit vonnis kort is beschreven, heeft het regime van president Assad op
uiterst gewelddadige wijze geprobeerd vreedzame protesten de kop in te drukken. Verzet
tegen dit dictatoriale regime ontmoette dan ook in Nederland in brede kring sympathie.
22.4
Dat geldt niet voor het deelnemen aan jihadistische terroristische strijdgroepen. Het doel wat
hen voor ogen staat is naast het verjagen van het regime Assad ook het vestigen van een
islamitische staat, waarin de rechten van andersdenkenden christenen, joden, sjiieten,
alawieten en ook niet fundamentalistische soennieten op zeer gewelddadige wijze worden
geschonden. Door deze strijdgroepen worden op grote schaal ernstige
mensenrechtenschendingen begaan, zoals standrechtelijke executies, moord, marteling,
deportatie, verminking en verkrachting van krijgsgevangenen en burgers. Veel van de
hierboven beschreven misdaden van de jihadistische strijdgroepen stonden in geen enkele
relatie tot de strijd tegen het leger van president Assad, maar kwamen voort uit de
godsdienstig gemotiveerde wens van deze groepen hun radicale versie van de sharia op een
gewelddadige wijze op te leggen aan de burgerbevolking van de door hen veroverde
gebieden. Veel van deze misdaden werden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de
bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen. Daarmee zijn het ontegenzeggelijk
terroristische misdrijven.
22.5
In de Haagse Schilderswijk is in de periode van 2012 tot medio 2014 een organisatie actief
geweest die zich (naast een aantal legale activiteiten) heeft bezig gehouden met het opruien en
werven van jonge mensen voor het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri en het
faciliteren van Jordi de J. eren die met dat doel naar Syri wilden afreizen. De organisatie
heeft op grote schaal bijgedragen aan een klimaat waarin jongeren zich geroepen voelden te
vertrekken naar Syri om aldaar deel te nemen aan de strijd. Daarbij is dankbaar gebruik
gemaakt van de invloed van social media op de huidige generatie. Met een bombardement aan
berichten vol propaganda, verheerlijking van de gewapende strijd en het martelaarschap,
indirecte en soms zelfs directe oproepen werden de geesten rijp gemaakt voor de radicale
opvatting dat het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri een individuele
verplichting is voor elke moslim. Een aanzienlijk deel van de groep uitreizigers betrof
kwetsbare, benvloedbare jongeren, die psychisch minder weerbaar waren en daarmee vatbaar
voor de radicale denkbeelden van de ronselaars. Het opruien gebeurde professioneel en
georganiseerd, waarbij goed werd opgelet om bij de legale activiteiten binnen of op de
grenzen van de wet te opereren.
22.6

In genoemde periode zijn tientallen Haagse jongeren afgereisd. Deze jongeren zijn
grotendeels terecht gekomen bij de terroristische organisaties ISIS en Jabhat al-Nusra.
Verschillende van hen zijn inmiddels in de gewapende strijd omgekomen, hetgeen tot
onmetelijk leed heeft geleid bij de nabestaanden. Een en ander leidde tot onrust in de
Schilderswijk en grote ongerustheid bij ouders van moslimjongeren. Veel ouders vroegen zich
vertwijfeld af of hun kind de volgende zou zijn die ging afreizen.
22.7
De rechtbank merkt hier nogmaals op dat de burgers in Syri een gerechtvaardigd verzet
voerden tegen het abjecte regime van Assad. Hun revolutie is echter gekaapt door
groeperingen die met hun extremistische opvattingen de burgerbevolking hebben
geterroriseerd, door andersdenkenden te verjagen of te vermoorden. Op Nederland rust de
internationale verplichting om terrorisme te bestrijden, ook als dat in een ander land
plaatsvindt. Zoals hiervoor overwogen is het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syri
een terroristisch misdrijf. Het afreizen naar Syri met dat doel moet daarom ontmoedigd
worden.
Overwegingen per verdachte
Imane B.
22.8
Van Imane B. is niet gebleken dat zij heeft deelgenomen aan deze Haagse ronselorganisatie.
Van de door haar verspreide berichten is er slechts n die als opruiend moet worden
beschouwd.
22.9
Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten.
Oussama C.
22.10
Oussama C. had grote invloed op de ontwikkeling van radicale opvattingen bij jongeren. Hij
stond ondanks zijn jeugdige leeftijd in hoog aanzien binnen de moslimgemeenschap door het
succes van zijn op jongeren gerichte preken. Met die preken trachtte hij jongeren te
bewegen zich te houden aan een orthodoxe opvatting van de islam, hetgeen uiteraard niet
verboden is. Daarnaast heeft hij echter binnen de ronselorganisatie lezingen verspreid waarin
door een verband te leggen tussen islamitische overlevering en Koranteksten en de actuele
situatie in Syri, jongeren werden opgeroepen aan de gewapende jihadstrijd deel te nemen.
Ook heeft hij binnen dat verband de psychisch kwetsbare Getuige 1 daadwerkelijk geronseld
voor de gewapende strijd. Ten slotte heeft hij een grote stroom opruiende berichten verspreid
via zijn persoonlijke Facebookpagina en zeer kwalijke, opruiende videos verspreid via het
Youtube kanaal Nusrah bil-Jihaad.
22.11

Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten. Oussama C. heeft zijn voorlopige hechtenis doorgebracht op
de terroristenafdeling, welke een zwaar regime kent. De rechtbank zal daar bij de
strafoplegging zij het in beperkte mate rekening mee houden.
22.12
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het advies d.d. 21 augustus 2015 van Reclassering
Nederland, waarin - kort gezegd - een uitgebreid reclasseringstoezicht wordt geadviseerd,
alsmede toepassing van het volwassenenstrafrecht.
22.13
Oussama C. had ten tijde van het begaan van een groot deel van de strafbare feiten de leeftijd
van achttien jaren nog niet bereikt. Gelet op de ernst van de begane feiten, zijn
persoonlijkheid en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, zal de rechtbank
overeenkomstig artikel 77b Sr het volwassenenstrafrecht toepassen.
22.14
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de jeugdige leeftijd van verdachte,
is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De
rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen en daar bijzondere voorwaarden aan
verbinden, teneinde verdachte ervan te doordringen dat hij herhaling dient te voorkomen.
Azzedine C.
22.15
Azzedine C. was samen met Soufiane Z. de drijvende kracht achter de Haagse
ronselorganisatie. Gedreven door religieus fanatisme had hij een toonaangevende rol, hij was
de initiator en de aanjager. Azzedine C. heeft misbruik gemaakt van zijn democratische
grondrechten door onder het mom van vrije meningsuiting giftige berichten en opruiende
videos te verspreiden, tijdens demonstraties haat zaaiende leuzen te roepen en de reputatie
van een wijkagent te bezoedelen. Daarnaast was hij actief bij het faciliteren van de
uitreizigers.
22.16
Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten. Azzedine C. heeft zijn voorlopige hechtenis doorgebracht op
de terroristenafdeling, welke een zwaar regime kent. De rechtbank zal daar bij de
strafoplegging zij het in beperkte mate rekening mee houden.
22.17
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat slechts een
langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
Rudolph H.

22.18
Rudolph H. had in de organisatie een grote rol bij het verspreiden van eenzijdige en
propagandistische berichtgeving via De Ware Religie en Radio Ghurabaa. Dit waren evenwel
op zich geen verboden activiteiten. Niettemin heeft hij via deze websites wel degelijk enkele
opruiende lezingen verspreid. Verder had hij een actieve en faciliterende rol bij bijeenkomsten
waar werd opgeruid en/of geworven voor de gewapende jihadstrijd in Syri. Ook via Twitter
heeft hij opruiende berichten en het opruiende filmpje Oh oh Aleppo verspreid en aldus
bijgedragen aan een klimaat waarin jongeren zich geroepen voelden af te reizen naar Syri.
22.19
Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten. Rudolph H. heeft zijn voorlopige hechtenis doorgebracht op
de terroristenafdeling, welke een zwaar regime kent. De rechtbank zal daar bij de
strafoplegging zij het in beperkte mate rekening mee houden.
22.20
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat slechts een
langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel daarvan
voorwaardelijk opleggen en daar bijzondere voorwaarden aan verbinden, teneinde verdachte
ervan te doordringen dat hij herhaling dient te voorkomen.
Jordi de J.
22.21
Jordi de J. behoorde niet tot de ronselorganisatie, maar is wel afgereisd naar Syri om zich
daar te vestigen en deel te nemen aan de gewapende strijd. Hij kwam er al snel achter dat de
benodigde gevechtstrainingen aan hem niet waren besteed en wist na korte tijd terug te keren.
Na zijn terugkeer heeft hij informatie verstrekt aan de AIVD. De rechtbank zal dit meewegen
in de op te leggen straf.
22.22
Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten.
22.23
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies d.d. 10 april 2015 van Reclassering
Nederland, waarin kort gezegd een uitgebreid reclasseringstoezicht wordt geadviseerd.
22.24
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op een rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 8
september 2015, een rapport psychologisch onderzoek d.d. 9 september 2015 en een rapport
milieuonderzoek d.d. 9 september 2015. De psychiater adviseert verdachte verminderd
toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt dit advies over. Het grootste risico op

herhaling bij verdachte ligt in zijn grote benvloedbaarheid, zijn sterke behoefte aan houvast
en duidelijkheid met duidelijke leefregels, en zijn gebrekkige maatschappelijke inbedding,
alsmede de neiging obsessies te ontwikkelen. Daarom wordt een ambulante behandeling
geadviseerd door een coach met kennis van autisme spectrum stoornis problematiek.
22.25
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een
gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen,
teneinde verdachte ervan te doordringen dat hij herhaling dient te voorkomen.
Moussa L.
22.26
Moussa L. behoorde tot de outer circle van de ronselorganisatie. Hij heeft echter geen
handelingen verricht die de rechtbank beschouwt als deelneming aan die organisatie. Moussa
L. heeft wel een aantal Facebook en Twitter berichten verstuurd die opruiend waren.
Daarnaast heeft hij twee politieambtenaren beledigd en een wijkagent uit de Schilderswijk
ernstig bedreigd. Deze bedreiging heeft grote impact gehad op het politiekorps in de
Schilderswijk en in het bijzonder op de betreffende wijkagent, zoals blijkt uit de door haar
overgelegde slachtofferverklaring. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
22.27
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies d.d. 11 september 2015 van Reclassering
Nederland, waarin wordt geadviseerd bij bewezenverklaring een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf op te leggen.
22.28
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport triple onderzoek (psychiater,
psycholoog en forensisch milieuonderzoeker) d.d. 17 september 2015 waarin de haalbaarheid
van toezicht en begeleiding somber wordt ingeschat en daarom niet geadviseerd.
22.29
Ten slotte, uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor
het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
22.30
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat een
gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen,
teneinde verdachte ervan te doordringen dat hij herhaling dient te voorkomen.
Hicham el O.
22.31

Hicham el O. is afgereisd naar Syri en heeft zich daar aangesloten bij een jihadistische
strijdgroep. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht
op het plegen van moord en doodslag met een terroristisch oogmerk. De strafoplegging dient
ertoe verdachte zich ervan bewust te maken dat zijn handelen strafbaar en strafwaardig is.
Van de strafoplegging dient in deze zaak ook een niet mis te verstaan signaal van afschrikking
uit te gaan aan anderen die voornemens zijn dit te doen. Bij de vaststelling van de duur van de
aan verdachte op te leggen gevangenisstraf laat de rechtbank echter ook meewegen dat
onbekend is of, en zo ja, welk geweld tegen mensenlevens of dreiging daarmee verdachte
tijdens zijn deelname aan de gewapende strijd heeft gepleegd.
22.32
Daarnaast heeft Hicham el O. binnen de ronselorganisatie een substantile rol gespeeld bij het
faciliteren van Haagse jongeren die zijn afgereisd naar Syri.
22.33
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies d.d. 25 augustus 2015 van Reclassering
Nederland, waarin kort gezegd een uitgebreid reclasseringstoezicht wordt geadviseerd.
22.34
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport triple onderzoek (psychiater,
psycholoog en forensisch milieuonderzoeker) d.d. 11 september 2015 waaruit blijkt dat
verdachte zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Verdachte maakte op de
onderzoekers een weloverwogen indruk en noemde meerdere argumenten om zijn beslissing
te onderbouwen. De rapporteurs hebben geen aanwijzingen dat zijn weigering te verklaren is
vanuit eventuele psychopathologie.
22.35
Ten slotte, uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor
het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
22.36
De rechtbank is, alle omstandigheden in aanmerking genomen, van oordeel dat de eis van de
officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal
daarom een hogere straf opleggen dan geist.
Hatim R.
22.37
Hatim R. is afgereisd naar Syri en heeft zich daar aangesloten bij een jihadistische
strijdgroep. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht
op het plegen van moord en doodslag met een terroristisch oogmerk. De strafoplegging dient
ertoe verdachte zich ervan bewust te maken dat zijn handelen strafbaar en strafwaardig is.
Van de strafoplegging dient in deze zaak ook een niet mis te verstaan signaal van afschrikking
uit te gaan aan anderen die voornemens zijn dit te doen. Bij de vaststelling van de duur van de

aan verdachte op te leggen gevangenisstraf laat de rechtbank echter ook meewegen dat
onbekend is of, en zo ja, welk geweld tegen mensenlevens of dreiging daarmee verdachte
tijdens zijn deelname aan de gewapende strijd heeft gepleegd.
22.38
Hatim R. heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het verspreiden van opruiende berichten en
afbeeldingen, waarbij hij indirect ook heeft opgeroepen tot het plegen van aanslagen in
Nederland. Aldus heeft verdachte getracht mensen aan te zetten tot het begaan van
terroristische misdrijven. Hij gebruikt nog altijd zijn status als jihadstrijder om anderen te
motiveren zijn voorbeeld te volgen. De rechtbank rekent ook dit verdachte zeer aan.
22.39
Daarnaast heeft Hatim R. binnen de ronselorganisatie een substantile rol gespeeld bij het
faciliteren van Haagse jongeren die zijn afgereisd naar Syri.
22.40
Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten.
22.41
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat slechts een
langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
A. Soufiane Z.
22.42
Soufiane Z. is afgereisd naar Syri en heeft zich daar aangesloten bij een jihadistische
strijdgroep. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht
op het plegen van moord en doodslag met een terroristisch oogmerk. De strafoplegging dient
ertoe verdachte zich ervan bewust te maken dat zijn handelen strafbaar en strafwaardig is.
Van de strafoplegging dient in deze zaak ook een niet mis te verstaan signaal van afschrikking
uit te gaan aan anderen die voornemens zijn dit te doen. Bij de vaststelling van de duur van de
aan verdachte op te leggen gevangenisstraf laat de rechtbank echter ook meewegen dat
onbekend is of, en zo ja, welk geweld tegen mensenlevens of dreiging daarmee verdachte
tijdens zijn deelname aan de gewapende strijd heeft gepleegd.
22.43
Daarnaast heeft Soufiane Z. binnen de ronselorganisatie een substantile rol gespeeld bij het
faciliteren van Haagse jongeren die zijn afgereisd naar Syri.
22.44
Uit de justitile documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen
van soortgelijke strafbare feiten.

