You are on page 1of 79

Handleiding aanvullende instrumenten

inburgeringsonderzoek

Noa
drs. H.H. de Vries
dr. R.H. van den Berg
Inhoud

Voorwoord

1. Testgebruik

1.1 Inleiding en leeswijzer 4


1.2 Soorten tests: een indeling 5
1.3 De kwaliteit van tests 6
1.4 Testgebruik bij allochtonen 10
1.5 De selectie en beschrijving van tests in deze handleiding 12
1.5.1 De selectie van tests 12
1.5.2 De beschrijving van tests 12
1.6 Richtlijnen voor testgebruik 13
1.7 Overzicht van beschreven tests 16

2. Beslisbomen testgebruik bij inburgeringsonderzoek

2.1 (Integraal) inburgeringsonderzoek 17


2.2 Beslisboom Taalbeheersing 18
2.3 Beslisboom Opleiding en werk 20
2.4 Beslisboom Doelprofiel 22

3. Beschrijvingen van tests

3.1 Vragenlijsten 27
3.2 Toetsen 28
3.3 Tests 48
3.4 Praktijkassessments 60
3.5 Assessment Center Methodiek 65
3.6 Overige Methoden 68

2  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Voorwoord

Voorliggende “Handleiding testgebruik bij inburgeringsonderzoek” heeft NOA samengesteld in


opdracht van de Taskforce Inburgering. De handleiding is geschreven voor medewerkers van de
uitvoeringsinstanties die zich bezighouden met de inburgering van migranten die in een
achterstandpositie dreigen te geraken (Gemeentelijke diensten, Vluchtelingenwerk, ROC’s, CWI’s,
reïntegratiebedrijven en andere instellingen).

Om voor inburgeraars passende inburgeringstrajecten vast te stellen is inzicht nodig in de


kwalificaties, competenties, motivatie en het doelperspectief van inburgeraars. Dit inzicht kan men
krijgen door het uitvoeren van het zogenaamde ´inburgeringsonderzoek´ (IBO). De uitvoerders van het
IBO hebben daarvoor instrumenten nodig, zoals een intakeformulier. Maar ook andere tests zoals
taaltoetsen, capaciteitentests en assessments kunnen een (aanvullende) rol spelen.
Deze handleiding bevat handvatten en richtlijnen voor het gebruik van tests. Er wordt een aantal
beslisbomen beschreven waarmee instanties kunnen bepalen welk (aanvullend) testgebruik bij IBO
mogelijk is. Verder is er een inventarisatie en beschrijving te vinden van tests die gebruikt (kunnen)
worden.

Met goed IBO kan een inburgeringstraject op maat worden vastgesteld. Meer maatwerk kan een
oplossing zijn voor de gesignaleerde problematiek bij inburgeringstrajecten(veel verzuim en uitval,
niet optimale taalverwerving en onvoldoende participatie in de Nederlandse samenleving). We hopen
dat deze handleiding gebruikers behulpzaam zal zijn bij het uitvoeren van IBO op maat en het gebruik
van tests daarbij.

Tot slot danken wij alle participerende gemeenten en organisaties voor hun bijdrage aan de
totstandkoming van deze handleiding.

Amsterdam, november 2002


drs. H.H. de Vries

3  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


1. Testgebruik

1.1 Inleiding en leeswijzer

Gemeenten en andere organisaties (ROC´s, CWI, Vluchtelingenwerk) houden zich sinds enkele jaren
bezig met de “inburgering” van nieuwe en hier al langer verblijvende migranten die in een
achterstandspositie dreigen te geraken.
Inburgering vanuit het perspectief van deze organisaties wil zeggen: inburgeraars helpen zo snel
mogelijk de weg te vinden in de samenleving. Essentieel daarvoor is dat migranten de Nederlandse
taal leren, kennis hebben van de samenleving en “maatschappelijk participeren” door middel van
werk, scholing en/of zorg. Dit alles om te voorkomen dat grote groepen migranten aan de zijlijn van
de samenleving blijven staan.

Om voor migranten ´inburgeringstrajecten´ vast te stellen is inzicht nodig in de kwalificaties,


competenties, motivatie en het doelperspectief van inburgeraars (wat kan men en welke plek in de
samenleving wil men innemen?). Dit inzicht kan men krijgen door het uitvoeren van een zogenaamd
´inburgeringsonderzoek´ (vanaf hier IBO). Daar zijn meetinstrumenten voor nodig, zoals een
gestandaardiseerd intakeformulier. Maar ook andere tests, zoals taaltoetsen, capaciteitentests en
assessments, kunnen een rol spelen. Wellicht in toenemende mate omdat de gesignaleerde
problematiek met betrekking tot inburgeringstrajecten (veel verzuim en uitval, niet optimale
taalverwerving en onvoldoende participatie in de Nederlandse samenleving) voor een deel door meer
maatwerk in inburgeringstrajecten opgelost kan worden. En daar is maatwerk in IBO voor nodig.
Passende trajecten vragen immers om het gedetailleerder in kaart brengen van wat men kan, wil en wat
haalbaar is.

In deze “Handleiding testgebruik bij IBO” is een inventarisatie te vinden van tests die tijdens het IBO
gebruikt (kunnen) worden om een passend inburgeringstraject voor een inburgeraar vast te stellen.
Deze tests zijn beschreven aan de hand van een aantal criteria, waaronder toepasbaarheid bij mensen
die de Nederlandse taal in geringe mate beheersen. Verder bevat de handleiding een aantal richtlijnen
voor het gebruik van tests. Ook bevat de handleiding een aantal beslisbomen waarmee gemeenten
kunnen bepalen welk (aanvullend) testgebruik bij IBO mogelijk is.

De handleiding heeft niet de pretentie volledig te zijn. Gezocht is naar een aantal exemplarische
instrumenten per categorie meetinstrument.

Leeswijzer
In het eerste hoofdstuk wordt ingegaan op tests en het gebruik daarvan. Wat zijn tests, welke soorten
tests bestaan er (paragraaf 2) en aan welke kwaliteitseisen moeten tests voldoen (paragraaf 3)? In
paragraaf x (“Richtlijnen voor testgebruik”) wordt beschreven waar de testgebruiker op moet letten als
hij met tests gaat werken. Het hoofdstuk eindigt met een schematisch overzicht van alle in de
handleiding opgenomen meetinstrumenten.

In het tweede hoofdstuk is een aantal beslisbomen te vinden voor (mogelijk) IBO. De beslisbomen
sluiten aan bij het door Taskforce Inburgering ontwikkelde integrale intakeformulier voor het IBO. Per
relevant hoofdstuk van het intakeformulier is een beslisboom ontwikkeld waarin wordt aangegeven
welke diagnostische vragen met betrekking tot de inburgeraar door welke instrumenten beantwoord
kunnen worden.

De meetinstrumenten, die in de beslisbomen worden aanbevolen, zijn terug te vinden in hoofdstuk 3,


waar ze worden beschreven. De (beknopte) productinformatie in dit hoofdstuk bevat informatie over
allerlei kenmerken van de instrumenten.

4  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


1.2 Soorten tests: een indeling

Een test kan worden omschreven als een meetinstrument dat volgens wetenschappelijke principes
gemaakt is en dat verschillen tussen mensen op zo objectief mogelijke wijze weergeeft. Een test brengt
(psychische) hoedanigheden in beeld als taalvaardigheid, rekenvaardigheid, intelligentie, interesse in
techniek of sociale competenties. Voorbeelden van tests zijn taaltoetsen, capaciteitentests,
beroepsinteressetests en (praktijk)assessments.
De tests die tijdens het IBO gebruikt (kunnen) worden, worden hieronder omschreven en ingedeeld.

1. Vragenlijst
Een vragenlijst bestaat uit een aantal vragen dat één of meer persoons- en/of situatiekenmerken als
onderwerp heeft, bijvoorbeeld gegevens over persoonlijke omstandigheden, taalbeheersing en
opleiding en werk. Een vragenlijst kan door de cliënt zelf ingevuld worden (“schriftelijke afname”) of
mondeling worden afgenomen tijdens een gesprek, al dan niet met behulp van een tolk. Voorbeeld:
integraal intakeformulier IBO dat door TI is ontwikkeld.

2. Toets
Een toets bestaat uit een aantal opdrachten of vragen dat onderwezen vaardigheid of kennis meet, al of
niet aan curriculum of leerdoel gekoppeld. Toetsen worden veel in het (taal)onderwijs gebruikt en
dienen voor plaatsing in niveau of groep, voortgangscontrole, (eind)niveaubepaling of screening.
Voorbeelden: intaketoets NT2 en andere taaltoetsen, MO Profieltoets en Tempo Test Rekenen.

3. Test
Een test bestaat uit een verzameling verbale, performale en/of motorische opdrachten of een toestel om
één of meer persoons- of situatiekenmerken te meten. Onderdelen heten subtests en bestaan uit een
aantal items dat volgens een bepaald criterium bij elkaar hoort. Een item is een vraag of opdracht
waarop de respondent één reactie moet geven. Onderscheid wordt gemaakt tussen:
• capaciteiten-/intelligentietest
• persoonlijkheidstest
• (beroeps)interessetest
• (ervaren) gezondheidsvragenlijst

Capaciteiten-/intelligentietest
Het begrip “intelligentie” kan gedefinieerd worden als het algemene (en vooral aangeboren) denk- en
begripsvermogen. De definitie van het begrip “capaciteiten” is breder. Het gaat niet alleen om aanleg
en inzicht, maar ook om kennis en vaardigheden. Intelligentietests geven informatie over iemands
algemene intelligentieniveau, terwijl capaciteitentests informatie geven over meerdere sterke en
zwakke kanten in het cognitief functioneren van een personen.

Persoonlijkheidstest
Bij deze categorie tests gaat het om het meten van aspecten van de persoonlijkheid van mensen.
Onderwerpen in een persoonlijkheidstest kunnen zijn: doelgerichtheid, zelfstandigheid, flexibiliteit,
emotionele stabiliteit en prestatiemotivatie.

(Beroeps)interessetest
Bij deze tests gaat het om de vraag wat mensen interessant, leuk of prettig vinden: wat trekt de
aandacht en waar zijn ze graag mee bezig?

(Ervaren) gezondheidsvragenlijst
Deze categorie tests wordt vooral in klinische situaties gebruikt en zijn gericht op het inventariseren
van gezondheidsklachten zoals slaapstoornissen..

Voorbeelden van tests die in het IBO gebruikt worden zijn een Multiculturele Capaciteitentest en
Beroepskeuzetest.

5  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


4. (Praktijk)assessment
To assess betekent beoordelen of inschatten. Het begrip “assessment” wordt vaak breed gebruikt, net
zoals het begrip “test”. Het zijn dan generieke namen die betrekking hebben op allerlei
meetinstrumenten. Hier wordt met het begrip assessment bedoeld: de uitvoering van opdrachten in een
echte of gesimuleerde (gestandaardiseerde) arbeids/school- maar in ieder geval handelingssituatie,
waarbij daadwerkelijk gedrag wordt geobserveerd en beoordeeld. Onderscheid kan gemaakt worden
tussen:
• arbeidsproef (een ‘echte’ situatie op de werkvloer)
• simulatie (rollenspel, acteurssimulatie, simulator, videotest)
• casus/potlood- en papiertoets (beschrijving situatie met de vraag hoe daarin gehandeld zou
worden)

Praktijkassessments kunnen oriënterend of meer beoordelend van aard zijn. Een oriënterend
assessment heeft primair als doel de cliënt kennis te laten maken met en te laten ervaren hoe het is om
in een bepaalde opleiding/beroepssector werkzaamheden uit te voeren. Een beoordelend assessment is
primair gericht op het beoordelen van het competentieniveau van een cliënt. Het voordeel van
assessment is dat men het gedrag van de cliënt kan beoordelen en daardoor aanvullende informatie
over de competenties en motivatie van cliënten krijgt.
Een voorbeeld van een assessment dat in IBO gebruikt (kan) worden is het Praktijkassessment van
sleutelvaardigheden waarmee sociale competenties beoordeeld kunnen worden. Verder wordt
assessment vaak gebruikt in het kader van Loopbaan Oriëntatie en Begeleidings-trajecten (LOB). Ook
maakt een assessment vaak onderdeel uit van EVC-procedures (EVC = Erkenning van elders
Verworven Competenties).

5. Assessment Center Methode (ACM) (ook wel: Development Center Methode (DCM))
Een ACM is een verzameling van meerdere beoordelingsinstrumenten waaronder in ieder geval
praktijkassessments, en vaak ook capaciteitentests, met als doel een completer beeld te krijgen van de
capaciteiten, vaardigheden en motivatie/interesse van een persoon. Ook andere tests, zoals
beroepskeuzetests, kunnen onderdeel van een ACM uitmaken. Het afnemen van een ACM kost meer
tijd dan bij één afzonderlijke test. ACM wordt vaak gebruikt in het kader van Loopbaan Oriëntatie en
Begeleiding (LOB) trajecten.

6. (Overige) methoden
Onder deze categorie vallen allerlei methodieken en meetinstrumenten die niet onder de andere
categorieën onder te brengen zijn. Een methode is een vastgelegde werkwijze (een procedure) die vaak
uit meerdere instrumenten bestaat. Voorbeeld: de EVC-procedure (Erkenning van elders, dat wil
zeggen buiten het reguliere onderwijs Verworven Competenties). De EVC-procedure wordt gebruikt
voor hoger opgeleide vluchtelingen, maar kan ook voor lager opgeleiden perspectief bieden. Vaak
maakt het instrument assessment onderdeel uit van een EVC-procedure.

1.3 De kwaliteit van tests

Wat zijn goede tests? Goede meetinstrumenten moeten aan een groot aantal voorwaarden voldoen.
Een aantal instanties is gezaghebbend op het gebied van het beoordelen van de kwaliteit van tests. De
belangrijkste voor Nederland is de COTAN (Commissie Testaangelegenheden Nederland van het
Nederlands Instituut van Psychologen) (zie www.psynip.nl). De COTAN publiceert regelmatig een
overzicht en beoordeling van tests in Nederland (A. Evers, J.C. van Vliet-Mulder & C.J. Groot,
Documentatie van tests en testresearch in Nederland, 2000). Verder is van belang de recent opgerichte
Stichting Instituut voor Best Test Practice, opgericht door vier testuitgevers, dat het 4TP keurmerk
voor tests uitgeeft (zie www.4tp.nl).
De belangrijkste eisen die deze instituten aan tests stellen kunnen als volgt samengevat worden.

1. Theoretische onderbouwing van een test.


Het begrip wat een test meet moet theoretisch onderbouwd zijn. Wat zijn de (theoretische )
uitgangspunten van een test en wat zijn de aanbevolen toepassingen van een test? Voorbeeld: bij een
intelligentietest dient de testontwikkelaar aan te geven wat hij onder ‘intelligentie’ verstaat. Gaat de

6  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


test over emotionele, muzikale of cognitieve intelligentie? En wat is ‘intelligentie’ dan? Pas als
de testontwikkelaar daar een theorie over ontwikkeld, kan hij tot een goede itemkeuze komen en is
duidelijk wat de toepassingsmogelijkheden van de test zijn. Het gaat er bij dit kwaliteitaspect dus om
dat de testontwikkelaar niet alleen aangeeft voor wie en wat de test bedoeld is, maar ook waarom hij
voor bepaalde items (vragen uit een test) kiest.

2. Kwaliteit van het testmateriaal, handleiding en normen


a. Er moeten gestandaardiseerde testopgaven, instructies en testprocedures zijn.
b. Er moet een objectieve procedure van verwerking, scoring, beoordeling of classificatie van de
antwoorden of reacties zijn.
c. Er moeten normgegevens zijn.

Ad a Iedere cliënt dient dezelfde test op dezelfde manier aangeboden te krijgen. De omstandigheden
waaronder dat gebeurt moeten zo "standaard" mogelijk zijn. Als aan deze voorwaarde niet is voldaan,
is er geen sprake van een meetinstrument. Als de één de vragen op een andere manier krijgt uitgelegd
dan de ander, als de één, om wat voor reden dan ook, een beetje meer hulp krijgt dan de ander, dan kan
men de uitslagen niet meer goed met elkaar vergelijken. Daarom behoort de testhandleiding een
nauwkeurige instructie te bevatten die beschrijft hoe de test moet worden afgenomen. Men moet dus
nooit met niet-officiële versies van tests waarbij een instructie ontbreekt werken.

Ad b De antwoorden of reacties van de geteste dienen door verschillende testafnemers op dezelfde


wijze verwerkt en beoordeeld te worden. Dat wil zeggen dat hetzelfde antwoord niet door de één goed
en door de ander fout wordt gerekend of van de één twee punten en van de ander nul punten krijgt.
Vanwege deze eis zijn bij moderne tests multiple -choice vragen gangbaar. De objectiviteit is daarbij
optimaal. Bij open vragen of opdrachten worden uitvoerige scoringsinstructies opgenomen, die soms
meerdere of zelfs vele bladzijden tekst voor één vraag of opdracht beslaan. Echter: hoe meer uitleg
nodig is, des te meer kans dat het subjectieve oordeel van de testafnemer een rol gaat spelen.

Ad c Een ruwe testuitslag (bijvoorbeeld "5 vragen goed") zegt niets als men niet weet wat een
"normale" uitslag is. Er moet goed vergelijkingsmateriaal zijn, een "meetstandaard". Pas dan kan men
weten of de uitslag hoog of laag is. Daarom zijn "normen" nodig. De normgroepen moeten goed
gedefinieerd zijn. Als men zegt dat een bepaalde uitslag hoog is vergeleken met laag opgeleiden, zegt
dat nog maar weinig. Het zegt veel meer als men kan zeggen dat het gaat om een vergelijking met een
normgroep van bijvoorbeeld mensen met een opleiding op VMBO niveau. Bij voorkeur moet men dan
ook nog weten of het om een landelijke groep gaat of een groep uit een bepaald deel van het land, hoe
groot de groep was, of hij uit mannen en/of vrouwen bestond en in welk jaar het
vergelijkingsmateriaal is samengesteld.

3. Verkrijgbaarheid
Deze eis stelt dat de test officieel via een (test)uitgever of andere instantie beschikbaar moet zijn. Een
zelf ontwikkeld instrument dat in de bureaulade van een consulent of adviseur ligt, maar niet in de
handel of anderszins verkrijgbaar is, is volgens de criteria van het NIP geen test. Van sommige
instrumenten bestaan er niet-officiële versies. Afgezien hiervan gebruiken adviseurs allerlei eigen of
op lokaal niveau beschikbare instrumenten. Het is hierbij van belang dat de gebruiker de beperkingen
aangeeft en dat bij de cliënt niet de indruk ontstaat dat het om (wetenschappelijk verantwoorde) tests
gaat.
Tot voor enkele jaren waren tests op grond van een "gentlemans agreement" van het NIP en de
belangrijkste uitgever van tests Swets & Zeitlinger vrijwel uitsluitend beschikbaar voor psychologen
en psychodiagnostisch geschoolde pedagogen. Tegenwoordig verkopen Swets en andere uitgeverijen
talloze tests zonder eisen te stellen aan de kwalificaties van de gebruikers.

4. Betrouwbaarheid en validiteit
Als de ene persoon de test afneemt, komt er dan inderdaad hetzelfde uit als wanneer een andere
persoon het doet? Er is sprake van interbeoordelaarsbetrouwbaarheid als deze vraag positief
beantwoord kan worden. Andere aspecten van betrouwbaarheid zijn de interne consistentie van een
test en de test-hertestbetrouwbaarheid (dezelfde resultaten worden verkregen als op een ander moment
nog een keer gemeten wordt). De betrouwbaarheid geeft de mate aan waarin de test werkelijk iets

7  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


meet. Als de testuitslagen voor een groot deel door irrelevante invloeden of door het toeval worden
bepaald is de test niet betrouwbaar.

Bij de validiteit gaat het niet zo zeer om de vraag of de test goed meet, maar meer of de test het goede
(begrip) meet. Meet de test inderdaad wat hij moet meten? Beantwoordt de test aan zijn doel? Bij de
validiteit gaat het dus om de vraag of de test inderdaad meet wat hij pretendeert te meten. Om dit te
kunnen bepalen is, in tegenstelling tot bij de betrouwbaarheid, een criterium nodig dat buiten de test
ligt. De betrouwbaarheid van een test kan gezien worden als de mate waarin de toets iets meet, wat dit
ook moge zijn. De validiteit is de mate waarin de test gebruikt kan worden om iets anders te meten of
te voorspellen buiten de testprestatie zelf. Dit andere wordt het criterium genoemd. Het verband tussen
toets en criterium wordt de predictieve validiteit genoemd. Het gaat er hier immers om in hoeverre de
toets in staat is om het criterium te voorspellen.
Om vast te stellen of een nieuwe intelligentietest valide is, is een criterium nodig voor intelligentie,
bijvoorbeeld een andere intelligentietest waarvan de validiteit reeds bewezen is, of bijvoorbeeld
opleidingsprestaties, uitgaande van de veronderstelling dat intelligente cursisten beter presteren op
school.

Voldoen tests uit het IBO aan deze criteria?

Dit is geen eenvoudig te beantwoorden vraag. Bij veel tests is de daarvoor nodige informatie niet
direct toegankelijk of beperkt omdat er niet voldoende onderzoek naar is gedaan. In algemene zin is
wel een aantal opmerkingen te maken over de kwaliteit van tests die in het IBO relatief vaak gebruikt
worden.

Taaltoetsen
De traditionele taaltoetsen, die door testuitgevers als de Citogroep en Bureau ICE worden ontwikkeld
en uitgegeven, zijn over het algemeen gestandaardiseerd, betrouwbaar en goed verkrijgbaar.
Wat betreft validiteitvraagstukken, bv. de validiteit van taaltoetsen ten opzichte van de
beheersingsniveaus NT2 en de theoretische onderbouwing van begrippen als ‘voortgang in
taalbeheersing NT2’ is het laatste woord nog niet gesproken.
Taaltoetsen vormen een (essentieel) onderdeel van het NT2-onderwijs en de criteria van de taaltoetsen
zijn de doeleinden van het NT2-onderwijs zelf. Doelen zijn bv. de taalbeheersingniveaus uit het
Referentiekader NT2 (of tussen- dan wel eindtermen of Staatsexamens). De validiteit van een taaltoets
ten opzichte van het criterium (bv. het beheersingsniveau) is lang niet altijd duidelijk. Als een cliënt
bv. tien items goed maakt op een zekere taaltoets, wat betekent dat dan en hoe competent is de cursist
(op welk NT2 beheersingsniveau bevindt de cliënt zich?). Waarom op dat niveau en niet een niveau
lager? Als de cliënt het Staatsexamen NT2, programma I haalt zit hij dan op Niveau 3? En als hij
Staatsexamen NT2 programma II haalt, heeft hij dan Niveau 4? Aan die claim dient een empirische
basis ten grondslag te liggen en dat is lang niet altijd het geval. Een praktisch probleem dat voortvloeit
uit deze validiteitproblematiek is dat de onderlinge vergelijkbaarheid van toetsresultaten niet altijd
mogelijk is. Goede instrumenten daarentegen zijn gebaseerd op een vorm van schaling en bieden wel
de mogelijkheid van onderlinge vergelijking van resultaten.
Wat betreft het kwaliteitscriterium “theoretische onderbouwing” van taaltoetsen: deze is soms
onvoldoende. Een voorbeeld: als men ‘voortgang in taalbeheersing NT2’ wil meten, dan moet men
aangeven wat men onder ‘voortang in taalbeheersing’ en ‘taalbeheersing’ verstaat. Wat zijn dan de
(tussen)termen, de NT2 Niveaus 1 t/m 5? Hoe ziet dat raamwerk van de NT2-niveaus eruit? En vooral:
wat is de theoretische onderbouwing van de veronderstelde niveauprogressie? Pas als dat duidelijk is
kan een goede toets geconstrueerd worden waarvan de toepassingsmogelijkheden duidelijk zijn.
Een laatste punt van discussie: de huidige functionele invulling van het begrip ‘taalbeheersing’ (van de
receptieve en productieve vaardigheden ´luisteren´, ´lezen´, ´spreken´ en ´schrijven´) en de
daarbijbehorende traditionele taaltoetsen hebben niet alleen een sturende invloed op de inhoud van het
NT2 onderwijs maar kunnen ook de ontwikkeling van nieuwe vormen van toetsing zoals
taalassessments van interactieve vaardigheden in de weg staan. Niets is zo praktisch als een goede
theorie. Theorie-ontwikkeling over taalvaardigheden kan aan de wieg staan van nieuwe toetsvormen,
terwijl het ontbreken van ervan de ontwikkelingen in toetsvormen in de weg kan staan.

8  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Cognitieve tests
Veel cognitieve tests, zoals capaciteitentests, zijn gestandaardiseerd, betrouwbaar, voldoende
theoretisch onderbouwd en verkrijgbaar bij testontwikkelingsbureaus en uitgeverijen. Inspectie van de
COTAN-testgids maakt duidelijk dat veel capaciteitentests voldoende scoren op kwaliteitscriteria als
theoretische onderbouwing, testmateriaal en handleiding en betrouwbaarheid. Knelpunten wat betreft
kwaliteit zijn met name gelegen bij de verzameling van normgegevens.
De COTAN is kritisch wanneer zij de normen van tests beoordeelt. Ongeveer driekwart van de tests in
Nederland krijgt op dit punt een onvoldoende. Gangbare problemen bij de normen zijn: gebrekkige
representativiteit van de steekproef voor de doelgroep, te kleine normgroepen (kleiner dan circa 250)
en onduidelijke omschrijvingen van de kenmerken van de steekproef. Een ander probleem is gelegen
in de gebrekkige actualiteit van de normen.
Ook de COTAN-beoordeling van de predictieve validiteit van capaciteitentests valt niet altijd positief
uit. Maar dit heeft er vooral mee te maken dat er slechts in beperkte mate onderzoek naar de
predictieve validiteit van capaciteitentests heeft plaatsgevonden. Onderzoek dat wel is uitgevoerd wijst
uit dat de voorspellende waarde van capaciteitentests relatief hoog is (in vergelijking met andere
meetinstrumenten). Met capaciteitentests kan het functioneren in een opleiding of beroep relatief goed
voorspeld worden.

