Professional Documents
Culture Documents
Beginsituatie:
Didactisch:
Voorkennis en kunde/bekendheid instrumentarium:
De leerlingen hebben nog een nooit een levensbeschouwelijk gesprek gevoerd, maar hebben wel al eerder over een verhaal gepraat
Te verwachten betrokkenheid:
Ik denk dat de kinderen het leuk gaan vinden, omdat ze verhaaltjes altijd heel leuk vinden. Ik verwacht wel dat ze het lastig vinden om hun verhaal te vertellen en om te
luisteren naar elkaar.
Relevante actualiteit:
Over enkele dagen is het Pasen, ik heb een verhaal dat gaat over Pasen en paaseieren zoeken.
Pedagogisch:
De klas is erg druk in de zin van kletsen/bewegen en bestaat uit individuen. Bij het ontwerpen van deze les, moet ik proberen om de klas meer als eenheid te laten
werken.
Levensbeschouwelijke fasen (Schepper, 2015):
Kohlberg PRECONVENTIONEEL NIVEAU Het kind is geheel en al op de externe autoriteit gericht. Iets is vanzelfsprekend goed omdat een autoriteit (moeder,
vader) dat zegt. Alles waar straf op staat, is slecht: 'Ik zorg dat ze niet boos op mij worden'. Zekerheidshalve wordt het gedrag van de autoriteit gemiteerd, - althans,
zolang de autoriteit in de buurt is.
Fowler Fase 1: Het jonge kind (3 7 jaar). In de theorie van Fowler heet dit de Intuitive-Projective faith. Het is volgens hem een fase waarin het kind nog geen
vaste gedachtepatronen heeft, en snel contact maakt met het onderbewuste. Daarom kan religie op verscheidene wijzen worden aangeboden: in persoonlijke ervaring,
door verhalen en plaatjes, of door mensen in de omgeving. Het gevaar in deze periode is dat het kind een grote fantasie heeft (God is als lucht of als vuur, God is
overal). U dient Bijbelverhalen dan ook niet te fantasierijk aan te leveren. Deze fase eindigt wanneer het kind logisch en kritisch leert denken en vaste denkpatronen
ontwikkelt.
Erikson Initiatief tegenover schuldgevoel
Het kind leert zelf activiteiten ondernemen en taakjes verrichten, zoals het aan- en uitkleden. In deze fase zal hij allerlei activiteiten ondernemen en ondernemingszin
aan de dag leggen. Het kind heeft plezier met wat hij doet en tot stand brengt. Het kind kan ook onvoldoende ruimte krijgen zijn ondernemingszin uit te leven, of hij
krijgt te weinig veiligheid en structuur aangeboden. In deze gevallen zal het kind zich schuldig gaan voelen in plaats van te genieten van wat het bereikt.
Lesverloop
Tijd
Leeractiviteit
leergedrag leerling(en)
Materialen / Organisatie
5 min
Intro
15 min
Kern + Slot
De leerlingen zitten in de
kring.
De leerlingen zitten in de
kring.
Paaseieren zoeken
Wouter en Mieke rennen van de ene struik naar de andere.
Mieke ziet als eerste een ei liggen. Het ligt verstopt onder een paar blaadjes. Het is een rood
ei met strepen. Bij de zandbak ligt een groot chocolade-ei.
'Kijk eens', roept ze naar haar vader en moeder, die bij de keukendeur staan, 'de paashaas heeft ook nog andere eieren verstopt!'
Onder de dikke boom ligt een piepklein vogeltje in het gras. Het zit helemaal in elkaar gedoken en beweegt niet meer.
Alleen doet het heel even zijn oogjes open.
'Ooooo,' zegt Mieke, 'dat is zielig.'
Ineens horen ze boven zich een hoop lawaai. In de boom zitten twee dikke koolmezen. Ze piepen en kwetteren angstig en fladderen heen en
weer.
'Dat zijn de vader en moeder,' zegt mamma.
Pappa knikt. 'Dat kleine vogeltje is uit het nest gevallen, daar zullen we eens gauw iets aan doen.'
Pappa haalt de ladder en zet die tegen de boom.
Dan pakt hij een ladder en zet die tegen de boom. Dan pakt hij een paar blaadjes van de grond en legt die op zijn hand.
