Professional Documents
Culture Documents
Rijnsburg beter
Visie 2015
december 2001
Inhoudsopgave
1 Leeswijzer 1
2 Inleiding 2
2.1 Waarom visie? 2
2.2 Positiebepaling 2
2.3 De dialoog 3
2.3.1 Economie 3
2.3.2 Leefbaarheid 4
2.3.3 Wonen 5
2.3.4 Voorzieningen 5
2.4 Sterkte-zwakte analyse 6
3 Analyse 7
3.1 Algemeen 7
3.2 Bestuurskracht 8
3.3 Scenario’s 9
3.4 Toekomstvisie 10
1 Leeswijzer
In voorliggend document wordt in hoofdlijnen de toekomstige visie van de gemeente
Rijnsburg verwoord. Er is bewust voor gekozen een handzame, korte rapportage op te
stellen.
De visie is geformuleerd aan de hand van een proces van onderzoek en discussie dat in de
periode april-november 2001 heeft plaatsgevonden. Zowel binnen als buiten de
gemeentelijke organisatie zijn vele personen en organisaties bij dit proces betrokken
geweest. Een markeerpunt in dat proces is de oplevering van de zogenoemde “positionpaper”
geweest. Aan de hand van dit positionpaper heeft de discussie met de externe omgeving,
kortom burgers, bedrijven en instellingen, plaatsgevonden. Na de discussie met de externe
omgeving heeft op ambtelijk niveau aanvullend nog een interne discussie plaatsgevonden.
Een vertaling van de visie naar detailniveaus van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie is
bewust vermeden. De visie heeft betrekking op de grote lijnen. De uitwerking van de visie in
concrete activiteiten, producten en diensten zal in concrete uitwerkingsplannen (per jaar of
per collegeperiode) vorm moeten krijgen. In die zin is de voorliggende visie op te vatten als
het vertrekpunt voor het nieuwe College en kan het – indien gewenst – mede de basis
vormen voor het op te stellen nieuwe Collegeprogramma.
Achtereenvolgens wordt in hoofdstuk 2 kort stilgestaan bij het proces dat heeft geleid tot
voorliggende visie. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten uit de positionpaper en
de dialoogfase die voor de voorliggende visie van aanzienlijk belang zijn. In hoofdstuk 3 is
een analyse van de onderzoekers opgenomen, waarbij zowel wordt ingegaan op de
thematische onderwerpen als de gevolgen voor de (bestuurlijke en ambtelijke) organisatie.
Er wordt dan ook kort stilgestaan bij recente ontwikkelingen in de (bestuurlijke) omgeving.
Het rapport mondt in het laatste en vierde hoofdstuk uit in een samenvatting en een aantal
aanbevelingen.
2 Inleiding
2.2 Positiebepaling
In de positionpaper is een uitgebreide beschrijving van Rijnsburg opgenomen. In het kort
laat de Rijnsburgse gemeenschap zich kenmerken door de kernbegrippen “bedrijvig”,
“behoudend” en “nuchter”. Er is sprake van een actief verenigingsleven en een grote sociale
binding. Maar er is ook een andere, meer gesloten, kant. Nieuwelingen die niet in de cultuur
van Rijnsburg passen worden niet snel in de gemeenschap opgenomen.
De economie kenmerkt zich door een sterke relatie met bloementeelt en bloemen- en
groentehandel. Een aanzienlijk deel van de Rijnsburgse economie is direct of indirect
gerelateerd aan de Flora. Verder zijn er veel economische ontwikkelingen gaande, zoals
nieuwe bedrijventerreinen, reconstructies van glastuinbouwgebieden en vernieuwing van
delen van het centrumgebied.
Jongeren en ook de gestaag groeiende groep ouderen kunnen moeilijk geschikte woonruimte
in Rijnsburg vinden. Met name in de sociale huursector moet een inhaalslag worden
gemaakt. Ook accommodaties (sport, kinderopvang, jongeren, wijk/buurthuizen) zijn te
weinig aanwezig, dan wel moeten kwalitatief worden verbeterd. Kwaliteit van wonen en
leven is een belangrijk thema. In het ruimtelijk beeld van de gemeente is de geparkeerde auto
nadrukkelijk aanwezig. Naast parkeeroverlast is verkeersveiligheid een voortdurend thema.
Kwaliteit wordt in Rijnsburg ook verbonden met (een ontbrekende) mentaliteit.
2.3 De dialoog
In een tweetal dorpsdebatten en één slotdebat is gediscussieerd over de gemeente Rijnsburg
en over gewenste toekomstige veranderingen. De discussies hebben op een viertal
hoofdthema’s plaatsgevonden: economie, leefbaarheid, wonen en voorzieningen.
