You are on page 1of 33

Europees Recht

Week 1 Export en Europees recht


Leerdoelen H4 (Nadruk of EU verdrag en EU werkingsverdrag)
- De juridische vormen van export beschrijven

- De basisstructuur van de Europese Unie uitleggen

- De werking van de Europese Verdragen doorgronden

- De Vier Vrijheden (vrij verkeer van goederen in het bijzonder)op een vrij complexe
casus
toepassen (toepassingsvraag op tentamen)

Wijze van exporteren

1) via een agent

2) via een distributeur

3) persoon in loondienst

4) franchise

5) joint venture (zelfstudie)

1. Export via een agent


Deze overeenkomst is geregeld in art. 7:428 BW voor in Nederland. Als je de grens
over gaat krijg je te maken met Europese richtlijnen, je krijgt hier te maken met
het EVO verdrag en het vertegenwoordigings verdrag. Als je exporteert via een agent
heb je met de volgende partijen te maken. Namelijk exporteur Agent klant. Van
exporteur naar agent heb je te maken met een internationale agentuur
overeenkomst. Het bijzondere van deze overeenkomst is dat de exporteur de
koopovereenkomst sluit met de klant en niet de agent. De agent is hier een
zelfstandige ondernemer, die kent ook het land waarvoor die bezig is voor de
exporteur. Het nadeel hier is dat de klant op afstand zit, bijvoorbeeld is de klant wel
kapitaal krachtig genoeg? Tussen de agent en exporteur wordt vaak een
delcrederebing gesloten, dat is een onderdeel van de agentuur overeenkomst. De
agent beloofd dan dat de klant kredietwaardig is, de klant is dus kapitaal krachtig
genoeg. Stel de klant betaald niet, kan de exporteur ook bij de agent aankloppen. De
agent verdiend zijn geld door elke geslaagde bemiddeling. Bij elke internationale
overeenkomst komen problemen voor namelijk 3 IPR problemen (internationaal
privaat recht):
- Welk recht is van toepassing?
- Welke rechter is bevoegd? (Nederlandse rechter of een rechter in het buitenland)
- Ten uitvoerlegging vonnis? (Is het vonnis rechtsgeldig?)

2. Export via een distributeur


Het is een generieke overeenkomst, partijen zijn vrij te bepalen wat ze opnemen in
de overeenkomst. De volgende partijen zijn van belang; Exporteur
(principaal) Distributeur klant. Tussen de distributeur en de klant ontstaat een
nationale koopovereenkomst, tussen de exporteur en distributeur ontstaat een
internationale koopovereenkomst. De export verkoopt zij goederen aan de

distributeur, op deze goederen komt een toeslag en verkoopt de distributeur ze aan


de klant. Het voordeel voor de exporteur is dat hij alleen te maken heeft met de
distributeur. Het nadeel is dat de exporteur niet precies weet wie zijn klanten zijn,
bijvoorbeeld met marketing. De overeenkomst mag niet in strijd komen met de
mededingingswet, bijvoorbeeld prijsafspraken mogen niet afwijken. Het Weens
koopverdrag en hetEVO verdrag zijn hier van toepassing.

3. Export via persoon in loondienst (arbeidsovereenkomst)


Je hebt hier te maken met een arbeidsovereenkomst art. 7:610 BW. Je hebt hier te
maken met een Exporteur (werkgever) Werknemer (Nederlandse of buitenlandse).
Bij een buitenlandse werknemer is het beter voor buitenlandse recht te kiezen, maar
je kunt ook het Nederlandse recht kiezen (7:610). Het is beter om voor buitenlands
recht te kiezen i.v.m. ontslagrecht. De werknemer is ondergeschikt aan de
werkgever. Als werkgever neem je eengeheimshoudingsbeding op en
een concurrentie/relatie beding op in de arbeidsovereenkomst t.o.v. de buitenlandse
werknemer.

4. Export via Franchise overeenkomst


De partijen waar je mee te maken hebt: Exporteur
(franchisegever) Franchisenemer (in het buitenland) Klant. Je hebt te maken met
een internationale franchise overeenkomst tussen de franchise gever en nemer.
Tussen de nemer en klant heb je te maken met een nationale overeenkomst. De
franchisegever levert veel verplichtingen op aan de franchisenemer, op het gebeid
van marketing, logo, boekhouding, uitstraling etc. Het Weens koopverdrag en
het EVO verdrag zijn hier van toepassing.

