You are on page 1of 3

Geachte heer Van Muiswinkel, Lieve meneer de Hoofdpiet, De tijd vliegt; de Goedheiligman is alweer in aantocht.

September 2013

In het afgelopen jaar gaf u middels een essay blijk van uw voortschrijdend inzicht aangaande het racistisch gehalte van het fenomeen Zwarte Piet. Dat is verheugend. U maakt terecht melding van het feit dat Zwarte Piet geen schoorsteenveger is, maar (in de huidige verschijning) een racistische oorsprong heeft. U merkt op, eveneens terecht, dat donkere mensen in het 21ste-eeuwse Nederland de nare echootjes vaker opvangen dan wij denken. Dat laatste is, zoals u wellicht weet, een rechtstreeks gevolg van het proces van de institutionalisering van racistische verhoudingen, en de hieruit voortvloeiende moeite- en gedachteloosheid waarmee witte mensen in dit land voor hen ongeziene privileges op maatschappelijk, economisch, juridisch (etc.) gebied kunnen aannemen: wij worden niet met dit dagelijks racisme geconfronteerd; wij zien het niet (of heel soms) en ervaren het al helemaal niet. We hoeven ons er niet druk om te maken. Maar o wee als anderen dit doen. Wat je niet ziet, bestaat niet We verkeren in de veronderstelling dat we in Nederland een postraciale samenleving hebben, met hier en daar hooguit een exces zoals we dat kennen uit Amerika. Iedereen is gelijk, we zien geen kleuren; dat maken we elkaar en onszelf wijs. Als er dan achterstanden of andere problemen zijn, dan zullen ze het aan zichzelf te wijten hebben. Wij, Nederlanders witte Nederlanders hebben niets met racisme te maken. De praktijk vertelt iets anders. Men werpe een blik op een internetforum of een social-mediaplatform en de agressie is ogenblikkelijk duidelijk. Witte Nederlanders claimen bijvoorbeeld gretig, woedend en luidkeels hun recht op het gebruik van het woord neger, dat geen neutrale term is, maar evenals Zwarte Piet uit de hoogtijdagen van kolonialisme en slavenhandel stamt: handelswaar, scheepsvracht; nadrukkelijk niet iemand die een achtergrond heeft; nee: een neger was en is een niet-iemand, een object dat men dus kan bezitten. Deze objectificering en toeigening van het zwarte lichaam en de zwarte geest wordt geprolongeerd met Zwarte Piet: Piet is geen persoon, maar een ding; een middel waarmee witte mensen een raciale karikatuur ( Blackface-extra) neerzetten die elders in de wereld, ook in het Amerika waar we graag naar wijzen, is uitgebannen. Piet is geen Afrikaan, Piet is inderdaad een neger: een object, aangewend ter bevordering van handelsbelangen. Zwarte Piet is een voodoopop waarop witte Nederlanders hun wildste fantasien kunnen uitleven; de krachtige symbolisering van het tot-slaaf-maken. Een relikwie, zoals u het noemt; een koloniale trofee. Een opvoering van lijfeigendom in de eenentwintigste eeuw. Zwarte Piet is, ook vandaag, racisme van het (on)zuiverste water. En zolang Wit het niet ziet, blijft Zwart het voelen: zeer vele landgenoten, rond een nationaal feest. Dit wist u al, min of meer. Niettemin verkondigt u dat u trots bent op het feit dat u al jarenlang de Hoofdpiet mag spelen. U beschrijft weliswaar een koude rilling bij het aanduiden van uw uitwisseldochter als Zwarte Pietje op het voetbalveld, maar bagatelliseert dit aspect van de traditie van het Sinterklaasfeest tegelijk als iets idioots, lekker politiek incorrect: wel mooi dat [het] in Nederland juist wel kon. Het is maar wat u mooi noemt. Idioot is het zeker. Onder de oppervlakte U vertelt dat het logisch is dat het in Amerika niet kon: Hoe meer een land van zoiets gruwde, hoe dichter de pijn daar nog onder de oppervlakte lag. Ook in de jaren '30 van de vorige eeuw vermeldden wij al graag dat wij Amerika niet zijn. Niettemin is de V.S. in institutioneel opzicht verder met het onder de loep nemen van die pijn. Aan blackfacevoorstellingen, bijvoorbeeld, doet men al geruime tijd niet meer. Dat in ons eigen fijne, lekker idiote, tolerante Nederland de transatlantische slavenhandel en de directe en indirecte gevolgen van de slavernij niet of nauwelijks in geschiedenisschoolboeken worden behandeld; dat alle onzer regeringen tot dusver pertinent hebben geweigerd om officile excuses aan te bieden; dat wij over een koloniale oorlog spreken als politionele acties; dat wij de neiging hebben om voor alles een eufemisme te bedenken en de consequenties van onze daden niet aan te spreken, geeft aan dat in het geval van onze pijn de oppervlakte nog lang niet in zicht is. Er s geen pijn; zodra deze onverhoopt dreigt te worden aangeroerd, treden de afweermechanismen in werking. Onder de oppervlakte zit paniek, en ook die willen wij niet voelen. Wij zijn