2.3.1 Economie
Rijnsburg kenmerkt zich als een economisch sterke gemeente in een economisch actieve
regio. De lokale economie is zeer sterk gerelateerd aan de bloementeelt en bloemen- en
groentehandel en –transport. Er zijn veel kleine (eenpersoons)bedrijven in Rijnsburg en er is
sprake van een sterke bedrijvigheid in en rond de woonbebouwing. Er is kortom minder dan
in de meeste gemeente sprake van functiedifferentiatie in de gebouwde omgeving. Verder is
in de gemeente Rijnsburg nog genoeg (uitgeefbaar) bedrijfsterrein voorhanden. Ook het oude
veilingterrein geeft mogelijkheden voor toekomstige economische ontwikkelingen.
De kern van het dorp Rijnsburg kenmerkt zich door veel (kleinschalige) economische
bedrijvigheid. In het algemeen zal actief moeten worden gestimuleerd dat bedrijfsfuncties
die overlast (lawaai, verkeer) veroorzaken uit het centrum vertrekken. Aangezien de
algemene mening is dat de bedrijven die nu (nog) in het centrum gehuisvest zijn veelal ook
de bedrijven zijn die er (mede) voor gezorgd hebben dat Rijnsburg economisch op de kaart is
komen te staan, zullen dergelijke verplaatsingen nooit gedwongen mogen plaatsvinden.
gewezen op mogelijke claims vanuit Leiden en de regio op met name het gebied
Kloosterschuur. Kloosterschuur zal zich volgens meerdere deelnemers moeten ontwikkelen
tot een kleinschalig en innovatief glastuinbouwgebied, waarbij overigens is aangegeven dat
de investeringen die dit zal vergen wellicht een belemmering kunnen vormen.
Het belang van de Flora voor de economie en de gemeenschap van Rijnsburg wordt door
vrijwel iedereen ondubbelzinnig onderkend. De eenzijdige economische relatie met de Flora
wordt zowel als de kracht als tegelijkertijd het gevaar van de Rijnsburgse economie gezien.
Aangezien de Rijnsburgse economie onderscheidend is van die van andere gemeenten en het
bovendien de basis is waarop Rijnsburg groot is geworden is de algemene conclusie vanuit
de dialoog dat dit specifieke kenmerk zoveel mogelijk moeten worden gekoesterd. Er moet
derhalve niet drastisch aan de Rijnsburgse economie worden gesleuteld. Wel kunnen naar
mening van meerdere deelnemers accenten worden verlegd. Alhoewel het zwaartepunt op de
“bloemen-gerelateerde” economie zal moeten blijven liggen, mag volgens meerdere
deelnemers het belang in de Rijnsburgse economie wel iets meer verschuiven in de richting
van groente-gerelateerde bedrijfsontwikkelingen. Ook kunnen de mogelijkheden van ICT,
gerelateerd aan de veilinghandel, meer benut worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht
worden aan elektronische marktplaatsen (“tele-veilingen”), waarbij de bedrijfsfocus meer is
gericht op de informatie dan op de logistiek). Dat kan aanpalende, maar geheel nieuwe
werkgelegenheid creëren.
Economisch is het verder van belang dat door de deelnemers aan het economisch debat
onderstreept is dat Rijnsburg geen eiland is binnen de regio. Voor veel ontwikkelingen geldt
dat de gemeente Rijnsburg deze niet zelf kan sturen of begeleiden. Vanuit het economisch
debat is aangegeven dat het zelfs ongewenst is indien de gemeente dit zelfstandig zou willen.
Daarvoor zijn een aantal vraagstukken te veelomvattend dan wel kunnen vanwege
gezamenlijke belangen afspraken niet zonder de buurgemeenten worden gemaakt.
Economisch zal de gemeente Rijnsburg nog meer dan ze nu al doet moeten samenwerken
met omliggende gemeenten. Het Pact van Teijlingen kan daarbij als voorbeeld dienen van de
wijze waarop regionaal ontwikkelingsrichtingen kunnen worden georganiseerd.
2.3.2 Leefbaarheid
Leefbaarheid kenmerkt zich in Rijnsburg door een kwaliteitsgebrek in de openbare ruimte,
parkeer- en verkeersproblematiek en een mentaliteit die meer gericht is op “welvaart” en
minder op “welzijn”. Rijnsburg heeft positieve kenmerken die zichtbaar van invloed zijn op
de leefbaarheid in het dorp, zoals de gemeenschapszin, het dorpse karakter en de lage
criminaliteit. Maar ook de rol van bijvoorbeeld de Rijnsburgse Boys, het jeugdfestival en het
oudejaarsfeest zijn nadrukkelijk aangehaald als kenmerken van de Rijnsburgse gemeenschap
die de leefbaarheid positief beïnvloeden en die dan ook gekoesterd moeten worden.