(Praktijk)assessments
Assessments worden vaak niet uitgegeven door een testuitgever maar ontwikkeld door gebruikers zelf
zoals psychologische adviesbureaus, bedrijven, CWI en onderwijsinstanties. Er is minder sprake van
algemene of centrale verkrijgbaarheid dan bij (sommige) capaciteitentests. Assessments worden niet
beoordeeld door een instantie als de COTAN.
Assessments in het onderwijs zijn niet altijd gestandaardiseerd en ook een handleiding kan ontbreken.
Normgegevens ontbreken bijna altijd, vanwege het geringe aantal afnames.
Er wordt nog steeds weinig onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van (praktijk)assessments; dit geldt
niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor het onderwijs. Terwijl assessments met name in het
onderwijs, bij EVC-procedures en LOB (en ook mondjesmaat in het NT2 onderwijs) in toenemende
mate worden gebruikt.
(Het belang van) onderzoek naar de kwaliteit van assessments hangt wel af van de doelstelling van het
assessment. Is de doelstelling ´selectie´ dan worden er hogere eisen gesteld aan de betrouwbaarheid
van de beoordelingen dan bij een op ontwikkeling of oriëntatie gericht assessment. Is de doelstelling
accreditering (EVC-procedures) dan zijn betrouwbaarheid en (inhouds)validiteit van groot belang.
De (inhouds)validiteit van assessment ten opzichte van een criterium (bv. het competentieniveau) lijkt
zeer duidelijk, ook voor cliënten zelf. Dit verklaart mede de grote populariteit van assessments.
Vanwege de authentiekheid van de assessmentopdrachten is een interpretatie van het geobserveerde
gedrag naar competenties minder moeilijk dan bij gestandaardiseerde vaardigheidstoetsen. Bij
authentieke (reële) opdrachten is interpretatie van de antwoorden niet nodig, omdat assessment reeds
een directe uiting is van competentie. Toch is weinig onderzoek naar de inhoudsvaliditeit van
assessments gedaan. Het blijft de vraag of de gekozen opdrachten een afdoende weerspiegeling zijn
van het domein van functioneren waarnaar men wil generaliseren. Veelal zullen veel opdrachten nodig
zijn om generalisatie naar een compleet domein van kennis en vaardigheden mogelijk te maken.
De predictieve validiteit van assessments is, evenals die van capaciteitentests, goed. Het functioneren
in een opleiding of functie kan goed voorspeld worden.
Door het authentiek karakter van deze toetsvorm scoren assessments relatief ongunstig op een
betrouwbaarheidsmeting. Bekend probleem bij assessments is soms een lage
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, wat verklaard kan worden uit de subjectiviteit van de beoordeling
van een assessmentopdracht. Door duidelijk omschreven richtlijnen met betrekking tot afname,
scoring, keuze van beoordelingsnormen en interpretaties, en training van de assessoren, kan men een
behoorlijke mate van objectiviteit garanderen. Verder is de interne consistentie van de beoordelingen
van competenties over assessmentopdrachten heen over het algemeen laag. Waarschijnlijk kennen veel
beoordelaars de kandidaat een score toe aan de hand van een indruk van zijn prestatie op de totale
opdracht en niet zozeer per gemeten competentie. Dit pleit ervoor om de beoordelingen op het niveau
van de opdrachten te laten plaatsvinden.

9  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


1.4 Testgebruik bij allochtonen

Bij het gebruik van tests bij allochtone doelgroepen is het raadzaam om met een aantal
aandachtspunten rekening te houden. Deze aandachtspunten betreffen zowel de achtergrond van de
cliënt als de (doelstelling van de) tests zelf.

Achtergrond van de cliënt


Bij dit aandachtspunt bij testgebruik bij allochtonen gaat het om:
• Mate van beheersing van de Nederlandse taal
• Ervaring met tests en testgebruik
• Verblijfsduur en leeftijd waarop men naar Nederland is gekomen

Bij het gebruik van Nederlandstalige tests bij allochtone cliënten speelt de beheersing van de
Nederlandse taal vaak een belemmerende rol. Bij IBO aan het begin van inburgeringstrajecten is er
doorgaans sprake van lage NT2 beheersingsniveaus.
Bij tests als capaciteitentests, persoonlijkheidstests, beroepskeuzetests en assessments is het van groot
belang van tevoren na te gaan of de cliënt de Nederlandse taal voldoende beheerst om de bedoeling, de
instructie en de vragen van de test te begrijpen. Hiervoor kan een taaltoets dienen. Indien de
taalbeheersing laag is (NT2 Niveau 1 of 2) dan kan men door middel van een verlengde intake met de
toepassing van psychologische tests en assessments beter wachten tot verderop in het traject.
Ook bij taaltoetsen zijn een goede instructie en de controle op het begrijpen daarvan voorafgaand aan
de toetsafname van belang.
Meertalige personen verwerken informatie sneller en accurater in hun moedertaal. Een verklaring
hiervoor is dat wanneer items worden aangeboden in de moedertaal , er minder aandacht gegeven
hoeft te worden aan het decoderen van de taal, waardoor de aandacht meer gericht kan worden op het
eigenlijke probleem en de oplossing daarvan. Dit betekent dat wanneer tests niet afgenomen worden in
de moedertaal er extra aandacht moet zijn voor voorbereiding, instructie en oefenopgaven.

Allochtonen hebben soms weinig ervaring met tests en testsituaties, zeker als ze relatief weinig
onderwijs in Nederland hebben genoten. Ze zijn dan minder ‘testslim’ en hebben weinig ervaring met
bv. het werken onder tijdsdruk, rekening houden met de beschikbare tijd, het principe van
meerkeuzevragen, het afstrepen van foute alternatieven, het gokken als men het antwoord niet weet en
het geven van sociaal wenselijke antwoorden of gedrag bij persoonlijkheidsvragen en assessments. Dit
kan le iden tot lagere testscores die niets zeggen over de te meten vaardigheid . Als de persoon weinig
ervaring heeft met testsituaties dan is het raadzaam veel aandacht te besteden aan (extra) informatie en
oefenopgaven vooraf, en voorbereiding en instructie/uitleg voor afname van de test.

Cultuurbepaaldheid van tests


Bij dit aandachtspunt bij testgebruik bij allochtonen gaat het om:
• Mate van onderzoek naar testgebruik bij allochtone doelgroepen
• Beschikbaarheid van allochtone normgroepen

Cognitieve tests
Cognitieve tests zijn “cultuurgebonden” en nooit geheel ‘cultuurvrij’ te maken. Wel zijn er verschillen
tussen cognitieve tests in de culturele bepaaldheid ervan. Het onderscheid tussen ‘aangeboren’
intelligentie en ‘aangeleerde’ vaardigheden kan dit verduidelijken. Zo is aangeboren intelligentie het
minst en aangeleerde, zoals schoolse vaardigheden het meest cultuurbepaald. Een taaltoets meet
algemene educationele vorderingen en is als specifieke vaardigheidstoets zeer cultuurbepaald. Bij een
taaltoets is dit geen probleem, want de testgebruiker wil aan de hand van de scores alleen een uitspraak
doen over de aangeleerde taalvaardigheid. Als allochtonen gemiddeld lager scoren op een taaltoets dan
komt dat vooral doordat ze bv. minder onderwijs hebben genoten in de Nederlandse taal en niet omdat
ze minder aanleg hebben om een taal te leren.
Bij tests die pretenderen ‘aanleg’ te meten, zijn er wel problemen. Als allochtonen gemiddeld lager
scoren op een capaciteitentest, zijn ze dan dommer? Nee, want capaciteitentests zijn nooit geheel
cultuurvrij en meten altijd (ook) een bepaalde basis aan culturele kennis en vaardigheden (bv.
Nederlandse taalbeheersing). Voor autochtonen met een vergelijkbare culturele en
onderwijsachtergrond is dit geen bezwaar; zij beheersen deze elementaire basisvaardigheden.

10  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Voor allochtonen en met name die van de eerste generatie kan dit wel een probleem vormen.
Allochtonen van de eerste generatie die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en derhalve
weinig onderwijs in Nederland hebben genoten scoren gemiddeld gezien lager op capaciteitentests dan
allochtonen die op jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Tweede en derde generatie allochtonen
scoren ook nog niet even goed als autochtonen, maar de verschillen zijn wel kleiner geworden.

Wat betekent dit alles voor de praktijk van het testgebruik? Op de eerste plaats geeft het nog eens het
belang aan van het controleren van de taalvaardigheid vooraf (zie boven). Beheerst de cliënt de
Nederlandse taal voldoende om de test te maken? In de tweede plaats betekent het dat bij gebruik van
intelligentie - of capaciteitentests voor het schatten van het intelligentiepotentieel eerste generatie
allochtonen niet zo maar vergeleken kunnen worden met autochtone normgroepen. Beter is het te
vergelijken met een populatie die op dezelfde leeftijd naar Nederland is gekomen . Voor de testkeuze
betekent dit dat men het beste kan kiezen voor een tests met zowel autochtone als allochtone
normgroepen.

Persoonlijkheidstests
Bepaalde persoonlijkheidskenmerken worden universeel gebruikt om mensen te typeren. Daarbij gaat
het om kenmerken als ‘neuroticisme’, ‘extraversie’, ‘gewetensvolheid’, ‘vriendelijkheid’ en
‘openstaan voor nieuwe ervaringen’. Dit betekent echter niet dat de manier waarop deze kenmerken
gewaardeerd en van belang gevonden worden in alle culturen hetzelfde is.
Voorbeelden zijn kenmerken als ´ambitie´ en ´assertiviteit´. In de individualistisch georiënteerde
samenleving is het van belang om te presteren, vooruitgang te boeken, assertief te zijn en voor je eigen
mening op te komen. In andere (meer op het collectief gerichte) samenlevingen wordt dit soms minder
belangrijk gevonden wordt. Hierdoor kunnen scores van allochtonen en autochtonen op
persoonlijkheidstests gemiddeld gezien van elkaar verschillen en kunnen allochtonen niet zonder meer
afgezet worden tegen autochtone normgroepen.
In Nederland heeft empirisch onderzoek naar de toepasbaarheid van persoonlijkheidsvragenlijsten bij
allochtonen nog maar weinig plaatsgevonden. Voor de praktijk betekent dit dat de testkeuze zich het
beste kan richten op tests die algemene, universeel van belang geachte persoonlijkheidskenmerken
meten en op tests die over zowel autochtone als allochtone normgroepen beschikken.

Beroepskeuzetests
De ontwikkeling van beroepsinteresses is sterk afhankelijk van de culturele omgeving. Sommige
beroepen in Nederland komen in andere landen niet of nauwelijks voor en omgekeerd. De
beroepsinhoud en bedrijfscultuur kunnen verschillen. Ook de status en waardering voor beroepen
wordt (mede) door culturele factoren bepaald.
Bij het IBO kan de onbekendheid met (Nederlandse) beroepen en beroepsnamen een probleem
vormen. Dit kan gedeeltelijk opgelost worden door tests te gebruiken die activiteiten beschrijven i.p.v.
beroepsnamen. Verder kan het gebruik van visueel materiaal (plaatjes van activiteiten en/of beroepen)
een oplossing vormen.
Bij gedwongen-keuze-vragenlijsten (ipsatieve vragenlijsten) kan de onbekendheid met beroepen leiden
tot onterechte keuzes en onjuiste interpretaties. Voor het gebruik van normen is het belangrijk om de
persoon af te kunnen zetten tegen een normgroep die zoveel mogelijk overeenkomt met de persoon
zelf (gevolgd Nederlands onderwijs, etnische achtergrond en sekse).

(Praktijk)assessments
Ook assessmentopdrachten hoeven niet vrij te zijn van ´culturele ruis´. Dit heeft net zoals bij
persoonlijkheidstests te maken met de (culturele bepaaldheid) van het belang dat de te meten
competenties in de ogen van kandidaten hebben. Een zogenaamde postbak of in-basket opdracht
(waarbij de prioriteit van een stapel taken aangegeven moet worden) levert in elke cultuur
verschillende (gemiddelde) resultaten op.
Empirisch onderzoek naar de toepasbaarheid van assessments bij allochtonen heeft weinig
plaatsgevonden. Wat betekent dit alles voor de praktijk? Het geeft nog eens het belang aan van het
controleren van de taalvaardigheid vooraf (zie boven). Beheerst de cliënt de Nederlandse taal
voldoende om mee te kunnen doen aan het assessment? Verder betekent het dat bij gebruik van
assessments voor het schatten van het potentieel (bv. heeft deze kandidaat aanleg om leiding te geven)
eerste generatie allochtonen beter niet vergeleken kunnen worden met autochtone normgroepen.

11  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Doel van het (diagnostisch)onderzoek
Bij de vraag of een test ´partijdig´ is speelt ook het doel waar de test voor gebruikt wordt een grote rol.
Een test kan voor een bepaald doel partijdig zijn, maar voor een ander doel niet.
Denk bijvoorbeeld aan een test die enerzijds gebruikt kan worden met een diagnostisch doel om vast te
stellen of iemand de benodigde (cultuurspecifieke) kennis in een opleiding heeft verkregen, en die
anderzijds gebruikt wordt voor de voorspelling van toekomstig opleidingssucces. In het eerste geval is
een culturele lading onvermijdelijk en soms zelfs wenselijk, in het tweede geval kan een beroep op
cultuurbepaalde kennis onwenselijk zijn. Een voorbeeld: de Intaketoets Studievaardigheid voor NT2
trajecten wordt vaak gebruikt om cursisten in een langzaam of een snel studietraject te plaatsen. Ze
doet dat op grond van het toetsen van verschillende vaardigheden zoals “Omgaan met het
woordenboek” en “Tabellen lezen”.
Als het doel van de toets is om te diagnosticeren in welke mate cursisten een aantal ondersteunende
studievaardigheden beheersen is deze toets niet partijdig. Als de toets gebruikt wordt de gewenste
snelheid van het traject te voorspellen dan zou de toets partijdig kunnen zijn. Cursisten die nog nooit
geleerd hebben om een tabel te lezen of met een woordenboek om te gaan make n de toets slecht, en
worden in een langzaam traject geplaatsts, maar zijn misschien wel intelligent en uiteindelijk beter af
in een sneller traject.

1.5 De selectie en beschrijving van tests in deze handleiding

1.5.1 Selectie van tests

Voor deze handleiding is gezocht naar exemplarische tests per categorie meetinstrument. Gezocht is
via Gemeenten, ROC´s, CWI, Testontwikkelaars en Uitgeverijen. De handleiding heeft niet de
pretentie volledig te zijn. De selectiecriteria voor opname in deze handleiding staan vermeld in tabel 1.

Tabel 1 Selectiecriteria voor deze handleiding

• De instrumenten zijn in Nederland verkrijgbaar.


• De instrumenten zijn speciaal ontwikkeld voor toepassing bij allochtonen/inburgeraars en/of
hebben de expliciete pretentie (ook) toepasbaar te zijn bij de allochtone doelgroep.
• De instrumenten spelen of kunnen een rol spelen bij IBO.

Met name het tweede selectiecriterium leidt tot een duidelijke begrenzing in het aantal opgenomen
instrumenten. Er wordt in Nederland een enorme hoeveelheid meetinstrumenten (tests, toetsen enz.)
uitgegeven. Zo zijn er bijvoorbeeld tientallen verschillende capaciteitentests op de markt.
Meestal zijn deze tests niet zonder meer toepasbaar bij inburgeraars, onder meer vanwege de voor
afname van het instrument vereiste Nederlandse taalvaardigheid en de culturele partijdigheid van de
test. Culturele verschillen tussen het land van herkomst en Nederland kunnen testscores (negatief)
beïnvloeden (zie paragraaf 1.4: “Testgebruik bij allochtonen”).
In deze handleiding zijn alleen instrumenten opgenomen die speciaal ontwikkeld zijn voor toepassing
bij een allochtone doelgroep of claimen dat zij toepasbaar zijn bij deze doelgroep.
Bij de beschrijving van de instrumenten in deze handleiding is dan ook (globaal) bekeken of deze
pretenties waargemaakt worden. Enerzijds is gekeken naar het voor de toepassing van het instrument
vereiste NT2-beheersingsniveau van de inburgeraar. Anderzijds is de toepasbaarheid van het
instrument bij mensen met een andere culturele achtergrond dan de Nederlandse globaal beoordeeld,
uitgaande van de huidige kennis op dit gebied. Globaal, omdat de toepasbaarheid van tests bij
allochtonen een complexe problematiek betreft die grondig onderzoek vereist, onderzoek wat vaak
(nog) niet gedaan is door testontwikkelaars.

1.5.2 De beschrijving van tests

De instrumenten die in deze handleiding zijn opgenomen worden beschreven aan de hand van een
aantal criteria. Bij de keuze van criteria is enerzijds de beschikbaarheid en toegankelijkheid van

12  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


informatie bepalend geweest. Anderzijds is gekozen voor een meer beschrijvende dan
beoordelende (of zelfs veroordelende) benadering. De bedoeling van deze handleiding is niet geweest
om een soort COTAN-gids voor IBO samen te stellen. In tabel 2 op de volgende bladzijde staan de
criteria vermeld op basis waarvan de in deze handleiding opgenomen tests zijn beschreven.

Tabel 2 Beschrijvingscriteria voor deze handleiding

Omschrijving: naam en type instrument, en beknopte weergave van de inhoud.


Verkrijgbaarheid: de organisatie of persoon die het instrument ontwikkeld heeft en waarbij het
instrument verkrijgbaar is.
Doel: eigenschap of vaardigheid die of persoonlijkheidskenmerk dat door het instrument wordt
vastgesteld.
Doelgroep: beschrijving van de doelgroep(en) waarvoor het instrument bruikbaar is (bijvoorbeeld qua
leeftijd en/of opleidingsniveau).
Gebruiker: organisatie(s) die ervaring heeft met het gebruik van het instrument en daar informatie
over kan geven.
Kosten: van aanschaf.
Toepasbaarheid: benodigde voorzieningen (vereiste expertise en training van beoordelaars,
afnameduur, toepassingswijze (groepsgewijs/individueel; paper en pencil of geautomatiseerd)).
Kwaliteit (van het testmateriaal, handleiding en normen): is de test gestandaardiseerd, is er een
handleiding en zijn er normgroepen?
Gebruikswaarde: wat leveren de uitkomsten op?
Toepasbaarheid bij allochtonen: (vereist taalniveau; cultural bias).

De tests in hoofdstuk 3 zijn beschreven aan de hand van de bovenstaande criteria voor zover daar
voldoende informatie bij de samensteller van de handleiding over bekend was (een ? in hoofdstuk 3
betekent: geen informatie over bekend bij de samensteller van de handleiding).
Bovenstaande criteria zijn van toepassing op instrumenten. In de handleiding wordt ook een aantal
methoden beschreven (bijvoorbeeld EVC-beoordeling; portfoliomethode). Een methode wordt zoveel
mogelijk beschreven aan de hand van dezelfde criteria als die voor instrumenten zijn vastgesteld. Waar
dat niet mogelijk is – zo zijn de kosten van een methode vaak heel wat moeilijker vast te stellen dan de
kosten van een instrument – blijft dat achterwege. Het beoordelingscriterium wordt dan niet ingevuld.

1.6 Richtlijnen voor testgebruikers

Waar moet men op letten als men met tests gaat werken? In deze paragraaf vindt de testgebruiker een
aantal richtlijnen voor testgebruik.

Toelichting:
Wanneer in deze paragraaf het woord ‘test’ wordt gebruikt wordt bedoeld: meetinstrumenten zoals tests, toetsen
of assessments. Met de ´cliënt´ wordt de inburgeraar bedoeld die de test maakt of invult.
De ´testgebruiker´ is de consulent/medewerker die de test afneemt.

1. Doel testgebruik
Men kan op verscheidene manieren informatie verzamelen over cliënten, tests vormen slechts één van
deze middelen. Het gebruik van tests begint met een duidelijke visie op het diagnostisch proces en de
functie van het testgebruik daarbinnen. De testgebruiker dient zich met andere woorden af te vragen
“Wat wil ik van deze cliënt te weten komen en welke rol kan een test daarbij vervullen?” Kosten-baten
overwegingen zijn bij testgebruik onvermijdelijk.
Bij de keuze voor een soort test of een bepaalde test binnen een categorie van tests speelt de
doelstelling van het onderzoek een belangrijke rol.

2. Vereiste deskundigheid

13  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Goed testgebruik veronderstelt kennis van de psychologie. De verantwoordelijkheid voor
testgebruik moet berusten bij, of gedelegeerd worden aan, personen die met deze verantwoordelijkheid
op een deskundige en technisch adequate manier om kunnen gaan.
Wanneer in de handleiding van een test specifieke kwalificatie -eisen met betrekking tot afname of
interpretatie van een test worden vermeld, is het raadzaam goed naar deze kwalificatie -eisen te kijken.
Vaak wordt in de handleiding van capaciteiten- en persoonlijkheidstests vermeld dat afname en
interpretatie door of onder verantwoordelijkheid van een psycholoog of orthopedagoog wenselijk is.
Het gaat hier echter niet om een wettelijke verplichting, ook andere beroepsgroepen kunnen deze
instrumenten gebruiken, mits ze goed opgeleid en geïnstrueerd zijn.

Wat betreft de kwalificatie -eisen voor een testgebruiker kan een verschil gemaakt worden tussen
testafname en testinterpretatie. De (organisatie) van de testafname en scoring kan uitgevoerd worden
door een (administratief) medewerker die als testassistent opereert en een (eventueel interne)
basiscursus testgebruik heeft gevolgd. Testinterpretatie en terugkoppeling aan de cliënt kan gedaan
worden door een adviseur die een cursus testgebruik voor gevorderden heeft gevolgd, waarin het
gebruik van normgroepen, kennis van begrippen als betrouwbaarheid, validiteit en nauwkeurigheid en
de interpretatie en terugkoppeling van testscores (gesprekstechnieken) ruime aandacht hebben
gekregen.
Er zijn verschillende cursussen die ten doel hebben testgebruikers te trainen in het gebruiken en
interpreteren van tests. Vaak is het mogelijk om bij de aanschaf van een test bij hetzelfde bureau een
´certificeringstraining´ in het gebruik van die test te volgen.
In het kader van kwaliteitsbewaking is het verder raadzaam binnen de organisatie intervisiesessies
voor testgebruikers te organiseren. Ook is het raadzaam regelmatig rapporten van elkaar te lezen.

3. Informatie vooraf aan de cliënt over de specifieke test


Cliënten behoren van tevoren uitle g te krijgen over het hoe en waarom van het testen. Men dient
informatie te krijgen over het doel van het testprogramma, de typen tests die zullen worden gebruikt,
hoe lang het onderzoek duurt en de consequenties van de testresultaten.
Ook verdient het aanbeveling om van tevoren aan te geven wat de gevolgen zijn van het niet
verschijnen op de testuitnodiging.
Verder is het raadzaam voorbeeldvragen van de tests mee te sturen.Voor mensen die weinig of geen
ervaring hebben met tests is het van belang van tevoren te oefenen en zo te wennen aan een
testsituatie. De (on)bekendheid met tests kan de score op de test namelijk negatief beïnvloeden.

4. Instructie van de test


De instructie die een cliënt krijgt aangereikt (op papier of op de PC) voor het maken van de test dient
in eenduidige en eenvoudige taal geformuleerd te zijn. Het is van groot belang voor de testgebruiker
om (steeds) na te gaan of de cliënt de bedoeling van de test goed begrepen heeft alvorens men begint.
Mensen die de bedoeling van de test verkeerd begrijpen kunnen onterecht een lage testscore krijgen.

5. Testafname
Testgebruikers moeten de beschikbare documentatie over tests (bv. de handleiding van de test) goed
doornemen want daarin staan belangrijke aanwijzingen voor het op een gestandaardiseerde dat wil
zeggen steeds dezelfde manier afnemen van de test. Wanneer een test niet volgens de standaard wordt
afgenomen, is het eigenlijk geen test meer. Een vergelijking met de normgroep is niet meer goed
mogelijk. Wat de test als belangrijkste kwaliteiten te bieden heeft (een relatief betrouwbare meting en
het bieden van geschikt vergelijkingsmateriaal) valt dan weg.
Tijdens het testen dient men toezicht te houden. Enerzijds om hulp te kunnen bieden als dat nodig is,
anderzijds om de testafname zo correct mogelijk te laten verlopen.

6. Interpretatie en terugkoppeling
Cliënten hebben recht op informatie over en uitleg van de testresultaten in voor hen begrijpelijke taal.
Geef nooit louter ruwe testscores aan cliënten mee. De resultaten op een test vragen om interpretatie
en testscores dienen altijd met informatie over de interpretatie van de scores gerapporteerd te worden
aan cliënten. In deze informatie moet in eenvoudige bewoordingen worden beschreven of verteld waar
de test over gaat, wat de scores bete kenen en hoe de scores zullen worden gebruikt.
Vermijd bij de interpretatie van testscores zoveel mogelijk begrippen en kwalificaties die door cliënten
als stigmatiserend ervaren kunnen worden, zoals “ongeschikt”, “lui” of “niet intelligent”.

14  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


De cliënt heeft het recht om onjuistheden te corrigeren.
Veel testgebruikers hebben de neiging om de waarde van tests te overschatten. Men dient echter nooit
‘blind te varen’ op de informatie die uit een test verkregen is; betrek zoveel mogelijk informatie bij uw
(eind)oordeel. Ga bij het nemen van belangrijke beslissingen niet alleen op testscores af.
Maak als testgebruikers afspraken met elkaar om tot standaardisatie van rapportage (mondeling dan
wel schriftelijk) en terugkoppeling te komen.

7. Privacy van de cliënt


Testresultaten mogen pas nadat de cliënt daar toestemming voor heeft gegeven aan andere instellingen
of personen worden gerapporteerd.
De databestanden of dossiers met testgegevens van cliënten moeten worden beschermd zodat daartoe
niet gemachtigde personen geen toegang krijgen tot vertrouwelijke gegevens.

8. Klachtenprocedure
Indien cliënten klachten hebben over de dienstverlening van de testgebruiker (bv. het oneens zijn met
de uitkomsten van een test) dan moeten zij de mogelijkheid hebben tot het indienen van een klacht.

