You are on page 1of 244

Voor een

dubbeltje
op de eerste
rang 7
Wij zijn een volk van kooplieden en koopjes-
jagers en dat heeft diepe sporen nagelaten in
onze taal. In Voor een dubbeltje op de eerste
rang zijn - voor het eerst - vrijwel alle spreek-
woorden en zegswijzen met Nederlands geld bij
elkaar gezet. Het gaat om ruim dertienhonderd
bekende en minder bekende uitdrukkingen uit
de afgelopen zeshonderd jaar. De zegswijzen
zijn verdeeld over vijfenveertig rubrieken.
Zo staan de uitdrukkingen die met armoede,
rijkdom of gierigheid te maken hebben over-
zichtelijk bij elkaar, net als de spreuken met
cent, daalder, dubbeltje, duit, gulden, kwartje,
oordje, penning en stuiver. Waar nodig is de be-
tekenis toegelicht en wordt iets verteld over de
herkomst. Ook is een lijst opgenomen van de
ruim tweehonderd volksnamen voor onze mun-
ten en biljetten, zoals geeltje, heitje, joetje, piek
en rooie rug.

Ewoud Sanders (1958) is taalhistoricus en jour-


nalist. Hij is vaste medewerker van onder an-
dere NRC Handelsblad, de Staatscourant en
Onze Taal en heeft verschillende taalboeken op
zijn naam staan, waaronder Jemig de pemig! De
invloed van Van Kooten en De Bie op het
Nederlands, het Eponiemenwoordenboek, het
Borrelwoordenboek, het Geoniemenwoordenboek
en (samen met Rob Tempelaars) Krijg de vinken-
tering! 1001 Nederlandse en Vlaamse verwensin-
gen.

PROMETHEUS -
NRC/HANDELSBLAD
Voor een dubbeltje op de eerste rang
Ewoud Sanders

Voor een dubbeltje op de eerste rang


IOOI spreekwoorden en zegswijzen
over Nederlands geld

200I
Prometheus/NRC Handelsblad
Amsterdam / Rotterdam
© 2ooi Ewoud Sanders
Eindredactie Jaap Engelsman
Omslagontwerp Kummer & Herrman, Utrecht
Foto omslag Co de Kruijf/Hollandse Hoogte
Illustratie binnenwerk Rik van Schagen
www.pbo.nl
ISBN 9 0 4 4 6 0 1 0 6 7
Inhoud

Woord vooraf 9
Verantwoording 17

1001 spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld

Armoede 21
blut, geen rooie rotcent, op zwart zaad zitten 28
voor een dubbeltje geboren 32
het groeit me niet op de rug 32
ironisch bekeken 33
Bedrog en misdaad 35
smeergeld 38
zwendel 39
Berucht 41
Cent 42
Daalder 48
Dieren 52
Domheid 59
Dooddoeners 60
Dubbeltje 66
Duit 70
Duivel, bijgeloof 76
Duur 78
Geld is almachtig, geld opent alle deuren 81
Geld is gevaarlijk 88
Geld is niet alles 91
Geld is nuttig 95
Geld is onontbeerlijk 97
geen geld, zondergeld IOI
kopen kost geld I02
seks kost geld IO3
Geld stinkt niet IO4
Geloof, deugd, eer I06
Gierigheid, gierigaard, vrek 112
God I20
Gulden 121
Handel en arbeid 125
Klinkende munt I29
Kwartje I32
Liefde en huwelijk 134
Niet veel zaaks 138
goedkoop 142
waardeloos 143
woorden kosten niets 145
Onverstandig handelen 146
verkwisting 149
met geld smijten !53
verbrassen 153
geld moet rollen 154
rekenfouten 155
penny wise, poundfoolish 156
drank 156
Oordje 158
Opscheppen 164
Penning 167
Plat 174
Rijkdom 175
ping-ping hebben 179
met de duiten zitten 183
een smak geld 185
Schulden 186
Sparen 189
wie het kleine niet eert 192
Stuiver 194
Tot de laatste 201
Uitbrander 202
Verdienen 203
geld trekt geld aan 204
het regent geld 205
Verstandig handelen 207
Vriendschap 211
Waardevol 213
Wensen 215
Zeispreuken 217
Ziekte en dood 221
Overig 223
Einde 232

Bijvoegsel: volksnamen voor cent tot duizend gulden 233


Geraadpleegde literatuur 236
Register 239
Woord vooraf

In dit boek zijn duizend-en-een spreekwoorden en zegswijzen over


Nederlands geld bij elkaar gezet. Duizend-en-een moet hier worden
opgevat als 'heel veel', een betekenis die we danken aan de sprook-
jes van Duizend-en-een-nacht. Maar voor de goede orde en voor de
tellers onder u, het zijn er meer dan IOOI, namelijk ruim dertien-
honderd.
Dertienhonderd kan met recht 'heel veel' worden genoemd. Laat
dit van meet af aan duidelijk zijn: u kent ze lang niet allemaal. Ster-
ker: van het gros heeft u nog nooit gehoord. Dat komt omdat het
hier gaat om spreekwoorden en zegswijzen uit de afgelopen zes-
honderd jaar.
Een levende taal als het Nederlands verandert voortdurend; er
komt van alles bij en er valt van alles af. In die zes eeuwen is er bo-
vendien veel veranderd aan ons geld. Ooit was het gewoon om te
betalen met onder meer duiten, oordjes, kronen, penningen, ponden
en stoters - woorden die we tegenkomen in tientallen zegswijzen.
Later kregen we onder meer centen, stuivers, kwartjes, guldens en
daalders. Veel gelduitdrukkingen zijn in onbruik geraakt, andere
houden nu al eeuwen stand (zoals boter bij de vis, dat dateert uit de
eerste helft van de 15de eeuw) en soms zie je dat oude spreekwijzen
nieuwe muntnamen adopteren. Zo zei men oorspronkelijk - in het
begin van de 17de eeuw, en waarschijnlijk al eerder - wie tot een
blank geboren is, zal zijn leven geen stuiver rijk worden. Men zei ook:
wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen. Er zijn te-
vens varianten met stuiver/daalder, stuiver/dubbeltje en stuiver/gul-

9
den. Wij zeggen nu: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een
kwartje.
In de zegswijzen zie je het leven ook duurder worden. Aan het
eind van de 19de eeuw zei men in Vlaanderen: met zo'n knecht en
vijfcent krijg je overal een pint bier (kennelijk kostte een biertje toen
een stuiver). Vijftig jaar later zei men: als je er een kwartje bijlegt, kun
je er een glas bier voor kopen.
Anders gezegd: iedere tijd en iedere streek kent zijn eigen
spreekwoorden en zijn eigen varianten. In dit boekje zijn ze - voor
het eerst - bij elkaar gezet. Dat geldt ook voor de ruim tweehonderd
volksnamen voor onze munten en biljetten, zoals heitje, piek en
rooie rug, die in een bijvoegsel zijn opgenomen.

Wat maakt het de moeite waard om ruim dertienhonderd uitdruk-


kingen over geld te inventariseren? In de eerste plaats geeft zo'n
collectie een interessant beeld van de Nederlandse (en Vlaamse)
cultuur. We zijn een volk van kooplieden en koopjeslopers en dat
heeft diepe sporen in de taal nagelaten. Maar de directe aanleiding
om dit boekje te maken is vanzelfsprekend dat het Nederlandse
geld door de euro zal verdwijnen. Eerst uit het betalingsverkeer en
dan uit alle oude sokken, totdat we wellicht alleen enkele muntjes
en briefjes overhouden om later aan onze kinderen of kleinkinde-
ren te laten zien. 'Kijk, zo zag een dubbeltje er vroeger uit. En dit is
nou een kwartje
Veel mensen zijn bang dat de euro ook de Nederlandse taal zal
aantasten. Dat met het verdwijnen van de centen, dubbeltjes en
kwartjes ook die woorden zullen wegvallen. Die angst is ongegrond,
daar kom ik straks op terug.

Jatwerk

Hoe is deze verzameling tot stand gekomen? Door veel jat- en plak-
werk. Positiever geformuleerd: door de belangrijkste spreekwoor-
denboeken van grofweg de afgelopen tweehonderd jaar systema-
tisch door te nemen op woorden die met geld te maken hebben, dus
van cent tot rijksdaalder, van penning tot munt, van spie tot heitje en zo
verder. Veel van het oude materiaal is afkomstig uit het driedelige
Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal (1858-1870) van de Gor-
kumse onderwijzer P.J. Harrebomée. Harrebomée heeft een uit-

10
treksel gemaakt uit alle spreekwoordenverzamelingen vanaf de
15de eeuw, en hoe chaotisch zijn boek ook is, met ruim 40.000 uit-
drukkingen is het nog altijd een onmisbare bron.
Daarnaast heb ik dankbaar gebruikgemaakt van enkele digitale
woordenboeken, met name van het onvolprezen Woordenboek der
Nederlandsche Taal en van de elektronische Grote Van Dale. Wat be-
treft de vaak ingewikkelde historie van Nederlandse munten heb ik
het zwaarst geleund op De Nederlandse munten, het standaardwerk
van H. Enno van Gelder uit 1965. Zie voor de andere bronnen de
lijst met geraadpleegde literatuur achter in dit boekje.

Rubrieken

De spreekwoorden en zegswijzen zijn over 45 hoofdrubrieken (en


26 subrubrieken) verdeeld. Die staan in alfabetische volgorde. Een
uitzondering is de bezemrubriek 'overig', die aan het eind staat.
De rubrieken zijn ongelijksoortig. Er zijn puur thematische ru-
brieken, zoals 'armoede', 'rijkdom', 'gierigheid' en 'ziekte en dood'.
Maar ook de meest gangbare muntnamen zijn in aparte rubrieken
ondergebracht. Het gaat om 'cent', 'daalder', 'dubbeltje', 'duit',
'gulden', 'kwartje', 'oordje', 'penning' en 'stuiver'. Daarnaast zijn er
enkele taalkundige rubrieken, zoals 'dooddoeners' en 'zeispreuken'
(dit zijn spreuken waarin iemand een gezegde in de mond krijgt ge-
legd; in de uitdrukking staat meestal 'zei die-en-die', vandaar de
naam). In deze taalkundige rubrieken was de vorm of junctie van
een zegswijze bepalend voor opname.
De doorgewinterde woordenboekgebruiker ziet de problemen
onmiddellijk opduiken. Immers, er zijn natuurlijk veel uitdrukkin-
gen die in meerdere rubrieken passen.
Dat is ook zo. Sommige mensen zeggen, als iemand iets doms
opmerkt: hulde, hulde, geef die vent een gulden. Dat is een dooddoe-
ner, en de uitdrukking is dan ook in die rubriek te vinden. Maar hij
staat ook bij 'domheid' en 'gulden'. Voor die verspreiding over ru-
brieken is niet gekozen om de omvang van dit boekje op te blazen,
maar vanuit de overtuiging dat slechts weinig mensen het van A tot
Z zullen lezen. Dit werkje is bedoeld om in te bladeren en dan wil
je in de rubriek die je interesseert zo veel mogelijk van je gading te-
rugvinden, zonder eindeloze doorverwijzingen.
Om diezelfde reden zijn toelichtingen bij een uitdrukking soms

11
op meer dan één plaats te vinden. Het Nederlands blijkt slechts drie
uitdrukkingen met knaak te hebben - althans, wij hebben er niet
meer kunnen vinden. Het gaat om de dooddoener één knaak tachtig
('Zeg wat kost dat nou?' 'Een knaak tachtig.'), knaken poetsen 'gierig
zijn', en zijn knaken dicht hebben 'geld gewonnen hebben bij het
spel'. Die uitdrukkingen staan in verschillende rubrieken. Om ge-
blader te voorkomen is bij alledrie iets gezegd over de herkomst van
het woord knaak. Vanzelfsprekend worden toelichtingen niet her-
haald bij uitdrukkingen die dicht bij elkaar staan. Bij muntnamen
die vaak voorkomen wordt de herkomst slechts op één plaats verteld.
Zo vindt men bijvoorbeeld het nodige over de geschiedenis van de
woorden cent, daalder en dubbeltje aan het begin van die rubrieken.

Veelvoorkomende muntnamen

Dit brengt ons op de vraag welke muntnamen er nu in spreek-


woorden en zegswijzen het meest voorkomen. Welnu, duit komt
met 71 zegswijzen het vaakst voor, gevolgd door stuiver (66), cent
(65), oordje (61), dubbeltje (45), gulden (34), daalder (24) en kwartje
(11).
Er zijn dus beduidend meer uitdrukkingen met de 'kleinste'
munten (duit, cent, oordje), en er blijken helemaal geen uitdrukkin-
gen te zijn met riks, rijksdaalder of met de namen van bankbiljetten.
Een mogelijke verklaring is dat met name spreekwoorden (zeg
maar: staande uitdrukkingen met een levensles) tot de volkscultuur
behoorden. En het volk was nu eenmaal arm: het had meer duiten,
oordjes of centen op zak dan guldens, riksen of briefjes. Ander-
zijds: er zijn meer uitdrukkingen met gulden dan met kwartje, dus
deze regel gaat niet algemeen op.

Compleet?

Zoals gezegd bevat dit boekje ruim dertienhonderd spreekwoorden


en zegswijzen. Zijn ze dat nou allemaal? Hebben we er uit de afge-
lopen zes eeuwen niet eentje over het hoofd gezien? Is deze verza-
meling dus helemaal compleet?
Nee, natuurlijk niet. Zo is het goed mogelijk dat er in dialect-
woordenboeken nog meer te vinden zijn. Geen enkel woordenboek
is compleet, ook dit boekje niet. Er is zelfs voor gekozen om een

12
kleine honderdvijftig zegswijzen niet op nemen. De belangrijkste
reden is dat de betekenis niet duidelijk was. Met name in het eerder
genoemde spreekwoordenboek van P.J. Harrebomée staan duizen-
den uitdrukkingen zonder verklaring (en zonder bronvermelding).
Zo vermeldt hij het is als Oost-Indisch geld: het komt niet aan de derde
man. Dit mag een intrigerende zegswijze zijn, maar omdat je
slechts naar de betekenis kunt gissen (betekende het 'niemand ver-
dient wat aan het overheidsgeld dat in Oost-Indië wordt gepompt'?
of'in de Oost vergaarde rijkdom gaat na hooguit één generatie weer
verloren'?), is hij in dit boekje niet opgenomen. Ik had natuurlijk
een rubriek 'onduidelijk' of'betekenis onbekend' in het leven kun-
nen roepen, maar dat leek me zinloos.

Wijsheid op rijm

Spreekwoorden hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de


volkscultuur. En het volk, zo blijkt uit deze verzameling, houdt erg
van rijmen, vooral van eindrijm of sinterklaasrijm. Er zijn in de
spreekwoordenboeken dan ook heel wat rijmende gelduitdrukkin-
gen te vinden die je zó op een Delfts blauw tegeltje ziet staan. Hier
volgen er een paar:

Als je geld hebt, doe je wonderen


heb je het niet dan is het donderen.

Beter een duit in de hand


dan een blanke in de kant.

Een paard en geld en goed Latijn


dat brengt een lanser over de Rijn.

Er is geen goud zo rood


of het moet weg voor brood.

Geld is de blom
wie 't niet heeft, zucht erom.

Heb je geld dan kun je huizen bouwen


heb je 't niet, dan moet je stenen sjouwen.
Is de juffer krom of blind
geld maakt dat ze een vrijer vindt.

Hoe dat men geld of liefde sluit


het wil, het zal, het moet eruit.

Die laatste is in 1632 opgetekend door Jacob Cats, de meest aange-


haalde tegelpoëet. Bij hem is ook te vinden:

Oud geld en jonge vrouwen


wil die vrij in 't duister houen.

Bij Constantijn Huygens lezen we, in 1657:

Wie goudguldens verf kan pissen


kan licht de doktoren missen.

En van een anonieme i9de-eeuwse volksdichter is de wijsheid:

om de poen is 't al te doen.

Vrouwen

Natuurlijk bevatten de gelduitdrukkingen meer wijze levenslessen.


Bijvoorbeeld dat er mensen zijn die voor geld tot alles bereid zijn:
hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan, of: hij zou zijn
scheten opflessendoen, als het maar geld opbrengt. En ook dat vrouwen
geneigd zijn om veel geld uit te geven: heeft hij veel noten, zij zal veel
doppen maken.
Zoals uit dit laatste voorbeeld al blijkt, zijn er ook uitdrukkingen
opgenomen die over geld, goud, munten, sparen, verkwisten of uit-
geven gaan, zonder dat er bijvoorbeeld muntnamen in voorkomen.
De betekenis zal echter meteen duidelijk maken waarom ze thuis-
horen in deze verzameling.
Soms is het verband met geld overigens onverwacht, zoals bij de
uitdrukking het kan me geen hol schelen. Je zou denken: dit is ge-
woon een variant van dat kan me geen reet schelen. In deze uitdruk-
king wordt weliswaar gespeeld met hol in de betekenis 'reet', maar
in de literatuur wordt wel degelijk een verband gelegd met de

14
muntnaam hol. Dat was een zilveren florijn die tussen 1693 e n
1846 werd geslagen. Op de munt stond HOL (als afkorting van 'Hol-
land') om aan te geven dat het een geldige munt was.

Euro

Resteert de eerder gestelde vraag: zal de euro werkelijk de Neder-


landse geldnamen de vergetelheid injagen?
Nee. Per 1 januari 2002 betalen we met munten van 1, 2, 5,10,
20 en 50 eurocent, en met munten van 1 en 2 euro. Daarnaast zijn
er biljetten van 5,10, 20, 50,100, 200 en 500 euro. Kortom, er val-
len een paar munten en biljetten weg, namelijk het kwartje en de
rijksdaalder, en de briefjes van vijfentwintig, van tweehonderdvijf-
tig en van duizend.
Nou heb je kans dat de volksnaam vuurtoren voor het briefje van
tweehonderdvijftig een stille dood zal sterven. Het is ook goed mo-
gelijk dat rijksdaalder en riks in onbruik raken. Maar niemand hoeft
zich zorgen te maken over cent, stuiver, dubbeltje, kwartje of gulden.
Waarom niet? Omdat met name in spreekwoorden en zegswij-
zen woorden heel lang kunnen voortleven, zelfs als we die woorden
niet meer begrijpen. Zo kent iedereen de uitdrukking op zijn falie
krijgen, maar wie weet dat falie oorspronkelijk - in de Middeleeu-
wen - een soort wijde regenmantel was? En wie kent de oorspron-
kelijke betekenissen van pottenkijker, (heet) hangijzer, klikspaan,
klaploper of strijkstok, de sleutelwoorden uit verschillende uitdruk-
kingen?
Zoals gezegd zijn er geen uitdrukkingen met rijksdaalder of riks,
maar er zijn genoeg algemeen bekende zegswijzen met de andere
geldnamen om die een lang leven in onze taal te garanderen.
Iets vergelijkbaars geldt voor de volksnamen voor geld. Alleen
tussen 1862 en 1927 waren biljetten van vijfentwintig gulden geel,
maar we zijn dit briefje altijd geeltje blijven noemen, ook toen het
rood werd. Het duizendje kreeg in 1860 de bijnaam rooie rug, van-
wege de rode achterkant van het biljet, en die naam bleef bestaan
toen het biljet groen werd. Dikke kans dus dat heel wat volksnamen
- zoals bijvoorbeeld piek - blijven bestaan.
Voor wie nog niet is overtuigd: de laatste botdragers of botjes, gro-
te zilveren muntstukken, werden in de Middeleeuwen geslagen.
Toch zeggen wij nog steeds: botje bij botje leggen. Dat niemand meer

!5
weet dat botje een geldnaam is, en dat sommige mensen denken dat
de uitdrukking iets met beenderen te maken heeft, doet er niet toe.
Het woord botje heeft het inmiddels honderden jaren zonder de bij-
behorende munt gered, en zo zal het ook gaan met de Nederlandse
muntnamen die nu algemeen bekend zijn.

Dank

Veel van het voorbereidend werk voor dit boekje is gedaan door
Hans Geluk en Aya Langeveld. Daarnaast heeft vooral Jaap Engels-
man erg veel werk verzet. Hij tekende voor de eerste versie van de
rubrieksindeling, hij schreef diverse toelichtingen en hij maakte
het register. Ik vermoed zelfs dat dit boekje zonder de hulp van Jaap
Engelsman nooit was verschenen. Veel dank dus!

Ewoud Sanders

16
Verantwoording

Bij de inventarisatie van spreuken is uitgegaan van Nederland. Dat


wil zeggen dat typisch Vlaams taaleigen minder uitvoerig aan de
orde komt. Maar het is wel degelijk vertegenwoordigd, met zegs-
wijzen als hij houdt aan zijn pijkens en hij is van Oudenaarde. Delen
van wat nu Nederland en Vlaams-België is, hebben in de afgelopen
zes eeuwen vaak langere tijd deel uitgemaakt van één politieke con-
stellatie, denk maar aan de Bourgondische tijd (15de eeuw), waarop
een spreuk als zijn ijzers afspitten teruggaat. Daar komt bij dat tot in
de 19de eeuw munten veelal zeer internationaal circuleerden.
Als er bij een uitdrukking geen betekenis staat, valt die op te ma-
ken uit de rubrieksnaam. Kleine varianten in een uitdrukking wor-
den door een schuine streep van elkaar gescheiden, bijvoorbeeld als
het geld op is, is het kopen/koken gedaan. De uitdrukkingen zijn soms
hertaald. Alsof wij heenen om een' daalder konden koopen is bijvoor-
beeld geworden alsof wij henen voor een daalder konden kopen. Be-
paalde vormverschillen zijn inhoudelijk onbelangrijk, zoals bij-
voorbeeld tussen zijn geld verbrassen en hij verbrast zijn geld (heel
veel spreuken beginnen met hij; het is nooit zij, behalve als het uit-
drukkelijk over een echtgenote gaat). Wij houden ons, op details na,
aan de vorm die in de naslagwerken is aangetroffen.
In de toelichtingen wordt geregeld aandacht besteed aan de her-
komst van bepaalde woorden. Die is niet altijd zeker, maar dat staat
er dan bij. Er is geen plaats ingeruimd voor uitgebreide etymologi-
sche discussies. Bij de volksnamen in het bijvoegsel is helemaal
geen aandacht besteed aan de herkomst. Die volksnamen zijn

J 7
slechts toegevoegd als extraatje. Overigens is juist van die volksna-
men de herkomst vaak erg onduidelijk; er zou veel aanvullend on-
derzoek nodig zijn om dat allemaal op te helderen.
Soms wordt vermeld wanneer een uitdrukking voor het eerst is
opgetekend. Dat is vooral gedaan bij zegswijzen waarvan je denkt:
sinds wanneer zouden ze dat zeggen? Die keuze is natuurlijk zeer
subjectief. Het gaat doorgaans om grove tijdsaanduidingen: 'de
eerste helft van de 17de eeuw' en dergelijke.

18
i o o i spreekwoorden en zegswijzen
over Nederlands geld
Armoede

aan de gallemieze liggen


Blut zijn. Het Bargoense woord gallemieze is waarschijnlijk via het
Jiddisch afgeleid van het Hebreeuwse hallas 'zwak' + mies 'kwalijk'.
Men zegt ook naar de gallemieze gaan 'kapot gaan, te gronde gaan'.

al zijn oordjes kwijt zijn


Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in
zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen. Alle spreekwoorden
en zegswijzen met oordje zijn in de rubriek 'oordje' bij elkaar gezet.

berooide beurs, berooide zinnen/ledige beurzen maken kranke


zinnen/platte beurzen maken dolle zinnen
Wie in geldnood verkeert, doet vaak dwaze dingen.

dat is hem nodig als een bedelaar het goudgewicht


Dat dient hem tot niets, dat heeft hij volstrekt niet nodig.

de geeuwhonger in de beurs hebben


Geeuwhonger is een zogenoemde volksetymologische vervorming
van gahonger (waarin ga teruggaat op een woord dat 'plotseling' be-
tekende). Van Dale geeft als betekenis 'plotselinge honger, flauwte
waarbij de lijder herhaaldelijk de mond krampachtig wijd opent en
met geweld sluit, schijnbaar als uiting van honger'. Dit 'gapen' is
echter het gevolg van overmatige gevoeligheid van de maagzenu-
wen.

21
de honden kunnen wel tegen hem aan pissen
Om aan te geven dat iemand praktisch aan de bedelstaf is.

diepe zakken en geen geld

een dubbeltje tweemaal om moeten draaien


Sinds de 17de eeuw is dubbeltje de gangbare naam voor het zilveren
muntje dat twee stuivers waard is. Aanvankelijk zei men dubbele
stuiver. Alle spreekwoorden en zegswijzen met dubbeltje zijn in de
rubriek 'dubbeltje' bij elkaar gezet.

een ijdele beurs en een ijdele maag, dat is een grote plaag
IJdel betekent hier 'leeg'.

één penning klinkt niet


Wie arm is, heeft vrijwel geen invloed.

er is geen lood in het bakje


Met loodje werd oorspronkelijk een loden plaatje of penning be-
doeld die men moest overleggen om iets te kunnen ontvangen. Na
overhandiging van een loodje konden armen bijvoorbeeld kleren of
brandstof krijgen. In de volkstaal werd loodje vervolgens gebruikt
voor 'geld'. Vandaar uitdrukkingen als er zit geen lood aan 'het levert
niets op', zijn lood is op 'zijn geld is op', daar is lood 'die hebben geld'
en het loodje hebben 'rijk zijn'.

er is geen mieter van overgebleven


Mieter is waarschijnlijk een variant van sodemieter, dat verkort in al-
lerlei krachttermen wordt gebruikt ('ik geef er geen mieter om').
Dit woord duidde oorspronkelijk de inwoners van het bijbelse So-
dom aan, die bekendstonden om hun bedenkelijke levenswandel.

er is geen olie meer in de lamp


Alle bezit is verbruikt. Van arme mensen zei men vroeger wel 'de
lamp hangt er scheef', want door een olielamp scheef te hangen
kon je het laatste restje olie benutten.

er zit geen lood aan


Lood betekent hier 'geld'. Zie hierboven er is geen lood in het bakje.

22
Armoede

geld als hooi, maar 't is zo lang niet


Dit zei men in Gent en omgeving als antwoord op de vraag: 'Heb je
geld?' Bedoeld werd: ja, maar zeer weinig.

geld noch pand hebben


Geen geld en ook geen spullen om te verpanden bij de bank van le-
ning.

geldpijn hebben

het geld is dun gezaaid bij hem

het geld met de buidel: alles is op


Niet alleen het geld is op, maar zelfs de buidel waarin het werd be-
waard.

het is een groot kruis, geen kruis/munt te hebben


Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, wegens het
kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt,
de twee zijden van zo'n munt).

het is nacht in mijn portemonnee

Men zei ook: het is nacht met hem 'het is met hem gedaan',

het is schrale Fop: het geld is op


Het is niet bekend of deze Fop teruggaat op een historische figuur;
de naam kan ook gekozen zijn vanwege het rijm.
het ontbreekt mij aan Philippus Quartus
Ik ben blut. Er wordt misschien gezinspeeld op munten van de
Spaanse koning Filips iv (1621-1665), maar de zegswijze is pas in
de 19de eeuw opgetekend.

hij doet in raar geld

Raar in de betekenis 'zeldzaam'. Vergelijk het Engelse rare.

hij heeft wel dorst, maar geen geld

23
hij heeft zoveel geld als een kikker/pad veren
Hij bezit totaal niets. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw.

hij is zo berooid van geld als een kerkrat


In de kerk is voor ratten weinig te vinden, vandaar. Gebruikelijker
is nu: zo arm of berooid als een kerkrat. Voorheen zei men ook zo kaal
of naakt als een kerkrat. De uitdrukking komt ook in het Duits en
Frans voor: so arm wie eine Kirchenratte en être gueux comme un rat
d'église.

hij is zo hard als een steen


Hij zit zonder geld; het leven is voor hem zeer hard. Hetzelfde
woordspel met hard is te vinden in de uitdrukking: hij is van Har-
derwijk. Dit betekent 'hij is straatarm, het leven is hard voor hem'.

hij kan geen veer van zijn kont blazen


Dit is vermoedelijk een schertsende variatie op geen veer van de
mond kunnen wegblazen. Iemand die dat niet kan ademt amper nog
en is bijna dood. Wie door armoede en honger zo verzwakt is dat de
winden die hij laat nog te zwak zijn om een veertje te kunnen weg-
blazen, is er ook niet best aan toe.

hij kluift het hieltje van de ham


Het hieltje is het laatste stukje van de ham, dus zijn bezit is bijna
op.

hij zag eruit om hem een cent te geven


Hij zag er heel sjofel en hulpbehoevend uit. Cent is een van vijf
muntnamen die het meest in de spreuken voorkomen. Deze munt
is in 1816 ingevoerd als 1/100 deel van een gulden. Alle spreek-
woorden en zegswijzen met cent zijn onder het kopje 'cent' bij el-
kaar gezet.

ijdele beurzen maken dolle begijnen


Wie in geldnood verkeert, doe vaak dwaze dingen. Een begijn is een
lid van een min of meer vrije kloosterorde.

ik dacht dat ik mijn laatste stront verscheten had


Ik dacht dat ik geen geld meer had. Deze uitdrukking dateert uit de
tweede helft van de 20 ste eeuw.

24
Armoede

ik heb bij hem niet één kruis


In vergelijking met hem bezit ik niets. Kruis betekent 'munt', om-
dat daar vaak een kruis op stond.

je hebt hem kruis noch munt laten houden

kaalhals
Kaalhals is eigenlijk een gebrek bij koeien, waarbij ten gevolge van
het schuren de hals kaal is geworden. De overdrachtelijke betekenis
is 'armoedzaaier' ofwel 'schraalhans'. Men zei ook thuis is kaalhals
keukenmeester (de variant met schraalhans is nu bekender).

kort zitten

krap bij kas zijn

mager en gezond en in de beurs geen pond


Pond kan hier slaan op het gewicht van de beurs, maar ook op de
oude rekenmunt die zo heet.

met de droge bleinen liggen


Droge blein was een gevaarlijke veeziekte, dus een symbool van ern-
stige verzwakking.

met een geschuurde kluit thuis komen


Dit betekent 'zijn weekloon bijna helemaal verteerd hebben' of'er-
gens vandaan komen zonder het verschuldigde geld te hebben ont-
vangen'. In de 19de en 20ste eeuw was kluit in België een bena-
ming voor munten van vijf of tien centiem. Tien centiem heette ook
wel dikke kluit of dikke, vijf centiem ook wel halve kluit. Vroeger
werd met deze naam op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden
wel een munt van 2,5 cent aangeduid. Daarnaast heeft kluit of klui-
ten de betekenis 'geld' in ruimere zin. Al in de 16de en 17de eeuw
waren er Spaanse kluiten, een benaming voor de Philipsdaalder, die
verschillende waarden heeft gehad.
De oorsprong van deze muntnaam is niet duidelijk.

25
mijn vader, zei de ondeugende jongen, zou wel een koe willen
kopen, had de schelm maar geld
Dit is een zogenoemde zeispreuk. Alle zeispreuken zijn in de gelijk-
namige rubriek bij elkaar gezet.

op de naad krabben
Geen geld meer hebben. Bedoeld wordt de naad van de geldzak,
waarin misschien nog een klein, laatste muntje verscholen zat.

op de pit leunen
Betekende in de toneeltaal 'een voorschot op het loon vragen', na-
melijk aan het donkere kantoortje in de voormalige Stadsschouw-
burg te Amsterdam, waar altijd een lamp brandde; maar ook 'over
de lamp van de souffleur gebogen zijn, ieder woord afwachten, op
de souffleur spelen'.

op het droge zitten


Blut zijn.

op zijn laatste benen lopen


Ook: het gaat op zijn laatste benen.

penning is ziek
Op droog zaad zitten.

piet is dood
Piet is hier een dialectisch woord voor pit, dat we onder meer te-
genkomen in hij heejt pitten 'hij is goed van geld voorzien'. Pitten is
een van de vele algemene benamingen voor 'geld'. Hoewel de oor-
sprong niet helemaal zeker is, zou er verband kunnen bestaan met
pitje, dat al in de 17de eeuw is opgetekend. Dit was ontleend aan de
Javaanse en Maleise term voor een klein muntje (pitjis, pitis, picis),
dat door de Nederlanders werd gelijkgesteld aan een halve cent.

plat steken, stellen, zetten


Dit is iemand al zijn geld afwinnen bij het spel. Wie plat is, heeft
een platte, lege beurs.

rijk van rekenen maar arm van tellen

26
Armoede

spaan is niet thuis


Spaan betekent 'geld'. Mogelijk is het een verkorting van spaander,
dat in de volkstaal wordt gebruikt voor 'cent'. Spaander betekent ei-
genlijk 'een langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt'. Maar
het wordt ook gebruikt voor 'zeer klein stukje, niets' ('er komt geen
spaandertje van terecht'). De cent is de kleinste munteenheid, dus
eveneens een 'zeer klein stukje'.

uitgestudeerd
Zoiets als 'aan het einde van je Latijn zijn', geen kant meer op kun-
nen, dus blut zijn.

zijn centen zijn verre gezet

Ver is hier een eufemisme voor 'weg, kwijt'.

zijn geld is naar de maan

zijn geld is om zeep


De uitdrukking om zeep gaan of raken dateert uit de 17de eeuw. De
oorspronkelijke betekenis was 'uitgaan om zeep te halen', dus om
een boodschap te doen. Daarna 'dit voorwenden om weg te kunnen
gaan', en vervolgens 'verdwijnen, sterven'. Hier betekent het: 'zijn
geld is ver weg, hij heeft niks te verteren'.
zijn geld is verre geschoven
Ver is hier een eufemisme voor 'weg, kwijt'.

zijn goudvinken zijn gevlogen


Zijn geld is op. Goudvink is een oud woord voor 'gouden munt'. Fi-
guurlijk wordt het onder meer gebruikt voor 'rijk persoon van wie
veel te halen valt'.

zijn lood is op

Lood betekent hier 'geld'. Zie hierboven er is geen lood in het hakje.

zijn wip is wip


Zijn geld is foetsie. We komen de geldnaam wip ook tegen in de uit-
drukking zijn wippers verspelen 'te veel wagen met zijn geld'. De
naam is als volgt verklaard: 'Vermoedelijk geven deze woorden de

27
beweging weer, die een munt verricht bij het kop- of letterspel.' Met
kop- of letterspel wordt bedoeld: het tossen van een munt (kruis of
munt, kop of letter).

blut, geen rooie rotcent, op zwart zaad zitten

Blut is etymologisch verwant met bloot, dat in het Middelneder-


lands onder andere 'kaal, behoeftig' betekende. Vooral de dieven-
taal, het Bargoens, kent vele varianten op blut zijn. Te denken valt
aan blek zijn, kabs zijn, kweps zijn, lens zijn (lens betekent hier 'leeg'),
loste zijn, lut of luts zijn, mol zijn (letterlijk: 'dood zijn'), plat zijn
(waarschijnlijk afgeleid van het beeld van een platte, dus lege
beurs), potje los zijn, robbie zijn en rut, rutje, ruttebeurs of rös zijn.
Van de meeste van deze uitdrukkingen is de herkomst niet bekend
- zoals zo vaak bij Bargoense woorden en uitdrukkingen. Over de
etymologie van rut schrijft een naslagwerk: 'Het is niet onmogelijk
dat we in dit rut hetzelfde woord moeten zien als in rut (en roy) dat
we in de 16de eeuw aantreffen in de zin van "arm", "gemeen volk",
"schorriemorrie".' Hieronder volgen meer uitdrukkingen voor
'blut zijn', 'geen rooie rotcent (meer) hebben', 'op zwart zaad zit-
ten'.

duit noch malie hebben


Malie is ontleend aan het Franse maille. In de Middeleeuwen was
een zilveren malie in Vlaanderen de helft van een penning. Later
zijn er verscheidene andere, duurdere munten mee aangeduid.
Voor de herkomst van malie bestaan twee verklaringen. Volgens
een oudere theorie gaat het woord uiteindelijk terug op Latijn me-
tallum 'metaal', volgens een jongere theorie op Latijn medialis 'van
middenwaarde'. In elk geval heeft het dezelfde oorsprong als me-
daille.

er is geen zaad/peper meer in het bakje


Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd
met rijkdom. Geen zaad in het bakje doelt waarschijnlijk op vogels in
kooien, die zonder zaad gauw uitgezongen zijn.

