You are on page 1of 55

Gemeente Amsterdam

Werken het doel,


participeren de norm

Beleid re-integratie, volwasseneneducatie en


inburgering 2011-2014

Uitwerking Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014


Gemeente Amsterdam

Samenvatting

Participatie op eigen Amsterdam is een stad waar je groeit, emancipeert en je talenten ontwikkelt. Een
kracht stad waarin je zo veel mogelijk op eigen kracht participeert. Dat kan het beste via
betaald werk en het spreken en kunnen lezen van de Nederlandse taal. In het beleid
voor re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering zet het college hierop in.

Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 als gezamenlijk kader


Scherpe keuzes Het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 is daarbij het richtinggevend kader.
We moeten de komende jaren meer doen met veel minder middelen. Scherpe keuzes
in doelen en doelgroepen zijn daarbij onvermijdelijk in combinatie met betere
prestaties in de uitvoering. Er komt over de volle breedte van het sociaal domein
meer nadruk te liggen op eigen kracht van burgers, sturing op effectiviteit en
professionaliteit en klantgerichtheid in de uitvoering. Stad en stadsdelen trekken
daarbij samen op, maken samen keuzes in prioriteiten en werken dit vervolgens uit
voor hun eigen werkveld.

Werken het doel, Dit document bevat de uitwerking van het college op het gebied van re-integratie,
participeren de norm volwasseneneducatie en inburgering. Daarbij gooit het college het roer om. Het bevat
scherpe keuzes wat we wel en niet blijven doen en wat we wel en niet blijven
financieren uit het participatiebudget. Dit onder het motto Werken is het doel,
participeren de norm.

Re-integratiebeleid: focus op uitstroom naar betaald werk


Verdrievoudiging Het college wijzigt de koers van het re-integratiebeleid ingrijpend en kiest ervoor de
doelstelling voor inspanningen scherp te richten op het verhogen van het aantal Amsterdammers dat
uitstroom naar werk vanuit een gemeentelijke uitkering uitstroomt naar betaald werk (zie figuur 1). In 2014
willen we jaarlijks 4.200 mensen aan het werk helpen. Dat is het dubbele resultaat ten
opzichte van 2009 en een verdrievoudiging van de doelstelling voor 2010.

Figuur 1 Beleidslijnen re-integratiebeleid 2011-2014

3
Gemeente Amsterdam

Appel op werkgevers De gemeente kan en wil hierbij niet alleen optrekken. We gaan partnerschappen aan.
We doen een krachtig appel op werkgevers in de regio om mee te denken en vooral
mee te doen om meer Amsterdammers uit de uitkering te krijgen. Bijvoorbeeld via
social return, het koppelen van sociale doelstellingen aan gemeentelijke
aanbestedingen voor diensten, werken en producten. Maar ook door met
ondernemers afspraken te maken over leerwerkplaatsen voor Amsterdammers met
een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit beroep op werkgevers wordt alleen maar groter
als gevolg van de plannen van het kabinet om arbeidsgehandicapten met een
beperkte verdiencapaciteit zoveel mogelijk via loondispensatie aan de slag te helpen
bij reguliere werkgevers. Daarnaast werken we samen met maatschappelijke
instellingen om Amsterdammers zonder perspectief op werk te laten meedoen.

Dienstverlening op maat We doen ook een appel op Amsterdammers met een uitkering . In Amsterdam is
en waar nodig werken het doel en participeren de norm. Klanten krijgen meer ruimte, maar ook
handhaving meer verantwoordelijkheid om zelf actief te werken aan re-integratie en het
verwerven van een baan. Met excellente dienstverlening stimuleren we mensen om
vrijwillig aan hun verplichtingen te voldoen. Maatwerk dus. Ontbreekt de wil en
bereidheid om regels na te komen, dan vindt actieve handhaving plaats.

Doorlichten re-integratie Deze ambitie gericht op uitstroom naar werk vraagt ook om een andere inzet van re-
instrumenten integratiemiddelen. We lichten het bestaande instrumentarium kritisch door op
effectiviteit. Daarbij maken we een scherp onderscheid in doelgroepen bij de inzet
van middelen. Re-integratiemiddelen zetten we bijna uitsluitend in voor
Amsterdammers met een uitkering van wie aannemelijk is dat ze perspectief hebben
op betaald werk. De Sociale en Maatschappelijke Activeringsplaatsen met
doorlooptijden van twee tot vier jaar verdwijnen bijvoorbeeld in hun huidige vorm.
Een deel ervan vormen we om tot kortdurende diagnose-instrumenten om te bepalen
of er perspectief op werk is.

Volwasseneducatie en inburgering: focus op educatie gericht op burgerschap


Doel inburgering: Het beleid voor volwasseneneducatie en inburgering krijgt vorm langs dezelfde lijnen
burgerschap als het re-integratiebeleid (zie figuur 2). Daarbij ligt de focus op het bevorderen van
burgerschap. Taalonderwijs is nooit een doel op zich, maar een opstap richting werk
en maatschappelijke participatie. Na 2012 gaat er veel veranderen door de afbouw
van het huidige inburgeringsbeleid door het Rijk. Het college kiest ervoor om de
afgelopen jaren met veel inspanning opgebouwde inburgeringsinfrastructuur in 2011
maximaal te benutten. Voor de begroting 2012 zullen voorstellen worden gedaan voor
herziening van het beleid.

4
Gemeente Amsterdam

Figuur 2 Beleidslijnen volwasseneneducatie en inburgering

Voldoening van duizenden Amsterdammers


De opgave voor De opgave voor de komende jaren is dus om jaarlijks duizenden Amsterdammers
2011-2014 vanuit een uitkering te laten uitstromen naar betaald werk en via educatie en
inburgering te laten groeien naar actief burgerschap. Zo zullen meer mensen in hun
eigen inkomen kunnen voorzien en actief burger kunnen zijn. Dit lukt alleen wanneer
de Amsterdammers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en de gemeente de
krachten bundelen.

5
Gemeente Amsterdam

Inhoud

1 Inleiding 7
1.1 Aanleiding 7
1.2 Opbouw document 8

DEEL A: Meerjarig beleid (2011-2014) 9

2 Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 10


2.1 Relatie met de hoofddoelstellingen 10
2.2 Relatie met de uitgangspunten 11
2.3 Relatie met de prioriteiten 12
2.4 Relatie met Meerjarenbeleidsplan Participatie 2009-2013 13

3 Beleid re-integratie 2011-2014 17


3.1 Doelgroepen: voor wie doen we het? 17
3.2 Doelstellingen: wat willen we bereiken? 20
3.3 Beleid: wat gaan we doen? 21

4 Beleid volwasseneneducatie en inburgering 2011-2014 35


4.1 Doelgroepen: voor wie doen we het? 35
4.2 Doelstellingen: wat willen we bereiken? 36
4.3 Beleid: wat gaan we doen? 36

DEEL B: Doelstellingen en financieel kader 2011 41

5 Doelstellingen begroting 2011 42

6 Financieel kader 2011-2014 44

Bijlage 1: Adviezen Cliëntenraad 51

Bijlage 2: Trede-indeling klantenbestand DWI 54

6
1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Meerjarenbeleidsplan Het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 is het richtinggevend kader voor


Participatie 2011-2014 het participatiebeleid van de Gemeente Amsterdam voor 2011-2014. Het is een
richtinggevend kader product van de Sociale Alliantie, het samenwerkingsverband van stadsdelen en
gemeentelijke diensten in het sociale domein. Elk van de partners (diensten en
stadsdelen) heeft aangegeven de gezamenlijke visie en uitgangspunten verder uit te
werken in concreet beleid en doelen voor 2011 en verder.

Dit document bevat de uitwerking van het college op het gebied van arbeidsre-
integratie, volwasseneneducatie en inburgering (zie Figuur 3). Dit is het werkterrein
van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) waarbij zij samen met Pantar Amsterdam re-
integratietaken uitvoert in eigen beheer. Samen vormen de betrokken onderdelen
van DWI en Pantar Amsterdam het Re-integratiebedrijf Amsterdam.

Nieuwe koers Hierbij gooit het college het roer om, met name op het terrein van re-integratie. Dit
re-integratie plan gaat over deze nieuwe koers voor de periode 2011-2014.

Figuur 3 Relatie Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 en deze uitwerking

7
1.2 Opbouw document

Dit document bestaat uit twee delen.

Deel A: meerjarig Deel A beschrijft de belangrijkste uitgangspunten die het college van B&W in de
periode 2011-2014 zal hanteren voor het beleid op het terrein van re-integratie,
volwasseneneducatie en inburgering. In dit deel is ook aangegeven wat de
belangrijkste beleidswijzigingen zijn in vergelijking met het beleid in de vorige
collegeperiode. De reikwijdte van dit deel is dus meerjarig (2011-2014). De inhoud
ligt net als het Meerjarenbeleidsplan Participatie in principe vast voor de duur van de
collegeperiode. Het college kan echter altijd besluiten om eerder over te gaan tot een
actualisatie.

Deel B: jaarlijkse Deel B bevat het meerjarige financiële kader en een beperkt aantal SMART
actualisatie geformuleerde doelstellingen waarover het college jaarlijks zal rapporteren aan de
gemeenteraad. Daarbij ligt er een directe koppeling met de doelstellingen in de
begroting. Dit deel B zal jaarlijks worden geactualiseerd (zie Figuur 4).

Figuur 4 Jaarlijkse actualisatie van Deel B

8
DEEL A: Meerjarig beleid (2011-2014)

9
2 Meerjarenbeleidsplan Participatie
2011-2014

Opbouw Het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 vormt het richtinggevend kader


Meerjarenbeleidsplan voor zowel stad als stadsdelen en bestaat uit drie kernelementen:
1) Hoofddoelstellingen van beleid (het wat van het participatiebeleid)
2) Uitgangspunten voor de uitvoering (het hoe van het participatiebeleid)
3) Prioriteiten in doelgroepen (de keuzes van het participatiebeleid)

2.1 Relatie met de hoofddoelstellingen

Vier hoofddoelstellingen De hoofddoelstellingen van het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 zijn:


1) actief burgerschap: faciliteren van Amsterdammers die zich vrijwillig willen
inzetten voor de stad;
2) betaald werk voor Amsterdammers met perspectief op betaald werk;
3) maatschappelijke participatie voor Amsterdammers zonder een actueel
perspectief op betaald werk
4) meer Amsterdammers beheersen voldoende de Nederlandse taal en zijn
ingeburgerd.

Figuur 5 De vier doelstellingen van het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014

1. Actief burgerschap Doelstelling 1 is primair het domein van de dienst Wonen, Zorg en Samenleven
door vrijwilligers (WZS) en de stadsdelen. Uitwerking van dit beleid zal in 2011 vorm krijgen in een
nieuwe Wmo-nota.

10
2. Betaald werk voor wie Doelstelling 2 raakt de kern van dit document: arbeidsre-integratie. DWI voert voor
kan werken Amsterdam de Wet werk en bijstand (WWB) en aanverwante regelingen uit. Deze
wet regelt dat mensen zonder werk en zonder geld een bijstandsuitkering ontvangen,
als zij daar recht op hebben. De Gemeente Amsterdam wil dat alle inwoners van
Amsterdam maximaal kunnen voorzien in hun eigen levensonderhoud. Betaald werk
is hiervoor het middel. Via arbeidsre-integratie werken wij eraan dat onze klanten
weer aan het werk kunnen. Hoofdstuk 3 gaat in op het vernieuwde re-integratiebeleid
van het college.

3. Maatschappelijke Doelstelling 3 gaat over maatschappelijke participatie via het welzijnswerk en is


participatie voor wie niet primair een verantwoordelijkheid van de stadsdelen. Voor zover het gaat om
kan werken dienstverlening aan klanten van DWI komt het terug in hoofdstuk 3 .

4. Meer mensen Doelstelling 4 gaat over volwasseneneducatie (met een focus op taal) en inburgering.
ingeburgerd DWI is namens het college beleidsverantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet
educatie en beroepsonderwijs (WEB) en de Wet inburgering (WI) in Amsterdam. In
hoofdstuk 4 wordt dit uitgewerkt.

Duizenden Dit document gaat dus over de doelstellingen 2 en 4 oftewel over de uitdaging om
Amsterdammers naar duizenden Amsterdammers naar werk toe te leiden en via educatie te stimuleren tot
werk en burgerschap burgerschap.

2.2 Relatie met de uitgangspunten

We doen het anders In het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 is aangegeven dat de wijze
waarop stad en stadsdelen uitvoering gaan geven aan de hoofddoelstellingen anders
zal zijn dan voorheen. De belangrijkste verschillen zijn:
• we benutten meer de kracht van de samenleving;
• we sturen meer op effectiviteit en efficiëntie;
• we zijn meer klantgericht (in plaats van regel- en/of organisatiegericht) en we laten
meer ruimte aan professionals in de uitvoering.

Figuur 6 Uitgangspunten Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014

Dit zijn dan ook leidende principes bij de invulling van de nieuwe koers van het
college. In de hoofdstukken 3 en 4 werken we dit verder uit.

11
2.3 Relatie met de prioriteiten

Scherpe keuzes Het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 bevat navolgende tabel waarin het
verschil in prioriteit tussen verschillende doelgroepen tot uitdrukking is gebracht in vijf
categorieën. Het betreft hier prioriteiten over de volle breedte van het sociale domein
(centrale stad en stadsdelen) in Amsterdam op het gebied van participatie. Het beleid
voor re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering is voor een aantal van de
genoemde doelgroepen minder relevant. Bij het uitwerken van het beleid in de
hoofdstukken 3 en 4 en in het financiële kader (deel B) is deze prioriteitsstelling als
Leidraad voor besteding basis gebruikt. Dat geldt in het bijzonder voor de maatregelen die noodzakelijk zijn als
participatiebudget gevolg van de versobering van het participatiebudget.

Categorie 1: • Daklozen & verslaafden


“We geven de hoogste • Jongeren
prioriteit aan ….” • Mensen met ernstige psychische, fysieke en/of verstandelijke
beperkingen
• Vroegtijdige Interventie Gezinnen (multi-probleemgezinnen)
• WWB-klanten > 50 jaar met perspectief op werk
Categorie 2: • Analfabeten
“We blijven investeren in • Gemotiveerde verplichte inburgeraars
...” • Gemotiveerde WWB-klanten met perspectief op werk die het
niet op eigen kracht redden
• Mensen die een beroep doen op de Sociale Werkvoorziening
(SW)
• Mensen die vrijwilligerswerk willen doen
• NUG’ers met perspectief op werk die willen/moeten inburgeren
• WWB-klanten zonder een actueel perspectief op werk behorend
tot een risicogroep
Categorie 3: • Gemotiveerde volwassenen die hun opleiding voortgezet
“We investeren alleen als onderwijs alsnog willen afronden met een diploma
er geld voor is” • Gemotiveerde WWB-klanten zonder een actueel perspectief op
werk die niet behoren tot een risicogroep
• Mensen (met en zonder WWB-plicht) die elkaar op sociale
basis willen ontmoeten
• NUG‘ers met perspectief op werk (die niet willen/moeten
inburgeren)
• Vrijwillige inburgeraars (met name de prioritaire groepen zoals
opvoeders)
Categorie 4: • Niet-gemotiveerde burgers met een re-integratieplicht vanuit de
“We investeren niet, maar WWB
handhaven wel” • Niet-gemotiveerde verplichte inburgeraars

Categorie 5: • Mensen met perspectief op werk die het op eigen kracht redden
“We investeren niet (meer) • NUG‘ers zonder een actueel perspectief op werk (die niet
in …” willen/moeten inburgeren)
Tabel 1 Prioriteitentabel voor besteding participatiemiddelen

De stadsdelen hebben op 27 september 2010 kennisgenomen van deze


prioriteitstelling. Voor het college is het al uitgangspunt bij de besteding van de
middelen voor participatie. De stadsdelen willen eerst meer inzicht in de effecten van
de bezuinigingen (integraal voor hele sociale domein). Daartoe gaan de stadsdelen

12
dit in samenwerking met de centrale stad in kaart brengen. Op basis van de
uitkomsten passen we de prioriteitstelling mogelijk voor de begroting 2012 aan.

Stimuleren eigen kracht Tabel 1 gaat over de besteding van middelen, bijvoorbeeld uit het participatiebudget.
naar betaald werk Het impliceert niet dat mensen met perspectief op werk die het op eigen kracht
kunnen redden, geen aandacht krijgen van klantmanagers van DWI. Integendeel,
gegeven de doelstelling gericht op uitstroom naar betaald werk zal juist deze groep
ook gestimuleerd worden om op eigen kracht de stap naar betaald werk te zetten.

