You are on page 1of 12

Belastingrecht

Loonbelasting
Waarom is er belasting?
- Financiering van uitgaven van de overheid
- Stimuleren/ontmoedigen van gedrag
Soorten belastingen:
Directe belastingen: belastingen over je inkomen, winst en vermogen. Ze worden
direct door de belastingplichtige betaald aan de overheid. Er wordt belasting geheven bij
degene die de belasting in zijn portemonnee moet voelen. (loonbelasting,
dividendbelasting)
Indirecte belastingen: belastingen die door de consument via bedrijven aan de
overheid worden betaald. De belastingen worden doorberekend in de prijzen van
goederen en diensten. Degene bij wie de belasting wordt geheven, zal zijn belasting
doorbelasten aan een ander. (omzetbelasting)
Tijdstip belastingen: belastingheffingen die betrekking hebben op een gebeurtenis van
een langere periode. (inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting)
Tijdvak belastingen: belastingheffingen die betrekking hebben op een gebeurtenis op
een specifiek tijdstip. (overdrachtsbelasting)
Aanslagbelastingen: de belastingplichtige dient zijn aangifte bij de Belastingdienst in,
die de aangifte verwerkt en een belastingaanslag oplegt. Pas nadat de belastingplichtige
de aanslag heeft ontvangen, moet hij de verschuldigde belasting betalen.
(inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting)
Aangiftebelastingen: ook hierbij moet de belastingplichtige aangifte doen. Maar waar
hij bij een aanslagbelasting kan wachten met betalen tot hij een aanslag krijgt, moet hij
de verschuldigde belasting al afdragen op het moment dat hij de aangifte indient. Hij
moet hierbij uitgaan van het belastingbedrag dat hij zelf heeft berekend. (loonbelasting,
omzetbelasting)
Subjectieve belastingen: er wordt rekening gehouden met de persoon (het subject)
die de belasting verschuldigd is. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met leeftijd,
wel/geen kinderen etc.
Objectieve belastingen: er wordt geen rekening gehouden met dit soort zaken.
Het is volgens de overheid gerechtvaardigd dat belasting wordt geheven op grond van:
- Draagkracht
de sterkte schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Iedere Nederlander
moet bijdragen aan het bekostigen van de overheidsuitgaven. Iemand met een
hoog inkomen kan verhoudingsgewijs meer bijdragen dan iemand met een laag
inkomen.
- Profijt

Iedere Nederlander heeft profijt van de zaken die de overheid voor haar rekening
neemt. (organiseren van onderwijs en aanleggen van wegen)
Minste pijn
Niemand vindt het leuk om belasting te betalen. Dit gevoel wordt sterker
naarmate de te betalen belasting hoger wordt. Het overboeken van 10 doet
minder pijn dan een betaling van 100.000. Met het oog hierop worden bepaalde
belastingen geheven zonder dat de belastingplichtige dit merkt. (inhouden op
salaris)
Bevoorrechte verkrijging
Sommige mensen in Nederland vinden het niet terecht dat je belasting moet
betalen als je een prijs wint in een loterij of een erfenis ontvangt. Toch moeten ze
kansspelbelasting of erfbelasting betalen, omdat zij een financile meevaller
hebben ontvangen en een heffing op deze meevaller minder in de portemonnee
wordt gevoeld.

Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting. De belangrijkste


belastingplichtige voor de loonbelasting is de werknemer. Werknemer: de natuurlijke
persoon die tot een inhoudingsplichtige in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke
dienstbetrekking staat.
Soorten dienstbetrekkingen:
- Privaatrechtelijke dienstbetrekking: de overeenkomst waarbij de ene partij,
de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen
loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Arbeidsovereenkomst:
o Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding.
o De werknemer is verplicht om gedurende zekere tijd
persoonlijk arbeid te verrichten voor de
werkgever. (hij is verplicht om zelf arbeid te
verrichten en zich niet te lagen vervangen)
o De werkgever is verplicht om de werknemer te
belonen voor zijn arbeid.
- Fictieve dienstbetrekking: heeft een inhoudingsplichtige in een bepaalde
situatie vastgesteld dat er geen sprake is van een echte dienstbetrekking, dan
moet hij nagaan of er mogelijk wel sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Dit
zijn de belangrijkste fictieve dienstbetrekkingen:
o Aanneming van werk
Hiervan is sprake als een aannemer met de opdrachtgever overeen komst dat hij
een bepaald werk persoonlijk en tegen een bepaalde prijs tot stand zal brengen.
Hierbij moet het wel gaan om werk van stoffelijke aard. (schilderen van een huis,
aanleggen van een tuin) Als er een dienst wordt verleend is het NOOIT aanneming
van werk.
o Stagiairs
Leerlingen en studenten die werkzaam zijn bij een bedrijf met de bedoeling om
vakbekwaamheid op te doen en die hiervoor een stagevergoeding ontvangen die
niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderwijs.
o Meewerkende kinderen
Als een kind 15 jaar of ouder meewerkt in de onderneming van zijn ouders, is er
altijd sprake van een dienstbetrekking. Is het kind werkzaam onder dezelfde
arbeidsvoorwaarden als het overige personeel, dan is er een echte
dienstbetrekking. Anders is er een fictieve dienstbetrekking.
o Commissarissen
Tussen de onderneming en de commissaris staat geen gezagsverhouding,
waardoor er geen sprake is van privaatrechtelijke dienstbetrekking.
o Aanmerkelijkbelanghouder

Degene die arbeid verricht voor de vennootschap waarin hij of zijn partner een
aanmerkelijk belang heeft, is altijd in een dienstbetrekking werkzaam. Dit kan een
echte of fictieve dienstbetrekking zijn.
o Gelijkgesteldenregeling
Een gelijkgestelde is iemand die in maatschappelijk opzicht gelijk kan worden
gesteld met een echte werknemer. In de bundel kun je zien wanneer iemand wel
of niet onder de gelijkgesteldenregeling valt.
o Pseudowerknemer
Hierbij is geen dienstbetrekking, maar wordt vrijwillig gekozen voor het toepassen
van de Wet LB. Wie hiervoor kiest wordt aangemerkt als pseudowerknemer. Dit
kan alleen onder de volgende voorwaarden:
- De beoogde werknemer is geen ondernemer
- De beoogde inhoudingsplichtige en de beoogde werknemer moeten vr het
moment waarop de eerste loonbetaling plaatsvindt via een gezamenlijke
verklaring melden dat de arbeidsverhouding als een dienstbetrekking moet
worden aangemerkt.
Publiekrechtelijke dienstbetrekking: deze dienstbetrekking berust niet op een
arbeidsovereenkomst, maar op een aanstelling of benoeming. (burgemeester,
commissaris van de Koningin)
Oneigenlijke dienstbetrekking: dienst om de heffing van inkomstenbelasting
gemakkelijk te maken. Voor het bepalen van het belastbaar loon voor de
inkomstenbelasting wordt verwezen naar de Wet op de loonbelasting. Door bepaalde
uitkeringen als loon aan te merken, kan er net als bij echt loon loonbelasting worden
ingehouden en krijgt de Belastingdienst op een eenvoudige wijze zijn geld.
Wie houdt de loonbelasting in?
Inhoudingsplichtige: verplicht om de loonbelasting in te houden op het loon van de
werknemer en deze loonbelasting vervolgens af te dragen aan de Belastingdienst. Een
inhoudingsplichtige kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn.
- Inhoudingsplichtige bij dienstbetrekking (art. 6 Wet LB)
o Tegenwoordige dienstbetrekking
o Vroegere dienstbetrekking tot hemzelf of tot een ander
o Uitkeringen of verstrekkingen uit een dienstbetrekking tot een ander
- Inhoudingsplichtige bij fictieve dienstbetrekking (art. 7 Wet LB)
o Aanbesteder, stagebedrijf, ouder(s), lichaam, vennootschap die geacht
wordt het fictieve loon te betalen, degene die het loon betaalt,
opdrachtgever
Waarover moet je loonbelasting betalen?
- Belastbaar loon: gezamenlijke bedrag aan loon (art. 9 Wet LB)
- Loon: al hetgeen uit (vroegere) dienstbetrekking wordt genoten! (art. 10 Wet LB)
Bij loon moet sprake zijn van:
- Causaal verband met de dienstbetrekking
- Werkgever moet zich van de beloning bewust zijn.
Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking: een directe tegenprestatie voor de
verrichte arbeid.
Loon uit vroegere dienstbetrekking: de directe tegenprestatie ontbreekt, het loon
wordt uitbetaald op grond van in het verleden verrichte arbeid.
Loon in natura kan op 4 manieren worden gewaardeerd:
- Factuurwaarde
- Waarde in het economische verkeer
- Consumentenrpijs