22.45
De rechtbank is, alle omstandigheden in aanmerking genomen, van oordeel dat de eis van de
officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal
daarom een hogere straf opleggen dan geist.
Strafoplegging
Imane B.
22.46
De rechtbank veroordeelt Imane B.tot een gevangenisstraf van zeven dagen, met aftrek van de
tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht.
Oussama C.
22.47
De rechtbank veroordeelt Oussama C. tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van
de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan n jaar voorwaardelijk, met een
proeftijd van drie jaren. De rechtbank verbindt hieraan de bijzondere voorwaarden dat
Oussama C. geen contact zal hebben met de medeverdachten in deze zaak en dat hij zich dient
te onthouden van het plaatsen van berichten van welke aard dan ook op internet en social
media. De rechtbank vindt in de houding van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting geen
aanknopingspunten voor een reclasseringstoezicht zoals geadviseerd.
22.48
De schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is met dit vonnis geindigd. De
rechtbank is van oordeel dat het recidiveRisicovan verdachte in de afgelopen periode in
voldoende mate is ingedamd door de opgelegde schorsingsvoorwaarden. De rechtbank
handhaaft derhalve het bevel voorlopige hechtenis en schorst verdachte opnieuw onder
voorwaarden.
Azzedine C.
22.49
De rechtbank veroordeelt Azzedine C. tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de
tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Rudolph H.
22.50
De rechtbank veroordeelt Rudolph H. tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de
tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan n jaar voorwaardelijk, met een
proeftijd van drie jaren. De rechtbank verbindt hieraan de bijzondere voorwaarden dat

Rudolph H. geen contact zal hebben met de medeverdachten in deze zaak en hij dient zich te
onthouden van het plaatsen van berichten van welke aard dan ook op internet en social media.
22.51
De schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte is met dit vonnis geindigd. De
rechtbank is van oordeel dat het recidiveRisicovan verdachte in de afgelopen periode in
voldoende mate is ingedamd door de opgelegde schorsingsvoorwaarden. De rechtbank
handhaaft derhalve het bevel voorlopige hechtenis en schorst verdachte opnieuw onder
voorwaarden.
Jordi de J.
22.52
De rechtbank veroordeelt Jordi de J. tot een gevangenisstraf van 155 dagen, gelijk aan de tijd
die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast zes maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van drie jaren. De rechtbank verbindt hieraan de bijzondere voorwaarden dat Jordi
de J. geen contact zal hebben met de medeverdachten in deze zaak. Daarnaast zal de
rechtbank reclasseringstoezicht opleggen zoals geadviseerd.
22.53
De rechtbank heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Moussa L.
22.54
De rechtbank veroordeelt Moussa L. tot een gevangenisstraf van 43 dagen, gelijk aan de tijd
die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en daarnaast twee maanden voorwaardelijk, met een
proeftijd van drie jaren. De rechtbank verbindt hieraan de bijzondere voorwaarden dat Moussa
L. geen contact zal hebben met de medeverdachten in deze zaak en hij dient zich te onthouden
van het plaatsen van berichten van welke aard dan ook op internet en social media.
22.55
De rechtbank heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Hicham el O.
22.56
De rechtbank veroordeelt Hicham el O. tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van
de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
22.57
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft bij haar beslissingen omtrent de voorlopige hechtenis in deze zaak telkens

overwogen dat de invrijheidstelling van personen die hebben deelgenomen aan een criminele
terroristische organisatie tot maatschappelijke onrust zou leiden, tenzij hun rol in de
beweerdelijke organisatie een geringe is geweest en/of sprake is van zwaarwegende
persoonlijke omstandigheden. Nu de rechtbank tot haar eindoordeel is gekomen dat Hicham el
O. een substantile rol heeft gespeeld binnen de organisatie en de gestelde psychische
problemen van verdachte niet door onafhankelijke onderzoekers zijn vastgesteld, moet
gevreesd worden voor maatschappelijke onrust indien verdachte nog langer op vrije voeten
zou blijven. De rechtbank zal daarom Hicham el O. niet opnieuw schorsen. De rechtbank
merkt op dat deze beslissing geheel los staat van de beschikking van deze rechtbank van 8
december 2015 waarbij de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven.
Hatim R.
22.58
De rechtbank veroordeelt Hatim R. tot een gevangenisstraf van zes jaren.
A. Soufiane Z.
22.59
De rechtbank veroordeelt Soufiane Z. tot een gevangenisstraf van zes jaren.

23 De inbeslaggenomen voorwerpen
23.1
De officieren van justitie hebben gevorderd dat een aantal voorwerpen op de ter zitting
overgelegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit
vonnis is gehecht) zal worden teruggegeven aan de rechthebbende verdachte. Het gaat om een
agenda van Azzedine C. , handgeschreven teksten en een jeugdboek met Arabische tekst van
Oussama C. en een iPhone van Jordi de J.. De verdediging heeft zich hierover niet uitgelaten.
De rechtbank zal van deze voorwerpen de teruggave aan respectievelijk Azzedine C. ,
Oussama C. en Jordi de J. gelasten.
23.2
De officieren van justitie hebben tevens gevorderd de overige in beslag genomen voorwerpen
zoals vermeld op de beslaglijst verbeurd te verklaren. De vordering is door de officier van
justitie niet per voorwerp afzonderlijk toegelicht of onderbouwd. De raadslieden hebben zich
niet over het beslag uitgelaten.
23.3
De rechtbank heeft bij haar beraadslaging geconstateerd dat het met name betreft:
computers, laptops en tablet met toebehoren;
telefoons;

geschriften en afbeeldingen in digitale vorm, die zijn opgeslagen op harde schijven;


geschriften in fysieke vorm, zoals onder andere aantekeningen;
vlaggen met Arabische teksten en/of het ISIS logo;
buttons, hoofdbanden, tas, stickers en dergelijke (al dan niet met Arabische tekst);
flyers;
een geldbedrag van 2500,50 euro.
23.4
Wat betreft deze overige op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen gelast de
rechtbank de teruggave aan de rechthebbende verdachte. Niet dan wel onvoldoende is komen
vast te staan dat zij vanwege enig direct verband met een bewezenverklaard feit als bedoeld in
artikel 33a Sr vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Ook indien zich op de computers, laptops,
tablets, telefoons en/of harde schijven geschriften, afbeeldingen en/of films van opruiende
aard bevinden, dan staat daarmee nog niet vast dat verdachten deze in voorraad hadden ter
verspreiding. Het enkele bezit van zulke geschriften, afbeeldingen en/of films, alsook van de
inbeslaggenomen vlaggen, buttons, hoofdbanden, tas en stickers, is niet strafbaar. De flyers
betreffen evident geen voorwerpen waarmee enig strafbaar feit kan worden voorbereid of
begaan. De rechtbank zal bovendien de teruggave aan Imane B.gelasten van het
inbeslaggenomen geld (ten bedrage van 2500,50 euro), nu het belang van strafvordering zich
daartegen niet meer verzet.

24 De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn per verdachte gegrond op de artikelen:
Ten aanzien van Imane B.
- 83, 83 a en 132 van het Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van Oussama C.
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 57, 77b, 83, 83a, 131, 132, 140, 140a en 205 van het Wetboek van
Strafrecht;
Ten aanzien van Azzedine C.
- 57, 83, 83 a, 131, 132, 137c, 137d, 140, 140a, 261 en 267 van het Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van Rudolph H.
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 57, 83, 83a, 131, 132, 140 en 140a van het Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van Jordi de J.

- 14 a, 14b, 14c, 14d, 83, 83a en 134a van het Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van Moussa L.
- 14 a, 14b, 14c, 14d, 57, 83, 83a, 131, 132, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
Ten aanzien van Hicham el O.
- 57, 83, 83 a, 96, 134a, 140, 140a, 157, 176b, 288a, 289, 289a van het Wetboek van
Strafrecht;
Ten aanzien van Hatim R.
- 57, 83, 83 a, 96, 131, 132, 140, 140a, 157, 176b, 288a, 289, 289a van het Wetboek van
Strafrecht;
Ten aanzien van Anis Z.
- 57, 83, 83 a, 96, 134a, 140, 140a, 157, 176b, 288a, 289, 289a van het Wetboek van
Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
1 Hoofdstuk 10
2 Corstens/Borgers, 6e druk, p. 195
3 Zie onder meer HR 30 september 1997 NJ 1998/117 (T&C aantekening 3 bij art 2)
4 Dit geldt ook voor het voorbereiden of bevorderen daarvan
5 Dit is verankerd in artikel 16 van Grondwet en artikel 1, lid 1 Sr
6 Stb 2011, 605
7 Kamerstukken 32 475, nr. 3 , p. 7, tweede alinea
8 De mening van de leden van de PvdA-fractie, zoals blijkt uit kamerstuk 32 475, nr. 5, p. 5
9 Kamerstukken 33 572, nr. 3, p. 23
10 Kamerstukken 33 572, nr. 4 , p. 9
11 Kamerstukken 33 572, nr. 3, p. 19, laatste alinea; het gaat volgens de Memorie van
Toelichting slechts om een wetstechnische vereenvoudiging
12 Artikel 4 onder 13 en 14 Sr (oud)
13 Artikel 4 onder 15 Sr (oud)

14 Kamerstukken, 28 463 B, p. 9 en nr. 3, p. 11


15 Deze aanpassing maakt onderdeel uit van de Wet terroristische misdrijven en is in werking
getreden op 10 augustus 2004.
16 Oussama C. heeft de Marokkaanse nationaliteit en is woonachtig in Nederland, alle andere
verdachten zijn Nederlander.
17 In een eerder stadium van het Context onderzoek kwamen verdachten Maher Hattabe en
Shukri Farah in beeld. Zij zijn reeds vervolgd en berecht. Op 1 december 2014 is Maher
Hattabe door de Rechtbank Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en
Shukri Farah vrijgesproken van de haar ten laste gelegde feiten, zie
ECLI:NL:RBDHA:2014:14652 (Hattabe) en ECLI:NL:RBDHA:2014:14648 (Farah).
18 Dit betreft de verdachten: Betrokkene 33, Betrokkene 13, Kharbachi, Betrokkene 11,
Betrokkene 12, Daouyry en Betrokkene 10.
19 Zie ECLI:NL:RBDHA:2015:11946
20 Zie ECLI:NL:GHDHA:2015:3138
21 Zie ECLI:NL:RBDHA:2015:13405
22 Deze zaaksdossiers zijn genaamd: Anijs (Anis Z.), Banaan (Betrokkene 33), Caramel
(Azzedine C. ), Chocola (Rudolph H. ), Citroen (Moussa L.), Framboos (Betrokkene 13),
Hartig (Oussama C. ), Malaga (Imane B.), Mint (Kharbachi), Mokka (Hatim R.), Peer
(Betrokkene 11), Perzik (Betrokkene 12), Pruim (Daouyry), Sinaasappel (Betrokkene 10),
Vanille (Jordi de J.), Zilt (Hicham el O.), Zuur (Soufiane Z.). In dit vonnis zal in het vervolg
ook naar deze zaaksdossiers worden verwezen.
23 Zie Artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden
24 Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Kamerbrief over toezeggingen
terroristenafdelingen, 661841, 3 juli 2015
25 Dit account is niet aangemaakt door de politie-eenheid die het onderzoek Context heeft
uitgevoerd, maar door een politie-eenheid uit Amsterdam. Op enig moment zijn de
bevindingen van de Amsterdamse politie-eenheid aan het Context-onderzoeksteam
overgedragen.
26 Requisitoir, p. 27. De rechtbank gaat er overigens van uit dat met monitoren van het
Twitteraccount van Imane B.pas in februari 2014 een aanvang is gemaakt omdat zij toen pas
in beeld kwam in het onderzoek
27 In lid 1 van artikel 126j Sv is het volgende bepaald: In geval van verdenking van een
misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een
opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, zonder dat kenbaar is dat hij
optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte.

28 In dit artikel is het volgende bepaald: De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan
het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels ter zorgen voor de
daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze
behoeven.
29 In lid 1 van dit artikel is het volgende bepaald: In geval van verdenking van een misdrijf,
kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een
opsporingsambtenaar stelselmatig een persoon volgt of stelselmatig diens aanwezigheid of
gedrag waarneemt.
30 Onder meer HR 21 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5254, HR 20 april 2004,
ECLI:NL:HR:2004:AL8449 en HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1569
31 HR 20 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL8449
32 Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, par. 3.2
33 Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, par. 3.5
34 Kamerstukken II, 1998/99, 26 671, nr. 3, par.7.2
35 Thans is deze bevoegdheid geregeld in artikel 3 van de Politiewet
36 Hoge Raad 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533 en Hoge Raad 19 februari 2013,
ECLI:NL:HR:2013:BY5322
37 Toen Moussa L. een vriendschapsverzoek kreeg en accepteerde, was er geen bevel ex
artikel 126j Sv van kracht.
38 In lid 1 van dit artikel is bepaald: In geval van verdenking van een misdrijf als
omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de
verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert, kan de officier
van justitie, indien het onderzoek dit dringend vordert, bevelen dat een opsporingsambtenaar
als bedoeld in artikel 141, onderdeel b, deelneemt of medewerking verleent aan een groep van
personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of
gepleegd.
39 In dit hoofdstuk wordt een uiteraard summiere beschrijving gegeven van de
ontwikkelingen in Syri vanaf het voorjaar van 2011 tot september 2014. De rechtbank
baseert zich hierbij voornamelijk op de (opeenvolgende) kennisdocumenten van dr. Judith
Jolen, als Midden-Oosten deskundige werkzaam bij de Nationale Politie (deze
kennisdocumenten zijn verzameld in ordner 2 van het Algemeen Dossier Context, hierna:
Jolen). Deze kennisdocumenten zijn volledig gebaseerd op openbare bronnen, zoals de
rapportages van de Independent International Commission of Inquiry on the Syrian Arab
Republic van de Human Rights Council van de Verenigde Naties (IICIS), rapporten van
Human Rights Watch en Amnesty International, journalistiek bronnen alsmede websites,
social media, documenten en beeldmateriaal van in Syri actieve jihadistische organisaties. In
een enkel geval zal de rechtbank rechtstreeks verwijzen naar deze onderliggende stukken.
40 Jolen, december 2014, para. 2.1

41 Jolen, december 2014, p. 8


42 ECLI:NL:RBDHA:2014:14652
43 Jolen, mei 2014, para 2.3.1. Zie ook Jolen, december 2014, para. 3.4.1.2: zo omschrijft
Jabhat al-Nusra haar eigen doelstelling als het volledig veranderen van het regeringssysteem
en het tot stand brengen van een rechtvaardigsysteem met vrijheid en gelijkheid in het land
zoals Allah het bevolen heeft. ISIS streefde (in een straffer tempo) hetzelfde doel na; in de
door haar veroverde gebieden werd vrijwel onmiddellijk de islamitische wetgeving ingevoerd,
zie Jolen, december 2014, para. 3.4.2.4.
44 Jolen, december 2014, p. 26
45 IICIS omschrijft dit in een Oral Update op 18 maart 2014 als imposing their radical
ideologies on the civilian population, zie Jolen, december 2014, para. 3.4.2.4
46 Gebaseerd op een schatting van het United Nations al-Qaeda-Taliban Monitoring Team;
zie Press Release, Verenigde Naties na aanvaarding Resolutie Veiligheidsraad 2178 (2014),
24 september 2014, SC/11580
47 Jolen, mei 2014, para 1.1
48 Volgens een mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
zie Jolen, december 2014, para. 1.1
49 Deze paragraaf is ontleend aan para 3.2.1. van Jolen, mei 2014
50 Resolutie Veiligheidsraad dd 24 september 2014, 2178 en ICIISAR 13 aug 2015, para 9
51 Resolutie Veiligheidsraad, 15 aug 2014, 2170
52 Resolutie Veiligheidsraad, 24 sep 2014, 2178
53 In het volgende hoofdstuk zal worden uiteen gezet dat deelneming aan de gewapende strijd
in Syri aan de zijde van jihadistische strijdgroepen altijd het plegen van terroristische
misdrijven inhoudt
54 Kamerstukken II, vergaderjaar 2001-2002, 28 337, nr. 3, p. 12 (wetsgeschiedenis WIM)
55 ICTY, Prosecutor v Tadi, Case No. IT-94-1-T, Decision on Defence Motion for
Interlocutory Appeal on Jurisdiction (2 October 1995), para. 70; zie ICTY, Prosecutor v
Tadi, Case No. IT-94-1-T, Opinion and Judgement Trial Chamber (7 May 1997), para. 561562; ICTY, Prosecutor v Kordi and erkez, Case No. IT-95-14/2-A, Judgement Appeals
Chamber (17 December 2004), para. 341; ICTY, Prosecutor v Boskoski & Tarculovski, Case
No. IT0482T, Judgement Trial Chamber (10 July 2008); Gerechtshof Den Haag, 30 april
2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082 (LTTE), para. 10.4 en 10.4.2.3.2
56ICTY, Prosecutor v Boskoski & Tarculovski, Case No. IT-04-82-T, Judgement Trial
Chamber (10 July 2008), paras. 177, 194-203

57International Law Association, Final Report on the Meaning of Armed Conflict in


International Law, The Hague Conference (2010), pp. 21 en 29
58 United Nations Human Rights Council, Third report of the Independent International
Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic, U.N. DoC. A/HRC/21/50 (16 August
2012); ICRC, Syria: ICRC and Syrian Arab Red Crescent maintain aid effort amid increased
fighting, 17 juli 2012
59 ICTY, Prosecutor v Tadi, Case No. IT-94-1-A, Judgment Appeals Chamber (15 July
1999), para. 137
60 Chatham House, The Legal Classification of the Armed Conflicts in Syria, Yemen and
Libya, March 2014, p.5
61 Pleidooi van mrs. Buruma, Kodrzycki en Pestman, paras 2.17, 2.21, 2.24, 2.27-2.29
62 United Nations Human Rights Council, Tenth report of the Independent International
Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic, U.N. DoC. A/HRC/30/48 (13 August
2015), para. 9 (cursivering rechtbank)
63 Gerechtshof Den Haag, 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, para. 10.4
64 Gerechtshof Den Haag, 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, para. 10.4.2.3.2
65 Zie o.a. Hoge Raad, 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:AF6988, para. 3.3.7
66 Gerechtshof Den Haag, 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, para. 10.4.3.3.2;
Marco Sassli, Combatants, MPEPIL, April 2013, para. A.1
67 Nils Melzer, The Principle of Distinction Between Civilians and Combatants, in: Andrew
Clapham and Paola Gaeta (eds.), The Oxford Handbook of International Law in Armed
Conflict (Oxford University Press, 2014), p. 318; Geoffrey S. Corn et al., The Law of Armed
Conflict: An Operational Approach (Aspen Publishers, 2012), p. 134; zie ook Rechtbank Den
Haag, 1 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14652 (Maher H. )
68Tom Ruys, The Syrian Civil War and the Achilles Heel of the Law of Non-International
Armed Conflict, 50 Stan. J. Int'l L. 247 (2014), p. 280; Jens David Ohlin, The Combatants
Privilege in Asymmetric & Covert Conflicts, Yale Journal of International Law, Forthcoming
Cornell Legal Studies Research Paper No. 14-33
69 Artikel 6, para. 5 APII
70 Zie hoofdstuk 6
71 Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding,
PbEU L 164 van 22juni 2002, later gewijzigd in Kaderbesluit (2008/919/JBZ) van de Raad
van 28 november 2008, PbEU L

