You are on page 1of 10

Het programma voor de Wikimedia Conferentie Nederland op zaterdag 4 november in Utrecht is

bekend! Schrijf je nu in!

Molecuul

Verschillende modellen van een molecuul glucose

Een molecuul of molecule is het kleinste deeltje van een moleculaire stof dat nog
de chemische eigenschappen van die stof bezit. Wanneer een molecuul opgedeeld zou worden
in nog kleinere deeltjes zouden de chemische eigenschappen veranderen.
Een molecuul is opgebouwd uit atomen die in een vaste rangschikking van chemische
bindingen met elkaar verbonden zijn. Een chemische stof is gedefinieerd door de atomen waaruit
het molecuul bestaat en de onderlinge scheikundige verbindingen die tussen de atomen bestaan.
De massa van een molecuul, of molecuulmassa, is gelijk aan de gezamenlijke massa van de
atomen waaruit het molecuul bestaat. De molecuulmassa wordt uitgedrukt in atomaire
massaeenheden (weergegeven als u (unit)). Uitgedrukt in kilogram is dat:
1 u 1,6605402 10-27 kg.
De afmetingen van moleculen liggen in de orde van nanometers. (1 nm = 1 109 m, n
miljoenste millimeter).
Het woord molecuul is afgeleid van het Latijnse molecula (kleine massa).

Inhoud
[verbergen]

1Bindingen in een molecuul


o 1.1Valentie
o 1.2Radicalen
2Molecuulformule
3Structuurformule
4Isomerie
5Polariteit
6Intermoleculaire krachten
o 6.1Waterstofbruggen
7Geschiedenis van de molecuultheorie
o 7.1Oudheid
o 7.2Renaissance
o 7.3Negentiende eeuw
o 7.4Twintigste eeuw
8Zie ook
9Bronnen
10Externe link

Bindingen in een molecuul[bewerken]


Zie Covalente binding voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Ieder scheikundig element heeft een vaststaand aantal bindingen dat atomen van dat
element aan kunnen gaan, de valentie. De valentie van een atoom, het aantal bindingen dat
een atoom kan aangaan, wordt bepaald door de elektronen van de buitenste elektronenschil
(de valentie-elektronen).
De elektronenconfiguratie van de elektronen rond de atoomkern is verdeeld in verschillende
energieniveaus of elektronenschillen. In iedere schil bevindt zich een vaststaand aantal
elektronen. Het is energetisch het meest gunstig wanneer de buitenste schil, de valentieschil,
bestaat uit twee of acht elektronen, naargelang de plaats van het element in het periodiek
systeem. Dit noemt men de edelgasconfiguratie of octetstructuur.
Deze energetisch meest gunstige situatie wordt bereikt, wanneer een atoom een binding
aangaat met een of meer andere atomen, waarbij de beide valentieschillen in elkaar opgaan.
Van waterstof bijvoorbeeld heeft een waterstofatoom n elektron. Wanneer twee
waterstofatomen een binding aangaan, ontstaat er een situatie waarin beide atomen in de
energetisch gunstige situatie van twee elektronen komen:
H + H H:H

Een watermolecuul. Het zuurstofatoom deelt met ieder waterstofatoom een elektronenpaar,
waardoor alle atomen in het molecuul in de edelgasconfiguratiekomen.

In een waterstofmolecuul, H2, hebben de twee waterstofatomen n gedeeld


elektronenpaar.
Wanneer twee atomen n gedeeld elektronenpaar hebben spreken we van een enkele
covalente binding, wanneer twee atomen twee gedeelde elektronenparen hebben
spreken we van een dubbele covalente binding. Er bestaat ook een drievoudige binding
waarbij twee atomen drie gedeelde elektronenparen hebben.
Stoffen waarvan de moleculen een of meer dubbele covalente bindingen hebben,
worden onverzadigde verbindingen genoemd. Stoffen waarvan de moleculen alleen
enkele covalente bindingen bevatten, worden verzadigde verbindingen genoemd.
Valentie[bewerken]
Zie Valentie (scheikunde) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
De valentie is het aantal bindingen dat een atoom aan kan gaan met andere atomen. Het
aantal valentie-elektronen van een atoom is in grote mate bepalend voor het aantal
elektronenparen dat een atoom kan vormen, en dus voor het aantal bindingen dat een
atoom kan aangaan.