Forfaitaire waarderingsnorm

Aanspraken
Hoofdregel: een aanspraak moet tot het loon worden gerekend op het moment dat deze
wordt toegekend. Eventuele latere uitkeringen worden dan uiteraard niet meer belast
(aanspraak belast, uitkeringen vrij).
Omkeerregel: de aanspraak wordt zelf niet tot het loon gerekend (en is vrijgesteld),
maar de eventuele latere uitkeringen behoren wel tot het loon (aanspraak vrij,
uitkeringen belast)
- Pensioen
- Levensloopregeling
- Art. 11 lid 1 sub c tm h Wet LB + art. 11 lid 1 sub r Wet LB

Auto van de zaak (art. 13bis Wet LB)


Een auto van de zaak valt onder de heffing van loonbelasting. In de volgende situaties
kan de inhouding van loonbelasting echter achterwege blijven:
- De bestelauto is door inrichting voor 90% of meer geschikt voor het vervoer van
goederen.
- De bestelauto kan niet buiten werktijd worden gebruikt.
- Er geldt een verbod op het privgebruik van de bestelauto.
- De bestelauto wordt doorlopend door meerdere werknemers gebruikt. In dit geval
is de inhoudingsplichtige wel een jaarlijkse eindheffing van 300 per bestelauto
verschuldigd.
Autokostenforfait is afhankelijk van:
- De periode dat de auto ter beschikking van de werknemer staat.
- Het aantal km dat de auto voor privdoeleinden wordt gebruikt.
- De cataloguswaarde
- De CO2 uitstoot
Gebruik auto voor priv doeleinden:
- Auto niet meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik genomen 25%
van de oorspronkelijke cataloguswaarde (12.440)
- Auto meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik genomen 35% van de
waarde in het economische verkeer.
- Auto met lage CO2 uitstoot 14% van de cataloguswaarde
- Auto met helemaal geen CO2 uitstoot 0% van de cataloguswaarde
- Niet meer dan 500 km priv gereden 0% bijtelling (rittenregistratie bijhouden
doe je zelf)
- Eigen bijdrage gaat hier vanaf (50 per maand)
Werkkostenregeling
- Loon is alle voordelen uit de dienstbetrekking, maar sommige onderdelen
vrijgesteld of op een waarde van nihil gewaardeerd.
- Is de waarde niet vrijgesteld of nihil, dan komt de werkkostenregeling om de hoek
kijken.
- Werkgever mag kiezen of alles onder de 1,4% van de totale loonsom wordt belast,
of dat alles onder de oude regeling wordt belast.
- Bij werkgever belast 1,4% van de totale loonsom van alle werknemers
belastingvrij vergoeden. Dingen als bedrijfsfitness, fiets van de zaak,
telefoonaansluiting..
- Het meerdere wordt bij de werkgever tegen 80% belast!

Vrijstellingen (art. 11 Wet LB)


- Schade/verlies van persoonlijke zaken (art. 11 lid 1 sub k Wet LB)
Vermogensschade valt hier echter niet onder.
- Eenmalige uitkeringen en verstrekkingen bij overlijden (art. 11 lid 1 sub
m Wet LB)
Deze zijn vrijgesteld voor zolang zij niet meer bedragen dan 3x het maandloon.
- Diensttijd- of jubileumvrijstelling (art. 11 lid 1 sub o Wet LB)
Bij een diensttijd van 25 jaar en 40 jaar mag de werknemer voor beide mijlpalen
een vrijstelling van maximaal 1x het maandloon krijgen.
Het kan zo zijn dat je via de werkgever spaart voor later mogelijkheden zijn:
- Pensioen
Bij een zuivere pensioensregeling (=een pensioensregeling die aan bepaalde
voorwaarden voldoet) is voor premiebetaling gn sprake van belast loon
(omkeerregel van toepassing, want gn belasting bij aanspraak, maar als je je
pensioen krijgt wordt dat wel belast). Het uitgangspunt van een pensioen is dat
iemand op zijn 65e 70% van het loon blijft ontvangen. In Nederland wordt
rekening gehouden met de AOW die hij/zij dan ontvangt.
Voorbeelden pensioensuitkeringen:
o Ouderdomspensioen (start tussen 65 en 70)
o Partnerpensioen (na overlijden partner, vaak is dit pensioen levenslang)
o Wezenpensioen (na overlijden ouder(s), dit pensioen tot kind 30 jaar
wordt)
o Arbeidsongeschiktheidspensioen (bij arbeidsongeschiktheid langer dan 1
jaar)
Soorten pensioensopbouw:
o Eindloonregeling (art. 18a lid 1 Wet LB), het pensioen wordt berekend
over het loon dat vlak voor de pensioensdatum wordt genoten
o Middelloonregeling (art. 18a lid 2 Wet LB), het pensioen wordt berekend
over het gemiddeld verdiende loon
o Beschikbare premie regeling (art. 18a lid 3 Wet LB), het pensioen is
afhankelijk van de beschikbaar gestelde premie en de daarop behaalde
beleggingsresultaten.
o Hybride pensioensregeling: een pensioensregeling die niet precies gelijk
is aan de hiervoor genoemde stelsels. Je moet dan vaststellen op welk
stelsel de pensioensregeling het meest lijkt.
-

