You are on page 1of 20

Koeltechniek

1 Inleiding
Deze brochure zal de ontwerpcondities voor de keuze van
1.1 Algemeen een koelinstallatie behandelen, vooral met het oog op de
Na de ontwikkeling van de warmteleer door Robert Mayer energie-efficiency. Daarbij komen de gebruikelijke typen
(1814 – 1879) ontstond het inzicht dat kunstmatig koude kon koelmachines (compressie en absorptie), de componenten
worden opgewekt door middel van een thermodynamisch van de koelinstallaties en de wijze waarop de vrijkomende
proces met gebruikmaking van mechanische energie of warmte weer afgestaan wordt (water- of luchtkoeling,
warmte. Met behulp van deze koudetechniek is het mogelijk warmteterugwinning) aan de orde.
om processen, producten of ruimten te koelen en de daarbij Een overzicht voor de keuze van het in de koelmachine circu-
vrijkomende warmte weer aan de omgeving af te staan of als lerende koudemiddel is reeds in de brochure “Koude-
restwarmte te gebruiken. middelen” beschreven.
Als het doel is om warmte aan een proces of ruimte te ont- In een aparte brochure “Warmtepompen” wordt de toepas-
trekken en daarna aan de omgeving af te staan, dan wordt sing van warmtepompen en aquifers behandeld.
gesproken van een koelinstallatie. Is het de bedoeling om
warmte-energie van een laag temperatuurniveau naar een 1.2 Koudefactor of C.O.P.
hoger niveau te brengen en daarna te gebruiken, dan is er Het energetisch rendement van een koelinstallatie wordt bij
sprake van een warmtepomp. In figuur 1 is het principe van voorkeur uitgedrukt als de Coëfficiënt of Performance
beide typen installaties weergegeven. (C.O.P.) of koudefactor.

C.O.P. = Qo / Pe, waarin:


Qo = koelvermogen van de koelinstallatie in kW
Pe = opgenomen vermogen in kW

De C.O.P. van een complete koelinstallatie (incl. pompen en


ventilatoren) is sterk afhankelijk van:

- de verdampings- en condensatietemperatuur en in het


bijzonder het temperatuurverschil;
- het koudemiddel bij compressie-installaties;
- het type compressor en de regeling;
- de temperatuur van het verwarmingsmedium bij absorp-
tiemachines;
- de energie-efficiency van pompen en ventilatoren in het
systeem.

De belangrijkste invloed op de C.O.P. heeft de keuze van de


condensatie- en verdampingstemperatuur van het koelpro-
ces. In 3.1 wordt het effect van een nauwkeurige keuze toege-
licht. De relatieve invloed van die temperatuurkeuze is in
figuur 2 weergegeven.

Figuur 2. Invloed van de keuze van condensatie- en verdampingstem-


Figuur 1. Principe koelmachine en warmtepomp peratuur op de C.O.P.

1
2 Koelmachines Het vermelde capaciteitsbereik van de diverse typen is
slechts een grove indicatie: één en ander is sterk afhankelijk
Aangezien in de chemische industrie voornamelijk de com- van het toe te passen koudemiddel, de condensatietempera-
pressie- en absorptiekoelmachines worden toegepast, zijn in tuur en de gewenste verdampingstemperatuur.
deze brochure alleen die typen beschreven.
2.2 Absorptiekoelinstallatie
2.1 Compressiekoelmachine In een absorptiekoelinstallatie wordt energie direct in de
Bij de compressiekoelmachine wordt het gasvormig koude- vorm van warmte aan de koudecyclus toegevoerd.
middel met een compressor op de condensordruk gebracht, Hoewel het energetisch rendement van een absorptiemachi-
vervolgens wordt het hete gas in een condensor vloeibaar ne lager is dan dat van een compressie-installatie, wordt dit
gemaakt en na een expansiestap (meestal in de vorm van een nadeel gecompenseerd door de mogelijkheid om restwarmte
expansieventiel) in de verdamper bij lage temperatuur ver- te kunnen benutten.
dampt, zie figuur 3. Bovendien is de geluidsemissie van een absorptie-installatie
aanmerkelijk lager dan die van een compressiemachine.
De absorptiekoelmachine maakt gebruik van een cyclus,
waarin de componenten van een binair systeem bestaande
uit een koudemiddel en een oplosmiddel, beurtelings wor-
den gescheiden en weer samengevoegd, figuur 4. Een voor-
waarde is dat het koudemiddel volkomen door het oplosmid-
del opgenomen wordt. Hieraan voldoen bijvoorbeeld de stof-
paren ammoniak met water (voor procestemperaturen onder
0°C) en water met lithiumbromide (voor koudwatermachi-
nes bij toepassing in air-conditioning).