Twee aspecten die in het debat aan de orde zijn geweest die nadrukkelijk veranderd moeten
worden zijn de verkeersmentaliteit van delen van de bevolking en de hoeveelheid en
kwaliteit van het openbaar groen van de gemeente. Voor wat betreft het parkeren is een
stringenter handhavingsbeleid door vele deelnemers als een mogelijkheid geopperd. Hierbij
moet worden opgemerkt dat er over het algemeen wel sprake is van een dubbele moraal:
“strenger handhaven mag, maar ik moet er zelf geen last van hebben” lijkt een credo die op
meerdere Rijnsburgers van toepassing is. Wel is in de dialoog aangegeven dat het
gemeentelijk verkeersbeleid nader aandacht verdient. Een goede inventarisatie van de
werkelijke parkeer- en verkeersproblemen is als één van de specifieke aanbevelingen uit de
debatten naar voren gekomen. Ook is het weren van doorgaand vrachtverkeer uit het centrum
als een verbeterpunt voor de gemeente genoemd. Voor wat betreft het openbaar groen waren
vele deelnemers aan de debatten het eens: van een gemeente die de wereld in bloei wil zetten
(het motto van de gemeente Rijnsburg) mag een betere onderhoudsstaat van de “eigen tuin”
worden verwacht. Vanuit de debatten is het groenonderhoud dan ook als één van de
speerpunten opgevat voor het thema leefbaarheid.
2.3.3 Wonen
In Rijnsburg is een discrepantie tussen vraag en aanbod op de woningmarkt geconstateerd.
Met name voor specifieke doelgroepen, zoals ouderen en jongeren, is het moeilijk om in
Rijnsburg een betaalbare huurwoning te vinden. Voor een deel hangt dit samen de regionale
woonruimteverdelingssystematiek, maar voor een deel ook met in de loop der jaren ontstane
achterstanden. De diversiteit van het woningaanbod zal volgens vele deelnemers
nadrukkelijk moeten veranderen. Direct daarmee samenhangend is ook door meerdere
deelnemers aan de debatten aandacht gevraagd voor de opstelling en rol van zowel de
gemeente als de woningbouwvereniging. Volgens deze deelnemers zal de focus minder
gericht moeten zijn op rendement en meer op de werkelijke behoefte.
Ten aanzien van het wonen van ouderen zijn er (deels) tegengestelde wensbeelden. Het
wordt enerzijds door deelnemers aan de debatten van belang geacht dat ouderen
geconcentreerd in het centrum van Rijnsburg zelfstandige woonruimte kunnen vinden.
Anderzijds zijn er opvattingen die aangeven dat woonruimten voor ouderen niet zozeer
geconcentreerd moeten worden, maar dat deze moeten worden gekoppeld aan de
aanwezigheid van andere voorzieningen, zoals bijvoorbeeld scholen. De werkelijke behoefte
kan wellicht door de doelgroep zelf worden aangegeven.
2.3.4 Voorzieningen
Het aantal voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur en onderwijs in de gemeente
Rijnsburg is niet erg groot. Rijnsburg lift voor een aanzienlijk deel mee op voorzieningen die
in de regio aanwezig zijn. Er is daarentegen een sterk verenigingsleven en een omvangrijk
netwerk van vrijwilligers in de gemeente. Ook het kerkelijk jeugdwerk heeft een belangrijke
plaats in de gemeenschap die, volgens enkele deelnemers aan de debatten, behouden en
gekoesterd moet worden. De constatering dat de gemeente Rijnsburg een aanzienlijke
jeugdproblematiek te verwerken krijgt wordt door degenen die daar beroepsmatig voldoende
zicht op hebben onderkend. Naast de centrale rol van ouders (handhaving en toezicht) wordt
ten aanzien van deze constatering van de gemeente verwacht dat dit professioneel, samen
met maatschappelijke organisaties wordt opgepakt.
3 Analyse
3.1 Algemeen
De gemeente Rijnsburg opereert als kleine gemeente op een groot speelveld. In de regio zijn
grote ruimtelijke en economische processen gaande die van invloed zijn op hetgeen in de
gemeente Rijnsburg de komende jaren gaat spelen. Rijnsburg weet op onderdelen een “goed
deuntje mee te blazen”, maar heeft ook onderkend dat partners nodig zijn om verder te
komen. Op economisch gebied wordt samengewerkt met marktpartijen uit de particuliere
sector is een constructie die vrij uniek is in gemeenteland. De economische motor van
Rijnsburg is het “bloemenhandelcomplex”, kortom alle bedrijfsactiviteiten die direct of
indirect een relatie hebben met de veiling Flora. Deze motor moet vooral blijven draaien. Er
is weinig aanleiding volgens velen om het roer economisch over een totaal andere boeg te
gooien. De eventuele kwetsbaarheid van de Rijnsburgse economie wordt èn niet breed
onderkend èn, zo dit wel onderkend wordt, voor lief genomen. Wel wordt aangegeven dat
innovatieve bedrijfsactiviteiten, op het gebied van bloemen- en groentehandel, actief moeten
worden gestimuleerd.
Er moet echter ook worden geconstateerd dat Rijnsburg kampt met een aanzienlijk
leefbaarheidsvraagstuk. De kwaliteit van de openbare ruimte haalt geen voldoende en ook op
andere leefbaarheidsaspecten (verkeer, parkeren, mentaliteit) wordt van de gemeente een
nadrukkelijke inzet verwacht. De Rijnsburgers zijn daarbij wel zo eerlijk ook de hand in
eigen boezem te steken: zolang maatregelen die de leefbaarheid kunnen verbeteren niet te
veel nadelige gevolgen hebben voor de individu is veel mogelijk. Maar op het moment dat
maatregelen teveel de eigen persoonlijke belangen kunnen raken (bijvoorbeeld: betaald
parkeren in de kern) wordt ook al snel aangegeven dat de mentaliteit een onderdeel van de
Rijnsburgse leefgemeenschap is en ook behoort te blijven.