Daarom staan in aanvulling op bovenstaande tabel hieronder een aantal uitspraken


die inzicht geven in de relatieve prioriteiten redenerend vanuit de
beleidsdoelstellingen. Die zijn in combinatie met de prioriteitentabel uit het
We geven voorrang Meerjarenbeleidsplan leidend voor het college bij de keuzes die we de komende jaren
aan .... maken.

… hebben voorrang boven …


Klanten met perspectief op betaald werk Klanten zonder een actueel perspectief op
betaald werk
Gemotiveerde klanten Niet-gemotiveerde klanten
Klanten die niet zelfredzaam zijn omdat ze Zelfredzame klanten
zorg behoeven c.q. een risico vormen voor
zichzelf of de omgeving
Klanten met een gemeentelijke uitkering Niet-uitkeringsgerechtigden (NUG’ers).
Klanten met perspectief op werk die ouder zijn Klanten met perspectief op werk die jonger
dan 50 jaar zijn dan 50 jaar
Inburgeraars die kansrijk zijn om het Inburgeraars die niet kansrijk zijn om het
inburgeringsexamen te halen inburgeringsexamen te halen
Verplichte inburgeraars Vrijwillige inburgeraars
Analfabeten die taalonderwijs wensen Alfabeten die andere vormen van
volwasseneneducatie wensen
Niet-uitkeringsgerechtigden met een Niet-uitkeringsgerechtigden zonder een
inburgeringsbehoefte (vrijwillig of verplicht) inburgeringsbehoefte (vrijwillig of verplicht)
Inburgeraars met kinderen (opvoeders) Inburgeraars zonder kinderen
Jongeren (tot 27 jaar) die een beroep doen op Personen ouder dan 27 jaar die een beroep
een werkleeraanbod doen op re-integratieondersteuning
Tabel 2 Relatieve prioriteiten (vanuit de beleidsdoelstellingen)

2.4 Relatie met Meerjarenbeleidsplan Participatie 2009-2013

Gewijzigde context In april 2009 heeft het vorige college het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2009-
vraagt om een nieuwe 2013 vastgesteld. Tussen april 2009 en oktober 2010 is de context voor het te
koers voeren beleid rond re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering drastisch
veranderd. Zo is er een nieuw college met een nieuw Programakkoord, is er een
nieuw kabinet (zie kader), wordt er zowel door het Rijk als de gemeente fors
bezuinigd, neemt de werkloosheid toe, staan er herzieningen in de sociale zekerheid
op stapel en kennen we nu zeven in plaats van veertien stadsdelen.

13
Regeerakkoord VVD-CDA ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid’
Hieronder staan de belangrijkste maatregelen op het gebied van re-integratie en inburgering
zoals die op 30 september 2010 zijn aangekondigd door het nieuwe kabinet van VVD en CDA
(met gedoogsteun van de PVV). De grootste implicaties voorziet het college bij de uitwerking
van de regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt en de gevolgen van de bezuinigingen
op de kinderopvang. Voor inburgering is sprake van een forse spanning tussen de opvattingen
en ambities van het college en die van het nieuwe kabinet. Zo komt het kabinet -in aanvulling
op het aangekondigde beëindigen van het budget voor inburgering in de rijksbegroting 2011-
met plannen om inburgeraars ook financieel volledig zelf verantwoordelijk te maken voor de
inburgering. Tegelijkertijd drogen de middelen die gemeenten ter beschikking staan op. De
implicaties van het nieuwe kabinetsbeleid zullen vóór de begroting 2012 worden uitgewerkt.

Maatregelen re-integratie
• In de bijstand zal een wettelijke plicht tot tegenprestatie naar vermogen komen.
• Het kabinet wil toe naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de WWB,
Wajong en WSW hervormt. Voor jongeren die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn,
blijft de Wajong bestaan. Mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek houden
toegang tot de WSW. Huidige WSW’ers worden niet herkeurd en kunnen op hun WSW-
werkplaats blijven werken. Arbeidsgehandicapten met een beperkte verdiencapaciteit worden
zoveel mogelijk via loondispensatie aan de slag geholpen bij reguliere werkgevers. Voor deze
groep is een regeling voor begeleid werken beschikbaar, met loonaanvulling tot maximaal het
wettelijk minimumloon en persoonlijke voorzieningen (begeleiding, aanpassing werkplek).
Overige middelen voor re-integratie worden alleen nog selectief ingezet voor kwetsbare
groepen op de arbeidsmarkt. Op de omvang van de middelen wordt drastisch gekort. Er is
sprake van een halvering van het budget in 2014 ten opzichte van 2011.
• Er wordt bezuinigd op de dienstverlening van het UWV. Er wordt met ingang van 2012 gekort
op de re-integratie van mensen met een WW-uitkering en er is sprake van een halvering van
het budget voor basisdienstverlening.
• In de WWB wordt de bijstand voor inwonenden afgeschaft en wordt de toets op het partner-
inkomen vervangen door een toets op het huishoudinkomen. Voor jongeren tot 27 jaar geldt
dat zij werken, leren of stage lopen. De voorwaarden en sancties voor jongeren die een
beroep doen op de bijstand (Wet investeren jongeren) worden aangescherpt.
• Zolang men zich kan scholen, dient een beroep op studiefinanciering te worden gedaan: dat
gaat boven bijstand.
• Hardere aanpak fraude uitkeringen. Fraude met uitkeringen ondermijnt de solidariteit.
Onterecht verstrekte uitkeringen zullen daadwerkelijk worden teruggevorderd, ongeacht de
hoogte van de fraude. Bijstandgerechtigden worden bij fraude bestraft met het inhouden van
de uitkering gedurende drie maanden.
• Indien gedrag of kleding iemand feitelijk zijn kansen op beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
beperkt, volgt een weigering, korting of intrekking van de uitkering op grond van de WWB.
• Beperken vrijstelling van sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar.
De uitzondering in de WWB voor alleenstaande ouders wordt hersteld en de vrijlating voor het
werken in deeltijd voor deze ouders wordt verruimd naar € 120.

14
Maatregelen inburgering
• Toegelaten asielzoekers en migranten zijn zelf verantwoordelijk voor hun inburgering. Voor
hen die hiervoor over onvoldoende middelen beschikken, komt een sociaal leenstelsel.
• Het uitblijven van inspanningen om in te burgeren kan gevolgen hebben voor de sociale
zekerheid.
• De tijdelijke verblijfsvergunning zal bij niet slagen voor het inburgeringsexamen worden
ingetrokken behoudens uitzonderingen.
• De exameneisen in de Wet inburgering buitenland gaan omhoog.
• Het kabinet zet zich ervoor in het Associatieakkoord EU-Turkije zodanig aan te passen dat
inwoners van Turkije onder de inburgeringsplicht komen te vallen.

Het nieuwe beleid voor re-integratie, volwasseneneducatie en inburgering kent


daarmee ook een ander karakter. In navolgende tabel staan -enigszins gechargeerd-
enkele belangrijke verschillen weergegeven tussen het re-integratiebeleid uit de vorige
Wat gaan we collegeperiode en het beleid voor 2011-2014. In de volgende twee hoofdstukken wordt
anders doen? dit verder uitgewerkt.

Beleid 2010 Beleid 2011-2014


Focus in doelstellingen Maximale participatiegraad: Maximale uitstroom: klanten
klanten die iets kunnen ‘op met perspectief op werk naar
traject’: betaald werk
“Niemand aan de kant” “Uitstroom naar werk”
1
Lasten re-integratie € 226 mln (Actualisatie € 154 mln (2011)
2010) € 141 mln (2014)
Focus in doelgroepen Investeren in iedereen Scherpe prioriteitstelling bij
besteding W-middelen (zie 2.3
)
Samenwerking met Vacaturegericht: plaatsing Via partnerschappen. Samen
werkgevers op een bestaande vacature in gesprek om -naast plaatsing
op vacatures- andere kansen
voor re-integratie te verkennen
en daarover afspraken te
maken
Werkgeversarrangementen Combinatie van maatwerk Maatwerk is de norm, individu-
en standaardarrangementen ele loonwaarde als criterium
Dienstverlening Regelgericht naast Klantgericht: individueel
klantgericht maatwerk waar nodig
Compliance Toezien op nakoming is een Nakoming is een
taak van DWI verantwoordelijkheid van de
klant. DWI stimuleert dit met
excellente dienstverlening en
handhaving
Rol van de klant Passief: ‘DWI neemt de Actief (focus op eigen kracht):
klant bij de hand’ ‘DWI wijst zo nodig de weg’
Samenwerking Met name met Partnerschappen met
contractpartners werkgevers,
welzijnsinstellingen, onderwijs
Effectiviteitsonderzoek Onderzoek Toepassen resultaten in
processen

1
Gegevens van september 2010 (na Prinsjesdag, vóór plannen nieuwe kabinet)

15
Beleid 2010 Beleid 2011-2014
Oriëntatie bedrijfscultuur Rechtmatigheid Rechtmatigheid en
DWI Doelmatigheid
Aanbod niet- Volledig aanbod van sociale Kleiner en meer toegespitst
uitkeringsgerechtigden activering tot bemiddeling aanbod gericht op werk-
(NUG’ers) naar werk. nemersvaardigheden en
toeleiding naar werk. Geen
MAP/SAP meer.
Differentiatie over de stad Uniform voor de hele stad Maatwerk voor stadsdelen via
Werkpleinen
Samenwerking met Ad hoc Structureel
stadsdelen
Inburgering Vraag maatgevend Beschikbare rijksmiddelen
maatgevend
Participatiecentra Elk stadsdeel ten minste Stadsdelen maken hun eigen
één Participatiecentrum afweging of zij een
Participatiecentrum willen en
zo ja, in welke vorm
Tabel 3 Verschillen (gechargeerd) met het beleid in de vorige collegeperiode

We gaan het dus anders doen. Want we moeten met veel minder geld veel meer
mensen aan het werk krijgen en de stap te laten zetten naar burgerschap.

Elke euro goed besteed Dat noodzaakt tot scherpe keuzes en verantwoorde en effectieve besteding van elke
Euro uit het participatiebudget.

Vitale gemeente Dat vraagt ook om een vitale gemeente die vernieuwend werkt en is ingericht op de
toekomst. Met excellente dienstverlening voor wie wil en effectieve handhaving voor
wie niet wil.

Partnerschappen Dat dwingt ook om nieuwe partnerschappen met werkgevers en maatschappelijke


instellingen aan te gaan. Want we kunnen en willen het niet alleen.

Over deze nieuwe koers gaan de volgende twee hoofdstukken.

16
3 Beleid re-integratie 2011-2014

Werk als ultieme vorm Betaald werk is dé ultieme vorm van participatie. Werk leidt niet alleen tot financiële
van participatie zelfredzaamheid, maar leidt ook tot sociale interactie. Het stimuleert de eigenwaarde
van mensen en daagt uit tot verdere zelfontplooiing. En het levert ook iets op voor de
stad. Wijken met een lage werkloosheid zijn vaak leefbare wijken met veel sociale
samenhang.

Re-integratiemiddelen Het college zet dan ook vol in op het stimuleren van mensen naar betaald werk. Dat
exclusief voor toeleiding geldt zeker voor de mensen met een gemeentelijke uitkering. De rijksmiddelen voor
naar werk re-integratie worden exclusief voor dit doel ingezet. Dat is een breuk met het
verleden. Een voorbeeld: sociale activiteiten zoals gezamenlijke sportbeoefening zijn
nuttig. Als er echter geen directe relatie is met de toeleiding naar werk, steken we
daar geen geld meer in vanuit de gemeentelijke budgetten voor re-integratie.

3.1 Doelgroepen: voor wie doen we het?

Op wie is het gemeentelijke re-integratiebeleid gericht? De wetgeving onderscheidt


met name
• mensen met een bijstandsuitkering of een andere gemeentelijke uitkering;
• jongeren zonder werk of school;
• niet-uitkeringsgerechtigden (NUG’ ers);
• mensen met (WWB-)gesubsidieerd werk en
• mensen die aangewezen zijn op aangepast werk (WSW-indicatie).

Brede en diverse Daar komt waarschijnlijk op basis van de plannen van het nieuwe kabinet de
doelgroep arbeidsbemiddeling van jonge arbeidsgehandicapten (Wajong) bij. Samen gaat het
om een brede en diverse groep.

DWI maakt sinds een aantal jaren onderscheid op basis van de afstand tot de
arbeidsmarkt. Deze afstand wordt vertaald naar een viertal treden op de Participatie-
ladder. Elke trede kent zijn eigen (tussen)doelstelling. Na trede 4 zijn mensen aan
het werk met ondersteuning vanuit de gemeente, bijvoorbeeld als gesubsidieerde
e
werknemer. Dit is de 5 en laatste trede van de Participatieladder.

17
Indeling klantenbestand DWI
Ruim 47.000 Het klantenbestand van DWI was in september 2010 als volgt opgebouwd.
DWI-klanten in 2010

Trede Omvang 2010 % (Tussen)doel per trede


Trede 1 12.073 25,7% Zelfredzaamheid

Trede 2 17.636 37,5% Burgerschap door maatschappelijke participatie

Trede 3 9.196 19,5% Werknemerschap door voorbereiding op werk

Trede 4 3.955 8,4% Werk door leren voor de arbeidsmarkt

Trede 5 3.428 7,3% Groeien op de arbeidsmarkt


2
N.t.b. 771 1,6%
Totaal 47.059
Tabel 4 Indicatie klantenaantallen DWI per trede

Het gaat dan om alle mensen met een uitkering voor levensonderhoud, maar ook
mensen met een stage of een gesubsidieerde baan. Ook mensen met een DWI-
uitkering voor zelfstandigen en kunstenaars zijn meegeteld, alsmede niet-uitkerings-
gerechtigden met een traject van DWI (zie Figuur 7).

2%
3% 2%
4%

6% Werkzoekendenuitkeringen
(huishoudens) (WWB/WIJ/IOAW/IOAZ)
Klanten met een stagevergoeding

ID/WIW en andere vormen


gesubsidieerd werk
LKS/ tijdelijke detacheringen

Ondernemersuitkeringen (WWIK/ BBZ)

Niet-uitkeringsgerechtigden

83%

Figuur 7 Verdeling klantenbestand DWI op het gebied van re-integratie

Verschuiving naar In bijlage 2 volgt per trede een toelichting en een schets van de in te zetten
maatwerk in het instrumenten. Hierbij kiest het college voor een verschuiving van standaard
instrumentarium arrangementen naar maatwerk. Bijvoorbeeld een loonkostensubsidie op basis van
loonwaarde, in plaats van een generiek bedrag. Door aan te sluiten bij loonwaarde als
criterium willen we mensen die vooralsnog minder productief zijn beter bemiddelen
naar werk. Daarnaast besparen we op uitgaven voor mensen die relatief snel groeien
in productiviteit.

2
Nog te bepalen. Dit betreft veelal nieuwe klanten die nog niet zijn ingedeeld.

18
DWI heeft bovenstaande trede-indeling met name doorgevoerd voor mensen met een
bijstandsuitkering. In de begeleiding van mensen met gesubsidieerd werk kent Pantar
een nadere indeling op basis van competenties van de werknemer die bepalend zijn
voor de afstand tot een reguliere, dat wil zeggen: niet-gesubsidieerde baan. Pantar
doet dit met name in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (WSW), maar ook
bij de voormalige Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) en het Besluit Instroom- en
Nieuw: werken op basis Doorstroombanen (ID). Deze werkwijze stelt Pantar ook in staat om de groei te meten
van loonwaarde die klanten doormaken op weg naar regulier werk. We werken toe naar de vaststelling
van de loonwaarde of arbeidsproductiviteit van klanten in een bepaalde
werkomgeving. Deze loonwaarde wordt gebruikt om de subsidie vast te stellen voor
een werkgever in het kader van SW-Begeleid Werken of een ID-gesubsidieerd
dienstverband.

Amsterdammers in de sociale werkvoorziening


In de sociale werkvoorziening werken 3.500 Amsterdammers. Het gaat hierbij om mensen die,
blijkens een indicatiestelling door UWV, zijn aangewezen op werk onder aangepaste
omstandigheden. Vaak gebeurt dit binnen een onderdeel van Pantar, maar in toenemende
mate zijn mensen via de WSW werkzaam bij reguliere werkgevers. Op de wachtlijst staan 1.000
Amsterdammers. Van hen zijn meer dan 500 mensen aan het werk in enig traject bij Pantar
Amsterdam. We schatten dat nog eens 1.000 Amsterdammers tot de doelgroep blijken te
behoren.