Figuur 3. Principeschema compressiekoelmachine

Binnen de chemische industrie, maar ook daar buiten, wor-


den voornamelijk compressiekoelinstallaties gebruikt voor
proceskoeling, luchtbehandeling en gekoelde opslag.
Daarbij vormen de koudwatermachines of chillers voor water
tussen 2 en 6°C, die vooral toegepast worden in luchtbehan-
delingsinstallaties, de grootste groep. Ze zijn leverbaar als
lucht- of watergekoelde standaardapparaten met capaciteiten
van 20 tot 7000 kW. Voor de kleinere apparaten (van 20 tot
200 kW koelvermogen) worden zuigercompressoren
gebruikt; schroefcompressoren worden toegepast vanaf 200
kW tot 2000 kW koelvermogen. Voor deze watergekoelde
chillers is een C.O.P. mogelijk van 5,0, dat wil zeggen een
energieverbruik van 0,2 kW per kW koelvermogen. Met cen-
trifugaal compressoren voor koudwatermachines zijn koelca- Figuur 4. Principeschema absorptiekoelmachine
paciteiten te realiseren van 1200 kW tot 7000 kW, deze
machines halen eveneens een C.O.P. van 5,0. De combinatie van absorber, circulatiepomp en uitdrijver
wordt ook wel de thermische compressor genoemd, analoog
Koelinstallaties voor gebruik in (chemische) processen, waar- met de mechanische compressor bij de compressiecyclus.
bij meestal veel lagere temperaturen vereist zijn dan bij Bij kleine en huishoudelijke absorptiekoelkasten is de pomp
koudwatermachines, zijn in het algemeen op specificatie vervangen door een systeem dat gebruik maakt van de ver-
gebouwde apparaten met een aangepaste verdamper en met schillen in partiële druk van het koudemiddel.
de mogelijkheid om een optimale koelmachine met hoge
energie-efficiency te laten ontwerpen en installeren. De warmtebron voor de absorptiemachine kan restwarmte
Enkeltrapszuigercompressoren zijn verkrijgbaar vanaf 200 W zijn in de vorm van stoom, heet water of een ander medium.
(1 cilinder) tot 2000 kW koelvermogen (12 cilinders), de twee- De vereiste minimumtemperatuur is afhankelijk van de
trapsuitvoering tot 500 kW. gewenste koeltemperatuur, figuur 5.
Enkeltrapsschroefcompressormachines zijn beschikbaar met
koelcapaciteiten van 40 tot 6000 kW en in tweetrapsuitvoe-
ring van 200 kW tot 3000 kW.

2
175°C) en voor een direct gestookte tweetraps 1,00 (brandstof
aardgas of lichte olie).
Het stoomverbruik van een enkeltrapsabsorptiekoudwater-
machine is circa 2,3 ton/h (lage druk 2 à 3 bar) voor een capa-
citeit van 1000 kW bij 6°C koudwatertemperatuur.
Een tweetrapsmachine heeft voor dezelfde koudwatertempe-
ratuur een stoomverbruik van 1,3 ton/h (max 9 bar).

Ammoniak-/waterabsorptiemachines vinden meestal toepas-


sing als industriële installaties met een koeltemperatuur
tussen 0 en –20°C, waarbij als warmteoverdrachtsmedium
(koudedrager) oplossingen van calciumchloride, kaliumfor-
miaat, ethanol of ethyleenglycol in aanmerking komen,
zie ook 6.2.

3 Werkgebied en Ontwerpcondities
Figuur 5. Verband tussen temperatuur restwarmtebron en koeltem-
peratuur Alhoewel er geen scherpe grens te trekken is tussen de diver-
se werkgebieden van de industriële koudetechniek wordt glo-
Ook is het mogelijk om via een aparte vuurhaard de verza- baal de volgende indeling gehanteerd:
digde oplossing direct met aardgas of een andere brandstof
te verwarmen. - comfort luchtbehandeling (airconditioning): van + 15 tot
Bij de praktische uitvoering van de absorptiekoudwaterma- +25°C;
chine kunnen procesonderdelen met dezelfde procesdruk - proceskoeling van +15 tot –10°C;
binnen één hermetisch gesloten drukvat gecombineerd wor- - proceskoeling van –10 tot –40°C;
den, zoals condensor en uitdrijver enerzijds en absorber en - diepkoeling van processen van –40 tot –100°C;
verdamper anderzijds. Daarnaast is het mogelijk om de - cryogene processen, zoals vloeibare gasscheiding, lager
scheiding van koudemiddel en oplosmiddel te verbeteren dan –100°C.
door een tweetrapsuitvoering van de uitdrijver, waardoor
een verbetering van de energie-efficiency met 50% is te berei- De meeste industriële proceskoeling bevindt zich in het
ken, figuur 6. gebied tussen +12 en –40°C, terwijl gekoelde opslag plaats

Figuur 6. Tweetraps LiBr-water absorptie-installatie, aardgas gestookt

Er zijn standaard uitvoeringen van absorptiekoudwaterma- kan vinden tussen + 15 en –40°C.