Ook sluit de woonbehoefte momenteel niet aanbod bij het woningaanbod. Een deel van de
problematiek ligt verscholen in het feit dat op het beperkte leefgebied van de gemeente
Rijnsburg vele ruimteclaims samenkomen. Deze claims en met name de tegenstellingen
tussen de claims zullen de komende jaren versterken en zullen niet door Rijnsburg alleen
kunnen worden opgelost.
Tenslotte geeft het beeld van de gemeenschap aan dat het voorzieningenniveau van de
gemeente Rijnsburg enerzijds op sommige onderdelen tekort schiet anderzijds juist ook weer
perfect bij de (a-typische) inwoner van Rijnsburg past. Een positief beeld is ontstaan door de
wijze waarop de mantelzorg is geregeld. Minder positief daarbij is dat deze mantelzorg
alleen bereikbaar is voor degenen die binnen het geaccepteerde sociale en maatschappelijke
systeem van Rijnsburg passen. Er zitten derhalve “gaten” in het op eerste gezicht zo sterke
sociale weefsel van Rijnsburg. Dit uit zich onder andere in significante
onderwijsachterstanden. Door professionals wordt dit als een van de belangrijkste opgaven
voor de toekomst gezien.
Rijnsburg laat anderzijds als organisatie zelfstandigheid en veerkracht zien. Een gemeente
die in recordtempo de financiële situatie als gevolg van de artikel 12-status achter zich weet
te laten moet potenties hebben. Ook wat betreft de geconstateerde beperkingen en tekorten
op het terrein van voorzieningen en de openbare ruimte is geconstateerd dat de gemeente
Rijnsburg inmiddels op onderdelen bezig is met een inhaalslag. Wat betreft de
dienstverlening aan de burgers zijn de laatste jaren, zeker met de komst van het nieuwe
gemeentehuis, ook goede stappen gezet. Maar andere elementen van de dienstverlening
(elektronisch loket, contactfunctionarissen, interactieve beleidsvorming etc.) kunnen nog
nadrukkelijk verbeteren.
3.2 Bestuurskracht
Rijnsburg ervaart de turbulentie en dynamiek van gemeentegrensoverschrijdende
ontwikkelingen. Dit vertaalt zich o.a. in een grote afhankelijkheid bij het uitvoeren van
(strategische) taken in het gebied, bijvoorbeeld op het terrein van de woningbouw en de
economie. De Rijnsburgse economie is te beschouwen als een krachtige motor, maar de
injectie van die motor heeft Rijnsburg niet zelf in de hand.
De consequenties van het door Rijnsburg gevoerde beleid zijn redelijk in beeld, maar de
analyse en met name ook de discussie met de externe omgeving heeft aangetoond dat de
wijze waarop de gemeente haar beleid vorm geeft en met name de externe omgeving daarin
een rol geeft kan verbeteren. Wel moet worden geconstateerd dat de opgaven waarvoor de
gemeente zich geplaatst ziet steeds ingewikkelder en omvangrijker worden. Dit vraagt extra
veel energie van bestuur en ambtelijke organisatie om dit te managen.
Zoals gezegd heeft Rijnsburg in korte tijd haar financiële positie ongeveer 180 graden weten
te verbeteren. Hiermee heeft Rijnsburg laten zien dat het veerkracht heeft en tot daden in
staat is. Dit betekent overigens nog niet dat financieel gezien weer alles mogelijk is. Er is
geconstateerd dat het financiële instrumentarium van de gemeente Rijnsburg nog
onvoldoende ontwikkeld is. Dit geldt overigens ook voor de positionering van de P&O-
functie in de gemeentelijke organisatie. Een positief aspect betreft de positieve inzet van het
management. Alhoewel nog naar goede rolinvullingen (integraal management, klantgericht
werken, etc.) gezocht wordt, is het enthousiasme om gezamenlijk aan de
organisatieontwikkeling te werken groot. Wel blijft de gemeente Rijnsburg, juist in
dergelijke sleutelfuncties binnen de organisatie, kwetsbaar. Een belangrijk deel van de
kennis en kunde zit bij één of enkele medewerkers.
Vanuit het intern perspectief is voldoende (potentiële) bestuurskracht aanwezig. Er zijn ook
positieve elementen, zoals aanwezige ambitie en betrokkenheid, die hiervoor als
randvoorwaarde kunnen fungeren. Anderzijds geldt dat interne kwetsbaarheid en met name
externe ontwikkelingen dit beeld nadrukkelijk beïnvloeden. Ook vanuit de eigen organisatie
wordt aangegeven dat kwaliteit alleen maar kan verbeteren indien de gemeente zich
bestuurlijk en ambtelijk verder gaat ontwikkelen. Door velen wordt het zelfs als een
noodzaak beschouwd de komende tijd een bewuste ontwikkelingsslag te bewerkstelligen. De
organisatie zal in meerdere opzichten moeten gaan functioneren als modern lokaal bestuur.