Amsterdam probeert mensen met een SW-indicatie voor wie nog geen plek is in de SW, wel
aan het werk te houden, het liefst op een vergelijkbare werkplek als een SW-plek. Op deze
manier wordt een sluitende aanpak gecreëerd. Uitgangspunt is namelijk dat mensen met een
indicatie voor de WSW niet thuis zitten, in afwachting van een plaatsing, maar daarvóór al zo
veel mogelijk aan de slag zijn. Ook in de periode 2011-2014 willen we hierin blijven investeren.
Dit doen we door de inzet van een Participatieplaats (zoals we dat ook voor trede 3- en 4-
klanten doen), ofwel werken met behoud van uitkering in plaats van een arbeidsovereenkomst
vooruitlopend op de WSW. Een dienstverband ontstaat dan pas wanneer er ruimte vrijkomt voor
plaatsing in het kader van de WSW. Bij de verdere uitwerking zal ook de WSW-raad, het
adviesorgaan van WSW-klanten worden betrokken.

De ketensamenwerking tussen DWI en Pantar Amsterdam zorgt ervoor dat iedereen in allerlei
verschillende regelingen die in aanmerking komt voor een SW-indicatie ook inderdaad
daarheen geleid wordt. Dat heeft resultaat. Landelijk is het totaal aantal SW-plekken al heel
lang constant. In Amsterdam groeit het aantal beschikbare fte’s naar 3.089 Amsterdammers in
2010. Dit komt neer op een stijging met 741 plekken in vier jaar. Daarvan had ongeveer
tweederde een bijstandsuitkering. De verwachting is dat dit aantal per 1 januari 2011 nog eens
stijgt met ongeveer 250 plaatsen.

Nieuw: toepassen De indeling van DWI-klanten op de treden van de Participatieladder gebeurde in


onderzoek voor hogere 2010 nog op basis van een aantal objectieve factoren, als werkervaring,
effectiviteit werkloosheidsduur en leeftijd, en de beoordeling door de klantmanager. In een
onderzoek uitgevoerd door de Universiteit van Amsterdam3 (UvA) is daarnaast een
aantal ‘zachtere’ factoren naar voren gekomen, die belangrijke voorspellers bleken
voor iemands re-integreerbaarheid, oftewel voor de kans op werk. De komende jaren
zal deze verfijning op de trede-indeling onderdeel uitmaken van het re-

3
Eindrapportage ‘Competentieontwikkeling & Re-integreerbaarheid van DWI-klanten’, J. Koen e.a.,
Universiteit van Amsterdam (2008) en het vervolgrapport ‘Ontwikkeling van re-integreerbaarheid’ (2009)

19
integratiebeleid. Het UvA-model geeft een ijking van de trede-indeling en leent zich
(evt. in combinatie met andere diagnose-instrumenten) ook voor het meten van
voortgang in iemands traject op weg naar werk. Het kan daarmee een cruciale
bijdrage leveren aan het in kaart brengen van het tussenresultaat van re-integratie,
vóórdat er uiteindelijk sprake is van uitstroom naar werk.

3.2 Doelstellingen: wat willen we bereiken?

Betaald werk is het doel In het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 staan de volgende algemene
doelstellingen die relevant zijn voor het re-integratiebeleid:
 betaald werk voor Amsterdammers met perspectief op betaald werk.

Het college operationaliseert deze algemene doelstelling als volgt in de begroting


2011 (zie ook Hoofdstuk 5 in Deel B):

Uitstroom naar werk 1. Klanten van DWI ontwikkelen zich naar werk
• uitstroom naar werk in een jaar.

School of werk voor 2. Meer jongeren gaan terug naar school of aan het werk
jongeren • percentage jongeren dat binnen een jaar terug naar school gaat of aan het werk
is;
• percentage jongeren dat na aanmelding bij het Jongerenloket binnen 4 weken
een werkleeraanbod krijgt.

Regulier werk voor 3. Klanten van DWI in de Wet Sociale Werkvoorziening ontwikkelen zich dichter bij
klanten in de sociale de reguliere arbeidsmarkt
werkvoorziening • percentage mensen dat werkzaam is bij een werkgever via Begeleid Werken.

Vijftig plussers ook aan 4. De uitstroom van ouderen naar werk loopt in de pas met de gemiddelde uitstroom
het werk • aandeel uitstroom van vijftig plussers in de totale uitstroom naar werk.

De lat ligt hoog Dit samenstel van doelstellingen is zeer ambitieus en het realiseren van de ambitie in
aantallen (zie deel B) is omgeven met een aantal onzekerheden zoals:
• bezuinigingen van het rijk op de sociale zekerheid in het algemeen en de arbeidsre-
integratie in het bijzonder;
• economische ontwikkelingen en
• de impact van de gemeentebrede bezuinigingen op de apparaatskosten.

Dat is ook één van de redenen waarom gekozen is voor de opsplitsing van dit
document in twee delen. Deel A geeft de hoofdrichting aan en ligt in principe vast voor
de duur van de collegeperiode. Deel B bevat een uitwerking van de doelstellingen en
indicatoren in de vorm van streefcijfers voor het eerstvolgende jaar en indicaties voor
de drie jaren daarna. Dit deel wordt jaarlijks op basis van actuele ontwikkelingen en
cijfers vernieuwd.

20
3.3 Beleid: wat gaan we doen?

Vijf beleidslijnen De vijf belangrijkste beleidslijnen van het college in de komende vier jaar zijn (zie
Figuur 1):
1. Focus op werk: uitstroom naar betaald werk
2. Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor de klant: eigen kracht
3. Excellente dienstverlening en effectieve handhaving gebaseerd op nakoming:
klantgericht
4. We doen het samen: partnerschappen
5. Sturen op wat werkt: resultaatgericht

Figuur 8 Beleidslijnen re-integratie

Hoofdlijn: uitstroom naar De hoofdlijn is gericht op de uitstroom naar betaald werk. Dit vloeit ook voort uit de
betaald werk doelstellingen in de begroting (zie paragraaf 3.2 ) en de keuzes in het
Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014. De overige vier beleidslijnen zijn hier
ondersteunend aan. Deze zijn veelal met elkaar verweven.

3.3.1 Focus op werk: uitstroom naar betaald werk

Verdrievoudiging van de Het college wil effectief zijn op het gebied van arbeidsre-integratie, en hierop sturen
doelstelling en aanspreekbaar zijn. Het aan het werk helpen van 3.500 mensen in 2011 oplopend
tot 4.200 in 2014 is een forse opgave. De doelstelling voor 2014 is een
verdrievoudiging van de doelstelling voor 2010. Ook in een aantrekkende
arbeidsmarkt vraagt dit doel heel veel van werkzoekenden, de gemeente en alle
betrokken partners.

Instrumenten hebben De instrumenten die DWI organiseert of inkoopt, richten sterk op de focus op werk en
werk als focus werkcompetenties. Natuurlijk spelen alle leefgebieden van de werkzoekende hierbij
een rol, zoals gezondheid en fit zijn en een stabiele leef- en gezinssituatie. Bij
problemen op dat vlak zoeken we de samenwerking met andere partners. DWI gaat
geen parallelle ondersteuning bieden op deze vlakken. Interventies hebben werk als
focus en de benodigde specifieke competenties voor werk. Het competentiemodel
zoals ontwikkeld door de UvA kan hierbij een nuttig instrument zijn. Andere G4-
gemeenten zijn bezig met een vergelijkbare ontwikkeling. We zoeken hierbij

21
nadrukkelijk de aansluiting met elkaar.

Partnerschappen met Werkgevers zijn een cruciale samenwerkingspartner voor de gemeente (zie ook
werkgevers paragraaf 3.3.4 ). Veel werkgevers hebben vacatures waar kansen liggen voor
klanten van DWI. Voorop staat het belang van werkgevers dat een nieuwe
medewerker in het bedrijf past en productief is. Maar werkgevers zijn zeker ook
bereid om mensen met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt een kans te
bieden. Via social return wordt dat door de gemeente actief gestimuleerd. Indien
nodig zal het college ook op andere manieren (bijvoorbeeld via een conferentie of
een uitnodiging om afspraken te maken) een appel doen op werkgevers om hierbij
de samenwerking te zoeken.

Meer proefplaatsingen De Gemeente Amsterdam faciliteert op verschillende manieren dat werkgevers en


werkzoekenden bij elkaar komen. Werkzoekenden kunnen tijdelijk ervaring opdoen
bij een werkgever, waarbij zij nog een uitkering ontvangen via DWI. Een wettelijk
geregelde vorm is het tijdelijk werken met behoud van uitkering, ofwel een
Participatieplaats (op trede 3). Daar waar het oogmerk van een dienstverband
bestaat (trede 4), spreken we van een proefplaatsing.

Maatwerk bij tijdelijke Indien nodig gaat een plaatsing bij een werkgever gepaard met aanvullende scholing
loonkostensubsidies of competentieontwikkeling. Met een zogenoemde Voorbereidingssubsidie kan de
werkgever zelf een training organiseren om zo met de deelnemer te komen tot een
dienstverband. Ook kent Amsterdam een tijdelijke loonkostensubsidie. Deze subsidie
heeft momenteel een standaardkarakter. De hoogte en vormgeving worden opnieuw
bezien, om beter te kunnen aansluiten op de loonwaarde van de werknemer, het
niveau van inzetbaarheid en productiviteit.

Maatwerk via het Werkgevers geven aan dat zij soms behoefte hebben aan een professional die in
Werkgeversservicepunt Amsterdam de weg weet wanneer een werknemer tegen een bepaald probleem
aanloopt, zoals op het vlak van schulden, relaties of huisvesting. Een jobcoach kan
hierin voorzien. Al naar gelang de behoefte van werkgevers organiseren we ook
andere vormen van ondersteunend aanbod vanuit het Werkgeversservicepunt.

Participatiebudget De sterke focus op werk betekent ook dat de gemeente een aantal zaken niet meer
exclusief voor toeleiding gaat doen. Zo beëindigen we stapsgewijs de financiering vanuit het
naar werk participatiebudget voor de Lokale Trajectbegeleiding, bedoeld voor vroegtijdig
schoolverlaters van 16 tot 23 jaar. Door het steeds beter sluitende netwerk is, op
termijn, de investering hierin op andere manieren op te vangen. Ook schuldhulp voor
mensen die een traject naar werk volgen en verschillende trajecten op het terrein van
onderwijs en jeugd worden straks niet meer vanuit het participatiebudget
gefinancierd. Bij het beëindigen van zulke voorzieningen moet zoveel mogelijk
geborgd blijven dat de doelgroep terecht kan bij een vervangend aanbod.

Effectiever door betere Juist bij mensen met een grotere afstand tot betaald werk is meerwaarde te behalen
diagnose en gerichte bij re-integratie. Een goede diagnose om het perspectief op werk te bepalen is hierbij
interventies van belang. We zijn al begonnen met het professionaliseren van deze diagnose. In
veel gevallen blijft het niet bij een gesprek en het stellen van vragen. Iemands
werkelijke mogelijkheden -en eventuele belemmeringen- blijken vaak pas in de
praktijk. Na verloop van enkele weken of maanden kun je dan in de regel een
uitspraak doen over iemands groeimogelijkheden voor werk. We werken daarbij aan
een systematische benadering. Waar liggen iemands kwaliteiten en belemmeringen?

22
En waar liggen kansen voor verbetering? Want niet alle omstandigheden zijn
veranderbaar. Minstens zo belangrijk is de vraag op welke punten iemand snel
succes kan boeken, zodat dit als een vliegwiel kan werken voor verdere stappen
naar werk. Op deze manier gaan we ook naar onze re-integratie-instrumenten kijken.

Afschaffen SAP/MAP We schaffen de Sociale en Maatschappelijke Activeringsplaatsen (SAP/MAP) in hun


oude stijl huidige vorm (met doorlooptijden van twee tot vier jaar) af. Een deel van deze
plekken vormen we om tot kortdurende trajecten gericht op diagnose (op het
perspectief op werk) of als aanloop naar werk. Als het perspectief op werk ontbreekt,
stoppen we veel eerder met het aanbieden van activiteiten en begeleiding. We
bezien dan met de klant en lokale partners hoe iemand op eigen kracht actief kan
blijven. Amsterdammers zonder een actueel perspectief op werk worden zo goed
mogelijk naar het welzijns- of vrijwilligerswerk in stadsdelen toegeleid (zie ook
paragraaf 3.3.4 ). We laten hen niet los. Ze blijven gezien worden door
klantmanagers. Na verloop van tijd ontstaan misschien nieuwe mogelijkheden
waarop DWI kan aansluiten om de klant toe te leiden naar werk.

De blik naar buiten: oog Maar we kijken vooral naar de arbeidsmarkt. Welke vacatures zijn beschikbaar?
op de arbeidsmarkt Werk is de beste weg naar beter werk dat optimaal aansluit bij eigen voorkeur en
ambitie. De kortste weg naar werk blijft een belangrijk uitgangspunt en betaald werk
is dus het doel. Zo snel mogelijk, want niets kan echt werk evenaren. De voldoening
dat je op eigen kracht in je inkomen voorziet. Beter kunnen we iemand niet ten dienst
staan!

3.3.2 Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor de klant: eigen kracht

De klant zelf De verantwoordelijkheid om aan het werk te komen of te participeren ligt bij de klant.
verantwoordelijk Zo nodig biedt de overheid ondersteuning. De klant krijgt in verhouding met het
verleden een zwaardere verantwoordelijkheid, maar ook meer ruimte om zelf sturing
te geven.

Eigen kracht willen we ook aanspreken met de uitwisseling van ervaringen en tips
tussen werkzoekenden, bijvoorbeeld via e-communities, en in experimenten met e-
dienstverlening.

Inzet van re-integratie- Concreet betekent dit uitgangspunt ook dat we bij mensen die klaar zijn voor de
instrument geen arbeidsmarkt, niet altijd meteen overgaan tot intensieve begeleiding à la de
automatisme ‘Vacaturecarrousel’. Dat zetten we pas in wanneer de klant op eigen kracht niet goed
verder blijkt te komen. Over de inzet van een re-integratie-instrument wordt kritisch
nagedacht. Het is geen automatisme (zie kader).

23
Heroverweging inzet re-integratietraject
Binnen de re-integratieaanpak gaat trechtering plaatsvinden. Als iemand een uitkering aanvraagt
wordt eerst gekeken of iemand direct regulier aan het werk kan. Als dit kan, maar de klant vindt niet
direct een baan, start hij in een proefplaats bij een werkgever. Werken met behoud van uitkering.
Pas als dit niet lukt, dan gaat de klant naar een traject om werknemersvaardigheden te leren. Of hij
zet de eerste stappen via maatschappelijke participatie.

Deze trajecten voert de gemeente bij voorkeur uit in eigen beheer, via het Re-integratiebedrijf
Amsterdam. Conform een keuze van de Raad is het aantal trajecten in eigen beheer vergroot.
Uiteraard wordt bezien of inzet hiervan werkelijk nodig is, en waar mogelijkheden liggen voor meer
efficiency en effectiviteit. Bijvoorbeeld door nog meer samen te werken met werkgevers. Over de
wijze waarop het Gemeentelijk Re-integratiebedrijf verder vorm zal krijgen, al dan niet als één
organisatie, zal in 2011 nadere besluitvorming plaatsvinden.

Het aantal ingekochte trajecten wordt sterk teruggebracht. Toch blijft voor bepaalde expertise en
voor sommige branches externe inkoop wellicht nodig. De focus zal hierbij sterk liggen op plaatsing
op de arbeidsmarkt, als onderdeel van bijvoorbeeld een opleidingstraject. Bij meer specifieke, op
uitstroom gerichte trajecten is ook te denken aan een programma zoals ‘Kunstenaar of niet’, als
4
voorportaal naar een start als kunstenaar volgens de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK) ,
en de ‘voorbereidingsperiode voor zelfstandigen’.

Deeltijdwerk? Geen Ook het verwerven van deeltijdwerk is een voorbeeld van het benutten van de eigen
probleem kracht, met een dubbele opbrengst: iemand verdient een deel van zijn inkomsten zelf
én verwerft competenties die relevant kunnen zijn in een toekomstige baan.