28
Armoede

er moet zaad op tafel komen


Zaad staat in diverse uitdrukkingen voor 'geld'. In Vlaanderen
wordt een 'vrek' wel een zaadjesteller genoemd.

geen cent/scherf hebben om aan zijn kont te krabben


Met scherfwordt hier niet bedoeld een stuk van een gebroken voor-
werp van glas, aardewerk of steen, maar een muntstukje ter waarde
van een halve heller. De heller was een kleine zilveren munt uit het
Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden
gangbaar was.

geen cent te makken/in Makkum hebben


We komen het woord makken, waarvan de herkomst niet bekend is,
alleen tegen in de verbindingen niks te makken hebben en geen cent te
makken hebben. De variant geen cent in Makkum hebben is waar-
schijnlijk ontstaan door scherts of door volksetymologie, dat wil
zeggen: doordat makken niet werd begrepen.

geen duit in de mars hebben


De mars was de korf met koopwaar die een kramer op zijn rug
droeg (vandaar ook: marskramer).

geen moos te makken


Geen cent op zak. Moos is een Bargoens woord voor 'geld'; via het
Jiddisch is het ontleend aan het Hebreeuwse maoth 'geld'. In het
Bargoens werd jatmoos gebruikt voor 'handgeld' (later kreeg het te-
vens de betekenis 'dief, zwendelaar'). Hij heeft moos betekende 'hij
heeft geld', maar omdat dit moos niet begrepen werd, maakte men
hier later van hij heeft Mozes. Dit werd vervolgens uitgebreid tot hij
heeft Mozes en de profeten. Men dacht hierbij aan de gelijkenis van de
rijke man en de arme Lazarus uit het bijbelboek Lucas (16:29). De
rijke man in de hel vraagt aan Abraham om Lazarus naar zijn
broers te zenden om ze te waarschuwen, om te voorkomen dat ook
zij in de hel terechtkomen. Abraham antwoordt daarop: 'Zij heb-
ben Mozes en de profeten'. Hij bedoelde daarmee: wie de eerste vijf
bijbelboeken (traditioneel aan Mozes toegeschreven) tot leidraad
neemt, heeft alles wat hij nodig heeft.

29
geen penning in de wereld hebben
Niks bezitten.

geen poser, geen rooie poser


Poser is een Bargoens woord voor 'cent' dat bekend is sedert het
midden van de 19de eeuw. Het is ontleend aan Jiddisch poosjet 'een-
voudig, cent', dat teruggaat op het Hebreeuws.

geen rode (rooie) denier meer bezitten


Een denier is een oude munt. De naam gaat via het Frans denier te-
rug op de Latijnse muntnaam denarius. Sedert de 20ste eeuw wordt
met denier de dikte van garen aangeduid, oorspronkelijk op grond
van de hoeveelheid van een bepaald type garen die voor een denier
te koop was.

geen rooie (rode) cent (op zak) hebben


Blut zijn. Rooie duidt op de kleur van het kopergeld. Dezelfde uit-
drukking komt voor met duit en rooie rotcent.

geen rotte knop bezitten


Waarom knop 'geld' of 'munt' betekent, is niet helemaal duidelijk.
Misschien speelt de vormovereenkomst een rol. Een andere verkla-
ring luidt: 'In het werpen met muntstukken (het zogenoemde meet-
jesschieten of schietsen) werden dikwijls de muntstukken door broek-
knopen of soldatenknopen vervangen, omdat het spelen met geld
verboden was.' In het Bargoens werd knoopje gebruikt voor 'dub-
beltje', kleine knoop voor 'gulden' en grote knoop (of boerenknoop)
voor 'rijksdaalder'.

geen sou hebben


Met de aan het Frans ontleende term sou werd in Vlaanderen vroeger,
vooral in de 19 de eeuw, een munt van vijf of tien centiem aangeduid.
Het Franse sou gaat terug op Latijn solidus 'gouden munt'. Een Fran-
se uitdrukking luidt: sans le sou 'zonder een stuiver, niets bezittend'.

helder noch pelder


Niets bezitten. Met helder werd hoogstwaarschijnlijk een 'heller' be-
doeld, een oude munt. Pelder is niet duidelijk - misschien alleen
om het rijm toegevoegd?

30
Armoede

het mankeert hem aan de mijten


Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

kruis noch duit hebben


Blut zijn. Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, we-
gens het kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis
of munt, de twee zijden van zo'n munt).

kruis noch heller


Niks. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duitse rijk, die
van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was.

munt noch kruis hebben

op zwart zaad zitten


Blut zijn. Dit wordt traditioneel verklaard uit het zaad voor kooivo-
gels, waarvan het witte deel het lekkerst is en dus het eerst wordt
opgegeten.

op droog zaad zitten

Blut zijn. Variant van op zwart zaad zitten.

wat geeft hem nog een daalder?


Gezegd van iemand die failliet is. Alle spreekwoorden en zegswij-
zen met daalder zijn elders in het boek onder het kopje 'daalder' bij
elkaar gezet.

zijn hele vermogen erdoorheen jagen

zonder een cent zitten

zonder kanen zitten


Kaan betekende vroeger ondere andere 'halve cent'. Men zei ook
een kaantje geld 'een beetje geld'. De oorsprong van de naam is niet
verklaard. Wellicht is er verband met canus 'frank'.

3 1
voor een dubbeltje geboren

Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje is 'een van de
meest kenmerkende Nederlandse uitdrukkingen' genoemd, sa-
men met doe maar gewoon, dan doeje gek genoeg. De vroegste variant
is opgetekend in 1720 door Carolus Tuinman, dominee te Middel-
burg en samensteller van een beroemd spreekwoordenboek. Hij
vermeldt die tot een blanke geboren is, zal zyn leven geen stuiver ryk
worden (een blank of blanke was indertijd ongeveer driekwart stui-
ver). De betekenis is: 'hij ontgaat zijn lot nooit', wat ook wordt ge-
zegd met wie geboren is om te hangen, verdrinkt niet. Er zijn veel va-
rianten, met allerlei verschillende waarden, allemaal opgetekend
tussen de 18de en 20ste eeuw:

wie geboren is onder een duitplaneet zal nooit meester van een
oordje worden
Een oordje was een kwart stuiver. Alle spreekwoorden en zegswij-
zen met oordje zijn elders in het boek in de rubriek 'oordje' bij el-
kaar gezet.

wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen
Alle spreekwoorden en zegswijzen met stuiver zijn in de rubriek
'stuiver' bij elkaar gezet.

wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen daalder/dubbeltje/
gulden komen

wie tot een stuiver geboren is, wordt nooit een dubbeltje

wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje

wie voor het oordje geboren is, zal nooit tot een stuiver geraken

het groeit me niet op de rug

Het groeit me niet op de rug is aan het begin van de 18de eeuw voor
het eerst opgetekend, in de vorm het wast my op den rugge niet. Va-
rianten zijn:

3 2
Armoede

denk je, dat ik een boompje heb, waaraan het geld groeit?

denk je, dat ik het geld van een boompje kan schudden/plukken?

het geld ligt niet op straat

het geld ligt niet voor het oprapen/opscheppen

ik heb geen paardje kakgeld

ik heb geen paardje-schijtgeld op stal

ik heb het munt niet aan mijn kont hangen

ik heb het niet op stapeltjes liggen

ik kan het niet uit de boom schudden

ik kan het niet uit de sloot scheppen

ja, ik zal voor jou een geldboompje planten!

je denkt toch niet dat ik een geldboompje in de tuin heb staan!

men kan het geld niet uit de vingertoppen bijten/snijden

ironisch bekeken

Wanneer iemand een dubbeltje vindt, kun je zeggen: dat is het begin
van één miljoen, het begin is er of zo is Rockefeller óók begonnen. Het
gaat hier om schertsende of ironische uitdrukkingen over geld. An-
dere voorbeelden zijn:

dat weegt zwaarder dan mijn geld


Als iemand arm genoeg is, weegt bijna alles zwaarder dan zijn geld.

hij ruikt naar het geld als een jood naar het spek
Hij is arm. Vrome joden eten geen varkensvlees en zullen dus niet
naar spek ruiken. Opgetekend aan het eind van de 19de eeuw.

33
hij ruikt naar het geld, als een koe/bok naar muskus/saffraan
Muskus is een kostbaar ingrediënt van parfums, saffraan een exoti-
sche specerij - koeien en bokken ruiken anders.

hij ruikt naar het geld, als een varken naar boomolie
Boomolie is 'olijfolie', een delicatesse waar varkens weinig mee van
doen hebben.

hij ziet eruit, dat men hem zijn zondagsduiten in bewaring zou
geven
Zo'n vroom gezicht heeft hij (maar hij is niet te vertrouwen).

ik heb ooit een muilezel gezien, die uw dukaten wel zou kunnen
dragen
U bezit niet veel. Een zegswijze uit de 16de eeuw. De dukaat lijkt
misschien een van die vele munten uit een grijs verleden, maar in
feite zijn er nog tot 1960 Nederlandse gouden dukaten geslagen, al
maakten die zogenaamde negotiepenningen geen deel meer uit van
het gewone muntstelsel.
Historisch gezien hebben gouden en zilveren dukaten van de late
Middeleeuwen tot in het begin van de 19de eeuw als Nederlands be-
taalmiddel gefungeerd. De gouden dukaten (geslagen sinds 1586)
hadden een waarde van 3,5 gulden, de zilveren van 2,5 gulden (rijks-
daalder).
De naam dukaat gaat via Frans ducat en Italiaans ducato terug op
middeleeuws Latijn ducatus 'hertogdom'. Bedoeld werd het hertog-
dom Venetië, waar in de 13de eeuw de eerste gouden dukaten wer-
den geslagen (met onder andere het woord ducatus in het op-
schrift).

je zou hem je laatste cent in bewaring geven


Gezegd van iemand die er betrouwbaar uitziet, maar dat niet is.

ze ruiken naar duimkruid als een koe naar muskaat


Duimkruid is het 'kruid' dat je met de bekende duimbeweging telt,
dus geld. En een koe ruikt niet naar exotische specerijen, dus 'ze'
hebben geen cent.

zijn geld wel (alleen) kunnen tellen


Omdat het zo weinig is.

34
Bedrog en misdaad

aan het laatje zitten


De kas voeren, bijvoorbeeld van een vereniging, zodat men de gele-
genheid heeft om zich te bevoordelen.

daar zit muziek in


Wordt wel gezegd van transacties die moeilijk te controleren vallen,
en waarin dus gemakkelijk wat aan de strijkstok kan blijven han-
gen. 'Muziek,' aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal, 'is
soms een term voor geld; bij aannemers wordt wel gesproken van
een werk "waar veel muziek in zit": waaraan veel kan verdiend wor-
den, doordat niet gemakkelijk is na te gaan of juist wordt opgele-
verd wat in het bestek staat.' In de boeventaal werd een 'brandkast'
wel een muziekdoos genoemd.

de ekster heeft een mooie taal, maar uw geldje nam het helemaal
De babbelende ekster staat hier voor een handig pratende oplichter.
De ekster staat bovendien bekend als een dief van blinkende spul-
letjes. Deze uitdrukking dateert al uit de 16de eeuw.

de mooiste kant van de penning laten zien


Iets voordelig voorspiegelen.

een gestolen penning geldt niet minder dan een andere


Ofwel: geld stinkt niet.

35
een stuiver kleeft aan de handen
Er blijft wat aan de strijkstok hangen.

eerlijk zijn beneden de gulden


Eerlijk zijn zolang het om kleine bedragen of dingen gaat, maar bij
grotere niet te vertrouwen zijn. Alle spreekwoorden en zegswijzen
met gulden zijn elders in het boek onder het kopje 'gulden' bij elkaar
gezet.

er is wat onder de tafel gegaan

Er is smeergeld betaald.

geen waar voor zijn geld krijgen

geld op zijn bil strijken


Zich geld onrechtmatig toe-eigenen.

geld waar de man niet van weet


Geld dat de vrouw ontvangt buiten weten van haar man.

geld zó gewonnen, heeft nooit gedijd


Gestolen geld deugt niet.

goud uit de Gortsteeg


Valse munt; met de Gortsteeg werd de Utrechtse Haverstraat be-
doeld, waar eens een goudsmid gevestigd was die het met de kwali-
teit van zijn goud niet al te nauw nam.

het is alles geen echte munt, wat hij er wel voor uitgeeft
Hij is een bedrieger (niet alleen in geldzaken).

het is een volkje van de lichte munt


Mensen van licht allooi, van dubieus gedrag, zoals munten van ver-
keerd metaal - valse munten - ook lichter zijn dan goede munten.

het is goed laten als de heelmeester geld ontbreekt


Laten betekent hier 'aderlaten'. Artsen deden dat vroeger veel; het
was dus voor hen een belangrijke bron van inkomsten.

36
Bedrog en misdaad

het is goed riemen snijden uit andermans leer


Men kan met andermans geld en goed gemakkelijk royaal zijn.

het is hagenmunt
Vals geld, dat buiten de stad, als het ware tussen de hagen, in het
veld, is vervaardigd.

het is licht mild te zijn uit een anders beurs


Men kan met andermans geld en goed gemakkelijk royaal zijn.

het zijn al geen echte muntstukken, hoe schel hun klank ook is
Een variant op het is niet alles goud wat er blinkt.

hij ziet eruit, dat men hem zijn zondagsduiten in bewaring zou
geven

Zo'n vroom gezicht heeft hij (maar hij is niet te vertrouwen),

iemand een ader laten


Een ader laten was een medische handeling, waarbij bloed werd af-
getapt. Figuurlijk betekent het 'iemand van zijn geld afhelpen'.
iemand kluchten voor geld in de hand steken
Iemand praatjes verkopen, wat op de mouw spelden.

iemand met apenmunt betalen


Iemand met mooie praatjes afschepen of voor de gek houden. Deze
zegswijze zou teruggaan op de gewoonte om mensen die apen voor
geld kunstjes lieten vertonen, zekere betalingen - bijvoorbeeld tol-
geld - kwijt te schelden als zij de aap een voorstelling lieten geven.

ik vertrouw hem voor geen vijfcents haring

je zou hem wel een reisgordel toevertrouwen, als er maar geen geld
in zat
Hij is niet te vertrouwen.

listig geld steelt en wordt gestolen; ook geeft het eer, en eer wordt
erdoor verloren
Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

37
mooi weer spelen van andermans geld

uit een anders kas is het licht geld te tellen


Men kan met andermans geld en goed gemakkelijk royaal zijn.

voor gladde/goede munt in de hand stoppen


Aansmeren, want de waar is niet wat het lijkt. Glad geld werd voor-
heen gebruikt voor 'goed, gangbaar geld, klinkende munt'. Dit in
tegenstelling tot waren in natura.

voor zware moeite mag men grote beloning eisen, zei de advocaat,
en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere kwestie, waarop hij zijn
hoofd al drie etmaal gebroken had, niet begreep

vossen uit hun holen jagen


Zakkenrollen. Al sinds de 15de eeuw wordt vos in de dieventaal ge-
bruikt voor 'gouden munt'. Dit vanwege de goudgele kleur van de
vacht.

smeergeld

advocatentongen moeten met muntolie gesmeerd zijn


Muntolie is uit munt (een plant) getrokken olie. Hier wordt het
woord schertsend gebruikt in de betekenis 'geld', met een toespe-
ling op het smeren van machines om ze goed te laten lopen. Men
zei ook iemand met muntolie wrijven.

iemand een gouden pleister op de ogen leggen


Hem omkopen door hem als het ware te verblinden met geld.

iets over zilveren schijven doen lopen


Een schijf is het draaiende stuk in een katrol, waarover een touw
loopt. Iets dat over veel schijven loopt, loopt over veel tussenperso-
nen. Zilveren schijven wil zeggen dat dat met smeergeld gepaard
gaat. Boven is schijf een aanduiding voor muntgeld.

met zilveren kogels schieten


Zilveren kogels staat hier voor het gebruik van geld, dus omkoping.

38
Bedrog en misdaad

steekpenningen aannemen
Het woord steekpenning komt al voor in het Middelnederlands. Mo-
gelijk komt het van '(iemand geld in handen) steken'.

tel de rechter geld, zo is zijn oor ontsteld


Geef de rechter geld, dan zal hij partijdig luisteren (naar getuige-
nissen en dergelijke). In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

zwendel

daar kom ik wel van af, zei de bedelaar, en hij kreeg twee blanken
voor een papiertje met luizen
Een blanke was een muntje van geringe waarde, maar nog altijd
meer waard dan luizen.

een slechte canus in iemands femen foefelen


Iemand met een valse frank opzadelen. Een canus - het woord is
bekend uit het Bargoens van Sint-Niklaas in Oost-Vlaanderen - is
een frank; de herkomst van het woord is niet verklaard. Wellicht is
het verwant met kaan 'halve cent'. Een feem is een 'hand' (feem
hangt misschien samen met vijf, van de vijf vingers); foefelen is iets
achterbaks doen.

geld snoeien
De randen van munten afsnijden, om het zo gewonnen metaal
apart te gelde te maken.

iemand gouden bergen beloven

iemand het geld uit de zak kloppen

iemand het vel over de oren halen

iemand kaal plukken

iemand uitpersen

39
iemand (van) de huig lichten
Iemand de huig lichten was oorspronkelijk een medische ingreep: bij
iemand de huig doen inkrimpen. De ontwikkeling van die beteke-
nis naar 'iemand bezwendelen' is niet duidelijk. Misschien was de
medische handeling puur kwakzalverswerk en dus ook al bedrog.

iemand van zijn geld afhelpen

iemand zijn geld afluizen/afvlooien


Dus iemand van zijn geld afhelpen zoals je ook iemand van vlooien
of luizen afhelpt.

men stopt hem valse munt voor echte in de hand


Hij laat zich gemakkelijk bedriegen.

40
Berucht

bekend zijn als de blinde oordjes


Een blind oordje was een muntstuk waarvan de beeldenaar was af-
gesleten, en dat dus door zeer vele handen was gegaan.

bekend zijn als een slechte halve cent/als slecht/kwaad geld


Overal bekend zijn, net als ondeugdelijk geld. Er was vroeger veel
vals of anderszins ondeugdelijk geld in omloop. Varianten zijn: hij
is er bekend als de kwade penning; hij is overal als de kwade dubbeltjes en
hij is overal als de kwade duiten.

het is zo zeldzaam als een Uiterse duit


Een Uiterse duit is een Utrechtse duit, die, zoals alle duiten, vol-
strekt niet zeldzaam was. Men zei ook hij is bij de poort van Uitert
aangekomen voor 'hij is nagenoeg arm' en een Uitertse reis 'een ver-
re en moeilijke tocht'. Het gaat in deze gevallen om woordspelin-
gen op uiterst 'het meest verwijderd, het verst afgelegen' en/of uit-
waarts.

4i
Cent is een van de vijf muntnamen die het meest in de spreuken
voorkomen. Deze munt is in 1816 ingevoerd als 1/100 deel van een
gulden. De naam, die waarschijnlijk is ontleend aan het Ameri-
kaans Engels, waar de cent in 1786 als 1/100 deel van de dollar was
ingevoerd, gaat uiteindelijk terug op het Latijnse centum 'honderd'.

anderhalve cent
Schertsende benaming voor een verloofd of getrouwd paar waarvan
de een veel groter is dan de ander.

bekend zijn als een slechte halve cent/als slecht/kwaad geld


Overal bekend zijn, net als ondeugdelijk geld (er was vroeger veel
vals of anderszins ondeugdelijk geld in omloop).

centenbijter
Een van een reeks benamingen die aangeven dat een gierigaard de
kleinste munten liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer he-
lemaal te hoeven uitgeven.

dat is centenwijsheid en guldensdomheid

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

dat is een fluitje van een cent


Zeer gemakkelijk, het loopt van een leien dakje. De Zuid-Neder-
landse variant is: het gaat gelijk een fluitje van een oordje.

42
Cent

de boer zit op een cent als de duivel op een ziel


In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden
afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig.

de centen bijten hem


Het geld lijkt hem pijn te doen, zo snel wil hij het kwijt.

de centen dansen hem in de zak


Hij geeft zijn geld makkelijk uit.

de centen van je baas zijn niet van blik!


Je mag weieens wat harder werken voor je loon.

de centenpest hebben
Veel geld uitgeven. Ook: de geldpest hebben.

een cent met een gat geeft/heeft/brengt/vindt/wint altijd wat


Van een cent met een gat dacht men dat hij geluk bracht.

een cent voor je gedachten


Ontleend aan het Engelse a penny for your thoughts. Ook wel een
kwartje voorje gedachten.

een paar losse centen hebben


Schertsend gezegd van iemand die over nogal wat kapitaal be-
schikt.

geen cent geven voor iemands leven


Hij is niet meer te genezen. Een voorloper is: geen oordje geven...

geen cent/scherf hebben om aan zijn kont te krabben


Met scherfwordt hier niet bedoeld een stuk van een gebroken voor-
werp van glas, aardewerk of steen, maar een muntstukje ter waarde
van een halve heller.

geen cent te makken/in Makkum hebben


De variant met Makkum is waarschijnlijk ontstaan door scherts of
door volksetymologie, dat wil zeggen: doordat makken niet werd be-
grepen.

43
geen centje pijn
Niet de minste moeite, geen enkel ongerief. Indertijd onder Neder-
landse soldaten in Indonesië een veel gebruikte uitdrukking, vaak
met de toevoeging: het duurt nog maar een jaartje.

geen halve cent in de zak en drie gulden aan het voorhoofd


Gezegd van opscheppers.

geen rode (rooie) cent kosten


Rooie duidt op de kleur van het kopergeld. Ook: geen rooie rotcent.

geen twee deuntjes/liedjes voor één cent zingen


Wordt gezegd tegen iemand voor wie men zijn woorden niet wil
herhalen.

hele en halve centen gespaard, worden gouden Willempjes waard


Een gouden Willempje was een in de jaren 1848-1853 geslagen gou-
den handelsmunt met de beeldenaar van Willem 11 of Willem 111.

het is geen cent waard

het kan me geen cent schelen


Het kan me niets schelen. Varianten met hal, hol, moer of reet zijn
inmiddels bekender.

het lijkt wel of het twee cent kost


Zo slordig ga je ermee om.

hij is op de centen

hij is zo gemeen als katoen van een cent per el


Voor die prijs kon katoen alleen maar van zeer slechte ('gemene')
kwaliteit zijn.

hij kan van een dubbeltje ook maar tien cent maken
Hij kan niet toveren met geld.

hij ligt met de centen, duiten


Hij heeft veel geld.

44
Cent

hij weet er geen cent van


Hij weet er niets van.

hij wil wel een kikker villen voor een cent


Hij doet alles voor geld.

hij zag eruit om hem een cent te geven


Hij zag er heel sjofel en hulpbehoevend uit.

hij zou een cent in tweeën bijten


Deze zegswijze geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten
liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven
uitgeven.

hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan
Hij doet alles voor geld.

iemand voor geen cent vertrouwen


Dezelfde spreuk komt voor met cent, centiem, halve centiem en oord-
je.

iemand voor vijf cent (mee)geven


Iemand een pak slaag geven.

ik geef het geen cent minder/geen man en geen cent/geen rooie


cent

je zou hem je laatste cent in bewaring geven


Gezegd van iemand die er betrouwbaar uitziet, maar dat niet blijkt
te zijn.

met centen zitten


Rijk zijn.

met zo'n knecht en vijf cent krijg je overal een pint bier
Die knecht is blijkbaar niets waard, want voor enkel vijf cent kreeg
je die pint bier ook.

45
ook een cent in 't buultje doen
Ook een duit in het zakje doen. Buultje is 'buideltje'.

op een stuiver/vijf cent kijken


Zeer zuinig of gierig zijn.

op/om een (halve) cent doodblijven


Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip-
pen.

pas op de halve centen, het worden guldens in de zak


Anders gezegd: wees zuinig en spaar.

tot de laatste cent


Tot het uiterste.

vijf cent voor een stuiver geven


In Nederland is dit een correcte wisseltransactie. In Vlaanderen,
waar de spreuk is opgetekend, was dit niet zo. Een cent was daar na-
melijk twee centiem, en een stuiver negen centiem! Het is dus vijf
cent (tien centiem) voor een stuiver (negen centiem) geven, dat is te
veel.

voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend kan
worden

Gezegd van een vrek. Een halfje is een halve cent.

voor geen (halve) cent verstand hebben

wat heeft hij nu met al zijn centen?


Wat baat hem zijn fortuin?

we zijn er geen cent wijzer van geworden


We hebben er niets aan verdiend.

zijn centen in het zout leggen


Veel geld verteren. De herkomst van deze zegswijze is niet duide-
lijk. Gewoonlijk betekent in het zout leggen of opzouten juist dat je
iets goed bewaart.

46
Cent

zijn centen zijn verre gezet


Veris hier een eufemisme voor 'weg, kwijt'.

zo plat als een cent


Heel erg plat.

zonder een cent zitten

47
Daalder

De munt- en waardenaam daalder is in diverse variaties internatio-


naal wijd verbreid, met als bekendste de dollar, die in meer dan een
dozijn landen, met Verenigde Staten voorop, als nationale munt-
eenheid dient. De oorsprong van de naam ligt in de plaats Joa-
chimsthal in Bohemen (nu Jachymov), waar in het begin van de
16de eeuw een zeer rijke zilvermijn werd ontdekt. Dit zilver werd
onder verschillende namen gemunt, met als bekendste Joachims-
thaler '(munt) uit het Joachimsdal'. Dit werd al spoedig verkort tot
thaler, in het Nederlands daler, wat zich in de spreektaal ontwikkel-
de tot daalder, een term die al in 16de eeuw is gesignaleerd.
Nederlandse leeuwendaalders waren in de 17de eeuw populair in
de Britse kolonies in Noord-Amerika; mede onder invloed daarvan
is ten slotte eind 18de eeuw de dollar, verdeeld in 100 cent, de
officiële munt van de toen zelfstandige vs geworden.
De oudste daalders waren zware zilveren munten van goede
kwaliteit. Al in de 16de eeuw had de Nederlandse daalder een
waarde van dertig stuivers, die in de waarde van 1,5 gulden tot op
heden is gehandhaafd.

alsof wij benen voor een daalder konden kopen


Geld is niet alles.

48
Daalder

daaldertjes is goed geld


Zij zijn goed te vertrouwen. Een variant is: hij is zo goed als een dub-
beltje. Daalders en dubbeltjes werden van goed allooi geslagen, dat
wil zeggen: hun zilvergehalte was betrouwbaar.

dat is een rekening van Marie Boom: drie maal elf is een daalder en
een slokkie voor de haalder
Dit werd in Vlaanderen gezegd als iemand in zijn nadeel rekende.
'Marie Boom zal wel een bestaand persoon geweest zijn,' aldus een
spreekwoordenboek.

de eerste slag/klap is een daalder waard


Initiatief is belangrijk.

dien mij, zei de boer, ik heb daalders, mijn kleingeld is op


Een (korte) variant is: dien mij, ik heb de botjes. Een botje was een
middeleeuws muntje ter waarde van een halve stuiver.

een achtentwintiger voor een daalder nemen


Met minder genoegen nemen. Een achtentwintig (er) was een zilve-
ren munt ter waarde van 28 stuivers, een daalder was dertig stui-
vers waard, dus dit was een ongunstige transactie.

een goed begin is een daalder waard


Initiatief is belangrijk.

een presentatie als een haan van een daalder hebben


Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een haan
van een daalder was een grote haan van koek of speculaas (die een
daalder kostte).

een vlo in maart is een daalder waard


Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. De betekenis is niet
duidelijk.

een woord op zijn pas is een daalder waard


Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'.

49
het is vetpot, zei de jongen, mijn moeder heeft een daalder gewisseld
Schertsend gezegd wanneer moeder eens flink opdist. Voor het
eerst opgetekend aan het begin van de 18de eeuw. Een daalder was
toen een fors bedrag.

hij draagt een wisseldaalder bij zich


Op onbegrijpelijke wijze beschikt hij steeds over geld. De oor-
spronkelijke betekenis van wisseldaalder is 'daalder die als reken-
munt wordt gebruikt in betalingsverkeer per wisselbrief. In de
volkstaal werd dit echter 'daalder die steeds terugkeert in de zak van
de eigenaar wanneer hij is uitgegeven'.

hij heeft een presentatie als een bok van een daalder
Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een bok
van een daalder was een grote bok van koek of speculaas (die een
daalder kostte).

hij heeft een roldaalder in zijn zak


Geld dat je in de zak brandt, dat móet rollen.

hij kent de waarde van een daalder die er een van een ander moet
lenen

Deze uitdrukking komt ook voor met kroon.

hij loopt als een paard van een daalder


Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een paard
van een daalder was een groot paard van koek of speculaas (dat een
daalder kostte).
hij zit op de daaldersplaats
Een dure plaats, in tegenstelling tot het schellinkje.

ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het
is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten
Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was
dertig stuivers waard, dus één duit meer.

50
Daalder

ik zou het voor geen houten daalder willen


Ik zou het niet graag willen. Voor het eerst opgetekend in het mid-
den van de 19de eeuw. Het gaat hier om een schertsende uitdruk-
king.

jouw gat en een daalder is een en dertig


Een daalder is dertig stuivers.

op de markt is je gulden een daalder waard


Soms met de toevoeging: maar meestal een kwartje. De uitdrukking
gaat terug op een reclameslogan die in 1974 door Drs. P werd geri-
diculiseerd in een liedje over een man die op de markt met een gul-
den wil betalen voor iets dat ƒ 1,50 kost, want 'u weet dat één gulden
vijftig op de markt een daalder heet'. Een en ander loopt uit op een
ruzie die uiteindelijk de halve stad in puin legt.

wat geeft hem nog een daalder?


Gezegd van iemand die failliet is.

wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen daalder komen
Hij ontgaat zijn lot nooit. Dezelfde spreuk komt voor met oordje/
stuiver, penning/stuiver, stuiver/dubbeltje en stuiver/gulden.

wie zich met een mijt tevreden stelt, zal men niet voor een daalder
bedriegen
Sinds de 14de eeuw was een mijt in Vlaanderen een halve penning
(1/24 groot). Munten van één mijt zijn na 1467 niet meer geslagen,
maar als rekeneenheid bleef de mijt in gebruik. Uit de spreuken
waarin mijt figureert, blijkt dat het om een munt van zeer geringe
waarde ging: er gingen 48 mijt in een stuiver. Het woord mijt hangt
samen met Germaanse woorden voor 'snijden', en was dus oor-
spronkelijk een afgesneden of afgehakt stukje (metaal).

5i
Dieren

alles waar het hoort, zei het varken, en hij kroop in de geldkast

als er zaad in het bakje is, kan de vogel pikken


Alleen als er geld is, kan men zijn behoeften bevredigen. Zaad staat
in diverse uitdrukkingen voor 'geld'.

als men schapen en een koe heeft, dan zegt ons iedereen goedendag
Als je geld hebt, word je geëerd.

apen en meerkatten hebben


Met apen en meerkatten wordt opgepot geld bedoeld. Dat aap de be-
tekenis 'geld' kreeg, gaat waarschijnlijk terug op de uitdrukking ze
zien op geen aap die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is niet karig'.
Een alternatieve verklaring gaat uit van spaarpotten in de vorm van
apen. Waarom meerkat voor '(opgepot) geld' werd gebruikt, is niet
duidelijk.

beter een penninkje in de hand dan een vogeltje dat vliegt

boter/geld bij de vis


Contante betaling is vereist. Omdat vis niet zonder boter behoorde
te worden opgediend. Deze zegswijze dateert uit de eerste helft van
de 15 de eeuw.

52
Dieren

daar kom ik wel van af, zei de bedelaar, en hij kreeg twee blanken
voor een papiertje met luizen
Een blanke was een muntje van geringe waarde, maar nog altijd
meer waard dan luizen.

daar kun je geen labberdaan voor eten


Voor zo weinig geld kun je niets kopen. Labberdaan was gezouten
kabeljauw en bijzonder goedkoop.

dat is als een gouden ring in een varkenssnuit


Dat is als een vlag op een modderschuit. Ontleend aan het bijbel-
boek Spreuken (11:22): 'Als een gouden ring in een varkensnuit, is
een schone vrouw zonder verstand.'

de aap binnen/beet hebben


Geld bezitten. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw. Aap werd
voor 'schat' gebruikt, vervolgens voor 'spaarpot' en daarna voor
'geld'. Waarschijnlijk gaan deze betekenissen terug op de uitdruk-
king ze zien op geen aap die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is
niet karig'.

de aap is gevlogen
Het geld is zoek.

de ekster heeft een mooie taal, maar uw geldje nam het helemaal
De babbelende ekster staat hier voor een handig pratende oplichter.
De ekster staat bovendien bekend als een dief van blinkende spul-
letjes. Deze uitdrukking dateert al uit de 16de eeuw.

de bok is vet
Er is veel geld. Ook gezegd wanneer er een flinke erfenis te verde-
len valt.

de gebraden haan uithangen


Grof geld verteren, de grote heer uithangen.

de honden kunnen wel tegen hem aan pissen


Om aan te geven dat iemand praktisch aan de bedelstaf is.

53
de kip met de gouden eieren slachten
Een vaste bron van inkomsten vernietigen om één keer flink profijt
te behalen.

de penningen doen de paarden lopen


Met geld kun je alles bereiken.

een gouden zadel maakt geen ezel tot paard


Geld alleen kan iemand niet voornaam maken.

een paard en geld en goed Latijn, dat brengt een lanser over de Rijn
Een lanser was een met een lans bewapende cavalerist. 'Over de
Rijn' staat hier voor 'de wijde wereld in'. Al in 1632 opgetekend
door Jacob Cats.

een presentatie als een haan van een daalder hebben


Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een haan
van een daalder was een grote haan van koek of speculaas (die een
daalder kostte).

een ruiter zonder paard, een krijgsman zonder zwaard, een vrijer
zonder baard zijn geen zeven oordjes waard
Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in
zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

een vlo in maart is een daalder waard


Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. De betekenis is niet
duidelijk.

er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken


Er wordt zo veel geld verspild.

geen berg zo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet op
klimt
Door middel van geld kan zelfs de domste mens tot de hoogste
ambten geroepen worden.

54
Dieren

geld is vast geen goede waar, zei de boer, want mijn hond, die
anders nogal loos is, wil het niet vreten
Loos betekent hier slim. In oude stadse zegswijzen werden boeren
geregeld als dom of onbetrouwbaar afgeschilderd.

geld naar de honden smijten


Met geld smijten.

gouden vinken zijn de beste voorspraak


Gouden vinken of goudvinken zijn goudstukken.

het is een geldwolf


Een vrek.

het zijn rode vossen


Het is goudgeld. Al sinds de 15de eeuw wordt vos in de dieventaal
gebruikt voor 'gouden munt'. Dit vanwege de vanwege de goudge-
le kleur van de vacht.

hij heeft een presentatie als een bok van een daalder
Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Met een
bok van een daalder wordt een grote bok van koek of speculaas be-
doeld (die een daalder kostte).

hij heeft zoveel geld als een kikker/pad veren


Hij bezit totaal niets. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw.

hij is een dwaas, die om een haas, veel smarten lijdt, en nog een
paard, veel ponden waard, de hals afrijdt

hij loopt als een paard van een daalder


Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een paard
van een daalder was een groot paard van koek of speculaas (dat een
daalder kostte).

hij moest een paardje/ezeltje schijtgeld/poepgeld hebben


Een variant is: ik heb geen paardje kakgeld. Opgetekend in de 17de
eeuw. In plaats van schijtgeld stond in de spreekwoordenverzame-
lingen doorgaans sch...geld.