Dit begint bij bestuur en zal zijn uitwerking naar de gehele ambtelijke organisatie en ook
naar de partners in de (bestuurlijke) omgeving moeten hebben. Verdergaande kwaliteit in de
dienstverlening en uitvoering kan worden bewerkstelligd als het reeds betreden pad van niet-
vrijblijvende intergemeentelijke samenwerking verder wordt bewandeld. De gemeenten
Katwijk en Valkenburg zijn daarbij de logische partners. Een op termijn mogelijke fusie is
dan volgens velen een niet onlogische en zelfs een gewenste vervolgstap.
3.3 Scenario’s
Vanuit de verschillende analyses en discussies kunnen drie verschillende toekomstscenario’s
worden geschetst. Deze sluiten in meerdere of mindere mate aan bij de verschillende
constateringen.
Het eerste scenario Rijnsburg houden zo laat weinig veranderingen toe in de toekomst van
Rijnsburg. Dit scenario gaat sterk uit van het idee dat daar waar Rijnsburg nu staat is
veroorzaakt door hetgeen Rijnsburg nu is en dat er ook nauwelijks aanleidingen zijn om
hierop te gaan veranderen. Rijnsburg blijft economisch verbonden aan de bloemenhandel en
–teelt en zal binnen het economisch perspectief actief geen nieuwe ontwikkelingen
stimuleren. Voor wat betreft de leefbaarheid zullen wel enkele kleine marginale
kwaliteitsaanpassingen worden gestimuleerd, maar dit zal niet uitmonden in een direct
andere openbare ruimte of een zichtbare aanpak van (bijvoorbeeld) het thema mentaliteit.
Het centrale uitgangspunt bij dit scenario is dat Rijnsburg niet zonder reden is zoals het nu is
en dat de gemiddelde Rijnsburger zich in deze gemeenschap prettig voelt. Het is niet aan de
gemeente om daar actief in te gaan sturen. Elementen die wel vanuit de gemeente
gestimuleerd kunnen worden hebben met name betrekking op het verbeteren van bestaande
voorzieningen (zoals speeltuinen en sportvoorzieningen). Het scenario Rijnsburg houden zo
zal nauwelijks extra investeringen vergen.
Het tweede scenario Rijnsburg beter gaat een aanzienlijk aantal stappen verder. Rijnsburg
gaat op enkele strategische aspecten forse vernieuwingen stimuleren en doorvoeren.
Enerzijds heeft dit betrekking op het voorzieningenniveau binnen de gemeente. Deze
vernieuwingen zullen met nam op de thema’s die in de voorliggende visie als onderbelicht
dan wel te zwak zijn neergelegd tot uitdrukking moeten komen: voorzieningen voor jongeren
en ouderen, leefbaarheid van de woonomgeving, groenvoorziening, verkeersoverlast,
parkeeroverlast, onderwijsachterstanden, etc. Anderzijds heeft dit ook betrekking op de wijze
waarop de gemeente de activiteiten organiseert. Dit betekent dat nog meer dan nu zal worden
samengewerkt met aan de ene kant aanpalende gemeenten en aan de andere kant
(maatschappelijke) organisaties en burgers. Deze veranderingen zullen zodanig worden
georganiseerd en opgepakt dat de huidige economische en maatschappelijke kernwaarden
van de gemeente Rijnsburg zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. Dit betekent met name dat
op economisch gebied het huidige beleid zoveel mogelijk zal worden versterkt en
uitgebouwd . Het scenario Rijnsburg beter zal aanzienlijke investeringen vergen, zowel
uitvoeringstechnisch (kwalitatieve verbeteringen in de leef- en woonomgeving) als
beleidsmatig (kwalitatieve verbeteringen in de eigen organisatie).
Een mogelijk derde scenario is Rijnsburg op de schop. Dit behelst een compleet nieuwe
ordening van processen en werkzaamheden binnen de organisatie. Er wordt een
transformatie naar een andere gemeente nagestreefd. Een gemeente die economisch niet
(meer) afhankelijk is van één bedrijfsprofiel. Compleet nieuwe vormen van werkgelegenheid
worden actief naar Rijnsburg gehaald. De banden met de Flora worden niet zozeer
doorgeknipt, maar zijn economisch voor de gemeente minder relevant. Er wordt bewust
gestuurd naar een andere mentaliteit van de Rijnsburgse bevolking. Om die nieuwe
mentaliteit ook te ondersteunen worden door de gemeente nieuwe randvoorwaarden
geschapen. Rijnsburg zelf wordt in bloei gezet. Tegen parkeer- en verkeersoverlast wordt
streng opgetreden. Er vindt een stringent handhavingsbeleid plaats. Alle bedrijven die op
enigerlei overlast (verkeer, lawaai) veroorzaken worden, met financiële hulp van de
gemeente, naar (nieuwe) bedrijfsterreinen buiten de kern verplaatst. Om dergelijke
ontwikkelingen mogelijk te maken krijgt Kloosterschuur in eerste instantie een
bedrijfsbestemming. De uitgangspunten uit het Pact van Teijlingen (overloopgebied voor
kleinschalige glastuinbouw) worden eenzijdig losgelaten. Het scenario Rijnsburg op de
schop zal enorme langjarige investeringen vergen. Ook van burgers, bedrijven en
instellingen.
