You are on page 1of 4

Waarom God de Schepping tot stand bracht.

Inleiding.
In het onderstaande heb ik een poging gedaan om uit te leggen wat God bedoelde met
de schepping, met de plaats van de mens daarin, enz. Het is eigenlijk een klein
uittrekseltje uit het zeer fascinerende boek van Friedrich Weinreb: “De Bijbel als
Schepping”. Het is mijn bedoeling geweest om te laten zien dat vanuit het oude weten
dat in de vele Joodse overleveringen teruggevonden is, t.a.v. de verklaring van de Bijbel,
speciaal de Tora, heel anders en m.i. vele malen mooier en beter is dan de traditionele
verklaringen die voor ons zo logisch leken. Het gevaar ligt natuurlijk op de loer dat ik mijn
doel niet helemaal bereik omdat ik het echt heel erg heb ingekort. Maar dan hoop ik dat
de lezer zo geïnteresseerd is gemaakt om ook dit boek in handen te willen krijgen en te
bestuderen. En dit alles met mijn verlangen dat onze God en Schepper nog meer geloofd
en geprezen zal worden. En zoals Paulus bad:”dat de Vader van de heerlijkheid ons de
geest van wijsheid en openbaring zal geven tot (rechte) kennis van Hem, Efeze
1:16,(Naardense Vert.)

In het begin was alles in God besloten. In getallen te zeggen: Eerst was er de Eén , de aleph.
God ervoer zo’n intens geluk, dat Hij verlangde dit te kunnen delen. Ik citeer het boek :
God maakte dus de wereld uit het verlangen, de schepping datgene te geven dat hijzelf
ononderbroken kende, dat ook voor hem het grote geluk is van de harmonie, alles omvattend
in een grote rust en voldaanheid.

God maakte toen de twee, de beth, En dan krijg je het hele verhaal van de schepping zoals dat
in Genesis geopenbaard is, het eerste verhaal, in Gen. 1 en het tweede in Gen. 2. Vele
vooraanstaande theologen weten hier geen raad mee. Maar als je zicht krijgt op de
getallensystematiek wordt een heleboel duidelijk. Het zijn inderdaad twee verhalen die elkaar
natuurlijk niet tegenspreken , maar zij belichten de zaken op een andere manier. De eerste
woorden van de Bijbel zijn: In den beginne. En in het Hebreeuws is dat “bereshit”. In getallen
begint dat met de beth, de twee dus.
En wel een extra grote, dat betekent dat die 2 alles bepalend is in deze wereld. Alles in deze
wereld wordt door de tweeheid bepaald.
De schepping heeft van God een kracht gekregen om zich steeds verder te ontwikkelen, om zo
te zeggen steeds verder zich verwijderend van de oorsprong.
Het woord voor scheppen, bara is in getallen 2-200-1. De 200 duidt op een veelheid , dus
vanaf de schepping die dus begint met de 2, de afsplitsing van God, de 1 (God is immer Eén),
via een veelheid, terug naar de 1. Nu zie je dus dat vanaf het moment dat God schiep, er een
veelheid ontstond, de planten, de dieren, vissen, enz. krioelende beesten. En nu citeer ik
weer: Deze gang door de veelheid wordt dan in het tweede deel van de zesde dag ineens
gestuit. Want daar komt de mens als één wezen, staande alleen tegenover de grote
veelvuldigheid om hem heen. Zoals God alleen stond tot op dat moment tegenover de grote
veelheid die hij liet ontstaan. Zoals de Bijbel dat ook uitdrukt in de worden “En God schiep
de mens naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem.”