Zelfstandig Sommige werkzoekenden willen juist graag voor zichzelf beginnen, in een eigen
ondernemerschap? bedrijf, als freelancer of kunstenaar. Ook hierbij kunnen zij rekenen op begeleiding
Doen! en, waar nodig, een aanvullend inkomen, in de periode van voorbereiding en start.
DWI, UWV WERKbedrijf en andere partijen werken hierbij samen, zoals bij Eigen
Werk. De stappen en instrumenten houden we hierbij tegen het licht, zodat een
optimale dienstverlening ontstaat voor startende ondernemers. Zo mogelijk
combineren we deze inzet met één loket voor ondernemers.

Re-integratie- Een re-integratievoorziening zal niet meer worden ingezet om iemand in beweging te
voorzieningen niet voor houden. De meeste mensen zijn daar prima zelf toe in staat. Re-
stilstand integratievoorzieningen zijn bedoeld om mensen sneller een stap vooruit op weg
naar werk te laten zetten. Ze kunnen daardoor op een niveau functioneren waarin
meer en nieuwe eisen aan ze worden gesteld.

Uitzondering daklozen Alleen voor zeer kwetsbare groepen, zoals daklozen en verslaafden (zie kader) kan
en verslaafden een traject ook bedoeld zijn om hen te helpen op het bestaande niveau te blijven
functioneren. We gaan voor hen over op meer maatwerk in het aanbod, waarbij de
begeleiding wordt afgestemd op de mate waarin iemand zelfstandig functioneert.

4
Met de aantekening dat de WWIK in de plannen van het nieuwe kabinet na 2011 vervalt.

24
Daklozen en verslaafden
De groep daklozen en verslaafden is een diverse groep. In alle gevallen is het doel minimaal een
stabiele woon- en leefsituatie. Voor een aantal is daarnaast doorgroei naar betaald werk mogelijk.
Bij sommigen gaat het vooral om het verbeteren van hun persoonlijke functioneren, en daarbij het
tegengaan van overlast in de omgeving.

Bij elkaar gaat het hier om circa 4.000 personen, van wie meer dan de helft te maken heeft met
zware problematiek, waaronder overlastgevende veelplegers. Voor deze groepen is de kans op
regulier betaald werk heel klein, al is werk bij de minder zware groep zeker niet uitgesloten. Toch is
de gemeente de afgelopen jaren sterk aan het investeren in deze groep. Partijen in de stad dragen
zorg voor een breed aanbod aan activiteiten, met inzet van verschillende middelen, waaronder het
participatiebudget. Ook met de aanbieders van maatschappelijke opvang wordt nauw
samengewerkt. Zo is bereikt dat dak- en thuislozen gestimuleerd worden om gebruik te maken van
de nachtopvang door een deel van hun WWB-uitkering te koppelen aan de mate van gebruik van de
nachtopvang. Daarnaast is een deel van het inkomen gekoppeld aan de deelname aan
dagactiviteiten.

Al met al heeft ruim 60% van de betrokken DWI-klanten een participatietraject. Deze aanpak werpt
aantoonbaar vruchten af, voor de betrokkenen zelf doordat zij meer worden aangesproken op hun
mogelijkheden en niet in de laatste plaats voor de omgeving. Zo is de overlast bij dakloze
verslaafden in Zuidoost die in traject zijn gekomen, afgenomen met 66%. In stadsdeel Centrum is de
overlast van verslaafde veelplegers in 2009 volgens de politie eveneens fors afgenomen, onder een
groep onderzochte cliënten zelfs met 90%.

Het college kiest voor een bescheidener inzet van het participatiebudget voor deze groep. Om
duurzame beperking van overlast te borgen, komt hiervoor in sommige gevallen een andere
financiering in de plaats. Zo is er een groep, vaak wel met problematiek op het gebied van
Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), waarbij overlast niet aan de orde is. Zij kunnen gebaat zijn bij
laagdrempelige dagactiviteiten, zoals georganiseerd vanuit de maatschappelijke zorg (WMO). Een
deel van de doelgroep kan verder een beroep doen op AWBZ-middelen.

Voor klanten die al geactiveerd zijn en voor wie doorgroei niet mogelijk is, kan de gemeente in eigen
beheer dagactiviteiten gaan ontwikkelen en begeleiden. Vastgesteld zal moeten worden hoelang de
activeringsfase op de huidige wijze uitgevoerd doorloopt en wanneer gekozen wordt voor een
minder intensief begeleide dagactiviteit in eigen beheer. De dagactiviteiten zijn voor de doelgroep
die is aangewezen op Openbare Geestelijke Gezondheidszorg een belangrijk houvast in hun
bestaan. Ook als re-integratie naar werk niet aan de orde is.

Verder onderzoeken we met andere partijen de mogelijkheden van gezamenlijke inkoop en


afstemming voor doelgroepen die uit bijvoorbeeld WWB, WMO en AWBZ worden gefinancierd.

25
3.3.3 Excellente dienstverlening en handhaving gebaseerd op nakoming:
klantgericht

Klantgericht = Klantgerichtheid draait om de vraag ‘Waar zijn klanten écht mee geholpen?’.
doelgericht Klantgerichtheid is niet datgene bieden wat klanten vragen, maar wat ze nodig
hebben. Klantgerichtheid is uitgangspunt bij de uitvoering. Niet alleen omdat dit
verwacht mag worden van de overheid, maar omdat we ervan overtuigd zijn dat deze
houding ten opzichte van onze klanten in belangrijke mate bijdraagt aan de
bovenliggende doelen: uitstroom naar betaald werk en meer mensen die de taal
beheersen en ingeburgerd zijn (zie hoofdstuk 4 ).

Excellente Motivatie van klanten blijkt een bepalende succesfactor te zijn. In de dienstverlening
dienstverlening speelt daarom compliance een belangrijke rol, oftewel de bereidheid van de klant om
voor wie wil ... vrijwillig aan wettelijke verplichtingen te voldoen, zoals het actief werken aan re-
integratie en het verwerven van een baan. De klant beweegt zo veel mogelijk op eigen
kracht naar werk en voldoet zo veel mogelijk vrijwillig aan de wettelijke verplichtingen.
Door excellente dienstverlening kunnen we dat maximaal stimuleren en door
effectieve handhaving zo veel mogelijk prikkelen. Gemotiveerde mensen steunen we
dus in hun ontwikkeling. We maken het de klant zo makkelijk mogelijk om wettelijke
verplichtingen na te komen.

..., maar ook Ontbreekt de wil en de bereidheid om de regels na te komen, dan vindt actieve
handhaving voor wie handhaving plaats. Daardoor zal de groep goedwillende klanten zo groot mogelijk
niet wil blijven. Ook deze handhavingscomponent is onderdeel van de dienstverlening. Als de
regels worden overtreden, wordt nagegaan wat daar de oorzaak van is, onwetendheid
of onwil. In het eerste geval kan worden bijgestuurd met actieve voorlichting en
dienstverlening, in het laatste geval treden we consequent op en verschuift de focus
van dienstverlening naar handhaving. Bijvoorbeeld door middel van een financiële
sanctie. De gemeente gaat in elk geval strenger en sneller optreden tegen klanten die
herhaaldelijk niet komen opdagen op afspraken.

Klantgerichtheid leidt tot Klantgerichtheid is een voorwaarde voor compliance, voor vertrouwen van de klant in
afname van de gemeente, waardoor de klant eerder bereid is zich aan de regels te houden.
uitkeringsfraude Uiteindelijk levert klantgerichtheid niet alleen een hogere klanttevredenheid op maar
ook een afname van oneigenlijk gebruik (bijvoorbeeld uitkeringsfraude).

Voor het college is het Amsterdamse dienstverleningsmodel de norm, dat wil zeggen:
• informatie voor iedereen;
• ondersteuning voor minder zelfredzame burgers en
• een outreachende aanpak met regie op het aanbod voor inwoners met een risico op
afglijden of vereenzamen, dan wel voor inwoners die een risico vormen voor hun
omgeving.

Klantgericht = Daarbij verschuift het accent in de dienstverlening. Een beweging van plaatsing op
stimuleren eigen kracht trajecten (‘bij de hand nemen’) naar informatie en advies (‘de weg wijzen’) en
afspraken maken (‘eigen verantwoordelijkheid’) zodat de klant zelf kan werken aan
verplichtingen.

26
Klantgericht = Klantgerichtheid betekent ook dat de intake van klanten breed is. We gaan op zoek
brede intake naar de vraag achter de vraag door samen met de klant de wensen, belemmeringen,
kwaliteiten en kansen om te participeren te onderzoeken. Het doel is een klant toe te
leiden naar werk. Op weg daar naar toe, een vorm van participatie die past bij zijn
wensen en mogelijkheden, eventueel met ondersteuning uit zijn eigen netwerk, door
vrijwilligers, professioneel of educatief. Daarbij wordt hij uitgedaagd de eigen
mogelijkheden te verruimen en de eigen kracht en die van de omgeving te
(her)ontdekken. De tijd van (betaalde) trajecten voor iedereen met een
participatieplicht is voorbij.

Klantgericht ≠ aanbod- Een brede intake betekent ook het loslaten van gerichtheid op aanbod van de eigen
of organisatiegericht organisatie of zelfs de eigen sector en meer redeneren vanuit de leefwereld van de
klant en vanuit beschikbare vacatures. Zo kan er een relatie zijn met andere domeinen
zoals armoede (zie kader) of zorg. Zo nodig dragen we mensen ‘warm’ over aan
collega’s binnen het sociale domein.

Relatie met armoedebeleid


In de loop der jaren zijn verschillende instrumenten ingezet om de armoede in de stad te
bestrijden. We kennen zowel tijdelijke als structurele armoede. Werkende armen slagen er
vaker in structureel uit de armoede te komen. We willen weten welke inzet van instrumenten het
meest bijdraagt aan het duurzaam verminderen van de armoede in de stad en laten daar
gericht onderzoek naar doen. We willen ons beleid aanscherpen en zullen binnen de bestaande
armoedevoorzieningen keuzes (moeten) maken. Het maken van keuzes vraagt ook nu al een
gerichte inzet van middelen. Ons college maakt daarbij het volgende onderscheid:
• Voorkomen: beperken van instroom. Ons college wil voorkomen dat mensen in armoede
geraken door zo vroeg mogelijk te interveniëren.
• Verminderen: actief uit de armoede. Ons college zal Amsterdammers stimuleren om zelf in
actie te komen om uit de armoede te komen. Dat betekent dat mensen zelf aan de slag gaan
om hun inkomenssituatie te verbeteren. Door schulden aan te pakken en door via werk
duurzaam het eigen inkomen te vergroten. Hier ligt het belangrijkste raakvlak met dit
document.
• Verlichten van de armoede. Armoede kan een ontwrichtende werking hebben op het
functioneren van huishoudens en individuen. Ons college wil de negatieve effecten van
armoede beperken en Amsterdammers die in armoede verkeren een financiële steun in de
rug geven.

Door gericht in te zetten op een mix van voorkomen, vermindering en verlichting van armoede
wil ons college met dezelfde hoeveelheid financiële middelen meer mensen bereiken en de
armoede in de stad duurzaam bestrijden.

Klantgericht = De Cliëntenraad DWI komt op voor de belangen van alle klanten van DWI en heeft
samenwerking met de een adviserende rol naar de wethouder en de directie van DWI. Adviezen van de
Cliëntenraad Cliëntenraad worden zo mogelijk snel geïmplementeerd binnen de dienstverlening. In
Bijlage 1 is een samenvatting opgenomen van de adviezen van de Cliëntenraad van
2009 en 2010 met een beknopte beschrijving van de reactie door DWI.

Klantgericht = De kwaliteit van de dienstverlening wordt in belangrijke mate bepaald door de kwaliteit
professionals in de van de dienstverleners. Professionalisering is een verantwoordelijkheid van zowel de
uitvoering gemeente (als werkgever) als de professional zelf (als werknemer). Het bijhouden van
je vak is de norm en een permanent proces. Ervaring bepaalt in belangrijke mate de
kwaliteit van de dienstverlening. Minder ervaren medewerkers worden uitgedaagd te

27
leren van meer ervaren collega’s en krijgen de tijd om te ‘rijpen’. Het opleidingsaanbod
wordt aangepast aan de nieuwe wijze van werken.

Klantgericht = beter Klantmanagers krijgen ook beter ‘gereedschap’ waarmee de administratieve lasten
gereedschap voor voor klantmanagers afnemen en er beter inzicht komt in de effectiviteit van
klantmanagers instrumenten. Het instrumentarium wordt verder gestandaardiseerd.

Klantgericht = handelen In het verleden was er binnen de dienstverlening van de gemeente veel aandacht voor
in de geest van de wet regels en procedures. Dat was toen ook nodig. Maar er is nu een volgende
ontwikkelingsfase. Regels en procedures zijn er om houvast te bieden bij het gelijk en
rechtvaardig behandelen van klanten. Ze zijn voor het overgrote deel van de klanten
toepasbaar en dat is ook nodig vanuit eisen van rechtsgelijkheid en efficiency. Soms
blijken regels en procedures echter onredelijk of onbillijk uit te pakken Dat betreft
absolute uitzonderingen. Op dat moment moeten professionals kunnen handelen in de
‘geest van de wet’. De professional die deze ruimte neemt legt de onderbouwing voor
de uitzondering op de regel goed vast.

3.3.4 We doen het samen: partnerschappen

Samenwerking met werkgevers


Partnerschappen met Dit nieuwe beleid staat of valt in belangrijke mate met de bijdrage en medewerking
werkgevers nodig van werkgevers. Ons college wil hier in investeren. Om de samenwerking met
werkgevers verder te versterken werken we aan de volgende ontwikkelingen:

• Eén Werkgeversservicepunt samen met Pantar en UWV WERKbedrijf


Werkgeversservicepunt Eén duidelijk aanspreekpunt biedt duidelijkheid voor werkgevers. Er is echter nog
= één aanspreekpunt onvoldoende één aanspreekpunt. Zowel DWI, Pantar als UWV WERKbedrijf zitten
bij dezelfde werkgevers. Dit moet duidelijker. Dit levert besparingen op zoals is
afgesproken in het kader van de ketensamenwerking werk en inkomen. Deze
keuze betekent dat er voor deze drie organisaties één regionaal
werkgeversservicepunt wordt georganiseerd. Ook een deel van de taken van het
Amsterdamse Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs (PAO) gaan hierin over.

• Intensivering van partnerschappen met uitzendbureaus


Benutten kracht van Wat Vacatureservice Amsterdam (VSA) doet, lijkt veel op het werk van uitzend-
uitzendbureaus bureaus of intermediairs: contacten met werkgevers, zoeken van kandidaten en
(tijdelijk) plaatsen van kandidaten. Deze keuze houdt in dat deze werkzaamheden
meer aan de markt worden overgelaten door de samenwerking met uitzend-
bureaus te intensiveren, zodat klanten van DWI die daar klaar voor zijn vrijwel
direct niet meer uitkeringsafhankelijk zijn. Zeker wanneer de conjunctuur weer
aantrekt, kan dit kansen bieden. In 2011 proberen we resultaatsafspraken te
maken over een gezamenlijke inzet.

28
• Ondersteuning van de werkgever op maat
Minder De huidige instrumenten zijn in hoge mate gestandaardiseerd. Voor sommige
standaarddiensten, werkzoekenden is nu het subsidiebedrag eigenlijk te hoog en daarmee niet
meer maatwerk doelmatig. Voor anderen, die duurzaam niet in staat zijn om op het niveau van een
gemiddelde werknemer te presteren, zijn de vergoedingen voor werkgevers juist
te laag, en dus niet effectief om hen aan werk te helpen. Daarom willen we
werkgevers meer faciliteren op maat van de klant, en subsidies laten aansluiten bij
de daadwerkelijke productiviteit of loonwaarde van de werkzoekende. Soms
hebben werkgevers ruimte voor groepen klanten, bijvoorbeeld voor een groeps-
stage. Ook daarvoor geven we ruimte en maken we graag afspraken met
werkgevers en branches over aantallen.