Levensloopregeling (art. 19g Wet LB)


Sparen voor verlof zodat je tijdens het verlof doorbetaald kan krijgen. Er wordt
een stuk loon ingehouden en op een levensloopspaarrekening gezet. Bij de
levensloopregeling is net als bij pensioen de omkeerregel van toepassing
vervallen voor nieuwe spaarders!
Voorbeelden:
o Langdurig verlof
o Zorgverlof
o Ouderschapsverlof
o Educatief verlof
Voordelen: nu nog geen belasting betalen, maar pas bij uitkeren (dus over een
hoger bedrag krijg je rente) n je krijgt een extra heffingskorting (= korting op de
belastingheffing) als je het opneemt!

De werknemer kan het levenslooptegoed ook omzetten in pensioensrechten (art.


19g lid 7 Wet LB).
De levensloopregeling moet worden ondergebracht bij een erkende instelling:
- Banken (levenslooprekening)
- Verzekeraars (levensloopverzekering)
- Beleggingsinstellingen (levenslooprecht van deelneming)
-

Vitaliteitssparen (vanaf 01/01/2013)


Maximaal 5.000 euro per jaar sparen
Maximaal 20.000 euro bij elkaar sparen
Aanwenden voor een aanvulling van het loon (reden onbelangrijk)

Pensioenen, levensloop, vitaliteitsregeling omkeerregel: aanspraak onbelast, uitkering


belast. Dit geeft als voordeel dat je rente hebt en 65+ers hoeven minder belasting te
betalen in de 1e en 2e schijf.
Over een jubileumuitkering en eindheffingbestanddelen kan geen pensioen worden
opgebouwd.
AOW- franchise: 10/7 van de AOW-uitkering (vakantietoeslag: 9.028,56)
Voorbeeld:
Bart heeft een pensioengevend loon van 30.000. Uitgaande van een pensioensopbouw
van 70% bedraagt het op te bouwen ouderdomspensioen 11.971. Dit bedrag is als volgt
berekend:
Eindloon
30.000
Af: AOW franchise: 10/7 x 9.028,56
12.898
Pensioensregeling
17.102
Het te bouwen ouderdomspensioen: 70% van 17.102= 11.971
Art. 3.7 en 3.8 Uitvoeringsregeling LB
- Overgangsregeling is van toepassing. Werkgever kan kiezen voor de oude of de
nieuwe regeling (tot 01-01-2014 keuze, daarna nieuwe regeling)
- Oude regeling
o Sommige dingen kunnen belastingvrij, werd allemaal letterlijk genoemd.
o Als het daar niet onder viel, dan belast bij de werknemer
- Nieuwe regeling werkkostenregeling
o Werkgever kan kiezen bij wie het wordt belast. Bij werkgever: kijken naar
1,4% van het totale loon als het niet vrijgesteld of nihil is, bij werknemer:
optellen bij loon als het niet vrijgesteld of nihil is.
Art. 3.7 Uitvoeringsregeling LB: de waarde van de volgende voorzieningen, in
redelijkheid, wordt gesteld op nihil (lid 1 sub c ten 2e werkkleding
Art. 3.8 Uitvoeringsregeling LB: de waarde van de volgende voorzieningen die op de
werkplek gebruikt of verbruikt worden, wordt gesteld op de daarbij vermelde bedragen.
(sub a maaltijden, de waarde wordt gesteld op 2,95)
Inkomenstenbelasting
Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen. Alle inwoners van
Nederland zijn belastingplichtig voor de inkomstenbelasting, als ze een inkomen
ontvangen, het maakt niet uit waar ter wereld ze dat inkomen ontvangen. (art. 2.2 lid 1
Wet IB: woonplaatsbeginsel). Niet-inwoners van Nederland die wel Nederlands
inkomen genieten, vallen ook onder deze belastingplicht (art. 2.1 lid 2 Wet IB:

buitenlandse belastingplichtige). Zij zijn wel alleen belastingplichtig over het inkomen dat
ze in Nederland ontvangen (=oorsprongsbeginsel).
Box 1: inkomen uit werk en woning (H3 IB).
Tarief: progressief. Schijventarief (art 2.10 Wet IB). Voorheffing is loonbelasting.
Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang (H4 IB).
Aanmerkelijk belang: o.a. aandelenbezit van minstens 5% in een BV/NV.
Tarief: 25% (art 2.12 Wet IB) Voorheffing is dividendbelasting.
Box 3: inkomen uit sparen en beleggen (H5 IB).
Er wordt geacht 4% rendement te zijn behaald (zlfs bij verlies!) van het vermogen op 1
januari minus het heffingvrije vermogen. Tarief: 30% (art 2.13 Wet IB) Voorheffing is
dividendbelasting.
Onderneming (art. 3.2 Wet IB):
- Duurzame organisatie (bedoeling)
- Kapitaal en arbeid
- Deelname economisch verkeer
- Winstoogmerk (gericht op behalen van winst en op termijn een redelijke
verwachting van winst)
Ondernemer (art. 3.4 Wet IB):
- Voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven
- Rechtstreeks verbonden voor verbintenissen = Priv aansprakelijk
Commanditaire (of stille) vennoten zijn in principe geen ondernemer, want ze zijn
niet verbonden voor verbintenissen. Daarom ontvangen ze een deel van de winst en zijn
ze niet aansprakelijk met priv-vermogen (tenzij zij beheersdaden verrichten).
Winstbepaling
Totaalwinst (art. 3.8 Wet IB)
- Zr ruim begrip
- Voordelen kunnen ook negatief zijn
Jaarwinst (art. 3.25 Wet IB)
- Goed koopmansgebruik
- Bestendige gedragslijn
- Balanscontinuteit
Goedkoopmansgebruik: de boekhouding moet met enkele uitzonderingen gevoegd
worden naar algemeen aanvaarde bedrijfseconomische principes.
3 beginselen Goed Koopmans Gebruik (art. 3.25 Wet IB)
- Realiteitsbeginsel: op het moment dat je weet dat je winst maakt op de balans
zetten. Winst opnemen op het moment dat ze gemaakt zijn.
- Voorzichtigheidsbeginsel: verliezen nemen op moment dat je ze ziet
aankomen.
- Eenvoudbeginsel: zo eenvoudig/ begrijpelijk mogelijk.
Wanneer er een fout in een balans van een paar jaar geleden wordt ontdekt, moet de
onderneming onderzoeken dat er geen dubbele heffing ontstaat en er geen winst buiten
het te belasten resultaat blijft. Daar wordt de zogenoemde foutenleer toegepast.
Wat mag/moet er op de balans?
Winst is afhankelijk van het begin- en eindvermogen, dus het onderscheid zijn tussen
privvermogen en ondernemingsvermogen is erg belangrijk.
3 categorien voor vermogen (vermogensetikettering):

Verplicht privvermogen: vermogen dat voor 90% of meer priv wordt


gebruikt.
o Voordeel geen belasting over de winst betalen
o Nadeel geen aftrekposten
Verplicht ondernemingsvermogen: vermogen dat voor 90% of meer binnen de
onderneming wordt gebruikt.
o Voordeel aftrekposten
o Nadeel belasting over de winst betalen
Keuze vermogen: vermogen dat zowel binnen de onderneming als priv gebruikt
wordt.