Europees recht
- EU verdrag (4311), toetreding van een nieuwe lidstaat
- EU werkingsverdrag (4231)

Week 2

EU heeft zich ontwikkeld tot een grote macht door 4 sporen:

1.

Uitbreidingen van lidstaten (omvang) (van 6 naar 27)

2.

Aantal verdragen uitgebreid (EGKS, kolen en staal) (EEG, Europese

economische gemeenschap) (EG verdrag, totale economie), Univerdrag,


Kernverdrag, Buitenlandse zaken, veiligheid, politie en justitie. Eerst heette ze EEG,
daarna E van economisch weg want het werd meer dan economie. Toen de EU. Dus
steeds meer beleidsterreinen worden door EU bepaald waardoor EU dus ook
machtiger wordt.

3.

Jurisprudentie: (cost NL = voorrangbeginsel en van Gend en Kos directe

werking Dit leidt tot supranationaliteit)

4.

Wetgeving en verordening :Eu mag op steeds meer terreinen, wetten maken en

de EU moet zich eraan houden.

Twee verdragen
VEU en VWEU

Wie is de baas in europa

Uitgangspunt: Art. 13 EU verdragen (VEU),

1.

Europees parlement ( gekozen burgers van lidstaten)

2.

Europese raad ( Staatshoofden, regeringsleider (RUTTE), en VOORZITTER

VAN EUROPESE COMISSIE) (die zijn de baas)

3.

De raad: Vakministers: als het gaat om landbouw: Gaan alle ministers van

landbouw van de EU landen daar naartoe

4.

De commissie: zitten eurocommissarissen

5.

Hof van justitie = rechter van EU, je hebt heel veel soorten rechters

6.

Rekenkamer: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat

binnen komt, lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven

7.

Europese centrale bank = Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar

wordt wel geld in gestopt. Doel: Economie van eu bevorderen.

1. Europees parlement:
Waar geregeld:art 14 VEU
Wie:Gekozen burgers (vertegenwoordigers)
Vertegenwoordigt:De burgers
Wat doen ze: Stellen begrotingen op/vast samen met de raad (niet Europese) obv
evenredigheid wetgever van eu

2. De Europese raad:
Waar geregeld: art 15 VEU
Wie: Staatshoofden, regeringsleiders (Rutte, merkel) en voorzitter Europese
Commissie (Die zijn de baas in EU)
Vertegenwoordigen: De EU zelf
Wat doen ze? Ze bepalen de richting die ze opmoeten

3. De raad:

Waar geregeld: art 16 VEU

Wie?: Vakministers (minster van landbouw, ministers van milieu)

Vertegenwoordigt: De regering van de lidstaten

Wat doen ze?: wetten en begrotingen maken samen met europees parlement

4. De commissie

Waar geregeld: Art 17 VEU

Wie: Eurocommissarissen van elk n lidstaat

Vertegenwoordigt: De EU

Wat doen ze?: Ze houden toezicht van nakoming verdragen. Als ze iets
constateren naar het hof van justitie. Maken ook wetsvoorstellen om te vooromen
dat het europees parlement en de raad te machtig worden. (trias politicas)

5. Hof van justitie

Waar geregeld: art 19 VEU


Wie: Rechters op alle gebieden waarmee mensen te maken hebben met recht

Wie vertegenwoordigen?: art 19 lid 3 sub A: iedereen

Wat doen ze?: Pre juridiciele: voordat Nederlandse rechter uitspraak doet eerst
vragen of ze europees recht goed hebben uitgelegd.

6.Rekenkamer

Waar: art 285 VWEU


Wat doen ze: Budgetten controleren van de EU, ze houden in de gaten wat binnen
komt, lidstaten moeten bijvoorbeeld geld betalen om lid te blijven

7. ECB:

Waar: Art 282 VWEU

Wat doen ze: Houdt koers in de gaten, zonder winstoogmerk maar wordt wel geld in
gestopt. Doel: Economie van EU bevorderen.

Vertegenwoordigt: EU

Week 3
Mogelijke tentamenvraag
Wat is (bijvoorbeeld) het verschil tussen art. 214 lid 1 en 4 EUW en art. 91 lid 1
EUW?
Humanitaire hulp (art. 214 lid 1/4 EUW) en bijzondere aspecten van vervoeren (art.
91)

Onbeperkt bevoegd, t.a.v. beleidsterreinen.


3 uitgangspunten :

- Art. 4 en 5 EU

- Art. 3-6 EUW

- Rechtsbasisbeginsel, het moet in het recht/wet staan.