72 Wet terroristische misdrijven van 24 juni 2004, Stb. 290 (i.w.tr. op 10 augustus 2004),
gewijzigd bij Wet van20 november 2006, Stb. 580 (i.w.tr. op 1 februari 2007) en laatstelijk
gewijzigd bij Wet van 10 juli 2013, Stb.2013, 292 (i.w.tr. op 1 september 2013)
73 Artikel 83 Sr bevat een limitatieve opsomming van terroristische misdrijven. Tot deze
misdrijven behoort een aantal gevallen van samenspanning tot en voorbereiding van bepaalde
terroristische misdrijven, alsook het deelnemen aan en/of het leiden van een organisatie die
het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft. De terminologie terroristisch
oogmerk, eveneens ontleend aan het Kaderbesluit, wordt gebruikt bij een aantal reeds langer
bestaande misdrijven en fungeert daar als strafverzwarende omstandigheid (zie de artt. 282b,
282c, 288a, 304a, 304b, 415a en 415b Sr)
74 Hoge Raad 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AF6988 (Kesbir)
75 Arrest van 16 oktober 2014 in de zaken T-208/11 en T-508/11, LTTE/Raad van de
Europese Unie (Gerechtvan eerste aanleg 2014, r.o. 56 t/m 59)
76 Hof van Justitie in het arrest van 11 april 2013, C-290/12, Della Rocca, punt 38
77 Hof van Justitie van 13 juli 1989, 215/88, Casa, punt 31
78 Mahmoud Hmoud, Negotiating the Draft Comprehensive Convention on International
Terrorism: Major Bones of Contention, 4 Journal of International Criminal Justice 1031
(2006), p. 1036
79 Artikel 1(1) APII
80 De uitsluitingsclausule van het Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen, 15 december 1997 luidt: The activities of armed forces during an armed
conflict, as those terms are understood under international humanitarian law, which are
governed by that law, are not governed by this Convention, and the activities undertaken by
military forces of a State in the exercise of their official duties, inasmuch as they are governed
by other rules of international law, are not governed by this Convention. (cursivering
rechtbank)
81 Als in artikel 1, vierde lid van het Verdrag inzake de bestrijding van terroristische
bomaanslagen, 15 december 1997
82 Kamerstukken II 2001/2002, 28029 (R 1700), Nr. 5, pp. 6, 14-15 en Kamerstukken II
2001/2002, 28029 (R 1700), Nr. 14, p. 21
83 Kamerstukken II, 2001/2002, 28 028/ 28029 (R 1700)/ 28030 (R 1701)/ 28031, Nr. 13, p.
4; Kamerstukken II 2001/2002, 28029 (R 1700), Nr. 14, p. 21
84 Erling Johannes Husabo and Ingvild Bruce, Fighting Terrorism through Multilevel
Criminal Legislation, p. 400
85 Vergelijk de overweging tijdens de onderhandelingen van de UN Convention against
Terrorism (Proposal) aan de overweging die gelijkluidend is aan overweging 11 van de

preambule van het Kaderbesluit toe te voegen: the convention is without prejudice to IHL, in
particular those rules applicable to acts lawful under IHL
86 Erling Johannes Husabo and Ingvild Bruce, Fighting Terrorism through Multilevel
Criminal Legislation, p. 381: As they [insurgents in non-international armed conflicts] can
therefore be punished pursuant to ordinary criminal legislation, it is quite natural that their
actions are included in the scope of instruments entailing criminal law obligations. () it
would be inconsistent to be less reproachful in relation to acts of terrorism in armed conflict
than to those carried out outside theatre.
87 Dit geldt temeer nu het Internationaal Strafhof uitsluitend rechtsmacht kan vestigen op
grond van het complementariteitsprincipe
88 Arrest van 16 oktober 2014 in de zaken T-208/11 en T-508/11, LTTE/Raad van de
Europese Unie (Gerechtvan eerste aanleg 2014, para. 57 (cursivering rechtbank)
89 Zie J.M. Lintz, De plaats van de Wet terroristische misdrijven in het materile strafrecht, p.
62.
90 ECLI:NL:RBDHA:2014:14652
91 De rechtbank heeft in de parlementaire behandeling over deze kwestie slechts deze vraag
en het antwoord van de minister daarop aangetroffen
92 Kamerstukken: 28 462 B, p. 9-10
93 Kamerstuk 28 462 C, p. 11
94 Zie J. Remmelink, Het recht van verzet als strafuitsluitingsgrond, Liber Amicorum TH.
W. van Veen, Gouda Quint Arnhem, 1985, p. 319 e.v.
95 Hierover bestaat geen zekerheid, aldus Ten Voorde, T&C, Inleidende opmerkingen Titel
III, aantekening 14
96 Zie Remmelink in zijn bewerking van het handboek van Hazewinkel-Suringa, 15e druk, p.
374
97 Uiteraard indien bewezen
98 Zie pleidooi pa 2.72
99 Op grond van hun eigen verklaringen, hun berichten op sociale media en/of het afreizen
naar Syri
100 Onder meer Hoge Raad 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:513
101 EHRM 8 juli 1999, no. 23556/94
102 Behoudens Imane B.; zij heeft in het geheel niets verklaard, maar zij zal zich ongetwijfeld
kunnen vinden in de vaststelling van de rechtbank dat ook zij moslim(a) is

103 Vanwege de zuiverheid van haar oordeel hierover later in dit vonnis
104 Zie RC verhoor De Koning (1), paragraaf 10 en Proces-verbaal ter terechtzitting De
Koning, p. 6
105 Zie Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 6 en 15
106 Zie RC verklaring 1, paragraaf 10 en Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p.6/7
107 Zie Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 7
108 Zie RC verklaring 1, paragraaf 34 en Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 8
109 Zie Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 9
110 Zie Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 9
111 Toelichting p. 77/78 en Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 19
112 Toelichting p. 51 en 52
113 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 7
114 Aldus het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland van de Nationaal Cordinator
Terrorismebestrijding van februari 2014, Algemeen Dossier I p. 216
115 Zie kennisdocument Jolen, augustus 2014, p. 70
116 Hartig, p. 1463 en 1464
117 Zie Hartig, p. 550 t/m 554; Oussama C. maakt in dit gesprek overigens een duidelijk
onderscheid tussen zelfmoordaanslagen tegen militaire doelen, welke hij toejuicht, en
zelfmoordaanslagen tegen burgerdoelen, welke hij afwijst.
118 Verklaring ter terechtzitting van 29 september 2015
119 Aldus RC verhoor De Koning (1), par. 34
120 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 11
121 Zie hierna Hoofdstuk 14
122 Hartig p. 1406 t/m 1447; meer over deze gesprekken in hoofdstuk 18
123 In hoofdstuk 18 wordt uiteengezet op grond waarvan de rechtbank dit afleidt uit de
aanhouding van hen beiden op 31 maart 2013 bij de Grieks-Turkse grens.
124 Rapport Peters, p. 3
125 Zie bijlage bij requisitoir

126 RC verhoor De Koning (2), par. 43


127 Het requisitoir bevat op dit punt een storende slordigheid. Volgens par 7.5.4. zou Moussa
L. in zijn verhoor van 8 januari 2015 verklaard hebben het jihadistisch gedachtegoed te
omarmen; in dit verhoor (zie Citroen 843) ontkent hij dit echter juist expliciet.
128 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 40
129 Zij werd op 28 augustus 2014 in Zuid-Duitsland samen met alleen haar echtgenoot
Azzedine C. aangehouden in de Renault Clio van Azzedine C. ; bij doorzoeking van deze auto
werd een toilettas aangetroffen welke gelet op de inhoud daarvan kennelijk van een vrouw
was, Caramel p. 1745.
130 Caramel, p. 1748
131 Caramel, p. 1653
132 Ten aanzien van opruien tot gewelddadig optreden tegen het Nederlands openbaar gezag
is tot vrijspraak gerekwireerd, zie requisitoir p. 97
133 Hoofdstuk 8
134 Noyon/Langemeijer/Remmelink, aant. 1 bij artikel 131 Sr; A.L.J. Janssens & A.J.
Nieuwenhuis, Uitingsdelicten, Deventer: Kluwer 2008, par. 4.2.2.3.2
135HR 15 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7237
136Gerechtshof Amsterdam, 23 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK4139; HR 15
december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7237
137 HR 5 februari 1934, NJ 1934 p.620
138 Gerechtshof Den Haag 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082 (LTTE)
139 EHRM 15 oktober 2015, nr. 27510/08 (Perinek t. Zwitserland)
140 Zie bijv. EHRM 14 december 1999, nr. 38178/97 (Serif t. Griekenland)
141 Zie bijv. EHRM 20 september 1994, nr. 13470/87 (Otto Preminger Institut t. Oostenrijk)
142 Zie bijv. EHRM 8 juli 1999 nr. 26682/95 (Srek t. Turkije I)
143 Zie bijv. EHRM 8 juli 1996, nr. 9815/82 (Lingens t. Oostenrijk)
144 Zie bijv. EHRM 20 mei 1999, nr. 21980/93 (Bladet Troms t. Noorwegen)
145 United Nations Security Council Resolution 1373 (2001); United Nations Security
Council Resolution 2170 (2014); United Nations Security Council Resolution 2178 (2014);
EU Framework Decision 2002/475/JHA of 13 June 2002 on Combating Terrorism; EU
Framework Decision 2008/919/JHA of 28 November 2008 Amending Framework Decision

2002/475/JHA on Combating Terrorism; the 2005 European Convention for the Prevention of
Acts of Terrorism
146 Rapport Van Koningsveld, p. 28
147 ZD Algemeen Dossier, deel 1, p. 199 e.v.
148 Proces-verbaal terechtzitting 7 en 8 september 2015, p. 9
149 Rapport Van Koningsveld, p. 28
150 Verklaring Rudolph H. ter terechtzitting, Chocola p. 1188
151 Zie requisitoir, p. 133-134
152 Chocola, p. 1474
153 Chocola, p. 1187-1228
154 Chocola, p. 1254-1277
155 Chocola, p. 1205-1206
156 Salafisme is een radicale stroming in de soennitische islam die, daartoe genspireerd door
de levens van de eerste moslims, een eerste, pure interpretatie van de Koran voorstaat en een
islamitische rechtsorde nastreeft.
157 Rapport Peters, p. 3
158 Toelichting De Koning, p. 48
159 Chocola, p. 1195
160 Chocola, p. 86
161 Rapport Peters
162 Toelichting De Koning, p. 46-47
163 ZD Algemeen Dossier Ordner III, p. 80-88
164 Toelichting De Koning, p. 38-39
165 ZD Algemeen Dossier Ordner III, p. 68-72
166 Toelichting De Koning, p. 42-44
167 Chocola, p. 87; R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 228
168 Chocola, p. 1188

169 Chocola, p. 1200


170 Chocola, p. 1203
171 Chocola, p. 1204
172 Chocola, p. 1207 e.v.
173 Chocola, p. 1254-1277
174 IS boekt grote overwinning op Koerdische strijders, Chocola 1261 en wie zijn nu die
Yazidis,
Chocola, p. 1269
175 Chocola, p. 1197
176 Chocola, p. 1202
177 Chocola, p. 214
178 Chocola, p. 211
179 Zie requisitoir, p. 134
180 Chocola, p. 214-228
181 Chocola, p. 228-229
182 De rechtbank merkt in dit verband op dat in het Algemeen Dossier, deel III, een aantal
Nederlandstalige liederen woordelijk is uitgewerkt. Deze liederen staan evenwel niet
genoemd op de paginas waar de tenlastelegging naar verwijst. Ook is een aantal Arabische
liederen vertaald en woordelijk uitgewerkt (Algemeen Dossier, deel III, p. 22). Het is de
rechtbank echter niet duidelijk van welke liederen op de paginas waar de tenlastelegging naar
verwijst dit een vertaling is. Tot slot, Chocola 229-235 verwijst naar videobeelden bij
liederen, geplaatst op Youtube. De tenlastelegging is evenwel toegesneden op de liederen die
zijn uitgezonden op radio Ghurabaa.
183 Chocola, p. 217
184 ZD Algemeen Dossier, deel III, p. 15
185 Caramel, p. 2073
186 Citroen, p. 202
187 De wereldwijde islamitische gemeenschap
188 Citroen, p. 187
189 Caramel, p. 1208

190 Caramel, p. 1228


191 Chocola, p. 939
192 Chocola, p. 924
193 Chocola, p. 924-935, 936-937
194 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 300 en Chocola, p. 1368
195 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, bijlage 6, p. 14
196 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, bijlage 10
197 Azzedine C. Analyse Caramel voor RB, p. 127
198 Caramel, p. 605
199 Chocola, p. 108, door Rudolph H. ter terechtzitting bevestigd
200 Chocola, p. 111 t/m 123
201 Chocola, p. 111-113-114-116-125
202 Chocola, p. 122
203 Chocola, p. 112
204 Chocola, p. 121
205 Chocola, p. 120
206 Chocola, p. 122
207 Chocola, p. 121
208 Chocola, p. 119
209 Chocola, p. 118
210 Caramel, p. 541, door Azzedine C. ter terechtzitting bevestigd
211 Caramel, p. 551, door Azzedine C. ter terechtzitting bevestigd
212 Caramel, p. 546 (boven)-546/547 (bericht 22 september 2013)-569
213 Caramel, p. 542 (bericht 14 september 2013)-543 (bericht 17 september 2013)- 545 (2e
afbeelding)-556 (bericht 8)

214 Caramel, p. 542/543


215 Caramel, p. 547 (onderste bericht)
216 Caramel, p. 543/544
217 Caramel, p. 544
218 Caramel, p. 544/545 (bericht 19 september 2013)-547 (bericht 23 september 2013)
219 Caramel, p. 597 en 599
220 Caramel, p. 596 en 598
221 Proces-verbaal terechtzitting 7 en 8 september 2015, p. 57
222 Caramel, p. 555
223 Caramel, p. 564, door Azzedine C. ter terechtzitting bevestigd.
224 Caramel, p. 1347
225 Caramel, p. 568 (onder)-570 (boven)-570 (onder)-571-1242
226 Caramel, p. 568 (boven)-1349-1350 (boven)-1350 (onder)-1351
227 Caramel, p. 565-567
228 Caramel, p. 566
229 Caramel, p. 586
230 Proces-verbaal terechtzitting 7 en 8 september 2015, p. 57
231 Caramel, p. 1262
232 Caramel, p. 1343
233 Rapport Peters: Azzedine C. en Imane B. Facebookpagina Shaam al-Ghareeba; Gezien
het materiaal dat zich in het aan mij beschikbaar gestelde dossier bevindt, kan ik de conclusies
van het politieonderzoek naar de Facebook pagina Shaam al-Ghareeba geheel delen (Caramel
1342-1343). Het gaat om het verheerlijken van de gewapende strijd van de ISIL /IS (vanaf juli
2014 noemde de Islamic State in Iraq and Syria, ISIL, zich Islamic State, IS) en Jabhat alNusra en plaatst berichten met het oog op de werving voor deelname aan de gewapende strijd
van deze organisaties. Daarnaast vergoelijkt en bagatelliseert deze pagina de aanslagen
gepleegd door deze organisaties.
234 Zoals opgenomen in Caramel, p. 1264-1340
235 Zie bericht 20, Caramel, p. 1271

236 Berichten 1-2-3-4-5-6-7-8-10-11-12-13-14-15-20-25-102-103-107-108-109-119-121122-219-263-264-272-282-285-309-312-314-315-316-317-318-319-320-321-322-323-324325-326-327-328-329-333-334-335-336-337-339-340-341-345-346-348-349-350-351-352


237 Berichten 16-17-24 (uitgewerkt Hartig, p. 742)-128
238 Berichten 55-60-61-62-63-64-65-66-67-68-69-70-71-72-73-74-75-76-77-78-79-80-8182-83-84-85-114-115-116-117-118-135-173-174-176-179-304-310
239 Berichten 9-18-19-27-28-36-51-56-57-58-59-86-87 (2x)-88-89-90-91-92-93-94-95-9697-105-106-177-181-207-211-212-213-221-222-281
240 Berichten 21-22-32-33-46-47-48-49-50-308
241 Berichten 43-44-45
242 Afbeelding 3, berichten 52-178-204-205-262
243 Afbeeldingen 1-2-4-5; Berichten 23-26-29-30-31-34-35-37-38-39-40-41-42-53-54-98-99100-101-104-110-111-112-113-120-129-130-131-132-133-134-136-137-138-139-140-141142-143-144-145-146-147-148-149-150-151-152-153-154-155-156-157-158-159-160-161162-163-164-165-166-167-168-169-170-171-172-175-180-182-183-184-185-186-187-188189-190-191-192-193-194-195-196-197-198-199-200-201-202-203-204-206-208-209-210214-215-216 (2x)-217-218-220-223-224-225-226-227-228-229-230-231-232-233a-233b-234235-236-237-238-239-240-241-242-243-244-245-246-247-248-249-250-251-252-253-254255-256-257-258-259-260-261-265-266-267-268-269-270-271-273-274-275-276-277-278279-280-283-284-286-287-288-289-290-291-292-293-294-295-296-297-298-299-300-301302-303-305-306-307-311-313-330-331-332-338-342-343-344-347
244 Caramel, p. 583, 1424
245 Proces-verbaal terechtzitting 24 september 2015
246 Zie hiervoor
247 Rudolph H., Ik ben een activistische salafi-jihadi, p. 180
248 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie/Shaam al-Ghareeba, Shaam
Nieuws, p.1
249 Caramel, p. 1163
250 Hoofdstuk 11
251 Zie hieronder, hoofdstuk 18
252 Caramel, p. 447
253 Hartig, p. 302