15  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


1.7 Overzicht van in de handleiding opgenomen tests

Hfdst.: pag:

3.1 Vragenlijsten
3.1.1 Intakeformulier Taskforce Inburgering, 2002 27

3.2 Toetsen
3.2.1 Intaketoets Alfabetisering NT2 (versie 2000)(ROC-toets 6) 28
3.2.2 Intaketoets NT2 Lezen, Schrijven, Luisteren en Spreken (1997)(ROC-toets 2) 39
3.2.3 Trajectkeuze toets (1998)(ROC-toets 3) 30
3.2.4 Intaketoets Studievaardigheid voor NT2 trajecten (1996) 32
3.2.5 Niveau Vorderingen Toetsen NT2 (NIVOR NT2 Toetsen) 33
3.2.6 Trajecttoetsen NT2 (2000/2001) 34
3.2.7 NT2 Profieltoets 35
3.2.8 NT2 Profieltoets Alfabetisering (2001) 36
3.2.9 MO Profieltoets 37
3.2.10 Intaketoets Beroepsopleidingen (1997) Ook cd-rom (ROC-toets 1) 38
3.2.11 Internationale Schakel-Klassen (ISK) Toetsen (1999) 40
3.2.12 STAAL, Schriftelijke Taalvaardigheid Allochtone en Autochtone Leerlingen 41
3.2.13 TTR, Tempo Test Rekenen (1992) 42
3.2.14 INTAKE, Intaketoets Rekenen en Wiskunde, niveau 1 t/m 3 (1996) 43
3.2.15 DIALANG (2001) 44
3.2.16 ItemDito (2002) 45
3.2.17 NT2-CAT Lezen en Luisteren (2002) 46
3.2.18 WISCAT (2002) 47

3.3 Tests
3.3.1 Sciopos Expert Systeem (1994) 48
3.3.2 Multiculturele Capaciteitentest (1999) 49
3.3.3 NEO Persoonlijkheidsvragenlijsten, NEO PI-R en NEO FFI (1996) 51
3.3.4 Multiculturele Persoonlijkheidsvragenlijst (2001) 52
3.3.5 BKT-M (1997) 53
3.3.6 FIT, Foto Interesse Test (2002) 54
3.3.7 FIV, Foto Interesse Vragenlijst (in ontwikkeling) 55
3.3.8 AWIT; Afbeeldingen, Werkzaamheden Interesse Test (1996) 56
3.3.9 WHOQOL-100, WHO Kwaliteit van Leven Vragenlijst (1995) 57
3.3.10 SF-20, MOS Short-Form General Health Survey (1992) 58
3.3.11 PTSS-ZS, Post Traumatische StressStoornissen-Zelf Scoring (1995) 59

3.4 Praktijkassessments
3.4.1 ROC Oriënterend Assessmentmethodiek Opmaat (1998) 60
3.4.2 ROC Beoordelend Assessmentmethodiek Opmaat (1998) 61
3.4.3 Praktijkassessment van sleutelvaardigheden (2002) 62

3.5 Assessment Center Methodiek


3.5.1 ROC Nijmegen CBB Oriëntatie Assessment Allochtonen (versie 2001) 64
3.5.2 LBA Eureka Assessmentmethodiek (versie 1999) 66

3.6 Overige Methoden


3.6.1 EVC-procedure 67
3.6.2 Internationale Diploma Waardering (IDW) 69
3.6.3 Portfolio NT2 (2002) 70
3.6.4 LONK portfoliomethodiek (2000) 72
3.6.5 TIP, Taalleerders Intakeprogramma (versie 1999) 74
3.6.6 ´Vertel….` Methode voor beroepenoriëntatie nieuwkomers (2000) 75
3.6.7 Loopbaan-assessment werkboeken (2001) 76
3.6.8 KWINT, Kwalificerende Intake 77
3.6.9 Zicht op Arbeid (1997) 78

16  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


2.Beslisbomen testgebruik bij inburgeringsonderzoek

2.1 (Integraal) inburgeringsonderzoek

De dienstverlening van instanties die werkzaam zijn op het gebied van inburgering wordt steeds beter
op elkaar afgestemd. Dat betekent dat inburgeringstrajecten en IBO zo snel mogelijk in het perspectief
geplaatst kunnen worden van het doel dat de inburgeraar wil bereiken. Dat doelperspectief kan zijn:
het verrichten van arbeid, het volgen van een opleiding, het opvoeden van kinderen, of het deelnemen
aan een vorm van socia le activering.Een voorbeeld: als iemand wil gaan werken en de Nederlandse
taal (beter) wil leren dan zijn soms duale trajecten mogelijk waarbij NT2 zoveel mogelijk op de
werkvloer onderwezen wordt.
Maatwerk in inburgeringstrajecten kan alleen als het IBO ook maatwerk levert. Maatwerk in IBO moet
met behulp van (meerdere) instrumenten zicht op de kwalificaties, competenties, motivatie en het
doelperspectief van de cliënt geven. De adviseur moet steeds inschatten welke instrumenten het beste
ingezet kunnen worden. Een uitgangspunt daarbij kan de ´klantgroep´ zijn waartoe de inburgeraar
behoort. Inburgeraars met kinderen die als doelperspectief opvoedingsondersteuning hebben, hebben
behoefte aan een ander IBO dan hoger opgeleide vluchtelingen, waar IDW (Internationale
Diplomawaardering), en EVC-procedures van belang kunnen zijn. Voor inburgeraars die tegelijkertijd
willen inburgeren en gaan werken, maar nog niet precies weten wat de mogelijkheden zijn, kan
beroepenoriëntatie van belang zijn.

Integraal IBO betekent dat het IBO van het begin af aan niet alleen op taal, maar ook op werk,
opleiding, opvoeding of sociale activering (d.w.z. het doelperspectief) gericht is. Vaak zal alle
benodigde informatie niet in een keer achterhaald worden, maar zal het IBO zich over een langere
periode uitstrekken of (op onderdelen) wordt herhaald als bijstelling van het traject nodig is.
Een integrale benadering van IBO betekent resumerend dat:
• Het IBO het doelperspectief van de inburgeraar vaststelt. Wel doel is wenselijk en haalbaar
(taal, werk, opleiding, opvoeding of sociale activering)?
• Het IBO zich over een langere periode kan uitstrekken als dat nodig is (verlengde intake) of
(op onderdelen) wordt herhaald als bijstelling van het traject nodig is. Niet iedereen weet aan
het begin van het traject welke plaats men in de samenleving in gaat nemen. Een verlengde
intake biedt dan een oplossing. Bovendien krijgt men met een verlengde intake een beter beeld
van de competenties van de inburgeraar.
• Bij het IBO meerdere instrumenten ingezet kunnen worden waardoor een completer beeld van
de competenties van de inburgeraar wordt verkregen en meer maatwerk kan worden geleverd.

Een van de instrumenten die belangrijk is bij IBO is een goed, dat wil zeggen gestandaardiseerd
intakeformulier. Zo’n formulier is door Taskforce Inburgering ontwikkeld (zie: www.taskforce-
inburgering.nl). Dit integrale intakeformulier (IIF) bundelt de informatievragen van de betrokken
instanties (Gemeente, ROC en CWI) en bevat vragen over de volgende onderwerpen:
0. Screeningsvragen voor inburgering
1. Persoonlijke gegevens van de inburgeraar
2. Persoonlijke omstandigheden
3. Taalbeheersing
4. Opleiding en werk
5. Doelprofiel
6. (Voorlopig) advies voor inburgeringstraject
7. Behoefte aan maatschappelijke- en/of trajectbegeleiding
8. Opmerkingen van de cliënt

De vragen uit het intakeformulier kunnen meestal op basis van een gesprek/interview met de
inburgeraar afdoende door de adviseur/intaker ingevuld worden. Soms echter kan aanvullend
testgebruik nodig

17  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


zijn. Dit geldt vooral voor de hoofdstukken 3, 4 en 5 van deel I van het intakeformulier (taalbeheer-
sing, opleiding en werk, en doelperspectief). Voor deze hoofdstukken zijn hieronder drie beslisbomen
beschreven waarin wordt aangegeven welke (op het interview aanvullende) toetsing mogelijk is.

In de beslisbomen wordt niet aangegeven welke instantie het onderzoek uitvoert. In de meeste
gevallen wordt het IBO uitgevoerd door meerdere organisaties (Bureau Nieuwkomers van de
gemeente, ROC, CWI, Vluchtelingenwerk). De samenwerking en taakafbakening wordt aan de
betreffende ketenpartners/instanties zelf overgelaten. De instrumenten die in de beslisbomen
aanbevolen worden kunnen opgezocht worden in hoofdstuk 3. Dat hoofdstuk bevat productinformatie
over de betreffende instrumenten.

2.2 Beslisboom taalbeheersing

Doel onderzoek naar taalbeheersing


Een belangrijk onderwerp waar het IBO zich op richt heeft te maken met de taalbeheersing en
taalvaardigheid van de inburgeraar. Wat kan hij al en wat moet hij nog leren voordat hij in voldoende
mate Nederlands spreekt? Wat is zijn potentieel? Kan hij in een snel traject? Wat is het beste NT2-
traject voor hem?
Op basis van het IBO (deel I, hoofdstuk 3 van het IIF) dienen conclusies getrokken te kunnen worden
over het te volgen taalonderwijs door de inburgeraar. In de eerste plaats dient vastgesteld te worden in
welke mate de inburgeraar gealfabetiseerd is en zich kan redden in de Nederlandse taal (NT2-niveau).
Daarnaast kan het voor plaatsing in een NT2-traject van belang zijn vast te stellen in welke mate de
inburgeraar studievaardig is en wat zijn opleidingsniveau is.

Testgebruik taalbeheersing
IBO en testgebruik op het gebied van taalbeheersing kunnen betreffen:
- Specificatie NT2-(intake)niveau spreken, luisteren, lezen en schrijven.
- Studievaardigheid en werktempo.
- Opleidingsniveau.
- Capaciteitenniveau.

18  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Beslisboom testgebruik taalbeheersing
(De cijfers achter voorgestelde toetsinstrumenten in de boxen verwijzen naar de paragraaf in deze
handleiding waarin de toetsinstrumenten besproken worden, de andere cijfers verwijzen naar het deel,
hoofdstuk en de vraag in het integrale intakeformulier).

1. Beheersing Nederlandse taal? Nee, in het geheel niet → I-3.2

Ja of in bepaalde mate → I-3.4

2. Beheersing Latijns schrift? Nee, in het geheel niet → I-3.3

Ja of in bepaalde mate → I-3.4

3. Beheersing ander schrift dan het Latijnse: Nee, in het geheel niet →
analfabeet → Intaketoets
Alfabetisering NT2 (3.2.1) à I-3.5

Ja of in bepaalde mate →
Intaketoets Alfabetisering
NT2 (3.2.2) àI-3. 5

4. Vaststellen NT2-niveau met: - Intaketoets NT2 (3.2.2) à I-3.5


- Portfolio met taalassessment
NT2 (3.6.3) à I-3.5

5. Opleidingsniveau? Basisonderwijs t/m lager voortgezet


onderwijs → I-3.6

Middelbaar voortgezet onderwijs → I-


3.6

Hoger voortgezet onderwijs → I-3.6

6. Is er een relevant diploma/certificaat behaald? Ja → I-3.7

Nee → Capaciteitentest (3.3.1 of


3.3.2) → I-3.8

7. Relevant diploma/certificaat gewaardeerd?


Ja → I-3.8

Nee → Capaciteitentest (3.3.1 en


3.3.2), later: Internationale Diploma
Waardering (IDW) (3.6.2) (zie ook
volgende paragraaf) → I-3.8

19  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


8. Vaststellen studievaardigheid met: Voor niet beginners NT2 →
Intaketoets Studievaardigheden
en/of Trajectkeuzetoets
(3.2.4 en/of 3.2.3) à plaatsing

Voor beginners NT2: →


Trajectkeuzetoets (3.2.4) à plaatsing

Gealfabetiseerd ander letterschrift: →


Leerondersteunende Vaardigheden
Intaketoets Alfabetisering NT2 (3.2.1)
à plaatsing
Analfabeten: → Leerondersteunende
Vaardigheden Intaketoets
Alfabetisering NT2 (3.2.1) à plaatsing

Op basis van het NT2-niveau, opleidings- of (als daar informatie over ontbreekt) het
capaciteitenniveau en de studievaardigheid van de inburgeraar kan nu een “cursistprofiel” van de
inburgeraar worden opgesteld. Op basis van de cursistprofielen kunnen inburgeraars gegroepeerd
worden en kunnen passende leertraject uitgezet worden. Aan de hand van hun profiel worden cursisten
ingedeeld in een niveaugroep.

2.3 Beslisboom opleiding en werk

Doel onderzoek naar opleiding en werk


Een belangrijk onderwerp waar het IBO zich op kan richten ligt op het terrein van opleiding en werk.
Vooral voor de inburgeraars met als doelperspectief opleiding en/of werk, is het van belang het
opleidings- en werkverleden van de cliënt in kaart te brengen. Dit betekent niet alleen het vaststellen
van behaalde kwalificaties en het aantal jaren dat men ergens gewerkt heeft, maar ook het nader
bekijken van de inhoud van de opleidingen en het werk (naar het soort onderwijs binnen de opleiding,
de specifieke taken die bij een uitgevoerde functie hoorden etc.).
Daarnaast kan het soms nuttig zijn buiten onderwijs en betaald werk verworven competenties te
inventariseren. Daarbij kan men denken aan vrijwilligerswerk, opvoeding/verzorging en hobbies en
vrijetijdsbesteding. Hierdoor ontstaat een totaalbeeld van de competenties van de cliënt op het gebied
van werk en onderwijs (bijvoorbeeld of de cliënt zelfstandig onderwijs kan volgen en wat voor
functietaken hij/zij kan uitvoeren).

Testgebruik opleiding en werk


Onderzoek en testgebruik op het gebied van opleiding en werk kan betreffen:
- Internationale Diploma Waardering (IDW)
- Erkenning van elders Verworven Competenties (EVC)
- Capaciteiten en algemene potentieelbeoordeling
- Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)

20  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Beslisboom opleiding en werk
(De cijfers achter voorgestelde toetsinstrumenten in de boxen verwijzen naar de paragraaf in deze
handleiding waarin de toetsinstrumenten besproken worden, de andere cijfers verwijzen naar het deel,
hoofdstuk en de vraag in het integrale intakeformulier).

1. Zijn de voor de opleidings-/beroepswens relevantste


cursussen/opleidingen in het buitenland gevolgd? Ja → I-4.2

Nee → I-4.4

2. Is er een voor de opleidings-/beroepswens relevant


diploma/certificaat in het buitenland behaald? Ja → I-4.3

Nee → Capaciteitentest ( 3.3.1


of 3.3.2) à I-4.6

3. Relevant diploma/certificaat gewaardeerd? Ja à I-4.6

Nee → Internationale
Diploma Waardering
(IDW) (3.6.2) à I-4.6

4. Zijn de voor opleidings-/beroepswens relevantste


cursussen/opleidingen in Nederland gevolgd? Ja → I-4.5

Nee → Capaciteitentest
(3.3.1 of 3.3.2) à I-4.6

5. Is er een relevant diploma/certificaat in Nederland behaald?


Ja → I-4.6

Nee → Capaciteitentest
(3.3.1 of 3.3.2) àI- 4.6

6. Is er voor opleidings-/beroepswens relevante ervaring


Ja à Portfoliomethodiek (3.6.4)
met betaald en onbetaald werk/hobbies/activiteiten in het
en
buitenland en/of Nederland opgedaan? EVC-beoordeling (3.6.1) → naar
doelprofiel

Nee → naar doelprofiel

21  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


2.4 Beslisboom doelprofiel

Doel onderzoek naar doelprofiel


In dit deel van het IBO wordt het (voorlopige) doelprofiel van de cliënt uitgewerkt en opgetekend. Dat
doelperspectief kan zijn: het verrichten van arbeid, het volgen van een opleiding, het opvoeden van
kinderen, of het deelnemen aan een vorm van sociale activering. Het doel van het vastleggen van een
individueel doelprofiel(perspectief) voor iedere cliënt is dat de cliënt zo beter maatwerk kan krijgen,
gemotiveerder zal zijn om het traject te volgen (hij/zij werkt immers naar een duidelijk en haalbaar
doel toe) en uiteindelijk beter zal integreren en functioneren in de Nederlandse samenleving.
Allereerst worden de wensen en motivatie van de cliënt vastgesteld. Vervolgens is het de bedoeling
dat door eerder ingewonnen informatie (de vorige delen van het Integrale Intakeformulier
bijvoorbeeld) de intaker een schatting kan maken van de haalbaarheid van de wensen en doelen van de
cliënt, waarbij ook mogelijke beperkingen en vrijstellingen meegenomen worden.
Daarna worden in dit deel allerlei vragen gesteld over verschillende, voor het inburgeringstraject
relevante vaardigheden en capaciteiten. Betreffende vragen kunnen ten dele direct ingevuld worden en
ten dele na verdere analyses en tests.
Aan het einde van het deel wordt een uitgebreide doelstelling voor het inburgeringstraject
samengesteld, dat (indien nodig) later bijgesteld kan worden. Wanneer er nog te weining informatie
over de cliënt is om dit te kunnen doen, wordt een verlengde intake afgewacht.

Testgebruik doelprofiel
Onderzoek en instrumentgebruik op het gebied van het vaststellen van het doelprofiel kan betreffen:
- Internationale Diploma Waardering (IDW)
- Erkenning van Elders verworven Competenties (EVC)
- Capaciteiten en algemene potentieelbeoordeling
- Loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB)
- Taalvaardigheid
- Rekenvaardigheid

22  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Beslisboom doelprofie l
(De cijfers achter voorgestelde toetsinstrumenten in de boxen verwijzen naar de paragraaf in deze
handleiding waarin de toetsinstrumenten besproken worden, de andere cijfers verwijzen naar het deel,
hoofdstuk en de vraag in het integrale intakeformulier).

1. Is de opleidingswens, de beroepswens of voorkeur Ja → I-5.2


beroepsrichting van de inburgeraar bekend?
Nee → Beroepskeuzetest (3.3.4
t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of
Oriënterend Assessment (3.4.1,
3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of
Portfoliomethodiek (3.6.4)

2. Is er een relevant diploma/certificaat behaald? Ja → I-5.3

Nee → Capaciteitentest (3.3.1,


3.3.2) à I-5.4

3. Relevant in buitenland behaald diploma/certificaat


gewaardeerd? Ja of n.v.t. → I-5.4

Nee → Internationale Diploma


Waardering (IDW) (3.6.2) à I-5.4

4. Is het doelperspectief scholing of werk? Scholing → I-5.5

Werk → I-5.10

5. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua


(voor)opleiding van de cursist voor de gewenste
opleiding? Voldoende tot goed → I-5.7

Onvoldoende →I-5. 6

23  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


6. Inschatting van de intaker over de geschiktheid Voldoende→EVC-proc. (3.6.1) à
qua elders verworven competenties van de cursist voor I-5.7
de gewenste opleiding?
Onvoldoende → Beroepskeuzetest
(3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of
Oriënterend Assessment (3.4.1,
3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of
Portfoliomethodiek (3.6.4)

7. Vaststellen, indien nodig, of NT2-niveau voldoende is - Intaketoets NT2 (3.2.2) à I-5.8


voor opleidingswens. - Trajecttoets of NIVOR NT2 (3.2.9)
I-5.8
- IBO (3.2.8) à I-5.8

8. Vaststellen, indien nodig, of rekenvaardigheid voldoende is


Rekenvaardigheidstoets (3.2.12,
voor opleidingswens. 3.2.13, 3.2.17) à I-5.9

9. Vaststelle n, indien nodig, of ondersteunende vaardigheden


Assessment (3.4.2, 3.4.3) of
voldoende zijn voor opleidingswens. capaciteitentest (3.3.1, 3.3.2) à uit

10. Inschatting van de intaker over de geschiktheid


qua vooropleiding van de cursist voor het gewenste Voldoende tot goed → I-5.11
beroep?
Onvoldoende → I-5.11

11. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua


werkervaring (in Nederland) van de cursist voor Voldoende tot goed → I-5.13
het gewenste beroep?
Onvoldoende → I-5.12

24  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


12. Inschatting van de intaker over de geschiktheid qua
elders verworven competenties van
de cursist voor het gewenste beroep Voldoende tot goed → nagaan of
Erkenning van Elders Verworven
Compententies nodig en mogelijk
is (3.6.1) en daarna I-5.13

Onvoldoende → naar I-5.13

13. Vaststellen, indien nodig, of NT2-niveau voldoende is


- Intaketoets NT2 (3.2.2) à I-5.14
voor beroep. - Trajecttoets of NIVOR (3.2.9) à I-
5.14
- IBO (3.2.8) à I-5.14

14. Vaststellen, indien nodig, wat afstand tot de


KWINT (3.6.8) à stel cliëntprofiel
arbeidsmarkt is. vast

Op basis van de vragen 13 en 14 kunnen vier cliëntprofielen worden opgesteld:


1. Geen taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt
2. Geen taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt
3. Taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt
4. Taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt

1. Geen taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt


- Stage beroepsuitoefening

2. Geen taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt


- Vervolgscholing

- Werkstage

- Werkervaring (wel of niet


gesubsidieerd)

- Sollicitatie-/mobiliteitstraining

- Omscholing → Beroepskeuzetest
(3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of
Oriënterend Assessment (3.4.1,
3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of
Portfoliomethodiek (3.6.4)

25  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.Taalscholing nodig – kleine afstand tot arbeidsmarkt - NT2-traject

- Functiegerichte taaltraining
(gericht op het doelberoep;
taaltraining kan op of nabij de
werkvloer worden gegeven

- Nederlands op de werkvloer

4.Taalscholing nodig – grote afstand tot arbeidsmarkt


- TIP (3.6.5) en daarna:

- NT2 gericht op werk

- Vaktaal-component geïntegreerde
scholing (een bijscholing volgen in
de gewenste beroepsrichting met
aanvullende geïntegreerde daarin
(vak)taalonderwijs) → Portfolio
NT2 (3.6.3)

- Werkstage met taalondersteuning


(werkstage met daarbij taal- en
communicatieve opdrachten onder
begeleiding van een NT2-docent) →
Portfolio NT2 (3.6.3)

- Omscholing → Beroepskeuzetest
(3.3.4 t/m 3.3.8, 3.6.6, 3.6.7) of
Oriënterend Assessment (3.4.1,
3.5.1, 3.5.2, 3.6.5) of
Portfoliomethodiek (3.6.4)

26  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3. Beschrijving van tests

3.1 Vragenlijsten

3.1.1 Intakeformulier Taskforce Inburgering, 2002

Omschrijving: Een gestandaardiseerd “integraal intakeformulier” (IIF) voor het IBO (IBO).
Vragenlijst met negen hoofdstukken met in totaal bijna 100 vragen. De
hoofdstukken hebben onder meer betrekking op de persoonlijke
omstandigheden, taalbeheersing, opleidings- en werkervaring en het
(voorlopig) advies voor inburgeringstraject. Het IIF is geschikt voor een
integrale benadering van inburgering. Dat betekent dat:
• Het IIF vraagt naar het uiteindelijke doelperspectief van de
inburgeraar (taal, werk, opleiding, opvoeding of sociale activering).
• Per klantgroep andere vragen gesteld kunnen worden.
• Het IIF door meerder instanties gebruikt kan worden en handig is bij
samenwerking (een goede gegevensuitwisseling is dan wel van
belang).
Verkrijgbaarheid: Taskforce Inburgering, postbus 16118 2500 BC Den Haag Koningskade 30,
2596 AA, Den Haag tel: 070 362 61 22 fax: 070 324 36 76
info@taskforce-inburgering.nl; www.taskforce-inburgering.nl
Doel: Het systematisch op één formulier verzamelen van gegevens over de
kwalificaties, competenties, motivatie en doelperspectief van de inburgeraar
zodat de inburgeraar in een passend inburgeringstraject geplaatst kan worden.
Doelgroep: Nieuwkomers (gezinsherenigers, gezinsvormers en asielzoekers) en
oudkomers.
Gebruikers: Meerdere gemeenten zijn voornemens te gaan werken met dit integrale
intakeformulier, bv. Deventer en Nijmegen.
Kosten: Gratis
Toepasbaarheid: Met het IIF worden veel gegevens verzameld. De gegevensverzameling kan
zich over meerdere meetmomenten uitspreiden. Niet voor alle klantgroepen
hoeven alle vragen ingevuld te worden. Als meerdere instanties
samenwerken, dient voorkomen te worden dat vragen dubbel gesteld worden.
Een digitale versie van het IIF voor gegevensuitwisseling tussen instanties is
wenselijk.
Kwaliteit: Het IIF is een gestandaardiseerd instrument. Als ´handleiding´ fungeert de
“Technische Toelichting Intakeformulier” van Taskforce Inburgering. Deze
geeft instructies voor het intakegesprek en een toelichting op de vragen die
gesteld worden.
Gebruikswaarde: Met het IIF zijn alle informatievragen van Gemeente, ROC en CWI
gebundeld in een goed standaard intakeformulier voor het IBO.
Geschiktheid specifieke De intaker neemt de vragenlijst mondeling bij de inburgeraar af. Vaak zal
doelgroep: een tussenpersoon/tolk nodig zijn.

27  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2 Toetsen

3.2.1 Intaketoets Alfabetisering NT2 (versie 2000) (ROC-toets 6)

Omschrijving: Intaketoetsbatterij voor niet (volledig) gealfabetiseerde nieuwkomers. Hij


bestaat uit de volgende onderdelen: met de Fluencytoets kan de mate van
alfabetisering bepaald worden. Bij gebrekkige alfabetisering kan de Toets
Technische Vaardigheden bepalen op welk gebied van de geletterdheid
deficiënties voorkomen. De mondelinge taalvaardigheid kan (globaal)
bepaald worden met de Vertelplaten en de Instructiekaart. Tenslotte is er een
niet-talige toets Leerondersteunende Vaardigheden, waarmee bepaald kan
worden of een kandidaat in een langzaam of snel(ler) alfabetiseringstraject
thuis hoort.
De toets vormt samen met de NT2 Profieltoets Alfabetisering een
samenhangend geheel van toetsen voor de intake en afsluiting van het
alfabetiseringsonderwijs NT2.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Een uitgebreid beeld geven van de mate van alfabetisering van de kandidaat
teneinde hem/haar te plaatsen in het voor hem/haar beste
alfabetiseringsstraject.
Doelgroep: Nieuwkomers/oudkomers die niet (volledig) in het Latijnse schrift zijn
gealfabetiseerd.
Gebruikers: Diverse ROC´s.
Kosten: Docentenmap € 103,23; Hulppakket docent € 21,55; Fluency opgavenboekje
€ 1,37; Technische Vaardigheden opgavenboekje € 1,82; Vertelplaten en
Instructie kaart opgavenboekje € 1,37; Leerondersteunende Vaardigheden
opgavenboekje € 1,55. Verder op te vragen bij Bureau ICE.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een
cursistboekje nodig. Schriftelijk af te nemen test (niet geautomatiseerd).
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de
afname en nakijken van het materiaal. Het toetspakket is gedrukt en bestaat
uit een Docentenmap, met daarin een Handleiding, Cursistmateriaal, en de
afname-instructie en het nakijkmateriaal.
Gebruikswaarde: Alle toetsonderdelen samen geven een uitgebreid beeld van de verschillende
vaardigheden van de kandidaat en maken op die manier een adequate
plaatsing mogelijk. Het is aan de instelling om te bepalen welke onderdelen
men tijdens de intake wil inzetten.
Geschiktheid specifieke Het instrument is speciaal ontwikkeld voor het NT2-onderwijs en de daarbij
doelgroep: behorende doelgroep.