3.4 Toekomstvisie
Grootschalige transformatie (derde scenario) past niet bij Rijnsburg als gemeente en ook niet
bij Rijnsburg als bestuurlijke en ambtelijke organisatie. Indien scenario 1 wordt gekozen
wordt feitelijk de ogen gesloten voor ontwikkelingen die nu gaande zijn. Bovendien is vanuit
de eigen organisatie nadrukkelijk aangegeven dat het inzetten op scenario 1 inhoudt dat bij
een mogelijke gemeentelijke herindeling de ambtelijke organisatie van de gemeente
Rijnsburg op een achterstand is geplaatst ten opzichte van de andere organisaties. De
behoefte bestaat om, binnen de eigen grenzen, als een actieve en ontwikkelende gemeente op
te treden en zich zo sterk te maken voor alle mogelijke toekomstige veranderingen. Vandaar
dat zowel vanuit het interne, maar ook vanuit het externe perspectief er feitelijk maar één
oplossing is: scenario 2.
Binnen het tweede scenario kan ook goed worden vastgehouden aan de huidige pijler van de
Rijnsburgse economie. De dialoogfase heeft nadrukkelijk laten zien dat al te grote
verschuivingen op economisch gebied niet reëel, maar ook niet gewenst worden geacht.
Bovendien gaf de dialoogfase aan dat ten aanzien van de kwaliteitsvragen die met name in
de openbare ruimte leven er zeer verschillend wordt gedacht. Er zullen verbeteringen moeten
worden doorgevoerd, maar de constatering dat het met Rijnsburg op dit vlak totaal anders
moet, gaat velen te ver. Voor een deel geldt hier een spreekwoord dat op Rijnsburg van
toepassing is: “wie de jas past trekke hem aan”. Binnen het tweede scenario kunnen de
huidige cultuur en gemeenschapskenmerken van het dorp Rijnsburg grotendeels
gehandhaafd blijven. Binnen die grenzen kan in dit scenario wel aan kwaliteitsverbetering
worden gewerkt. Dit sluit ook aan bij de constatering die eerder is gemaakt dat de gemeente
Rijnsburg op een aantal onderdelen druk bezig is de geconstateerde beperkingen en tekorten
(bijvoorbeeld op het terrein van voorzieningen en openbare ruimte) terug te dringen en aan te
pakken.
Deze verbeteringen zullen niet lichtzinnig moeten worden opgevat. Het zal ook bij het
tweede scenario gaan om een aantal forse strategische vernieuwingen (voorzieningen,
leefbaarheid, openbare ruimte, onderwijs). Daarbij zullen in de tijd keuzes moeten worden
gemaakt. Dit betekent ook dat financiële ruimte gevonden moet worden om dergelijke
ontwikkelingen te kunnen bekostigen. Verder zal de gemeente enerzijds gebruik moet maken
van de mogelijkheden die het zelf heeft en anderzijds ook van de mogelijkheden die anderen
bieden. Met name wordt dan gedoeld op een intensievere samenwerking binnen KRV.
In onderstaand schema zijn de resultaten van het onderzoek vertaald naar de prestatievelden
die het ministerie van BZK in haar notitie “krachtige gemeenten” (1998) heeft aangegeven.
Deze vier prestatievelden hebben in het onderzoek steeds een belangrijke rol gespeeld.
LEEFOMGEVING
DIENSTVERLENER
4.1 Samenvatting
De gemeente Rijnsburg heeft vanuit eigen kracht en wil gekeken naar hoe ze er voor staat en
waar ze naar toe kan en wil. Hierbij is de bevolking in enkele discussiebijeenkomsten
betrokken en zijn maatschappelijke organisaties geconsulteerd.
Analysefase
Uit het onderzoek blijkt dat Rijnsburg, ook in vergelijking met andere gemeenten een aantal
sterke punten heeft die voor de toekomst van groot belang kunnen zijn. Dat is naast de
bovengenoemde mentaliteit vooral de sterke economie, gebaseerd op het
bloemenhandelcomplex rond de Flora. Met dit complex wordt ook gedoeld op aanleverende,
toeleverende en dienstverlenende activiteiten. De ambtelijke en bestuurlijke organisatie kent
kwetsbaarheden en zwakheden, maar het getuigt zeker van bestuurskracht dat de gemeente er
in de afgelopen jaren in is geslaagd een negatieve financiële en organisatorische spiraal om
te zetten naar de acceptabele situatie op deze terreinen op dit moment.