55
hij ruikt naar het geld, als een koe/bok naar muskus/saffraan
Muskus is een kostbaar ingrediënt van parfums, saffraan een exo-
tische specerij - koeien en bokken ruiken anders.

hij ruikt naar het geld, als een varken naar boomolie
Boomolie is 'olijfolie', een delicatesse waar varkens weinig mee van
doen hebben.

hij stapt/kraait/kijkt als een haan van een stoter


Een haan van een stoter was een haan van koek of speculaas (die
een stoter, 12,5 cent, kostte). Bij Wolff en Deken lezen we: 'Toen
keek hy zo fier, als een Haan van een stooter, of een Prins van Bies-
jesdeeg.'

hij wil wel een kikker villen voor een cent


Hij doet alles voor geld.

iemand met apenmunt betalen


Iemand met mooie praatjes afschepen of voor de gek houden. Deze
zegswijze zou teruggaan op de gewoonte om mensen die apen voor
geld kunstjes lieten vertonen, zekere betalingen - bijvoorbeeld tol-
geld - kwijt te schelden als zij de aap een voorstelling lieten geven.

ik heb geen paardje kakgeld


Het geld groeit me niet op de rug. Ook: ik heb geen paardj e-schijtgeld
op stal.

ik heb ooit een muilezel gezien, die uw dukaten wel zou kunnen
dragen
Schertsend: u bezit niet veel.

ik vertrouw hem voor geen vijfcents haring

kweek je kinderen? kweek liever braadvarkens, dan heb je alle zes


weken geld

moed hebben als een schelvis van drie duiten


Geen moed hebben, laf zijn.

56
Dieren

moed hebben als een stoters paardje


Geen moed hebben, laf zijn. Een stoters paardje was een paardje
van koek of speculaas (dat een stoter, 12,5 cent, kostte).

mooie vrouwen en paarden doen het geld wel verteren


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

om de veren is de pauw bemind


Als men geld heeft, wordt men geëerd.

veel gerucht maar weinig munt, zei de boer, en hij danste op een
hoop mosselschelpen

vossen uit hun holen jagen


Zakkenrollen. Vos wordt al sinds de 16de eeuw in de dieventaal ge-
bruikt voor 'gouden munt', vanwege de goudgele kleur van de
vacht.

wat maakt men al niet voor geld, zei de boer, en hij zag een aap op
het venster zitten

wie veel rode vossen heeft, leeft in de meeste eer

ze ruiken naar duimkruid als een koe naar muskaat


Duimkruid is het 'kruid' dat je met de bekende duimbeweging telt,
dus geld. En een koe ruikt niet naar exotische specerijen, dus 'ze'
hebben geen cent.

ze zien op geen aap, die uit Oost-Indië komen


Geld in overvloed hebben. Wie uit een land vol apen komt, hoeft
niet op een aapje te kijken. Deze uitdrukking, die uit de 17de eeuw
dateert, leidde tot het gebruik van aap in de betekenissen 'schat',
'spaarpot' en 'geld'.

zijn goudvinken zijn gevlogen


Zijn geld is op. Goudvink is een oud woord voor 'gouden munt'. Fi-
guurlijk wordt het onder meer gebruikt voor 'rijk persoon, van wie
veel te halen valt'.

57
zijn schaapjes op het droge hebben
Rijk zijn. Wie zijn schapen op het droge had, had zijn belangrijkste
bezittingen in veiligheid gebracht. De uitdrukking komt al in de
16de eeuw voor.

zijn vosjes liggen dik

Hij heeft veel geld liggen. Vos is Bargoens voor 'gouden munt',

zwaluwen in het dak, guldens op zak


Volgens een algemeen verbreid volksgeloof brengt de zwaluw ge-
luk.

58
Domheid

het is een zot, al had hij ook een huis vol geld

hij is een dwaas, die om een haas, veel smarten lijdt, en nog een
paard, veel ponden waard, de hals afrijdt

hij is zo effen als een stoter


Zo afgesleten, in verstand of gedrag, als een oude munt. Een stoter
is een oude zilveren munt ter waarde van 12,5 cent.

hulde, hulde, geef die vent een gulden


Gezegd als iemand iets doms opmerkt.

op iets staan kijken als een uil op een kluit


Zeer dom staan te kijken. Een kluit was vroeger in België een munt-
stuk van vijf of tien centiem. Misschien zijn er kluiten geweest
waarop een uil stond afgebeeld.

van de dertig penningen niet gehad hebben

Niet al te snugger zijn.

voor geen (halve) cent verstand hebben

wie je dat geleerd heeft, heeft zijn geld niet gestolen


Gezegd wanneer iemand iets doet dat onhandig of belachelijk is.

zijn schoolgeld moeten terughalen

59
Dooddoeners

alle guldens drie maanden/alle guldens zes weken


Een onzinspreuk om aan te geven dat iemand weinig of niets ver-
dient.

als het geld op is, is het kopen/koken gedaan

als het schip met dubbeltjes langskomt


Dus: nooit. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wanneer iets ge-
kocht wordt.

als hij trakteert... is het op hagelslag


Want hij is zo gierig als wat.

als je dat doet, zal ik je een schelling laten zien


Wordt wel schertsend beloofd om iemand tot iets onbenulligs over
te halen, waarna hij de toegezegde schelling inderdaad alleen te
zien zal krijgen. Een schelling is een oude munteenheid, die uit-
eenlopende waarden heeft gehad.

als je geen kop hebt, kun je niet uit het raam kijken
fe kunt niets kopen zonder geld.

beter van een stad dan van een dorp


Laat degeen die het meeste geld heeft maar betalen.

60
Dooddoeners

dat is het begin van één miljoen


Ironisch gezegd wanneer iemand een dubbeltje vindt. Varianten
zijn: het begin is er of zo is Rockefeller óók begonnen.

dat is zo rond als een snaphaan


Zo klaar als een klontje. De snaphaan is een zilveren munt die in
1509 werd ingevoerd door hertog Karei van Gelre. De beeldenaar
toont de hertog te paard in harnas. Eigenlijk waren dit zilveren schil-
den ter waarde van zes Gelderse stuivers. Snaphaan, dat 'bereden
rover' betekende, was een weinig vleiende, aan het Duits ontleende
bijnaam voor de Geldersen.

de centen van je baas zijn niet van blik!


Je mag wel eens wat harder werken voor je loon.

de dominee preekt maar ééns voor zijn geld


Wordt gezegd tegen iemand voor wie men zijn woorden niet wil
herhalen. Varianten zijn: de paap (pastoor) doet geen twee missen voor
één geld en geen twee deuntjes/liedjes voor één cent zingen.

de rijken hebben het meeste geld

Opgetekend in de 15de eeuw.

denk je, dat ik het geld van een boompje kan schudden/plukken?

een cent voor je gedachten


Ontleend aan het Engelse a penny for your thoughts. Ook wel een
kwartje voorje gedachten.
één knaak tachtig
Een onzinbedrag, een knaak is immers ƒ 2,50. De oudste tekst
waarin de muntnaam knaak tot dusverre is aangetroffen, dateert
van 1689. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bar-
goens) Knök, Kneks, maar verder is de etymologie onbekend.

een kwartje, als je op zijn broekspijpen trapt


Dit zegt men wanneer iemand een broek draagt met veel te korte
pijpen. Alle spreekwoorden en zegswijzen met kwartje zijn elders
in de rubriek 'kwartje' bij elkaar gezet.

61
er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken
Er wordt zo veel geld verspild.

geen dank, liever een tientje

geen twee deuntjes/liedjes voor één cent zingen


Wordt gezegd tegen iemand voor wie men zijn woorden niet wil
herhalen.

geld (alleen) maakt niet gelukkig


Voor het eerst aangetroffen in de tweede helft van de 19de eeuw, in
het werk van Jacob van Lennep: 'Het geld maakt iemand immers
niet gelukkiger.' Soms met de toevoeging: maar het is gemakkelijk
als je het hebt. Een andere variant is: geld maakt niet gelukkig, maar
met een beetje geld ben je wel een beetje minder ongelukkig.

geld als hooi, maar 't is zo lang niet


Dit zei men in Gent en omgeving als antwoord op de vraag: 'Heb je
geld?' Bedoeld werd: ja, maar zeer weinig.

geld speelt geen rol


Vertaling van het Duitse Geld spielt keine Rolle, een uitdrukking die
in 1902 voor het eerst is opgetekend. De Nederlandse vertaling was
al omstreeks 1930 in gebruik, maar de uitdrukking werd algemeen
bekend als stoplap van Olivier B. Bommel in de Tom Poes-albums
van Marten Toonder. In 1968 verscheen een bundel getiteld Geld
speelt geen rol, die vele herdrukken beleefde.

geld zaaien; je moet niet zaaien, het zal niet groeien


Gezegd tegen iemand die per ongeluk geld laat vallen.

heb je geld, dan kun je huizen bouwen, heb je 't niet, dan moet je
stenen sjouwen

heb je het geld bij je? dan hoef je het niet te halen

het geld groeit mij niet op de rug


Opgetekend aan het begin van de 18de eeuw, in de vorm het wast my
op den rugge niet.

62
Dooddoeners

het geld is een groot gemak in een huishouding

het geld ligt niet op straat

het geld ligt niet voor het oprapen/opscheppen

het geld vliegt je portemonnee uit

het lijkt wel of het twee cent kost


Zo slordig ga je ermee om.

hij is aan zijn geefklieren geopereerd


Want hij is zo gierig als wat.

hij is van de behoudende partij


Hij is gierig.

hij valt nog liever van zijn geloof


... dan dat hij iets geeft.

honderd boeren en een dertiendhalf


Bedoeld is: honderd boeren (oprispingen) en twaalfenhalve stuiver
in het kerkenzakje; gezegd wanneer iemand er maar wat op los
kletst. Een dertiendhalf was in de late Middeleeuwen een Holland-
se zilveren munt.

hulde, hulde, geef die vent een gulden

Gezegd als iemand iets doms opmerkt.

ik heb het munt niet aan mijn kont hangen

ja, ik zal voor jou een geldboompje planten!

je denkt toch niet dat ik een geldboompje in de tuin heb staan!

je kunt je gulden maar één keer uitgeven

63
kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord
doet?
Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt.

klappen zijn geen oordjes (want als klappen oordjes waren, ik


klapte mijn zak vol)
Woorden kosten niets. Met een woordspeling op klappen 'praten'.
Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in
zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

kopen kost geld

loop heen hutselen, dan kun je duiten verzamelen

Onzinnige zegswijze om iemand weg te sturen.

menig heeft te veel en niemand heeft genoeg

nou nou, die kakt ook niet voor elven en dan is het nog dun

Hij is zo gierig als wat.

rijk van rekenen maar arm van tellen

u gaat door voor de duizend gulden


Deze dooddoener is ontleend aan het VARA-televisieprogramma
Weet wel watje waagt van Theo Eerdmans uit 1959. Vier specialisten
moesten in vier etappes allerlei vragen beantwoorden. De quiz ein-
digde met de 1000-guldenvraag. In 1961 heette Eerdmans' quiz
Willens en Wetens. Latere quizzen van hem kregen steeds weer
nieuwe titels: Wereldwijs en Tel uitje winst (1964-1967). Hierin was
het maximaal
was daar maartegeld
winnen bedrag
mee te 999 gulden.
verdienen!
Opgetekend in de 18de eeuw.

wees gewaarschuwd jonge held, mooie meisjes kosten geld!


Gezegd tegen een jongen die voor 't eerst met een meisje uitgaat.

werken doet de beurs sterken

64
Dooddoeners

wie alles wist, kwam met vier duiten door de wereld


Voorloper van als je alles van tevoren wist, kwam je met een kwartje de
wereld rond.

wie geld heeft, kan wat kopen

wie het breed heeft, laat het breed hangen


Schertsend gezegd wanneer iemand betaalt of veel uitgeeft.

zeven stuivers en een oude hoed


Goedkoop.

65
Dubbeltje

De naam dubbeltje is sinds het begin van de 17de eeuw in zwang


voor munten ter waarde van twee stuivers. Aanvankelijk zei men
dubbele stuiver.

al naar het valt, zei de jongen, en zijn stuk viel in een hoop met
dubbeltjes

alles komt terecht, behalve de potloodjes en verzopen dubbeltjes


Opgetekend in het midden van de 19de eeuw.

als het schip met dubbeltjes langskomt


Dus: nooit. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wanneer iets ge-
kocht wordt.

als ik mijn verzopen dubbeltjes nog eens terughad


Nooit.

dat gaat goed, zei Maaitje van Overschie, en zij kreeg een zoen met
een dubbeltje erbij

dat is een dubbeltje op zijn kant


Het is erg onzeker hoe het zal aflopen. Ook dat is een stuivertje op
zijn kant.

dat wordt een dubbeltjeskwestie


Dat wordt gezeur over kleinigheden.

66
Dubbeltje

dubbeltjes en kwartjes
Weinig, een klein bedrag, kleingeld.

een dubbeltje kan raar rollen


Het kan wel anders aflopen dan je verwacht. De uitdrukking komt
ook voor met stuiver of kwartje.

een dubbeltje op het zand zetten


Dat is: er een borrel voor drinken. Zo raak je 't kwijt, zoals het in het
zand verloren raakt.

een dubbeltje tweemaal om moeten draaien

er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken


Er wordt zo veel geld verspild.

het geld valt wonderlijk, zei losse Dirk; hij verloor een dubbeltje op
de draaibrug, en vond het in de grote kerk terug

het komt terecht, beter dan verzopen dubbeltjes, of je moet met de


dochter van de kastelein trouwen

hij heeft de dubbeltjes


Hij heeft het geld.

hij is overal als de kwade dubbeltjes


Overal bekend zijn, net als ondeugdelijk geld.

hij is zo beschaamd als een bedelaar voor een dubbeltje


Hij is onbeschaamd.

hij is zo goed als een dubbeltje


Hij is goed te vertrouwen. Een variant is: daaldertjes is goed geld ('zij
zijn goed te vertrouwen'). Daalders en dubbeltjes werden van goed
allooi geslagen, dat wil zeggen: hun zilvergehalte was betrouwbaar.

hij kan van een dubbeltje ook maar tien cent maken
Hij kan niet toveren met geld.

67
hij keert een dubbeltje driemaal om en gooit een gulden weg
Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

hij loert op de dubbeltjes


Hij is gierig.

hij loopt dubbeltjes te zoeken


Gezegd van iemand die voorovergebogen loopt en naar de straat-
stenen kijkt.

ik zou je in goud laten beslaan, als het een dubbeltje per pond
kostte
In goud laten beslaan is 'een gouden omhulsel geven'.

je bent lief, maar statendubbeltjes zijn nog beter


Geld gaat boven alles. De statendaalder werd in 1577 voor het eerst
geslagen en is genoemd naar de (Algemene) Staten; statenduhheltje
is verder niet gevonden, maar het zal om een munt uit dezelfde pe-
riode gaan.

kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord
doet?
Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt.

keer eerst je dubbeltje nog eens om


Doe maar zuinig.

laat je niet aan een dubbeltje kennen


Laat niet om één dubbeltje blijken wat een gierigaard je bent. Ook
gezegd met betrekking tot een verborgen trek van iemands karak-
ter. In plaats van dubbeltje zei men ook frank of gulden.

niet op een dubbeltje kijken


Makkelijk geld uitgeven.

ook een dubbeltje op de visbank hebben


Ook wat in te brengen hebben. De visbank is de toonbank van de
visverkopers. Wat die ermee te maken heeft, is niet duidelijk.

68
Dubbeltje

op de dubbeltjes passen
Niet verkwistend zijn.

rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar


Zuinigheid voert tot rijkdom.

voor een dubbeltje op de eerste rang/rij willen zitten


Het beste willen voor weinig geld. Pas opgetekend in de 20ste
eeuw. Een variant is: voor een kwartje naar Amsterdam willen.

wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen dubbeltje komen
Hij ontgaat zijn lot nooit. Dezelfde spreuk komt voor met oordje/
stuiver, penning/stuiver, stuiver/daalder en stuiver/gulden.

zo plat als een dubbeltje


Heel erg plat. Gezegd van vrouwen die geen boezem hebben. In
plaats van dubbeltje zegt men ook pannenkoek, slijpplank of scholletje.
De Fransen zeggen plate comme une punaise of sole 'zo plat als een
wandluis, zeetong'.

69
Duit

De muntnaam duit, die vroeg in de 15de eeuw voor het eerst is op-
getekend, gaat terug op een woord met de betekenis 'iets dat is af-
gesneden', dus een stukje metaal dat van een groter geheel is afge-
sneden. Duit is een van de vijf muntnamen die in de spreuken het
meest voorkomen. De waarde van de duit, die tot in de 18de eeuw
in gebruik is gebleven, was steeds 1/8 stuiver (1/4 groot). Tot 1573
waren deze munten van zilver, daarna van koper.

arme lieden zonder duiten vliegen overal buiten


Zij worden overal de deur uitgegooid.

beter een duit in de hand dan een blanke in de kant


Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. Een blank of blan-
ke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank)
zilver; het was niet veel waard.

beter een duit in eer, dan een gulden in oneer

daar win je geen duit mee

Je schiet er niks mee op.

dat heeft hem een aardige/lieve duit gekost

dat is lelijk/bitter goed, geef mij nog voor vier duitjes


Schertsend gezegd door iemand die nóg wel een borreltje wil.

70
Duit

de duiten bijten hem


Het geld lijkt hem pijn te doen, zo snel wil hij het kwijt.

duit noch malie hebben


Een malie was een muntje van geringe waarde.

duiten en een goede consciëntie (een goed geweten) zijn broertjes


en zusjes
Wie geld heeft, heeft geen last van zijn geweten.

duiten schaven
Gierig zijn.

een duit gezocht en een oordje verloren

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

een duit met gaatjes


Iets wat helemaal niets te betekenen heeft. Een duit is al weinig
waard, een duit met gaatjes nog minder.

een (hele) bom duiten bezitten

een mooi duitje aan iets verdienen

een slechte bedelaar, die geen duit kan missen


een ton goud wensen vult de beurs net zo weinig en doet de schouw
niet meer roken, dan een duit wensen
Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen.

een winkelier moet zowel opstaan voor een duit als voor een stuiver
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Al opgetekend in de
18de eeuw.

ergens een slordige duit aan verdienen

geen duit in de mars hebben


De mars was de korf met koopwaar die een kramer op zijn rug
droeg (vandaar ook: marskramer).

7 1
grote ruiten zonder duiten
Mogelijk een toespeling op de tijd dat grote glazen ruiten een luxe
waren. Iemand die de schijn ophield, had wel grote ruiten, maar
geen geld.

het is een ouwe duitendief

Het is een vrek.

het is geen duit waard

het is zo waar als een duit een duit is


Het is beslist waar.

het is zo zeldzaam als een Uiterse duit


Een Uiterse duit is een Utrechtse duit, die, zoals alle duiten, vol-
strekt niet zeldzaam was.

het zit er zo dun op als het goud op een duits klootje


Een duits klootje is een balletje ter waarde van een duit, dus heel
goedkoop. Wat voor balletje oorspronkelijk bedoeld werd, is niet
duidelijk.

hij denkt dat al zijn duitjes stuivers waard zijn


Hij handelt onverstandig.

hij heeft de duiten beet en laat ze fluiten


Hij weet zijn geld goed te besteden.

hij heeft veel kak, maar weinig duiten


Hij is een opschepper.

hij is op de duiten/penning, als de duivel op een zieltje


Hij is op de penning.

hij is overal als de kwade duiten


Hij is overal bekend, net als ondeugdelijk geld. Er was vroeger veel
vals of anderszins ondeugdelijk geld in omloop.

7 2
Duit

hij ligt met de centen/duiten


Hij heeft veel geld.

hij schijt, zei Jeroen, alsof hij marsepein voor een duit kocht
Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijt
stond in de spreekwoordenverzamelingen doorgaans sch....

hij wil ook een duit in de vedel steken


Hij wil ook iets onbelangrijks bijdragen, te berde brengen. Een ve-
del was een strijkinstrument, een voorloper van de viool. Misschien
is deze uitdrukking afgeleid van de gewoonte om muzikanten te be-
lonen door geld in hun instrument te stoppen.

hij zet zijn laatste duit op het spel

hij ziet eruit, dat men hem zijn zondagsduiten in bewaring zou
geven

Zo'n vroom gezicht heeft hij (maar hij is niet te vertrouwen),

hij zou een duit in tweeën bijten


Geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splij-
ten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.
hij zou niemand een duit schuldig blijven als hij met leugens zijn
schulden kon betalen
Hij is rijk aan leugens.

iemand van vier duiten terug geven


Iemand flink de waarheid zeggen, op zijn nummer zetten.

ik geef er geen koperen duit voor

ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het
is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten
Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was
dertig stuivers waard, dus één duit meer.

ik zou je in goud laten beslaan, als het een duit per pond kostte
In goud laten beslaan is 'een gouden omhulsel geven'.

73
Jan op een duit
Gierigaard.

je kon Hercules eerder zijn kolf uit handen rukken dan een duitje
uit zijn beurs
Kolf betekent hier 'knuppel'. De mythische figuur Hercules was
buitengewoon sterk.

je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij
gooide een duit te grabbel

je kunt hem eerder een tand uit zijn mond trekken, dan een duit uit
zijn zak kloppen
Hij zit op zijn geld.

je maakt de jonker, en hebt penning noch duit bij te zetten


Gezegd van een opschepper.

kruis noch duit hebben


Blut zijn.

loop heen hutselen, dan kun je duiten verzamelen


Onzinnige zegswijze om iemand weg te sturen.

met de duiten zitten


Geld hebben.

moed hebben als een schelvis van drie duiten


Geen moed hebben, laf zijn.

om duits-waar een half uur dingen


Duits-waar zijn artikelen van een duit (niet: uit Duitsland), dus heel
goedkoop; daar moet je geen halfuur over onderhandelen.

ook een duit in het zakje doen


De uitdrukking kent veel variaties met andere geldstukken en attri-
buten, bijvoorbeeld: ook een cent in het buultje doen; een loodje in het
zakje leggen, een oordje in de schaal te leggen hebben; hij wil ook een duit
in de vedel steken.

74
Duit

op/om een duit doodblijven


Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip-
pen.

van duit tot stuiver


Tot in de kleinste bijzonderheden, als in een rekening waarin de
kleinste bedragen worden verantwoord.

Venus en Bacchus zijn rare guiten, ze maken het hoofd op hol, en


plunderen de duiten
Venus symboliseert liefde en seks, Bacchus de drank. Beide figuren
gaan terug op de klassieke mythologie.

voor zeven duiten koopt men niet veel

wie alles wist, kwam met vier duiten door de wereld


Voorloper van als je alles van tevoren wist, kwam je met een kwartje de
wereld rond.

wie een duit versmaadt, is de gulden niet waard


Variant op: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

zijn stuivers zijn negen duiten waard


Een gewone stuiver is acht duiten waard, dus hij is een geluksvogel.

zo moet het binnenkomen, zei de koopman, en hij werd voor een


duit aan krijt uit bed gebeld
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

zo plat als een duit


Heel erg plat.

75
Duivel, bijgeloof

de boer zit op een cent als de duivel op een ziel


In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden
afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig.

de duivel schijt altijd op de grootste hoop


Wie al geld heeft, krijgt er nog meer bij.

de geldduivel heeft hem beet


Hij is gierig.

duivels zak is nooit vol


Een gierigaard heeft nooit genoeg.

een cent met een gat geeft/heeft/brengt/vindt/wint altijd wat


Van een cent met een gat dacht men dat hij geluk bracht.

het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten


Om het geld verricht menigeen slechte daden, maar het geld blijft
in de wereld.

hij draagt een wisseldaalder bij zich


Op onbegrijpelijke wijze beschikt hij steeds over geld. De oor-
spronkelijke betekenis van wisseldaalder is 'daalder die als reken-
munt wordt gebruikt in betalingsverkeer per wisselbrief. In de
volkstaal werd dit echter 'daalder die steeds terugkeert in de zak van

76
Duivel, bijgeloof

de eigenaar wanneer hij is uitgegeven'. Zo'n geldstuk werd ook een


duivelspenning, een hekelpenning of een heksenpenning genoemd.

hij is op de duiten/penning, als de duivel op een zieltje


Hij is op de penning.

hij lijkt op de kwade penning: hij komt altijd weer thuis

hij zou de drommel/duivel voor geld dienen


Hij doet alles voor geld. Drommel is een eufemistische benaming
voor duivel (ook in om de drommel niet 'zeker niet, in 't geheel niet').

voor geld kan je de duivel laten dansen


Met geld kun je alles gedaan krijgen.

waar geld is, daar is de duivel, en waar geen geld is, daar is hij
tweemaal
Geld zorgt voor onvrede, maar armoe nog twee keer zoveel.

waar geld is, duivel is; waar geen geld is, duivel en zijn moeder is
Het gaat hier om een Vlaams spreekwoord.

wie geld heeft, krijgt de droes (duivel) te vriend, en alle hoeden tot
zijn devotie
Wie geld heeft maakt veel vrienden, en iedereen let erop dat hij de
centen eerlijk over hen verdeelt.

zijn zakken zijn van duivelsleer, zij kunnen geen kruis houden
Bedoeld is het kruis - symbool van het geloof - dat op oude mun-
ten staat, waartegen de duivel machteloos zou zijn.

zwaluwen in het dak, guldens op zak


Volgens een algemeen verbreid volksgeloof brengt de zwaluw ge-
luk.

77
Duur

daar hangt veel geld aan

dat gaat boven mijn prik

Dat is voor mij te duur. Prik is etymologisch niet verklaard,

dat hakt erin

Dat slaat een gat in de geldmiddelen,

dat heeft hem een aardige/lieve duit gekost

dat is een kies uit je mond

Een grote, pijnlijke ingreep, maar dan in de portemonnee,

dat kost baarden


Een baard was in België oorspronkelijk een frank met daarop het
baardig hoofd van koning Leopold n (1865-1909).
dat kost heel wat hanskes
Dat kost veel geld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een
(van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje',
maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of'geld'.
Vooral in Zuid-Nederlandse bronnen komt men het tegen in de
spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt). In
Gent zei men trouwen voor de ans 'om het geld'. Moeten ansen of
hansen betekent 'het gelag moeten betalen'.
78
Duur

dat kost klauwen met geld

dat ruikt naar de mosterd


Net als bijvoorbeeld peper werd mosterd vroeger in zegswijzen ge-
bruikt om aan te geven dat iets duur is. Mogelijk is deze zegswijze
beïnvloed door dat ruikt naar de mutsaard (brandstapel), die bete-
kent dat iets zweemt naar ketterij.

familieraad kost geld


Overleg met familieleden kost veel tijd, en dus geld (want time is
money).

handen vol met geld kosten

het geld vliegt je portemonnee uit

het ruikt naar geld

Dat is duur! Opgetekend in de 19de eeuw.

het vreet geld

iemand een kies trekken

Iemand diep in de beurs tasten of anderszins iets akeligs aandoen,

iets tegen de penning zestien verkopen


Zeer duur verkopen, zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent
die 'op de penning zestien' heet.
kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van
de kleren
Kleding waarvan de noppen ('knopen') zijn afgesleten is een bewijs
van armoede of mindere welvaart. Kortom: kinderen kosten veel
geld.
naar de peper ruiken
Duur zijn; peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd ge-
associeerd met rijkdom.

79
wees gewaarschuwd jonge held, mooie meisjes kosten geld!
Gezegd tegen een jongen die voor 't eerst met een meisje uitgaat.
Opgetekend in de tweede helft van de 20 ste eeuw.

wie wil bouwen, moet twee penningen voor één tellen


Waarschijnlijk wil dit zeggen dat bouwwerken gewoonlijk twee-
maal zo duur uitvallen als begroot.

zo veel geld bezit ik met mijn hele familie niet


Om schertsend aan te geven dat iets wel erg duur is.

80
Geld is almachtig,
geld opent alle deuren

al geld, wat de klok slaat

alleen het geld maakt de held

alleen met geld zal hij worden geveld

als geld spreekt, zwijgt elk

als 't geldje in het kistje klinkt, het zieltje uit de hel/in de hemel
springt
Dit van oorsprong Duitse rijmpje, dat in het Nederlands pas in de
19de eeuw is opgetekend, verwijst naar de rooms-katholieke aflaat-
handel in het begin van de 16 de eeuw, die mede de aanzet gaf tot de
Hervorming. Aflaten boden kwijtschelding van de straffen die een
zondaar moest ondergaan alvorens in de hemel te kunnen komen.

ben je hoer/schelm of ben je dief, heb je geld, men heeft je lief

beschimmeld geld maakt edel


Zelfs beschimmeld geld is goed genoeg om iemand voor edel te
doen doorgaan. Het tegenovergestelde wordt gezegd met een leren
beurs zal geen zijden beurs worden, al doet men er veel geld in.

de liefde doet veel, maar het geld doet alles

81
de misslagen der geneesheren worden met aarde bedekt, de gebre-
ken der rijken met geld

de penningen doen de paarden lopen


Met geld kun je alles bereiken.

de penningen hebben altijd de muts in de hand om oorlof


(= vrijheid) te nemen
Dit betekent vermoedelijk dat wie over geld beschikt, zich alles kan
veroorloven. De zegswijze dateert uit de 16de eeuw.

des pennings reden klinken best


De taal van het geld klinkt het duidelijkst.

door gouden ketenen verbonden zijn


Werd gezegd van mensen die om het geld met elkaar getrouwd
zijn.

duiten en een goede consciëntie (een goed geweten) zijn broertjes


en zusjes
Wie geld heeft, heeft geen last van zijn geweten.

een zilveren hamer verbreekt ijzeren deuren


(Zilver)geld is machtiger dan ijzer.

eerst naar het geld gevraagd, en dan van deugd gewaagd


Gewagen betekent hier 'spreken over'.

geen berg zo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet op
klimt
Door middel van geld kan zelfs de domste mens tot de hoogste
ambten geroepen worden.

geen zo sterke en hoge wallen, die men met geen geld doet vallen
Geld overwint iedere afweer.

geld beheert/regeert de wereld

82
Geld is almachtig, geld opent alle deuren

geld bindt de mond toe

Met geld kun je iemand het zwijgen opleggen.

geld dekt alles

geld doet altijd alles: wat is, wat was, wat wezen zal

geld gaat boven recht

geld, geweld en gunst breekt recht, zegel en kunst


Bezit, macht en relaties zijn van doorslaggevender betekenis dan
rechtschapenheid en bekwaamheid.
geld heeft/doet geweld

Geld is macht. Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

geld is een sleutel die op alle sloten past

geld is de boodschap
Ieder vraagt alleen maar geld.

geld is de rechte liefde


Geld is de ware liefde. Opgetekend in de eerste helft van de 17de
eeuw.

geld opent alle deuren


Aan het eind van de 19de eeuw voor het eerst aangetroffen, in
Vlaanderen, in de vorm geld doet alle deuren open. Het beeld is ech-
ter al ouder. Zo dateert de uitdrukking laat de man doorgaan, hij
heejt geld gegeven al van het begin van de 18de eeuw.

geld maakt alles goed

geld raakt nooit uit de mode

geld vermag (verantwoordt) alles


Voor geld krijgt men alles gedaan.

83
geld-redenen klinken best

In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

giften en gaven breken zelfs de steenrotsen

God is de liefste en de penning is de waardste


Een spreekwoord uit de 16de eeuw.

heb je geld, dan heb ik liefde

Geld opent alle deuren.

het gaat om het geld tot aan de hemelse poort

het geld brouwt, bouwt, trouwt en houdt


Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

het geld, dat stom is, maakt recht, dat krom is, en sneêg (snedig =
scherp, slim) dat dom is
Onrechtmatigheden worden over het hoofd gezien bij iemand die
geld heeft. Deze uitdrukking dateert uit de 16de eeuw. Een moder-
ne variant is: het geld dat stom is, maakt recht wat krom is.

het geld is de god der wereld

het geld maakt de man

Een 17de eeuwse voorganger van de kleren maken de man.

het geld maakt de markt

het geld regeert het land

het geld (zij) is de bruid, waarom gedanst wordt


Alles draait om geld.

het zijn rode vossen


Het is goudgeld. Al sinds de 16de eeuw werd vos in de dieventaal ge-
bruikt voor 'gouden munt'. Dit vanwege de vanwege de goudgele
kleur van de vacht.

84
Geld is almachtig, geld opent alle deuren

hetzij paap hetzij geus, geld is overal de leus


Voor het eerst opgetekend in 1550. Paap was onder de protestantse
geuzen een scheldnaam voor 'rooms-katholiek'. Dit scheldwoord is
waarschijnlijk indirect afgeleid van het Griekse pap(p)as dat 'va-
der', maar ook 'geestelijke' betekent.

is de juffer krom of blind, geld maakt dat ze een vrijer vindt

je bent lief, maar statendubbeltjes zijn nog beter


Geld gaat boven alles. De statendaalder werd in 1577 voor het eerst
geslagen en is genoemd naar de (Algemene) Staten; statendubbeltje
is verder niet gevonden, maar het zal om een munt uit dezelfde pe-
riode gaan.

kom je om/aan zijn geld, dan kom je om/aan zijn leven

men kent overal geld

met een handvol geld komt men verder dan met een zak recht

Met bezit bereikt men meer dan met gerechtigheid.

met een zilveren sleutel opent men alle deuren

met geld geraak je aan alle dingen


Met geld is alles te krijgen. Voor het eerst opgetekend in de 16de
eeuw.

met geld in de zak ben je overal thuis

met geld kun je alles goedmaken

met splinters is men machtig


Met geld is men machtig. Splint, splinter, ook wel splenters, betekent
'geld'. Het woord, dat al in de 17de eeuw vrij gangbaar was, is in de
loop van de 20ste eeuw in onbruik geraakt. De herkomst van deze
woorden in deze betekenis is onduidelijk.

85
om de poen is 't al te doen
Poen gaat misschien terug op ponem, een Jiddisch woord voor 'ge-
zicht', namelijk het portret op de munt.

om gelds wil is het al te doen

partij trekken voor de geldzak

pennings reden wordt aanbeden

De taal of de argumenten van het geld staan in hoog aanzien,

schijt eer, geld is de man


Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijt
stond in oude spreekwoordenverzamelingen doorgaans sch....
uitheems geld maakt vreemden tot vrienden

van nee wordt ja met geld gemaakt, en 't ja door hetzelfde nee
geraakt
Met geld kun je nee tot ja maken, en ja tot nee. Een zegswijze uit het
midden van de 19de eeuw.

vier dingen laten zich niet verbergen/houdt men niet onder met ge-
weld: vuur, geld, hoest en liefde
Een i6de-eeuws spreekwoord.

voor geld gaat zelfs de hemel open


Geld opent alle deuren. Het tegengestelde wordt beweerd in: geld
opent alle sloten, behalve die van de hemel. Beide zegswijzen dateren
overigens uit het begin van de 18de eeuw.

voor geld is alles te koop

voor geld kan je de duivel laten dansen


Met geld kun je alles gedaan krijgen.

voor klinkende munt heeft iedereen open oren


Geld opent alle deuren.

86
Geld is almachtig, geld opent alle deuren

voordat je je geld kwijt bent, vind je vrienden in overvloed

waar munt klinkt, leent men gehoor, handen en voeten

wanneer de sleutel is van goud, waar is dan een slot dat houdt?

wat kan het lieve geld niet doen

wat wordt er al niet gedaan om dat smerige geld!

weg consciëntie (geweten), als het geld kost

wie de kluiten heeft mag spreken


Kluiten zijn hier een onbepaalde hoeveelheid geld. Een kluit was
vroeger in België een muntstuk van tien centiem.

wie geld heeft, heeft het geweld


Geweld betekent hier 'macht'.

wie met gouden wapens vecht, heeft altijd het beste recht
Gouden wapens zijn 'geld, gouden munten'.

wie veel rode vossen heeft, leeft in de meeste eer


Rode vos betekent hier 'gouden munt'.

zelden mist, wie met een gouden angel vist


Een angel is een vishaak. Met gouden angel wordt natuurlijk bedoeld
'geld'.