28  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.2 Intaketoets NT2 Lezen, Schrijven, Luisteren en Spreken (1997) (ROC-toets 2)

Omschrijving: De Intaketoets NT2 bestaat uit een serie taaltoetsen waarmee het
beheersingsniveau Nederlands van allochtone cursisten kan worden
vastgesteld. Op basis van de toetsscore(s) op een of meer onderdelen van de
toetsserie kan de cursist worden geplaatst in een NT2-traject, rekening
houdend met het beheersingsniveau NT2 van de cursist op dat moment.
De Intaketoets NT2 bevat een voorschatter en drie plaatsingstoetsen NT2 per
vaardigheid (lezen, schrijven, luisteren en spreken). Het resultaat dat de
kandidaat behaalt op de voorschatter, geeft aan welke van de
plaatsingstoetsen afgenomen moet worden. Elke plaatsingstoets bestrijkt een
aantal NT2-niveaus en geeft een uitslag in termen van die niveaus.
De NT2-niveaus waaraan de Intaketoets NT2 refereert zijn vergelijkbaar met
de beschreven niveaus van het Referentiekader NT2.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Het meten van de lees-, schrijf-, spreek- en luistervaardigheid in Nederlandse
taal, in te zetten bij de intake. Op basis van de toetsresultaten kan plaatsing in
een traject adequater verlopen.
Doelgroep: Het instrument is speciaal ontwikkeld voor het NT2-onderwijs en de daarbij
behorende doelgroep. Er zijn plaatsingstoetsen voor:
- Beginners NT2 (onder NT2-niveau 1 of op NT2-niveau 1 of 2)
- Halfgevorderden NT2 (NT2-niveau 2 of 3)
- Gevorderden NT2 (NT2-niveau 3 of 4)
Gebruikers: Meerdere ROC´s.
Kosten: Docentenmap € 148,61; Hulppakket docent € 39,71; set van vier cassettes in
sjabloon € 26,25; Cursist opgavenboekjes € 1,22. Verdere informatie op te
vragen bij Bureau ICE.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een Cursist
opgavenboekje nodig. Schriftelijke afname. De afnametijd van de toetsen is
afhankelijk van welke onderdelen worden afgenomen en varieert van een uur
tot vier uur (alle onderdelen). De spreektoetsen kunnen in principe in een
talenpracticum worden afgenomen, maar geven daar alleen betrouwbare
informatie als de cursisten vertrouwd zijn met deze toetssituatie.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de
testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en
bestaat uit een Docentenmap, waarin een handleiding met algemene
informatie over de toets en de totstandkoming ervan; een afname-instructie
en nakijkmateriaal; docentexemplaar van alle toetsboekjes (goede
antwoorden zijn aangegeven); een voorbeeld van een persoonlijk
intakedossier; audiocassettes bij de toetsen luisteren, spreken en mondelinge
voorwaarden. Verder: Cursistmateriaal en een Hulppakket docent.
Gebruikswaarde: Alle toetsonderdelen samen geven een uitgebreid beeld van de verschillende
vaardigheden van de kandidaat en maken op die manier een adequate
plaatsing mogelijk. Het is aan de instelling om te bepalen welke onderdelen
men tijdens de intake wil inzetten.

Geschiktheid specifieke Het instrument is speciaal ontwikkeld voor het NT2-onderwijs en de daarbij
doelgroepen: behorende doelgroep.

29  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.3 Trajectkeuze -toets (1998) (ROC-toets 3)

Omschrijving: De Trajectkeuze-toets is een relatief korte toets die helpt bij het maken van
de keuze voor een langzaam of sneller NT2-traject. Hij bestaat uit allerlei
verschillende soorten niet-talige opdrachten, en is daardoor in principe
geschikt voor nieuwkomers die niet of nauwelijks Nederlands spreken. De
Trajectkeuze-toets is geen intelligentietest, maar stelt vast in hoeverre de
kandidaat cognitieve vaardigheden beheerst die in het Nederlandse
onderwijs stelsel het leren (van een taal) vergemakkelijken. Deze onderlig-
gende vaardigheden zijn afgeleid van veelgebruikt lesmateriaal en de
werkvormen die daarin voorkomen. Hoewel cursisten die de toets voorgelegd
krijgen het Nederlands (nog) niet hoeven te beheersen, moeten ze wel
gealfabetiseerd zijn in het Latijnse schrift. De toets bestaat uit twee parallelle
toetsversies van elk 25 niet-talige opgaven, geclusterd rond de
toetsonderdelen: analogieën; reeksen; ordenen; symbolen. De twee
toetsversies toetsen dezelfde onderliggende vaardigheden (maar met andere
opgaven) en hebben dezelfde moeilijkheidsgraad.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Het diagnosticeren van kandidaten als langzamere of snellere leerders,
zonder dat kennis van de Nederlandse taal daarbij een intermedia ire rol
speelt. Op basis van de score kan een kandidaat in een langzaam of snel
traject worden geplaatst.
Doelgroep: Volwassen nieuwkomers/oudkomers die niet of nauwelijks Nederlands
spreken.
Gebruikers: Meerdere ROC´s.
Kosten: Docentenmap met handleiding € 85,08; Hulppakket docent € 39,71; Cursist
opgavenboekje + scoreblad € 2,65. Verder op te vragen bij Bureau ICE.
Toepasbaarheid : De toetsen kunnen zowel individueel als klassikaal worden afgenomen. Het
naast elkaar bestaan van twee toetsversies van dezelfde toets geeft
instellingen een wat ruimere gebruiksmogelijkheid, bijvoorbeeld:
- In een korte intakeperiode: de toets kan afgenomen worden ook al heeft de
cursist de toets al eerder gemaakt, bv. bij een andere instelling.
- In een verlengde intakeperiode: de cursisten kunnen tweemaal getoetst
worden met een periode daartussen om na te gaan of enige training in taal- en
leervaardigheden heeft geleid tot een hogere score.
De toets wordt ingezet bij twijfel over de waarde van de vooropleiding van
een persoon. Hij behoeft niet te worden voorgelegd aan mensen bij wie
bekend is of de onderwijservaring heel groot of zeer gering is, dan levert de
toets waarschijnlijk geen additionele informatie op.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding le vert voldoende uitleg over de
testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en
bestaat uit een Docentenmap, waarin de handleiding, een afname-instructie,
nakijkmateriaal, scorebladen en docentexemplaren van beide toetsversies met
goede antwoorden; Cursistmateriaal en een Hulppakket docent.
Gebruikswaarde: De ervaring heeft geleerd dat een adequate keuze voor het meest geschikte
NT2-traject (snel of langzaam) gebaseerd moet zijn op een aantal factoren
waaronder snelheid waarmee iemand zich het Nederlands naar verwachting
eigen zal maken. Het criterium ‘Vooropleiding’ geeft een indicatie, maar is
niet altijd afdoende bijvoorbeeld omdat diploma’s ontbreken of de kennis
omtrent de inhoud van de opleiding in het buitenland ontbreekt. De
Trajectkeuze-toets voorziet de instelling van aanvullende informatie omtrent
de snelheid waarmee een cursist het Nederlands zal leren en helpt op die
manier bij het maken van een juiste trajectkeuze.
Geschiktheid specifieke Aangezien de doelgroep over het algemeen nauwelijks Nederlands zal
doelgroep: spreken is er een algemene instructie in 14 talen en wordt in de toets intensief
gewerkt met voorbeelden. Cursisten hoeven het Nederlands (nog) niet te

30  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


beheersen, maar dienen gealfabetiseerd te zijn in het Latijnse schrift.
Bij deze toets kunnen vragen gesteld worden t.a.v. zowel de predictieve
validiteit als de partijdigheid (differentiële predictie). Wat is de relatie tussen
toetsscore en het criterium ´snelheid in het traject´? (validiteit). Is deze relatie
voor alle etnische groepen hetzelfde? (indien niet dan is de toets partijdig).
De vaardigheden die worden gemeten zijn (ook) onderwijsafhankelijk en
voorspellen mogelijkerwijs het criterium ´snelheid´ onvoldoende goed.
Onduidelijk is m.a.w. in hoeverre ´cultural bias´ een rol speelt bij deze toets.
Het niet-talige figuratieve karakter (analogieën; reeksen; ordenen; symbolen)
vrijwaart de test niet van ´partijdigheid´.

31  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.4 Intaketoets Studievaardigheid voor NT2 trajecten (1996)

Omschrijving: De Intaketoets Studievaardigheid is een korte toets die helpt bij het maken
van een keuze voor een langzaam of een sneller NT2-traject. Hij bestaat uit
een verzameling opdrachten die zich richten op verschillende ondersteunende
vaardigheden, zoals‘omgaan met het woordenboek’ of ‘tabellen lezen’.
Hiermee kan bepaald worden hoe studievaardig men is en hoe het leertempo
is. De toets is in 1993 voor het eerst op de markt gebracht, als onderdeel van
de Intaketoets NT2. In 1996 is de Intaketoets Studievaardigheid met een
parallelversie uitgebreid en als zelfstandige toets uitgegeven. Doordat er twee
parallelle versies bestaan, kan de toets op twee momenten in een
intakeprocedure ingezet worden en kan ook de voortgang in
studievaardigheid onderzocht worden.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Het meten van de studievaardigheid om vast te stellen of een cursist een
aantal deelvaardigheden beheerst die ondersteunend zijn voor het
taalleerproces en voor het functioneren in een cursus. Op basis van de score
kan een kandidaat in een langzaam of snel traject worden geplaatst.
Doelgroep: De Intaketoets Studievaardigheid is ontwikkeld voor niet-Nederlandstalige
cursisten in NT2-trajecten, die het lezen minstens op NT2-niveau 1
beheersen.
Gebruikers: Meerdere ROC´s.
Kosten: Docentenmap met handleiding € 26,09; Hulppakket docent 12,48;
Cursistboekje € 1,47. Verdere informatie op te vragen bij Bureau ICE.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een
cursistboekje nodig. Paper & pencil test.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de
testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en
bestaat uit een docentenmap, met een handleiding, afname-instructie,
nakijkmateriaal, persoonlijk intakedossier en een docentexemplaar van beide
toetsversies met de goede antwoorden, cursistmateriaal en een hulppakket
voor de docent.
Gebruikswaarde: De Intaketoets Studievaardigheid is een korte toets die uit twee parallelle
versies van elk 36 items bestaat. De toets geeft een beeld van bepaalde
studievaardigheden en het leertempo. Doordat cursisten tweemaal getoetst
kunnen worden kan de voortgang in studievaardigheid getoetst worden.
Geschiktheid specifieke De Intaketoets Studievaardigheid kan worden ingezet bij nieuwkomers die al
doelgroep: een zeker NT2-niveau hebben (Lezen NT2-niveau 1). Onduidelijk is in
hoeverre ´cultural bias´ een rol speelt bij plaatsing in een (te lage of te hoge)
niveaugroep op basis van deze vaardighedentoets. Vaardigheden als ‘omgaan
met het woordenboek’ of ‘tabellen lezen’ zijn onderwijsafhankelijk en
hoeven geen goede voorspeller van ´leertempo´ te zijn.

32  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.5 Niveau Vorderingen Toetsen NT2 (NIVOR NT2 Toetsen)

Omschrijving: Met de NIVOR-toetsen NT2 kunnen de vorderingen worden gemeten van


NT2-cursisten voor de vaardigheden Spreken, Luisteren, Lezen en Schrijven.
Er zijn NIVOR-toetsen op drie niveaus. Op ieder niveau en voor iedere
vaardigheid bestaat een toetsserie uit vier kopieerbare toetsen die opklimmen
in moeilijkheidsgraad. Per vaardigheid bestaat de NIVOR dus uit twaalf
toetsen. Qua NT2-niveau sluiten de toetsen aan bij het Referentiekader NT2.
NIVOR toetsniveau 3 komt overeen met NT2-niveau 3 van het
Referentiekader NT2 en dat komt weer overeen met Staatsexamen NT2
programma I.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Doel: Het meten van de vorderingen van NT2-cursisten.
Doelgroep: De NIVOR-toetsen zijn toepasbaar bij NT2-cursisten vanaf begin niveau 1
(niet spreekvaardig in het Nederlands, wel gealfabetiseerd in het Latijnse
schrift) tot en met eind niveau 3.
Gebruikers: Diverse ROC’s.
Kosten: Totaalpakket € 336,93.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Alleen schriftelijke afname
mogelijk (niet geautomatiseerd).Het is niet noodzakelijk om op ieder niveau
alle toetsen één voor één af te nemen. Omdat er voor elk niveau vie r toetsen
zijn, kan er op flexibele wijze getoetst worden. De vier toetsen per niveau
bestaan uit drie vorderingentoetsen en één afsluitende toets. Bij een groep
snelle (hoog opgeleide) cursisten kan vaak volstaan worden met het afnemen
van één van de vorderingentoetsen en de afsluitende toets. Citogroep beveelt
aan om de afsluitende toets altijd bij alle groepen af te nemen. Doordat deze
toets het langst is, levert hij een nauwkeurigere meting op dan de drie andere
toetsen, waardoor het meest geschikt is om te bepalen of een cursist het
betreffende niveau beheerst.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de
testafname en het nakijken van het materiaal. De luister- en leestoetsen
bestaan uit meerkeuzevragen. De spreek- en schrijftoetsen kunnen
beoordeeld worden met een correctievoorschrift dat in een handleiding is
opgenomen. Voor alle toetsen geldt dat de door de cursist behaalde score
vertaald kan worden naar het beheersingsniveau waarop de toets betrekking
heeft. De toetsscores zijn per niveau onderling vergelijkbaar.
Gebruikswaarde: De NIVOR is geschikt om vorderingen te monitoren van NT2-cursisten van
begin tot eind voor de in het Latijnse schrift gealfabetiseerde inburgeraars.
De toets is ook geschikt voor niveaubepaling en kan ingezet worden voor
interne kwaliteitsbewaking en externe verantwoording aan een
opdrachtgever.
Geschiktheid specifieke Met de NIVOR-toetsen kunnen de vorderingen worden gemeten van NT2-
doelgroepen: cursisten vanaf begin niveau 1 (niet spreekvaardig in het Nederlands, wel
gealfabetiseerd in het Latijnse schrift) tot en met eind niveau 3 voor de
vaardigheden

33  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.6 Trajecttoetsen NT2 2000/2002

Omschrijving: Met de Trajecttoetsen NT2 kunnen de vorderingen worden gemeten van


NT2-cursisten voor de vaardigheden Spreken, Luisteren, Lezen en Schrijven.
De Trajecttoetsen NT2 bestaan uit twee series toetsen. De serie L is voor
cursisten zonder of met weinig leerervaring. De toetsen uit de serie L kunnen
o.m. worden ingezet voor uitstroom naar beroepsopleidingen op niveau 1, 2
en 3 van de Kwalificatiestructuur Beroepsopleidingen. De serie S is voor
cursisten met gemiddeld tot veel leerervaring. Er zijn voortgangstoetsen voor
alle NT2-niveaus. Beide series beginnen ‘onder niveau 1’.
De Trajecttoetsen zijn gerelateerd aan de standaard NT2-niveaus.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Het meten van de voortgang van NT2-cursisten.
Doelgroep: De Trajecttoetsen zijn toepasbaar bij NT2-cursisten net ‘onder niveau 1’.
Gebruiker: Diverse ROC’s.
Kosten: Informatie op te vragen bij Bureau Interculturele Evaluatie.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Schriftelijke afname.
De opzet van de series toetsen verschilt per vaardigheid. De serie L van de
vaardigheden Lezen en Schrijven bevat meer toetsen, waardoor vorderingen
tot het eindniveau (3 – 4) in kleinere stapje gemeten kunnen worden. Binnen
de serie S worden grotere stappen gezet; hierbij worden per toets twee
niveaus gemeten. Bij Luisteren en Spreken is per niveau een toets
ontwikkeld. Er wordt per toets een uitspraak gedaan over de beheersing van
een niveau.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de
testafname en het nakijken van het materiaal. Het materiaal is gedrukt en
bestaat o.m. uit een docentenmap, met een handleiding, afname-instructie en
nakijkmateriaal, cursistmateriaal en een hulppakket voor de docent.
Gebruikswaarde: De Trajecttoets is geschikt om vorderingen te monitoren van NT2-cursisten
van begin tot eind voor de in het Latijnse schrift gealfabetiseerde
inburgeraars. De toets kan ingezet worden voor interne kwaliteitsbewaking
en externe verantwoording aan een opdrachtgever
Geschiktheid specifieke De Trajecttoets is geschikt voor NT2-cursisten net ‘onder niveau 1’.
doelgroepen:

34  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.7 NT2 Profieltoets

Omschrijving: Een toets voor taalvaardigheid om het inburgeringsprogramma mee af te


sluiten. Van de NT2 Profieltoets is twee maal per jaar een nieuwe versie
beschikbaar waarin ongeveer een kwart van de opgaven vernieuwd is. De
toets geeft de taalvaardigheid van inburgeraars aan afgezet tegen de niveau-
omschrijvingen uit het Referentiekader NT2. De NT2 Profieltoets heeft een
bereik van NT2-niveau 1 t/m 3. De onderdelen van de toets zijn: lezen,
schrijven, luisteren en spreken. De instelling kan zelf bepalen voor elke
vaardigheid welke variant aan de cursist wordt voorgelegd.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Doel: Het vaststellen van het taalvaardigheidsniveau aan het eind van het
inburgeringstraject. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt voor
het uitzetten van een vervolgtraject voor de inburgeraar.
Doelgroep: Inburgeraars.
Organisatie: Meerdere ROC´s.
Kosten: De Toets wordt gratis ter beschikking gesteld aan ROC’s, die
verantwoordelijk zijn voor de afname van de toets.
Toepasbaarheid : Per vaardigheid bestaat het toetspakket uit een handleiding, opgavenboekjes,
cd’s (voor Luisteren en Spreken), correctievoorschriften en scoreformulieren.
Met behulp van de handleiding kan de docent zelf de afname uitvoeren. De
afnemende instelling moet zich houden aan de richtlijnen van de ‘Onderwijs-
en toetsregeling Inburgering’ verkrijgbaar via Cinop of te bekijken op
Internet www.bvenet.nl.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De handleiding levert voldoende uitleg over de
testafname en het nakijken van het materiaal. Opgavenboekjes zijn geprint.
Gebruikswaarde: Met de toets kan het profiel van de taalvaardigheid van een cursist
vastgesteld worden; het profiel vormt qua taalvaardigheid een goede basis
voor het vaststellen van een passend vervolgtraject.
Om te voorkomen dat cursisten opgaven zouden moeten maken die ver
Geschiktheid specifieke boven of onder hun niveau liggen, is er een lagere variant en een hogere
doelgroepen: variant. De varianten bevatten voor een gedeelte dezelfde vragen. Het is niet
de bedoeling de cursisten beide varianten te laten maken.

35  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.8 NT2 Profieltoets Alfabetisering (2001)

Omschrijving: Met de NT2 Profieltoets Alfabetisering kan een alfabetiseringstraject worden


afgesloten. Het is een alternatief voor de NT2 Profieltoets, ontwikkeld voor
niet-gealfabetiseerde inburgeraars.De toets vormt een geheel met de
Intaketoets Alfabetisering NT2 (versie 2000). De toets bestaat uit de
volgende onderdelen:
• De Fluencytoets Lezen (hardop lezen) en Schrijven (overschrijven en
dictee) meet bij de cursist de mate van vloeiendheid in het (technisch)
lezen en schrijven.
• De Toets Technische Vaardigheden (auditieve discriminatie, synthese en
analyse, foneem/grafeem koppeling, gebruik van letterclusters) toetst een
aantal vaardigheden die belangrijk zijn voor het alfabetiseringsproces.
Op basis van dit toetsonderdeel kan aangegeven worden waar eventueel
vervolgonderwijs zich bij de betreffende cursist op moet richten.
• Toetsen Luisteren, Spreken, Lezen en Schrijven.

De toetsen sluiten aan bij de gangbare NT2-toetsen: de resultaten van een


cursist kunnen in standaard NT2-niveaus worden geïnterpreteerd. Voor het
maken van de Luister- en Spreektoetsen is geen lees- of schrijfvaardigheid
nodig.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Het vaststellen van de bereikte NT2-niveaus en het beoordelen of en in
hoeverre het alfabetiseringsproces is afgerond.
Doelgroep: Deelnemers aan een alfabetiseringscursus.
Gebruikers: Meerdere ROC’s.
Kosten: Docentenmap met handleiding € 40,84; Set van 4 cassettes in sjabloon €
26,25; Cursistboekjes € 1,47 - € 1,87. Verdere informatie op te vragen bij
Bureau ICE.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een
cursistboekje nodig. Schriftelijk af te nemen test (niet geautomatiseerd).
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die
voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal levert.
Het materiaal bestaat uit de Docentenmap met handleiding (met een
beschrijving van het materiaal en de verantwoording van de toets), de
afname-instructie, beoordelingsmodellen en sleutels, cassettes voor
mondeling aangeboden toetsen, een voorbeeld van een persoonlijk dossier en
voorbeelden van (opgaven uit) elk toetsboekjes. Er zijn vier cassettes voor
Luisteren/Spreken, Luisteren, Spreken en Technische Vaardigheden. Het
cursistmateriaal bestaat uit diverse opgavenboekjes. Opgavenboekjes zijn
geprint.
Gebruikswaarde: De NT2 Profieltoets Alfabetisering is goed bruikbaar bij het vaststellen van
het taalvaardigheidsprofiel van de cursist na afsluiting van een
alfabetiseringstraject. Op basis van de toets Technische Vaardigheden kan
aangegeven worden waar vervolgonderwijs zich bij de betreffende cursist op
moet richten.
Geschiktheid specifieke De NT2 Profieltoets Alfabetisering is speciaal ontwikkeld voor niet-
doelgroepen: gealfabetiseerde inburgeraars.

36  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.9 MO Profieltoets

Omschrijving: Volgens de WIN moet het inburgeringsprogramma voor het onderdeel MO


worden afgesloten met een toets. Dit kan de MO Profieltoets zijn. De MO
Profieltoets is, evenals de NT2 Profieltoets, alleen bedoeld voor cursisten die
deelnemen aan het inburgeringsonderwijs in het kader van de WIN.
De MO Profieltoets bestaat uit een cd-rom met het toetsprogramma en een
gebruikershandleiding. Het toetsprogramma bevat twee modules. De module
Toetsbeheer is bestemd voor de docent. In deze module worden de
cursistgegevens en de toetsresultaten bijgehouden. De Module Toetsspeler is
de eigenlijke toets. De toetsopgaven zijn opgebouwd uit beeldmateriaal in de
vorm van foto’s en afbeeldingen. Bij elke opgave wordt een gesproken
toelichting gegeven. Voor het maken van de toets is enige muisvaardigheid
vereist. Voorafgaand aan de toets krijgen de kandidaten uitleg over het
programma en kunnen ze oefenen met een paar voorbeeldopgaven. De toets
bestaat uit een basistoets van 28 opgaven en 5 subtoetsen van elk zes
opgaven. Iedere inburgeraar maakt in ieder geval de basistoets en kiest
daarna twee van de vijf subtoetsen. De onderwerpen die in de basistoets aan
bod komen zijn: werk en inkomen, wonen, gezondheid, verkeer en vervoer
en ‘overig’. De onderwerpen van de subtoetsen zijn: onderwijs, gezondheid,
vrije tijd, kinderen en belastingen.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: Het afsluiten van het programma MO.
Doelgroep: Inburgeraars.
Gebruikers: Meerdere ROC’s.
Kosten: De Toets wordt gratis ter beschikking gesteld aan de ROC’s, die
verantwoordelijk zijn voor de afname van de toets..
Toepasbaarheid : Gemakkelijk zelf af te nemen. De afnemende instelling moet zich houden aan
de richtlijnen van de ‘Onderwijs- en toetsregeling Inburgering’ verkrijgbaar
via Cinop of te bekijken op Internet www.bvenet.nl.
De toetsopgaven zijn opgebouwd uit beeldmateriaal in de vorm van foto’s en
(vereenvoudigde) afbeeldingen. Bij elke opgave wordt een gesproken
toelichting gegeven. De toets wordt alleen in het Nederlands uitgebracht.
Voor het maken van de toets is enige muisvaardigheid vereist. Voorafgaand
aan de toets krijgen de kandidaten uitleg over het programma en kunnen ze
oefenen met een paar voorbeeldopgaven.
Kwaliteit: Er is een handleiding
Gebruikswaarde: De MO Profieltoets is goed bruikbaar bij het vaststellen van de kennis over
de Nederlandse Maatschappij op een aantal relevante terreinen. Wel is,
gezien de gesproken uitleg op de cd-rom, enige muisvaardigheid en een
NT2-niveau 2 vereist.
Geschiktheid specifieke De gesproken uitleg op de cd-rom is niet voor alle cursisten even
doelgroepen: gemakkelijk te volgen. Vereist NT2-niveau 2.