• Toepassen social return bij inkoop


‘Social return’: Ons college wil de betrokkenheid van werkgevers bevorderen, bijvoorbeeld via
bevorderen social return. Social return is het koppelen van sociale doelstellingen aan
betrokkenheid aanbestedingen voor allerlei diensten, werken en producten. Doel is om
werkgevers opleidingsmogelijkheden en werk- of stageplekken te creëren voor mensen die nu
langs de kant staan zoals bijvoorbeeld arbeidsgehandicapten. Amsterdam
integreert social return maximaal in het bestaande inkoopproces. De toepassing
van social return gebeurt niet volgens één vast stramien. Er is een staalkaart aan
mogelijkheden die per aanbesteding kan variëren. Ondernemers hebben de
mogelijkheid om zelf invulling te geven aan de sociale doelstellingen, en hiervoor
met eigen ideeën te komen. De ervaring leert dat het om een kansrijk concept
gaat.

• Samenwerking rond scholing


Brancheafspraken Op de langere duur is van belang dat werknemers kunnen beschikken over een
over scholing beroepskwalificatie. Liefst op mbo-niveau 2, ofwel een startkwalificatie. Maar ook
erkende certificaten kunnen werknemers verder helpen binnen een bedrijf of
richting een nieuwe werkgever. Met ROC’s en bedrijven wil de gemeente hierover
in 2011 afspraken maken en resultaten boeken. Afspraken op brancheniveau zijn
hierin een belangrijke schakel: waar liggen de (toekomstige) personeelsbehoeften
in een branche, waar liggen mogelijkheden? En welke afspraken kunnen we
maken over de inzet van het participatiebudget en bijvoorbeeld O&O-fondsen?
Zodat het beschikbare en het gevraagde scholingsniveau in de toekomst gelijk
met elkaar opgaan.

• Regionale samenwerking
Over de gemeente- De samenwerking met werkgevers of het beroepsonderwijs stopt niet bij de
grenzen heen gemeentegrenzen. We gaan de samenwerking dan ook nadrukkelijk ook langs
regionale lijnen vormgeven. In de samenwerking rond de aanpak van
jeugdwerkloosheid hebben we hier al ervaring mee opgedaan (zie kader). Het
regionale werkgeversservicepunt in ontwikkeling sluit hier op aan.

29
Regionale samenwerking rond jeugdwerkloosheid
Voor het tegengaan van jeugdwerkloosheid hebben gemeenten in de arbeidsmarktregio Groot-
Amsterdam een gezamenlijke aanpak ontwikkeld. Amsterdam is coördinerende gemeente en zoekt
samen met Aalsmeer, Abcoude, Amstelveen, Diemen, Haarlemmermeer, Landsmeer, Ouder-
Amstel, De Ronde Venen en Uithoorn naar nieuwe mogelijkheden om jongeren langer te laten
doorleren, of aan een baan te helpen. Bij deze aanpak zijn ook de ketenpartners UWV WERKbedrijf,
ROC en de vereniging van samenwerkende kenniscentra (COLO) betrokken.

Jongeren ondervinden meer dan evenredig de gevolgen van de crisis. Het aantal jongeren met een
werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening van DWI is in anderhalf jaar -vanaf begin 2009- met
50% toegenomen. Tegen een bestandstoename met 10% bij de groep vanaf 27 jaar. In totaal
hebben nu ruim 1.900 jongeren een stagetraject en hebben 1.500 jongeren uitsluitend een uitkering.
Bij de groep jongeren met een uitkering gaat het in de regel om jongeren die (tijdelijk) niet
belastbaar zijn met een intensief traject. Overigens zit bij hen niet de grootste groei, die zit vooral bij
de jongeren met een stagetraject: bijna een verdubbeling sinds begin 2009. Jongeren krijgen een
stagetraject aangeboden als werk of school voor hen geen optie is. Tot een dergelijk
werkleeraanbod is de gemeente verplicht sinds de invoering van de Wet investeren in jongeren
(WIJ). Overigens kende Amsterdam deze sluitende aanpak al vóór de WIJ-invoering.

Amsterdam zet er sterk op in om jongeren op school te houden en langs die weg een
startkwalificatie te laten bereiken. Dit gebeurt met investeringen in kleinere klassen en extra
begeleiding voor de zogenoemde overbelaste leerlingen. Ook langer doorleren wordt gestimuleerd,
wanneer een jongere met een diploma nog geen werk heeft. Maar een keer komt elke jongere toch
van school. En zonder werk verliest een diploma dan al snel zijn waarde. Na een jaar stroomt
vervolgens een nieuwe lichting schoolverlaters de arbeidsmarkt op. Jongeren die niets om handen
hebben, kunnen dan al snel op een grote achterstand raken. Ook al behoren jongeren in principe tot
de kansrijke groepen, een ontwikkeling als deze op haar beloop laten, is geen optie. Dit vraagt om
investeringen, in het kwalificeren en arbeidsfit houden van jongeren, linksom of rechtsom. Met
ROC’s worden afspraken gemaakt over warme overdracht van vroegtijdig schoolverlaters.

Mogelijk kan een aantal jongeren die een werkleeraanbod in het kader van de WIJ volgen, eerder
dan nu afbuigen richting schoolopleiding (BOL). Dit kan door de praktijkcomponent te combineren
met onderwijs. In dat geval kan de studiefinanciering voor de deelnemer in de plaats komen van een
gemeentelijke inkomensvoorziening. Met dit model bestaat ervaring in andere gemeenten.

Samenwerking met stadsdelen en welzijnsinstellingen


In het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 is een onderscheid geïntroduceerd
tussen mensen met en zonder actueel perspectief op werk. In paragraaf 3.3.1 hebben
we gezien dat we eerder gaan stoppen met het aanbieden van activiteiten en
begeleiding (gefinancierd vanuit het participatiebudget) als het perspectief op werk
ontbreekt. Om de dienstverlening aan deze groep Amsterdammers werk te borgen
maken DWI Werkpleinen in samenwerking met stadsdelen en welzijnsinstellingen
Partnerschappen met afspraken over de dienstverlening aan deze groep. Hierbij wordt gezocht naar
stadsdelen en aansluiting bij bestaande sociale infrastructuren en beleidsprioriteiten van stadsdelen
maatschappelijke (zie kader). Ook liggen hier kansen voor samenwerking rond mensen met een
instellingen arbeidsongeschiktheidsuitkering - WIA of Wajong - die geen of weinig perspectief
hebben op betaald werk. Een voorbeeld is de samenwerking met GGZ-instellingen op
de locatie van het Werkplein, waarmee een directe verwijzingsmogelijkheid ontstaat
naar een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Veel deelnemers hieraan bleken in
aanmerking te komen voor GGZ-hulp en dagbesteding.

30
Samenwerking met stadsdelen en welzijnsinstellingen rond trede 2-klanten
Een van de grote opgaven voor 2011 is om de samenwerking met zorgaanbieders,
welzijnsinstellingen en stadsdelen rond DWI-klanten zonder een actueel perspectief op betaald
werk vorm te geven. Het college en de verantwoordelijke stadsdeelbestuurders hebben
afgesproken dit samen te gaan doen.

Het jaar 2011 is daarbij een overgangsjaar waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van
lopende afspraken tussen stadsdelen en welzijnsinstellingen en naar creatieve oplossingen
gezocht wordt. Daarbij moeten we er rekening mee houden dat voor sommige mensen (op
korte termijn) geen alternatief aanbod beschikbaar is. Vanaf 2012 hebben de meeste
stadsdelen de ambitie het welzijnswerk te hebben gemoderniseerd (Welzijn Nieuwe Stijl) en kan
dit meer structureel worden gerealiseerd. Ook dan moet het voorbehoud worden gemaakt dat
we als gevolg van de grote bezuinigingsopgave bij centrale stad en stadsdelen niet kunnen
garanderen dat iedereen een alternatief aanbod krijgt. Via de Werkpleinen van DWI wordt in
samenspraak met de stadsdelen naar maatwerk gezocht. De betreffende klanten blijven allen
DWI-klant. De klantmanager blijft hem of haar zien en kan zo het perspectief op werk opnieuw
beoordelen, dienstverlening aanbieden dan wel tot handhaving overgaan.

Aantal klanten met een uitkering zonder actueel perspectief op betaald werk
Het college zet een beleidswijziging in waarbij Amsterdammers zonder een actueel perspectief
op betaald werk niet langer een traject gefinancierd uit het participatiebudget krijgen
aangeboden. Daar waar voor iemand zonder inspanning van de gemeente dreiging is van
afglijden, sociaal isolement of een risico bestaat voor de omgeving (bijvoorbeeld kinderen of
overlast in de wijk) zal betrokkene actief worden toegeleid naar zorg- of welzijnsinstellingen.

In september 2010 is een quick scan uitgevoerd in samenwerking tussen de stadsdelen Noord
en Nieuw West en de Werkpleinen van DWI. Daarbij hebben klantmanagers een inschatting
gemaakt van het perspectief op werk van de klanten in trede 2. Ook hebben zij een inschatting
gemaakt over de aanwezigheid van een zorgbehoefte (risico). In totaal zijn 3.174 klanten
onderzocht. Dat is 20% van de totale trede 2-populatie. In onderstaande tabel zijn die resultaten
geëxtrapoleerd naar de totale trede 2 populatie (16.086 klanten) in de stad.

Aanvullend is -met inachtneming van de regels voor de bescherming van persoonsgegevens- in


stadsdeel Noord onderzocht in welke mate in de gesignaleerde zorgbehoefte van de betrokken
klanten wordt voorzien. De ervaringen wijzen uit dat circa 70% van de mensen met een
zorgbehoefte bij één van de twee onderzochte zorginstellingen (GGZ en Madi) bekend is.

31
3.3.5 Sturen op wat werkt: resultaatgerichtheid

Meten van en sturen op De gemeente gaat zich nog meer resultaatgericht en doelmatig opstellen. We
de effectiviteit van proberen de effectiviteit van interventies zichtbaar te maken en te integreren in
interventies processen. Het inzichtelijk maken van de resultaten van re-integratie-inspanningen
komt van de grond. In samenwerking met de UvA is het gelukt om een meetlat te
ontwikkelen die de ontwikkeling van de klant zichtbaar maakt. Dit is een belangrijke
stap vooruit: naast de uitstroom naar regulier werk wordt zichtbaar welke
onderliggende ontwikkelingen in competenties klanten doormaken dankzij re-
integratie-inspanningen. De opbrengsten van het UvA-onderzoek en andere
onderzoeken benutten we om het primaire proces rond re-integratie te versterken
(bijvoorbeeld door competentiemetingen in te voeren na gerichte re-integratie-
investeringen) en de samenwerking met andere partners te professionaliseren. In
navolgend kader is een aantal voorbeelden opgenomen van bevindingen uit
onderzoek naar effectiviteit van re-integratie.

Enkele bevindingen op basis van onderzoeken naar effectiviteit van re-integratie


• Flankerende voorzieningen effectief bij doorstroming van trede 1 naar trede 25
Om klanten te helpen met persoonlijke belemmeringen zijn flankerende voorzieningen het
meest effectief om klanten te laten doorstromen van trede 1 naar trede 2 van de
Participatieladder. Voorbeelden van het werken aan belemmeringen zijn het
bewegingsprogramma dat in samenwerking met Agis is opgezet in o.a. stadsdeel Noord, en
+
het project gericht op 50 -mannen in de stadsdelen Centrum en Oost.
• Competenties (basiscapaciteiten, sollicitatievaardigheden) en gedrag & attituden zijn
bepalend voor een overgang van trede 3 naar trede 4;
• Het stellen van doelen is de factor van belang bij de uitstroom van trede 4 naar werk.
• Klanten die op eigen kracht aan het werk kunnen, niet te snel op traject.
Een (intensief) re-integratietraject gaat ten koste van deze eigen zoekcapaciteit. De
klantmanager moet bepalen of de werkzoekende op eigen kracht werk kan vinden of niet.
Dat is (op korte termijn) effectief en efficiënt, de klant kan het eigen netwerk gebruiken en
kan daar 100% van zijn tijd aan besteden.
• Klanten die niet op eigen kracht aan het werk zullen komen moeten snel op traject.
• Investeren in langdurig werklozen heeft op de lange termijn een positief effect.
Inspanningen van re-integratie worden over de hele linie als effectiever gezien bij klanten die
(relatief) moeilijk te plaatsen zijn. Uit een vergelijking tussen de effectiviteit van instrumenten
voor kansrijke en kansarme klanten komt naar voren dat er een grotere gedrag- en
competentieverandering waar te nemen is bij de laatste categorie dan bij de eerste. De kans
op herhaalwerkeloosheid is bovendien kleiner bij uitgestroomden met lange afstand tot de
arbeidsmarkt.
• Doelgerichte samenwerking met werkgevers.
Een actieve en vroege betrokkenheid van werkgevers bij de inrichting en uitvoering van re-
integratietrajecten vergroot de uitstroom van bijstandsgerechtigden.

Het onderzoeksmodel van de UvA leent zich ook voor het meten van voortgang in
iemands traject op weg naar werk. Daarmee kan het een cruciale bijdrage leveren aan
het in kaart brengen van het tussenresultaat van re-integratie, vóórdat er uiteindelijk
sprake is van uitstroom naar werk. En ontstaat de mogelijkheid om tussentijds al te
kijken wat werkt.

5
Amsterdam hanteert een conceptueel kader van een participatieladder met vijf treden waarbij klanten
ingedeeld worden op basis van iemands afstand tot de arbeidsmarkt. Zie Bijlage 2

32
Doorlichten van Ook het instrumentarium van DWI wordt geijkt aan de meetbare bijdrage die dit levert
instrumentarium aan de ontwikkeling van werkcompetenties en de extra uitstroom naar werk. Het gaat
hierbij om een combinatie van beschikbare objectieve data (met name gekoppeld aan
het structurele effectiviteitsonderzoek) en expertoordelen van bijvoorbeeld
klantmanagers en werkgevers. Op basis hiervan kan besloten worden bepaalde
instrumenten af te stoten dan wel uit te bouwen.

Prikkels in processen Bij resultaatgerichtheid kijken we ook expliciet naar bedrijfsprocessen. Er vindt
gericht op uitstroom herijking plaats van de werkprocessen. Onder meer om te bezien of er voldoende en
juiste prikkels in het proces zitten om te sturen op uitstroom naar werk. Dat geldt ook
voor ketenprocessen waarbij meerdere organisaties betrokken zijn. Het uitgangspunt
is dat in elke samenwerkingsrelatie expliciet wordt stilgestaan bij het meten van en
sturen op effectiviteit en doelmatigheid en gekeken wordt of tussenschakels
voldoende waarde toevoegen. Dat geldt zowel voor contracten met externe re-
Wegsnijden overbodige integratiebedrijven als bij trajecten in eigen beheer. Overbodige schakels in een keten
schakels snijden we weg en ontbrekende prikkels gericht op de uitstroomdoelstelling voegen we
toe.

Bij meer dan een De komende jaren ontstaat er flinke druk op de middelen voor participatie. Zowel door
halvering van middelen de verlaging van de budgetten als door een toenemend beroep erop. Bij ongewijzigd
helpt geen kaasschaaf beleid zal dit leiden tot een tekort van 63 miljoen euro in 2011, oplopend tot 100
miljoen euro vanaf 2012. Dit is nog exclusief de effecten van de maatregelen van het
kabinet-Rutte/Verhagen. Vanaf 2011 lopen de middelen op het gebied van participatie
met ongeveer eenderde terug. En voor 2012 wordt dit nog meer. Dan is naar
verwachting minder dan de helft van het huidige budget beschikbaar. Hierbij helpt
geen kaasschaaf.

Scherpe keuzes Sommige maatregelen zijn daarbij evident. Het gaat dan om het vergroten van
efficiency en het afbouwen of anders aanpakken van dingen die minder goed blijken te
werken. Op andere onderdelen moeten we als gemeente een keuze maken. De
doelstellingen en de prioriteiten uit het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014
zijn daarbij leidend. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een lagere prioriteit voor NUG’ers
zonder inburgeringsbehoefte. Alleen voor verborgen talent met een evident
perspectief op betaald werk financieren we nog activiteiten vanuit het
participatiebudget.

Geen standaard Een voorbeeld van een efficiencymaatregel is versobering van de vergoeding voor
vergoeding voor onkosten. Volgens geldend beleid krijgen trajectdeelnemers een
onkosten meer standaardvergoeding. Een vergoeding zou echter alleen moeten gelden voor onkosten
die uitgaan boven wat normaal gebruikelijk is voor iemand die werkt of een opleiding
volgt. Daarom krijgen klanten voor trajectdeelname niet langer een standaard
vergoeding, maar worden alleen echt gemaakte (reis)kosten nog vergoed.