Je mag nooit zelf kiezen als het pand technisch splitsbaar is. Dat betekend dat het
pand zo te splitsen is, dat de waarde voor het ondernemingsdeel en priv-deel te bepalen
zijn (dan kan je niet kiezen maar moet het ondernemingsdeel aan de onderneming
worden toegekend). (Priv en winkel in 1 gebouw, maar ze hebben wel beide een eigen
ingang).
Niet technisch splitsbaar:
- Administratieve splitsing naar overeenkomstig gebruik
Het woongedeelte valt onder box 1. En van het bedrijfsgedeelte mogen alle kosten in
aftrek worden gebracht. Bij verkoop van het pand wordt alleen de winst die aan het
bedrijfsgedeelte kan worden toegerekend, in de belastingheffing betrokken.
- Hele pand is bedrijfsvermogen
Het woon- en het bedrijfsgedeelte vallen beide in de winstsfeer. Alle kosten ten
aanzien van het pand mogen in aftrek worden gebracht, behalve de huurderlasten.
- Hele pand is priv vermogen
Dit valt onder de eigenwoning regeling van box 1, tenzij de in het pand aanwezige
werkruimte als zelfstandig valt aan ter merken. De als zelfstandig aan te merken
ruimte valt dan onder box 3.
Hoe waardeer ik op de balans?
- Bedrijfsmiddelen (art. 3.30 Wet IB) voorzichtigheidbeginsel
Standaardregel is tegen boekwaarde
Bij lage bedrijfswaarde mag het tegen lagere bedrijfswaarde (verlies nemen)
- Vorderingen
- Voorraden voorzichtigheidbeginsel
Standaardregel is tegen kostprijs (systeem is vrij)
Bij incourante voorraad waarderen op lagere marktwaarde (verlies nemen)
- Onderhanden werk realiteitsbeginsel
Gedeelte wat toe te kunnen is aan het gedeelte van het werk dat al gedaan is.
(aantal uren dat al gemaakt is, deel dat al af is aan het eind)
- Schulden
- Voorzieningen
Bij dit soort vragen, moet je altijd de standaard regel noemen, en de uitzondering
waarom deze regel niet geldt!!
Beperkt aftrekbare en niet aftrekbare kosten:
- Beperkt aftrekbare kosten
- Algemene aftrekbeperking (art. 3.15 Wet IB)
- Specifieke aftrekbeperking (art. 3.17 Wet IB)
- Niet aftrekbare kosten
- Algemene aftrekbeperking (art. 3.14 Wet IB)
- Specifieke aftrekbeperking (art. 3.16 Wet IB)
Vrijstellingen: sommige resultaten vallen buiten de belasting, de belangrijkste zijn:

Bosbouwvrijstelling (art. 3.11 Wet IB)


Landbouwvrijstelling (art. 3.12 Wet IB)
Kwijtscheldingsvrijstelling (art. 3.13 lid 1 sub a Wet IB)

Urencriterium (art. 3.6 Wet IB): hierin staat dat een minimumaantal uren besteed
moet zijn aan de onderneming om in aanmerking te komen voor bepaalde
ondernemersfaciliteiten. Speelt een rol bij fiscale oudedagsreserve, zelfstandigenaftrek,
aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk en meewerkaftrek)
- Minimaal 1225 uur werken in onderneming
- Ondersteunende taken: telt niet mee als je bijvoorbeeld partners bent
- Uitzondering als je starter bent
Ondernemingsfaciliteiten: brengen de winst waarover belasting betaald moet worden
omlaag. Sommige faciliteiten zijn alleen voor ondernemers (let op in de wettenbundel: je
hoeft niet altijd te voldoen aan het urencriterium) en sommige faciliteiten zijn voor
ondernemers en niet-ondernemers die winst uit onderneming hebben (zoals een
commanditaire vennoot!)
- Willekeurige afschrijving (art. 3.31 en 3.34 Wet IB)
De willekeurige afschrijving is een faciliteit die de mogelijkheid biedt om
afschrijvingslasten naar voren te halen en de belastingheffing dus uit te stellen.
Dit kan een liquiditeits- en enig rentevoordeel opleveren, en soms ook een
tariefsvoordeel.
Willekeurig afschrijven kan op bepaalde bedrijfsmiddelen die:
- In het belang zijn van het Nederlandse milieu
- In het belang zijn van het bevorderen van de ontwikkeling van de economische
ontwikkeling of structuur of de bevordering van het ondernemerschap etc. In
het kader van de bevordering van het ondernemerschap kunnen startende
ondernemers willekeurig afschrijven als zij recht hebben op startersaftrek.
-

Investeringsaftrek/desinvesteringsbijtelling (art. 3.40, 3.41, 3.42, 3.42a


en 3.47 Wet IB)
o Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
o Energie-investeringsaftrek
o Milieu-investeringsaftrek
Milieu-investeringsaftrek en energie- investeringsaftrek kan NIET samen!