Voorzichtig zet hij het kleine vogeltje daarop en klimt naar boven.
De vader- en moedervogel vliegen luid tjilpend naar een andere boom.
'Stil maar, jullie krijgen je baby'tje terug,' roept Mieke.
Pappa gaat voorzichtig met een voet op een dikke tak staan.
Hij rekt zich helemaal uit en kan met zijn hand net bij het nest komen. Daar zitten nog twee andere baby-vogeltjes in.
voorzichtig zet hij het zielige vogeltje in het nest en klimt weer naar beneden.
Pas als de ladder weg is en ze uit de buurt van de boom zijn, komen de vader- en moedervogel weer terug.
'Alles is goed afgelopen,' zegt Mieke. 'Nou weer zoeken.'
Ze vinden nog een paar eieren. Rode eieren, gele, blauwe en eieren met stippen en strepen.
Als ze helemaal niets meer kunnen vinden, zegt pappa: 'Komen, ik heb de tafel al gedekt. We gaan eieren eten.'
Trots lopen Wouter en Mieke met hun mandje vol eieren naar binnen.
Bij de keukendeur draaien ze zich nog even om en roepen heel hard: 'Dank je wel, paashaas!'
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik leren?
- Ik kan het levensbeschouwelijk gesprek goed leiden, zodat iedereen iets kan vertellen.
- In deze les pas ik in de grote groep effectieve leraar communicatie toe, met name grote gebaren, stem, mimiek, lichaamshouding,
oogcontact, positie in de groep.
Wat deed ik?
Ik heb in deze les het levensbeschouwelijk gesprek begeleidt, nadat ik een paasverhaal heb voorgelezen. Het voorlezen ging erg goed. De
kinderen waren betrokken, ze luisterden aandachtig. Tijdens het voorlezen heb ik gelet op mijn effectieve leerkrachtcommunicatie. Ik heb
vooral op mijn stemgebruik en mimiek gelet. Dit ging voor mijn gevoel goed. Daarna heb ik het levensbeschouwelijk gesprek geleid. Ik heb
aangegeven welk gedrag ik wilde zien tijdens het gesprek en ik heb kinderen gecomplimenteerd, gecorrigeerd.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?
Ik denk dat deze ervaring een positieve invloed uitoefent op het proces van persoonlijk leerdoel. Ik ben erg blij dat het me lukte om tijdens
de les te denken aan mijn persoonlijk doel. Voorheen had ik moeite om naast de inhoudelijk les, ook bezig te zijn met mijn persoonlijk
leerdoel.
Waar sta ik nu met betrekking tot:
Ik ben op de goede weg om mijn doelen te behalen. Ik denk dat ik het doel effectieve leraar communicatie bijna bereikt heb. Dit gevoel heb
ik zelf en dit krijg ik ook terug van mijn werkplekbegeleider. Ik zou nog een graag een aantal keren oefenen met levensbeschouwelijk
gesprek. Ik denk dat ik dit door herhaling beter onder de knie kan krijgen.
Hoe nu verder?
Het doel effectieve leraar communicatie wil ik even naar de achtergrond schuiven, omdat dit goed gaat. Hierdoor kan ik meer aandacht
geven aan nieuwe doelen. Ook zou ik graag nog een aantal keren een levensbeschouwelijk gesprek willen voeren met de klas.
Verantwoording
Welke keuze(s) heb je in dit opzicht gemaakt?
B1. Leerdoelen stellen
3.11 Leerprocessen
observeren en registreren
B3. Leeractiviteiten
begeleiden
2.6 Samenwerking,
zelfredzaamheid
B2 Leeractiviteiten
ontwerpen
3.6 werkvormen en
groeperingsvormen
4.5 leeromgeving inrichten
A1 Bespreken van en
omgaan met regels
2.1 fysiek en sociaalemotioneel veilige
leeromgeving
Literatuurlijst:
- Verkregen op 16 april 2016, via: http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/F-KDOrientatieJezelfEnWereld.html
- Schepper, J. de (2015). Levensbeschouwing ontwikkelen. Hilversum: Kwintessens.
- Gemert, M. van (2016). Betrokkenheid tonen: hoe dan wl?. Verkregen op 14 april, 2016, via
http://www.academiepratenmetkinderen.nl/betrokkenheid-tonen/ .