Element Aantal valentie-elektronen Valentie

Waterstof 1 1

Koolstof 4 4

Zuurstof 6 2

Stikstof 5 3

Chloor 7 1

Helium 2 0

Merk op dat het aantal valentie-elektronen en de valentie opgeteld altijd acht of twee
zijn. Dit is de octetregel.
Radicalen[bewerken]
Als niet alle valentie-elektronen benut zijn, dus als een molecuul vrije
elektronen heeft, spreken we van een radicaal. De energetische configuratie van
radicalen is zeer ongunstig en deze deeltjes zijn dan ook zeer reactief.
Zie ook

Lewistheorie
Aromatische verbinding
Ionaire binding

Molecuulformule[bewerken]
Zie molecuulformule voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De samenstelling van een molecuul wordt weergegeven met een molecuulformule. In


een molecuulformule wordt van elk element dat in het molecuul voorkomt, het aantal
atomen gegeven.
De elementen hebben symbolen die bestaan uit n hoofdletter, eventueel gevolgd
door een of twee kleine letters. Het juiste gebruik van hoofdletters en kleine letters is
van groot belang: Pb geeft het element lood aan, terwijl PB zou duiden op een
verbinding van fosfor en boor.
Voorbeelden van molecuulformules:
Water H2O

Koolstofdioxide CO2

Ethanol C2H5OH

Boterzuur C4H8O2

Het is gebruikelijk dat de elementen C, H, O, N en S als eerste genoemd worden,


gevolgd door de overige elementen op alfabetische volgorde, zoals te zien is bij de
molecuulformule van mosterdgas (C4H8SCl2).

Structuurformule[bewerken]
Zie Structuurformule voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Een molecuulformule geeft alleen een opsomming van de atomen in een molecuul,
maar om weer te geven hoe die atomen met elkaar verbonden zijn, wordt
een structuurformulegebruikt. Een structuurformule is een schema waarin alle
atomen staan waaruit het molecuul bestaat en de verbindingen tussen die atomen.
Als voorbeeld nemen we de structuurformule van boterzuur:

Op deze afbeelding is te zien dat de vier koolstofatomen op een rij met elkaar
verbonden zijn, dat de twee zuurstofatomen beide verbonden zijn met hetzelfde
koolstofatoom, dat het tegenoverliggende koolstofatoom verbonden is met drie
waterstofatomen, dat er n waterstofatoom verbonden is met een
zuurstofatoom en dat de resterende waterstofatomen twee aan twee verbonden
zijn met de twee middelste koolstofatomen.
Merk op dat deze structuurformule alleen de bindingen weergeeft, het is niet
mogelijk om aan de hand van deze formule een uitspraak te doen over de
ruimtelijke vorm van het molecuul.
Om in een structuurformule de ruimtelijke vorm van een molecuul weer te geven,
kan gebruikgemaakt worden van lijnen met verschillende diktes, zoals in
onderstaande structuurformule van fructose:

In deze structuurformule is onder andere te zien, dat twee OH-groepen zich


aan dezelfde kant van de ring bevinden en dat de derde OH-groep zich aan
de tegenovergestelde kant bevindt.

Isomerie[bewerken]
Zie Isomeer voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Twee moleculen die uit dezelfde atomen bestaan in een andere
rangschikking, worden isomeren genoemd. Als van twee isomeren zelfs alle
paarsgewijze bindingen tussen de atomen gelijk zijn en de verschillen liggen
in de ruimtelijke indeling, wordt gesproken van stereo-isomeren.
De enige overeenkomst die isomeren hebben, is het molecuulgewicht, alle
andere eigenschappen zijn vaak totaal anders. Een voorbeeld van twee
isomeren met totaal verschillende eigenschappen wordt gevormd door di-
ethylether en butanol.
Stereo-isomeren hebben in de meeste gevallen dezelfde of vergelijkbare
chemische eigenschappen, maar andere biologische eigenschappen,
zoals glucose en galactose. Beide suikers komen voor in het menselijk
lichaam, maar ze hebben een andere biologische functie.
Zie ook

Cis-trans-isomerie
Optische isomerie
Enantiomeer

Polariteit[bewerken]
Zie Polaire verbinding voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

1,2-trans-dichlooretheen (links) en 1,2-cis-dichlooretheen (rechts). Bij de een zijn de


polaire bindingen tegengesteld gericht, bij de ander niet. Als de polaire bindingen
tegengesteld gericht zijn, is het molecuul als geheel apolair.