chines (chillers) vanaf een koelvermogen van 200 kW tot Door de eisen, die het te koelen proces stelt, te optimaliseren
capaciteiten van 6000 kW. is het mogelijk om een koelinstallatie met een hoge energie-
De te behalen C.O.P. is voor een enkeltrapskoudwatermachi- efficiency te ontwerpen. Naast de reeds genoemde factoren
ne circa 0,70 (temperatuur warmtebron 95 – 130°C), voor een die bepalend zijn voor de C.O.P. (zie 1.2) zijn de kritische ont-
tweetrapsmachine 1,20 (temperatuur warmtebron 140 – werpfactoren:

3
- de verdampings- en condensatietemperatuur; - de afmetingen van de condensor;
- de koelbelasting; - de investeringskosten;
- bepalen koelmachinecapaciteit; - de geluidsemissie van de (luchtgekoelde) condensor,
- het gekozen ontwerp voor het koelsysteem;
- keuze koudemiddel: Het effect van de procestemperatuur (tp) en de condensatie-
- milieutechnische en veiligheidsaspecten. temperatuur (tc) op de C.O.P. is voor een schroefcompressor
in tabel 1 geïllustreerd. Voor een zuigercompressor zijn deze
Op al deze factoren wordt in de nu volgende paragrafen waarden iets lager.
nader ingegaan. Elke graad verlaging van de condensatietemperatuur komt
overeen met een besparing van 2 – 3% op het energiegebruik
3.1 Verdampings- en condensatietemperatuur van de compressor.
De keuze van de procestemperatuur is bepalend voor de ver-
dampingstemperatuur van de koelinstallatie en daardoor 3.2 Koelbelasting
mede voor de energie-efficiency van de koudeopwekking. De koelbelasting is de hoeveelheid warmte die uit het proces
Elke graad (mogelijke) temperatuurverhoging van het proces (of productopslag) afgevoerd dient te worden om de gewenste
levert een energiebesparing van 2 – 4% op het energiege- temperatuur te handhaven. Om de koelbelasting te kunnen
bruik van de compressor. Ook is de toelaatbare tolerantie op vaststellen dient het vereiste koelvermogen gedurende de
die procestemperatuur van belang voor de vorm waarin de bedrijfstijd bekend te zijn of zo goed mogelijk te worden
proceskoeler moet worden uitgevoerd. geschat. Daarbij dient onderscheid gemaakt te worden in
dag-, maand- en jaarbelasting met de te verwachten maxima
- Indien een bepaalde procestemperatuur een grote tole- en minima en de frequentieverdeling daarvan gedurende de
rantie toelaat, kan de proceskoeler als directe verdamper bedrijfstijd.
voor het koudemiddel van de koelmachine uitgevoerd De maximale energie-efficiency wordt bereikt wanneer de
worden. Door zuigdrukregeling is dan een min of meer koelbelasting zo laag mogelijk is in combinatie met de opti-
constante verdampingstemperatuur te handhaven, waar- male keuze van de koelinstallatie. Van belang zijn hierbij:
bij de temperatuur circa 6 à 8K onder de procestempera-
tuur kan liggen. - de procestemperatuur, door deze zo hoog mogelijk vast
- Indien de procestemperatuur een kleine tolerantie, of te stellen, kan de verdampingstemperatuur van het kou-
een klein temperatuurverschil tussen koelmedium en te demiddel zo efficiënt mogelijk gekozen worden;
koelen product toelaat, kan de proceskoeler via een kou- - procestemperaturen groeperen, indien er in het proces
dedrager als secundair koelmiddel (glycol, pekel of spe- diverse temperatuurniveaus gewenst zijn, is het raad-
ciale koudedragers) gekoeld worden (zie ook 4.5). In dat zaam te trachten deze in bijvoorbeeld twee temperatuur-
geval is er een temperatuurverloop tussen in- en uitlaat- groepen samen te voegen, zodat een tweetrapskoelmachi-
stroom van de koudedrager. De temperatuur van het pro- ne (c.q. een schroefcompressor met economiser) overwo-
ces is dan regelbaar door debietregeling van het secun- gen kan worden;
daire koelmiddel. Bij dit systeem is een aanmerkelijke - de piekbelasting, om het benodigde koelvermogen te
besparing op de koudemiddelinhoud mogelijk met posi- optimaliseren kan de piekbelasting (bijvoorbeeld bij
tieve milieueffecten het transport van de koude-energie batchprocessen) verminderd worden door het toepassen
vindt immers plaats door een koudedrager en niet door van koudebuffers;
het koudemiddel. - energieverliezen minimaliseren, door een optimale isola-
tie van de gebruiker(s) en het leidingwerk. Koude-isolatie
De condensatietemperatuur is afhankelijk van het medium stelt hoge eisen aan onder andere de dampdichtheid.
waarmee de vrijkomende warmte van de condensor kan wor- Meer informatie hierover is te vinden in de brochure
den afgevoerd, meestal is dat medium koelwater of omge- “Isolatie”;
vingslucht, soms een stofstroom die gebruik kan maken van - trapsgewijze koeling, het procesmedium kan voorgekoeld
deze restwarmte. worden via een minder energie-intensieve methode door
In de brochures “Waterkoeling” en “Luchtgekoelde warmte- een andere processtroom die kouder is. Daarna het
wisselaars” wordt nader op deze aspecten ingegaan. procesmedium op de vereiste temperatuur brengen door
Het verdient aanbeveling de keuze van de condensatietempe- middel van een koelinstallatie;
ratuur goed te evalueren, omdat deze invloed heeft op de - pompen en ventilatoren alleen in bedrijf laten indien
volgende factoren: noodzakelijk;
- roterende apparatuur bij sterk variërende debieten voor-
- de energie-efficiency van de koelinstallatie; zien van een toerenregeling.