87
Geld is gevaarlijk

als het huwelijk is om het gelletje, dan wordt het vaak een helletje
Gelletje is een verbastering van geld. Een variant is: die trouwt het vel-
letje om het gelletje, verliest het gelletje en houdt het velletje. Velletje staat
hier voor 'vrouw'.

beter een duit in eer, dan een gulden in oneer

bij geldzaken houdt alle gemoedelijkheid op

bij loterijgeld is geen zegen


Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw.

de klank van de penning verdooft alle redenen


Rijke mensen worden altijd geloofd.

door geld wordt menige strik gelegd

Een spreekwoord uit het midden van de 16de eeuw.

een lege beurs is het veiligste paspoort

geld baart onrust/zorg

geld brengt geen vrede


Geld is gevaarlijk

geld is een goede dienaar, maar een slechte meester


Een voorloper is te vinden bij Horatius: Imperat aut servit collecta pe-
cunia cuique, dit is 'het vergaarde geld beheerst of dient zijn bezit-
ters'.

geld is moeilijk te besturen

het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten


Om het geld verricht menigeen slechte daden, maar het geld blijft
in de wereld.

het geld is niet kwaad, maar het bederft er menigeen

het is het geld waarom men naar de hel loopt


Deze zegswijze is onder meer te vinden in een gedichtje uit 1730:
't Is 't Geld waer me men alles koopt,/ 't Is 't Geldt daer m'om naer
d'helle loopt;/ 't Is 't Geldt dat alle fauten deckt,/ 't Is 't Geldt dat
goedt en quaedt verweckt.

het meeste geschil en krakeel is om te weinig of te veel


De meeste ruzie komt voort uit geldzaken; de verdeling van geld of
goederen is een bron van twist.

in geld, in vrouwen en in wijn, is deugd en vreugd, maar ook venijn


Een voorloper is te vinden bij Jacob Cats: 'Een schoone vrou, en soe-
te wijn, Die zyn vol heymelick fenijn.'

je moet het geld de wet voorschrijven, niet eraan gehoorzamen

listig geld steelt en wordt gestolen; ook geeft het eer, en eer wordt
erdoor verloren
Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

penningen doen de man zorgen


Reeds gevonden in het midden van de 16de eeuw.

rivieren die in korte tijd hoog wassen, hebben veel troebel water in
Als iemand in korte tijd rijk wordt, is er doorgaans veel oneerlijk
verworven geld bij.

89
strijkgeld is vaak strikgeld
Strijkgeld - geld dat je opstrijkt - is de premie die uitgeloofd wordt
voor wie bij het opbieden op een veiling het hoogste bod doet, of
vóór de afslag het hoogste bod dat gedaan is nog verhoogt. Wie
daarop aast, kan ook aan de koop blijven hangen en zo in de strik lo-
pen.

veel geld, veel (kop)zorgen


Hetzelfde wordt gezegd door onder meer hoe meer goed, hoe meer
zorg; veel koeien, veel moeien en groot schip, grote zorg.

veel zonden worden door het geld gevonden


Bezit van geld leidt tot de zonde.

voor de Mammon buigen


De Mammon wordt in het bijbelboek Mattheus (6:24) genoemd als
de god van het geld. Mammon is ontleend aan een Semitisch woord
dat 'rijkdom' betekent. Het is gebruikelijk in de bijbelse taal en
wordt altijd in ongunstige zin gebruikt (zo ook: de Mammon die-
nen).

wie goed heeft, heeft twist

wie op goud staart, verblindt zijn gezicht


Door rijkdom en geld moet men zich niet laten misleiden.

wie van het kwaad scheidt, heeft een goed daggeld


Daggeld is 'dagloon'.

wie zich met een mijt tevreden stelt, zal men niet voor een daalder
bedriegen

Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde,

zij hebben het geld niet, maar het geld heeft hen

zo gewonnen, zo geronnen
Wil zeggen: geld of bezit dat snel is verworven, kan net zo snel weer
verdwijnen (geronnen is 'weggevloeid').

90
Geld is niet alles

alle harten zijn gezusters, alle beurzen geen gebroers

Men is milder met vriendschapsbetuigingen dan met geld.

als de dood ons nedervelt, is het uit met goed en geld

alsof wij benen voor een daalder konden kopen

beleefdheid kost geen geld

beter een schat van eer dan van goud

beter een vriend over/op de weg dan geld in de koffer/beurs

Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

beter mest in het land dan stuivers in de hand

de een doet het uit liefde, de ander om eer, de derde om geld


Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.
deugd is de beste munt

een goede naam is beter dan olie


Een goede naam gaat boven alles. Olie staat hier voor 'geld'. Ont-
leend aan het bijbelboek Prediker (7:1): 'Een goede naam is beter
dan goede olie en de dag des doods is beter dan de dag van iemands
geboorte.'

9 1
één penning met recht is beter dan duizend met onrecht

Eerlijkheid gaat boven alles.

een vriend is beter dan geld in de beurs

er is geen goud zo rood, of het moet weg voor brood

geld (alleen) maakt niet gelukkig


Voor het eerst aangetroffen in de tweede helft van de 19de eeuw, in
het werk van Jacob van Lennep: 'Het geld maakt iemand immers
niet gelukkiger.' Soms met de toevoeging: maar het is gemakkelijk
als je het hebt. Een andere variant is: geld maakt niet gelukkig, maar
met een beetje geld ben je wel een beetje minder ongelukkig.

geld is maar slijk


Gezegd wanneer iemand te hoge waarde aan het bezit van geld toe-
kent. Ook: goud (of: geld) is het slijk der aarde. Slijk betekent eigenlijk
'doorweekte klei- of veenachtige grond'.

geld opent alle sloten, behalve die van de hemel


Het tegengestelde wordt beweerd in: voor geld gaat zelfs de hemel
open. Beide zegswijzen dateren uit het begin van de 18de eeuw.

geld speelt geen rol


Vertaling van het Duitse Geld spielt keine Rolle, een uitdrukking die
in 1902 voor het eerst is opgetekend. De Nederlandse vertaling was
al omstreeks 1930 in gebruik, maar de uitdrukking werd algemeen
bekend als stoplap van Olivier B. Bommel in de Tom Poes-albums
van Marten Toonder. In 1968 verscheen een bundel getiteld Geld
speelt geen rol, die vele herdrukken beleefde.

geld vergaat, kunst duurt altijd

geld verloren, iets verloren; eer verloren, meer verloren; ziel verlo-
ren, al verloren
Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

92
Geld is niet alles

giften en gaven maken nichten en magen/schenken en geven


maakt veel nichten en neven
Als je geld hebt en vrijgevig bent, herinneren zelfs de verste magen
(bloedverwanten) zich dat ze familie van je zijn.

goede faam is beter dan geld of goed

goede moed is half teergeld


Teergeld is geld dat iemand heeft voor zijn vertering, geld om van
te leven.

het beste reisgeld is de deugd


In 1632 opgetekend door Jacob Cats, in de vorm het beste reys-gelt is
de deugt.

het is beter arm te zijn met eer, dan met schande zijn geld
vermeren
Reeds in 1550 geboekstaafd, in de vorm: het is beter, arm mit eeren,
dan rijck mit schanden.

liever geldeloos dan vriendeloos


Een variant is: beter goedeloos dan vrienddoos.

liever oordje zeker en het geweten zuiver


Liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te
worden. Men zei ook op oordje-zeker spelen 'geen geld geven of lenen
tenzij tegen goede waarborg of onderpand'. Een oordje was een
kwart stuiver.

waar geld is, daar is de duivel, en waar geen geld is, daar is hij
tweemaal
Geld zorgt voor onvrede, maar armoe nog twee keer zo veel.

waar geld is, duivel is; waar geen geld is, duivel en zijn moeder is
Het gaat hier om een Vlaams spreekwoord.

wat heeft hij nu met al zijn centen?


Wat baat hem zijn fortuin?

93
wie reist zonder geld, vreest geen geweld
Aangetroffen in de eerste helft van de 17de eeuw.

wie zich met een mijt tevreden stelt, zal men niet voor een daalder
bedriegen
Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

94
Geld is nuttig

de klank van (het) geld vermag veel

Met geld krijgt men veel gedaan.

Friese trouw en Hollandse dukaten, daar kan men ver mee komen

geld dat plat is, maakt droog wat nat is


Met geld kan men indijkingen en droogmakingen tot stand bren-
gen.
geld is de beste dienaar

geld is steeds de vrek tot straf, maar de arme tot een staf
Met staf wordt bedoeld 'de bedelstaf (dit is: de stok van de bede-
laar).

geld/loon verzoet/verzacht de arbeid


De vroegste vormen van deze spreuk dateren van het begin van de
16 de eeuw.

het geld is een groot gemak in een huishouding

klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal


Soms met de toevoeging: maar het verstaanbaarst klinkt hartentaai.

95
met geld kun je veel gaten stoppen
Met geld is menig tekort te stoppen. Bij uitbreiding, met geld kan
men vele moeilijkheden te hoven komen.

met het geld is het goed te doen


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

met het geld koopt men de mooiste kersen/schoonste krieken van


de markt

met volle beurzen kan men builen slaan

Met geld kun je veel uitrichten.

oude vrienden, oude wijn en oud geld prees men al vanouds

schoon geld kan veel vuil dekken


Een variant van het geld dat stom is, maakt recht wat krom is.

waar geld is, duivel is; waar geen geld is, duivel en zijn moeder is
Het gaat hier om een Vlaams spreekwoord.

96
Geld is onontbeerlijk

als de beurs leeg is, wordt ze een vod


Zonder geld is de beurs - en de mens - niets waard.

als er zaad in het bakje is, kan de vogel pikken


Alleen als er geld is, kan men zijn behoeften bevredigen. Zaad staat
in diverse uitdrukkingen voor 'geld'.

als je geen kop hebt, kun je niet uit het raam kijken
Je kunt niets kopen zonder geld.

als je geld hebt, doe je wonderen, heb je het niet dan is het
donderen

de dagelijkse penning vermag zo veel


De dagelijkse penning is de penning die men nodig heeft voor het da-
gelijks brood.

de één heeft het (geld), de ander heeft het niet en de derde had het
wel graag

de één moet men betalen, en de ander geld geven


Het is lood om oud ijzer.

de penningen maken de oorlog


Oorlogvoering verslindt geld.

97
de stenen vragen geld
Zelfs het geringste kost geld.

droge knopen binden niet veel


Zonder geld bereikt men niet veel.

een lege beurs staat moeilijk recht


Zonder geld bereikt men niks.

een paard en geld en goed Latijn, dat brengt een lanser over de Rijn
Een lanser was een met een lans bewapende cavalerist. 'Over de
Rijn' staat hier voor 'de wijde wereld in'. In 1632 opgetekend door
Jacob Cats.

er moet geld op tafel komen

einde geld, einde geloof

geen spel verloren dan bij gebrek aan geld

geen zwaarder rouw dan om geldverlies

geld en mest heeft een boer nooit te veel

geld is de blom, wie 't niet heeft, zucht erom


Blom in de zin van bloem, het fijnste wat er is.

geld is de gesp van het harnas


Zonder geld is oorlogvoeren niet mogelijk.

geld is de levensfontein

geld is de zenuw van de oorlog/negotie


Oorlog en negotie 'handel' kunnen niet zonder geld. Vertaling van
de Latijnse uitdrukking pecunia (est) nervus belli. Varianten zijn geld
is de ziel van de negotie/handel/oorlog/alles.

geld maakt vrienden


Al opgetekend in de 16de eeuw.

98
Geld is onontbeerlijk

gereed geld lijdt geen kommer


Gereed geld is contant, onmiddellijk beschikbaar geld.

gouden vinken zijn de beste voorspraak


Gouden vinken of goudvinken zijn goudstukken.

heb je geld, dan kun je huizen bouwen, heb je 't niet, dan moet je
stenen sjouwen

heb je geld, je bent geteld


Wie geld heeft, telt mee.

heeft het liefje splint, dan wordt ze meer bemind


Als zij geld heeft, wordt zij meer bemind. Splint, splinter, ook wel
splenters, betekent 'geld'. De herkomst van deze woorden in deze
betekenis is onduidelijk.

het beste geloof is een gelders geloof


Wie goed betaalt, heeft het meeste krediet. Gelders geloof staat niet
voor 'het geloof zoals in Gelderland', maar voor 'het geloof in geld'.

het dode geld doet leven

het geld breekt geen vriendschap


Zolang men geld heeft, heeft men vrienden. Soms met de toevoe-
ging: doch: zonder geld, zonder vrienden.

het geld is maar drek, maar wie het niet heeft, staat als een gek

het is al geld waar de mens zijn poten aan steekt

het is in Rome de grootste zonde geen geld te hebben


Rome staat hier voor de hoofdstad van de Kerkelijke Staat; ook daar
draait alles om geld.

het rad kan niet lopen, als 't niet gesmeerd is


Zonder geld kan men niet leven.

99
koken moet kosten

De huishouding kan niet zonder geld, het landsbestuur evenmin,

kunst wordt door geld gevoed

men kent verloren geld en goed pas dan, wanneer men 't missen
moet

men lokt geen haviken met lege handen

Zonder geld kun je weinig doen.

met beleefdheid en geld krijgt men alles gedaan

met lege handen is het kwaad snoeken vangen

Zonder geld kun je weinig doen.

naar gelds macht wordt men geacht

van de lucht kan men niet leven


van twee zaken moet men dagelijks de waarde meer leren kennen:
geld en geloof
voor geld en goede woorden kan men overal terecht komen/is er
nogal wat te koop

voor noppes/niets gaat de zon op

waar geld ontbreekt, spreekt men tevergeefs

wie niet kan betalen met geld, moet het met zijn huid/rug boeten

wie zijn vrouw verliest, en vijf groten, het is jammer van het geld
De m u n t groot, die uit de Middeleeuwen stamt, had geringe waar-
de, maar vijf groot was volgens deze spreuk nog altijd m e e r waard
dan een echtgenote.

ioo
Geld is onontbeerlijk

geen geld, zonder geld

arme lieden zonder duiten vliegen overal buiten


Zij worden overal de deur uitgegooid.

een leger zonder geld heeft altijd een lege buit


Geld is voor de oorlogvoering noodzakelijk.

een man zonder geld is een lijk

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

een man zonder geld is een schip zonder zeilen

een man zonder geld verdwijnt en versmelt


een schipper zonder geld is de gek van een bootsman
De bootsman was de hoogste onderofficier op een schip, de aan-
voerder van de bemanning. Een schipper zonder geld zou door de
bootsman niet serieus genomen worden.

geen fluit, geen dans

Zonder geld kun je niets gedaan krijgen.

geen geld, geen waar/waren

geen geld, geen Zwitsers


Zonder geld wordt niets afgeleverd, wordt er niet gewerkt. Volgens
de overlevering is deze uitdrukking ontstaan in 1521. Frans 1 van
Frankijk verdedigde indertijd de stad Milaan tegen koning Karei v.
Toen de Franse koning de Zwitserse huurtroepen niet langer kon
betalen, antwoordde hun aanvoerder: 'Point d'argent, point de
Suisses', waarna hij en zijn mannen vertrokken.
geen geld meer, geen vrienden meer
Varianten zijn: geldeloos, vriendeloos; zondergeld, zonder vrienden en
wie geldeloos is, zijn vrienden zijn dun (met dun wordt bedoeld 'ma-
ger in aantal'; het gaat hier om een zegswijze uit de 16de eeuw).

101
geen geld, niet geteld
Wie geen geld heeft, telt niet mee.

geen oordjes, geen mastellen


Geen geld, geen waar. Een mastel was een broodje of koekje, soms
met anijs gekruid. Een oordje was een kwart stuiver.

het is kwaad (slecht) zonder geld naar de markt te gaan

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

iemand zonder geld is als een blinde zonder stok

koop eens spek zonder geld

liefde zonder geld is een lamp zonder olie

niets zonder geld dan hoofdpijn

wie geen geld heeft, telt niet mee


Ook: wie geen geld heeft, wordt niet gezien.

wie geld heeft, kan zich roeren: een man zonder geld is maar een
houten beeld
Zich roeren betekent hier 'zich bewegen', dus wie geld heeft, kan
wat ondernemen, heeft armslag.

zonder oorden krijgt men geen boter


Zonder geld geen waar. Een oordje was een kwart stuiver.

zonder oordjes en met een diepe zak ga je niet naar de markt


Vóór alles heb je geld nodig.

kopen kost geld

De uitdrukking kopen kost geld is voor het eerst opgetekend in het


eerste kwart van de 19de eeuw. In de tweede helft van die eeuw
werd een uitgebreide variant gesignaleerd, namelijk kopen kostgeld,
kijken daar heb-ie het niet voor.

102
Geld is onontbeerlijk

als het geld op is, is het kopen/koken gedaan

met bedanken koopt men niet, men moet geld zien

voor geld koopt men de boter

wie geen geld heeft, mag gaan waar niets te koop is

wie geld heeft, kan wat kopen

wie geld heeft, zei de boer, kan wittebrood kopen


In plaats van wittebrood zei of zegt men in Groningen stoet, een dia-
lectwoord voor 'wittebrood'. De gewone kost bij boer en burger was
het zwarte roggebrood.

wie kersen wil eten, moet ze plukken of geld geven

seks kost geld

de hoeren nemen vooraf geld


Een zegswijze uit de eerste helft van de 17de eeuw.

eerst geld, dan liefde

Geld is voor een huwelijk belangrijker dan liefde,

eerst geld en dan naar bed


Bij de hoeren moet eerst worden betaald; opgetekend in 1714.

heb je geld, dan heb ik liefde


Geld opent alle deuren.

103
Geld stinkt niet

Geld stinkt niet is een vertaling van het Latijnse pecunia non olet,
woorden van de Romeinse keizer Titus Flavius Vespasianus (7-79
n.Chr.). Vespasianus staat te boek als een milde, goede keizer,
maar hij was berucht om zijn geldzucht. Zo voerde hij afgeschafte
belastingen opnieuw in en bedacht hij allerlei nieuwe. Volgens de
geschiedschrijver Suetonius ging hij er zelfs toe over vilders en
leerlooiers aan te slaan voor de urine die zij uit de openbare latrines
ophaalden en die zij gebruikten bij het looien. 'Zijn zoon Titus,' al-
dus Suetonius (Vespasianus 23-25), 'die er bezwaar tegen maakte
dat hij zelfs een belasting bedacht had op de urinoirs, hield hij een
munt onder de neus die uit de eerste betaling afkomstig was met de
vraag of hij de lucht smerig vond. Toen Titus "nee" zei, antwoord-
de hij: "Toch komt hij uit het urinoir.'" Dit antwoord werd later
spreekwoordelijk in de vorm: pecunia non olet, 'geld stinkt niet'. De
betekenis is 'het komt er niet op aan, hoe men aan zijn geld geko-
men is, als men 't maar heeft'. Ook het Latijnse origineel pecunia
non olet wordt overigens geregeld aangehaald. Varianten op dit the-
ma zijn:

als het geld wat smerig is, dat hindert niet, het wordt toch niet
onder de neus gehouden

een gestolen penning geldt niet minder dan een andere

104
Geld stinkt niet

had ik dat geld in een bevuilde doek, ik zou de knoop wel met mijn
tanden willen losmaken

Te vergelijken met: ik wil het wel in een bescheten doekje hebben.

men moet in de handel ook het vuile geld aannemen

stinkende velletjes geven klinkende gelletjes


Vrouwen die oneerbaar aan hun geld zijn gekomen, kunnen toch
een goede bruidsschat meebrengen. Gelletje is een verbastering van
geld.

105
Geloof, deugd, eer

als 't geldje in het kistje klinkt, het zieltje uit de hel/in de hemel
springt
Dit van oorsprong Duitse rijmpje, dat in het Nederlands pas in de
19de eeuw is opgetekend, verwijst naar de rooms-katholieke aflaat-
handel in het begin van de 16 de eeuw, die mede de aanzet gaf tot de
Hervorming. Aflaten boden kwijtschelding van de straffen die een
zondaar moest ondergaan alvorens in de hemel te kunnen komen.

beleefdheid kost geen geld

beter een duit in eer, dan een gulden in oneer

beter een schat van eer dan van goud

beter op een eerlijke wijze met de handen geld te winnen, dan dit
op een gemakkelijke wijze te erven

Brugman zocht zielen en ik zoek geld


Met Brugman wordt de predikant Johannes Brugman (1399-1473)
bedoeld. Brugman trok predikend door het land. Meer dan zijn tijd-
genoten paste hij zijn preken aan aan de smaak van het volk. Dit
maakte hem zeer populair. Zijn naam leeft tevens voort in de zegs-
wijze praten als Brugman 'veel en met overtuigingskracht praten'.

106
Geloof,deugd, eer

daaldertjes is goed geld


Zij zijn goed te vertrouwen. Daalders werden van goed allooi gesla-
gen, dat wil zeggen: het zilvergehalte was betrouwbaar.

de boer zit op een cent als de duivel op een ziel


In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden
afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig.

de een doet het uit liefde, de ander om eer, de derde om geld


Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

de eer is bewaard, het geld is bespaard


Wordt gezegd wanneer iemand die men uit beleefdheid heeft uit-
genodigd, bedankt; of schertsend wanneer iets wat men zich had
voorgenomen, niet is gebeurd.

deugd is de beste munt

duiten en een goede consciëntie (een goed geweten) zijn broertjes


en zusjes
Wie geld heeft, heeft geen last van zijn geweten.

één penning met recht is beter dan duizend met onrecht


Eerlijkheid gaat boven alles.

eerst naar het geld gevraagd, en dan van deugd gewaagd

Gewagen betekent hier 'spreken over'.

Friese trouw en Hollandse dukaten, daar kan men ver mee komen

ga met God en twee blanken


Afscheidsgroet. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de
eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.
geld gaat boven recht

geld, geweld en gunst breekt recht, zegel en kunst


Bezit, macht en relaties zijn van doorslaggevender betekenis dan
rechtschapenheid en bekwaamheid.

107
geld opent alle sloten, behalve die van de hemel
Het tegengestelde wordt beweerd in: voor geld gaat zelfs de hemel
open. Beide zegswijzen dateren overigens uit het begin van de 18de
eeuw.

geld verloren, iets verloren; eer verloren, meer verloren; ziel


verloren, al verloren

Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

geldzucht is de wortel van alle kwaad


Ontleend aan het bijbelboek i Timotheüs (6:10): 'Want de geldgie-
righeid is een wortel van alle kwaad.' In plaats van geldzucht wordt
geregeld ook geld of hebzucht gebruikt.
God is de liefste en de penning is de waardste
Een spreekwoord uit de 16de eeuw.

had de paap geld, hij zou ook wel woekeren


Blijkbaar een reactie van de joden of de protestanten, die door de
papen (scheldnaam voor rooms-katholieken) van woekerpraktijken
werden beschuldigd.

had ik maar geld, ik werd voor vroom geteld


Als ik geld had, zou men ook mij wel als vroom beschouwen.

het beste geloof is een gelders geloof


Wie goed betaalt, heeft het meeste krediet. Gelders geloof betekent
'het geloof in geld'.

het beste geloof is gereed geld


Met contanten kun je overal terecht.

het beste reisgeld is de deugd

In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

het einde geld, het einde geloof

het gaat om het geld tot aan de hemelse poort

108
Geloof, deugd, eer

het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten


Om het geld verricht menigeen slechte daden, maar het geld blijft
in de wereld. Voor het eerst opgetekend in de 16de eeuw.

het geld is de god der wereld


Geld is almachtig.

het is beter arm te zijn met eer, dan met schande zijn geld verme-
ren

het is in Rome de grootste zonde geen geld te hebben


Rome staat hier voor de hoofdstad van de Kerkelijke Staat; ook daar
draait alles om geld.

het penningske der weduwe


Een kleine gift van grote waarde. Ontleend aan het bijbelboek Lucas
(21:2-4), waarin wordt verteld van een arme weduwe die slechts
twee penningen schonk, wat echter gezien haar armoede een groot
offer was.

hetzij paap hetzij geus, geld is overal de leus


Voor het eerst opgetekend in 1550. Paap was onder de protestantse
geuzen een scheldnaam voor 'rooms-katholiek'.

hij maakt het geld tot zijn afgod


Hij is gierig.

hij wacht erop, als de pastoor op zijn offerpenningen


Hij ziet er gretig naar uit.

hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven
Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

ik betaal je met je eigen geld


Ik betaal je met gelijke munt: ik behandel je zoals je mij behandelt.

ik zou hem wel ongeteld geld durven toevertrouwen


Hij is zeer betrouwbaar.

109
klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal
Soms met de toevoeging: maar het verstaanbaarst klinkt hartentaai.

koperen geld, koperen zielmis


Voor kopergeld, dus weinig geld, kan men geen bijzondere zielmis
('requiemmis, uitvaartmis') laten lezen, dus ook hier geldt: alle
waar is naar zijn geld.

liever oordje zeker en het geweten zuiver


Liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te
worden. Men zei ook op oordje-zeker spelen 'geen geld geven of lenen
tenzij tegen goede waarborg of onderpand'. Een oordje was een
kwart stuiver.

malle lui en rotte peren, boeken die geen deugden leren, vuile
eieren op een hoop, hoe meer voor 't geld, hoe slechter koop

met de munt waarmee men betaalt zal men betaald worden


Oog om oog, tand om tand.

men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus

Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis.

met beleefdheid en geld krijgt men alles gedaan

met een handvol geld komt men verder dan met een zak recht
Met bezit bereikt men meer dan met gerechtigheid.

met gelijke munt betalen


Oog om oog, tand om tand. In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

onze dominee preekt goed, jammer dat hij geen klein geld heeft
Hij is stug, weet niet van geven en nemen.

schijt eer, geld is de man


Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw.

van twee zaken moet men dagelijks de waarde meer leren kennen:
geld en geloof

110
Geloof, deugd, eer

voor geld gaat zelfs de hemel open


Geld opent alle deuren. Het tegengestelde wordt beweerd in: geld
opent alle sloten, behalve die van de hemel. Beide zegswijzen dateren
overigens uit het begin van de 18de eeuw.

waarheid is geen gangbare munt

weg consciëntie (geweten), als het geld kost

wie van het kwaad scheidt, heeft een goed daggeld


Daggeld is 'dagloon'.

wie veel rode vossen heeft, leeft in de meeste eer


Wie het meeste geld heeft, kan goed leven. Rode vos betekent 'gou-
den munt'.

in
Gierigheid, gierigaard, vrek

achter de oordjes zitten


Al het mogelijke doen om geld te vergaren. Een oordje was een
kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later
hoofdzakelijk in koper geslagen.

als hij trakteert... is het op hagelslag


Want hij is zo gierig als wat. Varianten zijn: als hij wat geeft... is het
de geest; als hij wat geeft... is het een rondje draaideur.

als je om geld komt, zijn ze nooit thuis

Brugman zocht zielen en ik zoek geld


Met Brugman wordt de predikant Johannes Brugman (1399-1473)
bedoeld. Brugman trok predikend door het land. Meer dan zijn tijd-
genoten paste hij zijn preken aan aan de smaak van het volk. Dit
maakte hem zeer populair. Zijn naam leeft tevens voort in de zegs-
wijze praten als Brugman 'veel en met overtuigingskracht praten'.

de boer zit op een cent als de duivel op een ziel


In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden
afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig.

de duim in de hand houden


Het idee is waarschijnlijk dat die duim dus niet wordt gebruikt om
geld uit te tellen.

112
Gierigheid, gierigaard, vrek

de geelzucht hebben

Geelzucht verwijst naar de gele kleur van het goud.

de geldduivel heeft hem beet

de gierigaard is doof aan de kant waar de beurs hangt

de gierigaard zou een ei scheren

de gierigheid groeit zolang, als de ene penning op de andere


gestapeld wordt

de mens is een geldvretend dier

de penning gesloten houden

Dat wil zeggen: het geld achter slot en grendel houden,

de vrek gaat met zijn gat op de geldkist zitten


duivels zak is nooit vol
Een gierigaard heeft nooit genoeg.

een oude kluiver


Waarom een 'vrek' kluiver wordt genoemd, is niet duidelijk. In de
17de eeuw betekende kluiver wel 'oude snoeper' of gewoon 'vent'.

een slechte bedelaar, die geen duit kan missen

een stuiver (drie keer) omkeren

geld/goed blust/stopt geen gierigheid


Een gierigaard heeft nooit genoeg.

geldzucht is de wortel van alle kwaad


Ontleend aan het bijbelboek 1 Timotheüs (6:10): 'Want de geldgie-
righeid is een wortel van alle kwaad.' In plaats van geldzucht wordt
geregeld ook geld of hebzucht gebruikt.

het is een geldwolf

113
het is een ouwe duitendief

hij heeft de geldziekte/geldzucht

hij houdt aan zijn pijkens


Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor 'geld'. De oor-
sprong van het woord is onzeker. Mogelijk is het het meervoud van
piek. Het kan ook zijn ontleend aan Frans picaillons 'geld', of mis-
schien is er verband met spijkers.

hij houdt het geld in zijn zak

hij is aan zijn geefklieren geopereerd


Want hij is zo gierig als wat.

hij is oordjedood
Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak
laten afspringen. Een oordje was een kwart stuiver.

hij is op de centen
In plaats van centen gebruikt men ook duiten, penning, oordjes en-
zovoorts. Een uitbreiding is hij is op de penning, als de duivel op een
zieltje.

hij is op de penning zestien


Hij is een gierigaard, een woekeraar. Het gaat om iemand die geld
leent tegen een hoge rente, namelijk één penning op iedere 16, dat
is 6,25 procent.

hij is van de behoudende partij


Hij geeft niet graag geld uit.

hij is van Oudenaarde


Naar Oudenaarde in Oost-Vlaanderen, met een woordspeling op
houden, dat in verschillende Vlaamse dialecten wordt uitgesproken
als ouden. De inwoners van Oudegem in Oost-Vlaanderen dragen,
eveneens vanwege de associatie ouden-houden, de bijnaam gierig-
aards.

114
Gierigheid, gierigaard, vrek

hij keert zijn oordjes wel driemaal om

hij kleeft aan het geld

hij komt van Houthem


Hij is gierig. Naar Houthem in West-Vlaanderen of Houthem in
(Nederlands) Limburg. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal
kiest voor Nederland, maar de uitdrukking is in Vlaanderen voor
het eerst opgetekend. Met een woordspeling op houd + hem. In het
Duits wordt van zo iemand wel gezegd dat hij komt uit (het voor-
malige vorstendom) Anhalt, of dat hij zeker stamt uit het huis An-
halt, dat je hier zou kunnen vertalen met 'hou-vast'.

hij komt van Kleef


Hij is gierig, zuinig, niet scheutig. Deze i6de-eeuwse uitdrukking
verwijst naar Kleef in Noordrijn-Westfalen, met een woordspeling
op kleven 'plakken'. Men zei ook hij komt uit het land van Kleef (of:
van Kleven) en hij is van Kleef hij houdt meer van de heb, dan van de
geef (een variant is hij komt uit het land van Bever en is liever houder als
gever; de plaats Bever in Vlaams-Brabant is hier waarschijnlijk al-
leen opgevoerd vanwege het rijm).

hij komt van Scherpenheuvel


Hij is gierig, hij let scherp op zijn centen. Naar Scherpenheuvel in
Vlaams-Brabant, met een woordspeling op scherp 'in sterke, hevige
mate'. Men zei ook hij is scherp op een halve cent.

hij loert op de dubbeltjes

hij maakt het geld tot zijn afgod

hij valt nog liever van zijn geloof


... dan dat hij iets geeft.

hij wil het laken en het geld


Hij wil iets kopen, maar tegelijk zijn geld niet uitgeven.

hij wil wel een kikker villen voor een cent


Hij doet alles voor geld.

5
hij zal een penning wel driemaal omkeren voor hij hem uitgeeft

hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven
Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

hij zou de drommel/duivel voor geld dienen


Hij doet alles voor geld. Drommel is een eufemistische benaming
voor de duivel (ook in om de drommel niet 'zeker niet, in 't geheel
niet').

hij zou een cent in tweeën bijten


De uitdrukking geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten
liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven
uitgeven. De uitdrukking komt ook voor met duit, halfje en oordje.
Hetzelfde beeld - dat de vrek zijn munten nog het liefst zou split-
sen - komen we tegen in diverse synoniemen voor Vrek'. Te den-
ken valt aan woorden als centenbijter, duitenkliever, kluitenkliever,
oordjesbijter, oordjessplijter, oordjespletter en splijtmijte.

hij zou nog liever honger lijden dan een oordje te kort blijven

hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan

hij zou zijn scheten op flessen doen, als het maar geld opbrengt

hoe vetter beurs, hoe magerder kaken


Rijke mensen zijn meestal gierig.

ieder oordje brengt zijn gierigheid mee


De uitdrukking komt ook voor met cent, stuivertje, gulden enzo-
voorts.

iemand tot een negenmannetje laten betalen


Iemand tot het laatste beetje laten betalen, want een negenmanne-
tje was maar 0,625 c e n t waard. Het woord negenmannetje of, in de
streektaal, negenmanneke, dateert uit de 17de eeuw.

ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan
vijfbedelaars

116
Gierigheid, gierigaard, vrek

Jan op een duit


Gierigaard.

je kon Hercules eerder zijn kolf uit handen rukken dan een duitje
uit zijn beurs
Kolf betekent hier 'knuppel'. De mythische figuur Hercules was
buitengewoon sterk.

je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij
gooide een duit te grabbel
Een duit had bijna geen waarde.

je kunt hem eerder een tand uit zijn mond trekken, dan een duit uit
zijn zak kloppen
Hij zit op zijn geld.

je kunt me lang zuur aankijken, voordat je een stuiver uit mijn


portemonnee loskrijgt
Opgetekend in de eerste helft van de 16 de eeuw.

kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord
doet?

Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt,

knaken poetsen
Een knaak is tegenwoordig een rijksdaalder. De oudste tekst waar-
in deze muntnaam tot dusverre is aangetroffen, dateert van 1689.
Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök,
Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend.
laat je niet aan een dubbeltje kennen
Laat niet om één dubbeltje blijken wat een gierigaard je bent. Ook
gezegd met betrekking tot een verborgen trek van iemands karak-
ter. In plaats van dubbeltje zei men ook frank of gulden.

mannetje, eet je brood droog, de boter kost twee blanken


Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje
van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

117
men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus
Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis.

niet dat!
Gezegd van iemand die geen cent loslaat; hierbij wordt het gebaar
met duim en wijsvinger gemaakt.

niet van het geld kunnen scheiden

nou nou, die kakt ook niet voor elven en dan is het nog dun
Hij is zo gierig als wat.

op de eieren zitten
Het geld onder zich houden.

op de muntjes letten

op de penning kijken/zijn

In plaats van penning zegt men ook stuiver, vijfcent enzovoort,

op/om een (halve) cent doodblijven


Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip-
pen. De uitdrukking komt ook voor met duit en oordje.
van/voor het oordje zijn

van De Knipe zijn


Gierig zijn. Naar De Knipe (De Knijp) in Friesland, met een woord-
speling op knijperig, een dialectwoord voor 'krenterig, karig, gierig'.
Men zei ook hij is niet van Jousumhuren, maar echt van De Knipe (het
eerste deel naar Jousumburen/Jousenbuorren in Friesland, met
een woordspeling op Fries jou (st) 'geef(t)'). Een vergelijkbare uit-
drukking is: hij komt uit Knijphuizen of Kniephuizen.

van Vrekhem komen


Gierig zijn. Naar Vrekhem in Oost-Vlaanderen, met een woordspe-
ling op vrek. Ook aangetroffen in de vorm hij komt uit het land van
Vrekhem.

ii8
Gierigheid, gierigaard, vrek

voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend
kan worden

voor een dubbeltje op de eerste rang/rij willen zitten


Het beste willen voor weinig geld. Pas opgetekend in de 20ste
eeuw. Een variant is: voor een kwartje naar Amsterdam willen.

wie met een oude vrouw trouwt, trouwt haar om haar geld
In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

zijn lijfis hem niet zo lief als zijn Spaanse kluiten


Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem.

zijn oordjes omkeren

zijn oordjes tussen de deur nijpen


Een gierigaard zou de kleinste munten liefst nog splijten, om ze
niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.

119
God

ga met God en twee blanken


Afscheidsgroet. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de
eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

God is de liefste en de penning is de waardste


Een spreekwoord uit de 16de eeuw.

het geld is de god der wereld


Geld is almachtig.

hij maakt het geld tot zijn afgod


Hij is gierig.

hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven
Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van
de kleren
Kleding waarvan de noppen ('knopen') zijn afgesleten is een bewijs
van armoede of mindere welvaart. Kortom: kinderen kosten veel
geld.