De mens is dus het eindpunt van de schepping. In wezen heeft hij alles in zich wat vóór hem
zich afzonderlijk uitdrukte in de veelheid van de verschijningen. Dat is het wezenlijke van het
heersen van de mens over alle dieren, die onder hem zijn. “redoe”betekent “onder zich
hebben”of “neerdalen”. Het eindpunt, de mens, is een beeld, een gelijkenis van het
beginpunt.
Het begrip scheppen houdt dus reeds wetmatig, structureel in, dat na het maken van een grote
veelvuldigheid, tot het uiterste toe, er ook in zit het weer terugkeren tot de 1, de oorsprong, tot
de maker. Dit is dus de betekenis van het woord scheppen in zijn wezen, uitgedrukt als 2-200-
1. De mens is dus in wezen de 1. Hij is alleen, één , zoals God aan het begin alleen is, Eén is.
Wij kunnen in deze wereld niet zien dat die 1 aan het eind in wezen terugkeert naar de 1 van
het begin. Ons denken wordt bepaald door de afdruk van die grote 2 op ons denken en
oordelen, wij denken in uitersten, groot-klein, goed en kwaad, enz. En in de ontwikkeling die
zich steeds verder verwijdert van het begin. De mens zou in zijn wil om zich vrij te maken
van iedere binding met de oorsprong, de 2 verder willen ontwikkelen.
De hele gedachte van de evolutie hangt hiermee samen. De ontwikkeling steeds verder van
het , zoals men wil doen zien, primitieve begin, totdat de mensheid zelf tot godheid is
geworden.
Maar het woord scheppen moet men in zijn volle betekenis begrijpen, n.l. dat het ook doet
terugkeren,of men wil of niet. Het was de bedoeling dat de mens de schepping weer terug
zou leiden naar de oorsprong, naar de Schepper.
Misschien wordt dat wel bedoeld met “onderwerpt haar”?

In het eerste scheppingsverhaal is de mens als eenling tot de slotfase. “En God schiep de mens
naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep hij hem, man en vrouwe schiep hij hen.”
Dit duidt op een systeem parallel aan het tweede scheppingsverhaal, waar ook eerst de mens
als één wezen geschapen wordt en daarna pas, in een volgende fase, gedeeld wordt in man en
vrouw.

Het tweede deel van bere shit was in getal 300-10-400.


( Het voert nu te ver om de betekenis van deze getallen ook uit te leggen. Het doel van mijn
uiteenzetting is dat ik hoop te bereiken dat je dusdanig geïnteresseerd raakt in deze materie,
zodat je zelf dit boek zult lezen en onderzoeken of deze zaken geloofwaardig zijn. Mijn
verlangen is dat onze God nog meer eer en ontzag zal krijgen , wij allen verlangen immers om
Hem recht te mogen kennen?)

Het eerste deel van “bere shit”duidt aan dat alles terugkeert tot de 1, maar het tweede deel
geeft aan dat de eenheid van de mens niet blijvend is. Zoals ook in het tweede
scheppingsverhaal uitvoeriger wordt verteld dat de vrouw met de man een tweeheid gaat
vormen. Het verhaal met het komen van de mens als eenheid tegenover de eenheid van God is
nog niet uit.

Dat wat nu dus geconcentreerd aanwezig is in de verhouding 300-10-400, speelt zich in het
eerste scheppingsverhaal af vanaf het moment dat de mens als 2-heid gaat verschijnen, en gaat
verder door het deel waar God het 9e en 10e scheppingswoord *) zegt, de woorden over de
vruchtbaarheid en over het eten. In het tweede scheppingsverhaal begint dat deel daar waar
God zegt dat het niet goed is “dat de mens alleen zij”, waar daarop de vrouw wordt gemaakt
en waarna dan het verhaal komt van de slang en de verdrijving uit het paradijs.

*) In de zes dagen waarop de Here de schepping tot stand bracht wordt 10 maal gezegd: “en
God zei”. Zowel die 6 van de 6 dagen als de 10 van de 10 scheppingswoorden heeft te maken
met een ingenieuze getallensystematiek, waar ik nu niet op in kan gaan.

God maakte de mens met het del dat deze door zijn leven, denken en handelen die tweeheid
op zou heffen, en de “één”, de harmonie van vòòr het maken van de tweeheid zou
terugbrengen.
De mens begreep de zin van deze tweeheid waarin hij geplaatst werd niet, en daarom koos hij
de weg te gaan van de steeds verdere verwijdering van de oorsprong.
Toen de mens nog als een harmonieuze eenheid stond tegenover de veelheid kon hij nog niet
begrijpen dat de schepping ernaar verlangde teruggebracht te worden tot de harmonieuze
oorsprong, tot de eenheid met God. Hij stond zelf als een eenheid tegenover de Eenheid van
God, die weliswaar de tweeheid had geschapen om het geluk en besef van de eenheid te
kunnen beleven. Dus God zei: Het is niet goed dat de mens alleen is, en maakte zodoende de
hulp die bij hem paste. Door zijn eigen scheiding, eigen leed, zou hij de zin van de tweeheid
gaan begrijpen
Hij zou dan ook beseffen wat God ondervindt nadat hij bij zichzelf de scheiding deed ontstaan
om de schepping mogelijk te maken, om de tweeheid tot werkelijkheid te maken en daarom
maakte de Here God van de mens twee helften als het ware. Het mannelijke deel en het
vrouwelijke deel. De ene helft behield het karakter van het oorspronkelijke geheel, en de
andere helft kreeg het karakter van de door God gemaakte schepping, de schepping die God
uit zichzelf maakte. De vrouw werd van de eenheid mens afgesplitst zoals God ook de
schepping van zichzelf afsplitste.