Condities tp/tc °C Koudemiddel Koelvermogen KW Opgenomen vermogen kW Koudefactor C.O.P.


-5 / 30 NH3 1400 255 5,5
-20 / 30 NH3 1400 425 3,3

Tabel 1. Effect van proces- en condensatietemperatuur op de koudefactor bij een schroefcompressor

4
Bij een gekoelde productopslag in gebouwen is de koelbelas- 3.3 Bepalen koelmachinecapaciteit
ting door het product dat opgeslagen wordt meestal relatief Om te voorkomen dat een koelinstallatie met een te ruim of
klein, maar kan de totale koelbelasting verlaagd worden te krap koelvermogen ontworpen wordt, is het van belang
door: om de belasting/tijdkromme zo nauwkeurig mogelijk vast te
stellen, rekening houdend met toekomstverwachtingen.
- de warmtebelasting via wanden, vloer en dak te vermin- De gewenste koelmachinecapaciteit wordt vaak vastgesteld
deren, het aandeel hiervan in de koelbelasting is circa met een onzekerheidsmarge van 10%.
20% waardoor een betere isolatie al spoedig rendabel kan Indien er relatief grote capaciteitsverschillen te verwachten
zijn; zijn (o.a. door seizoeninvloed en batchprocessen) kan overwo-
- het aantal luchtwisselingen tengevolge van het openen gen worden om een systeem te kiezen met meerdere (parallel
en sluiten van de deuren te optimaliseren, dit vormt 30% geschakelde) compressoren. Door de te verwachten maximum
van de koelbelasting en deze kan verminderd worden en minimum condities vast te stellen, is dan het aantal com-
door luchtsluizen of strippengordijnen en door automati- pressoren te bepalen.
sche deuren; Om een te grote overdimensionering te vermijden is het
- de belasting door verdamperventilatoren te verminderen, raadzaam om:
zij vormen circa 15% van de belasting; dit kan verbeterd
worden door toepassing van hoogrendementsventilato- - uit te gaan van betrouwbare gegevens over de verwachte
ren, of ventilatoren met grotere diameters waardoor lage- gebruikswijze van de installatie;
re toerentallen mogelijk zijn en door aan-/uitschakeling - de koelbelasting te (laten) bepalen aan de hand van vak-
naar behoefte; technische handboeken;
- de verlichting te optimaliseren, deze vormt 10% van de - de koelmachinecapaciteit zo dicht mogelijk bij de opera-
koelbelasting en is te verminderen door hoogrende- tionele capaciteit te kiezen;
mentsverlichting en tijdige uitschakeling; - apparatuur te specificeren van gecertificeerde leveran-
- het verbeteren van de ontdooicyclus als de verdamper in ciers die koelers en/of condensors leveren overeenkomstig
de opslagruimte is geplaatst. Dit kan soms voor 15% van Eurovent, waarmee een genormaliseerde prestatiegaran-
de belasting verantwoordelijk zijn indien, ook nadat al tie gegeven wordt voor geluid en capaciteit.
het ijs reeds gesmolten is, het ontdooisysteem niet auto-
matisch afschakelt. Tengevolge van het wijdverbreide gebruik van koelinstalla-
Bij een gekoelde productopslag in tanks is alleen de warmte- ties is het mogelijk om de vereiste machine te selecteren uit
belasting vanuit de omgeving via de wanden, de vloer en het de ter beschikking staande standaardtypen van diverse leve-
dak relevant. ranciers, of om een geheel aan de specifieke wensen aange-