Als twee atomen met een sterk verschillende elektronegativiteit een binding
hebben in een molecuul, zal die binding een asymmetrische ladingsverdeling
hebben: de statistische kans dat de bindingselektronen zich op het
elektronegatieve atoom bevinden, is groter dan de statistische kans dat de
bindingselektronen zich op het minder elektronegatieve atoom bevinden. Als
een sterk elektronegatief element een binding heeft met een minder sterk
elektronegatief element, ontstaat een polaire binding.
Voorbeelden van sterk elektronegatieve elementen zijn zuurstof, stikstof en
chloor. Typische voorbeelden van polaire bindingen zijn C=O, H-O en C-Cl.
Als een molecuul polaire bindingen bevat, hoeft dat niet te betekenen dat het
molecuul als geheel polair is. Een molecuul is polair als:

het molecuul bindingen tussen elektronegatieve en niet-elektronegatieve


elementen bevat;
deze polaire bindingen niet tegengesteld gericht zijn.
Als voorbeeld nemen we de stereo-isomeren 1,2-trans-dichlooretheen en
1,2-cis-dichlooretheen (zie afbeelding). De eerste is apolair en de tweede is
polair. Dat komt doordat in het eerste molecuul de twee polaire bindingen
tegengesteld gericht zijn waardoor ze elkaar opheffen.
De mate van polariteit van een molecuul wordt het dipoolmoment genoemd.
In structuurformules wordt de polariteit van bindingen aangegeven met
de Griekse letter (delta). Stoffen met een min of meer gelijke polariteit zijn
over het algemeen mengbaar: polaire stoffen mengen goed met polaire
stoffen, apolaire stoffen mengen goed met apolaire stoffen.

Intermoleculaire krachten[bewerken]
Zie Vanderwaalskrachten voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In vaste stoffen en vloeistoffen worden moleculen bijeengehouden


door vanderwaalskrachten.
In een vloeistof bewegen de moleculen vrij binnen een vast volume, in een
vaste stof trillen de moleculen alleen zonder van positie te veranderen. In
een gas kunnen de moleculen los van elkaar bewegen. De kinetische
energie van de moleculen is bepalend voor de temperatuur van de stof, en
daarmee voor de fase waarin die zich bevindt.
Waterstofbruggen[bewerken]
Een waterstofbrug is een aantrekkingskracht tussen een sterk
elektronegatief atoom van het ene molecuul en een zure waterstof van een
ander molecuul. Waterstofatomen die een binding met een elektronegatief
element hebben, worden zure waterstofatomen genoemd, bijvoorbeeld
waterstofatomen die een binding hebben met zuurstof, zoals in water of
in alcoholen.
Waterstofbruggen zorgen ervoor dat er in polaire stoffen sterkere
intermoleculaire krachten aanwezig zijn dan in apolaire stoffen. Daardoor
hebben polaire stoffen vaak een hoger kook- en smeltpunt, dan op grond
van hun molecuulgewicht te verwachten zou zijn. Apolaire stoffen met een
molecuulgewicht dat in dezelfde orde van grootte ligt als dat van water, zijn
bij kamertemperatuur gasvormig, zoals methaan.
Zie ook

Londonkracht

Geschiedenis van de molecuultheorie[bewerken]


Oudheid[bewerken]
De Griekse wijsgeer Leucippus was de grondlegger van het atomisme: de
theorie die zegt dat alle materie is opgebouwd uit niet-deelbare,
onvernietigbare deeltjes, atomen genaamd. Deze theorie is verder
uitgewerkt door zijn leerling Democritus. Daarmee waren zij de eerste
geleerden die stelden dat materie uit deeltjes bestaat, waarmee zij ook de
basis voor de molecuultheorie legden.
Renaissance[bewerken]
Moleculen die opgebouwd waren uit atomen, zijn een vinding uit de 17e
eeuw, hoewel de begrippen niet een op een vertaald moeten worden met
wat we daar nu onder verstaan. Het atoom-idee werd onafhankelijk van
elkaar door de Nederlander Isaac Beeckman (1620) en de
Fransman Sbastien Basson (1621) verder ontwikkeld. Beeckman vroeg
zich af waarin metalen van elkaar verschillen. Hij zag een klomp goud als
een verzameling onzichtbaar kleine individuen, goudwezentjes, die hij
homogenea noemde. Die waren opgebouwd uit vier atoomsoorten: water,
vuur, aarde en lucht. De homogenea van verschillende metalen hadden
verschillende aantallen van die atoomsoorten, en dat gaf ze specifieke
eigenschappen. Tot dan toe meenden onderzoekers dat de verschillende
metalen in elkaar konden overgaan via een soort evolutie van onedel naar
edel. Maar die 'evolutietheorie' kon niet verklaren hoe legeringen, mengsels
van verschillende metalen, dan waren opgebouwd. Beeckmans theorie kon
dat wel. De inzichten van Beeckman kregen invloed via zijn
leerlingen Descartes en Huygens, en ze leidden tot de monades van Leibniz,
de molecule van Stahl, de corpuscules van Boyle evenals de particulae
ultimae compositionis van Newton.