Er zijn uit het onderzoek ook zorgpunten gekomen voor gemeente en gemeenschap van
Rijnsburg. Er zijn naar de mening van de onderzoekers duidelijk “gaten” in het traditioneel
sterke sociaal weefsel (o.a. onderwijsachterstand, zorgbehoefte) geconstateerd, de kwaliteit
van de dagelijkse woon- en leefomgeving is een belangrijke punt van aandacht en bron van
zorg van velen (w.o. verkeers- en parkeeroverlast). Het voorzieningenniveau kan beter, de
sterke economie is eenzijdig ingericht en kent daardoor een relatief grote afhankelijkheid.
Tenslotte is en blijft de ambtelijke en bestuurlijke organisatie in het licht van de dynamiek in
de omgeving kwetsbaar, zeker ook in financieel opzicht. Wat dit laatste betreft: Rijnsburg is
een kleine speler op een groot speelveld en hoe hard en goed er ook gewerkt zal worden, die
beperking blijft. Wel is geconstateerd dat de gemeente Rijnsburg op een aantal onderdelen
druk bezig is de in het onderzoek geconstateerde beperkingen ten aanzien van bijvoorbeeld
het voorzieningenniveau en de kwaliteit van de openbare ruimte terug te dringen en aan te
pakken.
In het totaalbeeld van Rijnsburg zijn de onderzoekers van opvatting dat de gesignaleerde mix
van sterke en zwakke punten zodanig is dat er urgentie is in het kiezen van een richting in
een aantal zaken en het actief daaraan werken. Deze zaken zijn:
Een krachtige inzet op de versterking van de “quality of life” in Rijnsburg zelf op het
gebied van woon- en leefomgeving en voorzieningen op het gebied van welzijn (o.a
jeugd) en cultuur;
Met de bovenvermelde zinsnede over urgentie wordt niet alleen bedoeld dat het in algemene
zin nodig is dat gemeentebesturen actief zijn. Voor Rijnsburg gaat dat verder: op ieder van
deze drie terreinen is op korte termijn stevige actie geboden, wil het zich als
“robuuste”gemeente kunnen blijven profileren. Of nog scherper gezegd: als op deze drie
terreinen op korte termijn geen goede keuzes worden gedaan en forse voortgang kan worden
geboekt verdient Rijnsburg, naar de mening van de onderzoekers, dit predikaat niet.
Dialoogfase
De zorg en ernst van de situatie op het gebied van woon- en leefomgeving en voorzieningen
is naar onze opvatting bevestigd. Wel met als aantekening dat de bevolking het niet geheel
eens is over mogelijk te nemen maatregelen, die de persoonlijke belangen raken. Problemen
op het gebied van parkeren, veiligheid, jeugdproblematiek worden in algemene zin wel
herkend, maar over de concrete oplossingen verschillen de meningen. Bij het verder invullen
zal van de gemeente dus veel creativiteit worden gevraagd en een regisserende rol tussen de
verschillende belangen. Het kan niet anders dan dat veel zaken op dit terrein via coproductie
en interactie tussen groepen bewoners en de gemeente tot stand zal moeten worden gebracht.
Ten aanzien van de door de onderzoekers naar voren gebrachte risico’s van kwetsbaarheid
en afhankelijkheid van de eenzijdige economische structuur is vanuit bevolking,
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties naar voren gekomen dat dit toch vooral
gezien wordt als een sterk punt. Vanuit de dialoogfase kan dan ook geconstateerd worden dat
er zeker draagvlak is om het bestaande profiel verder te versterken en te ontwikkelen,
waarbij door innovatie (o.a. ICT) de kwetsbaarheid kan worden verminderd. Dit is een
heldere keuze die voor de toekomst van Rijnsburg van groot belang is.
Globale ontwikkelingsrichtingen
Op grond van het uitgevoerde onderzoek en de gevoerde dialoog met en door de bevolking
van Rijnsburg zijn in dit rapport drie ontwikkelingsrichtingen aangeduid voor Rijnsburg met
een korte karakterisering:
“Rijnsburg; houden zo”: het gaat goed genoeg, met kleine verbeteringen en
aanpassingen komen we de komende 10- 15 jaar ook goed door. Samenwerking kan
altijd beter, maar is ook lastig (o.a. woningtoewijzing) en mag niet leiden tot uitholling
van de zelfstandigheid;
“Rijnsburg beter”; het gaat niet goed genoeg, zeker niet als we naar de toekomst kijken.
We willen/moeten Rijnsburg behoorlijk veranderen, maar wel zoveel mogelijk van het
typische en bijzondere van de gemeente, haar economie en gemeenschap bewaren en
versterken. Waar mogelijk in samenwerking met anderen, waar nodig desnoods
gefuseerd met gelijkgestemde partners (bv. richting KRV);
“Rijnsburg op de schop”; we redden het als Rijnsburg niet meer in de nabije toekomst.
We moeten een keuze maken voor een ander profiel (o.a. economie) en proberen zo snel
mogelijk aan te sluiten bij buurgemeenten die desnoods minder aansluiten bij ons huidig
profiel (bv. richting Leiden).