schuldig aan genocidale praktijken, maar nemen geen verantwoordelijkheid. Wij zijn schuldig aan de nog altijd voortbestaande gevolgen van deze praktijken, maar nemen geen verantwoordelijkheid. Zwarte Piet is, heel eenvoudig waarneembaar, een racistische karikatuur, net zo racistisch als de eeuwige Jood dat was. En net zo racistisch als de oude, reeds lang vervangen Sjimmie aanschouwt u de gelijkenis. Wij nemen geen verantwoordelijkheid. Dit wil niet zeggen dat wij per se individueel schuldig zijn. De hele boel is genstitutionaliseerd, de samenleving is ermee doordrenkt, we zijn ermee opgegroeid: we beginnen met de kinderen; met Zwarte Piet. We bedoelen het goed, dat zal vast. Als ik onopzettelijk over uw voet reed, echter, neemt dat niet weg dat ik over uw voet heb gereden. U voelt de pijn, ik niet. Ik kan me die pijn niettemin enigszins indenken en voortaan beter opletten. Nee, onze generatie heeft het niet bedacht, we werden er niet mee geconfronteerd, we zagen het niet, we wisten het niet. Maar nu weten we het wel. De discussie is niet meer uit de media weg te slaan, zeker niet sinds enkele jaren terug in Dordrecht u was er ook twee heren hardhandig werden gearresteerd wegens de onvergeeflijke misdaad van het in stilte dragen van T-shirts met de tekst Zwarte Piet is racisme; er is hier immers vrijheid van meningsuiting. Dit voorval is tekenend voor de manier waarop we hier reageren op ook maar de geringste suggestie dat wij, witte Nederlanders, iets met racisme te maken hebben. We voelen ons persoonlijk aangesproken. We wrden ook persoonlijk aangesproken, maar niet als persoonlijk schuldige: we worden aangesproken op onze verantwoordelijkheid. Nu weten we het, en de verantwoordelijkheid kan niet meer ontdoken worden. Het feit dat er ontelbaar veel witte Nederlanders zijn die menen dat ons een traditie wordt ontnomen terwijl de discussie slechts Zwarte Piet betreft en, zoals u als ingewijde in dezen weet, een traditie niet statisch is: ook de viering van het Sinterklaasfeest heeft in de loop der decennia vele wijzigingen ondergaan omdat wij bepaalde elementen niet langer (pedagogisch) verantwoord achtten en op niet mis te verstane toon te kennen geven dat wie het niet bevalt (want wij passen ons al voortdurend aan) maar moet oprotten naar het eigen land, hierbij regelmatig bij de enigszins genformeerde ontvanger van deze boodschap herinneringen oproepend aan de Rassenwetten van Neurenberg, geeft aan dat het voortbestaan van het huidig uiterlijk van Zwarte Piet een meer dan symbolische, in de maatschappij gentegreerde functie vervult bij het concreet, hedendaags, alledaags racisme in dit nog altijd kolonin bezittend land. Wij doen niet aan racisme dit woord wordt dan ook zo rap mogelijk vermeden en wie beweert van wel, kan geen Nederlander zijn. We duiken weg, we projecteren, we beschimpen. Als Doutzen Kroes zich bij Pauw & Witteman uitspreekt over het feit dat ze zich schaamt voor Zwarte Piet, wordt ze uitgelachen en neerbuigend toegesproken. Wij identificeren ons met Zwarte Piet: met de witte mens die uitbeeldt, met de karikatuur; nadrukkelijk niet met de mens die wordt ontmenselijkt. Zwarte Piet is een alibi voor bezetenheid. Magisch U schrijft dat Zwarte Piet in Nederland () al lang Piet geworden is, zeker op televisie. Heel aardig, dat Piet er nu in alle soorten en maten is en dat hij/zij tegenwoordig (op de buis althans) iets minder nadrukkelijk denigrerend wordt vormgegeven, maar het blijft, heel sec, een flagrante uiting van racisme. Gn black person, zoals u suggereert, maar een traditionele ridiculisering, gemaakt en uitgebeeld door witte mensen, van een black person. Zwarte Piet is geen persoon, Zwarte Piet is een object: een stereotypering die wekenlang het straatbeeld en de buis beheerst; waar geen ontkomen aan is. Daar verandert een Coole Piet geen mallemoer aan. Integendeel. Alleen de kleinste kinderen denken magisch, meldt u, maar het werkelijk magische denken gebeurt in de hoofden van de verondersteld-volwassenen die ieder excuus, iedere mogelijke rationalisering aangrijpen om maar vol te kunnen blijven houden dat Zwarte Piet niet racistisch is, alsook dat er niet aan getornd mag worden. We reduceren racisme daarbij net zo makkelijk tot een concept waarover te discussiren valt; we negeren de praktijk in het geheel en hoeven dan niet eens meer de moeite te nemen om de ervaring van anderen te invalideren. We meten Piet houden zoals 'ie is en hoe dan ook voorkomen dat wij (en de ouders die ons met Zwarte Piet hebben grootgebracht) met racisme geassocieerd worden en dat gaat altijd over de ruggen van de kinderen, die we enerzijds subtiel de ontmenselijking van anderen bijbrengen en aan de andere kant voor Zwarte Piet laten uitmaken zodat ze uren onder de douche staan teneinde hun huid van pigment te ontdoen. Ja, dat gebeurt. Dat gebeurt. Ook het excuus het is een kinderfeest gaat niet op. Integendeel.