Amedeo Avogadro

Negentiende eeuw[bewerken]
In 1808 werd de atoomtheorie opnieuw leven ingeblazen door de Britse
schei- en natuurkundige John Dalton. In zijn werk A new system of chemical
philosophy stelde hij dat materie is samengesteld uit kleine, ondeelbare
deeltjes. De Italiaanse geleerde Amedeo Avogadro maakte vervolgens
in 1811 het onderscheid tussen atomen en moleculen. Hij publiceerde zijn
inzicht in het Journal de Physique, dat niet breed werd opgemerkt. In de
gehele eerste helft van de negentiende eeuw was er onder chemici grote
verwarring over het molecuulbegrip, samenhangend met het feit dat in een
enkelvoudige stof zoals zuurstofgas een molecuul opgebouwd is uit twee
identieke atomen. Dalton kon dat niet accepteren; voor water kwam hij
daarom bijvoorbeeld uit op de molecuulformule HO, voor ammoniak op NH.
Pas na het grote congres van chemici in Karlsruhe in 1860 vonden door de
pleidooien van de jonge Italiaanse chemicus Cannizzaro de inzichten van
Avogadro langzamerhand algemeen ingang.
1857 was het jaar waarin Friedrich Kekul ontdekte dat
koolstof vierwaardig is; zonder meer een mijlpaal gezien het feit dat de
hedendaagse organische chemie grotendeels op die ontdekking gebaseerd
is.
Twintigste eeuw[bewerken]
In de eerste helft van de twintigste eeuw is door onder andere Ernest
Rutherford en Niels Bohr de inwendige structuur van het atoom
opgehelderd. Dankzij hun werk konden ook veel vragen over de ruimtelijke
vorm van moleculen beantwoord worden.

Zie ook[bewerken]
Moleculaire mechanica
Moleculaire dynamica
Atoommodel van Rutherford
Atoommodel van Bohr
Brutoformule

Bronnen[bewerken]
H. Kubbinga, De molecularisering van het wereldbeeld, Deel I (Hilversum:
Verloren, 2003), ISBN 90-6550-731-0.

Externe link[bewerken]
Deze website geeft een goede indruk van grootteverhoudingen op
moleculair en kleiner niveau.

Fysische de
atomaire deeltjes: molecuul atoom ion

subatomaire deeltjes: nucleon atoomkern

bosonen: foton gluon W-boson Z-boson

fermionen: quark lepton neutrino elektro

Zie de categorie Molecules van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onde

Zoek molecuul op in het WikiWoordenboek.

Categorien:

Chemische stof
Molecuulfysica
Navigatiemenu
Niet aangemeld

Overleg

Bijdragen

Registreren

Aanmelden
Artikel
Overleg
Lezen
Bewerken
Geschiedenis
Zoeken
Artikel
Hoofdpagina
Vind een artikel
Vandaag
Etalage
Categorien
Recente wijzigingen
Nieuwe artikelen
Willekeurige pagina
Informatie
Gebruikersportaal
Snelcursus
Hulp en contact
Donaties
Hulpmiddelen
Links naar deze pagina
Verwante wijzigingen
Bestand uploaden
Speciale pagina's
Permanente koppeling
Paginagegevens
Wikidata-item
Deze pagina citeren
Afdrukken/exporteren
Boek maken
Downloaden als PDF
Printvriendelijke versie
In andere projecten
WikiWoordenboek
In andere projecten
Wikimedia Commons
In andere talen
Deutsch
English
Franais
Frysk
Bahasa Indonesia
Limburgs
Plattdtsch
Trke

Nog 123
Koppelingen bewerken

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 15 okt 2017 om 16:35.


De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen,
er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor
meer informatie.
Wikipedia is een geregistreerd handelsmerk van de Wikimedia Foundation, Inc., een
organisatie zonder winstoogmerk.
Privacybeleid

Over Wikipedia

Voorbehoud

Ontwikkelaars

Cookiesverklaring

Mobiele weergave

You might also like