Op basis van de dialoogresultaten is het glashelder dat er geen draagvlak zal zijn voor het
derde scenario “Rijnsburg op de schop”. Het scenario “Rijnsburg beter” dient dan ook naar
de mening van de onderzoekers als uitgangspunt te worden genomen voor de verdere
ontwikkeling en uitwerking van de toekomstvisie. Deze keuze past bij de opgaven waar de
gemeente voor staat, de beschreven uitgangssituatie en bij de opvatting van een flink deel
van de in de dialoogfase betrokken gesprekspartners. Het is een ingrijpende keuze die veel
zal betekenen en die een grote mate van bestuurskracht zal vragen van de gemeente.
Het onderzoek heeft laten zien dat er op diverse terreinen ontwikkelingskansen liggen, zowel
in Rijnsburg zelf (“quality of life”) als in de ontwikkeling van economie, wonen en verkeer.
Het zijn echter geen eenvoudige klussen voor de gemeente om die op te pakken. De praktijk
in het lokaal bestuur laat zien dat traditioneel zelfs eenvoudige klussen voor gemeenten
steeds complexer worden ondermeer door verschillende belangen, grotere mondigheid en
hoger aspiratieniveau van de burger, andere bejegening van de overheid, etc. En de
belangrijke klussen zijn voor Rijnsburg de komende jaren echt niet eenvoudig.
In dat verband kan het zeker als een uitdaging (en een noodzaak!) worden beschouwd om als
gemeente (bestuur en organisatie) zelf een ontwikkelingsslag door te maken gericht op het
functioneren als modern lokaal bestuur in allerlei opzichten. Bijvoorbeeld op het terrein van
bestuurs- en managementinstrumentarium, maar zeker ook op het gebied van nieuwe
omgangsvormen tussen bestuur en burgers (waar dit interactieve visieproces al een goed
voorbeeld van kan geven). De financiële positie van de gemeente biedt hiertoe wel enige
ruimte, maar zal voor een dergelijke ontwikkelingsslag wel verder moeten worden versterkt.
Maar nog meer dan in deze instrumentele aspecten, zal de “bestuurskracht” van de gemeente
Rijnsburg zich nog verder kunnen en moeten ontwikkelen in een strategische, integrale en
initiatiefrijke aanpak van die vraagstukken die enerzijds het meest bepalend zijn voor de
toekomst van gemeente en gemeenschap, maar die anderzijds het moeilijkst te vatten zijn
omdat ze gemeentegrenzen en de competenties en bevoegdheden van het lokaal openbaar
bestuur overstijgen. Deze “ontwikkelingsvraagstukken” (bv. economie, wonen, verkeer,
glastuinbouw) kunnen alleen zinvol worden opgepakt als de gemeente bereid is om haar
afwegingen en belangen in een breder kader en op hoger schaalniveau te delen en te
verdedigen in een niet-vrijblijvende samenwerking.
Om de strategische inzet samengevat in “Rijnsburg beter” waar te kunnen maken is dus een
tactische en ook onvoorwaardelijke inzet nodig op verregaande samenwerking met
maatschappelijke en bestuurlijke partners. Voor wat betreft de bestuurlijke constellatie ligt
het voor de hand daarbij de bestaande relaties in KRV-verband als basis te gebruiken, zonder
overigens op dit moment andere bestuurlijke partners uit te sluiten.
Of een dergelijke samenwerking ook zou moeten leiden tot een fusie is een vraag die naar
onze mening op dit moment nog niet beantwoord kan worden: eerst zal moeten blijken of
deze partners in dat geval én voldoende in staat zullen zijn om die ontwikkelingsvragen ook
afdoende aan te kunnen pakken én voldoende met elkaar in staat zullen zijn om de krachten
en kwaliteiten van de bestaande gemeenschappen (waaronder zeker die van Rijnsburg) te
bevestigen en te bewaren in een duurzaam concept van samenleven, waarin de eigenheid en
Het is naar onze opvatting zeer de moeite waard om dit in het verband van deze drie
gemeenten nader te gaan onderzoeken, bv. via de opstelling van een gezamenlijke
gebiedsvisie voor de drie gemeenten, waarbij dan ook nadrukkelijk zal moeten worden
ingegaan op de kracht en de toekomstpotentie van bestaande lokale gemeenschappen. Vanuit
het Rijnsburgse perspectief gezien is een dergelijk onderzoek naar onze mening niet alleen
nuttig, maar noodzakelijk in het kunnen realiseren van de strategische inzet op “Rijnsburg
beter”.
4.2 Aanbevelingen
Samenvattend bevelen wij het bestuur van de gemeente Rijnsburg aan:
2. Dit scenario uit te werken op in ieder geval de drie genoemde hoofdterreinen van
ontwikkeling voor de gemeenten Rijnsburg:
het verder ontwikkelen van een open en interactieve bestuursattitude met de daarbij
behorende instrumenten, activiteiten en financiën.
6. Een actieplan “Rijnsburg beter” uit te werken dat de nieuw gekozen Raad en het nieuwe
College als basis kunnen nemen voor de verdere uitvoering van de stappen uit dit
scenario en voor het scheppen van de randvoorwaarden daartoe.