Figuur 7. Schema van een tweetrapscompressie-installatie

5
paste installatie te laten ontwerpen en bouwen door een tussendruk van de twee compressoren, terwijl het in de
koeltechnische apparatenbouwer. intercooler een vloeistofbad passeert, dan wel tot dichtbij die
Bij een aangepast ontwerp is het mogelijk om een optimale verzadigingstemperatuur door vloeistofinjectie. Om de capa-
energie-efficiency te bereiken en een zo goed mogelijke inte- citeit van de verdamper te verhogen en de C.O.P. te verbete-
gratie in het proces te realiseren. Tevens is dan de plaats van ren, wordt vaak in de intercooler gelijktijdig het vloeibare
delen van de apparatuur, zoals compressor, condensor en koudemiddel van het hoge druk vloeistofvat of de condensor
verdamper, min of meer vrij te kiezen. onderkoeld, op weg naar het expansieventiel en de verdam-
Een standaardmachine heeft als voordeel dat de investerings- per.
kosten lager zijn, maar de energie-efficiency is niet altijd
optimaal. Een daartoe ontworpen schroefcompressor is beter in staat
om met grotere drukverhoudingen om te gaan dan een zui-
3.4 Ontwerp van het koelsysteem gercompressor, omdat er gekoeld wordt door grote hoeveel-
Bij het ontwerpen van een koelsysteem dat met een hoge heden olie in de compressor te injecteren. Het nadeel hier-
energie-efficiency aan alle eisen van het bedrijfsproces kan van is dat er extra koeling voor de olie vereist is. Bij moderne
voldoen, staat een veelheid aan mogelijkheden ter beschik- machines wordt de olie op druk gehouden door:
king, ref. 1 en 2. Niet alleen is er de keus tussen compressie-
en absorptiemachines, zie 2.2 en 2.3, maar ook: - de persdruk waarmee de olie in de compressor wordt
geïnjecteerd; dit is vooral van toepassing bij standaard-
- één- of meertrapscompressie, cascadesysteem; machines. De condensatietemperatuur mag hierbij niet
- onderkoeling na condensatie en oververhitting na ver- onder de 23°C dalen;
damping; - een aparte oliepomp waarmee de olie, die aan de perszij-
- gebruik van restwarmte. de is afgescheiden aan de zuigzijde, weer in de compres-
sor geïnjecteerd wordt. Dit is gebruikelijk bij industriële
3.4.1 Één- of meertrapscompressie, cascadesysteem machines, waardoor de condensatietemperatuur tot 10°C
De keuze van één- of meertrapscompressie, c.q. een cascade- kan dalen.
systeem als het koelproces met de beste energie-efficiency,
hangt meestal af van de drukverhouding tussen de conden- De enorme hoeveelheden olie die in het verleden nodig
satie- en verdampingsdruk. Bij zuigercompressoren bijvoor- waren, zijn hierdoor in de huidige schroefcompressoren
beeld is de maximale drukverhouding circa 1:10. Daarboven enigszins teruggebracht, maar nog niet tot dezelfde verhou-
wordt de compressie zó inefficiënt, en daardoor de compres- dingen als bij de zuigermachines. Oliekoeling vindt plaats in
sie eindtemperatuur zó hoog, dat de gebruikelijke smeero- een gedeelte van de luchtgekoelde condensor of door middel
liën instabiel worden. van een platenwarmtewisselaar bij watergekoelde systemen.
Een oplossing voor dit probleem vormt dan het tweetraps- Ook bij schroefcompressoren is het mogelijk om een hogere
compressiesysteem volgens figuur 7. Met dit systeem is op energie-efficiency te behalen door het gebruik van een boos-
een efficiënte wijze een grotere drukverhouding te bereiken tersysteem met de hiervoor beschreven tussenkoeling.
bij normale persgastemperaturen van de compressoren.
Voor toepassingen waarbij de verdampingstemperatuur lager
In een tweetrapscompressie-installatie wordt het hete gas is dan –50°C, vormt om vele redenen, waaronder energie-effi-
afgekoeld tot de verzadigingstemperatuur behorend bij de ciency, het cascadesysteem de beste oplossing, zie figuur 8.