254 Hartig, p. 303-304


255 Hartig, p. 305
256 Hartig, p. 310
257 Caramel, p. 2073
258 Chocola, p. 214
259 Hartig, p. 348, door verdachte ter terechtzitting bevestigd.
260 Hartig, p. 424-425
261 Rapport Peters: Azzedine C. en Imane B. Facebookpagina Shaam al-Ghareeba; Gezien
het materiaal dat zich in het aan mij beschikbaar gestelde dossier bevindt, kan ik de conclusies
van het politieonderzoek naar de Facebook pagina Shaam al-Ghareeba geheel delen (Caramel
1342-1343). Het gaat om het verheerlijken van de gewapende strijd van de ISIL /IS (vanaf juli
2014 noemde de Islamic State in Iraq and Syria, ISIL, zich Islamic State, IS) en Jabhat alNusra en plaatst berichten met het oog op de werving voor deelname aan de gewapende strijd
van deze organisaties. Daarnaast vergoelijkt en bagatelliseert deze pagina de aanslagen
gepleegd door deze organisaties.
262 Hartig, p. 353 bericht 7, p. 356 bericht 2, p. 361 bericht 9, p. 370 bericht 26, p. 371
bericht 28, p. 374 bericht 35, p. 395 bericht 1 en 2, p. 398 bericht 6, p. 399 bericht 7, p. 400
bericht 8, p. 409 bericht 8, p. 415 bericht 21, p. 430
263 Hartig, p. 403 bericht 11
264 Hartig, p. 361 bericht 9, p. 362 bericht 11, p. 365 bericht 16-17-18, p. 368 bericht 22-23,
p. 375 bericht 37, p. 376 bericht 1, p. 383 bericht 17, p. 384 bericht 20, p. 385 bericht 22, p.
386 bericht 24-25, p. 387 bericht 27, p. 404 bericht 12
265 Hartig, p. 356 bericht 1 (uitgewerkt Hartig 741-745)
266 Hartig, p. 357 bericht 2, p. 360 bericht 6 (gezien proces-verbaal antwoord verzoek mr.
Pestman, p. 3), p. 362 bericht 12, p. 363 bericht 13, p. 368 bericht 21, p. 369 bericht 25, p.
370 bericht 27 (beschrijving film 6 op p. 1482), p. 371 bericht 29 (beschrijving film 10 op p.
1483), p. 387 bericht 29, p. 397 bericht 4 (voor zover betrekking op Het Graf en Jihaad
voor Allah
267 Hartig, p. 361 bericht 8, p. 379 bericht 9, p. 384 bericht 21 (beschrijving film 21 op p.
1486)
268 Hartig, p. 359 bericht 5
269 Hartig, p. 351 bericht 3; p. 353 bericht 6; p. 354 bericht 9, p. 366 bericht 19 (gezien
proces-verbaal antwoord verzoek mr. Pestman p. 5), p. 369 bericht 24, p. 372 bericht 30-32, p.
374 bericht 34 (berichten 24-30-32-34 betreffen hetzelfde filmpje, beoordeeld gezien procesverbaal antwoord verzoek mr. Pestman p. 15), p. 372 bericht 31 (beschrijving film 30 op p.

1489, gezien proces-verbaal antwoord mr. Pestman, p. 16-17)), p. 381 bericht 14


(beschrijving film 13 op p. 1485)
270 Hartig, p. 351 bericht 2, p. 352 bericht 5, p. 357 bericht 1, p. 358 bericht 3-4, p. 361
bericht 7, p. 364 bericht 14-15, p. 360 bericht 20, p. 373 bericht 33, p. 376 bericht 2
(uitsluitend de tekst, onderliggende film niet aangetroffen), p. 377 bericht 3, p. 377 bericht 4,
p. 378 bericht 5, p. 383 bericht 18 (berichten 5 en 18 betreffen het zelfde filmpje, beschrijving
film 9 op p. 1483), p. 378 bericht 6-7, p. 379 bericht 8, p. 380 bericht 10-11-12, p. 381 bericht
13, p. 384 bericht 19, p. 382 bericht 15-16 (beide uitsluitend de tekst, onderliggende film niet
aangetroffen), p. 385 bericht 23, p. 386 bericht 26, p. 387 bericht 28, p. 388 bericht 30-31, p.
389 bericht 32, p. 1108 bijlage 1
271 Hartig, p. 352, bericht 4
272 Hartig, p. 451
273 Rapport Peters
274 Toelichting De Koning, p. 46-47
275 ZD Algemeen Dossier Ordner III, p. 80-88
276 Toelichting De Koning, p. 38-39
277 ZD Algemeen Dossier Ordner III, p. 68-72
278 Toelichting De Koning, p. 42-44
279 Hartig, p. 1478-1479, bevestigd door Oussama C. ter terechtzitting.
280 Zoals opgenomen in Hartig, p. 1478-1522
281 Hartig, p. 1479
282 Film 1-5
283 Film 7-8-10-16-19
284 Hartig, p. 1479
285 Film 4
286 Film 6
287 Film 14-15-17-32
288 Hartig, p. 1479
289 Film 3

290 Film 18
291 Film 21-22
292 Hartig, p. 1479-1480
293 Film 11
294 Film 9
295 Film 12-13
296 Film 20-23-30
297 Film 24
298 Film 25-26-27-28
299 Film 31
300 Film 20-23-24-28-30
301 RC verklaring par. 26
302 Requisitoir p. 181-188
303 Azzedine C. , commentaar op dossier Caramel, p. 113
304 Malaga, p. 10-11, 129-130, 387
305 Malaga, p. 132
306 Malaga, p. 135-391-395
307 Malaga, p. 150-152-157-159-160-161-164
308 Malaga, p. 145-146
309 Malaga, p. 149
310 Malaga, p. 151
311 Malaga, p. 141, zie proces-verbaal van bevindingen 29 juli 2015
312 Caramel, p. 1163
313 Hoofdstuk 11
314 Requisitoir p. 181-188

315 Azzedine C. , commentaar op dossier Caramel, p. 173


316 Citroen, p. 385, door verdachte ter terechtzitting bevestigd
317 Citroen, p. 390
318 Citroen, p. 395
319 Citroen, p. 397-406
320 Aanvullend rapport Peters, punt 6
321 Citroen, p. 202
322 Citroen, p. 187
323 Citroen, p. 824, door verdachte ter terechtzitting bevestigd
324 Citroen, p. 824
325 Citroen, p. 827 (onder) 829 (boven) 829 (onder) 830 (onder) 832 (onder) 833
(3x) 834 (onder) - 835
326 Citroen, p. 825 (boven)
327 Citroen, p. 825 (onder) 826 (boven) 826 (onder) 827 (boven)
328 Citroen, p. 832 (boven)
329 Citroen, p. 828 (boven) 828 (onder)
330 Citroen, p. 811, Aanvullend rapport Peters, punt 5
331 Proces-verbaal ter terechtzitting Peters, p. 18
332 Citroen, p. 827
333 Citroen, p. 834
334 Zie hieronder, hoofdstuk 18
335 Citroen, p. 830 (boven) 831 (boven) 831 (onder)
336 Zoals opgenomen in Mokka, p. 358 ev en 490 ev
337 Mokka, p. 244
338 Proces-verbaal aanvulling social media Hatim R.
339 Mokka, p. 358 en 369

340 Mokka, p. 360-361


341 Mokka, p. 429
342 Mokka, p. 457
343 Mokka, p. 459-462
344 Mokka, p. 244
345 Proces-verbaal aanvulling social media Hatim R.
346 Mokka, p. 490
347 Mokka, p. 492
348 Mokka, p. 492
349 Mokka, p. 492
350 TK 2003-2004, 28 463, nr. 10, p. 12 en EK 2003-2004, 28 463, C. p. 12
351 TK 2003-2004, 28 463, nr. 10, p. 8
352 TK 2003-2004, 28 463, nr. 10, p. 11 en 16
353 Hoge Raad 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP7585
354 Gerechtshof s-Gravenhage 2 oktober 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BF3987 en
Rechtbank Den Haag 1 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14648
355 Gerechtshof Den Haag 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082
356 Volgens de verdediging een benvloedbare jongen met een geringe intellectuele
ontwikkeling en psychiatrische problemen.
357 Volgens de verdediging uitmelken, het stellen van suggestieve vragen en het in de mond
leggen van woorden.
358 Gerechtshof Den Haag 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA: 2015:1082 en Gerechtshof Den
Haag 2 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015: 748
359 Onder andere Gerechtshof Den Haag, 21 maart 2014, ECLI:NL:GHSGR:2014:1007,
herhaald in Gerechtshof Den Haag, 2 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:747
360 Het betreft het (op verzoek van de verdediging) verbatim uitgewerkte verhoor van
Getuige 1 van 15 januari 2014. Hierna worden alleen de relevante paginanummers vermeld,
gevolgd door de letterlijke uitwerking (waarbij V1 staat voor verbalisant 1, V2 voor
verbalisant 2 en AS voor Getuige 1).

361 P. 89
362 P. 47, letterlijk als volgt. AS: Abu Jazid eh kende ik m heel lang, dus eh vanaf eh
november 2012. Na die tijd, al die tijd dan ben ik nooit met hem goed gegaan, behalve eh bij
de slag van Hondius () was ik m, ging ik een beetje vaak met hem om...eerlijk gezegd.
363 P. 29 en 30, letterlijk als volgt. V1: Heeft hij, het klinkt alsof hij een speciale status heeft
of zo? AS: Ja, want hij is ook een hele bekende. Hele bekendebij de, bij de moskee ook.
() V1: En waarom is dat zo dan? AS: Eh hij geeft eh kijk hij is heel vaak met de, met die, in
de kleren. Niet dat de kleren wat zeggen, maar eh hij is heel bekend in de groep. () En ze
zitten altijd met hem eh hij is de meeste die bijna praat () Je ziet m ook vaak in de media.
364 P. 30, letterlijk als volgt. Eh je zegt wel dat hij veel praat, maar waar praat hij dan? AS:
Over eh en hij praat eh effe kijken, hij hij heeft het meeste over eh.. over eh ja, wat kan in
het verleden, over de jihad van het verleden. () Hij praat over de jihad van de verleden en
de profeet hoe dat was en dergelijke. () Maar deze man moet nou echt kennis op gaan doen,
want hij moet ook gaan kijken het verleden is niet nu. () Het verleden was anders. () V2:
Dus de jihad van het verleden, heeft ie het vaak over? AS: Ja. En soms heeft ie het ook over
eh Syri en wat daar allemaal gebeurt, bijvoorbeeld. Eh dit is gebeurd en dat is gebeurd. Eh
die groep heeft dit gepakt () Vrij Syrische leger heeft eh deze stad gepakt. En p. 63,
letterlijk als volgt. V1: Waar gingen die gesprekken dan over? () AS: Eh vaak over eh t
regeren van de wetten van Allah (), over de democratie en eh en zulke onderwerpen ook.
En eh de leiders, de leiders van tegenwoordig. () En dat zij eh een opstand, een opstand
verdienen. Dat zijn geen goeie leiders en eh zulke dingen.
365 P. 30, letterlijk als volgt. V1: Eh eh tegen wie en in wat voor, wat, bij wat voor
gelegenheden bijvoorbeeld? AS: Eh gewoon aan de, aan het eten zijn, of eh over straat lopen.
366 P. 62, letterlijk als volgt. V1: En wanneer is nu de laatste keer dat jij daar geweest ben?
AS: De laatste keer? Dat was, effe kijken, bij Frankies was t wel lang geleden. Ja, niet lang,
maar misschien ongeveer vier maanden geleden of zo. V1: Ja, ja. AS: Eh ja, drie maanden
geleden, sorry eh drie maanden geleden.
367 P. 62, letterlijk als volgt. AS: Maar bij Fez () was ik daar laatst misschien eheh
niet dat we daar hebben gezeten, maar toen ik eten had gehaald, dus eh misschien ongeveer
drie weken geleden. () Eh toen ik misschien zat, het was misschien een maandje terug.
368 P. 31, letterlijk als volgt. V1: Nou wat wat, ze, wat voor indruk wekt ie, wat denk je dat
hij dr van vindt van de strijd in Syri? AS: (..) Hij vindt dat de strijd in Syri is nou eh eh eh
afgelopen moet zijn. Dat de Bashar snel weg moet gaan en eh eh strijders snel de macht
moeten hebben. V1: welke strijder? AS: Ja, ISIS. (..) En ISIS is gekomen om mensen te
helpen, dat zegt hij.
369 P. 71, letterlijk als volgt. V2: () Eh ja, wat, wat, wat nog meer? Wat, wat, wat deed ie
nog meer? Wat, wat hebben, verheerlijkte t een beetje, van: is mooi, is goed. AS: Ja, hij
verheerlijkte. Hij zegt () eh de grond van Syri is nu, is eh gezegend en dergelijke.
370 P. 65, letterlijk als volgt. V2: Maar wat voor n dingen plaatst ie over ISIS dan eh over
Youtube? AS: Eh eh eh effe peinzen, net zo van eh dat ISIS hun gevangenis bevrijdt, of eh
ISIS eh eh eh eh zogenaamd kinder, () kinderen gaat goed behandel, behandeld goed met

kinderen en zulke filmpjes. V2: Maar eh met gewelddadige filmpjes met onthoofdingen en dat
soort dingen..kom AS: Ehhh ik heb wel gezien dat ie iemand eh eh die een stad had
opengemaakt, maar met dan een bomaanslageen zelfmoordterrorist. V1: Daar had jij een
filmpje van gezien? AS: Eh ja? V1: Hoe kwam je aan dat filmpje dan? AS: Eh via Youtube,
maar eh onder staat altijd een naam eH. V1: En welke naam gebruikt ie dan om filmpjes erop
te zetten? () AS: Eh eh je hebt eh effe kijken ehAhlu-Sunna Publicatie als het goed is. P.
66, letterlijk als volgt. V2: En eh maar hoe weet je dat Abu Yazeed die plaatst, die eh? AS:
Ja, dat heeft ie verteld.
371 P. 72, letterlijk als volgt. V1: Waar keken jullie die filmpjes? AS: Eh als hij in Frankies
is, of in Fez, dan laat het gewoon anderen, groepje zien. Of eh als hij met mij alleen is, dan in
de moskee. () V1: En hoe liet ie dat zien? () AS: En gewoon via zn telefoon. () Ja, dr
zitten opeens zo, hij zei van eh: kijk naar deze filmpjes. Pas uitgekomen van ISIS en dat
kijken. En dan kijk ik gewoon mee (). Hij heeft misschien totaal, om niet te liegen, vijf
filmpjes, zes filmpjes laten zien.
372 P. 70, letterlijk als volgt. V2: Eh wat heeft Abu Yazeed eh gezegd over de strijd in,
deelname aan de strijd in Syri? AS: () wat ik heb gehoord is eh hij laat gewoon, aan mij
laat ie een filmpje zien. () Hij zegt van: deze strijders goed zijn, eh mogen hen belonen en
dergelijke. Zulke () zulke uitspraken zegt ie tegen mij. V2: En hebben dr, wat waren dat
voor filmpjes? AS: Eh dat je op deze eh zie ISIS-strijders eh tegen de Bashar-strijders ()
ziet vechten en dat zij dan de overwinning krijgen en zegt kijk van: hun krijgen de
overwinning, mogen we hen belonen. V2: Ja en dus hij is voor ISIS, dat is duidelijk. AS: Yes,
duidelijk. () V2: Maar (), wat zegt hij nog meer dan over eh de mujahedin over eh AS:
Ja, de mujahedin. () Ja, hij vindt ze gewoon goed. Hij zegt van eh zij krijgen de
martelaarschappen en eh zij zijn hoog bij Allah. () Meer en zij de hogere rang paradijs
kunnen krijgen.
373 P. 71, letterlijk als volgt. AS: () want ik ik eh door hem dan kijk ik naar die filmpjes
met hem en hij zegt van eh: mogen Allah hun belonen. En hij zegt: kijk dit goed en dergelijke.
Dan eh doet ie het filmpje uit, dan eh praten we gewoon over eh andere onderwerpen.
374 P. 71
375 P. 35, letterlijk als volgt. V2: Maar hoe zij dat met Jihad dan, t verkeerde toepassen? AS:
Ja, ja, gewoon dat hun Syri Jihad is.
376 P. 39, letterlijk als volgt. AS: Zij zeggen wel dat hun emir is eh Baghdadi. V2: Wie? AS:
Baghdadi van ISIS, dat weet je?
377 P. 40, letterlijk als volgt. AS: Hun zijn van mening dat Sjiieten geen moslims zijn. En dat
jij, jou hoort dat je broeders en zusters te helpen eh eh fy, fysiek of steunen over geld, of met
kleren of eh mannen, mannen. () V1: Wat bedoel je met mannen? AS: Gewoon dat jij gaat
strijden. P. 41, letterlijk als volgt: AS: Die broeders zijn ook niet van mening dat je echt naar
Syri gaat eh in gevecht moet en je geweer moet pakken en vechten. Zij zeggen van ja, je kan
ook eh gebruikt worden als eh technologie, of eh ict-er, of eh een kok, voor de dergelijke en
zulke dingen. (..) Eh het hoeft niet altijd dat je vecht. Dat zeggen zij dan h, het hoeft niet
altijd dat je je geweer oppakt.