37  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.10 Intaketoets Beroepsopleidingen (1997) Ook op cd-rom (ROC-toets 1)

Omschrijving: De Intaketoets Beroepsopleidingen (IBO) is een instrument dat kan helpen bij
het toelaten van deelnemers tot het beroepsonderwijs, op basis van hun taal-,
reken- en studievaardigheid, gerelateerd aan een bepaalde vakrichting.
De toets is ook beschikbaar op CD-rom. Er zijn toetsseries voor de volgende
vakrichtingen: Administratie, Consumptief, Techniek, Verzorging, Handel,
Confectie. Daarnaast is er een pakket voor kandidaten die nog geen
vakrichting gekozen hebben. Per vakrichting bestaat de toetsserie uit vier
onderdelen: Nederlands Algemeen (algemene taalvaardigheid, voor alle
vakrichtingen gelijk), Nederlands vakspecifiek, Rekenen vakspecifiek en
Studievaardigheid (voor alle vakrichtingen gelijk). De onderdelen Nederlands
sluiten aan bij de niveaus volgens de Kwalificatie structuur
Beroepsonderwijs.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: De Intaketoets Beroepsopleidingen is een toetsbatterij die op vele instellingen
wordt gebruikt als hulpmiddel bij de toelating en plaatsing van cursisten in
verschillende vakrichtingen binnen het Beroepsonderwijs
(BeroepsBegeleidende Leerwegen (BBL) of BeroepsOpleidende Leerwegen
(BOL) van niveau 1 t/m niveau 3 van de Kwalificatiestructuur voor het
Beroepsonderwijs).
Doelgroep: De IBO meet niet alleen taal- en rekenvaardigheid, maar ook
studievaardigheid en is geschikt voor leerlingen die naar het
Beroepsonderwijs willen doorstromen.
Gebruikers: Meerdere ROC’s.
Kosten: Bijvoorbeeld Handel: Docentenmap met handleiding: € 89,62; Hulppakket
docent € 39,71; Cursist opgavenboekjes € 1,00 - € 1,77. Verder informatie op
te vragen bij Bureau ICE.

Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Per cursist is een


Cursistboekje nodig. Zowel schriftelijke afname als op CD-rom.
De toets op CD-rom is zo vormgegeven dat er van de kandidaat een minimale
computerervaring wordt gevraagd. De werking van het programma wordt in
een toetsinstructie met enkele oefenopgaven aan de kandidaat uitgelegd. Alle
gesloten vragen worden bij de geautomatiseerde versie automatisch gescoord.
Dit zijn zowel meerkeuzevragen als invulopgaven. De toetsen Nederlands
Algemeen en Rekenen worden geheel en de toetsen Nederlands Vakspecifiek
en Studievaardigheid worden gedeeltelijk automatisch nagekeken. Dit le vert
tijdswinst op voor de docent. De docent hoeft alleen enkele opgaven te
beoordelen die de computer niet kan scoren, met name schrijfopgaven.

Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die


voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal levert.
Het materiaal van de schriftelijke versie bestaat per studierichting uit een
Docentenmap, met een handleiding, een afname-instructie, nakijkmateriaal,
een docentexemplaar van de betreffende toetsboekjes met goede antwoorden,
Cursistmateriaal en Hulppakket docent. Alle boekjes zijn geprint.

38  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Gebruikswaarde: De IBO geeft aan:
• Of een kandidaat over voldoende taal-, reken- en studievaardigheid
beschikt om een kwalificerende opleiding op een bepaald niveau te
kunnen volgen;
• Of een kandidaat geschikt is voor de opleiding op het niveau daaraan
voorafgaand.
De IBO is derhalve bruikbaar bij de plaatsing van (half) gevorderde
nieuwkomers in een vervolg/duaal opleidingstraject.
De IBO is geschikt voor zowel autochtone als allochtone kandidaten. De IBO
Geschiktheid specifieke taal- en studievaardigheidstoetsen zijn niet geschikt voor nieuwkomers die de
doelgroepen: Nederlandse taal nog onvoldoende beheersen. De rekentoets kan wel ingezet
worden op de allerlaagste niveaus van beheersing van de Nederlandse taal.

39  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.11 Internationale Schakel-Klassen (ISK) Toetsen (1999)

Omschrijving: Deze toetsbatterij bestaat uit een samenhangende reeks NT2-toetsen die
tezamen ingezet kunnen worden bij de intake, de voortgang en de
doorverwijzing van allochtone leerlingen op het niveau van de Internationale
Schakel-Klassen (ISK).
De toetsbatterij bestaat uit onder meer een Plaatsingstoets, vier
Voortgangstoetsen en twee parallelle Uitstroom toetsen. In iedere toets zitten
opgaven voor de vaardigheden Luisteren, Lezen en Schrijven. De vier
Voortgangstoetsen lopen op in moeilijkheidsniveau en geven tezamen het
NT2-traject aan dat de ISK-leerling (nog) moet afleggen om probleemloos te
kunnen doorstromen naar vervolgonderwijs.
Daarnaast bevat de toetsbatterij twee diagnostische toetsen (Dictee en
Klanken herkennen) en drie spreektoetsen, bedoeld voor individuele afname
in de Basisfase, de Tussenfase en de Schakelfase.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Doel: Toetsbatterij NT2 voor intake en voortgang binnen ISK en doorverwijzing
naar vervolgonderwijs (regulier of BVE) van allochtone leerlingen.
Doelgroep: Leerlingen (12 – 18 jaar) in Internationale Schakel-Klassen en Asiel Zoeker
Centra waar NT2 lessen worden verzorgd.
Gebruikers: Diverse ROC’s en Gemeenten.
Kosten: totaalpakket € 174,71.
Toepasbaarheid : Individuele en groepsgewijze afname mogelijk. Alleen schriftelijke afname
moegelijk. Elke Voortgangstoets kan in een lesuur worden afgenomen. De
afnameduur van de Plaatsings- en Uitstroomtoets bedraagt twee lesuren. De
afnameduur van de diagnostische en spreektoetsen is ongeveer 20 minuten
per toets.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De toetspublicatie gaat vergezeld van een
handleiding. Deze levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken
van het materiaal.Het totaalpakket omvat negen kla ssikale toetsen, drie
spreektoetsen (individuele afname), de cassettebandjes met de benodigde
geluidsfragmenten voor de onderdelen Luistervaardigheid en de handleiding.
De handleiding bevat onder meer een Vorderingenstaat waarop per leerling
de toetsscores in de loop van het leertraject kunnen worden geregistreerd, en
een Doorstroomformulier waarop de relevante toetsgegevens kunnen worden
genoteerd met het oog op doorverwijzing naar andere educatieve instellingen.
Alle voor leerlingen benodigde materialen zijn kopieerbaar.
Gebruikswaarde: De ISK-toetsen zijn geschikt voor de intake en voortgangstoetsing binnen
ISK en doorverwijzing naar vervolgonderwijs (regulier of BVE) van
allochtone leerlingen.
Geschiktheid specifieke Toetsbatterij voor intake, voortgang en doorverwijzing van allochtone
doelgroepen: leerlingen.

40  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.12 STAAL, Schriftelijke TaalVaardigheid Allochtone en Autochtone Leerlingen

Omschrijving: STAAL is een toetsbatterij Taalvaardigheid voor het VMBO. De toets


bestaat uit vier onderdelen:
- Entreetoets
- Localiserende toetsen
- Diagnostische toetsen
- Uitstroomtoets

Entreetoets met opgaven Lezen, Schrijven, Woordenschat en


Studievaardigheden, om te bepalen of de taalvaardigheid van de leerling in
de buurt ligt van die van de gemiddelde autochtone leerling in de eerste klas
van het vmbo.
Localiserende toetsen voor de verschillende onderdelen Lezen, Schrijven,
Woordenschat en Studievaardigheden. Bedoeld om na te gaan of een lage
score op (onderdelen van) de Entreetoets is terug te voeren op een van de
bovengenoemde vaardigheden.
Diagnostische toets: als vervolg op de localiserende toetsen, bedoeld om na
te gaan met welke aspecten van Lezen, Schrijven, Woordenschat en/of
studievaardigheden een leerling problemen heeft.
Uitstroomtoets, om na te gaan of de taalvaardigheid van de leerling is
verbeterd.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Doel: Het bepalen van de taalvaardigheid van leerlingen die het vmbo in willen
stromen.
Doelgroep: Allochtone (onderinstromende) en taalzwakke autochtone leerlingen in het
vmbo.
Gebruikers: Meerdere onderwijsinstellingen.
Kosten: Totaalpakket, inclusief handleiding € 158,82.
Toepasbaarheid : Eenvoudige beoordeling volgens bijgeleverde aanwijzingen: handleiding
geeft voldoende informatie voor instructie, afname, scoring en interpretatie.
Alle cursistenboekjes zijn kopieerbaar. Entreetoets: klassikale afname (in
september), afnameduur één lesuur. Localiserende toetsen: individuele
afname (in september/oktober), afnameduur per toets één lesuur.
Diagnostische toetsen: individuele afname (door gehele jaar heen), 15 min.
per toets. Uitstroomtoets: klassikale afname in mei; afnametijd één lesuur.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. De toetspublicatie gaat vergezeld van een
handleiding. Deze levert voldoende uitleg over de testafname en het nakijken
van het materiaal.
Gebruikswaarde: Bij duale trajecten NT2/opleidingsmodules VMBO.
Geschiktheid specifieke Niet geschikt voor beginnende NT2-cursisten.
doelgroepen:

41  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.13 TTR, Tempo Test Rekenen (1992)

Omschrijving: De TTR is een schooltoets die rekenvaardigheid, voor zover het de


elementaire bewerkingen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen en delen
betreft, meet.
Schooltoets bestaand uit formulier met vijf kolommen met ieder 40 sommen.
Langzaam opklimmende moeilijkheidsgraad.
Verkrijgbaarheid: Via de testuitgever Swets & Zeitlinger.
Doel: Kan in het volwassenenonderwijs gebruikt worden voor het vaststellen van
het instapniveau.
Doelgroep: Leerlingen basisonderwijs, basisvorming, (voortgezet) speciaal onderwijs,
basiseducatie (volwassenenonderwijs/ alfabetisering).
Gebruikers: Meerdere ROC’s.
Kosten: Op te vragen bij Swets & Zeitlinger.
Toepasbaarheid : Wijze van afnemen: individueel en groepsgewijs. Afname door leerkracht.
Afnameduur, inclusief scoring en interpretatie: 15 minuten. Berekening
totaal goed over alle kolommen en vergelijking hiervan met de nromgroepen.
Dit geeft een overzicht van de onderdelen waarop een leerling onder of
boven de verwachting scoort. Er worden aanwijzingen gegeven voor de
interpretatie op individueel niveau.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die
voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal levert.
Gebruikswaarde: Bepalen van het instapniveau rekenvaardigheid bij duale NT2-trajecten.
Geschiktheid specifieke Geschikt voor het volwassenenonderwijs.
doelgroepen:

42  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.14 INTAKE, Intaketoets Rekenen en Wiskunde, niveau 1 t/m 3 (1996)

Omschrijving: INTAKE meet de reken-/wiskundevaardigheid op drie verschillende niveaus.


De toets heeft 25 zowel open als gesloten opgaven. In de eerste fase krijgt
elke cursist dezelfde 12 opgaven (moeilijkheidsgraad niveau 2). Afhankelijk
van het resultaat krijgt de cursist in de tweede fase 13 opgaven met een lager
niveau (1 en 2) of een hogere moeilijkheidsgraad (2 en 3). De niveaus komen
overeen met niveaus 1 t/m 3 van de “Eindtermen Educatie”. De items komen
uit de opgavenbank rekenen en wiskunde van het Cito.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Doel: De toets wordt gebruikt voor plaatsing in niveaugroepen van laag opgeleide
volwassenen voor cursussen rekenen en wiskunde in de
Volwasseneneducatie (BVE).
Doelgroep: Laagopgeleide volwassenen, al dan niet anderstalig, in de BVE.
Gemeente: Meerdere ROC’s.
Kosten: Op te vragen bij Citogroep.
Toepasbaarheid : Afname en interpretatie door docenten BVE. Wijze van afnemen:
groepsgewijs. Duur afname: 1 tot 1.5 uur; scoring: ca. 10 min.; interpretatie:
ca. 5 min. De opgavenbladen zijn kopieerbaar.
Kwaliteit: De toets is gestandaardiseerd. Er wordt een handleiding bijgeleverd die
voldoende uitleg over de testafname en het nakijken van het materiaal le vert.
INTAKE is opgenomen in de COTAN-gids en krijgt daar op meerdere
aspecten een voldoende beoordeling.
Gebruikswaarde: De INTAKE is niet geschikt voor nieuwkomers/beginners NT2 die onder
NT2-niveau 1 zitten. Verderop in het traject is hij eventueel br uikbaar voor
aanvullende toetsing. Het kan gaan om plaatsing in opleidingsmodules
rekenvaardigheid of plaatsing in opleidingsrichtingen die een bepaalde
rekenvaardigheid vereisen
Geschiktheid specifieke Een leesvaardigheidsniveau van NT2-niveau 1 is vereist .
doelgroepen:

43  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.15 DIALANG (2001)

Omschrijving: Dialang is een geautomatiseerd programma waarmee men zichzelf kan


toetsen in lezen, schrijven, luisteren, grammatica en woordenschat in
verschillende talen. Dialang wil flexibele hulp verschaffen aan iedereen die
een taal leert. Er worden toetsen aangeboden in 14 talen (Engels, Fins,
Nederlands, Italiaans, Spaans, Frans, Grieks, Iers, Ijslands, Noors, Portugees,
Deens, Duits en Zweeds). Met Dialang kan men de sterke en zwakke kanten
van de eigen beheersing van een (vreemde) taal onderzoeken en nagaan wat
het niveau van taalvaardigheid is. Het taalbeoordelingssysteem dat aan de
Dialang ten grondslag ligt is gebaseerd op het “Gemeenschappelijke
Europees Referentiekader”. Dit houdt weer een verband met het
Referentiekader NT2
Verkrijgbaarheid: Dialang is ontwikkeld door 20 Europese instellingen, met ondersteuning van
de Europese Commissie en de Raad van Europa. Gratis down te loaden via
www.dialang.org
Doel: Mensen helpen een (vreemde) taal te leren. Het maakt de gebruiker bewust
van het niveau van taalbeheersing en wat zijn kennis van een taal precies
inhoudt.
Doelgroep: Iedereen die een (vreemde) taal wil leren
Gebruikers: n.v.t.
Kosten: Gratis.
Toepasbaarheid : Dialang is verkrijgbaar op CD-ROM (zie website) of vanaf internet te
downloaden. De down te loaden software heeft een omvang van 12 MB en
het downloaden duurt ongeveer vijf minuten via een T1-verbiding en
ongeveer 50 minuten met een 56K modem.
Kwaliteit: De taaltoetsen zijn zorgvuldig samengesteld en gevalideerd. Er is geen
handleiding.
Gebruikswaarde: In Open Leer Centra (OLC), bij e-learning thuis, als oefenmateriaal NT2 (als
men de Nederlandse taaltoetsen maakt). Ook om ‘test-wiseness’ op te doen
als de toetsen in de eigen taal gemaakt worden.
Geschiktheid specifieke Men kan voor de instructie en feedback kiezen uit een van de veertien talen;
doelgroepen: dat hoeft niet de taal van de toetsen te zijn. Voor nieuwkomers die een van de
Europese talen beheersen (bijvoorbeeld Engels, Frans of Spaans) aardig om
een keer te proberen.

44  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.16 ItemDito (2002)

Omschrijving: ItemDito is een computergestuurd adaptief toetspakket NT2. Met dit


toetspakket kan per computer de lees- en luistervaardigheid NT2 worden
getoetst.
Met ItemDito kan het niveau aan het begin, tijdens en aan het einde van een
NT2-traject worden vastgesteld en geregistreerd. Er worden vier
vaardigheden getoetsts: lezen, schrijven, spreken en luisteren. De vaardigheid
lezen kan volledig adaptief getoetst worden: bij adaptief toetsen bepaalt het
antwoord van de kandidaat steeds het niveau van de volgende vraag. De
eindscore wordt automatisch omgezet in het behaalde NT2-niveau en
geregistreerd bij de gegevens van de kandidaat. Er zijn ook toetsen in
ontwikkeling voor leer- en studievaardigheid en rekenvaardigheid.
Verkrijgbaarheid: Bureau Interculturele Evaluatie, postbus 4, 4033 ZG Lienden, tel. 0344 –
603434, e-mail: info@bureau-ice.nl, homepage: www.bureau-ice.nl
Doel: De toetsen van Itemdito zijn bedoeld voor de leerstofonafhankelijke toetsing
van het NT2-niveau bij de intake, de voortgang en de afsluiting van het NT2-
traject.
Doelgroep: NT2 leerders
Gebruikers: ?
Kosten: Op te vragen bij Bureau ICE, afdeling voorlichting, tel 0344 – 603434, e-
mail: info@bureau-ice.nl
Toepasbaarheid : ItemDito bestaat uit een gedeelte voor de kandidaat en een gedeelte voor de
docent (toetsbeheerder). Het deel voor de kandidaat is gebruikersvriendelijk
en afgestemd op kandidaten die niet gewend zijn om met computers te werk,
wat bij inburgeraars van belang kan zijn. Er is een algemene instructie die
direct via de on-line help kan worden opgeroepen. Het toetsbeheer bevat
onder meer mogelijkheden voor:
- Registratie en beheer van toetsresultaten
- Het genereren van overzichten en rapportages
- Het toewijzen van geschikte toets(niveaus) aan kandidaten
- Het beoordelen van opgaven die niet automatisch gescoord kunnen
worden (schrijfopdrachten)
Kwaliteit: De opgaven van de toetsen zijn afkomstig uit de geschaalde itembanken van
Bureau ICE.
Gebruikswaarde: Geschikt voor afname bij grote aantallen kandidaten. Minder nakijkwerk
voor de docent/toetsbeheerder. Leerervaring op doen met het werken op de
computer. Docentonafhankelijke toetsing in OLC of e-learning mogelijk.
Bevordert zelfstandig werken.
Niet geschikt voor nieuwkomers op absoluut beginnersniveau, wel verderop
in het traject.
Geschiktheid specifieke ItemDito kan gebruikt worden bij een verlengde intake van inburgeraars bij
doelgroepen: NT2-trajecten.

45  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.17 NT2 -CAT Lezen en Luisteren (2002)

Omschrijving: NT2-CAT Lezen en NT2-CAT Luisteren zijn twee computergestuurde


adaptieve toetspakketten NT2. Met deze toetspakketten kan per computer de
lees- en luistervaardigheid NT2 worden getoetst. De pakketten bestaan uit
intake- en vorderingentoetsen.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Doel: NT2-CAT Lezen en Luisteren zijn geschikt als:
Intaketoets, om vast te stellen op welk NT2-niveau een instromende cursist
functioneert;
Vorderingentoets, om na te gaan of een cursist de lees- of luistervaardigheid
van een bepaald NT2-niveau beheerst.
Doelgroep: NT2-CAT Lezen en Luisteren zijn bedoeld voor de NT2-niveaus 1, 2 en 3 in
de volwasseneneducatie.
Gebruikers: ?
Kosten: De toetspakketten kosten per stuk € 1.375,- standaard per jaar voor een
licentie voor de hele unit Educatie van een ROC. Daarnaast wordt een prijs
per afname per kandidaat berekend (ca. tussen de € 2,50 en € 1,-). Deze
afnameprijs wordt steeds minder naarmate de test meer afgenomen wordt.
Toepasbaarheid : NT2-CAT bestaat uit een gedeelte voor de kandidaat (toetsmodule) en een
gedeelte voor de docent (administratiemodule). Het deel voor de kandidaat is
gebruikersvriendelijk en afgestemd op kandidaten die niet gewend zijn om
met computers te werk, wat bij de intake van belang is. Het toetsbeheer bevat
onder meer mogelijkheden voor:
- Registratie en beheer van toetsresultaten
- Het plannen van toetsafnamen
- Het volgen van de vorderingen van cursisten
Kwaliteit: Het pakket bestaat uit de volgende onderdelen:
- Een opgavenbank met honderden geselecteerde opgaven
- Een toetsmodule
- Een administratiemodule om toetsafnames te plannen en de
vorderingen van de cursisten te volgen
- Een handleiding
- Een computergestuurde audiovisuele instructie voor de cursist
Gebruikswaarde: Geschikt voor afname bij grote aantallen kandidaten. Minder nakijkwerk
voor de docent/toetsbeheerder. Leerervaring op doen met het werken op de
computer. Docentonafhankelijke toetsing in OLC of bij e-learning mogelijk.
Bevordert zelfstandig werken.
Niet geschikt voor nieuwkomers op absoluut beginnersniveau, wel verderop
in het traject.
Geschiktheid specifieke Minimum niveau NT2 vereist voor NT2-CAT Lezen en Luisteren is NT2-
doelgroepen: niveau 1. De pakketten zijn derhalve niet geschikt voor absolute beginners.

46  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.2.18 WISCAT (2002)

Omschrijving: WISCAT is een computergestuurd adaptief toetspakket voor rekenen en


wiskunde voor de volwasseneneducatie. De opgaven zijn gebaseerd op de
KSE-eindtermen van niveau 1 t/m 3.
Verkrijgbaarheid: Citogroep, Postbus 1034, 6801 MG Arnhem, tel: 026 352 10 99, fax: 026 352
11 35, e-mail: klantenservice@citogroep.nl website: www.citogroep.nl
Cinop,
Doel: WISCAT is geschikt als:
• Intaketoets, om snel een indicatie te krijgen over het KSE-niveau van een
instromende cursist;
• Niveauvorderingentoets, om na te gaan in hoeverre een cursist de
eindtermen van een bepaald KSE-niveau beheerst en of een cursist op
een bepaald moment een achterstand heeft.
Doelgroep: Volwasseneneducatie.
Gemeente: Het Koning Willem I College, ’s-Hertogenbosch.
Kosten: WISCAT kost eenmalig € 2.500,-
Toepasbaarheid : WISCAT bestaat uit een gedeelte voor de kandidaat (toetsmodule) en een
gedeelte voor de docent (administratiemodule). Het deel voor de kandidaat is
gebruikersvriendelijk en afgestemd op kandidaten die niet gewend zijn om
met computers te werk. Het toetsbeheer bevat onder meer mogelijkheden
voor:
- Registratie en beheer van toetsresultaten
- Het pla nnen van toetsafnamen
- Het volgen van de vorderingen van cursisten
Kwaliteit: Het pakket bestaat uit de volgende onderdelen:
- Een opgavenbank met 800 geselecteerde opgaven
- Een computerprogramma dat twee soorten toetsen kan afnemen
- Een administratiemodule om toetsafnames te plannen en de
vorderingen van de cursisten te volgen
- Een handleiding
- Een computergestuurde instructie voor de cursist
Gebruikswaarde: Voor plaatsing in opleidingsmodules rekenvaardigheid of plaatsing in
opleidingsrichtingen die een bepaalde rekenvaardigheid vereisen bij duale of
geïntegreerde trajecten. Leerervaring op doen met het werken op de
computer. Docentonafhankelijke toetsing in OLC of bij e-learning mogelijk.
Bevordert zelfstandig werken.
Geschiktheid specifieke De WISCAT is niet geschikt voor nieuwkomers/beginners NT2 die onder
doelgroepen: NT2-niveau 1 zitten. Verderop in het traject is hij bruikbaar voor
aanvullende toetsing.

47  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3 Tests

3.3.1 Sciopos Expert Systeem (1994)

Omschrijving: Een geautomatiseerd testsysteem om capaciteiten, persoonlijkheid en


beroepeninteresse te meten. Het systeem is in het begin van de jaren zestig
ontwikkeld in Israel. De naam Sciopos is opgebouwd uit de Latijnse woorden
‘scire’ en ‘posse’, weten en kunnen. Met Sciopos komt men te weten wat
iemand kan. Sciopos kan gebruikt worden voor personeelsselectie,
competentiemanagement, loopbaanontwikkeling, studie – en
beroepskeuzeadvies, reïntegratie en potentieelbepaling.
Verkrijgbaarheid: Sciopos bv. Klein Amerika 18, 2806 CA Gouda. Tel. 0182 55 52 00; fax
0182 55 52 01. KvK Gouda 33282770. Per half september: Grote Houtstraat
20A, 2011 SN Haarlem. Tijdens samenstellen handleiding nog geen nieuw
tel. nr. bekend. Informatie via karla.oppe laar@sciopos.com of
leontien.vermeul@sciopos.com
Doel: De kandidaat wordt op interactieve wijze getest hetgeen resulteert in een
profiel van capaciteiten, persoonlijkheid en interesses. De testmodules zijn
ook apart in te zetten.
Doelgroep: Volwassenen vanaf V(M)BO-niveau.
Gemeente: AOB Limburg voor fase 4 werklozen; Plexus Arbeidsintegratie te
Apeldoorn.
Kosten: De kosten zijn afhankelijk van de hoeveelheid afgenomen tests in een jaar.
Verdere informatie bij leontien.vermeul@sciopos.com
Toepasbaarheid : Sciopos traint en ondersteunt gebruikers in de toepassing van het systeem.
Daardoor kunnen niet-psychologen eveneens leren werken met het systeem.
Dit betreft een driedaagse training met hieraan gekoppeld een
certificeringstraject. Afnameduur capaciteitentest: 1,5 uur. De afname van de
totale test duurt ongeveer 4 uur, afhankelijk van de snelheid van werken. Er
is geen schriftelijke versie van de test beschikbaar (alleen geautomatiseerde
versie). Het testsysteem is modulair inzetbaar. Het systeem is sinds december
2001 in Windows beschikbaar en wordt door alle klanten als zodanig
gebruikt. Het is nog niet mogelijk om de test in alle talen af te nemen in de
Windowsversie. Dit kan wel in het Nederlands, Hebreeuws, Engels, Duits en
Italiaans. In Israël is men bezig met de ontwikkeling van een versie in het
Arabisch, Spaans en Frans. Het uitvoeren van psychologisch onderzoek kan
ook aan Sciopos uitbesteed worden.
Kwaliteit: De testbatterij is gestandaardiseerd. Er bestaat een handleiding die instructies
bevat over afname van het systeem.
Gebruikswaarde: De test geeft een indicatie van de cognitieve capaciteiten en
persoonlijkheidseigenschappen van een persoon. Dit kan nuttig zijn als
andere informatie over het cognitieve niveau, zoals diploma’s, ontbreken.
Verder bevat het persoonlijkheidsprofiel informatie over criteria als
zelfstandigheid, assertiviteit, emotionele stabiliteit, vertrouwen in eigen
kunnen, aanvaarden van verantwoordelijkheid en het aanknopen van nieuwe
betrekkingen. Deze persoonlijkheidseigenschappen kunnen in verschillende
vormen van rapportages (automatisch) worden samengevat. De rapportages
zijn eenvoudig in Word te bewerken, zodat eventuele informatie uit andere
bronnen, zoals een interview, bij het uiteindelijke testrapport betrokken kan
worden.
Geschiktheid specifieke Het systeem is vertaald in meerdere vreemde talen, waaronder Duits, Engels,
doelgroepen: Hebreeuws en Italiaans. Het systeem is geschikt voor de lagere niveaus vanaf
V(M)BO t/m Universitair niveau. Het is onduidelijk in hoeverre ‘cultural
bias’ een rol speelt bij de tests uit dit systeem. Er zijn te weinig gegevens
bekend over testuitslagen van allochtone kandidaten. Bij het gebruik van
deze tests bij allochtone doelgroepen dient de nodige voorzichtigheid in acht
te worden genomen.

