You are on page 1of 4

Groepsoverdenking

24 maart 2016

Mieke Maas
PEH15VB
Fontys Hogeschool Kind & Educatie Eindhoven
Leerjaar 1
2015-2016
Basisschool Sint Jacobus Eersel
Groep 5

Inleiding
In dit document beschrijf ik mijn conclusies op de groepstypering, welke doelen ik wil
behalen met deze groep en de verschillende werkvormen die ik in ga zetten tijdens mijn
lessen.
Conclusies groepstypering
Door het afnemen van de Klimaatschaal en de sociogram heb ik de onderlinge relaties en de
sfeer in de klas in beeld gebracht. De gemiddelde sfeer in de groep is 3.36 op een schaal
van 4. Het gemiddelde van de kwaliteit onderlinge leerling relaties is 3.05 op een schaal van
4. Hieruit kan ik concluderen dat de groepsvorming in deze groep goed is. De sfeer scoort
hoger dan de onderlinge relaties. Er zijn twee leerlingen die een score geven van 1.125 en
1.375 aan de onderlinge leerlingrelaties in de klas. En van die twee leerlingen scoort ook op
de sfeer in de groep laag, namelijk 1.1875.
Er worden vaak dezelfde leerlingen negatief gekozen om mee samen te werken. De reden
dat leerling Q vaak negatief gekozen wordt, is dat zij snel afgeleid raakt. Leerling S wordt ook
vaak negatief gekozen, omdat hij niet goed kan luisteren naar anderen en zijn eigen gang
gaat in de samenwerking. Conclusie: door het eigen gedrag zorgen die leerlingen ervoor dat
anderen niet graag samenwerken met hen. Verdere uitwerking hierover kun je vinden onder
het kopje Sociogram en Klimaatschaal.
De visie van de school is Dalton. Dit betekent dat de leerkracht de autonomie bevordert bij
leerlingen. Zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid zijn begrippen die hier veel bij
komen kijken. In mijn lessen moet ik ook de Dalton visie terug laten komen, om goed aan te
kunnen sluiten bij het type onderwijs dat aan deze leerlingen gegeven wordt. Samenwerkend
leren sluit mooi aan bij het daltononderwijs. De leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun
werk, dus moeten ze ook zelf leren bepalen aan wie ze hulp kunnen vragen om verder te
komen.
De cognitieve verschillen zijn groot in de groep. Er zijn 4 leerlingen die op alle vakgebieden
in aanmerking komen voor de extra instructie. Ik kan hier twee aanpakken volgen:
- deze leerlingen werken met de coperatieve werkvormen niet met elkaar samen,
omdat ze hetzelfde niveau beheersen.
- deze leerlingen werken met de coperatieve werkvormen wel met elkaar samen,
omdat ze op hetzelfde niveau zitten.
De leerlingen kennen de klassenregels en houden zich hier prima aan. Sommige leerlingen
komen naar je toe in plaats van hun vinger op te steken. Als je aan de leerlingen vraagt om
te gaan zitten, doen ze dit zonder enige weerstand.
Uit Parnassys heb ik bruikbare informatie kunnen halen voor de beginsituatie en het verloop
van de lessen. Y. en S. hebben een korte spanningsboog. Ik ga ervoor zorgen dat ik een les
uitvoer waar ook deze leerlingen betrokken bij kunnen blijven. J. heeft PDD-NOS. Hij heeft
opstartproblemen en vindt het moeilijk om te starten met zijn werk als hij het niet meteen
snapt.
Doelen
Naar aanleiding van de conclusies heb ik de volgende doelen opgesteld:
1. De leerlingen behalen aan het eind van dit kwartaal minimaal een score van 2 op de
schaal van 4 op zowel de sfeer in de groep als de kwaliteit onderlinge leerlingrelaties.
2. De leerlingen ervaren tijdens mijn lessen van dit kwartaal verschillende manieren van
samenwerken, doordat ze verschillende werkvormen aangereikt krijgen.
3. Ik zorg voor korte coperatieve werkvormen en geef op een enthousiaste manier les,
zodat de leerlingen met een korte spanningsboog beter betrokken kunnen blijven.