120
Gulden

De naam gulden, die in de 13de eeuw voor het eerst is aangetroffen,


is afgeleid van goud (denk aan Engels gold, waarin de l bewaard is
gebleven). In de 15de en 16de eeuw circuleerden in de Nederlanden
vele soorten in het buitenland gemunte guldens. Onder Karei v (be-
gin 16de eeuw) werd de Karolusgulden (weldra verkort tot gulden)
van twintig stuivers de grondslag van het Nederlandse muntstelsel.

alle guldens drie maanden/alle guldens zes weken


Een onzinspreuk om aan te geven dat iemand weinig of niets ver-
dient.

beter een duit in eer, dan een gulden in oneer

beter een penning gespaard, dan een gulden nutteloos verteerd

dat is centenwijsheid en guldensdomheid

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

duizend gulden op een bordje krijgen

een gulden op de drempel en een stuiver in huis


De buitenkant is mooier dan de binnenkant.

een stuiver gespaard is beter dan een gulden gewonnen

121
een zak guldens en goede vrienden scheiden niet gemakkelijk
Geld maakt vrienden.

eerlijk zijn beneden de gulden


Eerlijk zijn zolang het om kleine bedragen of dingen gaat, maar bij
grotere niet te vertrouwen zijn.

elk kind brengt duizend gulden mee


Niet letterlijk, maar de gedachte is enerzijds dat kinderen een ze-
gen van God zijn, en dus zonder meer van grote waarde, en ander-
zijds dat zij, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal zegt, 'den
ijver van den huisvader doen vermeerderen'.

ga direct naar de gevangenis, u ontvangt geen 2 0 0 gulden


Eigenlijk een opdracht uit het spel Monopoly, maar inmiddels ook
wel als dooddoener gebruikt, bijvoorbeeld als iets mis is gelopen.

geen halve cent in de zak en drie gulden aan het voorhoofd


Gezegd van opscheppers.

het is een goede gulden, die er tien/honderd spaart


Goed belegd of besteed geld levert wat op.

hij is blijder, dan als hij honderd gulden gewonnen had


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw, toen honderd gul-
den een klein fortuin was.

hij keert een dubbeltje driemaal om en gooit een gulden weg


Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

hij weet wat guldens zijn


Hij is rijk.

hulde, hulde, geef die vent een gulden


Gezegd als iemand iets doms opmerkt.

iedere duizend gulden brengt zijn gierigheid mee


Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rij-
ker men is, hoe gieriger men wordt.

122
Gulden

je kunt je gulden maar één keer uitgeven

kinderen en gekken verbeelden zich, dat twintig gulden niet


vermindert en twintig jaar niet eindigt
Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw.

laat je niet aan een gulden kennen

Laat niet om één gulden blijken wat een gierigaard je bent.

niet met duizend gulden toe

Voor geen geld, voor niks en niemand in de wereld,

op de markt is je gulden een daalder waard


Soms met de toevoeging: maar meestal een kwartje. De uitdrukking
gaat terug op een reclameslogan die in 1974 door Drs. P werd geri-
diculiseerd in een liedje over een man die op de markt met een gul-
den wil betalen voor iets dat ƒ 1,50 kost, want 'u weet dat één gulden
vijftig op de markt een daalder heet'. Een en ander loopt uit op een
ruzie
pas opdie
deuiteindelijk dehet
halve centen, halve stad in
worden puin legt.
guldens in de zak
Anders gezegd: wees zuinig en spaar.

u gaat door voor de duizend gulden


Deze dooddoener is ontleend aan het VARA-televisieprogramma
Weet wel watje waagt van Theo Eerdmans uit 1959. Vier specialisten
moesten in vier etappes allerlei vragen beantwoorden. De quiz ein-
digde met de 1000-guldenvraag. In 1961 heette Eerdmans' quiz
Willens en Wetens. Latere quizzen van hem kregen steeds weer
nieuwe titels: Wereldwijs en Tel uitje winst (1964-1967). Hierin was
het maximaal te winnen bedrag 999 gulden.

veertig zesthalven en alle praatjes maken juist elf gulden


De praatjes zijn waardeloos, want een zesthalf was 27,5 cent waard,
dus veertig zesthalven is precies elf gulden.

vijf gulden, goed gebruikt, is zes gulden waard

123
weten wat een gulden waard is
De waarde van het geld kennen; weten wat er in de wereld te koop
is.

wie de stuiver niet (be) geert/eert, is de gulden niet weerd


Varianten zijn: wie een duit versmaadt, is de gulden niet waard en wie
een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht.

wie goudguldens verf kan pissen, kan licht de doktoren missen


Zijn urine heeft een gezonde, goudgele kleur. Een zegswijze uit de
17de eeuw.

wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen gulden komen
Hij ontgaat zijn lot nooit.

zwaluwen in het dak, guldens op zak


Volgens een algemeen verbreid volksgeloof brengt de zwaluw ge-
luk.

124
Handel en arbeid

alle waar naar haar/zijn geld

De kwaliteit van de waar hangt nauw samen met de prijs,

baar geld
Baar betekende oorspronkelijk 'bloot' (vergelijk barrevoets 'bloots-
voets'). Baar geld is dus bloot, direct zichtbaar geld.
boter/geld bij de vis
Contante betaling is vereist. Omdat vis niet zonder boter behoorde
te worden opgediend. Opgetekend in de eerste helft van de 15de
eeuw.

dat is het zo goed waard als een ei/koek een oord je


Dat is zijn prijs goed waard. Een oordje (een kwart stuiver) was ooit
een redelijke prijs voor een ei of een koek.

elkaar met toebeurs betalen


Met gesloten beurs, door ruilhandel, zaken doen.

geen loon, geen moed


Het geld verzacht de arbeid.

geld bij de leverantie


Boter bij de vis.

125
geld is een goede waar: zij geldt winter en zomer
Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

geld is (ook een) goede waar


Men moet er niet te lichtzinnig mee omspringen.

geld kan geen armoede lijden


Geld heeft altijd zijn waarde.

geld te bergen maakt de tijd kort, voor een ander te werken, maakt
hem lang

geld verdienen als slijk


Veel geld verdienen. Volgens de Grote Van Dale 'algemeen Bel-
gisch Nederlands'. Slijk betekent eigenlijk 'doorweekte klei- of
veenachtige grond'.

gereed geld dingt scherp

Wie contant betaalt, kan de laagste prijs bedingen,

goede waar krijgt vijandengeld


Wie iets goeds te koop heeft, krijgt zelfs zijn vijanden als klant.

handje contantje

Baar geld, boter bij de vis.

heb je het geld bij je? dan hoef je het niet te halen

het is goede waar, waar men geld van maakt

(Alleen) goede koopwaar levert geld op.

het is veel goed voor weinig geld

het is waar naar de penning


De koopwaar is zo goed als zijn prijs.

126
Handel en arbeid

het volle pond betalen


De gehele som. Het woord pond, dat in deze Nederlandse vorm in
1237 voor het eerst is gedocumenteerd, gaat terug op Latijn pondo
'pond', dat verwant is met het werkwoord pendere 'wegen'.

het werk gedaan: geld moet er staan

hij biedt onder de pegel


Bij afdingen: onder de maat. Pegel betekent 'geld' of'guldens'. Oor-
spronkelijk betekende het woord 'peil, maat, merkteken'. De ont-
wikkeling naar de monetaire betekenis is niet duidelijk. Het woord
is pas in de 20ste eeuw opgetekend. Het werd aanvankelijk vooral
gebruikt in de studententaal, samen met pegulant.

hij zou wel een dukatenkakkertje nodig hebben


Hij kon wel iemand gebruiken die hem geld verschafte.

iemand de penning gunnen

Bij iemand iets kopen.

iets te gelde maken

is er ook kwaad geld bij?

Kunt u niet wat van de prijs afdoen?

klein geld, kleine arbeid

klinkende munt
Baar geld, handje contantje.
koek naar geld

De koek (meer algemeen: de waar) is zo goed als zijn prijs,

koperen geld, koperen zielmis


Voor kopergeld, dus weinig geld, kan men geen bijzondere zielmis
('requiemmis, uitvaartmis') laten lezen, dus ook hier geldt: alle
waar is naar zijn geld.

127
licht geld, lichte waar
Voor weinig geld kun je maar weinig kopen.

met een zilveren hengel vissen


Vis niet zelf vangen, maar kopen (met zilvergeld).

met goede waar lokt men zelfs de vijand geld uit zijn zak
Wie iets goeds te koop heeft, krijgt zelfs zijn vijanden als klant.

te licht voor het geld zijn


Zijn geld niet waard zijn.

tegen pronte (prompte) betaling


Tegen stipte, correcte, contante betaling.

werken doet de beurs sterken

wie bidt om borgen als men gereed geld heeft?


Wie contant geld heeft, heeft niemand nodig die zich voor hem ga-
rant (borg) stelt.

wie in de handeling van het geld is, komt er wel schadeloos af


Wie in geld handelt, kan geen verlies lijden. Opgetekend in het
midden van de 16de eeuw.

wie weinig besteden wil, koopt zelden goed vlees


Alle waar is naar zijn geld.

128
Klinkende munt

daar zit muziek in


Wordt wel gezegd van transacties die moeilijk te controleren vallen,
en waarin dus gemakkelijk wat aan de strijkstok kan blijven han-
gen. 'Muziek,' aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal, 'is
soms een term voor geld; bij aannemers wordt wel gesproken van
een werk "waar veel muziek in zit": waaraan veel kan verdiend wor-
den, doordat niet gemakkelijk is na te gaan of juist wordt opgele-
verd wat in het bestek staat.' In de boeventaal werd een 'brandkast'
wel een muziekdoos genoemd.

de beste kredietbrieven zijn klinkende munt

de klank van de penning verdooft alle redenen


Rijke mensen worden altijd geloofd.

de klank van (het) geld vermag veel


Met geld krijgt men veel gedaan.

des pennings reden klinken best


De taal van het geld klinkt het duidelijkst.

één penning klinkt niet


Wie arm is, heeft vrijwel geen invloed.

geld-redenen klinken best

129
heb je geld, dat mooi blinkt, zorg dat het niet ldinkt
Smijt er niet mee. In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

het is geen valse, het is een klinkaard


Het is een goed zilverstuk. Klinkaard is een oude naam voor een
Bourgondische gouden munt, later voor een zilveren frank. We ko-
men deze naam ook tegen in een Vlaams volksrijmpje: 'Klinkaert
en zijn wijveken/ Die waren vroeg opgestaan/ Om mee een stulle-
ke botere/ Al naar de markt te gaan./ Klinkaert die was zat/ En de
baantjes die lagen zoo glad./ Klinkaert en zijn wijveken/ Die vielen
op huider gat.'

het is niet al geld dat klinkt/goud wat er blinkt


Schijn bedriegt.

het zijn al geen echte muntstukken, hoe schel hun klank ook is
Een variant op het is niet alles goud wat er blinkt.

hij heeft een klinkend verstand


Omdat hij rijk is, meent hij ook alles te begrijpen en geeft men hem
doorgaans gelijk.

hij is van klinkt'm voorzien


Hij heeft geld. Klinkt'm verwijst naar het klinken van muntstukken.

hij laat de penning klinken


Hij laat het geld rinkelen, door het uit te geven.

hij zit goed in zijn muzikanten


Hij zit goed in de slappe was.

jan klinkaard is thuis


Hij is rijk.

klinkende munt
Baar geld, handje contantje.

klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal


Soms met de toevoeging: maar het verstaanbaarst klinkt hartentaai.

130
Klinkende munt

stinkende velletjes geven klinkende gelletjes


Vrouwen die oneerbaar aan hun geld zijn gekomen, kunnen toch
een goede bruidsschat meebrengen. Gelletje is een verbastering van
geld.

twee stuivers in een trommel maken meer herrie dan een die vol is
met louis d'or
Een louis d'or, een Franse gouden munt van hoge waarde, is ge-
noemd naar Lodewijk X I I I van Frankrijk. Tegenwoordig is het de
naam van een Nederlandse toneelonderscheiding.

voor klinkende munt heeft iedereen open oren


Geld opent alle deuren.

waar munt klinkt, leent men gehoor, handen en voeten


Geld is almachtig.

!3i
Kwartje

De naam kwartje voor diverse kleine geldstukken is al sinds het


midden van de 17de eeuw in zwang. Pas in 1816 werd officieel een
munt met de waarde van een kwart gulden ingevoerd.

als je er een kwartje bijlegt, kun je er een glas bier voor kopen
Iets - dat niet wordt genoemd - is blijkbaar waardeloos, want voor
alleen een kwartje kreeg je dat glas bier ook.

dubbeltjes en kwartjes
Weinig, een klein bedrag, kleingeld.

een kwartje, als je op zijn broekspijpen trapt


Dit zegt men wanneer iemand een broek draagt met veel te korte
pijpen.

een kwartje voor je gedachten


Ontleend aan het Engelse a pennyfor your thoughts. Ook wel een cent
voorje gedachten.

het kwartje is gevallen


Het dringt eindelijk tot hem door. De mens wordt hier vergeleken
met een automaat, die pas na inworp van een munt in actie komt.
In Vlaanderen zegt men: de frank is gevallen.

132
Kwartje

hij is zo gemeen als katoen van een kwartje per el


Voor die prijs kon katoen alleen maar van zeer slechte ('gemene')
kwaliteit zijn.

je zou hem een kwartje geven


Hij ziet er heel sjofel en hulpbehoevend uit.

kwartjesvinder
Vrek. Eigenlijk bedrieger die, voorgevend geld (ooit: een kwartje) te
hebben gevonden, iemand tracht over te halen met hem te kaarten,
waarna hij zijn slachtoffer door vals spel geld afhandig maakt.

voor een kwartje naar Amsterdam willen


Betekent hetzelfde als voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten.

wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje
Hij ontgaat zijn lot nooit.

J 33
Liefde en huwelijk

als het huwelijk is om het gelletje, dan wordt het vaak een heiletje
Gelletje is een verbastering van geld. Een variant is: die trouwt het vel-
letje om het gelletje, verliest het gelletje en houdt het velletje. Velletje staat
hier voor 'vrouw'.

de een doet het uit liefde, de ander om eer, de derde om geld


Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

de liefde doet veel, maar het geld doet alles


Geld is almachtig.

door gouden ketenen verbonden zijn


Werd gezegd van mensen die om het geld met elkaar getrouwd
zijn.

een fortuin trouwen

eerst geld, dan liefde

Geld is voor een huwelijk belangrijker dan liefde,

geld is de rechte liefde


Geld is de ware liefde. Een uitdrukking uit de eerste helft van de
17de eeuw.

134
Liefde en huwelijk

geld waar de man niet van weet


Geld dat de vrouw ontvangt buiten weten van haar man.

heb je geld, dan heb ik liefde


Geld opent alle deuren.

heeft het liefje splint, dan wordt ze meer bemind


Als zij geld heeft, wordt zij meer bemind. Splint, splinter, ook wel
splenters, betekent 'geld'. De herkomst van deze woorden in deze
betekenis is onduidelijk.

het geld brouwt, bouwt, trouwt en houdt


Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

het geld (zij) is de bruid, waarom gedanst wordt


Alles draait om geld.

het is mijn geld dat er klapt


Ik heb in dit huwelijk het geld aangebracht.

het komt terecht, beter dan verzopen dubbeltjes, of je moet met de


dochter van de kastelein trouwen

het zijn mijn schijven die er klappen


Ik heb in dit huwelijk het geld aangebracht. Ook: het zijn zijn schij-
ven die er klappen.

hoe dat men geld of liefde sluit: het wil, het zal, het moet eruit
Sluit betekent hier 'opsluit'. Een zegswijze uit de 17de eeuw.

in geld, in vrouwen en in wijn, is deugd en vreugd, maar ook venijn


Een voorloper is te vinden bij Jacob Cats: 'Een schoone vrou, en soe-
te wijn, Die zyn vol heymelick fenijn.'

in honderd pond geklets is niet één mijt liefde


Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

is de juffer krom of blind, geld maakt dat ze een vrijer vindt

135
kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van
de kleren
Kleding waarvan de noppen ('knopen') zijn afgesleten is een bewijs
van armoede of mindere welvaart. Kortom: kinderen kosten veel
geld.

liefde zonder geld is een lamp zonder olie

mooie vrouwen en paarden doen het geld wel verteren


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

niet om haar velletje, maar om haar gelletje


Trouwen om het geld. Gelletje is een verbastering van geld; velletje
staat voor 'vrouw' (met een ongunstige bijklank) en hier voor 'seks'.

oud geld en jonge vrouwen - wil die vrij in 't duister houen
Die kun je maar beter in het donker houden. In 1632 opgetekend
door Jacob Cats.

stinkende velletjes geven klinkende gelletjes


Vrouwen die oneerbaar aan hun geld zijn gekomen, kunnen toch
een goede bruidsschat meebrengen. Gelletje is een verbastering van
geld.

trouwen voor de ans


Trouwen om het geld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor
een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oord-
je', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of
'geld'. In Zuid-Nederlandse bronnen komt men het ook tegen in de
spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt). Zo
maakt een Gents woordenboek melding van de daar is ans voor
'daar is geld'.

vier dingen laten zich niet verbergen/houdt men niet onder met
geweld: vuur, geld, hoest en liefde
Opgetekend in het midden van de 16de eeuw.

wie geldeloos en weeldeloos is, wat doet hij met de bruid?


Wie zonder bezittingen trouwt, handelt dwaas. Een zegswijze uit
de tweede helft van de 16de eeuw.

136
Liefde en huwelijk

wie graag dobbelt, in de herberg gaat en met mooie vrouwen om-


gaat, kruis noch munt zal hem blijven
Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, wegens het
kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt,
de twee zijden van zo'n munt).

wie met een oude vrouw trouwt, trouwt haar om haar geld
In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

wie zijn vrouw verliest, en vijf groten, het is jammer van het geld
De munt groot, die uit de Middeleeuwen stamt, had geringe waar-
de, maar vijf groot was volgens deze spreuk nog altijd meer waard
dan een echtgenote.

37
Niet veel zaaks

alle guldens drie maanden/alle guldens zes weken


Een onzinspreuk om aan te geven dat iemand weinig of niets ver-
dient.

dat is een fluitje van een cent


Zeer gemakkelijk, het loopt van een leien dakje. De Zuid-Neder-
landse variant is: het gaat gelijk een fluitje van een oordje.

dat kan me geen oordje schelen


Dus: weinig of niets. Varianten met bal, hol, moer of reet zijn in-
middels bekender. Een oordje was een kwart stuiver.

dat wordt een dubbeltjeskwestie


Dat wordt gezeur over kleinigheden.

dubbeltjes en kwartjes
Weinig, een klein bedrag, kleingeld.

één penning in de spaarpot maakt meer geraas, dan als hij vol is
Denk aan holle vaten klinken het hardst. In 1632 opgetekend door Ja-
cob Cats.

een tronie van twaalf schellingen


Een uitgestreken gezicht. Een schelling is een oude munteenheid,
die uiteenlopende waarden heeft gehad.

3 8
Niet veel zaaks

gebrek aan geld vult de fles niet

geen cent geven voor iemands leven

Hij is niet meer te genezen. Een voorloper is: geen oordje geven,

geen centje pijn


Niet de minste moeite, geen enkel ongerief. Onder Nederlandse
soldaten in Indonesië een veel gebruikte uitdrukking, vaak met de
toevoeging: het duurt nog maar een jaartje. Variant: geen centje twijfel.
geen oordje geven voor iemands leven
Tegenwoordig: geen cent...

het gaat gelijk een fluitje van een oordje


Het gaat heel gemakkelijk. Vlaamse variant van het Noord-Neder-
landse dat is een fluitje van een cent.

het is speldengeld
Geld voor kleinigheden, oorspronkelijk geld voor een vrouw of
meisje om spelden en dergelijke te kopen.

het is windegeld
Geld voor kleinigheden. Oorspronkelijk het bedragje dat aan schip-
pers werd gegeven ter compensatie van de slijtage van het touw-
werk bij het laden en lossen, waarbij getakeld en dus op- en afge-
wonden werd.

het kan me geen cent schelen


Het kan me niets schelen. Varianten met bal, hol, moer of reet zijn
inmiddels bekender.

het kan me geen hol schelen


Het kan me niets schelen. Een hol was oorspronkelijk een zilveren
florijn van 28 stuivers (ƒ1,40), waarop het stempel h o i (= Holland)
aangaf dat het een geldige munt was. De munt werd voor het eerst
geslagen in 1693; in 1846 werd hij afgeschaft. De uitdrukking het
kan me geen hol schelen bevat een woordspeling met hol 'aars'. In
plaats van hol zegt men ook bal, moer of reet.

139
het lijkt wel of het twee cent kost
Zo slordig ga je ermee om.

het zit er zo dun op als het goud op een duits klootje


Een duits klootje is een balletje ter waarde van een duit, dus heel
goedkoop. Wat voor balletje oorspronkelijk bedoeld werd, is niet
duidelijk.

hij heeft penning noch heller voor de kosten gehad


Geen vergoeding. De heller was een kleine zilveren munt uit het
Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden
gangbaar was.

hij is zo gemeen als katoen van een cent per el


Voor die prijs kon katoen alleen maar van zeer slechte ('gemene')
kwaliteit zijn. Ook van een kwartje per el.

hij stuivert genoeg, maar frankt niet


Veel geschreeuw, weinig wol. Een stuiver was minder waard dan
een frank. De frank was oorspronkelijk een Franse gouden munt,
die daar in de 14de eeuw was geïntroduceerd. Deze munt was ook
in de Nederlanden veelvuldig in omloop, waar de naam franke voor
het eerst is aangetroffen in een document uit 1382. De naam is mis-
schien ontstaan als verkorting van het opschrift Francorum rex 'ko-
ning van de Franken/Fransen' op de eerste munten. Na de vereni-
ging van België (waar de frank een zeer gangbare munt was) en
Nederland in 1815 werd de waarde van de Belgische frank vastge-
steld op 47,25 cent.

hij zit op het schellinkje


De goedkoopste rang in de schouwburg, in tegenstelling tot de
daaldersplaats. Schelling was al in de Middeleeuwen een zeer be-
kende term, die toen een hoeveelheid van 12 penningen (1/20
pond) aanduidde. De eerste schelling munten werden in de 13de
eeuw geslagen. Later, tijdens de Republiek der Verenigde Neder-
landen, werd met schelling meestal een bedrag of munt ter waarde
van zes stuivers aangeduid. Schelling is afgeleid van schild, dat als
muntnaam diende wegens het wapenschild dat op vele munten
stond afgebeeld.

140
Niet veel zaaks

iemand voor geen cent vertrouwen


Dezelfde spreuk komt voor met cent, centiem, halve centiem en oord-
je•

iemand voor geen (halve) centiem vertrouwen/willen bedriegen


De Zuid-Nederlandse muntnaam centiem is in de 19de eeuw ont-
leend aan Frans centime 'een honderdste frank'. In Frankrijk was de
centime in 1793 ingevoerd.

iemand voor geen oord je vertrouwen/willen bedriegen

met een oordje en een zesje betalen


Met kleine beetjes. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes
mijt, dus 1/8 stuiver. 'Door den vorm en geringe waarde zeer ge-
schikt als belooning voor kleine werkzaamheden of als fooi,'
schrijft het Woordenboek der Nederlandsche Taal over het zesje.

van dat geld kun je geen kromme/hoge sprongen maken


Het is nauwelijks genoeg voor de gewone zaken, laat staan dat je er-
mee kunt smijten.

veel gerucht maar weinig munt, zei de boer, en hij danste op een
hoop mosselschelpen

verlegen waren gelden geen geld

Goederen of waren die lang zijn blijven liggen zijn niets waard,

voor dat geld koopt men geen land

voor zeven duiten koopt men niet veel

wat heb je gehad? een pinte eens


Niet veel, namelijk centen om een pint te kopen. Deze uitdrukking
werd aan het begin van de 19de eeuw opgetekend in Gent.

141
goedkoop

dat is voor een habbekrats


Deze uitdrukking heeft lange tijd als onverklaarbaar gegolden,
maar in 1984 opperde J. Grolle een ontlening van habbekrats aan
Duits (eines) halben Karats Van een halve karaat', dus van gering ge-
wicht en waarde.

dat kost maar een krats


Bijna niets. Krats (via Jiddisch uit het Duits) is een krabje, dus een
futiliteit. Een andere mogelijkheid is dat krats een verkorting is van
habbekrats, zie hierboven.

ergens voor een oordje of een blank thuisliggen


Ergens voor heel weinig geld in de kost zijn, en dus weinig in te
brengen hebben. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de
eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.
Een oordje was een kwart stuiver.

geschikt voor smalle beurzen

iets voor een prikje kopen


Een prikje is iets van weinig waarde. Het is niet zeker of de zegs-
wijze verband houdt met de oude muntnaam prik. 'Wellicht,' aldus
een spreekwoordenboek, 'heeft prikje hier eigenlijk de betekenis
van "klein stokje, klein dun houtje" en vandaar "iets van weinig
waarde, kleinigheid". Doch het is ook mogelijk dat we aan prik in de
zin van "munt" moeten denken, waarin prixken in de Middeleeu-
wen voorkomt en waaruit zich die van "prijs" kon ontwikkelen.'

voor een appel en een ei


Voor heel weinig geld. Deze spreekwijze dateert uit de 16de eeuw.
Er kwamen ook andere combinaties voor, bijvoorbeeld voor een leur
en een zeur (een leur is een 'lor') en voor een trot en een ot (een Zeeuw-
se uitdrukking).

voor een oordje het voer


Overvloedig, in grote hoeveelheden voor weinig geld. Een voer is
een wagenlading. Een oordje was een kwart stuiver.

142
Niet veel zaaks

zeven stuivers en een oude hoed

waardeloos

als je er een kwartje bijlegt, kun je er een glas bier voor kopen
Iets - dat niet wordt genoemd - is blijkbaar waardeloos, want voor
alleen een kwartje kreeg je dat glas bier ook.

daar geeft de bank geen geld op


Dat is niets waard.

daar kun je geen labberdaan voor eten


Voor zo weinig geld kun je niets kopen. Labberdaan was gezouten
kabeljauw en bijzonder goedkoop.

dat is geen kluit waard


Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem.

dat is het zozeer waard als een uil een pond groot
Dat is het volstrekt niet waard, want een pond groot was zes gulden
- blijkbaar veel meer dan een uil waard was.

een duit met gaatjes


Iets wat helemaal niets te betekenen heeft. Een duit is al weinig
waard, een duit met gaatjes nog minder.

een kleermaker van drie voor een kluit


Iemand die zijn vak niet verstaat, iemand die slecht werk aflevert.
Een kluit was vroeger in België een muntstuk van vijf of tien cen-
tiem. Daar kun je geen deugdelijk kledingstuk voor kopen, laat
staan drie.

een ruiter zonder paard, een krijgsman zonder zwaard, een vrijer
zonder baard zijn geen zeven oordjes waard
Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in
zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

43
er is/hij vertelt zoveel, waar de lommerd/bank geen geld op geeft
Waardeloze praatjes, waar de bank van lening ('de lommerd') geen
geld voor zou geven.

geen (kwade) schelling waard


Een schelling is een oude munteenheid, die uiteenlopende waar-
den heeft gehad.

geen rode (rooie) cent kosten


Rooie duidt op de Meur van het kopergeld.

het is een kerel, die met huid en haar voor een vijfje nog te duur is
Vijfje heeft in het muntwezen verschillende officieuze betekenissen
gehad. In de 19de eeuw - toen deze uitdrukking werd opgetekend -
was deze naam gebruikelijk voor een munt van vijf stuivers, dus
een kwartje. In diezelfde tijd was ook de betekenis 'munt van vijf
gulden' in zwang, meestal in de verbinding gouden vijjje. Zelden is
de betekenis 'vijf dubbeltjes' gesignaleerd.

het is geen cent waard


In plaats van cent zegt men ook duit of mijt.

honderd boeren en een dertiendhalf


Bedoeld is: honderd boeren (oprispingen) en twaalfenhalve stuiver
in het kerkenzakje; gezegd wanneer iemand er maar wat op los
kletst.

ik geef er geen koperen duit voor

ik geef er nog geen negenmannetje voor


Een negenmannetje was maar 0,625 cent. Het woord negenmannetje
of, in de streektaal, negenmanneke, dateert uit de 17de eeuw.

ik geef het geen cent minder/geen man en geen cent/geen rooie


cent

malle lui en rotte peren, boeken die geen deugden leren, vuile
eieren op een hoop, hoe meer voor 't geld, hoe slechter koop

144
Niet veel zaaks

met zo'n knecht en vijf cent krijg je overal een pint bier
Die knecht is blijkbaar niets waard, want voor enkel vijf cent kreeg
je die pint bier ook.

woorden kosten niets

een beleefd woord/goedendag zeggen kost geen pond


Het woord pond, dat in deze Nederlandse vorm in 1237 voor het
eerst is gedocumenteerd, gaat terug op Latijn pondo 'pond', dat ver-
want is met het werkwoord pendere 'wegen'.

goede/vriendelijke woorden kosten geen geld

goedendag en goedenavond kosten geen duizend pond

hij zou niemand een duit schuldig blijven als hij met leugens zijn
schulden kon betalen

klappen zijn geen oordjes (want als klappen oordjes waren, ik


klapte mijn zak vol)

Woorden kosten niets. Met een woordspeling op klappen 'praten',

met bedanken koopt men niet, men moet geld zien

veertig zesthalven en alle praatjes maken juist elf gulden


De praatjes zijn waardeloos, want een zesthalf was 27,5 cent waard,
dus veertig zesthalven is precies elf gulden.
woorden zijn geen oorden
Praten is dikwijls nutteloos. Men zei ook praten zijn geen oorden.
Een oordje was een kwart stuiver.

145
Onverstandig handelen

als de zotten/gekken/kinderen naar de markt komen, krijgen de


kramers geld/vliegen de schijven

Je moet van de dwaasheid van de mensen profijt trekken,

daar moet geld bij


Er moet geld bij, het is geen rendabele onderneming.

daar win je geen duit mee


Je schiet er niks mee op.

de kip met de gouden eieren slachten


Een vaste bron van inkomsten vernietigen om één keer flink profijt
te behalen.

een stuiver verdienen en wel voor een braspenning dorst hebben


Een braspenning was circa 6,25 cent waard, dus meer dan een stui-
ver. De eerste braspenningen werd in 1409 in Vlaanderen gesla-
gen. Later werden ook andere munten ter waarde van 2,5 groot (1,25
stuiver) zo genoemd. Als waarde-aanduiding is braspenning tot in
de 18de eeuw in gebruik gebleven; de munt was toen al verdwenen.
Het element bras gaat vermoedelijk terug op een Middelnederlands
woord dat 'metaal' of 'koper' betekende, en gaf dus aan waarvan
deze penning was gemaakt.

146
Onverstandig handelen

een zot en zijn geld zijn gauw gescheiden


Opgetekend in de tweede helft van de 16 de eeuw.

er is kwaad geld bij

Wordt gezegd van bezittingen die met schulden bezwaard zijn.

geld heeft geen staart


Je kunt het dus niet vasthouden wanneer het wegglipt, je raakt het
gemakkelijk kwijt.
geld heeft niet één meester
Men kan geld gemakkelijk kwijtraken.

geld is vast geen goede waar, zei de boer, want mijn hond, die
anders nogal loos is, wil het niet vreten
Loos betekent hier 'slim'. In oude stadse zegswijzen werden boeren
geregeld als dom of onbetrouwbaar afgeschilderd.

goedkope waar trekt het geld uit de beurs

het is een schip van bijleg

Er moet geld bij, het is geen rendabele onderneming,

hij denkt dat al zijn duitjes stuivers waard zijn

hij denkt dat er goud te graven is

hij heeft leergeld gegeven


Hij is door schade en schande wijs geworden. In plaats van leergeld
lees je soms abusievelijk lesgeld.
hij waagt er zijn laatste oordje aan

hij zet zijn laatste duit op het spel

je moet geen goed geld naar kwaad geld werpen/gooien/smijten


Je moet geen kosten maken om reddeloos verloren geld terug te
winnen.

147
kinderen en gekken verbeelden zich, dat twintig gulden niet ver-
mindert en twintig jaar niet eindigt
Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw.

men kan ook het goud te duur betalen


Ook iets kostbaars kan te duur worden gekocht.

met schijven schieten


Speculeren met geld.

om duits-waar een half uur dingen


Duits-waar zijn artikelen van een duit (niet: uit Duitsland), dus heel
goedkoop; daar moet je geen halfuur over onderhandelen.

pas op je geld, want ze pissen van jouw geld een gat in de vloer
Ze gaan je geld verzuipen.

van een pond vijf schellingen maken


Dat betekent: driekwart van de waarde verliezen. In de Middeleeu-
wen gingen er twintig schellingen in een pond.

van stuivers blanken maken


Slechte zaken doen. Een blanke was (ongeveer) driekwart stuiver
waard.

voor een kwartje naar Amsterdam willen


Betekent hetzelfde als voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten.

voor een onwis ei groot geld te koste leggen


Voor een ei van onzekere kwaliteit veel geld uitgeven. Opgetekend
in het midden van de 16 de eeuw.

wat doet de zot met geld en goed: hij weet niet hoe hij 't gebruiken
moet

wie geldeloos en weeldeloos is, wat doet hij met de bruid?


Wie zonder bezittingen trouwt, handelt dwaas. Een zegswijze uit
de tweede helft van de 16de eeuw.

148
Onverstandig handelen

wie het geld van tevoren geeft, mint/leeft op genade


Wie betaalt voordat de dienst geleverd is, is onzeker of hij waar voor
zijn geld krijgt; zo iemand is overgeleverd aan de genade van de an-
dere partij.

wie koopmanschap doet, en er geen verstand van heeft, diens pen-


ningen worden vliegen
Diens penningen zullen dus wegvliegen. Opgetekend in het mid-
den van de 16 de eeuw.

wie weinig besteden wil, koopt zelden goed vlees


Alle waar is naar zijn geld.

wie wil bederven, neemt geld op rente en koopt erven


Het is niet raadzaam, met geleend geld onroerend goed te kopen.

zijn geld moe zijn


Nutteloze uitgaven doen.

verkwisting

Zie ook de hierna volgende rubrieken 'met geld smijten', 'verbras-


sen' en 'geld moet rollen'. Een andere beeldspraak voor 'smijten
met geld' is de centen bijten hem. Dat wil zeggen: geld lijkt hem pijn
te doen, zo snel wil hij het kwijt. Men zei ook de duiten bijten hem;
het geld bijt in zijn billen en het geld danst hem in de zak.

bij hem zinkt het geld in een grondeloze/bodemloze put

dat is als een gouden ring in een varkenssnuit


Dat is als een vlag op een modderschuit. Ontleend aan het bijbel-
boek Spreuken (11:22): 'Als een gouden ring in een varkensnuit, is
een schone vrouw zonder verstand.'

de apostelen moeten wandelen


Het geld moet in omloop zijn, moet rollen. Apostelen moeten, als
verbreiders van een geloof, grote omzwervingen maken. Opgete-
kend in de tweede helft van de 19de eeuw.

149
de centen van je baas zijn niet van blik!
Je mag wel eens wat harder werken voor je loon.

de centenpest hebben
Veel geld uitgeven. Ook: de geldpest hebben. Vaak in ontkennende
vorm: ik heb de centenpest/geldpest niet.

de laatste stuiver uitsteken, uithangen

Op één stuiver na blut zijn.

de nieuwigheden doen de man van zijn geld scheiden

een dubbeltje op het zand zetten


Dat is: er een borrel voor drinken. Zo raak je 't kwijt, zoals het in het
zand verloren raakt.
een gat in je hand hebben

er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken


Er wordt zo veel geld verspild.

geld, dat slaan ze in de munt met hamers


Zinspelend op de uitdrukking geld stukslaan voor 'verkwisten'. Op-
getekend in de tweede helft van de 17de eeuw.

geld heeft vleugels

Geld is gauw uitgegeven.

geld (niet) laten beschimmelen

heeft hij veel noten, zij zal veel doppen maken


Als híj veel geld heeft, zal zíj het er wel doorjagen.

het geld blijft in de wereld en wij moeten eruit


Ter verontschuldiging gezegd om het er maar goed van te nemen.
Maar: het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten.

het geld brandt hem in zijn handen/vingers/zak

150
Onverstandig handelen

het geld druipt/glijdt/glipt/slipt/gaat hem door de vingers

het geld smelt in zijn handen

het geld valt daar in een zinkput

hij brengt zijn goed wel niet door, maar hij maakt het geld toch
zoek
Doorbrengen is verkwisten.

hij draagt het geld in zijn zak, maar er zit een gat in

hij laat de penning klinken


Hij laat het geld rinkelen, door het uit te geven.

hij laat zijn geld wandelen


Hij laat zijn geld rollen.

hij poept uit een wijd gat


Hij geeft gemakkelijk geld uit.

hij weet niet dat geld waarde heeft


Hij kent de waarde van het geld niet.

hoe dat men geld of liefde sluit: het wil, het zal, het moet eruit
Sluit betekent hier: opsluit. In 1632 opgetekend door facob Cats.

hoger kakken als zijn gat


Meer geld uitgeven dan hij zich kan veroorloven. Denk ook aan kak
in de zin van 'kapsones'.

in de buidel blazen
Veel geld uitgeven. De uitdrukking is niet verklaard.

maak, dat het geld opkomt, voor de Fransen terugkomen


Iedere smoes om je geld uit te geven is goed. Opgetekend in het
midden van de 19de eeuw, nadat de 'Franse tijd' in 1813 was geëin-
digd.