Fiscale reserves (art. 3.53, 3.54 en 3.67 t/m 3.73 Wet IB)
o Kostenegalisatiereserve
De kostenegalisatiereserve strijdt tot een gelijkmatige verdeling van kosten en
lasten over de jaren waarin zij ontstaan. Als een ondernemer ziet dat hij over
een aantal jaren wordt geconfronteerd met een grote kostenpost die door de
bedrijfsvoering van de het lopende jaar en de jaren erna wordt veroorzaakt,
mag hij daarvoor gelijkmatig reserveren (art. 3.53 lid 1 sub a Wet IB).
o

Herinvesteringsreserve
De herinvesteringsreserve biedt de mogelijkheid om de boekwinst die bij
de verkoop van een bedrijfsmiddel is behaald, te reserveren (art. 3.54 Wet
IB).

Fiscale oudedagsreserve (art. 3.67 tm 3.73 Wet IB)


Het is voor een ondernemer mogelijk om een fiscale oudedagsreserve
(FOR) te vormen (art. 3.67 tm 3.73 Wet IB). Jaarlijks kan de ondernemer
ten laste van de fiscale winst een bepaald bedrag reserveren. Doteren
(toevoegen) aan de OR mag met 12% van de winst uit onderneming met
maximum van 9382

Voorwaarden oudedagsreserve:
- Urencriterium
- Jonger dan 65 jaar
- Premies voor eigen oudedagsvoorzieningen komen in mindering
op de maximale toevoeging
- Toevoeging mag niet groter zijn dan verschil tussen
ondernemingsvermogen op 31-12 en de stand van de totale
oudedagsreserve op 01-01

Ondernemersaftrek (3.74 e.v. Wet IB)


o Zelfstandigenaftrek (art. 3.76 Wet IB)
o Startersaftrek (art. 3.76 Wet IB)
Als je in n of meer van de 5 voorafgaande jaren geen ondernemer was
EN je in deze periode niet meer dan 2 keer de zelfstandigenaftrek hebt
toegepast.
o Aftrek speur-en ontwikkelingswerk (art. 3.77 Wet IB)
o Meewerkaftrek (art. 3.78 Wet IB)

MKB-winstvrijstelling (art 3.79a Wet IB)


Dit is een lastenverlichting, 12% van de winst (na vermindering met
ondernemersaftrek)

Eindbalans beginbalans
+
+
-

Stortingen
onttrekkingen
beperkt en niet aftrekbare kosten
Vrijstellingen
Ondernemersfaciliteiten
MKB- winstvrijstelling

= Belastbare winst uit onderneming voor


Box 1

Vennootschapsbelasting
Wie moeten vennootschapsbelasting betalen?
Art. 2 lid 1 Wet VPB: Lichamen die genoemd worden en in Nederland gevestigd.
Art. 3 Wet VPB: Buitenlands belastingplichtigen die Nederlands inkomen hebben en
genoemd in zijn in art. Wet VPB
Waarover moet vennootschapsbelasting betaald worden?
Veelal zijn dezelfde regels als voor een IB-onderneming van belang (art. 8 lid 1 Wet VPB)
- Totaalwinst wordt belast
- Sommige activiteiten vrijgesteld
- Sommige kosten niet of beperkt aftrekbaar
- Regels van Goed Koopmans Gebruik gebruiken
- Bepaalde ondernemingsfaciliteiten (bijv. investeringen aftrek of willekeurige
afschrijvingen)
De tarieven die gelden:
Ook een progressief schijventarief (art 22 Wet VPB)!
Eerste 200.000 Euro
20%

Meer dan 200.000 Euro

25%

Het is niet altijd qua belastingen aantrekkelijk om een B.V. op te starten


Er moet gelet worden op bijvoorbeeld de MKB- winstvrijstelling van 12%
Niet alle faciliteiten van een IB- onderneming gelden ook voor een VPBonderneming.
- Het maximale tarief wat de uiteindelijke ontvanger van de winst betaalt
verschilt:
IB:
Maximaal betaal je (in de hoogste schijf) 52%
VPB: Maximaal betaal je (in de hoogste schijf)
25% + (100% - 25%)*25% =
43,75%
- Vaak kiest men los van de gevolgen voor de belastingen voor een B.V. in verband
met de aansprakelijkheid!
-