48  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.2 Multiculturele Capaciteitentest (1999)

Omschrijving: De MCT-M is een capaciteitentest en geeft een overzicht van de capaciteiten


van een persoon, waarbij onder capaciteiten een continuüm wordt verstaan
dat loopt van min of meer zuivere aanlegfactoren
(leervermogen/intelligentie) tot min of meer aangeleerde factoren (schoolse
vaardigheden). De testserie bestaat uit acht subtests met 30 tot 45 items:
Rekenvaardigheid, Komponenten, Woordrelaties, Cijferreeksen, Kontroleren
(100 items), Spiegelbeelden, Woordanalogieen en Exclusie. Voorafgaande
aan de opgaven uit de subtest is een instructie opgenomen en wordt een
aantal oefenopgaven gegeven.
Verkrijgbaarheid: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442
0206, email: info@noa-vu.nl; internet: www.noa-vu.nl
Doel: De MCT-M geeft een overzicht van de capaciteiten van iemand en kan
gebruikt worden bij het doen van voorspellingen omtrent de geschiktheid
voor een bepaald (NT2)traject, opleiding of functie.
Doelgroep: De test is bedoeld voor groepen mensen met uiteenlopende
(culturele)achtergronden, autochtoon of allochtoon, met een leeftijd vanaf
ongeveer 15 jaar en een opleidingsniveau vanaf enkele jaren voortgezet
onderwijs tot en met afgerond HAVO/MBO.
Gebruikers: De MCT-M wordt gebruikt door diverse ROC’s. Bijvoorbeeld: NOVA
college Haarlem, ROC Leiden en ROC Amsterdam. De Stichting voor
Vluchtelingenstudenten UAF gebruikt een aangepaste versie voor hoger
opgeleiden van de test.
Kosten: Complete set bestaande uit: handleiding, 1 normenboek, 1 opgaveboek + 8
antwoordformulieren en nakijkmallen € 165,-. Kosten antwoordformulieren
per 100: € 28,-.
Toepasbaarheid : De afnameduur: 1.5 uur, instructie 50 min., tijdlimiet per subtest (van 4 tot
15 minuten); scoring: 15 – 20 minuten, automatische scoring ca. twee
minuten; interpretatie: variabel. Er is ook een computerversie (Windows)
beschikbaar. Interpretatie onder supervisie van een psycholoog/pedagoog of
vergelijkbaar kennisniveau. Het volgen van een training over de MCT-M en
testgebruik bij interpretatie door niet-psychologen/pedagogen is raadzaam.
Handscoring mogelijk m.b.v. acht plastic sleutels. Electronische scoring
mogelijk. Er zijn 29 normgroepen beschikbaar.
Kwaliteit: De MCT-M is een gestandaardiseerde test. Er bestaat een handleiding die
informatie bevat over onderbouwing, instructie, afname en scoring van de
test. Er zijn meerdere normgroepen, waaronder allochtone normen,
beschikbaar. De digitale versie (NOA DigiTool©) draait onder Windows en
maakt volledig geautomatiseerde afname, verwerking en rapportage
mogelijk.
Gebruikswaarde: De test geeft een indicatie van de cognitieve capaciteiten van een persoon.
Dit kan nuttig zijn als andere informatie over het cognitieve niveau, zoals
diploma’s, ontbreken.

49  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Geschiktheid specifieke Bij de samenstelling van de MCT-M is getracht de afhankelijkheid van
doelgroepen: cultureel bepaalde vaardigheden zoveel mogelijk te reduceren. Onder andere
is een aantal tests opgenomen met betekenisloze figuren en met letter- en
cijferreeksen. Verder is bij de subtest Rekenvaardigheid geen gebruik
gemaakt van ingeklede of redactiesommen die een hoog beroep doen op
taalvaardigheid en is slechts kennis van elementaire rekenkundige
bewerkingen vereist. Tenslotte is de instructie van de MCT aangepast qua
taalgebruik. Getracht is zoveel mogelijk te werken met woorden die een hoge
gebruiksfrequentie hebben, uitgaande van het Basiswoordenboek
Nederlands. Om te bepalen of een kandidaat het Nederlands voldoende
beheerst om de instructie te begrijpen wordt bij de test een taaltest geleverd
die voorafgaand aan de test kan worden afgenomen.
Naast de test is een boekje met oefenopgaven ontwikkeld. Dit boekje dient
voorafgaand aan de test aan de kandidaten ter beschikking gesteld te worden,
zodat de kandidaten meer bekend worden gemaakt met het testmateriaal, de
gehanteerde begrippen en de antwoordmogelijkheden.
De test is geschikt voor inburgeraars vanaf NT2-niveau 2.Er zijn aparte
normgroepen voor allochtonen.

50  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.3 NEO Persoonlijkheidsvragenlijsten, NEO PI-R en NEO FFI (1996)

Omschrijving: De NEO FFI is een persoonlijkheidsvragenlijst met 60 items die vijf


subschalen/domeinen omvat: N (Neuroticisme), E (Extraversie), O
(Openheid), A (Altruïsme) en C (Consciëntieusheid). De NEO PI-R is een
langere versie van de NE FFI, en telt 240 items uit dezelfde subschalen, N, E,
O, A en C en kent daarbij per subschaal zes belangrijke
eigenschappen/facetten die die domeinen definiëren( bv. bij subschaal
Neuroticisme de facetten Angst, Ergernis, Depressie, Schaamte, Impulsiviteit
en Kwetsbaarheid). Een respondent moet op vijfpuntsschalen van ‘helemaal
oneens’ tot ‘helemaal eens’ aangeven in hoeverre de uitspraken zijn/haar
mening weergeven. Voor de ontwikkeling van de items uit deze tests is
gebruik gemaakt van de ‘big-five’ persoonlijkheidstheorie.
Verkrijgbaarheid: Swets en Zeitlinger.
Doel: Het meten van de persoonlijkheid aan de hand van de “big five”
persoonlijkheidsdomeinen (N (Neuroticisme), E (Extraversie), O (Openheid),
A (Altruïsme) en C (Consciëntieusheid)).
Doelgroep: Volwassenen.
Organisaties: ROC Haaglanden. AOB´s. Psychologische adviesbureaus. RIAGG.
Kosten: Op te vragen bij Swets en Zeitlinger
Toepasbaarheid : Afname en interpretatie door psychodiagnostisch gekwalificeerden. Wijze
van afnemen: individueel en groepsgewijs. Duur afname: NEO FFI: 10 –1 5
min., NEO PI-R 40 – 50 min.; scoring: 5 – 10 min.; interpretatie: ca. 15 min.
Kwaliteit: De tests zijn gestandaardiseerd. Er is een handleiding verkrijgbaar. In de
handleiding staat voldoende informatie over de onderbouwing, afname,
instructie en scoring.
Gebruikswaarde: De NEO vragenlijsten worden toegepast in de geestelijke
gezondheidspsychologie en bij personeelsselectie en loopbaanvraagstukken.
Geschiktheid specifieke De NEO vragenlijsten vereisen een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3.
doelgroepen: Er is geen onderzoek gedaan naar de toepasbaarheid van de NEO
vragenlijsten bij mensen met een andere culturele achtergrond dan de
Nederlandse. Er zijn geen allochtone normgroepen.

51  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.4 Multiculturele Persoonlijkheidstest (2001)

Omschrijving: De MPT is een persoonlijkheids- en waardenvragenlijst bestaande uit in


totaal 130 items. Voor de ontwikkeling van de items is gebruik gemaakt van
de ‘big-five’ persoonlijkheidstheorie en van onder meer de waardentheorie
van Hofstede en Gordon. De items bestaan uit uitspraken waarvan men moet
aangeven of men dit belangrijk of minder belangrijk vindt in het leven. De
test bestaat uit 13 schalen van 10 items. De 13 schalen zijn: Altruïsme,
Conformiteit, Doelgerichtheid, Emotionele Stabiliteit, Erkenning,
Flexibiliteit, Leiderschap, Onafhankelijkheid, Overtuigingskracht,
Prestatiemotivatie, Punctualiteit, Sociabiliteit, Variëteit.
Verkrijgbaarheid: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442
0206, email: info@noa-vu.nl; internet: www.noa-vu.nl.
Doel: Doel van de test is het bepalen van persoonlijke competenties. Deze
competenties kunnen in meer of mindere mate stabiel
(persoonlijkheidseigenschappen) dan wel leerbaar (gedragsstijlen) zijn.
Doelgroep: De test is bruikbaar vanaf ongeveer 15 jaar. De test is geschikt voor
kandidaten met een opleidingsniveau vanaf basisonderwijs. De vragenlijst is
bedoeld voor zowel autochtonen en allochtonen als voor mannen en
vrouwen.
Gebruikers: Ministeries, psychologische adviesbureaus.
Kosten: Handleiding € 25,-, testformulieren € 200,- per 100 stuks; optisch leesbare
antwoordformulieren € 75,- per 100 stuks.
Toepasbaarheid : De MPT is zowel individueel als groepsgewijs af te nemen. De afnameduur:
gemiddeld 20 minuten, instructie 5 min. Er is geen tijdlimiet; scoring: 15 –
20 minuten, automatische scoring ca. twee minuten; interpretatie: variabel.
Afname en interpretatie liefst door psychodiagnostisch bevoegd psycholoog
of pedagoog. In ieder geval onder supervisie van een psycholoog/pedagoog.
Zowel handscoring als electronische scoring mogelijk.
Kwaliteit: De MPT is een gestandaardiseerde test. Er bestaat een handleiding die
informatie bevat over de achtergrond, instructie, afname en scoring van de
test. Er zijn normgegevens verzameld.De digitale versie (NOA DigiTool©)
draait onder Windows en maakt volledig geautomatiseerde afname,
verwerking en rapportage mogelijk.
Gebruikswaarde: Met de MPT verkrijgt men een persoonlijkheidsprofiel op een dertiental
dimensies. De vragenlijst kan ingezet worden als diagnostisch instrument in
coachings- en loopbaantrajecten, in selectieprocedures en in klinische
settingen.
Geschiktheid specifieke Veel allochtone kandidaten hebben moeite met persoonlijkheidsvragenlijsten.
doelgroepen: De problemen betreffen vaak zowel het taalgebruik als de cultuurgebonden
inhoud van de vragenlijsten. De MPT houdt zoveel mogelijk rekening met
toepassing bij allochtone kandidaten. Het taalgebruik is vereenvoudigd en
Nederlandse uitdrukkingen en gezegden in de items zijn vermeden. Voorts is
de formulering van de items minder direct dan in veel
persoonlijkheidsvragenlijsten het geval is. Er zijn (nog) geen allochtone
normgroepen. De test is geschikt voor inburgeraars vanaf NT2-niveau 2.

52  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.5 BKT-M (1997)

Omschrijving: De Beroepskeuze Test bestaat uit 96 activiteiten, waarbij de kandidaat moet


aangeven in welke mate hij/zij de activiteit leuk of interessant vindt. De
activiteiten zijn verdeeld over een 15-tal schalen die de belangrijkste
beroepssectoren representeren.
Verkrijgbaarheid: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442
0206, email: info@noa-vu.nl; internet: www.noa-vu.nl
Doel: Doel van de test is het bepalen van de beroepsinteresse.
Doelgroep: De test is bruikbaar vanaf 12 jaar, maar ook voor oudere cliënten kan de
BKT-M zinvol worden gebruikt. De test is het meest geschikt voor
kandidaten met een opleidingsniveau van basisonderwijs t/m MBO. Voor
oudere kandidaten met een hoog opleidingsniveau (vanaf voltooid VWO) is
de test minder geschikt.
Gebruikers: Diverse ROC´s waaronder ROC Amsterdam, ROC Leiden, NOVA College
Haarlem, Da Vinci College Dordrecht. AOB´s. CWI.

Kosten: Complete set (handleiding, normenboek en een testformulier): € 38,-.


Toepasbaarheid : De BKT-M is zowel individueel als groepsgewijs af te nemen. Er is geen
tijdlimiet. De gemiddelde benodigde tijd om de test in te vullen is ongeveer
15 minuten. De handleiding bevat een goede instructie over de afname van
de test. Er is ook een computerversie (Windows) beschikbaar.
Kwaliteit: De MPT is een gestandaardiseerde test. Er bestaat een handleiding die
informatie bevat over de achtergrond, instructie, afname en scoring van de
test. Er zijn normgegevens, waaronder allochtone normgroepen. De digitale
versie (NOA DigiTool©) draait onder Windows en maakt volledig
geautomatiseerde afname, verwerking en rapportage mogelijk.
Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden in de fase van (hernieuwde) beroepskeuze
(diagnostisch assessment). Naast gebruik binnen scholen, kan de lijst ook
goed gebruikt worden in het kader van loopbaanbegeleiding. Opgemerkt
dient te worden dat interesse of beroepsvoorkeur op zichzelf niets zegt over
de geschiktheid van een kandidaat voor een bepaalde opleiding of beroep.
Geschiktheid specifieke Bij de ontwikkeling van de de BKT-M is rekening gehouden met toepassing
doelgroepen: bij allochtone kandidaten. Het taalgebruik is zoveel mogelijk vereenvoudigd
en beroepsnamen in de items zijn vermeden. Er zijn aparte normgroepen voor
allochtonen. De test is geschikt voor inburgeraars vanaf NT2-niveau 2.

53  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.6 FIT, Foto Interesse Test (2002)

Omschrijving: De FIT is een interessetest die uit 156 foto’s van verschillende
werkzaamheden bestaat. Op iedere bladzijde van het fotoboek staan twee
foto’s. De beroepen/werkzaamheden zijn verdeeld over 13 sectoren. Op
iedere bladzijde staan foto’s uit twee verschillende sectoren. Er zijn steeds
andere combinaties van sectoren gemaakt. Het is de bedoeling dat een van de
twee werkzaamheden als de meest aantrekkelijke gekozen wordt.
Uiteindelijk wordt gekeken welke sectoren vaak en minder vaak zijn
gekozen.
Verkrijgbaarheid: Geldergroep, Postbus 10149, 7301 GC Apeldoorn. Fax: 055 5789211, tel:
055 522 23 64, e-mail: apeldoorn@geldergroep.nl Internet:
www.geldergroep.nl
Doel: Bepalen in welke beroepenrichting(en) iemand geïnteresseerd is.
Doelgroep: t/m MBO-niveau. Beroepen op het niveau van het leerlingwezen zijn sterk
vertegenwoordigd.
Gebruikers: AOB´s, CWI.
Kosten: Handleiding € 32,-; fotoboek € 14,-; set mallen ter correctie € 41,-;
antwoordformulieren voor handscoring per stuk € 1,15.
Toepasbaarheid : De FIT kan zowel individueel als groepsgewijs worden afgenomen. De
afnametijd bedraagt ca. 30 minuten. Voor het scoren moet ongeveer tien
minuten per antwoordformulier worden berekend.
Kwaliteit: Er is (nog) geen handleiding verkrijgbaar. Het materiaal bestaat uit
fotoboeken (in kleur), antwoordformulieren, sleutels voor het scoren en
uitslagformulieren. Alles is gedrukt of geprint. Er zijn geen normen.
Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden voor (hernieuwde) beroepskeuze en in het
kader van loopbaanbegeleiding. De foto´s geven echter slechts een beperkt
beeld van het beroep of de werkzaamheid.
Geschiktheid specifieke De FIT is speciaal ontwikkeld voor mensen die de Nederlandse taal (nog)
doelgroepen: niet goed beheersen. Enerzijds betreft het hier mensen waarvoor het
Nederlands niet de moedertaal is en die nog niet zo lang bezig zijn de
Nederlandse taal te leren; anderzijds betreft het Nederlanders die geen of
weinig schoolopleiding hebben genoten of die veel problemen hebben met
lezen. Het lezen speelt in de FIT een ondergeschikte rol. Er zijn foto’s
gemaakt van mensen die aan het werk zijn. Onder deze foto’s staat een korte
omschrijving van het werk/beroep dat op de foto wordt afgebeeld. Bij deze
omschrijving zijn zoveel mogelijk bekende woorden gebruikt. Toch is voor
het begrijpen van deze toelichting wel een NT2 beheersingsniveau 2
gewenst. Bij een te geringe kennis van het Nederlands is een begeleider
gewenst die een toelichting kan geven.

54  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.7 FIV, Foto interesse vragenlijst (in ontwikkeling)

Omschrijving: DeFIV is een instrument voor het meten van de interesse in 14 sectoren van
opleiding en beroep. De FIV is in ontwikkeling. Op dit moment is een
(gratis) proefversie beschikbaar. De FIV bestaat uit twee delen: een
vragenlijst voor de kandidaat met 168 vragen in de vorm van vier foto’s
waaruit er een gekozen dient te worden. Daarnaast een interpretatiemodule
waarmee een loopbaanadviseur de uitslag kan berekenen en interpreteren. De
uitslag bestaat uit een rangorde van 14 opleidings- en beroepssectoren.
Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax:
058 233 47 09, e-mail: info@ldc.nl, internet: www.ldc.nl
Doel: Het bepalen van de interessevoorkeur van de kandidaat voor een bepaalde
opleidings- of beroepssector. Op grond van de uitslag kan een advies voor
een bepaald opleidingstraject worden voorgesteld.
Doelgroep: Kandidaten die het Nederlands niet goed beheersen en die hun
interessevoorkeur niet goed aan de hand van tekstuele items kunnen bepalen.
De beroepen op de foto’s uit de test zijn vooral beroepen op lager en
middelbaar niveau (MBO, niveau 1 en 2 en in veel mindere mate niveau 3 en
4).
Gebruikers: ?
Kosten: Nog niet bekend. Op dit moment is de cd-rom gratis verkrijgbaar bij het
LDC.
Toepasbaarheid : De VIF staat op een cd-rom. Deze is gemakkelijk te installeren onder
Windows en bestaat uit een module voor de kandidaat en een module voor de
testafnemer/loopbaanadviseur. Het programma is voorzien van een on-line
helpfunctie en zeer gebruikersvriendelijk. Alle stappen die de invuller en de
adviseur moeten zetten zijn voorzien van een ingebouwde toelichting. De
afnametijd bedraagt ongeveer een uur.
Kwaliteit: Een handleiding is in ontwikkeling. Er zijn nog geen normgroepen. De
informatie daarvoor wordt nu verzameld.
Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden voor (hernieuwde) beroepskeuze en in het
kader van loopbaanbegeleiding. Maar de foto´s op de cd-rom van de
beroepen geven slechts een beperkt beeld van de opleiding of het beroep.
Geschiktheid specifieke Van de gebruiker wordt wel enige beheersing van het Nederlands gevraagd
doelgroepen: (vanaf NT2 niveau 2). De instructie is in het Nederlands geschreven; bij elke
foto is een bijschrift gevoegd waarop de activiteiten op de foto en de naam
van het afgebeelde beroep vermeld worden. Bij een te geringe kennis van het
Nederlands is een begeleider gewenst die een toelichting kan geven. Verder
is enige ervaring met het gebruik van PC en muis vereist.

55  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.8 AWIT, Afbeeldingen Werkzaamheden Intere sse Test (1996)

Omschrijving: De AWIT is een eenvoudige interessetest die uit 90 kleurenafbeeldingen, die


tien werkrichtingen presenteren, bestaat. Iedere werkrichting is
onderverdeeld in negen werkzaamheden. Door middel van de AWIT kan
men inzicht verkrijgen in de belangstelling voor de volgende tien
werkrichtingen:
• Huishoudelijke en/of begeleidende werkzaamheden
• Werken met voedsel
• Werken in de groene/agrarische richting
• Werken met dieren
• Werken in en rond een winkel en/of magazijn
• Technisch onderhoud
• Administratie
• Werken in de bouw
• Werken in de productie -industrie (non-food)
• Werken met textiel

Alle werkzaamheden liggen op het niveau van assistentenfuncties.


Verkrijgbaarheid: Octant loopbaanadviseurs, Noorderkade 2b, 1823 CJ Alkmaar. Fax: 072 –
5201240, tel: 072 5201210. E-mail: octant@xs4all.nl, Internet:
www.octant.nl
Doel: Het bepalen van de interessevoorkeur in het kader van een LOB-programma
door het visueel aanbieden van werkzaamheden die voor de beoogde
doelgroep haalbaar zijn.
Doelgroep: De AWIT is ontwikkeld voor leerlingen van VSO/MLK scholing
Gebruikers: VSO/MLK scholen in Noord-Holland.
Kosten: Een complete set (handleiding, vijftien testboekjes, vijf scoremode llen en een
antwoordformulier) € 370,97. Een cd-rom, inclusief handleiding € 74,87.
Losse handleiding € 29,50. Los AWIT boekje € 29,50.
Toepasbaarheid : De test werkt volgens het gedwongen keuzeprincipe, d.w.z. er moet telkens
een keuze gemaakt worden tussen 45 paren van foto’s van twee verschillende
werkrichtingen. De test is eenvoudig af te nemen, afnameduur ca.30 minuten.
Met behulp van mallen kan de test gescoord worden (handscoring). De test is
ook op cd-rom verkrijgbaar.
Kwaliteit: De test is gestandaardiseerd. Er is een handleiding die informatie bevat over
de instructie, afname en scoring van de test. De testboekjes zijn in kleuren
gedrukt. Er zijn geen normgroepen.
Gebruikswaarde: De vragenlijst kan ingezet worden voor (hernieuwde) beroepskeuze en in het
kader van loopbaanbegeleiding. De foto´s geven in beide versies echter
slechts een beperkt beeld van de werkrichting of werkzaamheid.
Geschiktheid specifieke Uitgangspunt is het op een visuele manier aanbieden van werkzaamheden.
doelgroepen: Gezien de vorm (foto’s) en inhoud (werkzaamheden op assistentenfunctie -
niveau) van de AWIT lijkt de test geschikt voor meerdere doelgroepen. Voor
een ieder die moeite heeft met verbaal aangeboden materiaal en wiens
mogelijkheden op de arbeidsmarkt liggen op het assistentenniveau, kan de
AWIT een instrument zijn voor interessepeiling. Bij een te geringe kennis
van het Nederlands is een begeleider gewenst die een toelichting kan geven.

56  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.9 WHOQOL-100, WHO Kwaliteit van Leven Vragenlijst (1995)

Omschrijving: Vragenlijst met 100 items die de subjectieve kwaliteit van leven meet. De
items gaan over 24 facetten van iemands leven zoals Pijn en ongemak,
Energie en vermoeidheid, Slaap en rust etc. Elk facet kent drie meetniveaus:
objectief, subjectief en een vraag naar de belangrijkheid van het facet. Er zijn
zes subschalen:
I. Lichamelijke gezondheid
II. Psychische gezondheid
III. Mate van onafhankelijkheid
IV. Sociale relaties
V. Omgeving
VI. Spiritualiteit
De WHOQOL-100 kan gebruikt worden als generieke lijst voor de subjective
kwaliteit van leven en is geschikt voor interpretatie op individueel niveau.
Verkrijgbaarheid: KUB Tilburg, vakgroep Psychologie.
Doel: Vaststellen van de (ervaren) kwaliteit van leven (gezondheidstoestand
Doelgroep: Gezonden, (chronisch) zieken, volwassenen in stressvolle situaties.
Gebruikers: Diverse instellingen in de gezondheidszorg.
Kosten: Op te vragen bij KUB Tilburg, vakgroep Psychologie.
Toepasbaarheid : Er is zowel een zelfrapportage vragenlijst als een vragenlijst die door de
interviewer ingevuld wordt. Afname onder supervisie van een psycholoog.
Interpretatie door psycholoog of ander psychodiagnostisch bevoegde. Wijze
van afnemen: individueel en groepsgewijs. Duur afname: 15 – 20 min.,
scoring: ca. 20 min.; interpretatie: variabel.
Kwaliteit: Er is geen handleiding en er zijn geen normen voor individueel gebruik.
Gebruikswaarde: Kan gebruikt worden als multidimensionale indicator voor de kwaliteit van
leven m.b.t. gezondheid. Bij aanvullend onderzoek naar belemmeringen
vanwege psychische of medische redenen om aan een inburgeringstraject
deel te nemen.
Geschiktheid specifieke De zelfrapportage vragenlijst, die zelfstandige invulling vereist, is niet
doelgroepen: geschikt voor inburgeraars. De vragenlijst vereist een taalvaardigheidsniveau
NT2 op niveau 3.

57  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.10 SF-20, MOS Short-Form General Health Survey (1992)

Omschrijving: Vragenlijst met 20 items naar de ervaren gezondheidstoestand. Meet de


lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid, algemene ervaring van de
gezondheid en lichamelijke pijn.
Verkrijgbaarheid: Noorderlijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, RUG, A. Deusinglaan
1, 9713 AV, Groningen.
Doel: Meten van lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid, algemene
ervaring van de gezondheid en lichamelijke pijn.
Doelgroep: Patiënten en algemene populatie.
Gebruikers: Diverse instellingen in de gezondheidszorg.
Kosten: Op te vragen bij de RU Groningen.
Toepasbaarheid : Afname door goed getrainde interviewers onder supervisie van een
psycholoog, interpretatie door psycholoog of andere Interpretatie door
psychodiagnostisch bevoegde. Mondelinge afname met antwoordkaartjes
verdient de voorkeur.
Kwaliteit: Er is een handleiding, maar deze verschaft weinig informatie. Er zijn geen
individuele normen.
Gebruikswaarde: Kan gebruikt worden als multidimensionale indicator voor de kwaliteit van
leven m.b.t. gezondheid. Maar: interpretatie door psycholoog. De test kan
derhalve niet door iedereen af worden genomen.
Geschiktheid specifieke Door mondelinge afname met antwoordkaartjes eventueel m.b.v. tolk af te
doelgroepen: nemen. De vragenlijst vereist een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3.