Het is inderdaad geen quasi-onschuldig geintje. Racisme is nooit een grap. Het is dan ook niet zo vreemd dat veel mensen er de grap niet van inzien. Noch is racisme een kwestie van democratie; wij kunnen ook zonder volksonderzoek vaststellen dat Zwarte Piet racistisch is. En als u voorstelt dat er ook zo'n onderzoek komt naar het beeld dat kleine kinderen in Nederland van zwarte mensen hebben, veronderstelt de lezer dat kleine kinderen in Nederland kennelijk niet zwart zijn: de zwarte mens wordt ook hier tot object gemaakt. Het zit diep. Racisme ligt niet aan de ander. Racisme wordt ervaren, maar het probleem ligt bij de actieve factor: degene die het racisme uitdraagt en prolongeert. In dezen zijn wij dat; wij, witte Nederlanders. Het onderzoek dat nodig is, is een zelfonderzoek. Waarom praten wij Zwarte Piet goed? Waarom werk ik er nog aan mee? Waarom geef ik niet toe, terwijl ik prima weet hoe de vork in de steel zit? Aan u de macht De regering, als het om Sint & Piet gaat, dat zijn we zelf, schrijft u. Daarin heeft u gelijk met de niet onbelangrijke kanttekening dat u als Hoofdpiet een gewichtig ambt bekleedt in het Bisschoppelijk Kabinet. Dat u, meneer Van Muiswinkel, als geen ander de positie heeft om de gewenste verandering daadwerkelijk tot stand te brengen. U bent al een flink eind op weg; dat laatste slootje kunt u ook wel overspringen: er is geen enkel excuus voor Zwarte Piet. Punt. En u weet het. Gelukkig weet u het. U weet het, maar vooralsnog belichaamt u Zwarte Piet. U heeft echter de mogelijkheid, meer dan wie ook, om het antwoord te belichamen. U kunt de roe aan de wilgen hangen omdat u er niet meer aan mee wilt doen, maar op dit moment heeft u de macht in handen. U kunt eisen stellen. U kunt voorstellen doen. U bent de Hoofdpiet. We zijn met z'n allen creatief genoeg om iets te bedenken. Een voortzetting van dat zwart-door-het-roet, bijvoorbeeld, met een daarbij passend uiterlijk: een snelle en doeltreffende oplossing is allesbehalve ingewikkeld. We hoeven er dan ook niet moeilijk over te doen. Een nieuw verhaal is vlot verteld. Bent u niet eigenlijk verhalenverteller van beroep? Dit is uw kans. Er is geen excuus meer. U meent het toch goed? Dank u wel.

Met vriendelijke groet en vol verwachting kloppend hart, Een witte vriend van Sint Nicolaas

You might also like