. Zij staat tegenover de man, zoals de gehele schepping als “vrouw” staat tegenover God.

Voordat de Here God de vrouw maakte, vormde hij alle dieren uit de aardbodem en bracht ze
tot de mens, die toen nog “een” was, man en vrouw in één. De mens besefte toen niet het leed
van de scheiding dat zich uitdrukte in de verschijning van al het levende. Omdat hij zelf nog
“één” was kon hij het leed en de wanhoop van de tegenstelling niet begrijpen en voelen. De
wanhoop die het geschapene ernaar deed verlangen door hem verbonden te worden met
datgene waarvan het gescheiden werd door het maken van de tweeheid. Hij had de opdracht
“onderwerp de aarde”. Hij moest de aarde met alles erop en eraan onderwerpen aan de
Schepper, terugvoeren. Maar hij gaf de dieren een “naam”, of eigenlijk een bestemming,
“plaats” benéden. In het Hebreeuws heeft naam en plaats dezelfde structuur.

Een overlevering drukt het zo uit, dat de mens “ontucht” pleegde met de dieren. Contact met
ander leven, nl. zonder dat te willen verbinden met de oorsprong, zonder de zin van dat leven
te willen weten, niet eens te beseffen dat alles toch een zin móet hebben, dit contact derhalve
gericht op een doel op aarde , een nuttigheidsdoel, dat wordt “ontucht “genoemd.

Daarom maakte de Here God ook voor de mens een andere toestand, een diepe slaap,
waardoor hij in een andere hoedanigheid kwam waarin hij in tweeën gesplitst werd.
Het woord op deze plaats waar “zijde” vertaald is met “rib”, is eigenlijk zeer misleidend. In
het Hebr. staat tselah. Het woord “beeld” is tselem. Het woord waar beide ook mee te maken
hebben is “schaduw”, tsel. Je moet dit niet letterlijk opvatten, het gaat altijd in de bijbel om
het wezen van het beeld.
Als men dit woord “zijde” dus bekijkt vanuit zijn wezenlijke opbouw ziet men dat het veeleer
begrepen kan worden als men het met “facet” of “eigenschap” vertaalt.
Van de mens wordt dus weggenomen die zijde ,welke als vrouwelijke kant met het mannelijke
in hem de eenheid, de harmonie vormde. Daarvoor in de plaats kwam dan het vlees.
De plaats van het vlees is dus de plaats van het vrouwelijke.
Voor deze splitsing in man en vrouw, is dus lichaam en ziel één, in een andere hoedanigheid.
Het lichaam heeft nog geen zelfstandige ontwikkeling. Het feit van de afzonderlijke vrouw is
identiek aan het feit van het afzonderlijke lichaam.
Nu hij weet en voelt dat het andere deel van hem is, tot zijn wezen behoort,verlangt hij terug
naar die eenheid. Hij lijdt nu onder die scheiding en al zijn zinnen zijn erop gezet om die
scheiding ongedaan te maken. Dat lijden, die scheiding, is over hem gekomen omdat hij een-
zijnde nog, niet datgene dat reeds gescheiden was wist terug te brengen tot de oorsprong. Hij
voelt nu ook de tweeheid in alles, omdat door deze deling zijn lichaam als iets afzonderlijks is
geworden. Want nu weet hij dat het lichaam ook van hem zou kunnen weggaan. Hij ondergaat
nu ook het begrip van de tegenstelling, van goed tegenover kwaad, van recht tegenover
onrecht, etc. en kan beseffen wat hereniging betekent.
De mens bestaat nu uit twee “halven”.

Tot zover dit uittreksel, en zoals ik boven al schreef, ik hoop dat dit een aanmoediging mag zijn om
deze prachtige materie nader te willen onderzoeken, en dit alles tot meerdere eer en glorie aan
Hem die volmaakte LIEFDE is. Zijn naam zij geprezen tot in alle aionen, en daarna!

N.B. Aanvankelijk heb ik de citaten gecursiveerd, verderop in het stuk heb ik dat niet volgehouden
omdat ik het weer gekopieerd heb uit mijn oorspronkelijke uittreksel. Het meeste is eigenlijk
geciteerd.

You might also like