58  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.3.11 PTSS-ZS, Post Traumatische Stress Stoornissen-Zelf Scoring, 1995

Omschrijving: Zelfbeoordelingsvragenlijst met 17 items verdeeld over de onderdelen


Herbeleven, Vermijden en Hyperactivatie. Van drie mogelijkheden moet het
over de laatste vier weken meest passende antwoord aangekruist worden. De
PTSS-ZS kan gebruikt worden als alternatief voor een uitgebreid interview
als snelle screening op PTSS symptomen noodzakelijk is.
Verkrijgbaarheid: Bij de auteur, I.V.E. Carlier, AMC, Psychotraumagroep, Tafelbergweg 25,
1105 BC Amsterdam.
Doel: Meten van posttraumatische stress stoornis DSM-IV.
Doelgroep: Volwassenen.
Gebruikers: AMC.
Kosten: Op te vragen bij AMC Psychotraumagroep.
Toepasbaarheid : Afname en interpretatie na training onder supervisie van een psycholoog.
Wijze van afnemen: individueel en groepsgewijs. Duur afname: 10 – 15
min.; scoring en interpretatie: 10 – 15 min. Interpretatie door
psychodiagnostisch bevoegde.
Kwaliteit: Voldoende kwaliteit van testmateriaal, maar er is geen handleiding. Geen
normen.
Gebruikswaarde: PTSS diagnose wordt gesteld bij een aangegeven aantal symptomen per
onderdeel. Interpretatie op individueel en groepsniveau.
Bruikbaar in een klinische setting onder supervisie van een psycholoog.
Niet zonder meer geschikt binnen het kader van IO. Wel informatief voor
trajectbegeleiders en intakers om de vragenlijst eens door te nemen.
Geschiktheid specifieke De vragenlijst vereist een taalvaardigheidsniveau NT2 op niveau 3.
doelgroepen:

59  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.4 Praktijkassessments

3.4.1 ROC Oriënterend Assessmentmethodiek Opmaat (1998)

Omschrijving: De oriënterend assessmentmethdodiek Opmaat is ontwikkeld voor ROC’s en


wordt onder meer gebruikt in de Volwassenen Educatie. Het oriënterend
assessment bestaat uit 14 praktijkopdrachten verspreid over vier opleidings-
en beroepssectoren:
• Techniek (vijf praktijkassessments: Houtbewerken, Stekker verbinden,
Kraan repareren, Buizen monteren en Plaatbewerken);
• Dienstverlening: Horeca en Verzorging (drie praktijkassessments:
Mitella aanleggen, Bedienen en Voedselbereiden);
• Economie: Detailhandel en Administratie (vier praktijkassessments:
Kado verkopen in kantoorboekhandel, Inventariseren en voorraadbeheer,
Opzoeken & indexeren en Post verwerken);
• Agrarische sector (twee assessments: Planten telen en Hovenieren).

De praktijkopdrachten geven de deelnemers een indruk van de sector en laten


de deelnemers kennis maken met de verschillende handelingen en
vaardigheden die nodig zijn voor het werken/leren in de sector. Binnen het
oriënterend assessment wordt met verschillende media, zoals video en
computer, gewerkt. In enkele praktijkopdrachten werken de deelnemers
samen, de andere worden individueel uitgevoerd.
Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax:
058 233 47 09, e-mail: info@ldc.nl, internet: www.ldc.nl
Inhoudelijke informatie en trainingen: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ
Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email: info@noa-vu.nl;
internet: www.noa-vu.nl.
Doel: Het primaire doel van het assessment is om de cursist kennis te laten maken
met en te laten ervaren hoe het is om in een bepaalde opleidings-
/beroepssector werkzaamheden uit te voeren.
Doelgroep: Dit assessment is bedoeld voor mensen die zich in de fase van een
(hernieuwd) opleidings- of beroepskeuzeproces bevinden. Het
opleidingsniveau: basisonderwijs t/m MBO.
Gebruikers: De ROC oriënterend assessmentmethode Opmaat wordt door een groot
aantal ROC’s gebruikt waaronder Friesland College, Da Vinci College
Dordrecht en ROC Oost Nederland.
Kosten: Informatie hierover op te vragen bij het LDC.
Toepasbaarheid : De afname van een opdracht duurt gemiddeld een uur. Afname van het totale
assessment duurt ongeveer twee dagen. Bijna alle opdrachten kunnen in een
klaslokaal uitgevoerd worden. Voor sommige opdrachten is een
praktijklokaal nodig of handig.Voor het uitvoeren van het assessment zijn
assessorenvaardigheden nodig. Aan het gebruik van het oriënterend
assessment is een door NOA verzorgde tweedaagse assessorentraining
verbonden.
Kwaliteit: Het assessment is gestandaardiseerd. Bij het assessment hoort een
handleiding (“Algemene handleiding intake en oriënterend assessment”
(LDC, 1998)). In de handleiding staat aangegeven wat assessment is en hoe
een assessment opgezet en uitgevoerd dient te worden. Per praktijkopdracht
is er een handboek samengesteld, waarin in detail wordt aangegeven hoe de
betreffende praktijkopdracht uitgevoerd dient te worden. Er zijn geen
normen.
Gebruikswaarde: Dit praktijkassessment heeft een oriëntatiedoeleinde. Het heeft een
voorlichtende werking en biedt een realistische blik op beroepen en/of
opleidingen. Verder biedt het de mogelijkheid tot zelf-reflectie.
Geschiktheid specifieke NT2 niveau 2 is vereist, onder meer omdat alle instructies voor de
doelgroepen: opdrachten in het Nederlands geschreven zijn.

60  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.4.2 ROC Beoordelend Assessmentmethodiek Opmaat (1998)

Omschrijving: De beoordelend assessmentmethdodiek Opmaat is ontwikkeld voor ROC’s


en wordt onder meer gebruikt bij de doorstroom uit de Volwassenen Educatie
naar Beroepsopleidingen. Het beoordelend assessme nt bestaat uit los
verkrijgbare modules voor de volgende opleidings- en beroepssectoren:
Agogisch opleidingen, Zorg, Detailhandel, Administratie, Technische
Informatica, Metaal en Electrotechniek
Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax:
058 233 47 09, e-mail: info@ldc.nl, internet: www.ldc.nl.
Inhoudelijke informatie en trainingen: NOA, De Boelelaan 7, 1083 HJ
Amsterdam, tel.: 020 646 3076; fax: 020 442 0206, email: info@noa-vu.nl;
internet: www.noa-vu.nl.
Doel: Het primaire doel van het beoordelend assessment is het bepalen van de
geschiktheid van een toekomstige leerling voor een bepaalde
opleidingsrichting.
Doelgroep: Het beoordelend assessment is een instrument dat ingezet kan worden bij de
intake voor een bepaalde beroepsopleiding. Het is met name bedoeld voor
toekomstige leerlingen waarvan het instroomniveau lastig is in te schatten en
voor leerlingen met een beperkt beroepsbeeld. Het instrument is geschikt
voor zowel autochtonen als allochtonen; leeftijdsindicatie vanaf 16 jaar.
Gebruikers: De beoordelend assessmentmethdodiek Opmaat wordt door een aantal
ROC’s gebruikt waaronder ROC Flevoland en ROC Westerschelde.
Kosten: Informatie hierover is op te vragen bij het LDC.
Toepasbaarheid : De afname van een opdracht duurt gemiddeld een uur. Afname van het totale
assessment duurt per opleidingsrichting ongeveer een dag. Veel opdrachten
kunnen in een klaslokaal uitgevoerd worden. Voor sommige opdrachten is
een praktijklokaal nodig of handig. Voor het uitvoeren van het assessment
zijn assessorenvaardigheden nodig. Aan het gebruik van het oriënterend
assessment is een door NOA verzorgde tweedaagse assessorentraining
verbonden.
Kwaliteit: Het assessment is gestandaardiseerd. Alle opdrachten zijn ontwikkeld op
basis van een analyse van de betreffende opleidingsrichtingen, onder meer
met de Kritieke Incidenten Methode. Verder is er een analyse gemaakt van
de uitvalredenen van cursisten. De resultaten van dit onderzoek zijn bij de
ontwikkeling van het assessment gebruikt. Bij het assessment hoort een
handleiding (“Algemene handleiding intake en beoordelend assessment”
(LDC, 1998)). In de handleiding staat aangegeven wat assessment is en hoe
een assessment opgezet en uitgevoerd dient te worden. Per praktijkopdracht
is er een handboek samengesteld, waarin in detail wordt aangegeven hoe de
betreffende praktijkopdracht uitgevoerd dient te worden. Er zijn geen
normen. Verder is er een draaiboek voor het organiseren van een
voorlichtingsdag over het assessment.
Gebruikswaarde: Door middel van het praktijkassessment krijgen de assessoren een beeld van
de interesses, capaciteiten en vaardigheden van een (toekomstige) leerling.
Voor de kandidaat biedt het assessment volop de mogelijkheid om zich
diepgaand te oriënteren op de opleiding en het toekomstig beroep.
Geschiktheid specifieke Een zekere taalvaardigheid in het Nederlands is vereist, o.m. omdat alle
doelgroepen: instructies voor de opdrachten in het Nederlands geschreven zijn.

61  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.4.3 Praktijkassessment van sleutelvaardigheden (2000)

Omschrijving: Een assessment met het karakter van een development center voor het
beoordelen van competenties van lage en ongeschoolde werkzoekenden. Het
betreft de volgende “sleutelvaardigheden”: motivatie, zelfstandigheid,
communicatie, samenwerking, leervermogen, flexibiliteit, basisregels
opvolgen, opkomen voor jezelf/anderen en stressbestendigheid. Er zijn zes
praktijkopdrachten ontwikkeld (de opdrachten worden uitgevoerd in de
authentieke werkomgeving van leer-werkbedrijven);
• Opdracht samenwerken
• Opdracht catering
• Opdracht techniek
• Opdracht montage/demontage
• Opdracht magazijn
• Opdracht postkamer

Er is ook een portfolio ontwikkeld waarin de resultaten van de


praktijkopdrachten opgenomen kunnen worden.
Verkrijgbaarheid: Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073
6123425, internet: www.cinop.nl
Doel: Het doel is kandidaten bewust te laten worden van de eigen persoonlijke
kwaliteiten en te onderzoeken welke ontwikkeling daarin wenselijk is en hoe
daaraan vorm te geven in het kader van verdere loopbaanontwikkeling.
Uiteindelijk: het bepalen van de geschiktheid voor werk of scholing.
Doelgroep: Laag en ongeschoolde werkzoekenden. Meer specifiek gaat het om
doelgroepen met een profiel, waarop meerdere van onderstaande kenmerken
van toepassing zijn:
• Ontbreken van formele algemene of beroepskwalificaties (of alleen
(deel)kwalificaties tot maximaal assistentenniveau)
• Ontbreken van arbeids- of beroepservaring waarop voortgebouwd kan
worden
• Onduidelijk of irreel beeld van eigen capaciteiten en kwaliteiten
• Geen duidelijk arbeids- of beroepsbeeld; geen beroepsvoorkeur of
loopbaankeuze
• Buiten de persoon gelegen belemmeringen die intrede belemmeren zoals
een andere cultuur- of taalachtergrond
In de persoon gelegen belemmeringen die te maken hebben met houding en
gedrag.
Gebruikers: ROC Midden Brabant, ROC Da Vinci College Dordrecht, Praktijk
Leerbedrijf Tilburg.
Kosten: ca. € 1500,- per kandidaat.
Toepasbaarheid : Deze praktijkassessments worden niet in een klas- of praktijklokaal
uitgevoerd, maar in een leer-werkplaats (keuken, kinderdagverblijf,
werkplaats demontage, magazijn etc.). Het zelf uitvoeren van een
praktijkassessment is mogelijk na het volgen van een meerdaagse
beoordelend assessmenttraining.
Kwaliteit: Er zijn twee publicaties aan de hand waarvan het assessment uitgevoerd kan
worden: 1. Praktijkassessment van sleutelvaardigheden. Methodische
verantwoording. 2. Portfolio, overzicht van ervaringen en persoonlijke
kwaliteiten. In de eerste publicatie wordt beschreven hoe de assessments
uitgevoerd moeten worden en welke materialen nodig zijn voor de
uitvoering.

62  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Gebruikswaarde: De kandidaten krijgen een goed zicht op hun persoonlijke kwaliteiten en
functioneren.

Geschiktheid specifieke De doelgroep is nader te omschrijven als: laagopgeleide en ongeschoolde


doelgroepen: werkzoekenden, met een grote afstand tot werk of opleiding, die vooral
praktisch en niet theoretisch gericht zijn. Een zekere taalvaardigheid in het
Nederlands is vereist, onder meer omdat alle instructies voor de opdrachten
in het Nederlands geschreven zijn.

63  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.5 Assessment:Center Methode

3.5.1 ROC Nijmegen CBB Oriëntatie Assessment Allochtonen (versie 2001)

Omschrijving: Een alomvattend tien weken durend assessmentprogramma volgens de


Assesment Center Methodiek (meedere instrumenten) dat
beroepsperspectieven, opleidingsmogelijkheden, functioneringsniveau en
inzetbaarheid ten aanzien van arbeidsmarktrelevante sectoren in kaart brengt.
De opdrachtgever ontvangt over iedere deelnemer een rapportage met een
advies over het meest affectieve traject richting arbeidsmarkt. Het
assessmentprogramma bestaat uit:
• Capaciteiten- en Interessetest
• Onderzoek naar relevante persoonskenmerken
• Arbeidsmarkt en beroepenoriëntatie
• Onderzoek naar basisvaardigheden techniek, agogische dienstverlening
en zakelijke dienstverlening
• Toetsing functionele taal- en rekenvaardigheid
• Bedrijfsbezoek/excursie/werkplek oriëntatie
• Training interculturele communicatie
• Ontwikkeling van basisvaardigheden Nederlands, rekenen en sociaal
maatschappelijke kennis

Voor het ACM zijn praktijkopdrachten voor de volgende richtingen


ontwikkeld: Administratie, ICT, Verzorging, Detailhandel, Horeca,
Autotechniek, Autoschadeherstellen en Elektrotechniek.
Verkrijgbaarheid: ROC Nijmegen en Omstreken, Centrum voor Baan en Beroep.
Doel: Doel van het Oriëntatie Assessment Allochtonen is om het voor een
werkzoekende meest effectieve traject naar de arbeidsmarkt te bepalen. Met
het assessment wordt de daarvoor noodzakelijke scholing vastgesteld.
Doelgroep: Het assessmentprogramma is bedoeld voor werkzoekende allochtonen die
geen of weinig opleidings- en werkervaring in Nederland hebben en bij wie
het arbeidspotentieel onduidelijk of niet reëel is.
Gebruikers: Gemeente Nijmegen, CBB.
Kosten: Door het CBB wordt € 3857,13 per kandidaat in rekening gebracht (tarief
2001).
Toepasbaarheid : Het assessment wordt uitgevoerd door het CBB. De eerste zes weken wordt
er groepsgewijs gewerkt. De praktijksimulaties worden op
gestandaardiseerde wijze geobserveerd door getrainde assessoren. Het zelf
uitvoeren van een of meerdere van de ontwikkelde praktijkassessments is
mogelijk na het volgen van een meerdaagse beoordelend assessmenttraining.
Kwaliteit: Er is een draaiboek en een handleiding.
Gebruikswaarde: Met het volledige tienweekse programma wordt een uitvoerig beeld
verkregen van het persoonsprofiel en het arbeidspotentieel van de kandidaat.
Het wordt duidelijk welk scholingstraject richting arbeidsmarkt nodig is.

64  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Geschiktheid specifieke Er worden twee instroomcriteria gehanteerd:
doelgroepen: - Toestemming om te mogen starten van de uitkerende instantie of een
andere opdrachtgever.
- Voldoende beheersing van de Nederlandse taal (NT2 “op weg naar”
niveau 2).
Het vereiste taalniveau NT2 is zowel van belang bij de tests als bij de
praktijkopdrachten. Het programma is zodanig samengesteld “dat zo
optimaal mogelijk rekening wordt gehouden met de cultureel bepaalde
factoren die een over- of onderwaardering kunnen veroorzaken bij bepaalde
beoordelingen/metingen en interpretaties”.

65  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.5.2 LBA Eureka Assessmentmethodiek (versie 1999)

Omschrijving: Een meer weeks programma volgens de Assesment Center Methodie k (voor
algemene potentieelbeoordeling in het kader van loopbaanadvisering). Het
programma bestaat uit vijf modules:
• Introductiemodule
• Verbale capaciteiten (opdrachten lezen, schrijven, luisteren en spreken)
• Exacte capaciteiten (basisvaardigheden, meetkunde, meten en metriek,
tabellen/grafieken/formules, verhoudingen, logica)
• Sociale capaciteiten (samenwerkingsopdrachten)
• Motorische capaciteiten (handvaardigheden, grove en fijne motoriek)

Alle modules zijn er op drie kennisniveaus, zodat het assessment aansluit bij
het opleidingsniveau van de kandidaat.
Verkrijgbaarheid: Uitgever: CWI, Centrum Vakopleiding Nederland (nu: ROC utrecht –
Centrum Vakopleidingen), Atoomweg 63, 3542 AA Utrecht, tel: 030 248 78
78, fax: 030 248 78 79
Doel: Het opstellen van een loopbaanadvies door het inschatten van de capaciteiten
en vaardigheden van deelnemers.
Doelgroep: Klanten van CWI. Het programma is geschikt voor mensen van verschillende
opleidingsniveaus, zowel allochtonen als autochtonen. In de opdrachten
wordt aangesloten bij het kennisniveau van de deelnemer, waardoor het
programma voor zowel lager als hoger opgeleiden geschikt is.
Gebruikers: CBB Apeldoorn, meerdere CBB’s, ROC’s en Centra Vakopleiding
Kosten: ?
Toepasbaarheid : Het assessment center wordt uitgevoerd door Arbeidsvoorziening. Het zelf
uitvoeren van een praktijkassessment is mogelijk na het volgen van een
meerdaagse beoordelend assessmenttraining.
Kwaliteit: Er is een handleiding en een invoeringsdraaiboek ontwikkeld.
Gebruikswaarde: Met het volle dige programma wordt een uitvoerig beeld verkregen van het
persoonsprofiel en het arbeidspotentieel van de kandidaat, op basis waarvan
een loopbaanadvies kan worden gegeven. Het wordt duidelijk welk
scholingstraject richting arbeidsmarkt (nog) nodig is.
Geschiktheid specifieke Voor de opdrachten geldt dat de deelnemer de schriftelijke en mondelinge
doelgroepen: instructies moet kunnen begrijpen en zelf ook voldoende moet kunnen
communiceren (NT2-niveau 2 vereist).

66  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6 Methoden

3.6.1 EVC-beoordeling

Omschrijving: EVC staat voor Elders (ook wel Eerder) Verworven Competenties. Dit is een
methode waarbij men buiten het reguliere onderwijs verworven kennis,
vaardigheden en houdingsaspecten van kandidaten inventariseert en zo
mogelijk erkent en certificeert. Het wordt toegepast bij loopbaanbegeleiding
als kandidaten wel ervaring, maar weinig of geen diploma’s hebben. In een
compleet EVC-proces worden de competenties getoetst en vergeleken met
een officiële kwalificatiestructuur. Dat maakt het mogelijk er formele
erkenning aan te verbinden.
Een EVC-procedure kan op uiteenlopende manieren uitgevoerd worden,
maar de volgende stappen zijn altijd te onderscheiden:
• Competenties in kaart brengen (het herkennen)
• Competenties beoordelen (het erkennen)
• Het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan

Het herkennen en inventariseren van competenties gebeurt vaak met behulp


van de portfoliomethodiek. De deelnemer verzamelt bewijzen voor de
competenties in het portfolio. Als bewijsmateriaal fungeren diploma’s,
werkgeversverklaringen, werkstukken, getuigschriften of foto’s van geleverd
werk. In de fase van erkennen beoordelen assessoren de competenties en de
bewijzen uit het portfolio. Indien aanvullende bewijslast nodig is kan een
proeve van bekwaamheid of assessment volgen. De assessoren vergelijken de
competenties met een standaard waarin staat wat iemand moet kunnen en
kennen. Vaak fungeert de landelijke kwalificatiestructuur als standaard. De
gehanteerde beoordelingsstandaard kan ook zijn vastgesteld door een bedrijf.
Dit resulteert dan in bedrijfsgebonden certificaten.

Verkrijgbaarheid: Informatie over EVC-procedures bij :


• Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax:
073 6123425, internet: www.cinop.nl
• Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Weegbree 6, 5432 HA
Cuijk, tel: 06 108 802 50
• Stichting IVIO, postbus 37, 8200 AA Lelystad, tel: 0320 229928, fax:
0320 229999, e-mail secretariaat: mbak@ivio.nl, internet: www.ivio.nl
• Kenniscentrum EVC, Kriekenpitplein 21-22, 3584 EC Utrecht, postbus
80149, 3508 TC Utrecht, tel: 030 253 8664, fax: 030 253 8970, e-mail:
info@kenniscentrumevc.nl internet: www.kenniscentrumevc.nl
• OVDB, postbus 131, 3980 CC Bunnik, www.ovdb.nl
Doel: Met EVC krijgt men de mogelijkheid om in een zo kort mogelijk traject een
erkend diploma of certificaat te halen. Dit kan zowel vanuit een onderwijs-
als vanuit een arbeidscontext. Zowel leerders/werknemers als
onderwijsinstellingen/werkgevers kunnen er baat bij hebben. Voor
onderwijsinstellingen is het een manier om maatwerk te leveren en instroom
van nieuwe ‘klanten’ te realiseren.
Doelgroep: Werknemers, werkzoekenden en (potentiële) leerlingen (bijvoorbeeld
herintreders, zij-instromers).
Gebruikers: Diverse onderwijsinstellingen en bedrijven met name in de sectoren zorg,
bouw en administratie.
Kosten: Informatie hierover op te vragen bij Cinop, IVIO, OVDB of het
Kenniscentrum EVC.
Toepasbaarheid : Als EVC leidt tot formele erkenning dient een EVC-procedure te voldoen
aan dezelfde kwaliteitseisen als gelden voor examinering. De invoering van

67  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


EVC-procedures vraagt dan ook om specifieke deskundigheid.
Kwaliteit: Tot een EVC-procedure kunnen diverse meetinstrumenten behoren, zoals
assessments en capaciteitentests. De kwaliteit van de EVC-procedure is
afhankelijk van de kwaliteit van deze instrumenten. Daarnaast is het van
belang dat de procedure goed beschreven wordt. Zowel Cinop als het
Kenniscentrum EVC hebben een handleiding gemaakt.
Gebruikswaarde: EVC houdt in dat huidige kennis en vaardigheden kunnen meetellen voor het
behalen van een certificaat of vrijstelling voor een beroepsopleiding. Door
werkervaring en eerder gevolgde opleidingen kan men voor deze
vrijstellingen en certificaten in aanmerking komen. Men kan daarna een
kortere opleiding volgen om volledig gediplomeerd te worden. Dit lukt soms
al in een paar maanden. EVC biedt een kans op tijdbesparing, bijvoorbeeld
bij omscholing, of bij herintreding zonder vereiste diploma’s of kwalificaties.
Geschiktheid specifieke EVC is in theorie geschikt voor mensen met (te) weinig diploma’s, maar veel
doelgroepen: ervaring (en ambitie en motivatie). Niet alle inburgeraars hebben diploma´s
of genoeg ervaring. Het vereiste taalbeheersingsniveau NT2 ligt op niveau 3,
zeker als er assessments en capaciteitentests worden ingezet.

Overzicht bestaande EVC-procedures (zie ook: www.cinop.nl):

Branche Kwalificatie Niveau


Administratie Secretarieel medewerker 2
Afbouw Monteur systeemwanden/ – 2
plafonds
Agrarische sector Proceshygiene voedingsindustrie 2
Bouw Primaire Timmerkracht 2
Distributie Magazijnmedewerker/Orderpick 1
er
Distributie Winkelassistent 1
Electrotechniek Elektromonteur 4
Grafische sector ? 2 en 3
Procesindustrie ? 3/4
Schildersbranche Schilderen 2
Textiel, Tapijt en Confectie Assistent operator 1/2
garenverwerking
Textiel, Tapijt en Confectie Assistent operator Veredeling 1/2
Textiel, Tapijt en Confectie Assistent operator 1/2
Vezelverwerking
Transport & Logistiek Orderontvangst/Goederenuitleve 1/2
r.
Uiterlijke verzorging/kappers Afrokapper 2/3
Verkoop Winkelassistent 1
Weg- en waterbouw Machinist mobiele kranen 3
Weg- en waterbouw Machinist torenkranen 3
Zorg Allochtone artsen UNIV
Zorg Helpende 2, 3, 4
Zorg Kinderopvang (SPW) 3
Zorg Verpleegkundige 4
Zorg Verzorgende 3
Zorg Woonbegeleiding (SPW) 4

68  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.2 Internationale Diploma Waardering (IDW)

Omschrijving: Met IDW kan het niveau van in het buitenland behaalde diploma´s worden
vastgesteld. Mede op basis van de uitkomsten van het IDW kan bepaald
worden welke arbeidsmarktkansen de inburgeraar heeft en hoeveel
aanvullende scholing nuttig is.In de WIN wordt diplomawaardering bij de
paragraaf IBO genoemd als onderdeel van het IBO.
Vanaf 2003 zijn de CWI´s verantwoordelijk voor IDW.
De feitelijke uitvoering van de diplomawaardering vindt plaats bij:
• De Informatie Beheergroep (IBG) bezit vooral expertise op het gebied
van algemeen voortgezet onderwijs;
• Nuffic: voor het hoger onderwijs;
• Colo: voor het middelbaar beroepsonderwijs.