378 P. 67, letterlijk als volgt. V1: Waarom noem jij ze extremisten dan? AS: () Eh omdat
zij hard in het geloof te gaan. () V1: Maar waar maak je dat uit op, dat zij te hard en te
extreem zijn? AS: Eh bijvoorbeeld eh takfirs () doen eh mensen hun ongeloof verklaren eh
opstand gaan, eh gaan eh eh eh de regeren van de wet van Allah eh is (), hun gaan te diep
daarin.
379 P. 69, letterlijk als volgt. AS: () maar kijk, hun praten indirect, niet direct.
380 Het betreft het (op verzoek van de verdediging) verbatim uitgewerkte verhoor van
Getuige 1 d.d. 16 januari 2014. Hierna worden alleen de relevante paginanummers vermeld,
gevolgd door de letterlijke uitwerking (waarbij V1 staat voor verbalisant 1, V2 voor
verbalisant 2 en AS voor Getuige 1).
381 P. 12, letterlijk als volgt. V1: Dat groepje van Abu Yazeed, wat eh wat eh. AS: Ja, het
gaat alleen over de martelaar, tocH. V2: Alleen maar. AS: Niet alleen maar, maar eh.. V1:
Wel veel gewoon. AS: wel de meeste toch wel.
382 Verklaring Oussama C. ter terechtzitting
383 RC verhoor Oussama C. , par. 52
384 RC verhoor Oussama C. , par. 53
385 Verklaring Oussama C. ter terechtzitting
386 Verklaring Oussama C. ter terechtzitting
387 Hartig, p. 448 en verder
388 Hartig, p. 424, p. 695 en 698
389 RC verhoor De Koning (1), par. 25
390 Hartig, p. 427
391 Hartig, p. 429
392 Hartig, p. 538 - 563 en Hartig, p. 1439 - 1462
393 Een aantal voorbeelden in dit verband (soms betreft dit de letterlijke tekst en soms een
zakelijke weergave):
- je moet een keer naar Ask.fm gaan (Hartig, p. 540);
- ik hou mij gedeisd maar soms op een nette manier heel hard tegen mensen zijn zodat zij
hun ogen gaan openen (Hartig, p. 540);
- je bent democraat of moslim (Hartig, p. 548);
- daarom heb ik jou gebeld want nu kan ik makkelijker mijn statement maken, daar
beginnen we mee, ja of nee? en dat moeten wij leren (Hartig, p. 552);
- ik zou maar zeggen: kijk uit voor de leiders (die een bepaalde boodschap verkondigen)
(Hartig, p. 553);
- Oussama C. heeft een nieuw Facebookaccount aangemaakt en hij gaat daarmee die mensen

op zijn school aanpakken en ik ga op alles reageren en dan worden ze helemaal gek van ons
(Hartig, p. 559);
- hoe kun jij je religie veilig houden als je onder de wet van de kufar (ongelovigen) woont?
en hoe kan een moslim dat toestaan, dat de wet van Allah, de grootste, gewoon aan de kant h
, dat kan niet, gevolgd door dat is al gelijk een punt waar je, waar je moet aan gaan
twijfelen en natuurlijk moet je alles doen om die wetgeving terug te halen (Hartig, p. 561);
- Oussama C. snapt niet wat er verkeerd is gegaan dat NN anders denkt dan hijzelf en
Oussama C. zegt dat NN mag twijfelen, maar de zaken liggen anders (Hartig, p. 561);
- Oussama C. zegt: geef mij die mail van die persoon (die met NN heeft gesproken over haar
geloofsovertuiging), ik ga hem of haar mailen en diegene probeert jou te misleiden (Hartig,
p. 563).
394 Hartig, p. 1442
395 Hartig, p. 1463 en 1464
396 Hartig, p. 550 tot en met 554
397 Hartig, p. 989, Hartig, p. 1272 en verder en RC verhoor Getuige 7, par. 22 en 23
398 Het eerste verhoor van Getuige 1 is niet opgenomen en aan een verzoek van de
verdediging om ook dat verhoor letterlijk uit te werken kon om die reden door de officieren
van justitie geen gehoor worden gegeven.
399 Caramel, p. 200
400 RC verhoor R. Lucas, par. 12
401 RC verhoor R. Lucas, par. 31
402 P. 98
403 Caramel, p. 200 en getuigenverklaring Getuige 1 ter terechtzitting
404 Meer in het bijzonder de situatie in Syri in 2013 en hetgeen in 2013 bekend was over
jongeren die vanuit Nederland naar Syri reisden.
405 Verbatim uitgewerkt verhoor van Getuige 1 d.d. 15 januari 2014, p. 4, 5, 16, 32, 33, 35,
36, 46 en 50 en verbatim uitgewerkt verhoor van Getuige 1 d.d. 16 januari 2014, p. 27.
406 De rechtbank begrijpt de officieren van justitie aldus dat zij van dit onderdeel van de
tenlastelegging ook vrijspraak vragen.
407 Hoge Raad, 22 juni 1976, NJ 1976, 563
408 Kamerstukken II 2003/04, 28 463, nr. 10, p. 35
409 Kamerstukken II 2003/04, 28 463, nr. 10, p. 23
410 J.M. Lintz, Commentaar op Wetboek van Strafrecht art. 79, Sdu, februari 2015, para. C2

411 Gerechtshof Den Haag, 30 april 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:1082 (LTTE), para.


11.3.1.5
412 Hoge Raad, 15 februari 1977, NJ 1978, 6; artikel 83 lid 1 Wetboek van Militair Strafrecht
bevat wel een inkeerbepaling voor de strafbaarstellingen van samenspanning die in dat
wetboek voorkomen.
413 Gerechtshof Amsterdam, 25 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:914
414 J.M. Lintz, Commentaar op Wetboek van Strafrecht art. 79, Sdu, februari 2015, para. C2
415 Rechtbank Den Haag, 1 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14652, para. 4.5.2
416 J.M. Lintz, Commentaar op Wetboek van Strafrecht art. 79, Sdu, februari 2015, para. C2
417 Zie uitgebreider hierover Rechtbank Den Haag, 1 december 2014,
ECLI:NL:RBDHA:2014:14652 en Gerechtshof Den Haag, 27 januari 2015,
ECLI:NL:GHDHA:2015:119
418 Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het
verslag, p. 4
419 Gerechtshof Den Haag, 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:119, para. 8.2.7;
Council of Europe Convention on the Prevention of Terrorism, CETS nr. 196. Het Verdrag
werd op 16 mei 2005 te Warschau gesloten en is op 1 juni 2007 in werking getreden.
420 Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding,
PbEU L 164 van22 juni 2002, zoals gewijzigd bij het Kaderbesluit 2008/919/JBZ van de
Raad van 28 november 2008,PbEU L
421 Gerechtshof Den Haag, 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:119, paras. 8.2.2 8.2.4; Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 6
422 Handelingen II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 43, p. 3795
423 Gerechtshof Den Haag, 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:119, para. 8.2.5;
Handelingen II, vergaderjaar 2009-2010, 31 386, nr. 43, p. 3795; Kamerstukken II,
vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8;
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie,
p. 3-4
424 Vanille, p. 80 en 81 en verklaring Jordi de J. ter terechtzitting
425 Of dit geval is, laat de rechtbank in het midden en zij laat ook daar of dit ook het
gedachtegoed van de gewapende jihadstrijd met een terroristisch oogmerk betrof
426 Verklaring Jordi de J. ter terechtzitting
427 Verklaring Jordi de J. ter terechtzitting

428 RC verhoor De Koning (1), paragraaf 34


429 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 18
430 Vanille, p. 146 en 147
431 Verklaring Jordi de J. ter terechtzitting
432 Verklaring Jordi de J. ter terechtzitting
433 Vanille, p. 112-114 en p. 121 en 122
434 Vanille, p. 124 en 125
435 Kennisdocument 22 december 2014, Algemeen Dossier, deel II, p. 72 tot en met 74 en p.
96 en 97
436 Verbatim uitgewerkt verhoor Getuige 1 van 15 januari 2014, p. 77 en 78
437 Verbatim uitgewerkt verhoor Getuige 1 van 15 januari 2014, p. 79
438 Vanille, p. 144
439 Vanille, p. 841, 842 en 844
440 Productie 4 en 5 bij de pleitnota van mr. Later
441 Zilt, p. 25
442 Zilt, p. 457
443 Zilt, p. 27
444 Verklaring Hicham el O. ter terechtzitting
445 Zilt, p. 250
446 Zilt, p. 251
447 Anijs, p. 125
448 Zilt, p. 40
449 Zijn mededeling behoeft overigens niet geheel onjuist hoeft te zijn, nu uit het dossier is
gebleken dat de zwangere vrouw van Hicham el O. inderdaad naar in ieder geval Turkije is
gereisd (RC verhoor Hamdan, par. 26) en Getuige 2 niet heeft verklaard dat hij hen ook in
Syri heeft gezien en hij dit dus kennelijk heeft gehoord.
450 Anijs, p. 36

451 Anijs, p. 24
452 Anijs, p. 25
453 Anijs, p. 20
454 Anijs, p. 21
455 Anijs, p. 22
456 Anijs, p. 23 - 26
457 Anijs, p. 27
458 Caramel, p. 2034
459 Caramel, p. 2036
460 Caramel, p. 2036
461 Anijs, p. 276, 277 en 286
462 Anijs, p. 216
463 Anijs, p. 215
464 Relaas Mokka, p. 8 en Mokka, p. 286
465 Mokka, p. 284
466 Mokka, p. 311
467 Mokka, p. 312: S: Is goed. Ik ga het aan hem vragen. En dan naar jouw Facebook sturen.
Y: Nee, mijn Facebook werkt niet man. Beter mijn mail. S: OH. Hatim R.? Y: Ja man. S: Is
goed.
468 Op 16 mei 2013 is Hatim R. ook nog in Nederland waargenomen (zie. Mokka. P. 282),
hetgeen in strijd is met het ambtsbericht van 3 juli 2014, waarin wordt gemeld dat hij vanaf
maart 2013 in Syri zou zijn, op Mokka, p. 256 en 257. Hoewel er meer aanwijzingen zijn dat
Hatim R. eerder dan eind mei is uitgereisd, moet deze contra-indicatie in zijn voordeel
werken. De mutatie op Mokka p. 250 over 1 juni 2013 lijkt (gelet op het mutatienummer
waarin 2012 voorkomt) wel een vergissing en moet kennelijk 1 juni 2012 zijn.
469 Anijs, p. 70
470 Anijs, p. 65 en 66
471 Anijs, p. 213 en 214: S: Saddik (fon) is ook gewoon binnen. A: Ja, heb ik gehoord. Ik heb
het tegen Betrokkene 21 (fon) gezegd () A: Ik heb gehoord dat Abu Yousef is teruggegaan
naar Turkije S: Wie? A: Abu Yousef zou terugkeren. Dat wil hij niet zeggen. Maar ik heb hier

gehoord, ze praten in het Arabisch en zo. Hij heeft de wapen gegeven ... de emir. Nu willen ze
hem de wapen niet teruggeven, want ze zeggen tegen hem: "jij wilt terugkeren naar
Nederland" en zo. Je weet toch? S: Ja. Waarom wil hij terug? A: Ik weet het niet. Ik heb
gehoord dat hij wil terugkeren en toen heeft hij zich bedacht en toen is hij weer
teruggekomen. Misschien is er wel een reden, maar ik weet niet wat voor S: God mag het
weten, maar misschien is er geen reden, niks. Mensen die teveel praten ... ze doen altijd stoer
stoer stoer en als puntje bij paaltje komt kunnen ze de dingen niet aan snap je? (Op
achtergrond bij S zegt NNman: Net als mij toch?) Daarom ... nvt .. mensen die niet teveel
praten maar alleen daden, snap je?
472 Anijs, p. 216 en 217: A: Ja maar ja, voor zulke dingen heb je geld nodig, broeder S: Ja ja
ja klopt. Kom goed met godswil. Wat wou ik zeggen ... waar waren we over aan het praten? ..
Iemand heeft me geflesht. Er was een broeder, ik was heel lang met hem bezig om geld te
verzamelen, snap je? Ik zweer het je, heel gemakkelijk een bedrag met zes nullen ... heel
makkelijk, ik was heel lang met hem bezig ... voorbereiden dit en dat. Het zou heel makkelijk,
hij zou gewoon dingen bestellen en klaar. Het is niet iets met geweld of zo. Gewoon dingen
bestellen en klaar. Toen hoorde ik dat hij al vertrokken is. Hij is nu daar bij jullie. Zomaar S
vertelt dat hij die broeder heeft gebeld, maar kreeg alleen maar voicemail. S zegt dat hij vier
maanden lang zijn tijd daarin heeft ingestoken en op gegeven moment had die broeder geen
zin meer in en deed zijn telefoon uit en toen is hij daarheen gegaan.
473 Anijs, p. 219: A zegt dat hij net klaar is met het bewaken, voor de deur staan. Zijn taak
was om elke auto tegen te houden die langskomt. Van elke auto moet de identiteitskaart
worden gevraagd. Alles wordt afgesloten, er mag geen benzine en eten meer doorheen omdat
in het gebied PKK zit en er dat de PKK hen snel gaat aanvallen. A vertelt dat hij niet goed
weet wie er PKK is, maar als hij twijfelt wordt diegene ondervraagd. Laatst had hij een auto
met veel vaten benzine en die mocht niet door. Die man was geen PKK maar er zijn daar ook
nog Sunieten. (...) Soufian vraagt of hij nog iets heeft gehoord van Saddik en Betrokkene 21.
A zegt dat hij niks van Saddik heeft gehoord. Abu Feris heeft A gisteren nog gezien.
474 Anijs, p. 222: Soufian vraagt: "hoeveel krijgen jullie daar per maand?". A man: "Ik weet
het niet. De ene keer kregen we van Baghdadi S: Noem geen namen A: He? S: Noem geen
namen!. Geen namen noemen
475 Anijs, p. 223: A zegt dat Betrokkene 18 en Abu Redouan een appartement hebben.
476 Zilt, p. 55
477 Zilt, p. 56
478 Anijs, p. 227: Anis Z. : Er is een brief gekomen dat er hier geen dawla (staat) meer is:
hier wordt de islamitische staat in Irak en Sjaam bedoeld: (de tolk) en dat iedereen naar Jebhat
(front) moet: Hier wordt Jebhat annusra bedoeld: (de tolk) . () Anis Z. zegt dat broeders
naar de Jebhat (front) gaan en hij denkt dat hij ook meegaat en dat hij daar ook naar toe gaat.
Soufian zegt: Alles blijft gewoon hetzelfde, is alleen een naamsverandering, toch? Soufian
vraagt van wie die brief is gekomen, van de allerhoogste of van diegene die eronder zit. Anis
Z. zegt van de allerhoogste.
479 Anijs, p. 255