Stoppen met Een ander voorbeeld van versobering is het concentreren van de inzet van het
stagevergoedingen in participatiebudget op interventies, zoals het bieden van begeleiding en ondersteuning,
huidige vorm en te stoppen met allerlei vormen van verloning. Zo gaan we stoppen met het
aanbieden van stagevergoedingen of een arbeids- en detacheringsovereenkomst aan
groepen klanten. In plaats hiervan maken we gebruik van bijvoorbeeld een
proefplaatsing met behoud van uitkering. Alleen als dit in een individueel geval een
duidelijke meerwaarde heeft, kan er ruimte zijn om een dergelijk instrument in te

33
zetten. Bijvoorbeeld het betalen van een stagevergoeding, beperkt tot de dagen dat
een klant daadwerkelijk en naar behoren heeft meegewerkt (pay-by-day). In lijn
hiermee wordt ook gezocht naar een verdere versobering van het beleid rond de
Versobering (voormalige) Instroom- en Doorstroom-banen (ID-banen). En naar andere
gesubsidieerd werk werkzaamheden voor gesubsidieerde werknemers, als op deze plekken een hogere
productiviteit of inleenvergoeding mogelijk is. In het licht van de extra kortingen vanuit
het rijk op het macrobudget van het participatiebudget vanaf 2012 wordt dit alleen
maar urgenter.

Minder schakels, minder Sinds enkele jaren is de ontwikkeling ingezet om het aantal verschillende partijen die
instrumenten, meer in betrokken zijn bij re-integratie en een veelheid aan in te zetten instrumenten, terug te
eigen beheer brengen. Het college wil meer eenvoud en grip op de uitvoering. Daarom gebeurt
begeleiding van klanten zo veel mogelijk in eigen beheer. Daarnaast zoeken we -nu
we het met veel minder middelen moeten doen- voor het bieden van een praktische
leerwerkomgeving juist maximale samenwerking met werkgevers.

Vraaggerichte, Deze veranderingen zijn niet altijd van de ene op de andere dag te realiseren. Voor
dienstbare en open een deel vergt dit een cultuurverandering bij DWI naar een meer vraaggerichte,
organisatie dienstbare en open organisatie die gericht is op samenwerking met partners. Soms is
ook aanpassing nodig van gemeentelijke beleidsregels. Duidelijk is wel dat bij een
toenemende druk op het budget en meer aandacht voor effectiviteit, maatregelen
onafwendbaar zijn.

34
4 Beleid volwasseneneducatie en
inburgering 2011-2014

Burgerschap het doel Een deel van de Amsterdammers heeft niet voldoende gereedschap om mee te doen
in de samenleving, om mee te werken of een gewenste vervolgopleiding te volgen.
Het ontbreekt hen in sommige gevallen aan Nederlandse taalvaardigheid in woord en
geschrift én aan basiskennis over het functioneren van de Nederlandse samenleving
en specifiek Amsterdam. Zij die het voortgezet onderwijs voortijdig hebben verlaten
beschikken niet over een noodzakelijk diploma. Hierdoor bestaat het risico dat deze
Amsterdammers worden uitgesloten of zichzelf uitsluiten van de samenleving. Ze
kunnen niet participeren als burger. Het college wil dat zo veel mogelijk voorkomen.
Het beleid voor volwasseneneducatie en inburgering was en is hierop gericht.

Rijksbeleid vraagt om Na 2012 gaat er echter veel veranderen door de afbouw van het huidige
een nieuwe strategie inburgeringsbeleid door het kabinet-Rutte/Verhagen. De consequenties daarvan zijn
vanaf 2012 nog niet geheel te overzien. Het college kiest ervoor om in 2011 de afgelopen jaren
met veel inspanning opgebouwde inburgeringsinfrastructuur te continueren en waar
mogelijk te verbeteren. Daarna lijkt een koerswijziging onvermijdelijk. Vóór de
begroting 2012 zal het college met voorstellen komen voor herziening van het beleid
voor educatie en inburgering. Daarbij blijft het doel: burgerschap.

4.1 Doelgroepen: voor wie doen we het?

120.000 Amsterdam kent circa 120.000 mensen van 18-65 jaar met een lees- en/of
Amsterdammers met schrijfachterstand. Circa 68.000 Amsterdammers zijn niet of onvoldoende
een taalachterstand ingeburgerd. In het schooljaar 2008/2009 hebben 2.400 jongeren de school voortijdig
verlaten. Deze groepen kennen overlap.

Voor deze Amsterdammers biedt Amsterdam inburgering en educatie op de volgende


gebieden:
• alfabetisering voor Nederlandstaligen en niet Nederlandstaligen;
• verwerving (niveauverhoging) van de Nederlandse taal;
• kennis over de Nederlandse én Amsterdamse samenleving;
• Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs (VAVO).

Het aanbod wordt gefinancierd vanuit het participatiebudget en de onderliggende Wet


educatie beroepsonderwijs (WEB) en Wet inburgering (WI). DWI is
beleidsverantwoordelijk voor de uitvoering van deze wetten in Amsterdam. Daarnaast
investeert Amsterdam zelf gericht in een aantal voorzieningen die een meerwaarde
hebben voor de educatie van Amsterdammers.

35
Scherpe keuzes nodig De komende jaren gaat het Rijk verder bezuinigen op het educatiebudget en op de
financiering van inburgering (WI). Dat vraagt om nog scherpere keuzes welke
Amsterdammers aanspraak kunnen maken op dit aanbod en hoe het aanbod
kostendekkend wordt vormgegeven. De prioriteitstelling zoals aangegeven in
paragraaf 2.3 is daarbij leidend. Dat wil zeggen dat:
• niet zelfredzame Amsterdammers voorrang hebben boven zelfredzame;
• gemotiveerde Amsterdammers voorrang hebben boven niet-gemotiveerde;
• kansrijke inburgeraars (op het halen van het inburgeringsexamen) voorrang hebben
boven niet-kansrijke inburgeraars
• verplichte inburgeraars voorrang hebben boven niet-verplichte;
• analfabeten die taalonderwijs wensen voorrang hebben boven alfabeten die andere
vormen van volwasseneneducatie wensen;
• NUG’ers met een inburgeringsbehoefte (vrijwillig of verplicht) voorrang hebben
boven NUG’ers zonder een inburgeringsbehoefte;
• inburgeraars met kinderen (opvoeders6) voorrang hebben boven inburgeraars
zonder kinderen.

4.2 Doelstellingen: wat willen we bereiken?

In het Meerjarenbeleidsplan Participatie 2011-2014 staat de volgende algemene


doelstelling die relevant is voor het educatie- en inburgeringsbeleid:

Burgerschap via • Meer Amsterdammers beheersen voldoende de Nederlandse taal en zijn


taalbeheersing en ingeburgerd.
inburgering
Het college operationaliseert deze algemene doelstelling als volgt in de begroting
2011:

Betere beheersing van de Nederlandse taal en grotere kennis van cultuur en


geschiedenis van de (Amsterdamse) samenleving bij Amsterdammers
• Aantal Amsterdammers dat een taal- en inburgeringscursus krijgt aangeboden
(aantal WI-trajecten)
• Aantal Amsterdammers dat een educatietraject krijgt aangeboden

Cijfers begroting 2011 In deel B wordt deze doelstelling en indicator nader omschreven en ingevuld met de
achterhaald bijbehorende streefcijfers voor de komende vier jaren. Hierbij geldt het voorbehoud dat
de impact van de maatregelen van Prinsjesdag 2010 en het beleid van het kabinet-
Rutte/Verhagen hierin nog niet zijn meegenomen. Deze cijfers zullen dus nog
geactualiseerd moeten worden.

4.3 Beleid: wat gaan we doen?

Hieronder staan de belangrijkste beleidslijnen van het college in de komende vier jaar.

6
Dit om te voorkomen dat kinderen in educatieve zin en qua taal ontwikkelingachterstand oplopen als
gevolg van de achterstand van de opvoeder.

36
Vijf beleidslijnen De vijf belangrijkste beleidslijnen van het college in de komende vier jaar zijn (zie
Figuur 9):
1. Focus op educatie met als doel: burgerschap
2. Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor de klant: eigen kracht
3. Excellente dienstverlening en effectieve handhaving gebaseerd op nakoming:
klantgericht
4. We doen het samen: partnerschappen
5. Sturen op wat werkt: resultaatgericht

Figuur 9 Beleidslijnen volwasseneneducatie en inburgering

De beleidslijnen komen met uitzondering van de eerste hoofdlijn overeen met de


beleidslijnen zoals die bij het re-integratiebeleid zijn geschetst. In deze paragraaf
staan we alleen stil bij de verschillen en/of aanvullingen.

4.3.1 Focus op educatie met als doel: burgerschap

De hoofdlijn van het beleid voor inburgering en volwasseneneducatie richt zich op het
toerusten van mensen waardoor zij (zo nodig) eerst zelfredzaam worden om van
daaruit de stap naar burgerschap te kunnen maken. Dit kent een aantal dimensies:
• Sociaal: mensen kunnen zelfstandig gebruik maken van bestaande voorzieningen
(winkel, dokter, Werkplein, school van hun kind)
• Maatschappelijk: mensen kunnen de aansluiting maken met de arbeidsmarkt
(gesprekken voeren, brieven schrijven, formulieren invullen etc.),
• Educatief: mensen kunnen de aansluiting maken naar een vervolgopleiding naar
keuze (diploma vmbo, havo, vwo)

Inburgeren is meer dan Bij inburgering ligt de focus op het leren van de taal en het verwerven van kennis over
het leren van de taal de Nederlandse samenleving. Hierbij is belangrijk dat de taal ook wordt toegepast in
een betekenisvolle omgeving. Duaal leren, het geleerde moet ook in de praktijk
worden gebracht als opstap naar participatie in welke vorm dan ook.

37
De impact van de maatregelen op het gebied van inburgering in de rijksbegroting 2011
Tijdens Prinsjesdag 2010 zijn forse maatregelen aangekondigd op het gebied van inburgering.
Vooralsnog is het beeld dat:
• Amsterdam in 2011 nog op min of meer dezelfde wijze als in 2010 vorm kan geven aan
inburgering met een aangepaste ambitie;
• de beëindiging van inburgeringactiviteiten als gevolg van het nieuwe rijksbeleid geleidelijk zal
plaatsvinden.

Amsterdam wil de bestaande investeringen en infrastructuur zo veel mogelijk blijven benutten.


Daarom wordt gestreefd naar een basisaanbod voor inburgeraars en volwassenen met een
scholingsbehoefte op laag niveau dat voor de rest van de bestuursperiode kan worden
gewaarborgd met inzet van de resterende middelen.

Bij volwasseneneducatie Het hoofddoel is om burgerschap van Amsterdammers te vergroten door betere
prioriteit bij taalonderwijs beheersing van de Nederlandse taal en inburgering. Dat betekent ook dat er op het
gebied van volwasseneneducatie prioriteit ligt bij taalonderwijs en we kritischer dan
voorheen kijken wie ondersteuning nodig heeft.

4.3.2 Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor de klant: eigen kracht

Eigen kracht Net als bij het re-integratiebeleid ligt de verantwoordelijkheid om te participeren bij de
bijvoorbeeld via klant. Zo nodig kan de overheid ondersteuning bieden. Op het gebied van
zelfstudie volwasseneneducatie en inburgering betekent dit ook dat we zelfstudie en de inzet
van vrijwilligers en naasten in de omgeving stimuleren.

4.3.3 Excellente dienstverlening gebaseerd op nakoming: klantgericht

Diverse doelgroep De verplichte inburgeraar vergt een andere wijze van klantmanagement dan de
vraagt om maatwerk vrijwillige inburgeraar. En voor de uitkeringsgerechtigde inburgeraar ligt dit nog weer
anders. Stadsdelen worden formeel verantwoordelijk voor vrijwillige inburgeraars (voor
zover geen WWB-klant) en de centrale stad voor verplichte inburgeraars.

Kenmerken van klantgerichtheid op het terrein van volwasseneneducatie en


inburgering zijn:
• De wijze van klantmanagement is in het algemeen outreachender naarmate de
Amsterdammer verder van het gewenste niveau van burgerschap afstaat en er een
risico van afglijden is.
• Maximaal maatwerk door de keuze van een opleidingsaanbod dat aansluit bij de
behoefte van de klant, diens achtergrond en vooropleiding. Het profiel van de cursus
(werk, zelfstandig ondernemer, opvoeding, maatschappelijke participatie) richt zich
op het perspectief van waaruit de klant wil/moet werken.
• Vanuit het aanbod basiseducatie is per Amsterdammer sprake van één
klantmanager/centrale regisseur die op klantniveau het aanspreekpunt is voor de
klant en de regie voert over het aanbod dat voor de klant wordt ingezet.
• Basiseducatie is niet het eindpunt. Doorontwikkeling van Amsterdammers die met
succes basiseducatie hebben gevolgd wordt gestimuleerd. Bij voorkeur
doorontwikkeling naar betaald werk of ondernemerschap(zie hoofdstuk 3). Wanneer
dit nog niet mogelijk is kan dit gaan via vervolgonderwijs en/of welzijnswerk. Warme
overdracht is hierbij het uitgangspunt. Daar waar de vraag hier aanleiding toe geeft,
vinden koppelingen plaats tussen het aanbod basiseducatie en andere
voorzieningen binnen Amsterdam om in de meest efficiënte route voor de

38
kandidaten te voorzien.
• De klant heeft invloed op de snelheid. De klant bepaalt in samenspraak met de
trajectuitvoerder op welke tijdstippen het onderwijs plaatsvindt en hoeveel
contacturen er per week zijn (met een ondergrens).

Handhaving van Amsterdam heeft de handhaving op de inburgering op orde. Verplichte inburgeraars


inburgeringsplicht worden aangesproken en in het uiterste geval beboet als zij niet verschijnen bij de
intake, wegblijven van de cursus en het examen niet behalen.
Door de voorgenomen afbouw van de gemeentebemoeienis met de inburgering komt
de handhavingstaak onder druk te staan. Het lijkt erop dat de IND deze taak gaat
overnemen.

4.3.4 We doen het samen: partnerschappen

Wet Educatie Met het voortgezet onderwijs wordt samengewerkt om potentiële drop-outs zo lang als
Beroepsonderwijs mogelijk daar vast te houden en het aanbod vanuit de Wet educatie beroepsonderwijs
laatste redmiddel echt als laatste redmiddel in te zetten.

Partnerschappen voor De ambitie is om 80% van de mensen die een taal- of inburgeringscursus starten een
duale trajecten duaal WI-traject te laten volgen (zie ook paragraaf 4.3.5 ). Dit vraagt om
partnerschappen met werkgevers en maatschappelijke instellingen om dit ook te
faciliteren.

4.3.5 Sturen op wat werkt: resultaatgerichtheid

Resultaatgericht = snel Nieuwkomers krijgen na het afgeven van de verblijfsvergunning een aanbod om hen
een aanbod zo snel als mogelijk te laten integreren in de samenleving. Met de vlotte integratie
kunnen zij een bijdrage leveren aan de samenleving en wordt de druk op overige
voorzieningen geminimaliseerd.

Resultaatgericht = Naast het wie kijken we ook kritisch naar hoe het geld wordt ingezet. Duale trajecten
toepassen van geleerde vormen het uitgangspunt zodat naast het volgen van les het geleerde direct in een
in de praktijk praktijksituatie toegepast wordt. Op het werk, op de school van de kinderen, bij de
welzijnsorganisatie, enzovoort. Dit heeft meerwaarde voor de Amsterdammer, het
versnelt en bestendigt het eigen worden van de Nederlandse taal en de participatie in
de samenleving. Daarnaast heeft het meerwaarde voor de organisaties waar de duale
activiteit plaatsvindt. De ambitie is om de doelstelling voor het percentage duale
trajecten te verhogen van 60% (2010) naar 80% (2011). Dat wil zeggen dat 80% van
de mensen die een taal- en inburgeringscursus start een duaal traject volgt.