151
mooie vrouwen en paarden doen het geld wel verteren
Een i6de-eeuwse zegswijze.

niet op een dubbeltje kijken


Makkelijk geld uitgeven.

op grote voet leven


Het gebruik van het woord voet in de betekenis 'schaal, mate, om-
vang' gaat in een lange geschiedenis ruwweg via de betekenissen
'grootteverhouding', 'verhouding' en 'grondslag' terug op het li-
chaamsdeel voet.

uit volle buidels is het goed geld betalen

voor nietige dingen wordt het meeste geld gegeven

wel wat kunnen missen

welk nut heeft het geld, dat in de kist gestapeld wordt!

wie het breed heeft, laat het breed hangen


Schertsend gezegd wanneer iemand betaalt of veel uitgeeft.

wie zijn geld wil zien verstuiven, moet roken tabak en kopen duiven
Aan het begin van de 20 ste eeuw opgetekend in Deventer.

wie zijn spaarpot aan scherven slaat, is zijn penninkje kwijt voor hij
het kent

zijn centen in het zout leggen


Veel geld verteren. De herkomst van deze zegswijze is niet duide-
lijk. Gewoonlijk betekent in het zout leggen of opzouten juist dat je
iets goed bewaart.

zijn hele vermogen erdoorheen jagen

zijn zakken zijn van duivelsleer, zij kunnen geen kruis houden
Bedoeld is het kruis - symbool van het geloof - dat op oude mun-
ten staat, waartegen de duivel machteloos zou zijn.

152
Onverstandig handelen

met geld smijten

ergens veel geld tegenaan gooien

geld in het water geworpen/gooien

geld met volle handen strooien

geld naar de honden smijten

geld uit het venster smijten

geld uit zijn zak smijten

het geld met scheppen uitgeven

veel geld stukslaan/stuksmijten

verbrassen

de pieken laten springen


Grof geld verteren. Het woord piek, een Bargoense term voor 'gul-
den', is voor het eerst gedocumenteerd in 1906. Men veronderstelt
dat de naam teruggaat op een serie munten van eind 17de eeuw
waarop de Nederlandse Maagd (of de godin Pallas Athena, daar is
men het niet over eens) leunend op een speer was afgebeeld.

geld verbranden

Ook in ontkennende vorm: geen geld verbranden 'zuinig zijn',

zijn geld verboemelen


Verboemelen komt van boemelen 'flierefluiten' en is in de 19de eeuw
ontstaan, waarschijnlijk onder invloed van het Duitse verbummeln
'verkwisten'.
zijn geld verbrassen
Al in 1544 stond in een liedboekje: 'Hi wilde altijt vrolijc zijn/ Sijn
geit heeft hi verbrasset/ Met schoone vrouwen fijn.'

153
zijn geld verdrinken/versjikkeren

Versjikkeren is Bargoens van Jiddische oorsprong voor 'verdrinken',

zijn geld verkladden


Verkladden betekent zoiets als 'verknoeien'. Het hangt waarschijn-
lijk samen met klad 'vlek, klodder'.
zijn geld vermooschen
Vermooschen is waarschijnlijk een variant van vermorsen. Mogelijk
is ook moos (Bargoens voor 'geld') van invloed geweest.

zijn geld versletsen

Versletsen hangt waarschijnlijk samen met slets 'rommel, vod',

zijn geld verspillen

geld moet rollen

een kluit in zijn hol hebben


Onrustig zijn; op pad willen om geld te spenderen. Een kluit was
vroeger in België een muntstuk.

geld (is rond, dus) moet (het) rollen


Opgetekend in het midden van de 19de eeuw.

geld moet rollen en bier moet vloeien


Opgetekend in de studententaal.

hij heeft een roldaalder in zijn zak


Geld dat je in de zak brandt, dat móét rollen.

ze laten wielen
Het geld laten rollen.

154
Onverstandig handelen

rekenfouten

dat is een rekening van Marie Boom: drie maal elf is een daalder en
een slokkie voor de haalder
Dit werd in Vlaanderen gezegd als iemand in zijn nadeel rekende.
'Marie Boom zal wel een bestaand persoon geweest zijn', aldus een
spreekwoordenboek.

de stuiver op een oord je/zes je brengen


Verlies lijden door iets te ruilen tegen iets van mindere waarde. Een
oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes mijt, dus 1/8 stuiver.
'Door den vorm en geringe waarde zeer geschikt als belooning voor
kleine werkzaamheden of als fooi,' schrijft het Woordenboek der Ne-
derlandsche Taal over het zesje.

die heb ik gepierd (beetgenomen), zei de boer, en hij gaf twee


zesthalven voor acht stuivers
Zesthalven waren 5,5 stuiver (27,5 cent) waard. De boer schiet er
dus zelfbij in, want hij krijgt voor zijn 55 cent maar veertig cent te-
rug. In veel stadse spreuken wordt de boer afgeschilderd als een
bedrieger én domkop.

een achtentwintiger voor een daalder nemen


Met minder genoegen nemen. Een achtentwintig(er) was een zilve-
ren munt ter waarde van 28 stuivers, een daalder was dertig stui-
vers waard, dus dit was een ongunstige transactie.

ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het
is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten
Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was
dertig stuivers waard, dus één duit meer.

vijf cent voor een stuiver geven


In Nederland is dit een correcte wisseltransactie. In België, waar de
spreuk is opgetekend, was dit niet zo! Een cent was daar namelijk
twee centiem, en een stuiver negen centiem! Het is dus vijf cent
(tien centiem) voor een stuiver (negen centiem) geven, dat is te veel.

155
vijf oordjes voor een stuiver geven
Iets duur betalen, want een stuiver was vier oordjes waard.

penny wise, pound foolish

In het Engels is de uitdrukking penny wise, pound foolish voor het


eerst opgetekend in 1607 in een boek van Edward Topsell, The His-
tory of Four-Footed Beasts and Serpents and Insects (De geschiedenis
van viervoetige dieren en slangen en insecten): 'Als iemand uit gie-
righeid of nonchalance zijn vee het gewone voedsel onthoudt, zal
hij penningwijs en ponddwaas zijn; hij zal namelijk veel vee verlie-
zen doordat hij er een beetje voer op bespaarde.'
Een vergelijkbare beeldspraak is al in 1561 te vinden in een Neder-
landse spreekwoordenverzameling: een duit gezocht en een oordje
verloren. Dit wordt verklaard als 'een kleine winst nagejaagd en
daardoor een grotere prijsgegeven'. Penny wise, pound foolish wordt
ook in Nederlandstalige teksten vaak in zijn oorspronkelijke vorm
aangehaald. In de 18de en 19de eeuw zijn verschillende varianten te
vinden. Het gaat om:

dat is centenwijsheid en guldensdomheid

hij is oordje gierig en stuivertje zot

hij is penningwijs en pondzot

hij keert een dubbeltje driemaal om en gooit een gulden weg

drank

dat is lelijk/bitter goed, geef mij nog voor een oordje


Schertsend gezegd door iemand die nóg wel een borreltje wil. Ook:
geef mij nog voor vier duitjes.

de drinkpot maakt menigeen geldeloos


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

156
Onverstandig handelen

een dubbeltje op het zand zetten


Dat is: er een borrel voor drinken. Zo raak je 't kwijt, zoals het in het
zand verloren raakt.

het geld, al tappend ontvangen, is niemand nut


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. In feite is het geld
natuurlijk wel de kroeghouder tot nut.

het komt terecht, beter dan verzopen dubbeltjes, of je moet met de


dochter van de kastelein trouwen

hij drinkt/liegt/speelt tegen de penning zestien op


In zeer hoge mate; zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent
die 'op de penning zestien' heette.

ik heb alles versmeerd, mijn schoon geld verteerd, al bij de meisjes


en de weerd (waard)
Opgetekend in Gent, omstreeks 1840.

in geld, in vrouwen en in wijn, is deugd en vreugd, maar ook venijn


Een voorloper is te vinden bij Jacob Cats: 'Een schoone vrou, en soe-
te wijn, Die zyn vol heymelick fenijn.'

Venus en Bacchus zijn rare guiten, ze maken het hoofd op hol,


en plunderen de duiten
Venus symboliseert liefde en seks, Bacchus de drank. Beide figuren
gaan terug op de klassieke mythologie.

wie druppels koopt, moet geen spaarpot kopen


Drankgebruik veroorzaakt armoede.

wie graag dobbelt, in de herberg gaat en met mooie vrouwen


omgaat, kruis noch munt zal hem blijven
Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, wegens het
kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt,
de twee zijden van zo'n munt).

zij leggen hun geld aan in natte waren tegen brand


Zij geven alles uit aan drank.

157
Oordje

Oordje is een van de vijf muntnamen die in de spreuken het meest


voorkomen. Een van de oude betekenissen van oord was 'hoek'.
Toegepast op het kruisteken dat vele munten sierde, was een oord-
je elk van de vier hoeken waarin het kruis de munt verdeelde, dus
een kwart. In de praktijk was het bijna altijd een kwart stuiver.
Oordjes zijn geslagen van de late Middeleeuwen tot 1794.
In dit boek is de schrijfwijze oordje aangehouden, zoals in de
muntliteratuur gebruikelijk is. De Grote Van Dale geeft de voor-
keur aan oortje, maar sluit oordje niet uit, en schrijft zelfs alle sa-
menstellingen van het woord met een d.

achter de oordjes zitten

Al het mogelijke doen om geld te vergaren.

al zijn oordjes kwijt zijn

altijd een oordje in de schaal te leggen hebben


Altijd iets aan te merken hebben.

bekend zijn als de blinde oordjes


Een blind oordje was een muntstuk waarvan de beeldenaar was af-
gesleten, en dat dus door zeer vele handen was gegaan.

dat is het zo goed waard als een ei/koek een oordje


Dat is zijn prijs goed waard.

158
Oordje

dat is lelijk/bitter goed, geef mij nog voor een oordje


Schertsend gezegd door iemand die nóg wel een borreltje wil.

dat kan me geen oordje schelen


Dus: weinig of niets. Varianten met bal, hol, moer of reet zijn in-
middels bekender.

de stuiver op een oordje/zesje brengen


Verlies lijden door iets te ruilen tegen iets van mindere waarde. Een
oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes mijt, dus 1/8 stuiver.

een duit gezocht en een oordje verloren

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

een oordje gespaard, is een oordje gewonnen

een oordje in 't zakje leggen om er een schelling uit te halen


Een kleine som wagen met hoop op (grote) winst. Een oordje was
1/4 stuiver waard, een schelling in de Middeleeuwen 1/2 stuiver, la-
ter zelfs zes stuivers.
een ruiter zonder paard, een krijgsman zonder zwaard, een vrijer
zonder baard zijn geen zeven oordjes waard

een woordje op zijn pas is als geld/goud in de tas/kas


Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'.

er is geen oordje smout meer aan


Smout is vet - net als boter een symbool van welvaart. Als er niet
eens vet meer was ter waarde van een oordje, stond het er slecht
voor.

ergens voor een oordje of een blank thuisliggen


Ergens voor heel weinig geld in de kost zijn, en dus weinig in te
brengen hebben. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de
eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

geen oordje geven voor iemands leven


Tegenwoordig: geen cent...

159
geen oordjes, geen mastellen
Geen geld, geen waar. Een mastel was een broodje of koekje, soms
met anijs gekruid.

het gaat gelijk een fluitje van een oordje


Het gaat heel gemakkelijk. Vlaamse variant van het Noord-Neder-
landse dat is een fluitje van een cent.

het is een oordje


Beslist, zeker, zo is het. Waarom dat met de muntnaam oordje
wordt aangegeven, is niet duidelijk.

het is geen oordje waard

het laatste oordje moeten hebben


Gezegd van iemand die zijn spullen duur verkoopt.

hier een oordje, daar een blank, het jaar is lang


Sparen lukt ook met kleine beetjes (een oordje en een blank waren
allebei heel weinig waard).

hij is oordje gierig en stuivertje zot

hij is oordjedood
Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak
laten afspringen.

hij keert zijn oordjes wel driemaal om


Hij is zo gierig als wat.

hij mag dat oordje in zijn hand houden en uitwisselen


Daar kan hij het mee doen!

hij waagt er zijn laatste oordje aan

hij zou een oordje in tweeën/vieren bijten


Geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splij-
ten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.

160
Oordje

hij zou er zijn zondagsoordje voor uitgeven

hij zou nog liever honger lijden dan een oordje te kort blijven
Hij doet alles voor geld.

ieder oordje brengt zijn gierigheid mee


Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rij-
ker men is, hoe gieriger men wordt.

iemand voor geen oordje vertrouwen/willen bedriegen

ik zou een oordje geven om je te zien

je zou hem je laatste oordje in bewaring geven

kijken alsof je je laatste/zondags oordje versnoept hebt


Beteuterd kijken.

klappen zijn geen oordjes (want als klappen oordjes waren, ik


klapte mijn zak vol)
Woorden kosten niets. Met een woordspeling op klappen 'praten'.

kleine oordjes van iets maken


Iets dat men niet meer nodig heeft, te gelde maken.

liever oordje zeker en het geweten zuiver


Liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te
worden. Men zei ook op oordje-zeker spelen 'geen geld geven of lenen
tenzij tegen goede waarborg of onderpand'.

met de oordjes zitten


Geld hebben.

met een oordje en een zesje betalen


Met kleine beetjes. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes
mijt, dus 1/8 stuiver. 'Door den vorm en geringe waarde zeer ge-
schikt als belooning voor kleine werkzaamheden of als fooi,'
schrijft het Woordenboek der Nederlandsche Taal over het zesje.

161
ook een oordje in 't schoteltje te leggen hebben
Ook iets in te brengen hebben.

oordje-zeker spelen
Alleen in solide zaken investeren. Deze verbinding komt ook voor
in de uitdrukking liever oordje zeker en het geweten zuiver 'liever een
kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te worden'.

oordjes hebben

op/om een oordje doodblijven


Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip-
pen.

van/voor het oordje zijn


Geldzuchtig zijn.

vijf oordjes voor een stuiver geven

Iets duur betalen, want een stuiver was vier oordjes waard,

voor een oordje het voer


Overvloedig, in grote hoeveelheden voor weinig geld. Een voer is
een wagenlading.
wie geboren is onder een duitplaneet zal nooit meester van een
oordje worden
Geboren zijn onder een bepaalde planeet zinspeelt op de astrologie,
die inhoudt dat de stand van sterren en planeten onherroepelijk
ons lot bepaalt.

wie voor het oordje geboren is, zal nooit tot een stuiver geraken
Hij ontgaat zijn lot nooit.

woorden zijn geen oorden

Praten is dikwijls nutteloos. Een variant is praten zijn geen oorden.

zijn oordjes inleggen


Zich met iets bemoeien. Wie zijn oordjes inlegt, zet geld in en
speelt dus mee.

162
Oordje

zijn oordjes omkeren


Gierig zijn.

zijn oordjes tussen de deur nijpen


Gierig zijn. Een gierigaard zou de kleinste munten liefst nog splij-
ten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.

zijn oordjes uit het spel trekken


Zich uit een zaak terugtrekken.

zijn stuiver doet toch ook maar vier oordjes


Met wantrouwen gezegd van mensen die op onverklaarbare wijze
in welstand toenemen.

zonder oorden krijgt men geen boter


Zonder geld geen waar.

zonder oordjes en met een diepe zak ga je niet naar de markt


Vóór alles heb je geld nodig.

163
Opscheppen

de gebraden haan uithangen


Grof geld verteren, de grote heer uithangen.

een gulden op de drempel en een stuiver in huis


De buitenkant is mooier dan de binnenkant.

een presentatie als een haan van een daalder hebben


Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Met een
'haan van een daalder' wordt een grote haan van koek of speculaas
bedoeld (die een daalder kostte).

geen halve cent in de zak en drie gulden aan het voorhoofd

grote ruiten zonder duiten


Mogelijk een toespeling op de tijd dat grote glazen ruiten een luxe
waren. Iemand die de schijn ophield, had wel grote ruiten, maar
geen geld.

Haagse ton
Een Haagse ton is '50.000 gulden'. Hagenaren staan traditioneel
bekend als opscheppers.

het geld hangt aan zijn hielen


Spottend gezegd van iemand die beweert geld te bezitten.

164
Opscheppen

hij heeft een presentatie als een bok van een daalder
Een 'bok van een daalder' was een grote bok van koek of speculaas
(die een daalder kostte).

hij heeft veel kak, maar weinig duiten

hij heeft veel kak, maar weinig geld op zak

hij loopt als een paard van een daalder


Een 'paard van een daalder' was een groot paard van koek of specu-
laas (dat een daalder kostte).

hij stapt/kraait/kijkt als een haan van een stoter


Een 'haan van een stoter' was een haan van koek of speculaas (die
een stoter, 12,5 cent, kostte).

hij zit daar, of zijn geld duizenden was

hoe groter praler, hoe slechter betaler


Opscheppers zijn slechte betalers.

hoger kakken als zijn gat


Meer geld uitgeven dan hij zich kan veroorloven. Denk ook aan kak
in de zin van 'kapsones'.

ik en mijnheer hebben de zolders vol koren liggen, zei de knecht,


en hij was blij als hij zijn weekgeld ontving

je maakt de jonker, en hebt penning noch duit bij te zetten


Opgetekend in de 16de eeuw.

moed hebben als een stoters paardje


Een 'stoters paardje' was een paardje van koek of speculaas (dat een
stoter, 12,5 cent, kostte).

veel praat hebben maar geen pijkens


Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor 'geld'. Mogelijk
is het verwant met piek 'gulden'. Het is ook in verband gebracht met
picaillon, een oud Piëmontees muntstukje.

165
wie geen blank heeft om zich te laten scheren, moet zijn knevels
niet met pommade (luxe haarzalf) laten strijken, of zijn haar laten
poederen
Een blank of blanke was van de 14de tot de 1 6 d e eeuw een muntje
van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

166
Penning

De penning is vele eeuwen lang een van de bekendste Nederlandse


muntnamen geweest; het is dan ook een van de vijf muntnamen
die in de spreuken het meest voorkomen. De zilveren penning of
denier was van de 8ste tot de 13de eeuw de enige munt die in West-
Europa geslagen werd. Later werd de penning in vele regionale va-
rianten geslagen, die allemaal verschilden in gewicht en waarde.
Penning was ook eeuwenlang een benaming voor 'munt' in het al-
gemeen. De oorsprong van het woord penning, dat verwant is met
het Engelse penny en het Duitse Pfennig, is onzeker. Het is wel in
verband gebracht met pan in de betekenis 'panvormig' en met het
Latijnse pannus 'lap stof (met verwijzing naar een vroeger gebruik
om lappen stof als ruilmiddel te gebruiken). Beide verklaringen
zijn echter niet overtuigend.

beter een penning gespaard, dan een gulden nutteloos verteerd

beter een penninkje in de hand dan een vogeltje dat vliegt

dat is de keerzijde van de penning


Dat is de andere kant van de zaak.

de dagelijkse penning vermag zo veel


De dagelijkse penning is de penning die men nodig heeft voor het
dagelijks brood.

167
de dagelijkse penning weet wat

de gierigheid groeit zolang, als de ene penning op de andere


gestapeld wordt

de godspenning terugbrengen
Een (huur)contract verbreken. De godspenning was oorspronkelijk
het geldstuk dat bij het sluiten van een koop- of huurovereenkomst
aan de armen werd gegeven.

de klank van de penning verdooft alle redenen


Rijke mensen worden altijd geloofd.

de mooiste kant van de penning laten zien


Iets voordelig voorspiegelen.

de penning gesloten houden


Dat wil zeggen: het geld achter slot en grendel houden.

de penningen doen de paarden lopen


Met geld kun je alles bereiken.

de penningen hebben altijd de muts in de hand om oorlof


(= vrijheid) te nemen
Dit betekent vermoedelijk dat wie over geld beschikt, zich alles kan
veroorloven. De zegswijze dateert uit de 16de eeuw.

de penningen maken de oorlog


Oorlogvoering verslindt geld.

des pennings reden klinken best


De taal van het geld klinkt het duidelijkst.

duivelspenning

Een geldstuk dat altijd weer naar de eigenaar terugkeert,

een gespaarde penning is dubbel verdiend

168
Penning

een gestolen penning geldt niet minder dan een andere


Geld stinkt niet.

een mooie/goede penning hebben


Een flinke bom duiten hebben.

één penning gespaard is er twee vergaard


Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

één penning in de spaarpot maakt meer geraas, dan als hij vol is
Denk aan holle vaten klinken het hardst. In 1632 opgetekend door Ja-
cob Cats.

één penning klinkt niet


Wie arm is, heeft vrijwel geen invloed.

één penning met recht is beter dan duizend met onrecht


Eerlijkheid gaat boven alles.

een stuiver verdienen en wel voor een braspenning dorst hebben


Een braspenning was circa 6,25 cent waard, dus meer dan een stui-
ver.

geen penning in de wereld hebben


Niks bezitten.

God is de liefste en de penning is de waardste


Een spreekwoord uit de 16de eeuw.

hekelpenning

Een geldstuk dat altijd weer naar de eigenaar terugkeert,

heksenpenning

Een geldstuk dat altijd weer naar de eigenaar terugkeert,

het is mijn penning die er klapt


Ik heb in dit huwelijk het geld aangebracht. Opgetekend in de eer-
ste helft van de 17de eeuw.

169
het is waar naar de penning
De koopwaar is zo goed als zijn prijs.

het penningske der weduwe


Een kleine gift van grote waarde. Ontleend aan het bijbelboek Lucas
(21:2-4), waarin wordt verteld van een arme weduwe die slechts
twee penningen schonk, wat echter gezien haar armoede een groot
offer was.

het penninkje wil een broertje hebben


Geld trekt geld aan.

hij drinkt/liegt/speelt tegen de penning zestien op


In zeer hoge mate; zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent
die 'op de penning zestien' heette.

hij heeft penning noch heller voor de kosten gehad


Geen vergoeding. De heller was een kleine zilveren munt uit het
Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden
gangbaar was.

hij is er bekend als de kwade penning


Slecht, vals geld is alomtegenwoordig.

hij is op de penning

Hij is gierig. Soms met als uitbreiding: als de duivel op een zieltje.

hij is op de penning zestien


Hij is een gierigaard, een woekeraar. Het gaat om iemand die geld
leent tegen een hoge rente, namelijk één penning op iedere 16, dat
is 6,25 procent.
hij is penningwijs en pondzot
Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

hij laat de penning klinken


Hij laat het geld rinkelen, door het uit te geven.

hij lijkt op de kwade penning: hij komt altijd weer thuis

170
Penning

hij wacht erop, als de pastoor op zijn offerpenningen


Hij ziet er gretig naar uit.

hij zal een penning wel driemaal omkeren voor hij hem uitgeeft
Hij is zo gierig als wat.

iemand de penning gunnen


Bij iemand iets kopen.

iets laten liggen totdat het oude braspenningen zweet


Iets in voorraad laten liggen om een betere markt af te wachten.
Waarom zoiets nu juist braspenningen zou zweten, is niet duide-
lijk. Een braspenning was circa 6,25 cent waard.

iets tegen de penning zestien verkopen


Zeer duur verkopen, zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent
die 'op de penning zestien' heet.

je maakt de jonker, en hebt penning noch duit bij te zetten


Gezegd van een opschepper.

men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus


Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis.

met onze eigen penningen moeten wij onze schuld afdoen


We moeten het zelf oplossen.

met penne (penning) en schelle (schelling)


Met huid en haar. Een schelling is een oude munteenheid, die uit-
eenlopende waarden heeft gehad.

op de penning kijken/zijn

penning is pennings broeder


Geld trekt geld aan.

penning is ziek
Op droog zaad zitten.

171
penningen doen de man zorgen
Reeds gevonden in het midden van de 16de eeuw.

pennings reden wordt aanbeden

De taal of de argumenten van het geld staan in hoog aanzien,

steekpenningen aannemen
Het woord steekpenning komt al voor in het Middelnederlands. Mo-
gelijk komt het van '(iemand geld in handen) steken'.
tot de laatste kwadrantpenning toe
Een kwadrantpenning is een zeer klein muntje. De zegswijze is
ontleend aan het bijbelboek Mattheus (5:26), en men doelt ermee
op de goddelijke rechtvaardigheid, waaraan wij, als ons geen kwijt-
schelding verleend wordt, tot de laatste kwadrantpenning toe moe-
ten betalen. Munten met deze naam zijn in de Nederlanden nooit
in omloop geweest. Bedoeld werd de zeer kleine Romeinse munt
quadrans, het vierde deel van een as.

tot de laatste penning


Geheel en al.

van de dertig penningen niet gehad hebben


Niet al te snugger zijn.

wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Een variant is: wie
een penning niet acht, wordt geen stuiver heer.

wie koopmanschap doet, en er geen verstand van heeft, diens pen-


ningen worden vliegen
Diens penningen zullen dus wegvliegen. Opgetekend in het mid-
den van de 16de eeuw.

wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen
Hij ontgaat zijn lot nooit.

wie wil bouwen, moet twee penningen voor één tellen


Waarschijnlijk wil dit zeggen dat bouwwerken gewoonlijk twee-
maal zo duur uitvallen als begroot.

172
Penning

wie zijn spaarpot aan scherven slaat, is zijn penninkje kwijt voor hij
het kent

ze zullen het er beter uithalen dan Alva de tiende penning


Alva heeft die tiende penning - een vorm van belasting - uiteinde-
lijk niet weten te innen.

zijn penningske offeren


Een kleinigheidje bijdragen.

173
Plat

zo plat als een cent


Heel erg plat.

zo plat als een dubbeltje


Gezegd van vrouwen die geen boezem hebben. In plaats van dub-
beltje zegt men ook pannenkoek, slijpplank of scholletje. De Fransen
zeggen plate comme une punaise of sole 'zo plat als een wandluis, zee-
tong'.

zo plat als een duit

zo plat als een zesje


Dit kon betekenen 'zeer plat', maar ook 'zo duidelijk als wat; zon-
neklaar'. Een zesje was een klein muntje ter waarde van zes mijt,
dus 1/8 stuiver. Het werd in 1520 geslagen onder Karei v.

174
Rijkdom

aan een boom, zo vol geladen, mist men vijf zes pruimen niet
Geld in overvloed hebben. Dit is een spreekwoordelijk geworden ci-
taat uit een gedichtje van Hiëronymus van Alphen uit 1778.

als hij zonder geld is, is de zee zonder water


Hij heeft nooit gebrek aan geld.

bulken van het geld

de bocht al onder de arm hebben


Betekent 'er warmpjes bijzitten' (in Groningen). De bocht al onder
de arm hebben betekende oorspronkelijk waarschijnlijk hetzelfde
als een slag om de arm houden, namelijk een eind touw als speling,
als reserve houden; dit kreeg ook de betekenis 'financiële reserve'.

de bok is vet
Er is veel geld. Ook gezegd wanneer er een flinke erfenis te verde-
len valt.

de rijken hebben het meeste geld


Al opgetekend in de 15de eeuw.

een dikke tiet met geld/een hele tiet geld


Met tiet wordt hier 'portemonnee' bedoeld, misschien wegens de
bolle vorm van een gevulde beurs. Een andere verklaring luidt: 'tiet,

175
in zeker bargoensch: zakportefeuille, blijkbaar omdat men die in de
binnenzak draagt.'

een mooie veer kunnen wegblazen


Dankzij een som gelds waarover je beschikt. Dit is vermoedelijk af-
geleid van de zegswijze dat iemand geen veer (van de mond) meer kan
wegblazen. Zo iemand ademt amper nog en is dus bijna dood. Wie
wél een veer kan wegblazen, staat er juist goed voor.

er dik inzitten

er is klei aan de kloet/pols


Die persoon is rijk. Een kloet of pols was een polsstok; misschien
doelt de spreuk op vruchtbare, rijke kleigrond, die aan de stok plakt.

er warmpjes bijzitten

Van warm in de oude betekenis 'rijk, welgesteld',

geld als drek hebben

goed bij kas zijn

goed gesnaard zijn

Bemiddeld zijn. De herkomst van deze uitdrukking is onbekend,

goed voor het geld zijn


Zijn schulden kunnen voldoen, kredietwaardig zijn.
het geld met ruifels scheppen
Een ruifel is een schop of schep.

het is een aardige grijpstuiver


Een grijpstuiver was oorspronkelijk een muntje met een vogel
Grijp (griffioen) erop. Hieruit ontstond de Bargoense betekenis
'bijverdienste, (gering) bedrag', wat hier als understatement wordt
gebruikt voor 'groot bedrag'. De muntnaam is ten onrechte in ver-
band gebracht met 'grijpen'.

176
Rijkdom

het is een hele spekkoper


Hij zit er warmpjes bij. Kooplui die in spek handelden, golden blijk-
baar als welvarend.

het is een levende geldkist

het is zo goed als geld in de kist/als gereed geld

het zit eraan bij hem


Hij kan het wel betalen.

hij heeft een zee van geld

Opgetekend in de eerste helft van de 19de eeuw.

hij heeft geld als slijk

hij heeft geld bij hopen

hij is binnen

hij is boven Jan

hij is een echte geldzak

hij weet met zijn geld geen weg

hij weet wat guldens zijn

hij zit tot over de oren in het geld

in het goud/geld zwemmen


jan klinkaard is thuis
Hij is rijk. Klinkaards waren gouden munten die sedert de 14de
eeuw in Brabant werden geslagen; ze heetten waarschijnlijk zo
naar het rinkelende geluid.

177
kunnen piasteren
Kunnen betalen. Piaster is - misschien via Frans piastre - ontleend
aan de Italiaanse muntnaam piastra (d'argento) 'zilveren piaster',
oorspronkelijk 'plak zilver'. Met deze naam werden ook wel Spaan-
se munten aangeduid. In het Nederlands is piaster voor het eerst in
een document aangetroffen in 1653. Vooral in Zuid-Nederland
werd piaster vroeger gebruikt als een algemene aanduiding voor
'geld'.

met de geldkas op de wereld komen


Rijk geboren worden. Een variant is: met een geldzak aan de nek ge-
boren zijn.

met zijn gat in de boter vallen

Boter staat hier voor 'weelde'.

met zijn geld geen weg/raad weten

niet krap bij kas zijn

steenrijk zijn
Pas in de tweede helft van de 19de eeuw gesignaleerd. Waarschijn-
lijk een vertaling van het Duitse steinreich. Het werd door sommige
dan ook beschouwd als een germanisme.
stinken naar het geld
Stinkend rijk zijn.

tot de ellebogen in het geld tasten/zitten

wie in het veen zit, kan wel een turfje missen


Geld in overvloed hebben. De brandstof turf werd gewonnen in het
veen en was daar dus in overvloed aanwezig. Turf is bovendien een
Bargoens woord voor 'geld' (van Hebreeuws teref'geld').

ze zien op geen aap, die uit Oost-Indië komen


Geld in overvloed hebben. Wie uit een land vol apen komt, hoeft
niet op een aapje te kijken. Deze uitdrukking, die uit de 17de eeuw
dateert, leidde tot het gebruik van aap in de betekenissen 'schat',
'spaarpot' en 'geld'.

178
Rijkdom

zijn schaapjes op het droge hebben


Wie zijn schapen op het droge had, had zijn belangrijkste bezittin-
gen in veiligheid gebracht. De uitdrukking komt al in de 16de eeuw
voor.

zijn vosjes liggen dik


Hij heeft veel geld liggen. Vos betekent in de dieventaal 'gouden
munt', vanwege de goudgele kleur van de vacht.

zilverwerk is zo goed als geld in huis

zo rijk zijn als het water diep is

ping-ping hebben

apen en meerkatten hebben


Met apen en meerkatten wordt 'opgepot geld' bedoeld. Dat aap de be-
tekenis 'geld' kreeg, gaat waarschijnlijk terug op de uitdrukking ze
zien op geen aap, die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is niet ka-
rig'. Waarom meerkat voor '(opgepot) geld' werd gebruikt, is niet
duidelijk.

daar is ans/hij heeft ans


Hij heeft geld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een (van
oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje', maar
later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of'geld'. Voor-
al in Zuid-Nederlandse bronnen komt men het tegen in de spelling
ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt).

daar is blink
Met blink worden blinkende geldstukken bedoeld. Varianten zijn:
daar is lood; daar is pecunia.

de kluit binnen hebben


Een kluit is hier een onbepaalde hoeveelheid geld.

een aardig stuivertje hebben


Heel wat geld hebben.

179
een goede/schone stuiver hebben
Veel geld hebben.

een (hele) bom duiten bezitten

een mooie/goede penning hebben


Heel wat hebben.

een paar losse centen hebben


Schertsend gezegd van iemand die over nogal wat kapitaal be-
schikt.

een stevige turf hebben


Turf is een Bargoens woord voor 'geld' of'beurs' (van Hebreeuws
teref' geld').

geld verdienen als slijk


Veel geld verdienen. Volgens de Grote Van Dale 'algemeen Bel-
gisch Nederlands'. Slijk betekent eigenlijk 'doorweekte klei- of
veenachtige grond'.

hanske zal er wonen


Daar zal geld zijn. Voor de herkomst van hanske zie p. 179, bij daar
is ans/hij heeft ans.

het is een poen/poen hebben


Poen gaat misschien terug op ponem, een Jiddisch woord voor 'ge-
zicht', namelijk het portret op de munt.

het loodje hebben


Lood betekent hier 'geld'.

hij heeft de dubbeltjes


Hij heeft het geld.

hij heeft de duiten beet en laat ze fluiten


Hij weet zijn geld goed te besteden.

hij heeft een mooie stuiver


Hij is rijk.

180
Rijkdom

hij is goed van duimkruid voorzien


Naar de duimbeweging waarmee geld wordt geteld. Duimkruid is
geen bestaande plant.

hij is goed van moppen voorzien


Het woord mop 'rond koekje' is overgedragen op (ronde) geldstuk-
ken.

hij is van klinkt'm voorzien


Klinkt'm verwijst naar het klinken van muntstukken.

hij ligt met de centen, duiten


Hij heeft veel geld.

koeken hebben

Koeken betekenen hier 'geld, geldstukken'.

Marie bij zich hebben


Geld hebben. In de eerste helft van de 20ste eeuw opgetekend in
het Bargoens. De herkomst is niet duidelijk.
mozes en de profeten hebben
Deze zegswijze combineert een toespeling op moos, een Bargoens
woord voor 'geld', met een tekst uit het evangelie van Lucas (16:29),
die wil zeggen: wie de eerste vijf bijbelboeken (traditioneel aan Mo-
zes toegeschreven) tot leidraad neemt, heeft alles wat hij nodig
heeft.

oordjes hebben

peper hebben
Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd
met rijkdom.

ping-ping hebben
Goed in de slappe was zitten. Ping-ping is in verband gebracht met
het Latijnse pecunia 'geld', maar het kan ook goed gevormd zijn
door klanknabootsing (naar het gerinkel van geld, dat de mens 'als
muziek in de oren klinkt').