Art. 4 EU: blz 4311


lid 1: verhouding unie en lidstaten. Wat de lidstaten niet hebben weggegeven, daar
mag de unie ook niet aan komen.

lid 2: de Unie eerbiedigt de gelijkheid tussen staten, niet alle staten zijn gelijk.
lid 3: loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten, elkaar aanvullen.

Art. 5 EU: blz 4312


lid 3: subsidiariteitsbeginsel
lid 4: evenredigheidsbeginsel, als je hetzelfde resultaat kunt behalen met een kleiner
bedrag/minder werk moet je dit doen.

Art. 3 EUW blz 4231 (Grote bevoegdheid)


De Unie is exclusief bevoegd (=alleen bepalen), in het artikel staat over werken
onderdelen.

Art. 4 EUW blz 4231 (Minder grote bevoegdheid)


lid 1: gedeelde bevoegdheid EU + lidstaten (minder grote bevoegdheid)

lid 2: staat alles wat gezamenlijk wordt gedaan.

Art. 5 EUW blz 4232 (Nog minder bevoegdheid)

lid 1: een van de instellingen (Raad) van Europese Unie stelt maatregelen en de
lidstaten cordineren. (deze bevoegdheid is kleiner voor de EU)

Art. 6 EUW blz 4232


De unie ondersteunt, cordineert en vult aan. (laagste bevoegdheid t.o.v. lidstaten)

T.o.v. wie worden deze bevoegdheden afgebakend? De lidstaten.

Besluitvorming
Drie procedures art. 289 EUW

1. Gewone procedure, lid 1 (Europees parlement + raad op voorstel van


Europese commissie besluiten nemen)
2. Speciaal, codecisie, lid 2 (Europees parlement + deelname raad of raad +
deelname parlement, er kunnen twee verschillende partijen de leiding nemen)
3. Overige, lid 4 (initiatief lidstaten op Europees parlement + aanbeveling
Europese centrale bank + verzoek Europese justitie of Europese
investeringsbank)

Internationale marketing
Week 1
Exportmarketingplan

*Tussen SWOT-analyse en strategien zit confrontatiematrix (BELANGRIJK)

1. Executive summary

- Een samenvatting voor het management, wat staat er in het verslag

- 1 2 paginas

- Belangrijkste doelstellingen en aanbevelingen, voorbeelden:

* Opbouw van relatie met importeur

*Verhoging reclame-inspanning

* Nieuwe vormen van service

* Nieuw product

* Adhv dit stuk dient een manager een beslissing te kunnen nemen, dus
wat kost het, wat
gaat het opleveren en wat zijn de risicos

2. Inhoudsopgave
- Verplicht onderdeel

- Voorbeeld heb je zojuist gekregen J

- Kapstok van je plan

- Vooraf maken creert

invuloefening

- Maak niet per persoon zomaar willekeurig een hoofdstuk, het gaat juist om het
verband tussen
de hoofdstukken.

3. Inleiding & achtergrond

- Ondernemingsmissie en -visie, ondernemingsdoelstellingen, exportdoelstellingen

- Marktdefinitie

* geografische afbakening

* thuisverbruikersmarkt en/of uitmarkt

- Product/merkachtergrond van United Coffee

- Resultatenanalyse

- Probleemdefinitie, wat is het probleem?

4. Externe analyse
Marketingomgeving (Macro)

Externe analyse (2)

- Gericht op de Meso en de Macro omgeving

- Onderzoekt TOEKOMSTIGE trends/ontwikkelingen die buiten de onderneming


liggen.

- Brengt kansen en bedreigingen van een bedrijf in kaart

- Je gebruikt woorden die een verandering aangeven zoals groter/kleiner,


minder/meer, hoger/lager,
strenger/losser, beter/slechter, groei/krimpen, etc.

- Er staan geen dingen in die gaan over de situatie zoals die er op dit moment is of
in het verleden
zijn geweest. (bv er is/was hevige concurrentie)

- De naam van jouw bedrijf komt hier niet voor, het gaat hier om algemene
ontwikkelingen. (gelden
dus ook voor je concurrent)

Meso
- De meso-omgeving van een onderneming kan ook worden aangeduid als
de MARKT waarin de
onderneming actief is.