Figuur 8. Schema cascade compressiesysteem

6
In het cascadesysteem is het lagedruk (eerste trap) koudemid- dus op de massastroom naar de compressor. Hierbij kan de
del zó gekozen, dat het bij de gewenste verdampingstempera- capaciteit van de compressor verminderen terwijl het ener-
tuur een redelijke aanzuigdruk heeft. De condensor van de gieverbruik gelijk blijft. Oververhitting is:
eerste trap functioneert als de verdamper voor de tweede
trap, welke een conventioneel koudemiddel in de (geschei- - rendabel, als het koudemiddel warmte opneemt en daar-
den) kringloop heeft. Dat conventionele koudemiddel (bij- bij een bijdrage levert aan de koeling, bijvoorbeeld in een
voorbeeld ammoniak) heeft een acceptabele persdruk van de verdamper met droge expansie en een thermostatisch
compressor en condenseert bij de normale (omgevings)tem- expansieventiel;
peratuur van lucht of koelwater. Een voorbeeld van een typi- - onrendabel, als de zuigleiding warmte opneemt uit de
sche toepassing van tweetrapscascadekoeling is de vloeibaar- omgeving en daardoor het rendement van de compressor
making van ethyleen (- 170°C). In ref. 4 is een cascadesysteem verlaagt. In die situaties dient de zuigleiding van de ver-
(ammoniak/koolzuur) beschreven voor een vrieshuis damper naar de compressor ter verbetering van de ener-
(- 25°C), doch daarbij was de opzet om het volume ammo- gie-efficiency (dampdicht) geïsoleerd te zijn.
niak in het systeem te beperken.
Maar er is ook enige oververhitting noodzakelijk om te ver-
3.4.2 Onderkoeling na condensatie en oververhitting na mijden dat er vloeistof in de leiding naar de compressor
verdamping wordt meegezogen. Met de conventionele thermostatische
Onderkoeling van het gecondenseerde koudemiddel is alleen expansieventielen was daarvoor relatief veel oververhitting
mogelijk bij installaties zonder vloeistofvat of daar waar vereist, maar de introductie van de elektronisch geregelde
gebruik gemaakt wordt van een warmtewisselaar in de vloei- ventielen heeft geleid tot lagere oververhitting van het gas
stofleiding na het vloeistofvat. Door het gecondenseerde kou- uit de verdamper, omdat die expansieventielen ook correct
demiddel bij de condensordruk te koelen tot beneden de ver- werken bij kleine temperatuurverschillen. De elektronisch
zadigingstemperatuur ontstaat een onderkoelde vloeistof. geregelde expansieventielen kunnen aldus bijdragen aan een
Hierdoor wordt de energie-efficiency enigszins verhoogd en systeem met een betere energie-efficiency.
extra koelcapaciteit verkregen zonder dat meer (elektrische)
energie verbruikt wordt. 3.4.3 Gebruik van restwarmte uit het koelproces
Daarnaast is onderkoeling vooral van belang om het ont- Tot de mogelijkheden om de energie-efficiency van het koel-
staan van ontspanningsdamp (flashgas) in de vloeistofleiding proces te verbeteren, behoort het benutten van eventuele
vóór de expansieventielen te voorkomen. restwarmte uit het koelproces. Er zijn drie onderdelen in het
In een enkeltrapscompressiesysteem is onderkoeling te reali- koelproces waar restwarmte ter beschikking kan staan.
seren door middel van:
- De leiding met het hete koudemiddel na de compressie,
- de condensor, als de warmteafvoer van het koudemiddel met een temperatuur van 70 tot 90°C (vooral bij ammo-
na condensatie in een aparte onderkoelingsbundel voort- niak). Dit gas kan afgekoeld worden met een warmtewis-
gezet wordt en is alleen mogelijk indien de condensor selaar (de-superheater) tussen compressor en condensor.
tevens dienst doet als vloeistofvat; Naar verhouding is de hoeveelheid oververhittingswarm-
- het gebruik van een aparte nakoeler na het vloeistofvat; te echter gering.
- de vloeistofleiding tot het expansieventiel, als de ongeïso- - De condensor met een temperatuur van 10 à 20 K boven
leerde leiding daarbij warmte kan afstaan aan de omge- die van de omgevingslucht of het koelwater. Het beschik-
ving. Ook kan met een separate warmtewisselaar de baar vermogen is de som van het koelvermogen en een
gecondenseerde vloeistof onderkoeld worden door het groot deel van het opgenomen elektrisch vermogen. Door
koude gas in de zuigleiding naar de compressor. Een der- de lage temperatuur (30 tot 50°C) is deze warmte beperkt
gelijke warmtewisseling is ook mogelijk door de vloeistof- toepasbaar, bijvoorbeeld als een verwarmingsmedium
leiding en de zuigleiding tegen elkaar te leggen en te sol- van 40°C voor gebouwen, indien het gebouwsysteem
deren. daarvoor is uitgelegd.
- De warmte van koel- en smeerolie bij schroefcompres-
Bij een tweetrapscompressiesysteem kan het koudemiddel soren, met een temperatuur tussen 60 en 80°C. Het
van de tussentrap gebruikt worden om de vloeistof uit het warmtevermogen in de smeerolie kan tot 50% van het
vloeistofvat te onderkoelen, figuur 7. Bij een warmtewisse- opgenomen elektrisch vermogen bedragen bij installaties
laar vindt dan afkoeling plaats tot circa 5 K boven de verzadi- met ammoniak.
gingstemperatuur van de tussentrap en bij een koeler met
ontspanningsverdamping tot de verzadigingstemperatuur Het is van belang om bij ieder project na te gaan of het
van de tussentrap. terugwinnen van de condensorwarmte voor verwarmings-
doeleinden niet een negatieve invloed heeft op het energie-
Oververhitting van het zuiggas is de toename van de tempe- gebruik van de koelinstallatie. Dit kan het geval zijn als de
ratuur van het koudemiddel boven de verdampingstempera- condensor continu ten behoeve van die verwarming met een
tuur. Het effect op de energie-efficiency is hierbij echter hogere condensatietemperatuur moet functioneren, terwijl
afhankelijk van het toegepaste koudemiddel, omdat de er ook een koelend medium voor de condensor met een lage
opwarming van het zuiggas invloed heeft op de dichtheid en temperatuur ter beschikking staat. In een dergelijk geval zou

7
de besparing aan verwarmingskosten wel eens minder kun- afbraak verleent aan een STEK-erkende installateur. De
nen zijn dan de toegenomen kosten voor de koelinstallatie betrokken monteurs moeten bovendien beschikken over
door de hogere condensatietemperatuur. een CFK-diploma.