480 Mokka, p. 311


481 Anijs, p. 87: F vertelt dat het broertje van Soufian met de Ou'oran bezig is en goed bezig
is. Het gaat over welke Ou'oran verzen de broer mee had genomen. F vertelt dat zijn zus heeft
gesproken en zij vroeg of hij de Ninja aan het spelen is. Ze lachen hierover. Soufian vraagt of
het goed gaat tussen broeders en of de irritaties al weg zijn. Soufian zegt dat hij heeft gehoord
dat Betrokkene 25 (fon) en Abu Redouan het goed hebben gemaakt met elkaar. F zegt dat hij
het over Soufian heeft gehad met de broeder. Soufian zegt dat de broeder hem gebeld had en
hem om vergiffenis vroeg. F zegt "lk zei tegen hem zulke dingen per mail...als je zulke
boodschappen doorgeeft, dan kan het heel anders overkomen, begrijp je. Zulke dingen moet je
gewoon door de telefoon zeggen als hij jou aanspreekt of zo?". F zegt dat door de telefoon
komen ook emoties erbij. Soufian vraagt "Hoe gaat het tussen hem en Betrokkene 18?". F
zegt dat het wel goed gaat.
482 Anijs, p. 89: S vraagt of F het zijn broertje nog heeft gezien. F zegt te hebben gehoord dat
het broertje van S naar 'de andere broeders gaat'. S zegt dat dit klopt en zegt: 'Ik dacht jullie
allemaal?' F zegt: Nee, ik niet, ik denk niet dat dat nu verstandig is.' F zegt dat het een beetje
onrustig is bij die andere broeders.S vertelt dat Anis Z. zei dat er een brief was gekomen
waarin de allerhoogste heeft gezegd dat alles moet zijn zoals het eerst was. Dus de mensen
van Shaam voor Shaam en Irak voor Irak. De allerhoogste heeft de opdracht gegeven dat
iedereen terug moet naar zijn eigen groep, dat is 3 weken geleden uitgesproken. F zegt dat hij
daar nu goed zit. Er was ook ruzie, zegt S. F weet wat van niets. F: Nog steeds geen reden om
terug te komen. Ik merk er helemaal niks van, ik zit hier gewoon rustig ..
483 Anijs, p. 232
484 Anijs, p. 233
485 Anijs, p. 233: Soufian vraagt of Anis Z. tegen Betrokkene 25 wil zeggen dat hij zijn email moet checken. Op de achtergrond schreeuwt A naar Betrokkene 25 : 'Betrokkene 37zegt
dat je je email moet checken, hij zit te wachten. ' Anis Z. zegt dat Betrokkene 25 zei dat hij de
email heeft gelezen. Betrokkene 25 zegt dat hij ver weg is van die broeder. Soufian zegt dat
het belangrijk is. Soufian wil weten hoe lang het gaat duren voordat die broeder het weet. Er
is een beetje spoed. Betrokkene 25 gaat morgen naar internet.() Soufian zegt dat hij net
Betrokkene 21 heeft gesproken over de fitna die nu gaande is. Ik heb het hem een beetje
uitgelegd. Anis Z. zegt: 'Betrokkene 21 is nog bij die anderen'.Soufian zegt dat Betrokkene 21
niet weet wat er aan de hand is en dat hij twijfelde of die brief echt was. A zegt dat
Betrokkene 21 ver weg zit. Het gebied waar hij zit komt geen nieuws. Daarom weet
Betrokkene 21 niet wat er in de brief staat. Anis Z. zegt: Je moet Betrokkene 21 bellen en
zeggen dat hij naar de dinges moet gaan of dat hij mij moet bellen en dat ik met Betrokkene
25 enzo naar hem toe ga. Soufian zegt: hij heeft gezegd dat hij morgen of overmorgen jullie
kant wil op komen om te horen wat er aan de hand is
486 Anijs, p. 234
487 Anijs, p. 143: S: Hoe gaat het verder met alle broeders? R: Gaat goed. R zegt dat er wat
Fitna (ruzie)zijn tussen de groepen. S zegt dat hij dat gehoord heeft. S zegt dat de Satan op dat
soort plaatsen komt om ruzies tussen broeders te veroorzaken. R: beetje chaos. Niemand weet
wat hij moet doen S: Het enige wat je kan is smeekbede maken en doen waarvoor je gekomen
bent. Snap je? R: Dat is het belangrijkste. Je moet niet afwijken van je doel. S: 1 momentje, 1

momentje. Hoe gaat het verder met al onze broeders? R: Ja gaat goed maar sommige zijn
weer naar een andere groep. De meerderheid van de Nederlandse broeders gaat daar naartoe.
De meerderheid van de Belgen die is al gegaan. S: Ja toch. Ik had met Betrokkene 21
gesproken. Hij wist niet echt over die brief. Hij gaat vandaag of morgen even langs jullie. hij
zei dat hij informatie ging halen bij die broeders. () S vraagt of de meeste Nederlandse
broeders mee zijn gegaan. Dat is wel zo. Gelukkig, zegt S. S zegt dat het belangrijk is dat
iedereen samen gaat.
488 Zilt, p 30 en 31: S zegt dat hij blij is om de stem van R te horen. Soufiane Z. zegt dat hij
thuis is nog. Soufiane Z. vraagt of het eten daar goed is. Verder vraagt Soufiane Z. hoe het
met alle broeders gaat en hoe het met zijn broertje gaat en met Betrokkene 21. R zegt dat het
broertje van S met de broeders uit Delft is meegegaan. Soufiane Z. reageert met "is hij
spoorloos?" R: Hij had beter met dinges kunnen blijven man, samen met Betrokkene 21.
Totdat wij met z'n allen zouden gaan, snap je? Maar hij is oud en wijs genoeg. S vraagt of er
fitna (ruzie) was. R zegt: Ja, met Betrokkene 21 enzo .. (ntv) .. een dag alleen maar rebat,
rebat: (op de uitkijk staan, controle houden.) S zegt dat zijn broertje (Anis Z. ) boos was op de
Emir omdat hij hen niet goed behandelde. Dan hadden ze een ghazwa (veldslag) gedaan en
hadden ze kapot veel ghanima (oorlogsbuit) binnengehaald en dan kregen andere mensen die
gewoon lagen te slapen, die ghanima (oorlogsbuit). R zegt: Ja, ik weet, ik was daar ook bij, bij
die actie. Soufiane Z. vraagt ook nog hoe de fitna (ruzie) is tussen de mensen. R zegt dat dit
klopt en dat er veel over en weer werd geschoten en dat mensen worden geliquideerd. R: Ik
zit nu nog te wachten maar ik ga inshallah ook naar die andere .. () R zegt ook dat hij heeft
gebeld naar die "wat oudere" over die saaf (geld), wat is verdeeld over de broeders die het niet
echt nodig hadden. Er is nog een beetje over maar niemand heeft het nog nodig. R zegt dat zij
niet moeten klagen als zij al 1000 hebben. S vraagt of R wat aan zijn broertje heeft gegeven.
R zegt dat hij dacht dat het broertje van S meer dan 1000 had. S zegt nee en dat zijn broertje
maar 150 euro heeft. Dat heeft het broertje de laatste keer tegen Soufiane Z. gezegd. R zegt:
Als hij nog maar 150 heeft gaan we hem 300 geven. Mensen die niets hebben geven we 300
en mensen die nog wat hebben geven we 200. R: We hebben al meer dan 10.000 euro zo
gegeven, begrijp je. We zijn begonnen met de Hollanders en als het echt een beetje goede
broeders zijn, die kun je ook wat geven snap je?
489 Anijs, p. 260 en 261 A: ik ga gewoon al jouw spullen bij Abu Redouan halen en dan ga
die bij mij zetten S: ja oke inshallah, als het maar gewoon veilig is. het gaat er alleen maar om
dat het veilig is. Kijk als het bij hem veilig is dan laat je het bij hem () A; hoe dan ook
Betrokkene 18 heeft, heeft met ABU REDOUAN gewoon verdeeld en hij heeft Betrokkene
38 (fon) en een Belg wat er niks mee te maken heeft, heeft die 200 euro gegeven en heeft 2
koppen in zijn zak gestoken en Abu Redouan heeft hij ook 2 koppen gegeven S: ik ga jou 1
ding zeggen .. A: En allebei een dikke jeep S: ik heb gister, luister. Ik heb gister met Abu
Redouan gesproken. Hij heeft mij gebeld, hij heeft mij gezegd, wollah, met het is zwaar
mensen zijn over mij aan het liegen, hij zegt: ik heb niks gepakt, ik heb, ik heb het over 10
mensen verdeeld, ik heb het over 10 mensen verdeeld. Iedereen die een bedrag boven de 1000
euro had die zou hij 200 euro geven en mensen die helemaal niks hebben die zou hij 300 euro
geven. Hij zei ik heb het al over 10 mensen verdeeld, ik heb niks voor mijzelf gehouden.
Want ik zeg nog: heb je ook nog wat aan mijn broertje gegeven. Hij zei: volgens heeft jouw
broertje 1000 euro toch? toen heb ik tegen hem gezegd, nee mijn broertje heeft dat niet,
whollah dat wist ik echt niet, dan ga ik ook aan jouw broertje geven, inshallaH. Hij zegt: Ik
ben nog bezig met verdelen. Maar hij heeft helemaal niks voor zichzelf gehouden.
490 Anijs, p. 94

491 Anijs, p. 95
492 Anijs, p. 89: S vraagt: Heb je nog iets gehoord van mijn broertje of niet? R: Ik ga nu daar
naartoe, nu direct. Vijftien minuten ben ik daar. S vraagt of hij al met zijn broertje heeft
gesproken. R zegt: Ja ik heb met hem gesproken, ik ga jou zo vertellen.
493 Zilt, p. 70: S: Saddiq, hij zit bij Muhajerrien brigades, waar al die Marokkanen zitten. R:
Goed man R zegt dat hij Saddiq een dezer dagen wil gaan opzoeken. S zegt dat hij het
telefoonnummer van Saddiq heeft. R zegt: geef, geef. S: 0968489271. R: Ik ga hem gelijk
bellen
494 Anijs, p. 97 en 98: F zegt: weet je wie ik heb gevonden? Saddiq man. S vraagt of hij hem
zelf of viavia heeft gevonden. F: Nee, ik heb Abu Redouan gesproken S zegt: Ja, ik heb het
hem gegeven. F heeft de Emir gevraagd en hij kan morgen naar Saddiq toe. F zegt dat er
Broeders van de Muhajerrien (migranten) bij F zijn. S zegt dat hij heeft gehoord dat Saddik
bij 90 procent Marokkanen zit. S zegt: Je kunt mooi met Saddik je vechttechnieken oefenen. F
vraagt zich af waarom Abu Redouan het eerder wist (over Saddiq) dan hij. S zegt dat hij Abu
Redouan gisteren sprak en dat hij het nummer van Saddiq had gegeven. S: Toen dacht ik: Ik
ga Betrokkene 21 bellen maar ik kreeg je voicemail. () S vraagt of hij (Saddiq) ver van hem
weg is. F bevestigt dit. F zegt dat hij morgen eerst naar Abu Redouan gaat en daarna samen
naar Saddiq.
495 Anijs, p. 263
496 Anijs, p. 264
497 Anijs, p. 101: S: Jij hebt gewoon Betrokkene 24 (fon) gezien. Heb je ook een beetje met
hem gechilld of dat niet? F: Ja man, ik heb met hem gechilld voordat hij ehh .. hij zei tegen
mij: dit is de laatste dinges voor mij man. Hij wist dat het de laatste keer zou zijn man. Dat het
zijn laatste gevecht (tolk) zou zijn. Ik ging met een broeder samen met hem zitten. Hij zei:
Luister, dit en dit moet je zo verdelen zo zo S zegt dat hij zijn testament heeft gelezen. S zegt
dat in het testament iets stond over zijn moeder, zijn vader en broertje. Bij zijn vader had hij
gezegd: Als je iets over mij wilt weten of noem maar op, ga dan naar de broeders toe van wie
ik het meest hou en die heel veel betekend hebben voor mij in mijn leven. En deze broeders
zijn Abu Redouan, Betrokkene 18, Betrokkene 21, Betrokkene 38 (fon) en Betrokkene 37()
F vraagt hoe het met Betrokkene 25 is. Soufiane Z. zegt dat Betrokkene 25 met zijn broertje
was en met Abu Redouan. F zegt dat hij lang niets meer heeft gehoord van Betrokkene 25 .S
vraagt of F zijn broertje nog heeft gezien. F zegt dat hij hem misschien morgen ziet.
498 Zilt, p. 81: S: Ik ben even langs geweest en heb een klein berichtje achtergelaten R: Ik zal
zo snel mogelijk reageren S: Is goed, het is maar een heel klein berichtje. Als er wat is moet je
me ook even op de hoogte houden inshallah S: Hebben jullie Betrokkene 22 al begraven? R:
Dat is denk ik al gebeurd, ik zeg tegen jou, ze zitten op een afstand van ons snap je R zegt dat
hij Betrokkene 22 niet heeft gezien. Andere broeders wel, die zijn nu met hem. S vraagt of het
vandaag gebeurd is. R zegt: ja, vandaag in de ochtend. Met alle broeders gaat het nog goed.
499 Anijs, p. 103: S feliciteert (tolk) F met Betrokkene 39. F heeft Betrokkene 22 niet meer
gezien, hij of Betrokkene 22 was in Haleb en F was onderweg. F heeft geen begrafenis
bijgewoond. F zegt dat de andere broeders misschien foto's hebben gemaakt. () F zegt dat

hij Saddiq heeft gezien. Die is ergens in zijn eentje maar komt misschien ook 'deze kant' op,
waar F ook zit. Eerst om hun op te zoeken maar misschien ook om te blijven.
500 Zilt, p. 86
501 Anijs, p. 110: S: Doe je nog iqtihaam (binnenvallen, binnendringen) en Ribat (op de
uitkijk staan en controle houden) enzo? F: Gewoon in een huis wacht ik. Je moet wachten tot
je aan de beurt komt en dan Buschra (goed nieuws) S: Masha'allah F: En met jouw broertje,
hoe is het met hem? S: Hij was onderweg naar ikhtihaam (binnenvallen, binnendringen),
precies op de plek waar Soufiane Z. shaheed (martelaar) geworden is.
502 Mokka, p. 320: S: Inshallah (fon). Wat ben je aan het doen? Y: ntv S:Wat zeg je? Y: Lijst
aan het maken voor de broeders die dingen moeten doen () NN: Heb jij Betrokkene 21
gezien? Y: Nee ik heb hem gisteren gesproken.
503 Mokka, p. 323: F zegt dat hij probeerde Abu Yusef te bereiken maar hij krijgt hem niet te
pakken. F vraagt of S een boodschap aan Abu Yusef wil doorgeven: Of hij de spullen van F
die daar liggen, bij zich wil houden. Zijn laptop is daar ook.
504 Mokka, p. 326: S: Is goed. Had je Abu Yusef nog gesproken? F: Nee man, ik ga hem zo
bellen. Ik moet gaan opwaarderen en dan kan ik met deze nummer bellen S: Ja tocH. Nee ik
had sowieso al tegen hem gezegd hij moet die Amana/het toevertrouwde gaan ophalen enzo.
Dus .. F: Nee inshallah, broeder gaat hem brengen inshallah S: Gaat ie hem brengen? F: Ja ik
had het hem gezegd .. hij gaat hem hier naartoe brengen man S: Masha'allah F: Die tas (fon)
... S: Wat zeg je? F: Ik heb tas gegeven aan hem enzo, die kalash (fon) heb ik meegenomen, je
weet toch voor onderweg
505 Mokka, p. 431
506 Mokka, p. 469, Rudolph H. reageert op dit bericht met de tekst: Moge Allah jullie
beschermen!
507 Mokka, p. 486
508 Mokka, p. 480
509 Zie ook Requisitoir, p. 262
510 Anijs, p. 184
511 Caramel, p. 179
512 Anijs, p. 190 en 191
513 Anijs, p. 193 en 194: S: Had je die broeder nog te pakken kunnen krijgen? R: Welke
broeder? S: Ja die ene waar mijn broertje over sprak? R: ja ik probeerde hem te bereiken maar
dat gaat nou niet. S: Want ik ben nu net onderweg even naar. .. R: Zijn nummer is ... S: Ja? ....
R: Zijn nummer staat uit. Gewoon helemaal uit. S: AH. ... inshallah R: Ik probeer hem te
bereiken snap je. R: Toen ik hem gisteren belde ging ie gelijk over S: Ja. Oke, wat ik ga doen,
ik ga eventjes nu naar een broeder toe rijden, ik ga even kijken hoe en wat want volgens mij

heeft hij wel gewoon contact met hem. En dan bel ik jou binnen nu en drie kwartier terug op
dit nummer terug. R: Want die andere euh .... die andere BETROKKENE 40 (fon) die brengt
ie mee naar binnen S: O wist ik niet snap je .. .. R: Snap je? S: Ja ja ja R: Dus er is nu iemand
anders. Een nieuwe, snap je, dus die moet effetje ... euH. Ja hij moet even gebeld worden, hij
moet geduld hebben, dat hij moet mij even bellen dan kan ik hem alles geven en dan kan ik
hem ook gaan ophalen. S: Ja ja ja tuurlijk.... . R: En misschien heeft hij al naar die man gebeld
en heeft die man hem al over de grens gebracht. En zit hij nu ergens bij de grens euh .... te
dwalen of zo je weet toch ...... R: En als ie binnen wordt gebracht wordt ie sowieso naar
Muhajireen Shaam wordt ie daar gebracht. () R: Oke .... .inshallaH. Probeer hem nog te
bereiken. Als niet lukt laat mij weten ... S: Ja .. .. R: Anders ga ik gewoon daar naartoe rijden
denk ik om te kijken of ie daar zit. S: Oke is goed. Ik bel je binnen drie kwartier, uurtje bel ik
jou terug inshallaH. Ja ... op deze nummer. R: Oke.
514 Anijs, p. 196: S: Broeder, ik heb net geprobeerd maar die telefoon staat inderdaad uit
man. R: Ja klopt dus ik weet nou niet of ik euH. ... het is een uurtje rijden snap je? S: Kijk
weetje wat het is, die broeder waar ik net naartoe ben gegaan heeft die broeder gisteravond
nog wel gesproken maar hij zei ook van: telefoon staat uit R:Ja ... S: Dus ik zeg eerlijk, de
kans is heel erg groot dat hij wel al in Syri zit maar dat hij daar over de grens is snap je R: Ja
ja ja, Hee ik ga even naar huis nu. Ga ik even kijken wat de omstandigheden zijn en dan rij ik
misschien even daar naar toe om te kijken of ie daar is. S: Ok is goed. Is wel belangrijk want
persoonlijk denk dat hij bij die het huis van al Muhajireen (migranten) of hij is daar ergens bij
de grens je weet tocH. Ga maar kijken inshallaH.
515 Anijs, p. 199: A: Die broeder heeft mij gebeld, met een ander (ntv). S: Ik hoor jou niet. A:
Hij is in ... (ntv) en Abu Redouan gaat hem ophalen. S: O, heeft hij gebeld? A: Ja hij heeft mij
gebeld.
516 Anijs, p. 203: S: Gelukt? R: Ja is gelukt. Hij is met mij. () NNman komt aan de
telefoon. (vermoedelijk de nieuweling) () S: Ook even naar huis bellen. NN: Ja heb ik
gedaan.
517 Anijs, p. 209: F: Soufiane Z. ? S: Je weet toch, Soufiane Z. pizza? F: Soufiane Z. wie? S:
Soufiane Z. pizza, die broeder die jou die handschoen heeft gegeven. Zijn broers hebben die
pizza ding enzo F: Nee joh, is hij shaheed? S: Ja man hij is vorige week zaterdag shaheed
geworden F: Allahu akbar ... (ntv) .. S: He? F: Bij welke strijd? S: Ik weet niet, hij moest
ergens ribat (op de uitkijk staan en controle houden) doen en toen ikhtihaam (binnendringen,
binnenvallen) gaan doen en toen is hij daar neergeschoten, toen is hij daar shaheed
(martelaar)geworden inshallah
518 Relaas Caramel, p. 14
519 Gelet op de omstandigheid dat Ris en zijn familie spreken over vluchtelingenwerk, terwijl
uit het tapgesprek blijkt dat Soufiane Z. instrueert om dat te zeggen, zie Zuur, p. 776 en 778
520 Mokka, p. 315
521 Zuur, 798 en 799
522 Mokka, p. 315