Resultaatsafspraken In 2011 gaan de kwaliteit van de uitvoering verder omhoog. Onder meer door
met uitvoerders bewaking van de kwaliteit van het onderwijs. Een belangrijk criterium hierbij is of de
gebruikte methoden de kandidaat in staat stellen om zo snel én zo goed als mogelijk
voorbereid te zijn op het examen. Daarnaast wordt beoordeeld of de onderwijsvormen
voldoende bijdragen aan de participatie van de kandidaat. De uitvoerders van het
aanbod worden betaald op basis van het behaalde resultaat met de klant. In het
inburgeringsaanbod is dit al ver doorgevoerd. In het educatieaanbod (op grond van de
Wet educatie beroepsonderwijs (WEB) vindt dit in 2011 en verder plaats. De
achtergrond van deze langere doorlooptijd heeft te maken met de ‘gedwongen

39
winkelnering’ van de gemeente bij het ROC van Amsterdam7.

Efficiënter via centraal Alle vormen van basiseducatie voor volwassenen worden vanuit een centrale plek
inkoop en geregisseerd. Doordat de regie centraal plaatsvindt is sprake van uniformiteit en wordt
contractbeheer efficiencywinst geboekt in beleid, inkoop, contractbeheer en financieel management
van het aanbod.

7
Als gevolg van rijksbeleid mogen de middelen voor educatie in het participatiebudget alleen voor educatie
worden ingezet en geldt er tot en met 2012 een bestedingsverplichting bij de ROC’s.

40
DEEL B: Doelstellingen en financieel
kader 2011

41
5 Doelstellingen begroting 2011

Hieronder staan de doelstellingen, indicatoren en streefcijfers zoals die zijn


opgenomen in de begroting 2011. Deze cijfers dateren van vóór Prinsjesdag 2010 en
vóór publicatie van het regeerakkoord van het kabinet-Rutte/Verhagen. Dit impliceert
dat in elk geval de streefcijfers voor inburgering (doelstelling 4) nog een forse
bijstelling nodig hebben.

Programakkoord 2011-2014
Doelstelling 1: Mensen ontwikkelen zich naar werk
Indicator Nulmeting en 2011 2012 2013 2014
peildatum
Uitstroom naar werk in een jaar 2.513 3.500 4.000 4.000 4.200
(2009)
Doelstelling 2: Meer jongeren terug naar school of aan het werk
Indicator Nulmeting en 2011 2012 2013 2014
peildatum
Percentage jongeren dat binnen een jaar terug naar 38% 40% 42% 44% 45%
school gaat of aan het werk is 1e kw 2010
Percentage jongeren dat na aanmelding bij het 89% 85% 85% 90% 95%
Jongerenloket binnen vier weken een werkleeraanbod 1e kw 2010
krijgt
Doelstelling 3: mensen in de Wet sociale werkvoorziening ontwikkelen zich dichter bij reguliere
arbeidsmarkt
Indicator Nulmeting en 2011 2012 2013 2014
peildatum
Percentage mensen dat werkzaam is bij een 12% 12% 12% 12% 12%
werkgever via Begeleid Werken (2009)
Doelstelling 4: Betere beheersing van de Nederlandse taal en grotere kennis van cultuur en
geschiedenis van de (Amsterdamse) samenleving bij Amsterdammers
Indicator Nulmeting en 2011 2012 2013 2014
peildatum
Aantal Amsterdammers dat een taal- en inburgerings- 2.514 6.200 6.200 6.200 6.200
8
cursus krijgt aangeboden (aantal WI-trajecten) (1e kw 2010)
Aantal Amsterdammers dat een educatietraject krijgt 2.826 1.375 1.375 1.375 1.375
aangeboden (WEB-traject) (2009)

8
De streefcijfers op het gebied van inburgering dateren van vóór Prinsjesdag en vóór publicatie van het
regeerakkoord van het kabinet-Rutte/Verhagen. Deze zullen naar verwachting nog fors moeten worden
bijgesteld.

42
Overige doelstellingen
Doelstelling 5: Uitstroom van ouderen naar het werk
Indicator Nulmeting en 2011 2012 2013 2014
peildatum
Aandeel uitstroom vijftigplussers in de totale 14% 2009 14% 14% 14% 14%
uitstroom naar werk (344)
In aantallen: 490 560 560 588

43
6 Financieel kader 2011-2014

Participatiebudget: De activiteiten die Amsterdam ontplooit voor participatie en werk worden voor het
ontschotting van grootste deel gefinancierd met rijksmiddelen. Met de invoering van het
middelen participatiebudget zijn deze middelen voor een groot deel ontschot. De gemeente is
vrij om de middelen voor re-integratie en inburgering naar eigen inzicht te verdelen.
Voor de middelen voor educatie geldt voor 2011 nog een gedwongen winkelnering bij
het ROC. Die mogen dus alleen voor educatie worden ingezet. Vanaf 2013 geldt er
geen bestedingsverplichting bij het ROC meer. De middelen voor de Sociale
Werkvoorziening zijn specifiek bestemd voor de uitvoering van deze regeling.

Cijfers deels In Tabel 5 (afkomstig uit de begroting 2011) zijn de baten en lasten voor participatie
achterhaald weergegeven, verdeeld naar re-integratie, inburgering en educatie. Deze cijfers
dateren van vóór Prinsjesdag 2010 en vóór publicatie van het regeerakkoord van het
kabinet-Rutte/Verhagen.

44
Bedragen x € 1 miljoen Begroting Actualisatie Begroting Begroting Begroting Begroting
2010 2010 2011 2012 2013 2014
Lasten + 378,0 460,9 382,5 355,3 355,4 348,5
Doelstelling 1, 2, 4, 5
Participatie en Werk
(WPB)
Re-integratie 217,3 233,4 224,5 214,8 206,7 204,7
Budgettaire maatregelen -7,2 -7,2 -7,2 -7,2 -7,2
WPB (bezuiniging 2010 / - 63,2 -61,8 -52,4 -56,6
afwegingskader 2011-
2014)
Inburgering* - 54,0 62,1 44,6 44,6 44,6
Volwasseneneducatie* - 9,1 7,0 7,0 7,0 7,0
Overig gemeente, niet 20,1 14,7 6,2 6,2 6,2 6,2
WPB
(jeugdwerkloosheid,
kinderopvang, stelpost
werk)
Doelstelling 3: Wsw 79,9 89,5 86,8 86,8 86,8 86,8
Toerekening 60,8 67,5 66,3 65,0 63,8 63,1
uitvoeringskosten DWI
Baten - 293,4 357,3 306,3 281,9 283,2 277,0
Doelstelling 1, 2, 4, 5
WPB
Re-integratie en Werk 192,3 176,0 163,8 155,0 156,3 149,9
Inburgering * - 61,3 48,4 36,0 36,0 36,0
Volwasseneneducatie * - 8,9 6,8 6,8 6,8 6,8
Schuif W naar Inburgering -20,0 - - - - -
Onttrekking/toevoeging 46,8 23,2** -0,7** -3,8** -3,8** -3,6**
spaarsaldo
Doelstelling 3: rijksbudget 74,0 83,8 83,8 83,8 83,8 83,8
Wsw
Overig gemeentelijk 0,4 4,2 4,2 4,1 4,1 4,1
Mutaties in reserves -0,3 1,2 -1,8 -0,3 -0,3 0,0
Saldo 84,3 104,7 74,4 73,1 71,9 71,5

Tabel 5 Participatie en werk: Wat mag het kosten?

In 2010 en 2011 wordt respectievelijk € 393 miljoen en € 316 miljoen besteed aan
9
participatie en werk . Het gemeentelijk aandeel (exclusief toegerekende
apparaatskosten) hierin bedraagt € 37,5 miljoen in 2010 en € 8,5 miljoen in 201110. Dit
is exclusief de op Prinsjesdag 2010 aangekondigde extra maatregelen voor
inburgering en exclusief de in het regeerakkoord opgenomen bezuinigingen.

9
Deze getallen zijn berekend door in Tabel 5 voor het betreffende jaar de totale lasten te nemen minus de
post ‘Toerekening uitvoeringskosten DWI’.
10
Deze getallen zijn niet zichtbaar in Tabel 5.

45
Participatiebudget (WPB-W-deel)
Begroting Actualisatie Begroting
Bedragen x 1.000 2010 2010 2011
Lasten 208.000 226.157 154.124
Gesubsidieerde arbeid (ID / WIW) 61.000 63.700 52.900
Trede 2: Burgerschap door maatschappelijke participatie 28.200 43.000 41.400
Trede 3: Werknemerschap door voorbereiding op werk 64.600 74.000 78.100
Trede 4: Werk door leren voor de arbeidsmarkt 31.000 28.000 27.500
Ondersteunende instrumenten 12.700 14.200 14.200
Uitgaven DMO 4.000 4.000 4.000
Uitgaven ROC 6.500 6.500 6.500
Bezuiniging 2010 -7.243 -7.243
Heroverwegingen participatiebudget 2011 en verder -63.233
Baten 197.300 213.257 151.924
WPB W-deel 167.000 172.500 160.400
Bijdrage WPB W-deel Inburgering -20.000 0 0
Onttrekking /storting spaarsaldo WPB W-deel 46.800 37.257 -11.876
WWB Inleenvergoedingen 1.500 1.500 1.400
ESF 2.000 2.000 2.000
Saldo 10.700 12.900 2.200
Tabel 6 Participatiebudget (WPB-W-deel) exclusief doorgevoerde Heroverwegingen

Afgelopen jaren Sinds de start van DWI is invulling gegeven aan de ambitie ‘Niemand aan de kant’.
overbesteding W- Klanten van DWI zijn -als ze daartoe in staat zijn- onderweg naar werk. Als de afstand
middelen tot de reguliere arbeidsmarkt nog te groot is, is participatie (meedoen) het voorlopige
doel. Onder andere de ambitie om de participatiegraad te verhogen tot 90% heeft
ertoe geleid dat de onderbesteding in het WPB W-deel in de afgelopen jaren is
omgeslagen in een overbesteding (zie tabel 6).

Spaarsaldo bijna Dit kon in 2008 en 2009 nog worden opgevangen met incidentele ESF-middelen en
uitgeput een onttrekking aan het WPB-spaarsaldo. De intensivering van het kostenniveau ging
gepaard met een dalend budget, doordat het Rijk bezuinigt op de hoogte van het re-
integratiebudget. Er werd dan ook een forse onttrekking aan het spaarsaldo van € 47
miljoen voorzien. Bij de begroting 2010 was al duidelijk dat zonder verdere ingrepen er
sprake zou zijn van een overschrijding van het budget. Om dit te voorkomen is in 2009
een afwegingskader gepresenteerd. De genomen budgettaire maatregelen hielden het
bestaande re-integratiebeleid in stand, maar daarvoor was wel een bijdrage uit de
algemene middelen van € 10,7 miljoen noodzakelijk. Hiervoor is een incidentele
prioriteit toegekend. In de begroting 2010 is dan ook incidenteel sprake van een saldo
ten laste van de algemene dienst van € 10,7 miljoen. In de actualisatie verslechtert het
saldo structureel met € 2,2 miljoen tot € 12,9 miljoen, maar deze stijging wordt
gecompenseerd doordat er structureel € 2,2 miljoen extra BTW inkomsten worden
gerealiseerd bij het begrotingsonderdeel Gemeentelijke regelingen.

Zonder ingrijpen De huidige ontwikkelingen maken duidelijk dat in de komende jaren niet kan worden
tekorten van tientallen ontkomen aan meer ingrijpende ingrepen in het re-integratiebeleid om binnen het
miljoenen euro budgettaire kader van het rijk te blijven. In de actualisatie 2010 is sprake van een
beperkte (structurele) bezuiniging van ca. € 7 miljoen. De begrotingsjaren na 2010
laten een tekort zien van ongeveer € 52 tot € 63 miljoen (gepresenteerd in tabel 6 op
de regel Heroverwegingen participatiebudget 2011 en verder), die daar bovenop komt.

46
Het spaarsaldo wordt in 2010 voor een groot deel benut en ultimo 2010 is er nog iets
meer dan de helft van het spaarsaldo over, zoals zichtbaar wordt in onderstaand
overzicht.

Spaarsaldo P-budget
Actualisatie 2009 Rekening 2009 Begroting 2010 Actualisatie 2010
Onttrekking/ 16,2 27,1 46,8 37,3/ -14,1
Storting
Spaarsaldo ( ultimo 59,8 48,9 13,0 25,7
stand)
Tabel 7 Spaarsaldo WPB-Werkbudget

Forse ingrepen De daling van het jaarlijkse budget en het wegvallen van de dekking uit het spaarsaldo
onontkoombaar leiden er dus toe dat er in 2011 sprake is van een tekort van € 63 miljoen in de
begroting bij ongewijzigd beleid. Dit betekent dat de houdbaarheid van het huidige re-
integratiebeleid sterk onder druk staat. Forse ingrepen zijn onontkoombaar. Deze
maatregelen kunnen niet gerealiseerd worden binnen een begroting bij ongewijzigd
beleid. Daarom heeft -op basis van het Meerjarenbeleidsplan Participatie en de
gepresenteerde beleidslijnen in de hoofdstukken 3 en 4 - een heroverweging
plaatsgevonden van het gehele instrumentarium van het participatiebudget gericht op
reductie van dit tekort. In Tabel 8 is aangegeven hoe deze heroverwegingen zijn
verdeeld.

Heroverwegingen instrumentarium vanuit het participatiebudget 2011 2012 2013 2014

Heroverwegingen Gesubsidieerde arbeid -2,4 -9,1 -9,0 -9,3


Heroverwegingen Trede 2 -10,9 -8,3 -8,3 -8,3
Heroverwegingen Trede 3 -33,0 -44,3 -51,0 -51,0
Heroverwegingen Trede 4 -9,6 -16,3 -16,3 -16,3
Heroverwegingen Ondersteunende instrumenten -0,9 -2,1 -2,1 -2,1
Heroverwegingen DMO -1,6 -3,3 -3,5 -3,5
Heroverwegingen inburgering -4,8 pm pm pm
Totaal -63,2 -83,4 -90,2 -90,5
Tabel 8 Heroverwegingen instrumentarium vanuit het participatiebudget

Dit leidt tot een budget voor 2011 zoals weergegeven in Tabel 9.

47
Begroting Heroverwegingen Nieuwe Begroting
Bedragen x 1.000 2011 2011
Lasten 154.124 154.150
Gesubsidieerde arbeid (ID/Wiw) 52.900 -2.400 50.500
Trede 2: Burgerschap door maatsch.
participatie, incl. E&I 41.400 -15.700 25.700
Trede 3: Werknemerschap door voorbereiding
op werk 78.100 -33.000 45.100
Trede 4: Werk door leren voor de arbeidsmarkt 27.500 -9.600 17.900
Ondersteunende instrumenten 14.200 -900 13.300
Uitgaven DMO 4.000 -1.600 2.400
Uitgaven ROC 6.500 6.500
Bezuiniging 2010 -7.243 -7.250
Heroverwegingen participatiebudget 2011 en
verder -63.233 -62.300
Baten 151.924 151.924
WPB W-deel 160.400 160.400
Bijdrage WPB W-deel Inburgering 0 0
Onttrekking /storting spaarsaldo WPB W-deel -11.876 -11.876
WWB Inleenvergoedingen 1.400 1.400
ESF 2.000 2.000
Saldo 2.200
Tabel 9 Participatiebudget (WPB-W-deel) inclusief doorgevoerde Heroverwegingen

Vanaf 2012 extra Mogelijk zal er vanaf 2012 nog forser bezuinigd moeten worden, dan de
bezuinigingen bovengenoemde € 63 miljoen. Er is op Prinsjesdag 2010 aangegeven dat er vanaf
2012 nog een extra korting wordt van € 190 miljoen op het macrobudget van het
participatiebudget komt. Een inschatting van het effect voor Amsterdam impliceert een
korting op het Amsterdamse Participatiebudget van meer dan € 10 miljoen in 2011 en
waarschijnlijk nog meer in 2012.

Nieuwe kortingen Daarbovenop komen nog de nieuwe kortingen uit het regeerakkoord van het kabinet-
kabinet-Rutte/Verhagen Rutte/Verhagen. Het gaat om een landelijke korting in 2012 van ongeveer € 800
miljoen oplopend tot een bezuiniging van ongeveer € 4 miljard in 2015. De meest
relevante maatregelen zijn in Tabel 10 opgesomd. Het betreft hier indicatieve landelijke
cijfers. Om de gevolgen voor Amsterdam in te kunnen schatten kan globaal uitgegaan
worden van een Amsterdams aandeel van circa 11% in de landelijke WWB-budgetten.
De exacte berekening voor het participatiebudget en het inkomensbudget voor
Amsterdam kon bij het opstellen van dit document nog niet worden gemaakt. Deze
wordt bij de begroting 2012 gepresenteerd.