De restwarmte van de persgasleiding of de smeerolie (en in In de toekomst zijn alleen nog HFK's en natuurlijke koude-
mindere mate van de watergekoelde condensor) kan bijvoor- middelen (onder andere ammoniak en koolzuur) toegestaan,
beeld nuttig toegepast worden bij de voorverwarming van zie de brochure “Koudemiddelen”.
koud suppletiewater voor stoomketels, voor douchewater en
voor vloerverwarming (grondverwarming) onder een vries- 3.6.1.2 CPR 13-2
huis. De warme lucht van luchtgekoelde condensors kan Bij toepassing van ammoniak (NH3) als koudemiddel, zal aan
voor ruimteverwarming gebruikt worden. de voorwaarden van de CPR 13-2 (ref 5) moeten worden vol-
daan.
3.5 Koudemiddelen
Van de beschikbare koudemiddelen zijn er waarschijnlijk - Voor installaties werkend met ammoniak zal voor het ver-
meerdere geschikt voor het te ontwerpen koelproces, maar krijgen van de benodigde milieuvergunning, het bevoegd
de individuele energie-efficiencies kunnen sterk verschillen, gezag (gemeente of provincie) verlangen dat de installatie
zie brochure “Koudemiddelen”. voldoet aan de CPR 13-2. Bij nieuwbouw en daarna iedere
zes jaar dient de installatie te worden gekeurd door een,
3.6 Milieutechnische en veiligheidsaspecten door het ministerie van SZW als onafhankelijke keurings-
De milieutechnische en veiligheidsaspecten zijn niet direct instantie erkende, NOBO (Notified Body).
bepalend voor de energie-efficiency, maar hebben er indirect - Aanbevolen wordt reeds voordat de opdracht wordt ver-
wel invloed op, bijvoorbeeld bij de keuze van compressoren, strekt voor verbouw of nieuwbouw, hierbij een NOBO te
koudemiddel, smeermiddel en condensorkoeling. betrekken.
- Bij het gebruik van ammoniak dienen er preventieve
maatregelen te worden getroffen om, bij lekkage van kou-
3.6.1 Eisen en verplichtingen demiddel, gevaarlijke situaties te voorkomen, onder
Op het gebied van veiligheid en milieu kunnen verschillende andere door in de machinekamer gasdetectoren te instal-
besluiten en richtlijnen van toepassing zijn. Koelinstallaties leren die bij alarmering een noodventilatiesysteem in
moeten voldoen aan de RLK (Regeling Lekdichtheid werking stellen.
Koelinstallaties voor installaties voorzien van chemische kou-
demiddelen), de CPR13-2 (de toepassing van Ammoniak als 3.6.1.3 NPR 7600
koudemiddel), NPR 7600 (Nationale Praktijk Richtlijn), de De veilige toepassing van natuurlijke koudemiddelen in koel-
PED (het Besluit Drukapparatuur) en de NEN-EN 378 installaties is opgenomen in de NPR 7600, zie ref.6
(Koelsystemen en Warmtepompen – Veiligheids- en
Milieueisen). 3.6.1.4 PED
Het Besluit Drukapparatuur, geldend voor bijna alle koel-
3.6.1.1 RLK technische apparatuur, is van kracht sinds 29 mei 2002, zie
Ten aanzien van gasemissies naar omgevingslucht door lek- ref. 14 en 15. Daarin staat onder meer omschreven:
kage van koudemiddel, is de RLK van toepassing (ref 13).
- Wanneer de gebruiker een koelinstallatie in gebruik wil
- Voor koelinstallaties zijn door de overheid voorschriften nemen en in werking wil houden die valt onder het
opgesteld voor de kwaliteit van de toe te passen appara- besluit Drukapparatuur (afhankelijk van inhoud/druk/lei-
tuur met leidingwerk, voor periodieke controles en ter dingdiameters en koudemiddel), moet er gekeurd worden
voorkoming van lekkages. om veilig gebruik en goed onderhoud zeker te stellen.
- Installatiebedrijven voor koeltechnische apparatuur die- - De keuring omvat de verificatie van de drukapparatuur,
nen gecertificeerd te zijn door de STEK, de Stichting controle van de uitwendige toestand, de werking van de
Erkenningsregeling uitoefening van het Koeltechnisch veiligheidsappendages en de opstelling, door of in overleg
installatiebedrijf. met een NOBO.
- De gebruiker en/of eigenaar van een koelinstallatie, wer- - De gebruiker moet formeel de keuring aanvragen en wel
kend met chemische koudemiddelen, moet er rekening bij nieuwbouw en bij herlocatie.
mee houden dat het gebruik van CFK's is verboden, dat - In de Staatscourant moet de keuring voor de gebruikers-
HCFK's niet meer zijn toegestaan in nieuwe installaties fase nog worden gepubliceerd. Verwacht wordt dat deze
en op termijn geheel zullen worden verboden. begin 2003 van kracht zal worden. Ook deze keuring (die
- Bij iedere installatie met een inhoud van meer dan 3 kg nu reeds voor ammoniakinstallaties geldt) moet tijdig
koudemiddel, dient een installatiegebonden logboek aan- door de gebruiker worden aangevraagd, dat wil zeggen
wezig te zijn. De gebruiker van de installatie is er verant- vóór de afloop van de keuringstermijn.
woordelijk voor dat dit logboek wordt bijgehouden en dat
hij/zij, voor installaties gevuld met HCFK's of HFK's, uit- 3.6.1.5 NEN-en 378
sluitend opdrachten voor nieuwbouw, onderhoud en Binnen de Europese Unie is nu voor koelsystemen en warm-