523 Zuur, p. 810 en 811


524 Zuur, p. 807, Ris is ook niet als verdachte aangemerkt vanwege zijn psychische
gesteldheid, zie: Relaas Zuur, p. 23
525 Mokka, p. 332 en 328
526 Mokka, p .315
527 Mokka, p. 332
528 Mokka, p. 345
529 Mokka, p. 315 en 333
530 Mokka, p. 334
531 Hartig, p. 82
532 Mokka, p. 315
533 Mokka, p. 316
534 Relaas Mokka, p. 15 en Mokka, p. 459
535 Mokka, p. 460
536 Voor Hatim R. ontbreekt daartoe het wettig bewijs
537 ECLI:NL:HR:2010:BK5193, r.o. 4.3
538 ECLI:NL:HR:2007:BA0502, r.o. 3.4
539 Conclusie van AG Vellinga bij ECLI:HR:2010:BK5193, par. 28
540 Conclusie van AG Vellinga bij ECLI:HR:2010:BK5193, par. 29
541 ECLI:NL:GHAMS:2010:BO7690, r.o. 3.1.3.1 en HR 22 januari 2008 LJN BB7134, r.o.
4.5
542 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 46
543 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 6
544 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 15
545 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 18
546 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 42

547 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 48 en 52


548 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 37
549 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 15
550 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 16
551 Caramel, p. 152
552 Van 25 november 2012 tot en met 24 december 2012
553 Van 12 januari 2012 tot en met 27 december 2012
554 Van 25 november 2012 tot en met 21 januari 2013
555 Caramel, p. 945
556 Chocola, 1484
557 Chocola, p. 1569
558 Chocola, p. 1569
559 Azzedine C. Commentaar ZD Organisatie, p. 13 en Caramel, p. 152
560 Rapport De Koning, p. 235
561 Rapport De Koning, p. 236
562 Caramel, p. 1179
563 Caramel, p. 1141
564Algemeen Dossier deel 1, p. 29
565 Caramel, p. 1169
566 Chocola, p. 1503
567 Citroen, p. 16
568 Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 12
569 Verklaringen verdachten ter terechtzitting
570 Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 23
571 Verklaring Azzedine C. ter terechtzitting

572 Caramel, p. 283


573 Caramel, p. 284
574 Caramel, p. 435
575 Caramel, p. 437
576 Caramel, p. 134
577 Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 12
578 Caramel, p. 286
579 Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 24
580 Algemeen Dossier, p. 37
581 Caramel, p. 278
582 Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 9
583 Caramel, p. 1765 en Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 8
584 Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 24
585 Caramel, p. 1868
586 Caramel, p. 1880
587 Caramel, p. 1881
588 Caramel, p. 1148
589 Mokka, p. 282
590 Relaas Zuur, p. 8
591 Mint, p. 24
592 Hartig, p. 31
593 Hartig, p. 26 en 1110
594 Caramel, p. 371
595 Caramel, p. 1697
596 Caramel. p. 373

597 Hartig, p. 81
598 Hartig, p. 290
599 Zuur, p. 976
600 Mint, p. 24
601 Verklaringen Oussama C. en Jordi de J. ter terechtzitting
602 Organisatie, p. 77 en 78
603 Azzedine C. Analyse Caramel voor RB, p. 180
604 Caramel, p. 1595
605 Azzedine C. Analyse Caramel voor RB, p. 179
606 Azzedine C. Commentaar Zaaksdossier Organisatie voor RB, p. 24
607 Caramel, p. 1597
608 Caramel, p. 1596, Abu Qital: ilias__@hotmail.com in combinatie met Hartig, p. 906
609 Caramel, p. 1602
610 Caramel, p. 100
611 Organisatie, p. 270 en 271
612 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 10
613 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 10
614 Caramel, p. 1289
615 Anijs, p. 63
616 Proces-verbaal van bevindingen: onderzoek Ipad mini REGISTRATIENUMMER, p. 3
617 Caramel, p. 243
618 Caramel, p. 244 en de verklaring van Azzedine C. ter terechtzitting
619 Caramel, p. 39
620 Caramel, p. 1481
621 Proces-verbaal van bevindingen: onderzoek Ipad mini REGISTRATIENUMMER, p. 5 en
6

622 Proces-verbaal van bevindingen: onderzoek Ipad mini REGISTRATIENUMMER, p. 4


623 Mokka, p. 254
624 Proces-verbaal van bevindingen: onderzoek Ipad mini REGISTRATIENUMMER, p. 3;
op grond van de combinatie van de kunya Abu Redouan, het geboortejaar 1985 en het
vermelde Syrische telefoonnummer waarvan Hicham el O. de enige gebruker was, waarover
Azzedine C. dus ook de beschikking heeft gehad
625 Proces-verbaal van bevindingen: onderzoek Ipad mini REGISTRATIENUMMER, p. 4 en
5
626 Proces-verbaal van bevindingen: onderzoek Ipad mini REGISTRATIENUMMER,
bijlage, p. 29, 30 en 44
627 Zilt, p. 65
628 Zilt, p. 91
629 Zilt, p. 204
630 Hartig, p. 755
631 Verklaring Oussama C. ter terechtzitting
632 Zuur, p. 446
633 Caramel, p. 601
634 Chocola, p. 1484
635 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 168
636 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 54
637 Caramel, p. 1514
638 Caramel, p. 529 en verklaring Oussama C. ter terechtzitting: hij heeft Rudolph H. die
toestemming gegeven.
639 Caramel, p. 1392
640 Chocola, p. 415
641 Chocola, p. 416
642 Chocola, p. 1278
643 Chocola, p. 69

644 Chocola, p. 433


645 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 181
646 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, p. 1
647 Caramel, p. 574
648 Caramel, p. 1158
649 Zuur, p. 66 en 596
650 Caramel, p. 1265 en 1266
651 Caramel, p. 1317
652 Caramel, p. 1524
653 Caramel, p. 1265 en Malaga, p. 145
654 Hartig, p. 365
655 Zie bijv. Hartig, p. 1105, Mint, p. 28, 29 en 53, Caramel, p. 564, Caramel, p. 1180,
Caramel, p. 2095 t/m 2103
656 Caramel, p. 1485
657 Caramel, p. 1165
658 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 39
659 ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, r.o. 10.6.1.1.2.
660 ECLI:NL:HR:2010:BK6148, r.o. 2.3.4.
661 Kamerstukken II, vergaderjaar 2001-2002, 28 463, nr. 3, p. 9.
662 HR 6 oktober 1992 NJ 1993, 100 en HR 8 mei 1978 NJ 1978, 314
663 ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, r.o. 10.6.1.1.2.
664 ECLI:NL:HR:2007:BA0502, r.o. 3.4
665 Caramel, p. 1865 en 1867: zo werd er op 16 september 2012 bij de demonstratie op het
museumplein de leuzen Obama, Obama, we are all Osama geroepen en hadden
demonstranten posters van Osama bin Laden en Anwar al Awlaki bij zich

666 Bij t Zandje en Hondius werd er met de tahweed- en zegelvlag gezwaaid en Hartig, p.
1140: voor Project Dawah werden er hoofbanden en tassen met het zegel gebruikt (van
dawla zoals door Oussama C. zelf geappt)
667 ECLI:NL:GHDHA:2015:1082, r.o. 11.3
668 Relaas Mint, p. 17
669 Caramel, p. 1424
670 Caramel, p. 575
671 Caramel, p. 576
672 Caramel, p. 574
673 Caramel, p. 1445
674 Caramel, p. 1446
675 Caramel, p. 1430
676 Caramel, p. 1431
677 Caramel, p. 1412
678 Caramel, p. 1413
679 Hetgeen Azzedine C. zelf ook in praktijk brengt, zie p. 571
680 Caramel, p. 226
681 Azzedine C. Analyse Caramel voor RB, p. 119
682 Caramel, p. 227
683 Caramel, p. 228
684 Caramel, p. 234
685 Caramel. p. 565
686 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 38
687 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 12
688 Caramel, p. 1286
689 Zuur, p. 539

690 Chocola, p. 121


691 Caramel, p. 1410
692 Caramel, p. 1415
693 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, bijlage 7
694 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, bijlage 5
695 Caramel, p. 586 en 591
696 Caramel, p. 587 en 592
697 Caramel, p. 587
698 Caramel, p. 588
699 Dit relativeert ook de waarde die moet worden toegekend aan de verontwaardigde
houding van Rudolph H. ter terechtzitting toen hij in verband werd gebracht met deze film, nu
hij bewust heeft gelinkt naar een nieuwe pagina van Shaam al-Ghareeba (3), nadat Shaam alGhareeba II door Facebook offline is gehaald, hetgeen natuurlijk niet voor niets is gebeurd
(zie ook: Caramel, p. 1350). Daarop werd nog geen acht uur later (wederom) deze film wordt
gepost. Bovendien heeft Rudolph H. op 27 juli 2014 een link naar delen 1 tot 4 van
#Salil_as_swarim geretweet. (zie: Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware
Religie / Shaam al-Ghareeba, Shaam Nieuws, bijlage 6, p. 4).
700 Caramel, p. 604
701 Caramel, p. 605
702 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 300
703 Caramel, p. 603
704 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 300 en Chocola, p. 1368
705 Zuur, p. 649
706 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, bijlage 6, p. 14
707 Proces-verbaal van bevindingen aanvulling De Ware Religie / Shaam al-Ghareeba,
Shaam Nieuws, bijlage 10
708 Azzedine C. Analyse Caramel voor RB, p. 127
709 Caramel, p. 605

710 Mint, p. 53
711 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 487
712 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 488
713 Proces-verbaal ter terechtzitting Peters, p. 14
714 Rapport Peters, p. 3
715 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 12
716 Zie Bijlage e-mail DWR aan NCTV bij het Requisitoir
717 Chocola, p. 242
718 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 179. Daarop werd overigens
ook niet erg ontmoedigend gereageerd, zoals blijkt uit p. 545
719 R. Rudolph H. Ik ben een activistische Salafi-Jihadi, p. 494
720 Mint, p. 215
721 Mint, p. 196 en 1987
722 Mint, p. 220
723 Caramel, p. 1099
724 Caramel, p. 1103
725 Caramel, p. 1119
726 Chocola, p. 1569
727 Voor het gedachtegoed van Van de Ven: Caramel. p. 413 en 472 en de opvattingen van
de inner circle Soufiane Z., Azzedine C. en Oussama C. in hoofdstuk 10
728 Verklaring Moussa L. ter terechtzitting
729 Caramel, p. 1462 en 1463
730 Caramel, p. 1871
731 Caramel, p. 399
732 Zoals beschreven onder 18.20
733 RC verhoor Baris Betrokkene 6, par. 11

734 Zuur, p. 365


735 Hartig, p. 30
736 Hartig, p. 31
737 Het betreft het verbatim uitgewerkte verhoor van Getuige 1 d.d. 15 januari 2014. Hierna
worden alleen de relevante paginanummers vermeld, gevolgd door de letterlijke uitwerking
(waarbij V1 staat voor verbalisant 1, V2 voor verbalisant 2 en AS voor Getuige 1).
738 P. 37, letterlijk als volgt: V2: Nou ja, eh die groep eh waar we het dan over hebben h,
hoe groot is die groep ongeveer... AS: Eh V2: in Den Haag zeg maar? () AS: die
extremisten? V2: ja () AS: ik ken maar 20 (twintig), misschien 15 (vijftien) () V1: En
waar heb jij die 15 (vijftien) of 20 (twintig) die je dan kent van die extremistengroep, waar
heb jij die gezien? AS: Allemaal bij die eh slag van Hondius.
739 P. 47 en 48, letterlijk als volgt: AS: () Wat fout was, ze gingen vlag ophangen, en dat
moet je dus gewoon niet oden. De vlaggen waren opgeheven eh kijk en ja, zo was het de hele
tijd tot ik ehm eh en mijn broeders hadden die bandje () V2: en wat stond er ook weer op,
dat eh? () Ja, Tawheed, ja.
740 P. 50, letterlijk als volgt: V2: en en Abu Moussa die deed toen vooralhet woord h, ook
tegenover de politie toen. AS: Ja, precies.
741 P. 51, letterlijk als volgt: V2: Klopt het dat wij daar bij die sla, slag van Hondius, Abu
Jazid daar eh dat ie, dat hij, dat hij daar een lezing gaf? AS: Ja, precies. V2: Ok. AS: Want eh
we waren in een kringetje en hij was middernacht had ie een lezing. () AS: Hij zou eerder
lezing geven over eh ik dacht, ik dacht meer over de Joden, maar uit emoties heeft ie gezegd
van: ja, we moeten geen angst hebben. We moeten gewoon standvastig zijn. () AS: En de
lezing ging zelf ook over broederschap, sorry eh dat we elkaar moeten helpen als iemand
wordt aangevallen. Maar dan bedoelt ie ook onze broeders die niet Syri zijn, misschien ook
in Syri, je weet maar nooit.
742 P. 48, letterlijk als volgt: AS: () Zij vroegen onze ID, maar niemand wilde geven, zij
wilde niet geven. () Eh uiteindelijk hadden ze ons omsingeld en 1 (n) van die broeders
stond toen, weet je wat: wij geven onze ID en we gaan gewoon weg van hier. V2: Wie zei
dat? AS: dat was Abuh Said. Abuh Said, die Nederlandse broeder, met die lange haren ()
AS: Ja. Eh eh hij zei van eh gewoon eh eh moet je, moet ik doen, sta gewoon op, geef gewoon
de ID aan de polities en weg.
743 P. 62, letterlijk als volgt: V1: () Ehm kun je vertellen wie er zoal komen bij Frankiess?
() AS: Eh Abu Moussa bij bij Frankies, houd ik het toch? () AS: Eh Abu Moussa, eh,
Abu Moussa Jordi de J. () AS: eh Abu Jazid () AS: en effe kijken eh Abu el Soufit,
nee Abu Mohammed, Soufianne met die lange, lange haren () AS: Eh effe kijken eh de
Hakan, Turkse broeder eh en dat zijn de, ja dat, dat is definitief eh voor hun namen, ja? ()
V1: En wanneer is nu de laatste keer dat jij daar geweest ben? AS: De laatste keer? Dat was,
effe kijken, bij Frankies was t wel lang geleden. Ja, niet lang, maar misschien ongeveer vier
maanden geleden of zo. V1: Ja, ja. AS: Eh ja, drie maanden geleden, sorry eh drie maanden
geleden.

744 P. 62, letterlijk als volgt. AS: Maar bij Fez () was ik daar laatst misschien eheh
niet dat we daar hebben gezeten, maar toen ik eten had gehaald, dus eh misschien ongeveer
drie weken geleden. () Eh toen ik misschien zat, het was misschien een maandje terug. V1:
Ok. En wie komen dr allemaal bij Ves? AS: Ddat zijn dus Abu Jazid eh Abu Jordi de J. ()
AS: eh Abu Ghital eh () AS: Eh Awat komt ook heel soms daar. Eh effe kijken Abu
Harith die hele goeie jongen AS: Moussa Abu Illias heet ie.
745 Zie hoofdstuk 14
746 P. 37, letterlijk als volgt: V1: Heb je ze laatst nog wel eens gezien, buiten? () AS:
Demonstraties eh de laatste demonstratie bij eh ambassades en P. 85, letterlijk als volgt: V2:
Ben je zelf nooit meegegaan, naar Belgi? AS: Eh 1 (n) keer wel. Dat was eh 2 (twee)
maanden terug. () AS: Als het goed is eh we waren daar gegaan voor een eh, eh iemand had
ons uitgenodigd voor eten. Daar kwamen al die broeders uit Belgi. () AS: Eh ik was met,
effe kijken, met eh, de auto was, effe kijken nog, of ik, Abul Illias () Abuh Said was de
chauffeur en die voorman was was eh Abuh Ghithal. () AS: Abuh Harith was er ook bij.
() AS: U bedoelt hoelang daar waar we zaten? 3 (Drie) uurtjes denk ik, 4 (vier). P. 86,
letterlijk uitgewerkt als: AS: () alleen 3 (drie) eh dingen heb ik meegemaakt, effe die eh
protest, die Hondius en eh ja protest, Hondius en eh en die Belgi.
747 P. 64 en 65, letterlijk uitgewerkt als volgt: V1: En nou bijvoorbeeld Abu Moussa; wat
vindt hij nou van democratie? () V1: En bijvoorbeeld Isis, wat, wat vindt ie daar dan van?
AS: Eh Isis, eh ik hoor m daar nooit over praten, allen eh facebook heeft ie () net zo Abu
Jazid, gewoon over Isis en dergelijke op eh Youtube. Dus eh Facebook zijn ze meer opener en
eh
748 P. 81, letterlijk uitgewerkt als volgt: V2: Ken je die site Shaam al-Ghareeba? AS: Eh ik er
n die een pagina van Facebook ken. V2: Ja. AS: Een keer op Facebook gehad, had ik t toen
ik m tegenkwam.
749 P. 39, letterlijk als volgt. AS: Zij zeggen wel dat hun emir is eh Baghdadi. V2: Wie? AS:
Baghdadi van ISIS, dat weet je?
750 P. 40, letterlijk als volgt. AS: Hun zijn van mening dat Sjiieten geen moslims zijn. En dat
jij, jou hoort dat je broeders en zusters te helpen eh eh fy, fysiek of steunen over geld, of met
kleren of eh mannen, mannen. () V1: Wat bedoel je met mannen? AS: Gewoon dat jij gaat
strijden. () AS: Omdat hij een mening is van eh broeders zijn 1 (n) lichaam. P. 41,
letterlijk als volgt: AS: Die broeders zijn ook niet van mening dat je echt naar Syri gaat eh in
gevecht moet en je geweer moet pakken en vechten. Zij zeggen van ja, je kan ook eh gebruikt
worden als eh technologie, of eh ict-er, of eh een kok, voor de dergelijke en zulke dingen. (..)
Eh het hoeft niet altijd dat je vecht. Dat zeggen zij dan h, het hoeft niet altijd dat je je geweer
oppakt.
751 P. 64, letterlijk als volgt: AS: () En zo hoopten dat Syri 1 (n) eh land zou worden
die eh zon regering, een regering hebben die de wetten van Allah
752 P. 69, letterlijk als volgt. AS: () soms, zegt ie wel over Jihad, maar kijk, hun praten
indirect, niet direct.