- Beschrijf algemene kenmerken zoals grootte van de markt, groei, winstgevendheid,


trends

- Beschrijf bedrijfskolom en bedrijfstak

-Beschrijf de invloed van andere schakels (CONCURRENTIE) middels het


vijfkrachten model van
Porter

* belangrijkste concurrenten

* prijsstelling

* en hun strategie

* distributie,

importeurs

* winkels, winkelketens

Bedrijfskolom: Dit zijn de bedrijven die verticaal met elkaar samenwerken, van
oerproducent fabriek groothandel winkel klant. Bij elke pijl zit een markt.
Bedrijfstak: wie er op jou niveau de concurrenten zijn. Bijvoorbeeld bij de fabriek heb
je DE, ILLY en NESCAFE.

Porter (vijfkrachten model)

Met dit model kun je de concurrentie intensiteit bepalen en kun je kijken naar de
marktaantrekkelijkheid.

Macro
= de omgeving van de markt en dus van invloed op ALLE partijen binnen de
bedrijfstak

Rapportage

De externe Analyse kan worden samengevat in een overzicht met kansen en


bedreigingen.

- Kans= ontwikkeling binnen de markt die in de toekomst


(nieuwe) mogelijkheden biedt

- Bedreiging = ontwikkeling binnen de markt die in de toekomst voor


belemmeringen/nadelige effecten zorgt.

Week 2

Interne analyse

- Gericht op Micro omgeving

- Onderzoekt de situatie binnen het eigen bedrijf

- Brengt sterkten en zwakten van een bedrijf in kaart

Vergelijk jouw bedrijf met de concurrent:

1. wat vinden de klanten, of

2. wat vind je zelf van:

De kwaliteit en service van jouw product

Jouw nieuwe producten

Jouw (kost)prijs

Jouw vestigingsplaats

De wijze waarop jij de logistiek is geregeld

De wijze waarop jouw onderneming aandacht trekt

De marketingcommunicatie van jouw bedrijf

Stappen interne analyse

De Interne Analyse kan worden samengevat in een overzicht met sterkten en


zwakten.

- Sterkte= op dit aspect is het bedrijf beter is dan haar concurrenten.

- Zwakte = op dit aspect is het bedrijf slechter is dan haar concurrenten

*Deze analyse maak je zelf, het is vrij subjectief.

SWOT-analyse
Overzicht van de interne en externe analyse

Interne analyse Sterkten en zwakten (Strenght/ Weakness)

Externe analyse Kansen en bedreigingen (Oppertunities/ Threats)

Voorbeeld

Van belang bij de SWOT


- Inzicht in de situatie van de onderneming en de omgeving waarin zij acteert

- Vanuit perspectief van de klant

- In vergelijking met de concurrentie

- SWOT is basis nieuwe doelstellingen, strategische keuzes en acties

Confrontatie matrix

Bij deze matrix ga je milieudoelstellingen met de linker kolom confronteren. Daarna


doe je de moderne goedkopere techniek met de linker kolom etc. (boven naar
beneden)

Vier kwadranten van de matrix (strategien)

* Consolideren = beschermen

SFA MATRIX
Maximaal 3 issues toetsen via SFA, 3 5jes uit de confrontatie matrix (3 belangrijkste)

- Suitable , Past het?

binnen (strategisch) beleid , bijvoorbeeld je wil alleen binnen Nederland blijven


maar een issue zegt dat je naar Engeland moet gaan, dan valt deze issue af.

- Feasible, Kan het?

* Financieel

* Organisatorisch

* Economisch

* Technologisch

* Sociaal

* Juridisch

* Ecologisch

-Acceptable , Wordt het geaccepteerd?

Gedragen en borgen door interne en externe partners

Stappen van de Matrix


1. Analyseren

- via Intern naar S en W

- via Extern naar O en T

2. Confronteren
- van buiten naar binnen (verticaal)

- Waarderen (1, 3, 5)

3. Combineren

- 3 issues

- SFA analyse

4. Strategie

1. Passend in kwadrant

1. Groei

2. Consolidatie

3. Versterken

4. Terugtrekken

1. Generieke concurrentie (Treacy & Wiersema)

1. Operatiojnal Excellence (proces)

2. Product Leadership (product)

3. Customer Intimacy (klant)

2. Waarde (Porter)

1. Costleadership (lage kosten + brede doelgroep)

2. Differentiatie (uniek + brede doelgroep)

3. Focus (kosten of dienstverlening + smalle

doelgroep)

3. Groei (Ansoff)

1. Penetratie (verdieping, verbreding)

2. Marktontwikkeling (nieuwe markt)

3. Productontwikkeling (nieuw product)

4. Diversificatie (nieuw product + nieuwe markt

7 Doelen en strategien

Ondernemersdoelstelling:
In 2012 een rendement op genvesteerd vermogen behalen van 10%