Er zijn twee soorten documenten: een diplomawaardering en een verklaring


van genoten onderwijs. Een diplomawaardering is mogelijk als de klant
originele schriftelijke bewijzen heeft, of kan verkrijgen, eventueel met
behulp van anderen. Een verklaring van genoten onderwijs wordt afgegeven
als er geen schriftelijk bewijs is. In een dergelijke verklaring staat vermeld
dat een persoon naar eigen zeggen een diploma heeft behaald wat te
vergelijken is met een bepaald niveau in Nederland. In bepaalde gevallen is
een beschikking van een ministerie nodig om een beroep te mogen
uitoefenen.
Verkrijgbaarheid: Informatie Beheer Groep (Groningen)
Tel: 050 5997755
Nuffic: www.nuffic.nl
Colo: www.colo.nl
Doel: Diplomawaardering heeft als doel om mensen in het bezit van een
buitenlands diploma te helpen bij het betreden van de arbeidsmarkt of bij het
beginnen van een (vervolg)opleiding.
Doelgroep: IDW is voornamelijk ontwikkeld met het oog op inburgering, toetreding tot
de arbeidsmarkt, en (vervolg)onderwijs en scholing.
Gebruikers: Gemeenten, werkgevers.
Kosten: Als IDW nodig is in het kader van het IBO of doorgeleiding dan dient de
gemeente IDW in te kopen en draagt de gemeente de kosten. Inburgeraars,
bv. vluchtelingen hebben recht op een IDW.
Toepasbaarheid : IDW wordt uitgevoerd door bovengenoemde uitvoeringsinstanties.
Kwaliteit: Verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de uitvoeringsinstanties en bij het
CWI.
Gebruikswaarde: Mede op basis van de uitkomsten van het IDW kan bepaald worden welke
arbeidsmarktkansen de inburgeraar heeft en hoeveel aanvullende scholing
nuttig is.
Geschiktheid specifieke IDW is speciaal ontwikke ld voor mensen met in het buitenland behaalde
doelgroepen: diploma´s.

69  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.3 Portfolio NT2 (2002)

Omschrijving: Een portfolio is een map of dossier met een inventarisatie van werk- en
leerervaringen en bewijzen daarvan.Het portfolio NT2 bestaat uit een
paspoort, een biografie en een dossier. In de biografie brengen NT2-leerders
hun belangrijkste leerervaringen met talen en culturen in kaart. Zij stellen
zichzelf daarbij individuele leerdoelen, houden vorderingen bij, reflecteren
op het leerproces en documenteren hun leeractiviteiten binnen en buiten de
school. In het dossier verzamelen de NT2-cursisten bewijzen van het door
hen bereikte taalvaardigheidsniveau. Die bewijzen kunnen allerlei vormen
hebben: schrijfproducten, opnames van gesprekken, een leesdossier, maar
ook bijvoorbeeld stageverslagen. Het paspoort geeft een samenvatting van de
taalvaardigheid die de houder van het portfolio beheerst. Het gaat daarbij in
de eerste plaats om NT2-vaardigheden. Maar in het Paspoort kunnen ook
gegevens over andere talen worden opgenomen. NT2-leerders beheersen
immers nog andere talen dan het Nederlands. Dit versterkt het
zelfvertrouwen van de cursist.
Alle gegevens in het portfolio NT2 worden gerelateerd aan de Europese
standaard voor taalvaardigheidsniveaus, het Common European Framework
of Reference (CEF).
Bij het portfolio NT2 behoren o.a. de volgende producten:
- Raamwerk NT2
- Checklists
- Stalenboek Assessment
- Invoeringshandboek portfolio NT2
- Handleiding portfoliomethodiek NT2
Verkrijgbaarheid: Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073
6123425, internet: www.cinop.nl
Doel: Het portfolio NT2 is een instrument waarmee NT2-leerders tijdens hun
leerproces continu zelf gegevens verzamelen over hun voortgang en
zodoende op ieder moment een bewijs hebben van het niveau dat zij op dat
moment beheersen. Het stimuleert de zelfwerkzaamheid en het
reflectievermogen van cursisten en spreekt de inburgeraar aan op de eigen
verantwoordelijkheid voor het opleidingstraject.
Doelgroep: Volwassen NT2-cursisten.
Gebruikers: ROC Amsterdam e.o. ROC Horizon College, ROC Landstede Harderwijk,
ROC Midden Brabant
Kosten: Zodra het portfolio NT2 officieel uitgegeven is, is het gratis te downloaden
van het internet. Ook de hulpmiddelen voor docenten (handleiding,
stalenboek assessment en het raamwerk NT2) zijn gratis te downloaden.
Alleen aan het gebruik van het paspoort zullen kosten verbonden worden
(vanwege het copyright van de Raad van Europa en hun logo). Deze kosten
bedragen ca. drie euro per paspoort.
Toepasbaarheid : Er wordt een modulair opgezette meerdaagse training in de
portfoliomethodiek ontwikkeld voor docenten en begeleiders.Er kan in
groepen en individueel worden gewerkt gedurende acht tot twaalf weken.
Voor sommige inburgeraars is het lastig om het portfolio zelfstandig in te
vullen. De individuele begeleiding kost tijd. Bij de individuele opdrachten is
veel sturing nodig, ook voor de hoger opgeleiden. Er kan daarom het beste
gewerkt worden met gesloten opdrachten waarin met de kandidaat exact
wordt afgesproken wat er moet gebeuren en wanneer dat af moet zijn.
Kwaliteit: Het portfoliomateriaal ziet er goed uit en er is een handleiding samengesteld
met aanwijzingen voor het gebruik van het instrument. De kwaliteit en
acceptatie van het portfolio hangt verder in belangrijke mate af van de
kwaliteit van de ´bewijzen´. Om deze kwaliteit te garanderen is door Cinop
het “Stalenboek Assessment” ontwikkeld. Op basis hiervan kunnen
testgebruikers zelf assessmentopdrachten ontwikkelen voor cursisten.

70  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


Gebruikswaarde: De meerwaarde van de portfoliomethodiek is gelegen in het maatwerk in
begeleiden en beoordelen. Kenmerk van alle vernieuwingen in het NT2-
onderwijs (duaal leren, buitenschools leren, taalstages, geïntegreerde
trajecten) is dat taalvaardigheid in het Nederlands geen doel op zich is, maar
een middel om een ander doel (werk, scholing, opvoeding) te bereiken. Hier
hoort een aanvullende manier van taaltoetsing bij. In zo’n benadering wordt
het leerdoel ‘beheerst niveau x’ vervangen door ‘beheerst deze
taalhandelingen over die onderwerpen in deze contexten’. Dus geen
verplichte NT2-toets die een algemeen taalvaardigheidsniveau meet, maar
een dossier waarin is vastgelegd wat een individuele deelnemer heeft bereikt
in het kader van zijn streven naar zijn einddoel.
Geschiktheid specifieke Het Portfolio NT2 is niet geschikt voor echte beginners in de Nederlandse
doelgroepen: taal. Het paspoort wordt uitgegeven in de Europese talen, maar de overige
producten alleen in het Nederlands. Er wordt gewerkt aan vertalingen, o.a.
door Wolters Noordhof in het kader van het project “Passage”. De
portfoliomethodiek kan toegepast worden vanaf NT2 niveau 2.

71  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.4 LONK portfoliomethodiek (2000)

Omschrijving: Een portfolio is een map of dossier met een inventarisatie van werk- en
leerervaringen en bewijzen daarvan. De portfoliomethodiek
LoopbaanOriëntatie NieuwKomers (LONK) is een methode voor
loopbaanoriëntatie en begeleiding (LOB). De methode kan ingezet worden
voor het volgens de WIN verplichte onderdeel van BO. Bij een integrale
benadering van inburgering wordt er (afhankelijk van het doelprofiel) zo
vroeg mogelijk in het inburgeringstraject met loopbaanoriëntatie begonnen.
Belangrijk ontwikkeld hulpmiddel binnen de LONK methodiek is het
portfolio. Het portfolio is een map met een beschrijving van iemands kennis
en vaardigheden, eventueel ook op het gebied van taal, aangevuld met
bewijzen daarvan; het sluit af met de individuele plannen voor het werken
aan de loopbaan. De zes stappen van de portfoliomethodiek LONK zijn
hieronder schematisch weergegeven.

Stap 1 Inventariseren en ordenen van ervaringen


• Internationale DiplomaWaardering (IDW)

Stap 2 Kiezen van relevante ervaringen


• Keuzewerkplaats met diverse media
• Banenmarkt
• Tests (Beroepskeuzetest, Capaciteitentest)
• Opdrachten buiten school en stage
• Oriënterend assessment

Stap 3 Expliciteren van ervaringen in termen van competenties

Stap 4 Vergelijken met de kwalificatiestructuur


• Persoonlijk interview

Stap 5 Bewijzen zoeken


• IDW
• Beoordelend assessment
• Stage
• EVC
• Getuigschriften werkgevers
• Kennis- en vaardigheidstoetsen
• Producten, diensten en vaardigheden beschrijven

Stap 6 Opstellen persoonlijk actieplan

De stappen 3, 4 en 5 kunnen afhankelijk van de beginsituatie van de


inburgeraar, een meer of minder zwaar gewicht krijgen of zelfs worden
overgeslagen of uitgesteld.
Binnen het LONK programma (zie schema) kunnen aanvullend extra
meetinstrumenten worden ingezet. Welke meetinstrumenten worden
gebruikt, is afhankelijk van de beginsituatie van de inburgeraar en de
gewenste informatie.
De portfoliomethodiek resulteert in een gefundeerd en door de inburgeraar
zelf gedragen actieplan. Hierin wordt vastgesteld wat de inburgeraar op de
korte termijn gaat doen om een plek op de arbeidsmarkt te bereiken.
Verkrijgbaarheid: Cinop, postbus 1585, 5200 BP ’s Hertogenbosch, tel: 073 6800800, fax: 073
6123425, internet: www.cinop.nl
Doel: Het portfolio LONK is een instrument waarmee inburgeraars tijdens een
LOB continu gegevens verzamelen over hun competenties en interesses en
zodoende op ieder moment een beeld of bewijs hebben van het niveau dat zij
op dat moment beheersen en de richting die zij uit willen gaan.
Doelgroep: Inburgeraars.
Gemeente: Arnhem en Harderwijk , Albeda College, AOB Rijnmond, Noorderpoort

72  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


College, ROC Zadkine.
Kosten: De werkbladen van het LONK portfolio zijn gratis down te loaden van
internet (www.cinop.nl). Ook diverse andere portfolio’s, waaronder een
portfolio in Word zijn gratis down te loaden van de website van Cinop. De
cd-rom ‘Multimedia Portfolio’ en bijbehorende handleiding kunnen bij
Cinop besteld worden (kostten ca. 25 euro).
Toepasbaarheid : Er is een modulair opgezette meerdaagse training in de portfoliomethodiek
ontwikkeld voor docenten en begeleiders. Er kan in groepen en individueel
worden gewerkt gedurende acht tot twaalf weken. Voor sommige
inburgeraars is het lastig om het portfolio zelfstandig in te vullen. De
individuele begeleiding kost tijd. Bij de individuele opdrachten is veel
sturing nodig, ook voor de hoger opgeleiden. Er kan daarom het beste
gewerkt worden met gesloten opdrachten waarin met de kandidaat exact
wordt afgesproken wat er moet gebeuren en wanneer dat af moet zijn. Veel
kandidaten zijn vanuit de eigen cultuur niet gewend aan zelfwerkzaamheid,
zelfsturing en reflectie.
Kwaliteit: Er zijn allerlei materialen en hulpmaterialen ontwikkeld. Dit
portfoliomateriaal ziet er goed uit en er is een handleiding samengesteld met
aanwijzingen voor het gebruik van het instrument. De kwaliteit en acceptatie
van het portfolio hangt verder in belangrijke mate af van de kwaliteit van de
´bewijzen´.
Gebruikswaarde: De meerwaarde van de portfoliomethodiek is gelegen in het maatwerk in
begeleiden.
Geschiktheid specifieke Voor de portfoliowerkwijze is NT2 niveau 2 nodig. Er is echter ook een
doelgroepen: portfolio voor analfabeten ontwikkeld. Met name lager opgeleide
inburgeraars hebben soms moeite met de zelfstandigheid en
zelfwerkzaamheid die de portfoliomethodiek vereist. Extra begeleiding is
dan nodig.

73  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.5 TIP, Taalleerders Intakeprogramma (versie 1999)

Omschrijving: TIP is een door CWI Rijnmond ontwikkeld diagnostisch en ontwikkelings


programma voor allochtonen die niet (direct) aan de slag kunnen op de
arbeidsmarkt vanwege hun geringe NT2-niveau. TIP wordt in principe
ingezet na de kwalificerende intake van CWI.
TIP bestaat uit de volgende programma-onderdelen:
• Beroepskeuzebegeleiding/brancheoriëntatie
• Sociale en communicatieve vaardigheden
• NT2
• Rekenen/wiskunde
• Praktijkproeven voor techniek

Elk programma-onderdeel bestaat uit een combinatie van lessen en


diagnostiek d.m.v. opdrachten en toetsen.
Uitstroomopties na TIP:
• Taaltraject NT2 gericht op vervolgscholing
• NT2 gericht op werk
• Werkstage met taalondersteuning
• Scholing
• Baan
Verkrijgbaarheid: Arbeidsvoorziening Rijnmond via Landelijk Project Minderheden,
Frederique de la Rie, productmanager project Minderheden, tel 079 –
3712248.
Doel: Zicht krijgen op de beste mogelijkheden voor fase 2 en 3 cliënten met een
“Nederlands als tweede taal probleem” om binnen een relatief korte periode
(zonder dat weer eerst een taaltraject afgerond wordt) aan werk en/of
scholing te beginnen.
Doelgroep: Fase 2 en 3 cliënten met een “Nederlands als tweede taal probleem”.
Gebruikers: Zadkine College, Albeda College.
Kosten: Informatie hierover is op te vragen bij CWI Rijnmond.
Toepasbaarheid : TIP kan worden uitgevoerd door:
• Een ROC
• Een Centrum Vakopleiding (bij voorkeur met een geïntegreerd CBB)
• Een particulier (scholings)instituut
• Een combinatie van bovengenoemde instituten.

De meest wenselijke groepsgrootte is 12 deelnemers; deze volgen een


programma van 6 tot 7 weken.
Kwaliteit: Er is een handleiding waarin het programma wordt toegelicht. Ook zijn in
deze handleiding gestandaardiseerde observatie - en rapportageformulieren
opgenomen. Verder bestaat TIP uit de volgende onderdelen:
- Een draaiboek voor consulenten en opleiders.
- Een set praktijkproeven voor de branches techniek, horeca,
administratie/detailhandel en zorg.
Gebruikswaarde: TIP is een diagnostisch programma voor deelnemers met een geringe NT2-
vaardigheid. Met TIP kan een realiseerbare beroepskeuze en het bijpassende
vervolgtraject in een vroeg stadium bepaald worden zonder dat eerst (weer)
een taaltraject afgerond dient te worden.
Geschiktheid specifieke TIP is bestemd voor deelnemers met taalniveau NT2-niveau 2, of voor
doelgroepen: deelnemers die op weg zijn naar NT2-niveau 2.

74  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.6 ‘Vertel…’ Methode voor beroepenoriëntatie nieuwkomers (2000)

Omschrijving: ‘Vertel….’ is een methode voor loopbaanoriëntatie en begeleiding van


inburgeraars. De methode is geïnspireerd op het boek “De Alchemist” van
Paulo Coelho. In dit boek is de boodschap: “je moet niet alleen begrijpen met
je verstand, je moet leren naar je hart te luisteren, want waar je hart is, daar
ligt je leven, je toekomst”.
Het verhaal van de Alchemist is een archetypisch sprookje en heeft een
aantal universele ‘triggers’ opgeleverd: emotioneel geladen aanleidingen tot
mogelijke verandering. De ‘triggers’ stimuleren om te reflecteren op het
verleden, heden en toekomst en om zelf een verhaal te vertellen. De methode
stelt het levensverhaal van de inburgeraar centraal (biografische methode).
Door het vertellen van het eigen levensverhaal leert men zichzelf en de eigen
voorkeuren voor werk kennen. Men verkent die wereld door zich te
oriënteren op 14 arbeidsgebieden waar gewerkt wordt om de samenleving
draaiende te houden. Men spreekt uit met welke werkzaamheden men
affiniteit heeft.
Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax:
058 233 47 09, e-mail: info@ldc.nl, internet: www.ldc.nl
Doel: ‘Vertel….’ is een methode voor loopbaanoriëntatie en begeleiding van
inburgeraars.
Doelgroep: Inburgeraars
Gemeente: Diverse ROC´s.
Kosten: Op te vragen bij het LDC.
Toepasbaarheid : Bij de methode hoort een training die verplicht gesteld is door het LDC.
De methodiek staat voor een deel op een CD-ROM. Deze is gemakkelijk te
installeren en bestaat uit drie modules: Verhalen, Werken en Leren.
Daarnaast is er een Cursistenwerkboek.

Kwaliteit: Er is een handleiding ontwikkeld. In de handleiding wordt de methode


toegelicht. De handleiding bevat tevens een instructie voor de installatie van
de cd-rom. De handleiding is alleen te verkrijgen en te gebruiken via een
verplichte training.

Gebruikswaarde: ‘Vertel….’ is door de biografische methode en het universele verhaal van


´De Alchemist´een aansprekende methode voor loopbaanoriëntatie en
begeleiding.
Geschiktheid specifieke Beluisteren van verhalen op de PC, opdrachten maken via het werkboek of
doelgroepen: de PC, in een dagboek schrijven, het eigen verhaal schrijven, een actieplan
voor beroepenoriëntatie maken: de methode doet een behoorlijk beroep op de
taalvaardigheid NT2, de zelfwerkzaamheid en het reflectievermogen van
cursisten. Bijna alle opdrachten uit de methode vereisen een NT2 niveau 2.
Voordeel is dat het universele karakter van het verhaal van de Alchemist
mensen uit verschillende culturen aanspreekt.

75  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.7 Loopbaan-assessment werkboeken (2001)

Omschrijving: De Loopbaan-assessment werkboeken zijn begeleidingsinstrumenten die


ondersteuning bieden bij een aantal fasen in het proces van (her)oriëntatie op
de loopbaan. De verschillende werkboeken bieden de cliënt goede
aanknopingspunten om zelfstandig aan het werk te gaan. Er zijn werkboeken
voor onder meer de volgende thema’s verkrijgbaar:
• Competenties (uitgebreide en beknopte versie): met behulp van een set kaarten
ordent de cliënt zijn competenties, selecteert een aantal kerncompetenties en
koppelt deze aan plannen mbt de eigen loopbaan. De beknopte versie is door het
woordgebruik geschikt voor lager opgeleiden.
• Loopbaanwaarden (uitgebreide en beknopte versie): met behulp van een set
kaarten ontdekt de cliënt welke waarden in werk voor hem belangrijk zijn. De
beknopte versie is door het woordgebruik geschikt voor lager opgeleiden.
• Werkvoorkeuren: met behulp van een set kaarten bepaalt de cliënt de eigen
voorkeuren ten aanzien van werk.
• Toekomstvisie: met oefeningen en werkbladen brengt de cliënt zijn
toekomstbeeld in kaart en komt tot een aantal stappen voor de korte en lange
termijn.
• Autonomie: aan de hand van teksten, voorbeelden en opdrachten leert de cliënt
hoe hij meer grip kan krijgen op zijn eigen loopbaan.
Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax:
058 233 47 09, e-mail: info@ldc.nl, internet: www.ldc.nl
Doel: Loopbaanoriëntatie en begeleiding
Doelgroep: De werkboeken zijn bedoeld voor loopbaanadviseurs die mensen begeleiden
die zich in de fase van een (hernieuwd) opleidings- of beroepskeuzeproces
bevinden. De boeken kunnen zowel bij lager als bij hoger opgeleiden
gebruikt worden.
Gebruikers: Diverse loopbaanadviseurs, AOB´s en ROC´s.
Kosten: Informatie hierover is op te vragen bij het LDC.
Toepasbaarheid : Bij de materialen is een training ontwikkeld
Kwaliteit: n.v.t. (de werkboeken hebben een oriëntatiedoeleinde en zijn geen tests).
Gebruikswaarde: De werkboeken hebben een oriëntatiedoeleinde. Aan de hand van de
werkboeken krijgt de cliënt een beeld van zijn competenties en welke
richting hij op wil.
Geschiktheid specifieke Een behoorlijke taalvaardigheid in het Nederlands is vereist, aangezien alle
doelgroepen: werkboeken in het Nederlands geschreven zijn.

76  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.8 KWINT, Kwalificerende Intake

Omschrijving: KWINT is een intakemethodiek met behulp waarvan de afstand van een
cliënt tot de arbeidsmarkt bepaald kan worden. Aan de hand van een
interviewprotocol wordt tijdens een uitgebreid gesprek bekeken welke
stappen een inburgeraar (nog) moet doorlopen om een plaats op de
arbeidsmarkt te kunnen krijgen. De KWINT is vooral een potentieel-
beoordeling. Het gesprek richt zich op de situatie van de werkzoekende, de
competenties van de werkzoekende en het eigen potentieel om de situatie te
verbeteren. Er worden drie profielen van de cliënt opgesteld:
• Zoekprofiel (beroepsperspectief, realiteitszin, arbeidsmarktoriëntatie,
energie/motivatie, hanteerbaarheid persoonlijke beperkingen/problemen);
• Kwalificatieprofiel (arbeidsprestaties, zelfredzaamheid op arbeidsplaats);
• Bemiddelingsprofiel (zelfstandig solliciteren).

Verkrijgbaarheid: KWINT wordt uitgevoerd door het CWI.


Doel: Het bepalen van de afstand tot de arbeidsmarkt van de cliënt.
Doelgroep: Werkzoekenden.
Gebruikers: CWI
Kosten: n.v.t.
Toepasbaarheid : KWINT wordt uitgevoerd door het CWI. Voor een gesprek met de cliënt
staat een bepaalde tijd. In de praktijk is deze tijd niet altijd toereikend.
KWINT doet een groot beroep op de gesprekstechnieken van de intaker.
Kwaliteit: Er is een handleiding. Veel gebruikers zijn getraind in de methodiek en in
ondersteunende gesprekstechnieken.
Gebruikswaarde: KWINT is een mondelinge intakemethodiek. Op basis van een of meerdere
gesprekken wordt een advies geformuleerd over de beste wijze van toeleiding
naar de arbeidsmarkt.
Geschiktheid specifieke De werkzoekende heeft zelf een belangrijke rol bij het analyseren van de
doelgroepen: afstand tot de arbeidsmarkt. De situatie, de ervaring en de beleving van de
werkzoekende staan centraal. Een effectieve kwalificerende intake vereist
een sterke inbreng van de cliënt. KWINT is een talige methodiek die een
beroep doet op de beheersing van de Nederlands taal van de werkzoekende.

77  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


3.6.9 Zicht op Arbeid (1997)

Omschrijving: De Matrix Zicht op Arbeid biedt een universele en overzichtelijke indeling in


de wereld van arbeid. Dit gebeurt op een hoger aggregatieniveau dan een (per
definitie niet universele indeling) gebaseerd op beroeps- en functienamen. De
matrix bestaat uit veertien arbeidsgebieden (horizontale as van de matrix) en
negen werksoorten (verticale as). Voorbeelden van arbeidsgebieden zijn
Voeding, Gebouwen, Kleding, Energie & Grondstoffen, Infrastructuur &
Transport, Opvoeding & Onderwijs en Recreatie. Voorbeelden van
werksoorten zijn Productie, Controle, Logistiek en Leiding. De 126
werkvelden die zo ontstaan vormen samen de dynamische wereld van arbeid.
Functies en beroepen kunnen meestal in een van de 126 werkvelden worden
ingedeeld. Een aantal beroepen kan in meerdere werkvelden worden
ingedeeld.
Verkrijgbaarheid: LDC Publicaties, postbus 900, 8901 BS Leeuwarden, tel: 058 233 47 89, fax:
058 233 47 09, e-mail: info@ldc.nl, internet: www.ldc.nl
Doel: Het instrument is bruikbaar bij de bepaling van de beroepsinteresse in het
kader van LOB.
Doelgroep: Iedereen die zich wil (her)oriënteren op de arbeidsmarkt. Zowel toepassingen
in het onderwijs als op de arbeidsmarkt zijn mogelijk.
Gebruikers: ROC´s, loopbaanadviseurs, AOB´s, CWI.
Kosten: Informatie hierover is op te vragen bij het LDC.
Toepasbaarheid : De matrix Zicht op Arbeid is op CD-ROM verkrijgbaar. Ook is er het
Werkboek “Werkvoorkeuren” verkrijgbaar met werkbladen en kaarten
waarmee de cliënt zijn voorkeur voor werkvelden kan aangeven.
Kwaliteit: De indeling van de methodiek kent geen empirische onderbouwing. Andere
indelingen zijn ook mogelijk. De methode heeft echter slechts een
oriëntatiedoeleinde.
Gebruikswaarde: Aan de hand van de methode krijgt de cliënt een beeld van zijn voorkeuren
en welke richting hij op wil. Daarbij wordt de oriëntatie op een specifiek
beroep verbreed naar de oriëntatie naar meerdere werkvelden. De werkvelden
zijn universeel. Ze bieden vaste oriëntatiepunten op de arbeids- en
opleidingenmarkt. Ook werk en/of beroepen uit andere culturen kunnen er
een plaats in krijgen. Op basis van de methode kunnen werkveldgerichte
kwalificaties worden geformuleerd, die universeler en minder veranderlijk
dan beroeps- en functiegerichte kwalificaties zijn

Geschiktheid specifieke De indeling sluit vanwege haar universele karakter aan bij het multiculturele
doelgroepen: karakter van onze samenleving. Soms is het moeilijk je iets voor te stellen bij
beroepsnamen als exportassistent of landbouwmachinist. Zulke concrete
beroepen en functies veranderen bovendien voortdurend van naam en inhoud.
De werkvelden uit deze methode veranderen niet. Voor inburgeraars die hier
aan de slag willen, bieden de werkvelden houvast.
Zicht op Arbeid is wel een talige methode en vereist een beheersing van de
Nederlandse taal op niveau 2. Het zelfstandig invullen van de werkbladen
vereist nogal wat reflectievermogen en zelfwerkzaamheid van de cliënt.

78  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek


79  Taskforce Inburgering 2002 Handleiding testgebruik inburgeringsonderzoek

You might also like