181
pitten hebben
Pitten is een van de vele algemene benamingen voor 'geld'. Het is al
zeker sinds de late 18de eeuw in zwang. Hoewel de oorsprong niet
helemaal zeker is, zou er verband kunnen bestaan met pitje, dat al
in de 17de eeuw is opgetekend. Dit was ontleend aan de Javaanse en
Maleise term voor een klein muntje (pitjis, pitis, picis), dat door de
Nederlanders werd gelijkgesteld aan een halve cent.

pruimen hebben
Geld hebben. Met een pruim geld bedoelde men 'een tamelijk grote
hoeveelheid geld, een aardig kapitaal'.

schrabbes hebben
Geld hebben. Voor het eerst opgetekend in 1919, in de Amster-
damse boeventaal. Ook de vormen schrabber en schriebes komen
voor. De herkomst van deze woorden is niet bekend.

smiezen hebben
Geld hebben. Onder andere gevonden bij Justus van Maurik in Am-
sterdam bij dag en nacht (1897): 'Wanneer de ontslagen boef zijn uit-
gaanskas verteerd heeft en zonder middel van bestaan rondzwerft,
vindt hij bij Moeder Leen nog een warme kachel en een kom koffie,
op voorwaarde dat hij later, wanneer hij weer smiesen heeft, haar
inrichting niet voorbijgaat.' De herkomst van smies is niet bekend.

spaan hebben
Spaan betekent 'geld'. Mogelijk is het een verkorting van spaander,
dat in de volkstaal wordt gebruikt voor 'cent'. Spaander betekent ei-
genlijk 'een langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt'. Maar
het wordt ook gebruikt voor 'zeer klein stukje, niets' ('er komt geen
spaandertje van terecht'). De cent is de kleinste munteenheid, dus
eveneens een 'zeer klein stukje'.

spie hebben
Voor het Bargoense woord spie voor 'geld' bestaan twee verklarin-
gen: het kan hetzelfde woord zijn als spie 'pin', dus iets van geringe
waarde, of het kan samenhangen met specie 'munt, geld'.

182
Rijkdom

spijkers hebben
Het Bargoense woord spijkers in de betekenis 'geld' is in 1937 voor
het eerst opgetekend. De etymologie is onzeker. Wellicht is er ver-
band met het Vlaamse pijkens, pijkes met dezelfde betekenis, of met
het Bargoense spie 'geld, cent', dat bekend is sedert het einde van de
19de eeuw.

splint hebben
Splint, splinter, ook wel splenters, betekent 'geld'. De herkomst van
deze woorden in deze betekenis is onduidelijk.

sponken hebben
Aan het begin van de 20ste eeuw opgetekend in Gent. De herkomst
is niet bekend. Men zei ook om de sponken gaan 'een erfdeel gaan
halen'.

met de duiten zitten

goed in zijn slappe was zitten


Slappe was betekende oorspronkelijk een bepaald soort zwarte
boenwas waarmee leer werd behandeld. Goed in de slappe was zitten
komt uit de soldatentaal. Wie veel slappe was had, was 'goed ge-
spekt', hij zat er warmpjes bij, was bemiddeld. De uitdrukking is
voor het eerst aangetroffen in 1899.

hij zit goed in zijn muzikanten


Hij zit goed in de slappe was. Muzikanten duidt waarschijnlijk op
het gerinkel van geld, dat de mens 'als muziek in de oren klinkt'
(denk ook aan klinkaard en ping-ping).

met centen zitten

met de boes zitten


Geld hebben. Volgens de enige - weinig aannemelijke - verklaring
zou deze Vlaamse aanduiding voor 'geld' teruggaan op oude Griek-
se munten met een afbeelding van een os en daarbij het woord bous
'rund', 'os'.

183
met de duiten zitten

met de kluiten zitten

Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem,

met de knotsen zitten


Knots is een mogelijk klanknabootsende term voor 'geld, geldstuk-
ken'. De uitdrukking is opgetekend in Gent.
met de krieken zitten
De herkomst van deze uitdrukking is onbekend. Een kriek is een
zwarte, zoete kers met een grote pit.

met de luiers liggen


Opgetekend in Gent. Het woord luiers in de betekenis 'geld' is al-
leen in deze uitdrukking aangetroffen. De herkomst is niet bekend.
Misschien vanwege de associatie met er warmpjes bij zitten/liggen.

met de oordjes zitten

met de peper zitten


Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd
met rijkdom.

met de pijkens zitten


Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor 'geld'. Mogelijk
is het verwant met piek 'gulden'. Het is ook in verband gebracht met
picaillon, een oud Piëmontees muntstukje.

met de plaat zitten


Munten hebben; waarschijnlijk omdat munten plaatjes metaal
zijn.

met de wiek zitten


Opgetekend in Vlaanderen. In Vlaanderen en Brabant betekent
wiek onder meer 'homp, forse hoeveelheid'. Het lijkt aannemelijk
dat deze betekenis ten grondslag ligt aan met de wiek zitten 'geld
hebben'. De verdere herkomst van dit wiek is onzeker.

184
Rijkdom

met een goede ponk zitten


Oorspronkelijk was een ponk waarschijnlijk iets hols waar bijvoor-
beeld geld in kon worden bewaard.

met spek zitten

Rijk zijn. Spek en vet zijn vanouds symbolen van welvaren,

met splinters zitten


Splinters is een Bargoens woord voor 'geld'.

een smak geld

een dikke tiet met geld/een hele tiet geld


Met tiet wordt hier een portemonnee bedoeld, misschien wegens
de bolle vorm van een gevulde beurs. Een andere verklaring luidt:
'tiet, in zeker bargoensch: zakportefeuille, blijkbaar omdat men die
in de binnenzak draagt.'

een (hele) bom duiten bezitten

een hele poep geld

een kwak geld hebben

een schuif geld


Een schuif is hier een flinke hoeveelheid, een schep.

een smak geld


Veel geld.

een stevige turf hebben


Turf is een Bargoens woord voor 'geld' of'beurs' (van Hebreeuws
teref' geld').

8 5
Schulden

als je om geld komt, zijn ze nooit thuis

betaal uw schuld met geileken, of boet ze aan uw velleken


Wie zijn schulden (gelleke is een verbastering van geld) niet kan be-
talen, moet er lijfelijk voor boeten.

de pegel uitdragen
Je schulden (gaan) betalen. Pegel betekent 'geld' of'guldens'. Oor-
spronkelijk betekende het woord 'peil, maat, merkteken'. De ont-
wikkeling naar de monetaire betekenis is niet duidelijk. Het woord
is pas in de 20ste eeuw opgetekend. Het werd aanvankelijk vooral
gebruikt in de studententaal, samen met pegulant.

geen spijtiger ding, dan geld te eisen van iemand die het niet heeft

geld lenen breekt vriendschap


Want er kunnen moeilijkheden komen over de terugbetaling.

geleend geld wil niet teruggevraagd worden

Opgetekend in de tweede helft van de 15de eeuw.

geleend geld zal men lachend betalen

goed voor het geld zijn


Zijn schulden kunnen voldoen, kredietwaardig zijn.

186
Schulden

hij heeft alle bijtjes afgevist


Hij kan nergens meer geld lenen. Het gaat om de bijten (gaten) in
het ijs waar 's winters in wordt gevist.

hij heeft zijn geld in een slijpsteen genaaid/geknoopt


En kan er dus niet bij - een kleurrijke smoes om niet te hoeven be-
talen.

hij kent de waarde van een daalder die er een van een ander moet
lenen

hij kent de waarde van een kroon die er een van een ander moet
lenen
De kroon was van oorsprong een Franse gouden munt, in 1385 in-
gevoerd, die in de Nederlanden - en ook in andere landen - veel-
vuldig circuleerde en geïmiteerd werd. De Franse kroon is zo'n
tweeënhalve eeuw in gebruik gebleven. Deze munt ontleende zijn
naam aan het gekroonde Franse wapen dat erop stond afgebeeld.
De waarde varieerde.

hij staat bij mij in het kladboek


Hij is mij geld schuldig.

hoe groter praler, hoe slechter betaler


Opscheppers zijn slechte betalers.

in het krijt staan bij iemand


In de schuld staan. Herbergiers tekenden vroeger met krijt het ge-
lag aan, vandaar. Waren het oplichters dan zei men: zij schrijven met
dubbel krijt of met een vork.

kom er maar eens voor zingen


Gezegd als iemand bij een betaling of bij het wisselen van geld een
gering bedrag te kort komt.

met onze eigen penningen moeten wij onze schuld afdoen


We moeten het zelf oplossen.

187
wie borg blijft, geeft de sleutel van zijn geldkas(t)
Wie borg staat, zich garant stelt, geeft de sleutel van zijn kas of kluis
uit handen.

wie zijn schuld betaalt, verarmt niet/vermindert zijn goed niet,


maar hij raakt zijn geld toch kwijt

Opgetekend in de tweede helft van de 1 6 d e eeuw.

wie zijn vrienden houden wil, moet ze geen geld lenen

wil je weten wat een dukaat waard is: probeer er een te lenen

188
Sparen

appeltje voor de dorst


Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw.

beter een duit in de hand dan een blanke in de kant


Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. Een blank of blan-
ke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank)
zilver; het was niet veel waard.

beter een leggende hen dan een liggende kroon


De kroon werd in de 14de eeuw ingevoerd. De waarde varieerde.

beter een penning gespaard, dan een gulden nutteloos verteerd

bewaar de mijt, ze doet de stuiver besparen


Het is goed om te sparen. Een mijt was een muntje van zeer gerin-
ge waarde.

botje bij botje leggen


Het woord botje is al in de Middeleeuwen verkort uit botdrager, een
zilveren munt. Hierop stond oorspronkelijk een zittende leeuw
met een toernooihelm afgebeeld. Die helm werd schertsend botte
'korf, muilkorf genoemd, vandaar botdrager. De muntnaam komt
ook voor in dien mij, ik heb de botjes (een latere, uitgebreide variant
is: dien mij, zei de boer, ik heb daalders, mijn kleingeld is op).

189
de ene mijt op de andere bouwt het huis
Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

de ene stuiver op de andere bouwt het huis

Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

de spaarpot komt het geld toe

een gespaarde penning is dubbel verdiend

een kous hebben


De spreekwoordelijke oude kous waarin geld wordt bewaard.

een oordje gespaard, is een oordje gewonnen


Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in
zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

één penning gespaard is er twee vergaard

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

een stuiver gespaard is beter dan een gulden gewonnen

een stuiver gespaard is een stuiver gewonnen

geld (niet) over de balk smijten


Voor over de balk smijten in de betekenis 'verspillen' zijn verschil-
lende verklaringen gegeven, die er merendeels op neerkomen dat
bij het voederen van vee het hooi dat over een bepaalde balk werd
gegooid, verloren ging.
hele en halve centen gespaard, worden gouden Willempjes waard
Een gouden Willempje was een in de jaren 1848-1853 geslagen gou-
den handelsmunt met de beeldenaar van Willem 11 of Willem 111.

het is beter één stuiver in de hand dan twee te verwachten

het is geen kunst geld te winnen, maar te bewaren

190
Sparen

hier een oordje, daar een blank, het jaar is lang


Sparen lukt ook met kleine beetjes (een oordje en een blank zijn
allebei heel weinig waard).

kan een stuiver mij niet rijk maken, een plakke zal het niet doen
Opgetekend in de 16de eeuw. Een plak was indertijd meestal nog
minder waard dan een stuiver. Deze muntnaam is vermoedelijk
ontstaan ter aanduiding van de munt als plat schijfje metaal.

keer eerst je dubbeltje nog eens om

Doe maar zuinig.

klein gewin brengt rijkdom in

licht gewin maakt zware beurzen


Vele kleintjes maken een grote.

nauw teergeld doet goed sparen


Teergeld is geld dat iemand heeft voor zijn vertering, geld om van te
leven.

op de dubbeltjes passen

pas op de halve centen, het worden guldens in de zak

rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar

schijven op zijn kant zetten

Geld oppotten, opsparen.

sparen is een groot inkomen

terwijl men een stuiver wint, verliest men er geen twee

vele kleintjes maken een groot


Een woordspeling met groot. De groot was oorspronkelijk een zwaar
zilverstuk, dat sedert eind 13de eeuw werd geslagen. De naam, die
moet worden opgevat als 'groot, stevig, solide', is aan de munt ge-
geven in navolging van onder andere de Franse muntnaam gros. In

191
de 14de eeuw werd de groot - in de noordelijke gewesten verdeeld
in acht penningen, in de zuidelijke in twaalf - de grondslag van het
Nederlandse muntstelsel. Toen in de 15de eeuw de stuiver de
grondslag van het muntstelsel werd, werd groot de naam voor een
halve stuiver.

werken en sparen, doet geld vergaren

wie niet oppast, ziet zijn geld niet groeien

zich niet uitkleden voor het naar bed gaan


Je geld niet wegschenken of verdelen voor je dood.

zijn oordjes uit het spel trekken


Zich uit een zaak terugtrekken.

wie het kleine niet eert

De uitdrukking wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd is voor
het eerst opgetekend in de 19de eeuw. Dat wil zeggen: in die vorm.
Het motief is veel ouder. Al in 1552 is in een spreekwoordenboek te
vinden wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht. Hier-
onder nog enkele andere varianten, die merendeels dateren uit de
18de en 19de eeuw. De betekenis is steeds 'wie niet tevreden is met
iets gerings, van weinig waarde, verdient het niet iets groters, waar-
devollers te krijgen'.

een winkelier moet zowel opstaan voor een duit als voor een stuiver

wie de stuiver niet (be)geert/eert, is de gulden niet weerd

wie een duit versmaadt, is de gulden niet waard


Ook: die 't kleine versmaadt, is het groote niet waard.

wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht

192
Sparen

wie een penning niet acht, wordt geen stuiver heer


Ook: wie eenplakke niet acht, wordt geen stuiver heer. Een plak was een
munt van geringe waarde. De naam is vermoedelijk ontstaan ter
aanduiding van de munt als plat schijfje metaal.

wie het klein niet eert is het groot niet weerd

zo moet het binnenkomen, zei de koopman, en hij werd voor een


duit aan krijt uit bed gebeld

193
Stuiver

Deze benaming is aan het einde van de 14de eeuw opgekomen voor
wat toen het grootste zilverstuk was, de dubbele groot. Sindsdien is
de stuiver eeuwenlang de basis van het muntstelsel in de Nederlan-
den gebleven, wat de grote bekendheid verklaart. Ook is stuiver een
van de vijf muntnamen die in spreuken het meest voorkomen. Na-
dat de stuiver een tijdlang in de verschillende gewesten verschil-
lende waarden had gehad, kreeg onder de Republiek de waarde van
1/20 gulden (acht duiten) de overhand. De herkomst van de term
stuiver is niet met zekerheid vastgesteld. Voorheen werd het woord
afgeleid van stuiven, omdat op de munt een vuurijzer met stuiven-
de vonken zou hebben gestaan, ontleend aan de keten van het Gul-
den Vlies (gesticht 1429). De naam stuiver voor 'munt' is echter ou-
der dan het Gulden Vlies: al in 1404 is stuversbroet 'een brood van
een stuiver' aangetroffen. Hedendaagse etymologen leggen daar-
om een verband met het Duitse Stüber, dat oorspronkelijk 'afge-
knot stuk' betekende.

beter mest in het land dan stuivers in de hand


Geld is niet alles.

bewaar de mijt, ze doet de stuiver besparen


Het is goed om te sparen. De mijt behoorde tot de kleinste koperen
munten die in Vlaanderen in de 14de eeuw werden geslagen.

194
Stuiver

dat is een stuivertje op zijn kant


Het is erg onzeker hoe het zal aflopen. Ook dat is een dubbeltje op
zijn kant.

dat scheelt drie stuiver

Dat is iets anders (dan je daarnet zei).

de ene stuiver op de andere bouwt het huis

de laatste stuiver uitsteken, uithangen


Op één stuiver na blut zijn.

de stuiver op een oordje/zesje brengen


Verlies lijden door iets te ruilen tegen iets van mindere waarde. Een
oordje was 1/4 stuiver; een zesje was zes mijt waard, dus 1/8 stui-
ver.

die heb ik gepierd/beetgenomen, zei de boer, en hij gaf twee


zesthalven voor acht stuivers
Zesthalven waren 5,5 stuiver (27,5 cent) waard. De boer schiet er
dus zelfbij in, want hij krijgt voor zijn 55 cent maar veertig cent te-
rug.

een aardig stuivertje hebben


Heel wat geld hebben.

een goede/schone stuiver hebben


Veel geld hebben.

een gulden op de drempel en een stuiver in huis


De buitenkant is mooier dan de binnenkant.

een stuiver (drie keer) omkeren

Gierig zijn.

een stuiver gespaard is beter dan een gulden gewonnen

een stuiver gespaard is een stuiver gewonnen

195
een stuiver kleeft aan de handen
Er blijft wat aan de strijkstok hangen.

een stuiver verdienen en wel voor een braspenning dorst hebben


Een braspenning was circa 6,25 cent waard, dus meer dan een stui-
ver.

een stuivertje kan raar rollen


Het kan wel anders aflopen dan je verwacht. De uitdrukking komt
ook voor met dubbeltje en kwartje.

een winkelier moet zowel opstaan voor een duit als voor een stuiver
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

gooit hij een stuiver op het dak, er komt een schelling terug
Hij is een geluksvogel, want een schelling is zes stuivers waard.

het geluk is de wereld nog niet uit, zei de jood, toen hij iemand acht
stuivers en een vrijbriefje uit de loterij thuisbracht
Opgetekend in het midden van de 19de eeuw.

het geluk wil mij niet verlaten, zei Lourens, en hij vond een Kleefse
stuiver

het is beter één stuiver in de hand dan twee te verwachten

het is een aardige grijpstuiver


Een grijpstuiver was oorspronkelijk een muntje met een vogel
Grijp (griffioen) erop. Hieruit ontstond de Bargoense betekenis
'bijverdienste, (gering) bedrag', wat hier als understatement wordt
gebruikt voor 'groot bedrag'. De muntnaam is ten onrechte in ver-
band gebracht met 'grijpen'.

het is een goede stuiver, die er tien inbrengt


Goed belegd of besteed geld levert wat op.

het is een mooie stuiver als hij geschuurd is


Gezegd van een weekloon, waar weinig van overblijft als al de kos-
ten van het huishouden betaald zijn.

196
Stuiver

het is net zo gemakkelijk een ton goud te wensen als een stuiver
Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen.

het zijn die zeven, vijf(tien) stuivers niet


Dat is de ware reden niet, dat is niet waar het eigenlijk om gaat.

hier druipt het stuivers, en bij u regent het zesthalven


Een zesthalf was 27,5 cent waard, dus het geld stroomt binnen.

hij denkt dat al zijn duitjes stuivers waard zijn


Hij handelt onverstandig.

hij heeft een mooie stuiver


Hij is rijk.

hij is oordje gierig en stuivertje zot

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks.

hij stuivert genoeg, maar frankt niet


Veel geschreeuw, weinig wol. Een stuiver was minder waard dan
een frank.
ieder stuivertje brengt zijn gierigheid mee
Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rij-
ker men is, hoe gieriger men wordt.

ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan
vijf bedelaars

ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het
is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten
Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was
dertig stuivers waard, dus één duit meer.

ik vertrouw hem voor geen vijfcents haring

ik wou dat een pond boter tien stuivers kostte, en dat het een jaar
lang meeging

197
je kunt me lang zuur aankijken, voordat je een stuiver uit mijn
portemonnee loskrijgt
Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

kan een stuiver mij niet rijk maken, een plakke zal het niet doen
Opgetekend in de 16de eeuw. Een plak was indertijd meestal nog
minder waard dan een stuiver.

kronen winnen, stuivers wagen, dat is een handel van behagen


Een kroon was veel meer waard dan een stuiver. In 1632 opgete-
kend door Jacob Cats.

op een stuiver/vijf cent kijken


Zeer zuinig of gierig zijn.

stuivertje wisselen
Eikaars plaats of functie innemen. De uitdrukking gaat terug op
een kinderspel waarbij de deelnemers ieder bij een boom staan, be-
halve één, die een ander vraagt of deze een stuivertje kan wisselen.
Intussen trachten de overigen van boom te verwisselen, maar de
vrager probeert hen voor te zijn en een tijdelijk lege boom te bezet-
ten. Wie dan zonder boom overblijft, moet op zijn beurt de vraag
gaan doen.

terwijl men een stuiver wint, verliest men er geen twee

tot de laatste stuiver


Helemaal tot op het bot.

twee stuivers in een trommel maken meer herrie dan een die vol is
met louis d'or
Louis d'or is Frans voor 'gouden Lodewijk'. Het was een Franse
munt, die ook in de Nederlanden veel werd gebruikt. Deze munten
dateren van koning Lodewijk X I I I (1610-1643) en later. Tegenwoor-
dig is het de naam van een Nederlandse toneelonderscheiding.

van duit tot stuiver


Tot in de kleinste bijzonderheden, als in een rekening waarin de
kleinste bedragen worden verantwoord.

198
Stuiver

van stuivers blanken maken


Slechte zaken doen. Een blanke was (ongeveer) driekwart stuiver
waard.

vijf cent voor een stuiver geven


In Nederland is dit een correcte wisseltransactie. In België, waar de
spreuk is opgetekend, was dit niet zo! Een cent was daar namelijk
twee centiem, en een stuiver negen centiem! Het is dus vijf cent
(tien centiem) voor een stuiver (negen centiem) geven, dat is te veel.

vijf oordjes voor een stuiver geven


Iets duur betalen, want een stuiver was vier oordjes waard.

voor zeven stuivers krijgen


Een flinke uitbrander krijgen.

wie de stuiver niet (be)geert/eert, is de gulden niet weerd


Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Ook: wie een penning
niet acht, wordt geen stuiver heer; of wie eenplakke niet acht, wordt geen
stuiver heer.

wie met kronen winnen en stuivers wagen, zijn bevrijd van harde
slagen
Een kroon was veel meer waard dan een stuiver. In 1632 opgete-
kend door Jacob Cats.

wie tot een blank geboren is, zal zijn leven geen stuiver rijk worden
Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje
van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen
Hij ontgaat zijn lot nooit. Dezelfde spreuk komt voor met oordje/
stuiver, stuiver/daalder, stuiver/dubbeltje en stuiver/gulden.

zeven stuivers en een oude hoed


Goedkoop.

199
zij kan op een stuivertje in het rond draaien
Zij is zeer vlug en levendig.

zijn stuiver doet toch ook maar vier oordjes


Met wantrouwen gezegd van mensen die op onverklaarbare wijze
in welstand toenemen.

zijn stuivers zijn negen duiten waard


Een gewone stuiver is acht duiten waard, dus hij is een geluksvogel.

200
Tot de laatste

tot de laatste cent


Tot het uiterste.

tot de laatste heller


Tot de laatste cent. De heller was een kleine zilveren munt uit het
Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden
gangbaar was.

tot de laatste kwadrantpenning toe


Een kwadrantpenning is een zeer klein muntje. De zegswijze is
ontleend aan het bijbelboek Mattheus (5:26), en men doelt ermee
op de goddelijke rechtvaardigheid, waaraan wij, als ons geen kwijt-
schelding verleend wordt, tot de laatste kwadrantpenning toe moe-
ten betalen.

tot de laatste penning


Geheel en al.

tot de laatste stuiver


Tot op het bot.

201
Uitbrander

iemand van vier duiten terug geven


Iemand flink de waarheid zeggen, op zijn nummer zetten.

iemand voor vijf cent (mee)geven


Iemand een pak slaag geven.

voor zeven stuivers krijgen


Een flinke uitbrander krijgen.

202
Verdienen

als het op de groten regent, druipt/druppelt het op de kleinen


Als de rijken er veel (geld) bij krijgen, valt er ook wel wat af voor de
armen. Met een woordspeling op groot, in vroeger tijden een zeer
algemene munt.

dat is een goudmijn(tje)

de aap binnen/beet hebben


Geld bezitten. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw. Aap werd
voor 'schat' gebruikt, vervolgens voor 'spaarpot' en daarna voor
'geld'. Waarschijnlijk gaan deze betekenissen terug op de uitdruk-
king ze zien op geen aap die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is
niet karig'.

een mooi duitje aan iets verdienen

ergens een slordige duit aan verdienen

ergens goudgeld mee verdienen

ergens munt/geld uit slaan

geld in het laatje brengen

geld ruiken

203
grof geld verdienen

het grote geld

het is geen broodwinning, maar een geldwinning

zijn foefen maken


Geld verdienen. Opgetekend in Vlaanderen. Het woord foef is niet
verklaard.

zijn geldkist vullen

geld trekt geld aan

de duivel schijt altijd op de grootste hoop

Wie al geld heeft, krijgt er nog meer bij.

geld wil bij geld (zijn)

geld wint geld

geld zoekt geld

het geld zoekt zijn maatje en sluipt door het gaatje

Opgetekend in de eerste helft van de 19de eeuw.

het is goed geld geven, die geld kennen

het penninkje wil een broertje hebben


Geld trekt geld aan.
het water loopt altijd naar de zee
Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

penning is pennings broeder


Geld trekt geld aan.

204
Verdienen

turf in het veen brengen


De brandstof turf werd gewonnen in het veen en was daar dus in
overvloed aanwezig. Turf is bovendien een Bargoens woord voor
'geld' (van Hebreeuws teref'geld').

waar duiven zijn, vliegen duiven toe

waar geld is, komt geld bij/wil geld wezen

het regent geld

al zijn schellingen zijn dertien groten waard


Het zit hem financieel mee, want een schelling was - althans na de
Middeleeuwen - een dozijn groten waard.

duizend gulden op een bordje krijgen

gooit hij een stuiver op het dak, er komt een schelling terug

Hij is een geluksvogel, want een schelling was zes stuivers waard.

het geld komt daar binnen langs deuren en vensters

het geld komt met emmers binnen

het geld voor het oprapen/opscheppen hebben

het is, alsof het geld er met schoppen in huis gesmeten wordt

het regent er geld

hier druipt het stuivers, en bij u regent het zesthalven


Een zesthalf was 27,5 cent waard, dus het geld stroomt binnen.

hij heeft het vandaag goed gehad: men zou zijn geld wel op een kor-
dewagen (kruiwagen) thuis brengen
Opgetekend in het midden van de 16de eeuw.

205
hij verdient/heeft geld als water

van alles geld maken

zijn stuivers zijn negen duiten waard


Een gewone stuiver is acht duiten waard, dus hij is een geluksvogel.

206
Verstandig handelen

beter een penninkje in de hand dan een vogeltje dat vliegt

beter van een stad dan van een dorp


Laat degeen die het meeste geld heeft maar betalen.

een oordje in 't zakje leggen om er een schelling uit te halen


Een kleine som wagen met hoop op (grote) winst. Een oordje was
1/4 stuiver waard, een schelling in de Middeleeuwen 1/2 stuiver, la-
ter zelfs zes stuivers.

geld in iets steken

heb je geld, dat mooi blinkt, zorg dat het niet klinkt
Smijt er niet mee. In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

het is beter je geld te houden, dan een slechte koop te doen

het is een goed heller, die een pond inbrengt


Een kleine munt die door verstandig investeren een veel groter be-
drag oplevert. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duit-
se rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden
gangbaar was. De munt was oorspronkelijk afkomstig uit Schwa-
bisch-Hall en heette vandaar Haller, Haller, Heller.

207
het is een goede gulden, die er tien/honderd spaart
Goed belegd of besteed geld levert wat op.

het is een goede stuiver, die er tien inbrengt


Goed belegd of besteed geld levert wat op.

het mes snijdt aan twee kanten


Iemand verdient in een zaak op twee manieren geld, bijvoorbeeld
door zuiniger te produceren en tegelijkertijd tegen een hogere prijs
te verkopen.

hij weet van één groot er vijf te maken


De groot was oorspronkelijk een zwaar zilverstuk, dat sedert eind
13de eeuw werd geslagen. De naam, die moet worden opgevat als
'groot, stevig, solide', is aan de munt gegeven in navolging van on-
der andere de Franse muntnaam gros.

iets laten liggen totdat het oude braspenningen zweet


Iets in voorraad laten liggen om een betere markt af te wachten.
Waarom zoiets nu juist braspenningen zou zweten, is niet duide-
lijk. Een braspenning was circa 6,25 cent waard.

je kunt je gulden maar één keer uitgeven

je moet niet al je geld op één kaart zetten


Bedoeld is een speelkaart, en vandaar: niet alles van één onderne-
ming laten afhangen.

kleine oordjes van iets maken


Iets dat men niet meer nodig heeft, te gelde maken.

kronen winnen, stuivers wagen, dat is een handel van behagen


Een kroon was veel meer waard dan een stuiver.

met de tanden geld winnen


Dat wil zeggen: sober leven, zich voedsel uit de mond sparen.

met nauw dingen en goed betalen kan men geld en goed behalen
Nauw dingen is 'scherp onderhandelen'.

208
Verstandig handelen

met onze eigen penningen moeten wij onze schuld afdoen


We moeten het zelf oplossen.

oordje-zeker spelen
Alleen in solide zaken investeren.

oud geld en jonge vrouwen - wil die vrij in 't duister houen
Die kun je maar beter in het donker houden. In 1632 opgetekend
door Jacob Cats.

tijd is geld
Vertaling van het Engelse time is money, dat is opgetekend in de
16de eeuw. Een vergelijkbare beeldspraak is echter al te vinden bij
de oude Grieken. Zo zei de wijsgeer Theophrastus van Eresus (cir-
ca 300 v.Chr.): 'Tijd is het kostbaarste wat een mens kan uitgeven.'
Time is money wordt soms ten onrechte toegeschreven aan Francis
Bacon. Maar die schreef, in 1620: T i m e is the measure of business,
as money is of wares.' Bij Benjamin Franklin vinden we, in 1748, in
diens Advice to a Young Tradesman: 'Remember that time is money.'

vijf gulden, goed gebruikt, is zes gulden waard

vrede in het huishouden is de beste geldkoffer

weten waar de peper vandaan komt


Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd
met rijkdom.

weten wat een gulden waard is


De waarde van het geld kennen; weten wat er in de wereld te koop
is.

wie met kronen winnen en stuivers wagen, zijn bevrijd van harde
slagen
Een kroon was veel meer waard dan een stuiver.

wie zijn geld goed besteden kan, die bewaart het niet kwalijk
Niet kwalijk betekent 'niet graag', 'beter niet'.

209
zaai geen geld op zee, het kan zinken
Investeren in schepen of koopvaardij is een onzekere zaak.

2IO
Vriendschap

beter een vriend over/op de weg dan geld in de koffer/beurs

Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 1 6 d e eeuw.

een volle buidel vindt gehoor, de lege klinkt niet in het oor

een vriend is beter dan geld in de beurs

een zak guldens en goede vrienden scheiden niet gemakkelijk

Geld maakt vrienden.

geen geld meer, geen vrienden meer

geld lenen breekt vriendschap

Want er k u n n e n moeilijkheden k o m e n over de terugbetaling.

geld maakt vrienden

geldeloos, vriendeloos
het geld breekt geen vriendschap
Zolang m e n geld heeft, heeft m e n vrienden. Soms met de toevoe-
ging:
het doch:
geld zondergeld,vriend
is allemans zonder vrienden.

211
liever geldeloos dan vriendeloos
Een variant is: beter goedeloos dan vriendeloos.

of je nu hoer bent, boef of dief, wie geld heeft in zijn buidel, is


geacht en geliefd
Aangetroffen in de 18de eeuw: 'Ghy kent het Spreeckwoort wel:
't Zy hoere, boef, of dief, Die geld heeft in den buil, is achtbaer
waerd en lief.'

oude vrienden, oude wijn en oud geld prees men al vanouds

uitheems geld maakt vreemden tot vrienden


Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

voordat je je geld kwijt bent, vind je vrienden in overvloed

wie geld heeft, krijgt de droes/duivel te vriend, en alle hoeden tot


zijn devotie
Wie geld heeft maakt veel vrienden, en iedereen let erop dat hij de
centen eerlijk over hen verdeelt. Deze zegswijze dateert uit de eer-
ste helft van de 18de eeuw.

wie geldeloos is, zijn vrienden zijn dun


Met dun wordt bedoeld 'mager in aantal', dus: zonder geld heb je
weinig vrienden. Het gaat hier om een zegswijze uit de 16de eeuw.

wie zijn vrienden houden wil, moet ze geen geld lenen

zonder geld, zonder vrienden

212
Waardevol

dat is geld waard

dat is goud waard, eigen haard is goud waard


In 1632 opgetekend door Jacob Cats.

de eerste slag/klap is een daalder waard


Initiatief is belangrijk.

die ui is geld waard


Dat is kostelijk, waardevol. Waarschijnlijk van ui in de betekenis
'grap'.

een goed begin is een daalder waard


Initiatief is belangrijk.

een woord op zijn pas is een daalder waard


Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'.

een woordje op zijn pas is als geld/goud in de tas/kas


Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'.

elk kind brengt duizend gulden mee


Niet letterlijk, maar de gedachte is enerzijds dat kinderen een ze-
gen van God zijn, en dus zonder meer van grote waarde, en ander-
zijds dat zij, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal zegt, 'den
ijver van den huisvader doen vermeerderen'.

213
het penningske der weduwe
Een kleine gift van grote waarde. Ontleend aan het bijbelboek Lucas
(21:2-4), waarin wordt verteld van een arme weduwe die slechts
twee penningen schonk, wat echter gezien haar armoede een groot
offer was.

hij zit op de daaldersplaats

Een dure plaats, in tegenstelling tot het schellinkje,

met geen goud betaalbaar

op de markt is je gulden een daalder waard


Soms met de toevoeging: maar meestal een kwartje.

zijn gewicht in goud waard zijn


Een vertaling van het Franse valoir son pesant d'or.

214
Wensen

alles is mogelijk, maar het regent geen geld

alles komt terecht, behalve de potloodjes en verzopen dubbeltjes

Opgetekend in het midden van de 19de eeuw.

als het geld regende, zou iedereen een tobbe onder de goot zetten

als het geld regent en bonen waait


Dus: nooit.

als het schip met dubbeltjes langskomt


Nooit. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wanneer iets gekocht
wordt.

als het schip met geld/schellingen maar kwam


Nooit. Een schelling is een oude munteenheid, die uitleenlopende
waarden heeft gehad.

als hij geld en geen dorst heeft


Nooit.

als ik mijn verzopen dubbeltjes nog eens terughad


Nooit.

als ik zoveel geld had, zou ik vragen of de wereld te koop was

215
een ton goud wensen vult de beurs net zo weinig en doet de schouw
niet meer roken, dan een duit wensen
Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen.

had ik geld genoeg, ik zou de keizer van Rome stillen


Stillen is 'tevreden stellen'. Sommige Romeise keizers, zoals Ves-
pasianus, hadden de naam buitengewoon hebzuchtig te zijn.

had ik maar geld, ik werd voor vroom geteld

Als ik geld had, zou men mij ook wel als vroom beschouwen.

het is alles lief en aardig, maar het moest geen geld kosten

het is net zo gemakkelijk een ton goud te wensen als een stuiver
Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen.

hij moest een paardje/ezeltje schijtgeld/poepgeld hebben


Een variant is: ik heb geen paardje kakgeld. Voor het eerst opgetekend
in de 17de eeuw.

ik wou dat een pond boter tien stuivers kostte, en dat het een jaar
lang meeging

ik zou je in goud laten beslaan, als het een dubbeltje per pond
kostte
In goud laten beslaan is 'een gouden omhulsel geven'. Ook: ik zou
je in goud laten beslaan, als het een duit per pond kostte.

krijg de ballen
Het ga je goed, krijg geld. Bal is Vlaams-Bargoens voor 'frank'. Het
woord wordt wel verklaard uit Frans balie 'rond voorwerp, gezicht'.
Dit zou slaan op het portret in de beeldenaar.

was daar maar geld mee te verdienen!


Opgetekend in de 18de eeuw.

wie alles wist, kwam met vier duiten door de wereld


Voorloper van als je alles van tevoren wist, kwam je met een kwartje de
wereld rond.