Marketingdoelstelling:
In 2012 het marktaandeel van 20% naar 25%

Marketingcommunicatiedoelstelling:
In 2012 heeft 10% van de doelgroep een probeeraankoop gedaan

Marketingdoelen altijd in termen van:

Omzet

Afzet

Marktaandeel

Aantal klanten

Segmenteren 6 stappen

1. Branche
1. drank
2. Markt
1. koffie
3. Segment
1. Thuis gebruikers
4. Algemeen
1. demografisch
5. Domein
1. gebruiksfrequentie
6. Merk
1. Merkgetrouw

Landenanalyse
Week 1

Bij een krappe arbeidsmarkt is er minder aanbod van arbeidskrachten maar steeds
meer vraag. Bij een ruime arbeidsmarkt is er veel aanbod van arbeidskrachten en
minder vraag.

Afweging risico en rendement


Deze afweging moet je gaan maken als je gaat exporteren, bijvoorbeeld als je naar
Brazili gaat exporteren omdat je daar veel geld kunt verdienen kun je er veel
rendement uit halen. Het risico is dat je helemaal naar Brazili gaat. Je streeft naar
veel rendement en zo weinig mogelijke risico.

Landen met een hoge economische groei kun je veel meer rendement halen, omdat
je dan niet veel hoeft te concurreren, je krijgt toch steeds nieuwe klanten. Bij een
lage economische groei heb je juist veel concurrentie en is het moeilijk om te
groeien.

Landen zijn onderling veel meer gaan importeren en exporteren (handelen), omdat je
dan lagere transportkosten hebt en versnelde IT-ontwikkelingen

A= Verenigde Staten
B = China/India
C = West-Europa
D = Afrika

Maatschappelijke consensus = stabiliteit tussen groepen in de samenleving (veilig


om te handelen)

Welke risicos en problemen zijn er verbonden aan het exporteren naar het
buitenland?

- Importbelemmeringen (als bijvoorbeeld de handelsbalans een groot tekort


vertoont)

- Oorlog en armoede

- Kans op valutacrisis en deviezentekort (bv. door hoge buitenlandse schuld en


overgewaardeerde
munt)

- Corruptie, bureaucratie

- Intensiteit concurrentie in de bedrijfstak in het land van export is hoog

- Politieke crisis (als gevolg van een eco. crisis?)

- Gebrek aan urbanisatie (klanten moeilijk te bereiken)

- Cultuurverschillen, waardoor product niet wordt gewaardeerd

- Betalingsmoraal slecht

- Slecht juridisch systeem (eigendomsrechten niet gewaarborgd), imitatieproducten

- Valutarisico (munt kan in waarde gaan dalen door bijvoorbeeld een hoge inflatie.
Hierdoor levert de
export minder op.)

- Een groot tekort op de handelsbalans kan ertoe leiden dat de overheid


bestedingsbeperkende
maatregelen neemt.

Landenrisico
Het risico dat handelspartners in het buitenland door overheidsmaatregelen hun
betalingsverplichtingen niet kunnen nakomen. Hiervoor zijn twee redenen:
1. Geen dollars of euros aanwezig (deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in
Nederland.)
* Je komt aan deviezen door te exporteren
* Je komt aan deviezen door geld te lenen van een buitenlandse belegger

Als er geen deviezen aanwezig zijn, dan exporteert het land weinig of weinig
beleggingsactiviteiten.

Door Export stromen deviezen binnen (vaak dollars). Door import stromen deviezen
naar buiten (vaak dollars)

2. Banken zijn niet bereid om het geld om te wisselen

Deviezen is buitenlandsgeld, dus dollars in Nederland.

Deviezen generend vermogen

Externe positie

Internationale reserves
Invoerdekking internationale reserves/ import

Hoeveel maanden kan een land importeren met de aanwezige deviezen?

De omvang van de reserves zegt alleen iets over de betaalcapaciteit als tegelijkertijd
de deviezenbehoefte in de analyse wordt meegenomen. Invoerdekking: in hoeverre
is huidige niveau van reserves voldoende om importen te betalen? (invoerdekking
van min. 3 maanden aanhouden).

Omvang buitenlandse schuld

- Debt/ export ratio;

- Debt-service ratio belangrijk!!, hoeveel schuld heeft een land in verhouding met
de export.

Er moet rente en aflossing betaald worden.