4. J. leert dit kwartaal hoe hij met zijn opstartproblemen om kan gaan, doordat ik hem
eerst observeer hoe hij dit doet en vervolgens een gesprek met hem voer waarin we
samen afspraken maken die hem daarbij helpen.
Ik vind deze doelen belangrijk omdat het verschillende raakvlakken raakt voor het welzijn van
het kind. Alle doelen stimuleren een veilige leeromgeving en een positief klassenklimaat.
Leerlingen hebben een veilige leeromgeving nodig om goed te kunnen leren. Een veilige
leeromgeving, in combinatie met een zorgzame leeromgeving, laat de onderwijsprestaties bij
de leerlingen stijgen (Osher et al., 2006). Bij de doelen 2 en 3 komt het didactisch handelen
goed naar voren. Doelen 1 en 4 hebben juist meer te maken met het pedagogisch handelen.
De drie eisen van een pedagogische basishouding zijn:
- Echtheid;
- Waardering, aanvaarding en vertrouwen;
- Empathisch begrijpen. (Brouwers, 2015)
Al deze eisen komen in mijn doelen terug. Echtheid, omdat ik op een enthousiaste manier
les ga geven. Ik ben van nature enthousiast, dus ik ga dit niet acteren. Waardering,
aanvaarding en vertrouwen, omdat ik weet dat J. PDD-NOS heeft waar hij niets aan kan
doen. Ik accepteer dit en help hem met opstarten. Empathie, omdat ik goed kan begrijpen
dat Y. en S. snel reageren op prikkels. Hier had ik als kind zelf ook last van, dus ik kan me
goed in die kinderen inleven.
Werkvormen
Ik ga de volgende coperatieve werkvormen inzetten:
Werk-in-tweetallen
Werk-in-tweetallen is vooral effectief voor het oefenen van nieuwe vaardigheden en kan
toegepast worden bij een groot aantal vak- en vormingsgebieden. Ik kies voor deze
werkvorm zodat ik leerlingen die elkaar negatief kiezen in de sociogram, samen kan laten
werken.
Koppen-bij-elkaar
Koppen-bij-elkaar is een eenvoudig toe te passen samenwerkingsvorm die vooral geschikt is
voor het ophalen van de aanwezige voorkennis van de leerlingen en voor het in eigen
woorden weergeven van de geleerde leerstof. Ik kies voor deze werkvorm zodat de
leerlingen elkaars voorkennis kunnen delen en op deze manier leren van elkaar.
(Choinowski, 2001)
Ik kies voor de bovenstaande werkvormen omdat het twee verschillende vormen van
samenwerking laat zien. En van mijn doelen is dat de leerlingen in aanmerking komen met
verschillende samenwerkingsvormen. Bij werk-in-tweetallen zegt het woord het al, ze gaan in
tweetallen samenwerken. Bij de werkvorm koppen-bij-elkaar, gaan ze in grotere groepen
overleggen en samenwerken. Ze delen daarna de kennis die zij samen gedeeld hebben met
de klas. Door maar voor twee werkvormen te kiezen, leren de kinderen goed te werken met
deze werkvormen, omdat ze er veel mee oefenen.
Wat doe ik?
- Ik ga met de twee leerlingen die laag scoren op sfeer in de klas en onderlinge
leerlingrelaties in gesprek om te vragen waaraan dit ligt en hoe ik hen kan helpen.
- Ik ga enthousiast lesgeven en vaak gebruik maken van effectieve leraarcommunicatie
tijdens mijn lessen.
- Ik ga J. observeren en vervolgens met hem in gesprek om verdere stappen te
ondernemen die hem kunnen helpen met het opstarten van een opdracht.

Literatuurlijst
Choinowski, N. (2001). Coperatief leren. Saxion Hogeschool: IJselland Deventer.
Geraadpleegd van
https://connect.fontys.nl/instituten/fhke/Opleidingen/Pabo/Propedeuse/LAGroep/LocatieEHV/
_layouts/15/WopiFrame.aspx?
sourcedoc=/instituten/fhke/Opleidingen/Pabo/Propedeuse/LAGroep/LocatieEHV/Documents/
Domein%20PPO/Leertaak%20cooperatief
%20leren/Werkvormen_Cooperatief_Leren.pdf&action=default Geraadpleegd op 13 maart
2016.
Brouwers, H. (2015). Kiezen voor het jonge kind. Coutinho: Bussum.
http://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Veilige_leeromgeving_nji.pdf Geraadpleegd op 13 maart
2016.
www.bsjacobus.nl Geraadpleegd op 13 maart 2016.

You might also like