216
Zeispreuken

Een zeispreuk is een spreuk waarin iemand een gezegde in de


mond krijgt gelegd. In de uitdrukking staat meestal 'zei die-en-die',
vandaar de naam. Het genre is al oud en tamelijk grondig bestu-
deerd. In 1947 publiceerde C. Kruyskamp een collectie van 671 zei-
spreuken onder de titel Apologische spreekwoorden (de derde druk
verscheen in 1965). Vaak wordt in deze spreekwoorden een hande-
ling gerechtvaardigd of verdedigd, vandaar apologisch 'verdedi-
gend'. Het genre komt waarschijnlijk uit Duitsland. Het oudste Ne-
derlandse voorbeeld staat in een spreekwoordenverzameling van
omstreeks 1480 en luidt: 'Tis quaet water, sprac die reigher ende
conde niet swemmen.' Meestal hebben ze een 'komisch' karakter,
of althans: zo zijn ze bedoeld. Een vrij bekende is alles met mate, zei
de snijder, en hij sloeg zijn vrouw met de el.
Zeispreuken worden ook wel wellerismen genoemd. Dit naar
Sam Weller, een knecht in Charles Dickens' The Posthumous Papers
of the Pickwick Club, die grossierde in dit soort uitdrukkingen. In
Nederland werd Dickens onder meer nagevolgd door mr. Jacob van
Lennep. In Ferdinand Huyck (1840) laat Van Lennep het personage
kapitein Pulver dingen zeggen als: 'Ik heb nooit verlangd de kennis
te hernieuwen, zoo als de knecht tegen den beulsknecht zei' en:
'Goeie reis, zoo als de man die zich baadde tegen de haaien zei.'
Hieronder zijn de zeispreuken met geldnamen bij elkaar gezet.

al naar het valt, zei de jongen, en zijn stuk viel in een hoop met
dubbeltjes

217
al te mooi, zei meester Oege, en hij kreeg een Philippusgulden voor
een botje
De Philippusgulden was een gouden munt ter waarde van 25 stui-
vers met een afbeelding van Sint Philippus. Hij was in omloop tus-
sen 1496 en 1520. De Philippusgulden was dus veel meer waard
dan een botje (een middeleeuwse munt die voortleeft in de uit-
drukking botje bij botje leggen).

alles waar het hoort, zei het varken, en hij kroop in de geldkast

daar kom ik wel van af, zei de bedelaar, en hij kreeg twee blanken
voor een papiertje met luizen
Een blanke was een muntje van geringe waarde, maar nog altijd
meer waard dan luizen.

dat gaat goed, zei Maaitje van Overschie, en zij kreeg een zoen met
een dubbeltje erbij

de vromen kunnen geen gebrek lijden, al zouden de stenen broden


worden, zei Kors fansz, hij verkocht zijn baars en verzoop het geld

die heb ik gepierd/beetgenomen, zei de boer, en hij gaf twee


zesthalven voor acht stuivers
Zesthalven waren 5,5 stuiver (27,5 cent) waard. De boer schiet er
dus zelfbij in, want hij krijgt voor zijn 55 cent maar veertig cent te-
rug.

dien mij, zei de boer, ik heb daalders, mijn kleingeld is op


Een (korte) variant is: dien mij, ik heb de botjes. Een botje was een
middeleeuws muntje ter waarde van een halve stuiver.

geld is vast geen goede waar, zei de boer, want mijn hond, die
anders nogal loos is, wil het niet vreten
Loos betekent hier slim. In oude stadse zegswijzen werden boeren
geregeld als dom of onbetrouwbaar afgeschilderd.

het geld valt wonderlijk, zei losse Dirk; hij verloor een dubbeltje op
de draaibrug, en vond het in de grote kerk terug

218
Zeispreuken

het geluk is de wereld nog niet uit, zei de jood, toen hij iemand acht
stuivers en een vrijbriefje uit de loterij thuisbracht

het geluk wil mij niet verlaten, zei Lourens, en hij vond een Kleefse
stuiver

het is vetpot, zei de jongen, mijn moeder heeft een daalder ge-
wisseld
Schertsend gezegd wanneer moeder eens flinkt opdist. Voor het
eerst opgetekend in 1706. Een daalder was toen een fors bedrag.

hij schijt, zei Jeroen, alsof hij marsepein voor een duit kocht
Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijt
stond in de spreekwoordenverzamelingen doorgaans sch....

ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan
vijf bedelaars

ik en mijnheer hebben de zolders vol koren liggen, zei de knecht,


en hij was blij als hij zijn weekgeld ontving

ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het
is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten
Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was
dertig stuivers waard, dus één duit meer.

ik zal maken, dat ik het aan je verdien, zei de beul, en een gauwdief
gaf hem een achtentwintig, om wat zoetjes te geselen
Een achtentwintig (er) was een zilveren munt ter waarde van 28
stuivers.

je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij
gooide een duit te grabbel
Een duit had bijna geen waarde.

mijn geld rammelt in mijn zak, zei kale Geurt, als Noorse
bokkenkeutels in een vilten hoed

219
mijn vader, zei de ondeugende jongen, zou wel een koe willen
kopen, had de schelm maar geld

overal zit bedrog in, als je maar kans ziet, geld te winnen, zei de
vrouw in alle eenvoudigheid: in mijn tijd waren de perziken wel
driemaal groter

veel gerucht maar weinig munt, zei de boer, en hij danste op een
hoop mosselschelpen

voor zware moeite mag men grote beloning eisen, zei de advocaat,
en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere kwestie, waarop hij zijn
hoofd al drie etmaal gebroken had, niet begreep

wat maakt men al niet voor geld, zei de boer, en hij zag een aap op
het venster zitten

wie biedt er geld voor? vroeg Goosen, en hij bracht zijn vrouw op
het erfhuis

wie geld heeft, zei de boer, kan wittebrood kopen


In plaats van wittebrood zei of zegt men in Groningen stoet, een dia-
lectwoord voor 'wittebrood'. De gewone kost bij boer en burger was
het zwarte roggebrood.

zie zo, zei mooie Anneke (toen zij een zonde gebiecht had), daar
ben ik voor een klinker weer van af

zo moet het binnenkomen, zei de koopman, en hij werd voor een


duit aan krijt uit bed gebeld
Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

220
Ziekte en dood

als de dood ons nedervelt, is het uit met goed en geld

de centenpest hebben
Veel geld uitgeven.

de geldpest hebben
Veel geld uitgeven. Vaak in ontkennende vorm: ik heb de geldpest
niet.

hij heeft de geldziekte/geldzucht


Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

hij is oordjedood
Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak
laten afspringen.

hij loopt als een dertientje, hij is zo vlug als een dertientje
Hij is weer helemaal opgeknapt. Men zei dit wanneer iemand van
een zware ziekte hersteld was. Een dertientje was een Zeeuwse
munt uit de 18de eeuw, die 'uit hoofde van zijn kleine waarde' vlot
van hand tot hand ging.

op/om een duit doodblijven


Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip-
pen. De uitdrukking komt ook voor met cent, halve cent en oordje.

221
penning is ziek
Op droog zaad zitten.

piet is dood
Piet is hier een dialectisch woord voor pit, dat we onder meer te-
genkomen in hij heeft pitten 'hij is goed van geld voorzien'. Pitten is
een van de vele algemene benamingen voor 'geld'. Hoewel de oor-
sprong niet helemaal zeker is, zou er verband kunnen bestaan met
pitje, dat al in de 17de eeuw is opgetekend. Dit was ontleend aan de
Javaanse en Maleise term voor een klein muntje (pitjis, pitis, picis),
dat door de Nederlanders werd gelijkgesteld aan een halve cent.

voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend kan
worden
Vrek.

wie goudguldens verf kan pissen, kan licht de dokters missen


Zijn urine heeft een gezonde, goudgele kleur. Een zegswijze uit de
17de eeuw.

ziekte spaart brood, maar geen geld

222
Overig

aan de wapens kent men de munten

Aan uiterlijke kenmerken ziet je wat voor vlees je in de kuip hebt.

al zou het een ton goud kosten

alles komt om zijn geld


Boontje komt om zijn loontje.

als je van stront droomt, zul je in het geld wroeten


Opgetekend in de eerste helft van de 18de eeuw.

boerengeld is net zo goed als herenmunt


Geld is geld.

dat deed ik niet voor al het geld van de wereld/voor geen geld in de
wereld

Voor geen geld.

dat is juist mijn prik


Dat past precies bij mijn middelen of mogelijkheden. Prik is niet
verklaard.
dat is zuur verdiend geld
Aan het begin van de 19de eeuw voor het eerst aangetroffen. In
1866 schreef Jacob van Lennep: 'Allemaal een pot nat! denkt dat

223
volkje, dat ik in de dubbeltjes zoo zuur verdiend heb om ze haarlui
beeren in den bek te smijten?'

de boter zal geld kosten/nu gaat de boter geld kosten


Nu is het beslissende ogenblik gekomen.

de één kan meer met de zak, dan de ander met het geld
De een is veel bekwamer dan de ander, ongeacht de middelen.

de geldzak en de bedelzak hangen zelden vijfentwintig jaar aan één


deur

Af en toe wisselt het lot.

de heer van munt


Omschrijving van 'geld' zonder meer. Opgetekend in de 17de
eeuw.
de klop is erop
De in 1846 buiten omloop gestelde achtentwintigen, munten ter
waarde van 28 stuivers, waren ter onderscheiding van de daalders
van dertig stuivers van een zogenoemde 'klop' voorzien; daarom
zei men dit in Groningen en Friesland van een vrouw boven de 28
jaar, die dus wel niet meer zou trouwen.

de koorden van de beurs in handen hebben


De zeggenschap hebben over het geld.

de onnozelen spelen met de beurs, en de kloeken met het geld


Opgetekend in de eerste helft van de 18de eeuw.

een bal afdokken


Eén frank betalen. Bal is Vlaams-Bargoens voor 'frank'. Het woord
wordt wel verklaard uit Frans balie 'rond voorwerp, gezicht'. Dit zou
slaan op het portret in de beeldenaar.

een bedelaarsgebed/dronkemansgebed doen


Even stilstaan om je geld te tellen.

224
Overig

een heitje voor een karweitje


Traditioneel motto van de padvinders. De naam heitje, van oor-
sprong een Bargoens woord voor 'kwartje', is pas eind 19de eeuw
voor het eerst opgetekend. Hij is afkomstig uit het Jiddisch en gaat
terug op de hê, de vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet, die de
getalswaarde vijf had. Een heitje is dus vijf stuivers. Een 'vijfgul-
denstuk' werd in de dieventaal wel een gouden heit genoemd; een
celstraf van vijf jaar heit jantjes, een 'goedkope' souteneur een hei-
tjes-pooier.

een inhoudende maart is geld waard


Dit wordt ergens verklaard als: een inhoudende maand maart geeft
wel geen groeikracht aan het graan, maar doodt toch de schadelijke
gewassen en insecten door de aanhoudende vorst.

een leren beurs zal geen zijden beurs worden, al doet men er veel
geld in
Vermoedelijk: door geld alleen wordt een lomperik nog geen
verfijnd mens. Het tegenovergestelde wordt gezegd met beschim-
meld geld maakt edel ('zelfs beschimmeld geld is goed genoeg om ie-
mand voor edel te doen doorgaan').

een veer moeten laten


Oorspronkelijk werd dit gezegd van een vogel die veren verloor
doordat hij had gevochten of doordat hij was aangeschoten door
een jager.

er is in Luik meer geld dan gezond verstand


De stad Luik had in het begin van de 19de eeuw de reputatie een re-
volutionair broeinest te zijn.

ergens zijn geld aanhangen


Het ergens aan besteden.

flappen tappen

Jonge uitdrukking voor 'geld uit de geldautomaat halen',

geen adem voor geld


Zulk druk werk dat er, al zou je ervoor betalen, geen tijd is om even
op adem te komen.
225
geen handel van geld hebben
Geen geld in handen krijgen, bijvoorbeeld als vrouw van een man
die alle geldzaken zelf afhandelt.

geen herstel van grieven, geen geld


Een in de 15de en 16de eeuw bij sommige gewestelijke Staten niet
ongebruikelijke formule, die aangaf dat de vorst de gevraagde kre-
dieten alleen kon krijgen als bepaalde wensen van de onderdanen
werden ingewilligd.

geld en goed

Alles.

geld heeft geen naam, hart, reuk, stank

geld krijgen is een grote kunst

gereed geld is de bloem


Contant geld is het beste.

Hans van der Gouwe/Gauwe


Zogenaamd Hans uit Gouda (Gouw), maar in feite goudgeld. Hans
of hanske is een oude volksnaam voor een (van oorsprong) koperen
muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje', maar later - onder meer in
de dieventaal - ook voor 'cent' of'geld'. De benaming Hans van der
Gouwe, waarin het hanske wordt voorgesteld als een persoon, is aan-
getroffen in de 16de eeuw.

het appelmannetje komt om zijn geld


Gezegd als iemand ziek is door het eten van te veel fruit.

het gelag betalen


Eigenlijk: de in een kroeg gebruikte consumpties betalen. Over-
drachtelijk: opdraaien voor wat anderen (eventueel samen met jou)
misdreven hebben.

het is al één geld


Allemaal dezelfde prijs.

226
Overig

het is alsof hij geld zal brengen


Wanneer iemand hard aanklopt.

het is vandaag weer geldjesdag


Het is betaaldag.

het leen is voor de oudste, het geld is voor de stoutste (= dapperste)


Schetst de toestand onder het middeleeuwse leenstelsel. In 1632
opgetekend door Jacob Cats.

het liefste geld is, dat men zelf wint

het slijk der aarde


Geld.

hij besnoeit de roem van zijn medemens, als de jood het geld
Het besnoeien van munten was het afsnijden van de rand, om het
zo gewonnen metaal te gelde te maken. Naar antisemitische opvat-
ting plachten joden dit te doen.

hij is er zo vlug bij, alsof er geld of goed mee te winnen was

hij kiest eieren/appels voor zijn geld


Hij neemt met minder genoegen dan hij aanvankelijk van plan
was. Opgetekend in de tweede helft van de 17de eeuw.

hij neemt alles voor goede/gangbare munt aan


Hij gelooft alles wat je hem op de mouw speldt.

hij slaat geen andere munt

Hij komt altijd met hetzelfde verhaal, tapt altijd uit hetzelfde vaatje,

hij weet er geen hol van


Hij weet er niets van. Een hol was oorspronkelijk een zilveren
florijn van 28 stuivers ( �1,40), waarop het stempel HOL (= Holland)
aangaf dat het een geldige munt was. De munt werd voor het eerst
geslagen in 1693; in 1846 werd hij afgeschaft. De uitdrukking het
kan me geen hol schelen bevat een woordspeling met hol 'aars'. In
plaats van hol zegt men ook bal, moer of reet.

227
hij zal mogen duimen
Hij zal moeten betalen. Naar het duimgebaar waarmee geld wordt
uitgeteld.

iets op klein geld geven

Iets tot in details verklaren.

ik zou geld geven om je te zien

je eet/drinkt niet, naar dat je geld hebt


Gezegd tegen iemand die (te) spoedig ophoudt met eten en drin-
ken.
je geld of je leven
Opgetekend in de tweede helft van de 20ste eeuw. De uitdrukking
wordt nogal eens in de mond gelegd van struikrovers en dergelijke.
Of ze dit werkelijk riepen is niet bekend.

je moet wel je geld, maar niet je jaren tellen

je weet niet wat het geld waard is, tot je het mist

Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

je zou geld voor het kijken gegeven hebben

kruis of munt
Sommige oude munten hadden aan de ene zijde een kruis, aan de
andere zijde de muntwaarde.
met het geld van de barbier in zijn zak lopen
Er ongeschoren bijlopen.

met oud geld en met oud brood slaat men grif de honger dood
Het gaat hier om een van oorsprong Friese rijmspreuk.

moeten ansen/hansen
Het gelag moeten betalen. Hans of hanske is een oude volksnaam
voor een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor
'oordje', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent'

228
Overig

of'geld'. Vooral in Zuid-Nederlandse bronnen komt men het tegen


in de spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt).
Zo zei men in Gent trouwen voor de ans 'om het geld'.

niet/geen geld terug hebben van


Geen antwoord hebben op.

nog wat laken voor de schaar hebben


Nog wat geld hebben.

om oud Meid is er gras en geld


Oud Meid of oud mei is 12 mei (in Groningen). Men vertrouwt erop
dat er dan altijd gras voor het vee zal zijn.

op geld liggen
In het ziekenhuis tegen betaling behandeld worden.

plaketten tellen
Geld tellen.

te einde moed, te einde geld


Gezegd van een afspraak waarbij iemand zijn werk mag staken
wanneer hij maar wil.

ten einde geld, ten einde raad

ten einde maat/moed, ten einde geld


Gezegd van een afspraak waarbij iemand zijn werk mag staken
wanneer hij maar wil.

tussen een pond en elf schellingen zijn


In een onzekere toestand verkeren. Het is niet helemaal duidelijk
op welke waarden hierbij wordt gezinspeeld. In de Middeleeuwen
was een pond twintig schellingen, terwijl de spreuk lijkt te duiden
op twaalf.

van iemand niet kunnen weten wat voor munt hij slaat
Iemand niet kunnen doorgronden.

229
verdiend geld is geen bedanken waard
Bedanken hoeft alleen voor cadeaus.

voor geen goud


Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw.

voor valse munt aangezien worden

Een slechte naam hebben.

waar ik ga, daar gaat mijn geld

was, vlas en tin: voor groot geld, klein gewin


Deze producten vergden grote investeringen en leverden weinig
op.
wie geld genoeg heeft, waarom vraagt hij of het brood opslaat
(duurder wordt)

wie in de beurs geen pond heeft, moet honing in zijn mond hebben
Wie geen geld heeft, moet een vlotte babbel hebben.

zijn frank is gevallen


Het dringt eindelijk tot hem door. De mens wordt hier waarschijn-
lijk vergeleken met een automaat, die pas na inworp van een munt
in actie komt.

zijn ijzers afspitten


Betalen. Ijzers of vuurijzers waren zilverstukken uit de Bourgondi-
sche tijd (15de eeuw). Vandaar is ijzer een algemene, maar nu ver-
ouderde benaming van 'geld' geworden. Is het idee dat men als het
ware de schop in zijn geldbezit zet en het afgraaft?

zijn janen tellen


Zijn geld tellen. Naar de rijtjes waarin het getelde geld wordt neer-
gelegd, die worden vergeleken met de 'janen', de parallelle sporen
die landbouwers bij hun werk op de akker maken.

zijn knaken dicht hebben


Geld gewonnen hebben bij het spel (Zuid-Limburgs Bargoens).

230
Overig

Een knaak is tegenwoordig een rijksdaalder. De oudste tekst waar-


in deze muntnaam tot dusverre is aangetroffen, dateert van 1689.
Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök,
Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend.

zijn pond begraven


Zijn talenten ongebruikt laten. Hiermee wordt gezinspeeld op de
gelijkenis van de talenten in het bijbelboek Mattheus (25:18, 25).

zilver is geen goud waard


Het mindere is niet gelijk aan het meerdere.

231
Einde

het einde geld, het einde geloof

ten einde geld, ten einde raad

te einde moed, te einde geld

ten einde maat, ten einde geld


Gezegd van een afspraak waarbij iemand zijn werk m a g staken
wanneer hij maar wil.

232
Bijvoegsel: volksnamen voor
cent tot duizend gulden

cent meutje
beschietem nikkellap
eutteken nikkeltje
hanske schobbe(l)tje
koperlap sou
pieremezeur stieber
poser, posjer stobbe
rem stomp
scheur vuurijzer
schrapper
sijs dubbeltje
spaander beestje, beessie, beissie, beisje
spak duppie
spie, spiess hondje
spijker joekeltje
tand kassemenneke
ketippie
stuiver kleine knoop (ook voor
bachem 'gulden')
bas, batz knoopje
cassie, kasje, kasie koppie, kopje
goerie kopstoot
kimmeltje opengooiertje
knab, knap schubbetje, schubje
krakeling witje
zilverkluitje

2 33
kwartje paardenoog
heit bas rijkspop
heiterik riks, riksie, rikspop
heitje toffe rad
klinkske vijftigstuiver
maf, mafïïe, mafje wagenwiel

gulden vijf gulden


baardmannetje fiets
bal gouden heit
blauwe halve fokse ('gouden') joeter
blik halve spliet
kakie vijfje
kleine knoop (ook voor
'dubbeltje') tientje
kop, kopstuk beisjesprent
man met de stok blauwe flep
neut flip, filippie, philippie
pegel joetje, joentje, juutje
piek, piekelman joet soof
pieter, pieterman
pop gouden tientje
rad belle joetje
rokmannetje fokse cent
schaap fokse schrabber
smakker fokse spie
soof, sjoof gouden plak
stokmannetje gouden spie
vloer mattenklopper
voorwiel saldsoof
spliet
rijksdaalder vos
achterwiel
beismagoosje vijfentwintig gulden
boerenknoop geel flep je
grote knoop geeltje
karrewiel geel velletje
knaak gele brief
meetje gele flap

24
3
gele prent honderdje
gele rijder meier
heitjesprent mud
joed radden prent van een sjoof
kwart meier snip
roodborstje
vijfentwintig je tweehonderdvijftig gulden
vuurtoren
vijftig gulden
abraham duizend gulden
brammetje duizendje
half meier groene prent
prent van een halve sjoof jod me soof
vijftigje joet meier
zonnebloem krant
roodborstje
honderd gulden rooie rug
blauwe rug tien sjoofprent

235
Geraadpleegde literatuur

Apeldoorn, C.G.L., R. van Riet, Spreekwoorden verklaard (Utrecht 1987).


Beek, B. van, H. Jacobi, M. Scharloo, Klinkende munt. Geschiedenis van het
geld in de Lage Landen (Amsterdam 19852).
Beek, E.J.A. (red.), Encyclopedie van munten en bankbiljetten (Alphen aan den
Rijn 1986 e.v.).
Beem, HJerösche. Jiddische spreekwoorden en zegswijzen uit het Nederlandse
taalgebied (Assen 1959).
Beem, H., Uit Mokum en de Mediene. Joodse woorden in Nederlandse omgeving
(Assen 1974).
Berns, J., Hijzeit wat. De Amsterdamse volkstaal. ('s-Gravenhage 1992).
Bo, L.-L. De, Westvlaamsch Idioticon (Brugge 1873).
Boekenoogen, G.J., De Zaansche Volkstaal (Leiden 1897).
Bolhuis, E.G. van, De gabbertaal. Woordenlijst van het Bargoens (Ede-Rijswijk
1937)-
Bolten, J., Het Nederlandse bankbiljet 1814-2002. Vormgeving en ontwikkeling
(Amsterdam 199 92).
Bouman,}., De volkstaal in Noord-Holland (Purmerend 1871).
Buijs, W.J., Etymologische achtergronden van triviale namen in de numismatiek
van de Nederlanden en overzeese gebiedsdelen (1991, ongepubliceerd).
Cock, A. De, Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en
volkszeden (Gent 19082).
Cornelissen, P.J., Nederlandsche volkshumor op stad en dorp, land en volk (Ant-
werpen 1929-1938).
Cornelissen, P.J., J.-B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch Dialect (1899-
1938).
Coster, M. De, Woordenboek van jargon en slang (Amsterdam 1992).
Coster, M. De, Woordenboek van populaire uitdrukkingen, clichés, kreten en slo
gans (Den Haag/Antwerpen 1998).
Dewulf, M., Een honderdtal volkse en Bargoense geldnamen in het Waasland
(Gent 1950).

236
Eijk, I. van, Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, dijen-
kletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal (Amsterdam 1995).
Endt, E., L. Frerichs, Bargoens Woordenboek (Amsterdam 1 9 7 4 ) . 2

Geerts, G., T. den Boon (red.), Van Dale groot woordenboek der Nederlandse
taal (Utrecht/Antwerpen 1 9 9 9 * 3 ) .
Gelder, H.E. van, De Nederlandse munten (Utrecht 1 9 6 5 ) .
Ghijsen, Ha.C.M., Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag 1 9 6 4 ) .
Gouw, J.E. ter, 'De Munt in de volkstaal', in: Tijdschrift van het Koninklijk Ne-
derlandsch Genootschap voor munt- en penningkunde, jrg. 11 ( 1 9 0 3 ) p. 1 2 6 -
1 3 6 , p. 1 9 7 - 2 1 0 . Vervolg in jrg. 1 2 ( 1 9 0 4 ) p. 1 3 6 - 1 5 8 ; jrg. 1 3 ( 1 9 0 5 ) p. 1 1 7 -
1 4 2 , p. 2 7 2 - 2 8 5 ; jrg. 1 4 ( 1 9 0 6 ) p. 1 9 1 - 2 1 7 ; jrg. 15 ( 1 9 0 7 ) p. 3 0 9 - 3 2 6 ; jrg. 1 6
(1908) p. 315-343; jrg-17 (1909) P- 54-71-
Grauls, J., Hoe het werd en hoe het moet zijn. Opstellen over oorsprong en bete-
kenis van woorden en gezegden (Leuven 1957).
Groeneveld, R., Vaarwel gulden. Van duit tot duizend (Eindhoven 2 0 0 0 ) .
Grolle, J.J., Geschiedenis van het Nederlandse bankbiljet (Bussum 1 9 9 1 ) .
Grolle, J.J., Latijnse spreuken op Nederlandse munten (z.pl. [Amsterdam]
1984).
Grolle, J.J., Numismatische linguistiek. De oorsprong van muntnamen en hun
gebruik in de Nederlandse taal (z.pl. [Amsterdam] 1 9 8 4 ) .
Harrebomée, P.J., Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal (Utrecht 1856-
1870).
Joos, A., Waasch Idioticon (Gent/Sint-Niklaas 1 9 0 0 ) .
Komrij, G., Het geld spant de Kroon. 250 jaar pecuniaire poëzie ('s-Hertogen-
bosch 1 9 8 7 ) .
Koster Henke, W.L.H., De boeventaal. Zakwoordenboekje van het Bargoensch
of De taal van de jongens van de vlakte (Dokkum 1 9 0 6 ) .
Kranister, W., The moneymakers (Cambridge 1 9 8 8 ) .
Kruijssen, A., (red.), Huizinga's spreekwoorden en gezegden (Baarn 1 9 9 4 ) .
Laan, K. ter, Nieuw Groninger woordenboek (Groningen/Den Haag 1 9 2 9 ) .
Lessen, J.H. van, 'Over namen van munten, in het bijzonder over stuiver',
in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde, jrg. 6 0 ( 1 9 4 1 ) p. 4 9 -
67.
Lievevrouw-Coopman, L., Gents Woordenboek (Gent 1 9 5 5 ) .
Mar, A. del, History ofMonetary Systems (Maine 1 9 8 3 ) .
Meulendijks, J., B. Schuil, Spreekwoordelijk Nederlands. Ruim 20.000 bekende
en minderbekende gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen (Baarn 1 9 9 8 ) .
Molema, H., Woordenboek der Groningsche volkstaal in de ïgde eeuw (Winsum
1887).
Mullebrouck, H., Vlaamsche volkstaal (Koekelare 1 9 8 4 ) .
Nusbaum, A., A History of the Dollar (New York 1957).
Pannekeet, J., Mooi zoid. Westfriese uitdrukkingen en gezegden (Hoorn 1971).
Pannekeet, J., Westfries Woordenboek (Wormerveer 1 9 8 4 ) .
Philippa, M., Geld, getallen en geschiedenis. Een taalverhaal over munten en
nummers (Utrecht z.j. [ 2 0 0 1 ] ) .
Polak, M.S., Historiografie en economie van de 'muntchaos' (Amsterdam
1998).
Prims, F., 'De stuiver', in: Antwerpiensia, jrg. 1 0 ( 1 9 3 6 ) p. 3 9 7 - 4 0 5 .

237
Salleveldt, H., Het woordenboek van Jan Soldaat in Indonesië (Alphen aan den
Rijn 1980).
Schuermans, L.W., Algemeen Vlaamsch Idioticon (Leuven 1865-1870).
Sijs, N. van der, Leenwoordenboek. De invloed van andere talen op het Neder-
lands (Den Haag/Antwerpen 1996).
Sijs, N. van der, P.A.F. van Veen, Van Dale etymologisch woordenboek. De her-
komst van onze woorden (Utrecht/Antwerpen 19972).
Stoett, F.A., Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en ge-
zegden naar hun oorsprong en heteekenis verklaard (Zutphen 19234).
Tuinman, C., De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche
spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der Vaderlandsche Moeder
taal. (Middelburg 1726-1727).
Verstegen, P.V., 'Woordgeographische studiën van de Zuidnederlandse
Dialectcentrale', in: Leuvensche bijdragen, jrg. 31 (1939), p. 85-99.
Wemelsfelder, J. (e.a.), Geld. Aspecten van het gebruik, het najagen en ver-
spillen van geld ('s-Hertogenbosch 1964).
Woordenboek der Nederlandsche Taal (1864-1998).

238
Register

De vette ingangen geven de hoofd- en subrubrieken aan. Sommige


rubrieken hebben een meervoudige naam, bijvoorbeeld gierigheid,
gierigaard, vrek; in zo'n geval zijn alle elementen afzonderlijk in het
register opgenomen. Het register bevat vooral muntnamen, maar
ook een aantal andere begrippen dat vermeldenswaard leek. Alle
spreuken met een dierennaam erin zijn te vinden in de rubriek
'dieren'. De meest voorkomende muntnamen - cent, daalder, dub-
beltje, gulden, kwartje, oordje, penning, stuiver - hebben allemaal
hun eigen rubriek. Vette paginacijfers verwijzen naar plaatsen
waar nadere inlichtingen worden gegeven, bijvoorbeeld over de
herkomst van een woord.

achtentwintig (er) 49, 219 beurs, buidel, geldzak, portemon-


advocaat 38 nee 23, 37, 63-64,74, 86, 88,
ans, hans 78,136,179, 228-229 97-98,113,116,125,151-152,
arbeid 125-128 159,175,191, 224, 230
armoede 21-34 bijbelteksten 22, 29, 53, 90-91,
arts, dokter, geneesheer 36, 82, 109,113,172,181, 231
124 bijgeloof 76-77
bil, hol, kont 24, 29, 36, 45, 54,
baard 78 63,139, 227
bal 224 blank(e) 39,70,117,120,142,
balk, over de - smijten 190 148,166
bedelaar 21, 6y, 71 blink 179
bedrog 35-40 blut 28-31
berucht 41 bocht, de - al onder de arm heb-
ben 175

239
boer (landbouwer) 43,49, 55, 57, flap 225
98,103,141 florijn 139
boer (oprisping) 63 foef 204
boes 183 frank 132,140
boom, geldboompje 33, 61-62
boter, olie, smout, spek, vet 22, gallemieze 21
52, 91,102-103,136,178,185, geen geld 101-102
197, 224 geen rooie rotcent 28-31
botje 189 geld, het regent - 205-206
braspenning 146,171 geld is almachtig 81-87
brood 92,102-103,117, 204, 222 geld is gevaarlijk 88-90
buidel, zie beurs geld is niet alles 91-94
geld is nuttig 95-96
canus 39 geld is onontbeerlijk 97-103
cent 42-47 geld moet rollen 154
centiem, centime 25, 30, 45-46, geld opent alle deuren 81-87
141 geld smijten, met - 153
geld speelt geen rol 62
daalder 48-51 geld stinkt niet 104-105
denier 3 o geld trekt geld aan 204-205
dertiendhalf 63 geldzak, zie beurs
dertientje 221 geloof 89,106-111
deugd 106-111 geneesheer, zie arts
dieren 24, 52-58,100 gevangenis, ga direct naar de -
dokter, zie arts 122
domheid 59 gierigaard 112-119
dominee, pastoor 61,110,171 gierigheid 112-119
dood, ziekte en - 221-222 God 120
dooddoeners 60-65 godspenning 168
dorst, honger 21, 23 goedkoop 142
drank 156-157 goud 36, 53,71, 73, 82, 87, 90,
drek, zie kak 92,146-148, 213-214, 223, 230-
droes, zie duivel 231
dubbeltje 66-69 grijpstuiver 176
dubbeltje geboren, voor een - 32 groeit me niet op de rug, het -
duim, duimen, duimkruid 34, 32-33
57,112,181, 228 groot 100,137,143,191-192, 205,
duit 70-75 208
duiten, met de - zitten 183-185 gulden 121-124
duivel 76-77
duizend gulden, u gaat door voor Haagse ton 164
de - 64,123 habbekrats 142
dukaat 34,107,188 hagenmunt 37
duur 78-80 halfje 119
dwaasheid 21, 24, 55, 59,123, halve cent 164,190-191
146-157 halve centiem, centime 45,141
handel 125-128
eer 106-111 handelen, onverstandig - 146-
einde 232 157

240
handelen, verstandig - 207-210 malie 28,71
hans, zie ans Mammon 90
Hans van der Gouwe 226 marie 181
heelmeester, zie arts markt 123,163
heitje 225 mijt 31, 51,109,135,189-190
heller (helder) 30-31,140, 207 misdaad 35-40
hol, zie bil moos 29
Houthem, hij komt van - 115 mosterd 79
huig, iemand de - lichten 40 muziek, daar zit - in 35,129
huwelijk 134-137 muzikanten 183

ijzer 230 negenmannetje 116,144


niet veel zaaks 138-145
ironisch bekeken 33-34
olie, zie boter
jaan 230 onverstandig handelen 146-157
oordje 158-163
kaan 31 op zwart zaad zitten 28-31
kak, drek, pissen, poep, scheet, opscheppen 164-166
schijten, slijk, stront 22, 24, Oudenaarde, hij is van - 114
55-56, 64, 72, 76, 86, 92, 99, overig 223-231
116,124,126,148,151,165,176,
223, 227 pastoor, zie dominee
Kleef, hij komt van - 115 pegel 127,186
klinkaard 130,177 pelder 30
klinkende munt 129-131 penning 167-173
klop 224 penning zestien 79,114,157,170
kluit 25, 59, 87,119,143,154,179 'penny wise, pound foolish' 156
kluiver 113 peper 28, 79,181,184, 209
knaak 117,230-231 Philippus Quartus 23
Knipe, van De - zijn 118 Philippusgulden 218
knop 30 piaster 178
knots 184 piek 153
kont, zie bil piet, zie pit
kopen kost geld 102-103 pijkens, pijkes 114,165,184
kous 190 ping-ping hebben 179-183
krats 142 pissen, zie kak
kriek 184 pit, piet, pitten 26,182, 222
krijt, in het - staan 187 plaat 184
kroon 187,198, 209 plaket 229
kruis 23, 25, 31,77,110, 228 plak(ke) 191
kwadrantpenning 172 plat 174
kwartje 132-133 poen 86
leugens 73 poep, zie kak
liefde 64,134-137 pond 143,145,148,156, 207,
lood 22,27 229-231
louis d'or 131 ponk 185
luiers 184 portemonnee, zie beurs

241
poser, pozer 30 teergeld 93,191
prik 78,223 tientje 62
pruim 182 tijd is geld 209
tot de laatste 201
regent geld, het - 205-206 turf 178,180, 205
rekenfouten 155-156
rijkdom 175-185 uitbrander 202
rug, het groeit me niet op de - Uiterse duit 41, 72
32-33
verbrassen 153
scheet, zie kak verdienen 203-206
schelling 60,138,144,148, 205, verkwisting 149-152
229 verstandig handelen 207-210
schellinkje 140 vet, zie boter
Scherpenheuvel, hij komt van - vijfje 144
"5 voor een dubbeltje geboren 32
schijf 38,135,148,191 vrek 112-119
schijten, zie kak Vrekhem, van - komen 118
schrabbes 182 vriendschap 211-212
schulden 73,186-188
seks kost geld 103 waardeloos 143-145
slappe was, goed in de - zitten waardevol 213-214
183 wensen 215-216
slijk, zie kak wie het kleine niet eert 192-193
smak geld, een - 185 wiek 184
smeergeld 38-39 Willempje 44
smies 182 windegeld 139
smijten, met geld - 153 wip 27
smout, zie boter woorden kosten niets x45
snaphaan 61 wortel van alle kwaad 108,113
snoeien 39
sou 30 zaad 28-29,5 2
spaan 27,182 zaad, op zwart - zitten 28-31
sparen 189-193 zaaks, niet veel - 138-145
spek, zie boter zeep, om - gaan/raken 27
spekkoper 177 zeispreuken 217-220
speldengeld 139 zesje 141,155
spie 182 zesthalf 145,155,197
spijkers 183 ziekte en dood 221-222
splint, splinters 85, 99,183,185 zilver 82,128, 231
sponk 183 zitten, met de duiten - 183-185
steekpenningen 39 zonder geld 101 -10 2
stoter 56-57,59 zwendel 39-40
stront, zie kak Zwitsers, geen geld, geen - 101
stuiver 194-200

You might also like