- Structuur van de buitenlandse schuld (looptijden)

Hoeveel % van de deviezen die de export oplevert, zijn nodig om rente te betalen
en af te lossen. Hoe hoger het percentage, hoe meer risico.

Verhouding tussen schuld en export = debt-export ratio.

Debt-service = verhouding tussen deviezen uitstroom en instroom. welk deel van


de met export verdiende deviezen vloeit naar het buitenland in de vorm van
schuldendienst?

Structuur buitenlandse schuld hoe korter gemiddelde looptijd, des te sneller komen
aflossingsverplichtingen. Behoefte aan deviezen is dan hoog.

Betalingsbalans
Deviezengenerend vermogen:

door veel export of door kapitaalimport (buitenlandse investeerders)

stabiliteit en samenstelling exportpakket (hoeveel afnemers? hoeveel


exportproducten?)

Op de lopende rekening komt het geld binnen door export en op de kapitale rekening
komt het geld binnen door lening. Uit deze twee onderdelen bestaat de
betalingsbalans. Je kunt hier zien hoeveel deviezen er binnen komen en weggaan.
Als je er meer binnenkomen dan weggaan is het een gunstig land.

Waarom is het niet verstandig om naar een land te exporteren met een hardnekkig
tekort op de lopende rekening? (import > export)
1. Deviezen raken op.

2. Overheid devalueert de eigen munt (of muntwaarde daalt)

3. Overheid voert importbelemmeringen in.

4. Overheid treft bestedingsbeperkende maatregelen, import daal door minder


besteding

5. Rente kan gaan oplopen, renteniveau gaat omhoog en gaan mensen sparen en
minder besteden

Classificatie naar regio

- Ontwikkelingslanden (Afrika, deel van Azie & Zuid-Amerika)

- Emerging markets (Brazili, Rusland, India en China)

- Triade (Europa, VS & Japan)

De begrippen poverty trap en de onmogelijkheid van een take-off horen typisch bij
ontwikkelingslanden. Leg uit!
Om tot ontwikkeling te komen moet er genvesteerd worden. Dit kan alleen maar als

er genoeg binnenlandse bestedingen zijn. Echter, door de lage lonen, wordt er niet
gespaard en komt een land moeilijk van de grond (door poverty-trap geen take-off
mogelijk!)

Economische ontwikkeling/groei verloopt in 3 fasen:

1. Factorgedreven (Afrikaanse) groei, de groei komt vooral voort uit


grondstoffen. (Productiefactoren)

2. Investeringsgedreven (China) groei, vooral groeien door middel van machines.


Een combinatie van
techniek en goedkope arbeid.

3. Innovatiegedreven (VS) groei, je hebt goede scholing nodig om te


groeien. (Techniek en kwaliteit)

Week 2

Macro analyse
Politiek:

- Politieke structuur en stabiliteit

- Kwaliteit van overheid

(corruptie)

- Internationale betrekkingen

- Handelspolitiek

Dreigen er op korte termijn interne of externe conflicten?

Staatsvorm, internationale betrekkingen, politieke structuur en stabiliteit,


lidmaatschap int. organisaties (WTO, IMF).

Overheid corrupt, bureaucratisch functioneren, eigen ondernemingen bevoordelen,


importbelemmeringen.

Demografisch:

- Omvang en groei van bevolking

- Urbanisatiegraad

- Samenstelling bevolking

- Opleidingsniveau

Vergrijzing door afname bevolkingsgroei (minder jongeren) en betere medische zorg.


In Japan is de vergrijzing nog veel groter dan in Europa. Vergrijzing kan leiden tot
spanningen op de arbeidsmarkt.

Voordelen urbanisatie (meer kans op gezondheidszorg en scholing). Nadelen


urbanisatie: armoede, vervuiling e.d.

Bedrijven kunnen door urbanisatie hun klanten beter bereiken.

Cultureel:
- Taal en religie

- Hirarchische verhoudingen

- Omgangsvormen

- Handelsethiek en

betalingsmoraal

*Gewoontes onderzoeken, beslissingen in een familie.

Economisch:
- Economisch systeem (plannen economie OV en vrije markt economie, als NLD
zitten we er tussen)

- Omvang en verdeling BBP

Interne economische situatie:

- Belangrijkste sectoren

- Economische groei

Externe economische situatie:

- Inflatie

- Economische politiek

- Wisselkoers

- Buitenlandse schuld

- Betalingsbalans

- Internationale reserves

You might also like