Giften erbij tellen en daarna het aftrekbare deel eraf (art. 16. Wet VPB)

Voorbeeld vraag:

Inkomen Box 1 is 30.000 euro brutoloon (krijg je op jaaropgave) en 10.000 euro


resultaat uit overige werkzaamheden
Inkomen Box 2 is 1.000 euro dividend (let op: in tentamen staat dit niet gegeven
maar moet je zelf kijken of het in Box 2 of 3 zit)
Inkomen in Box 3 = 3.000 euro
Recht op algemene heffingskorting en maximale arbeidskorting (H8)
Aan loonbelasting is al 7.000 euro betaald
Aan dividendbelasting is al 200 euro betaald

Vraag: hoeveel INKOMSTENbelasting betalen of terugkrijgen?


Antwoord:
Box 1: 40.000 schijven toepassen net als LB, maar dan art. 2.10 Wet IB! =
15.105
Box 2: 1.000 tarief van 25% (art. 2.12 Wet IB) toepassen volgens art. 2.12 Wet
IB = 250
Box 3: 3.000 tarief van 30% (art 2.13 Wet IB) toepassen volgens art. 2.13 Wet
IB = 900
= 16.255
Daar vanaf gaan de algemene heffingskorting en de maximale arbeidskorting van
- 2.033 (art. 8.10 lid 2 Wet IB)
- 1.611 (art 8.11 lid 2 sub b Wet IB)
Daar vanaf gaan de voorheffingen
- 7.200
= 5.411 euro bijbetalen (bij een negatief bedrag krijg je terug!)
Vennootschapsbelasting is een tijdsvakbelasting en een aanslagbelasting!!
Voordelen ondernemer: aftrek van kosten en ondernemersaftrek
Nadelen ondernemer: hoofdelijke aansprakelijkheid
Stappenplan (kijken naar gevolgen voor loonheffing):
Stap 1: Sprake van een echte dienstbetrekking?
Ja: de inkomsten worden in de loonheffing betrokken (o.g.v. Art. 2 Wet LB).
Nee kijken of er sprake is van een fictieve dienstbetrekking!
Stap 2: Is er dan sprake van een fictieve dienstbetrekking?

Ja: de (eventueel fictieve) inkomsten worden in de loonheffing betrokken (o.g.v.


een onderdeel uit Art. 3 of 4 Wet LB)
Nee: geen gevolgen voor de loonheffing
Stap 3:
Als er sprake is van een dienstbetrekking dan kijk je waarover de belasting
moet worden betaald (wat is belast, wat is onbelast? Bij waardering altijd kijken in art 11
Wet LB, zo niet dan in de uitvoeringsregeling gaan kijken)
Stap 4: Toepassen van de tarieven (art. 20a Wet LB) LET OP: +31,15% aan premies in
schijf 1 en 2 (staat niet in de bundel, maar wordt naar verwezen in art. 21 sub b Wet LB)
Stap 5:
Daar vanaf gaan de heffingskortingen! (standaardloonheffingskorting (Art.
21c Wet LB) = korting op de loonheffing ofwel)
Stappenplan te betalen/ontvangen IB:
- De verschuldigde IB wordt voor de drie boxen apart uitgerekend
- Ook hier moeten premies volksverzekeringen betaald worden over het inkomen
van de eerste twee schijven. Totale premie: 31,15% staat hier inclusief
onder de tabel!
- In mindering komen de heffingskortingen (=korting op de belastingHEFFING)
- Het te betalen bedrag wordt verminderd met de voorheffingen*
* Voorheffingen zijn (is al van tevoren betaald/afgedragen):
Loonbelasting/loonheffing (zie week 1 en 2)
Dividendbelasting (geen theorie over, zal letterlijk worden gegeven)
Let op:
- Bij een negatief bedrag heb je dus TE VEEL betaald (zoals jullie als jullie minder
dan ongeveer 6.500 euro verdienen)
- Bij een positief bedrag heb je TE WEINIG betaald en moet er bijbetaald worden
(zoals bij werk wat ik heb wat geen dienstbetrekking is, nooit voorheffing dus nu
pas belasting over berekend!!

You might also like