753 P. 67, letterlijk als volgt. V1: Waarom noem jij ze extremisten dan? AS: () Eh omdat
zij hard in het geloof te gaan. () V1: Maar waar maak je dat uit op, dat zij te hard en te
extreem zijn? AS: Eh bijvoorbeeld eh takfirs () doen eh mensen hun ongeloof verklaren eh
opstand gaan, eh gaan eh eh eh de regeren van de wet van Allah eh is (), hun gaan te diep
daarin.
754 P. 70, letterlijk als volgt. V2: Eh wat heeft Abu Yazeed eh gezegd over de strijd in,
deelname aan de strijd in Syri? AS: () wat ik heb gehoord is eh hij laat gewoon, aan mij
laat ie een filmpje zien. () Hij zegt van: deze strijders goed zijn, eh mogen hen belonen en
dergelijke. Zulke () zulke uitspraken zegt ie tegen mij. V2: En hebben dr, wat waren dat
voor filmpjes? AS: Eh dat je op deze eh zie ISIS-strijders eh tegen de Bashar-strijders ()
ziet vechten en dat zij dan de overwinning krijgen en zegt kijk van: hun krijgen de
overwinning, mogen we hen belonen. V2: Ja en dus hij is voor ISIS, dat is duidelijk. AS: Yes,
duidelijk. () V2: Maar (), wat zegt hij nog meer dan over eh de mujahedin over eh AS:
Ja, de mujahedin. () Ja, hij vindt ze gewoon goed. Hij zegt van eh zij krijgen de
martelaarschappen en eh zij zijn hoog bij AllaH. () Meer en zij de hogere rang paradijs
kunnen krijgen.
755 P. 72, letterlijk als volgt. V1: Waar keken jullie die filmpjes? AS: Eh als hij in Frankies
is, of in Fez, dan laat het gewoon anderen, groepje zien. Of eh als hij met mij alleen is, dan in
de moskee. () V1: En hoe liet ie dat zien? () AS: En gewoon via zn telefoon. () Ja, dr
zitten opeens zo, hij zei van eh: kijk naar deze filmpjes. Pas uitgekomen van ISIS en dat
kijken. En dan kijk ik gewoon mee (). Hij heeft misschien totaal, om niet te liegen, vijf
filmpjes, zes filmpjes laten zien.
756 P. 70, letterlijk als volgt. V2: Eh wat heeft Abu Yazeed eh gezegd over de strijd in,
deelname aan de strijd in Syri? AS: () wat ik heb gehoord is eh hij laat gewoon, aan mij
laat ie een filmpje zien. () Hij zegt van: deze strijders goed zijn, eh mogen hen belonen en
dergelijke. Zulke () zulke uitspraken zegt ie tegen mij. V2: En hebben dr, wat waren dat
voor filmpjes? AS: Eh dat je op deze eh zie ISIS-strijders eh tegen de Bashar-strijders ()
ziet vechten en dat zij dan de overwinning krijgen en zegt kijk van: hun krijgen de
overwinning, mogen we hen belonen. V2: Ja en dus hij is voor ISIS, dat is duidelijk. AS: Yes,
duidelijk. () V2: Maar (), wat zegt hij nog meer dan over eh de mujahedin over eh AS:
Ja, de mujahedin. () Ja, hij vindt ze gewoon goed. Hij zegt van eh zij krijgen de
martelaarschappen en eh zij zijn hoog bij AllaH. () Meer en zij de hogere rang paradijs
kunnen krijgen.
757 P. 39, letterlijk als volgt: V2: Wat zegt R abu Moussa daarover, bijvoorbeeld? () AS:
Hij praat daarover bijvoorbeeld eh hij zegt van eh wat de Jihad is en eh wat dat inhoudt en eh
hoe dat moet worden uitgevoerd en dergelijke. () En eh maar Jihad in Syri, is ie ook van
mening dat daarbij Jihad is. Dat is zijn mening, dat hij dat vindt.
758 P. 68, letterlijk als volgt: V2: net eh zei je, de naam Abu Mohammed h AS: Ja. V2:
Soufiane Z. ? AS: Ja. () Maar hij heeft uitleg gegeven over, waar waarover? AS: Over
geleerden die tegen de Jihad zijn. V2: Ja, was die AS: Nou hu hu kasa, hij zei van dat zij
onderdrukt worden en Saoedi-Arabi, want dat gelooft ie niet. Eh en ja dat zei, deze mensen
zeggen dat die geleerden onderdrukt worden om tegen de Jihad zijn.
759 Zie Hoofdstuk 16

760 RC verhoor De Koning (2), par. 36 en 38


761 Caramel, p. 1155
762 Zie hiervoor bijv. ook nog RC verhoor Baris Betrokkene 6, par. 30, 31 en 32
763 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p. 25
764 Omdat daarin besloten ligt dat (de vaster kern van) de organisatie de overtuiging had dat
(een deel van de) mensen moest(en) gaan. Dat ook Soufiane Z. dat vond, blijkt onder meer uit
de verklaring van Jordi de J. ter terechtzitting
765 Caramel, p. 1429
766 Caramel, p. 1430
767 Commentaar op ZD Caramel voor RB, p. 160: De rechtbank acht het opvallend dat
Azzedine C. in zijn Commentaar op het dossier over dit fragment enkel spreekt over het doen
van dawah en het laatste deel over gaan en blijven voor saaf onbesproken laat.
768 Caramel, p. 1021
769 Caramel, p. 1022
770 Caramel, p. 1044
771 Caramel, p. 2032
772 Caramel, p. 1046
773 Caramel, p. 2028
774 Caramel, p. 2033
775 Relaas Zuur, p. 11
776 Caramel. p. 2034
777 Caramel, p. 2030
778 Proces-verbaal ter terechtzitting De Koning, p 13
779 Zuur, p. 442
780 Verklaring Azzedine C. ter terechtzitting
781 Caramel, p. 962 en 964, waarbij er na de opheffing van de rekening van Stichting geld
naar de privrekening van Azzedine C. wordt overgeboekt, waarvan een bedrag van 880 euro
weer contant is opgenomen. Het is oncontroleerbaar of (en ongeloofwaardig dat) Azzedine C.

dit bedrag tijdens een bazaar in de Schilderswijk in een kan zou hebben gedaan voor Syrische
vluchtelingen.
782 Caramel, p. 1005
783 Verklaring Azzedine C. ter terechtzitting
784 P. 76 en 77, letterlijk als volgt: V2:Hoe gaat dat? Wie helpt ze? Wie helpt nou eh die
jongens eh nu? AS: Eh om eerlijk te zijn, dat weet ik niet. Eh ik probeer dr wel achter te
komen. Ik probeer dr wel er achter te komen, maar niemand vertelt wat of zegt wat. Zij, alsof
zij en zichzelf beschermen, of eh diegene niet willen verraden, of als je pas echt wilt gaan,
dan pas kan diegene jou helpen, maar ik weet het echt niet. Het is misschien dat broeders eh
geld verzamelen voor die eh of eh eh effe kijken eh namen geven van broeders uit Syri. Als
je daar bent, wordt je opgehaald, of hoe je moet gaan, zulke dingen. () AS: En dat vroeg ik
pas eh, ik heb eh bijvoorbeeld gezegd van eh van eh: hoe gaan mensen naar Syri? Zeggen ze
gewoon: via Tur, Turkije grens. Maar ze willen nooit aangeven hoe, dat zeggen ze niet. Ik
weet ook niet waarom, maar eh misschien zijn ze voorzichtig of wat. Misschien weet Abu
Jazid het zelf niet. Misschien iemand anders van die groep, dat gebeurt of iemand die juist om
eh nooit in dat groepje komt.
785 Caramel, p. 566
786 Caramel, p. 564
787 P. 43, letterlijk als volgt: Eh en jongens die uiteindelijk Soufianne die wil, die wilde
blijkbaar gaan. AS: Ja. V2: Maar wat, wat is daarvoor gebeurd h. Abu Jazid ging veel met m
om. Jij ging ook wel eens met m om. () V2: kun je vertellen hoe dat dan ging? () AS:
Ik zei tegen Soufianne: wil je ook naar Syri gaan? V2: Ja, ja, ja, ja, ja. AS: Want ja, hij zei
eh, dus ik ik wil dr naar toe, ik weet het is een normale zaak of eH. Tot ik was, ik was heel
nieuw in dat eh ding. Toen zei ik van: ja, dat eh hoort, hoort eigenlijk onder de tafel te worden
besproken. Dus dat wordt allemaal onder de tafel besproken. Dus met andere woorden:
misschien h, hebben die broeders misschien niet met andere mensen met hun gepraat onder
de tafel? Want nooit openbaar gepraat over dit onderwerp, misschien uiteindelijk dat hij naar
Syri is gegaan. Dat denk ik, zon vermoeden heb ik. Want hij zei zelf dat je dit eh zulke
onderwerp onder de tafel praat. () AS: Want dat, met andere woorden eh dat zij eh van
alleen zijn, geen telefoons eh eh en plekjes zitten waar niemand weet waarin ze zijn, dan gaan
ze praten misschien en dergelijke. Waar misschien andere broeders die dr bij zijn en
dergelijke. V1: Mm, mm. AS: Dat is mijn vermoeden. () AS: En hij zegt van ja, dat hoor je,
zulke dingen hoor je niet te vragen dan joH. Alleen onder de tafel wordt en dat en onder tafel
besproken. V2: Dat zei, dat zei hij tegen jou? AS: Ja, dat zei hij tegen mij. V1: Maar hoe
kwam het onderwerp ter sprake dan? AS: Eh ik had, ik zin ook met die groepje omgegaan.
V1: Mm, mm. AS: En en ik eh ja en ik, ik wist al dat deze groep iets met Syri te maken
hebben. En ik vroeg hem ja, en misschien wil je ook naar Syri gaan.
788 Zuur, p. 4
789 Caramel, p. 721
790 Hartig, p. 85

791 Zie onder 18.22-18.24


792 Zuur, p. 691 en 755: mast 11544 op de adres 2 Den Haag
793 Hartig, p. 83
794 Mokka, p. 462
795 Mokka, p. 464
796 Mint, p. 28
797 Dit geldt voorde oogmerken van 140 Sr: C) training voor terrorisme, D) opzettelijke
brandstichting en/of het teweegbrengen van een ontploffing, F) doodslag, G) moord en I) het
voorhanden hebben van een of meer wapens en/of munitie van de categorie II en/of III en de
terroristische oogmerken van 140a Sr: A) opzettelijke brandstichting en/of het teweegbrengen
van een ontploffing, begaan met een terroristisch oogmerk, B) doodslag, begaan met een
terroristisch oogmerk, C) moord, begaan met een terroristisch oogmerk, D) de samenspanning
tot voornoemde terroristische misdrijven en de opzettelijke voorbereiding en/of bevordering
middels 96, tweede lid, subs 4 en 5 Sr en E) het voorhanden hebben van een of meer wapens
en/of munitie van de categorie II en/of III, begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het
oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken
798 ECLI:NL:HR:2015:264, r.o. 4.3
799 HR 3 juli 2012 LJN BW5132, r.o. 2.2.3. en 2.4
800 Zie: artikel 140a, derde lid, jo. 140 Sr, vierde lid, Sr
801 HR 8 oktober 2002 NJ 2003, 64 r.o. 3.3
802 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe
bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit
de paginas van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014165022, van de Politie
Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 119).
803 Relaas-proces-verbaal, p. 5
804 Proces-verbaal van bevindingen, p. 38 en proces-verbaal van bevindingen, p. 40
805 Caramel, p. 2125 tot en met 2127
806 Proces-verbaal veiligstellen datagegevens, p. 45
807 Proces-verbaal aangifte, p. 41 en 42, proces-verbaal aangifte, p. 43 en 44 en procesverbaal aangifte, p. 111 en 112
808 Relaas-proces-verbaal, p. 5

809 Proces-verbaal van bevindingen, p. 50 en 51 , proces-verbaal van bevindingen, met


bijlagen (bestaande uit fotos), p. 54 tot en met 68, proces-verbaal van bevindingen, met
bijlage, p. 70 en 71, proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 74 en 75, proces-verbaal
van bevindingen, p. 81
810 Proces-verbaal van bevindingen, p. 50 en proces-verbaal van bevindingen, p. 76
811 Proces-verbaal van bevindingen, p. 55
812 Proces-verbaal van bevindingen, p. 50 en proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen,
p. 54 tot en met 68
813 Processen-verbaal van aangifte, p. 99 tot en met 116 en (aanvullend) proces-verbaal van
bevindingen, met bijlagen, p. 1 tot en met 5
814 Onder meer Hoge Raad 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474
815 A.L.J. Janssens en A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten, derde druk, p. 215
816 A.L.J. Janssens en A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten, derde druk, p. 220 en Rechtbank
Amsterdam 23 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001
817 A.L.J. Janssens en A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten, derde druk, p. 226, met
verwijzingen naar uitspraken van de Hoge Raad en lagere rechtsprekende instanties.
818 Rechtbank Amsterdam 23 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001
819 Hoge Raad 10 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BF0655
820 Rechtbank Amsterdam 23 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ9001
821 Chocola, p. 488 en aanvullend rapport Peters, punt 1
822 Aanvullend rapport Peters, punt 1
823 Filmfragment Museumplein, requisitoir, p. 83
824 In het requisitoir (p. 219) wordt vermeld dat Azzedine C. zou hebben gezegd: Wij
moslims moeten vechten zodat de Europeanen voelen dat ze ons eigen heilige land aan die
vuile Joden hebben gegeven, maar hiervoor vindt de rechtbank geen steun in het dossier.
825 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe
bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpaginas, betreft dit
de paginas van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014172841, van de Politie
Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 26).
826 Proces-verbaal van aangifte Wijkagent, met bijlagen, p. 6 tot en met 10 en verklaring
Azzedine C. ter terechtzitting van 24 september 2015

827 Proces-verbaal van aangifte Wijkagent, p. 6 tot en met 8. In het dossier bevindt zich
voorts een klacht van Brons (proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p.
22 en 23).
828 A.L.J. Janssens en A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten derde druk, p. 44, 66 en 67, met
verwijzing naar de wetsgeschiedenis, rechtspraak van de Hoge Raad en rechtspraak van lagere
rechterlijke instanties.
829 Onder meer Hoge Raad 14 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0287 en Hoge Raad 3
december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1556
830 Onder meer Gerechtshof s-Gravenhage, 14 juni 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2567
831 Onder meer Hoge Raad 17 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX5765
832 Onder meer Hoge Raad 8 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9186
833 Onder meer Hoge Raad 16 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7750 en Hoge Raad 14 juni
2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0287
834 A.L.J. Janssens en A.J. Nieuwenhuis, Uitingsdelicten derde druk, p. 87 tot en met 89, met
verwijzing naar de wetsgeschiedenis, rechtspraak van de Hoge Raad en rechtspraak van lagere
rechterlijke instanties.
835 Hetgeen overigens, zoals hiervoor is overwogen, niet vereist is voor bewezenverklaring
van smaad(schrift).
836 Bijlage bij proces-verbaal van aangifte Wijkagent, p. 12
837 Citroen, p. 208 en 210
838 Citroen, p. 212
839 Citroen, p. 828 (onder)
840 Citroen, p. 811, aanvullend rapport Peters, punt 5
841 Proces-verbaal ter terechtzitting Peters, p.18
842 Citroen, p. 828 (boven)
843 Citroen, p. 827
844 Citroen, p. 807
845 Citroen, p. 841
846 Zie bijv. HR 15 december 2009, NJ 2010/22

You might also like