48
Maatregel 2012 2013 2014 2015 Structureel
Lagere uitkering WWB 60 110 160 210 1.000
Maatregelen WWB 50 100 100 100 100
Scherper fraudebeleid 50 90 140 180 180
Afschaffen WWIK 10 10 10 10 10
11
Beperking Wajong instroom 20 40 70 90 900
Lagere uitkering gedeeltelijk 30 30 50 100 0
12
arbeidsongeschikten
Beperken recht op WSW 0 0 30 100 650
13
Beperken re-integratiegelden 400 580 840 980 600
Afbouw inburgering 175 235 333 333 333
Tabel 10 Overzicht bezuinigingen kabinet-Rutte/Verhagen (landelijk) - bedragen x € 1 mln

Hieronder lichten we de begrote bezuinigingen kort toe. Deels liggen deze op het vlak
van inkomensbeleid en uitkeringshoogte.

Lagere uitkering WWB


Dit betreft met name de aanpassing van de normen met betrekking tot de uitkeringen,
waaronder het in stappen gedeeltelijk loslaten van de koppeling van uitkering aan
lonen.

Maatregelen WWB
Hiertoe behoren:
• Niet alleen partnerinkomen maar ook inkomen van kinderen wordt (gedeeltelijk)
meegeteld bij vaststelling van de uitkeringshoogte.
• Voor jongeren gaat studiefinanciering altijd voor op een WIJ-uitkering en wordt een
strenger sanctiebeleid ingevoerd.

Scherper fraudebeleid
Fraude wordt vaker gevolgd door tijdelijke uitsluiting van bijstand. Fraudeschulden
worden verder uitgezonderd van kwijtschelding.

Afschaffen Wwik
De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt afgeschaft. Kunstenaars met
onvoldoende inkomsten moeten voldoen aan de regulier bijstandsvoorwaarden.

Beperking Wajong instroom


De Wajong wordt alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten.

Lagere uitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten


Lopende Wajong-uitkeringen van gedeeltelijk arbeidsongeschikten worden verlaagd
naar 70% van het wettelijk minimum loon.

11
Geen gemeentelijk budget.
12
Geen gemeentelijk budget.
13
Bij de becijfering van deze maatregel zijn de begeleidingskosten voor de WSW inbegrepen. De precieze
hoogte van het effect op gemeentelijke budgetten is nog niet duidelijk. Wel kan gesteld worden dat het
relevante UWV budget slechts 5% van het totaal bedraagt. In een bijlage bij het Regeerakkoord is
aangegeven dat 50% van de besparing op de re-integratiegelden wordt toegevoegd aan de fondsen om
uitkeringen uit te betalen.

49
Beperken recht op WSW
De WSW blijft bestaan voor mensen die geïndiceerd zijn voor een beschutte werkplek.
Ook zal gewerkt gaan worden met een systeem van loondispensatie voor nieuwe
instroom met een indicatie ‘begeleid werken’. Het loon en eventuele aanvulling daarop
blijft beperkt tot maximaal het wettelijk minimum loon.

Afbouw inburgering
De maatregelen rond inburgering zijn conform de voorstellen in de rijksbegroting 2011.
In drie jaar wordt het budget afgebouwd en vanaf 2014 wordt de overheidsbijdrage
geheel afgeschaft. Om de eigen verantwoordelijkheid te faciliteren komt er vanaf 2013
een “sociaal leenstelsel”

Toename aantal Het Centraal Planbureau heeft doorgerekend dat het totale pakket aan kabinets-
bijstandsklanten maatregelen leidt tot een toename van de werkloosheid van 1,4 procent ten opzichte
van eerdere ramingen. Dit zal Amsterdam ook in financiële zin raken door een
toename van het aantal bijstandscliënten. Wel zal vanuit het Rijk een doorrekening
plaatsvinden van effecten van landelijk beleid op de ontwikkeling van het bijstands-
volume. Deze effecten worden meegewogen bij de vaststelling van het landelijk
beschikbare Inkomensbudget.

De inzet in het Programakkoord is dat de bezuinigingen er niet toe leiden dat de


inspanningen afnemen om mensen naar werk te leiden.

50
Bijlage 1: Adviezen Cliëntenraad

Het college wil in haar beleid waar mogelijk aansluiten bij de wensen van de
Cliëntenraad van DWI. In deze bijlage is een opsomming van alle adviezen uit 2009
en 2010 van de Cliëntenraad op het terrein van re-integratie en dienstverlening
opgenomen met daarbij per advies een samenvatting van de reactie van DWI. De
toezeggingen die daarbij gedaan zijn aan de Cliëntenraad blijven van kracht en
vormen uitgangspunt voor het meerjarig beleid van het college.

ADVIEZEN CLIËNTENRAAD REACTIE DWI


2009
Advies Bejegening Het beleid, zoals gesteld in de notitie Uiterlijk en Gedrag is
‘Uiterlijk gedrag’ vooralsnog niet geformaliseerd. Afstemming behoort tot
het standaardinstrumentarium van de klantmanager. De
vraag of en in welke aantallen dit instrument is gebruikt is
niet te achterhalen. Pas als beleid is vastgesteld, dan kan
het effect en resultaat ook in cijfers worden uitgedrukt.
Advies Bejegening We nemen de aanbeveling om het klachtenteam aan te
Contact met cliënt moedigen meer gebruik te maken van haar inzichten graag
over. Voor de wijziging van klantmanager is naar
aanleiding van het rapport van de ombudsman een
procedure samengesteld voor een zorgvuldige overdracht
en goede communicatie. DWI heeft een kwaliteit check
toegezegd in verband met het signaal tijdig informeren van
de cliënt als die een andere klantmanager heeft gekregen.
De procedure is inmiddels verbeterd.
Advies Het idee van de Cliëntenraad om goedkoop mobieltjes
Dienstverlening voor cliënten aan te bieden is door DWI overgenomen.
‘Mobieladvies’ DWI heeft een raamovereenkomst gesloten met Tele2 en
in Werkwoord van december 2009 het aanbod
gepubliceerd. Vervolgens hebben circa vierhonderd
klanten gebruikgemaakt van deze voorziening.
Advies Het is in elk geval zeker niet zo dat iemand maar acht uur
Vrijwilligerswerk vrijwilligerswerk mag doen van DWI. Voorop staat wel dat
iemand die een uitkering aanvraagt, moet meewerken aan
een traject dat langs de kortste weg naar werk leidt. En dat
diegene naar vermogen betaald werk aanvaardt.
Vrijwilligerswerk kan geen reden zijn om niet of minder aan
een traject mee te doen of werk te aanvaarden. Dus
eventueel moet iemand de tijdstippen aanpassen waarop
het vrijwilligerswerk plaatsvindt. Het is ook mogelijk dat de
klantmanager van mening is dat het vrijwilligerswerk
bijdraagt aan de arbeidsintegratie. In dat geval kan het
vrijwilligerswerk onderdeel gaan uitmaken van het traject.

51
ADVIEZEN CLIËNTENRAAD REACTIE DWI
Advies Re-integratie Bij de meeste trajecten heeft de klant invloed op de
Competenties in eigen invulling hiervan, bijvoorbeeld op de soort activiteit waar
hand iemand mee start. Daarnaast heeft DWI een tweetal
trajecten waarbij de klant de regie in eigen hand heeft. Dit
zijn project Eigen Werk en de pilot 55+. Deze beide
trajecten zitten nog in de pilotfase. Bekeken zal worden in
hoeverre het geven van de regie in de hand van de klant
succesvol is.
Advies Re-integratie DWI neemt de suggestie over de begeleidingsstijl van
Leerstijlen klantmanagers ter harte en neemt het mee bij de evaluatie
van het project ‘Nog Beter Worden’.
Advies Re-integratie Onze scholingsactiviteiten richten zich primair op
Certificaat EVC elementaire werknemersvaardigheden. De echte
voorbereiding op een beroep ligt tegenwoordig bij de
werkgever. EVC-trajecten zijn daarom dus maar in enkele
gevallen toepasbaar. Indien het nodig blijkt, werken we er
zeker aan mee. Het beleid is ook dat we mogelijke EVC-
trajecten steunen.
Advies Re-integratie In de stelling dat klantmanagers te weinig tijd hebben of
Inleving Klantmanager dat er geen fatsoenlijke gesprekken gevoerd kunnen
worden, herkent DWI zich nadrukkelijk niet. Klanten
kunnen altijd een fatsoenlijk gesprek voeren. In het
algemeen bedienen de klantmanagers alle doelgroepen.
Er zijn hiervoor uitzonderingen bij bijvoorbeeld Bijzondere
Doelgroepen en Jongeren.
Op advies van de Cliëntenraad heeft DWI wel een
onafhankelijke arbeidsadviseur naar de Werkpleinen
gehaald. Deze onafhankelijke arbeidsadviseur zit op de
werkpleinen voor een second opinion.
Advies Re-integratie DWI refereert aan het 55+project en overweegt nog
Ouderen op de nieuwe pilots op dit gebied. Het ESF team 55+ boekt ook
arbeidsmarkt successen. Re-integratiebedrijven worden standaard niet
betaald als ze de resultaten niet behalen.
Aan de bal en Uit de De Cliëntenraad uitte haar zorgen over de zorgvuldigheid
kast mei 2009 en maatwerk die DWI nastreeft. Door de Blijf aan de Bal
aanpak moet binnen tien dagen duidelijk zijn voor de cliënt
waar hij/zij wordt geplaatst. De reactie van DWI is dat het
juist erg klantgericht is om klanten binnen tien dagen te
laten weten waar ze recht op hebben, wat ze van DWI aan
ondersteuning kunnen verwachten en hoe we
werkzoekenden zo goed mogelijk willen helpen bij het
zoeken naar werk.
N.B.: Voor klanten in trede 2 nemen we meer tijd om te
zoeken naar een passend aanbod SAP/MAP/PAP. Uit het
aantal bezwaarschriften blijkt ook niet dat we
onzorgvuldiger worden.

52
ADVIEZEN CLIËNTENRAAD REACTIE DWI
2010
Advies Re-integratie De stelling van DWI is dat een viergesprek alleen
Communicatie toegepast kan worden als daar een reden voor is. Door
Diensten een viergesprek enkel in te zetten wanneer het nodig
wordt geacht kunnen we maatwerk leveren. Dit geldt
tevens voor hetzelfde voorstel aangaande trede-
specialisatie en nazorg. DWI is echter met de Cliëntenraad
DWI van mening dat klanten de leerdoelen van de
trajecten moeten kennen en dat er een goede voorlichting
nodig is over de stappen in het traject. De overige punten
uit het advies zijn meegenomen met het interne
verbeterproces van DWI.
Advies Re-integratie DWI heeft reeds een lichte vorm van specialisatie van
Trajecten en klantmanagers. Dit geldt bijvoorbeeld voor klanten in de
Communicatie richting categorieën Bijzondere Doelgroepen (dak- en thuislozen
Klant (trede- en verslaafden), Zelfstandigen en Jongeren. Tot op heden
specialisatie) kan de klantmanager goed uit de voeten met de
Trajectenkiezer. Middels dit instrument zijn klantmanagers
tevens in staat om de klant van informatie te voorzien over
het traject. De overige punten uit het advies zijn
meegenomen met het interne verbeterproces van DWI.
Advies Re-integratie DWI deelt de visie van de Cliëntenraad dat alles op alles
Nazorg gezet moet worden om een terugval in de WWB na
uitstroom te voorkomen voor de klanten. Juist daarom
zetten wij de jobcoaches in op het moment dat een klant
binnen trede 4 aan een nieuw dienstverband is begonnen.
De directie heeft de Cliëntenraad erop geattendeerd dat
jobcoaches eveneens regelmatig gesprekken voeren met
werkgevers. Ook blijft de klantmanager nog altijd
bereikbaar voor klachten en opmerkingen van de klant. We
achten het daarom niet nodig om een apart meldpunt te
creëren. De overige punten uit het advies zijn
meegenomen met het interne verbeterproces van DWI.

53
Bijlage 2:
Trede-indeling klantenbestand DWI

Trede 1 Trede 1 omvat mensen die niet in staat zijn tot een traject, vaak door een combinatie
Doel: zelfredzaamheid van medische en psychische factoren en andere persoonlijke omstandigheden. Voor
deze groep is geen re-integratieaanbod. Wel zoekt DWI voor haar klanten aansluiting
met andere partijen, zoals zorgverleners, zoals bijvoorbeeld Madi-instellingen en de
GGZ.

Trede 2 Trede 2 van de participatieladder is de trede waarop klanten worden ingedeeld met
Doel burgerschap door een grote afstand tot de arbeidsmarkt, doorgaans omdat ze sociaal geïsoleerd zijn.
maatschappelijke Het gaat er met name om dat de klanten betrokken en geactiveerd worden
participatie (burgerschap). De instrumenten op deze trede hebben ook een belang als
diagnostisch instrument, om iemands perspectief op werk vast te stellen. Of juist een
risico van afglijden en sociaal isolement.

Het re-integratie-instrumentarium op trede 2 omvat (in het oude beleid) Sociale-


Activeringsplaatsen en Maatschappelijke-Activeringsplaatsen. Al deze plaatsen
kennen een zogenoemde plaatsaanbieder, die veelal actief is in een bepaald
stadsdeel. Veel deelnemers krijgen begeleiding van Pantar, gericht op ontwikkeling
van hun competenties voor werk.
Op trede 2 bevinden zich verder de trajecten voor bijzondere doelgroepen, zoals voor
daklozen. Ook de trajecten voor jongeren met vaak een combinatie van problemen en
belemmeringen, zijn een instrument op trede 2 (‘Jongeren Doen’, voorheen
Jongerenwerkplaatsen).

Trede 3 In de derde trede ligt de nadruk op het ontwikkelen van basisvaardigheden, die
Doel: Werknemerschap onmisbaar zijn voor werknemerschap. Dit gebeurt in veel gevallen in eigen beheer,
door voorbereiding op zoals bij Werkbedrijf, Herstelling en Werk en Uitvoering. De in 2009 ingezette
werk beleidslijn ‘Eigen beheer, tenzij’ wordt voortgezet. Alleen in specifieke gevallen worden
re-integratietrajecten aanbesteed.
In 2009 is voor nieuwe klanten een versnelde werkwijze ingevoerd, waarmee klanten
in trede 3 direct op een stagetraject bij de re-integratieprojecten in eigen beheer
worden geplaatst. Op deze trede kunnen ook veel mensen met een Participatieplaats
worden ingedeeld. Dit instrument was eerder gekoppeld aan trede 2, maar gezien het
competentieniveau dat op Participatieplaatsen aan de orde is, wordt dit instrument
vanaf 2011 aangeboden aan klanten op trede 3.

Trede 4 In deze trede worden klanten die beschikken over de benodigde basisvaardigheden in
Doel: Werk door leren contact gebracht met beschikbare en geschikte vacatures op de arbeidsmarkt. Met
voor de arbeidsmarkt werkgevers wordt bezien welke training of scholing een werkzoekende eventueel nog
nodig heeft om in dienst te kunnen treden. Met ondersteuning van de gemeente wordt
de werkgever vervolgens in staat gesteld het voorbereidingsprogramma uit te voeren
of zelf in te kopen. Indien nodig kan hieraan jobcoaching vanuit DWI worden
gekoppeld. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkgever tijdelijk met een
loonkostensubsidie te compenseren voor een minder hoge productiviteit van een

54
werknemer gedurende het eerste jaar van het dienstverband.

Trede 5 In trede 5 is iemand aan het werk bij een werkgever of als zelfstandige. Bij het begin
Doel: Groeien op de van een baan is soms een tijdelijke subsidie nodig. Nu zijn dit standaardbedragen en
arbeidsmarkt -perioden, in de toekomst wordt dit een subsidie op maat van de klant, op basis van
de zijn of haar loonwaarde. Ook werknemers met een gesubsidieerde baan vanuit de
ID- en WIW-regeling vallen onder deze trede (WIW = voormalige Wet inschakeling
werkzoekenden; ID = voormalig Besluit Instroom- en Doorstroombanen). Bij hen is de
beweging al ingezet om aan te sluiten bij hun loonwaarde. Tenslotte kan de gemeente
middelen inzetten bij werkenden, om hen ook op de langere termijn betere kansen te
geven op werk. Denk daarbij aan ondersteuning voor werkende inburgeraars of
mensen die werkzaam zijn met een tijdelijke loonkostensubsidie.

55

You might also like