8
tepompen de EN 378 van kracht. zuiger- en scrollcompressoren met motorvermogens tot
De Nederlandse vertaling is verschenen als NEN-en 378, 15 kW;
Koelsystemen en Warmtepompen – Veiligheids- en - semi-hermetische compressor, de motor en compressor
Milieueisen, zie ref. 7. zijn direct gekoppeld via een flensverbinding, maar de
Deze norm bestaat uit vier delen: behuizing is gedeeltelijk toegankelijk waardoor eenvou-
dig onderhoud mogelijk is. Afhankelijk van het fabrikaat
deel 1: basiseisen, definities, classificatie en selectie criteria; vindt soms vanaf een motorvermogen van 1 kW, en boven
deel 2: ontwerp, constructie, beproevingen, merken en docu- 8 kW altijd, de koeling van de motor plaats met het aan-
mentatie; gezogen (gasvormig) koudemiddel, hetgeen dus de ener-
deel 3: installatieplaats en persoonlijke bescherming; gie-efficiency nadelig beïnvloedt. Omdat ook hier een
deel 4: bediening, onderhoud, reparatie en hergebruik. asafdichting ontbreekt, is er geen kans op lekkage van
het koudemiddel via compressor of asverbinding;
3.6.1.6 Koelwater - open compressor, de normmotor is direct via een koppe-
Het gebruik van bronwater voor koeldoeleinden wordt door ling, of indirect met een snaaroverbrenging verbonden
de overheid beperkt toegestaan. met de compressor. De motor is meestal luchtgekoeld wat
een gunstig effect heeft op de energie-efficiency van de
3.6.1.7 Geluidsemissie koelinstallatie. Hier is een zeer goede asafdichting van de
Bij een koelinstallatie vormen de compressoren en de ver- compressor vereist om lekkage van koudemiddel te voor-
dampings- en luchtgekoelde condensors belangrijke geluids- komen. Deze uitvoering is in de chemische industrie en
bronnen, maar ook de voortplanting van het compressorge- voor motorvermogens vanaf 25 kW de meest gebruikelij-
luid via het leidingwerk kan een belangrijke bijdrage leveren ke.
aan de geluidsbelasting. Door een optimaal ontwerp van de
apparatuur en een accurate uitvoering van isolerende maat- Het koelen van de elektromotor door het aangezogen gas
regelen kan aan de geluidsemissienormen voldaan worden. vanuit de verdamper vermindert het beschikbare koelvermo-
gen van de compressor. Uitwendig gekoelde typen, waarbij
4 Componenten van het koelsysteem het zuiggas dus direct naar de compressor stroomt, hebben
circa 8% meer koelvermogen. Bovendien is het principieel
Tot de componenten die in dit hoofdstuk nader beschouwd efficiënter om met omgevingslucht te koelen.
zullen worden met het oog op de energie-efficiency behoren: Bij de open compressoren is er een vrije keus in het type
motor. Daarom is het aan te raden om in die gevallen een
- compressoren; hoogrendementsmotor te kiezen, die een circa 3% hoger ren-
- condensors; dement heeft dan de standaardmotor bij ongeveer gelijke
- verdampers; investeringskosten, ref 3.

Overige aspecten zoals: Bij het vergelijken van koelcompressoren voor een bepaalde
- regeling; toepassing kan de Europese norm EN 12900, ref.17 als basis
- warmteoverdrachtsvloeistoffen als secundaire koudedra- dienen om de compressoren van diverse typen en fabrikan-
gers; ten met elkaar te kunnen vergelijken.
- koudebuffers;
- oliewaskolom; 4.1.2Zuigercompressoren
- automatische ontluchter; Zuigercompressoren worden bij koelmachines nog veelvuldig
zullen in separate hoofdstukken worden behandeld. toegepast, zelfs bij wat grotere vermogens, waarbij gedacht
kan worden aan 8 tot 24 cilinders per machine, figuur 9. Het
4.1 Compressoren is nog steeds gebruikelijk om oliegesmeerde cilinders toe te
passen, omdat olievrije compressoren zeer kostbaar zijn.
4.1.1 Algemeen
De compressor kan uitgevoerd zijn als een zuiger-, scroll-, 4.1.3 Scroll compressoren
schroef- of centrifugaalmachine. De aandrijving daarvan Voor de kleinere koelvermogens tot 40 kW staan ook scroll-
geschiedt meestal met een elektromotor, waarbij de uitvoe- (spiraal-)compressoren ter beschikking. Dit zijn compres-
ring van de verbinding tussen motor en compressor op één soren die een vast en een roterend element hebben, waarbij
van de volgende wijzen is uitgevoerd: het koudemiddel in een groef van de rotor in de richting van
de as gecomprimeerd wordt. Ze zijn als hermetische com-
- hermetische compressor, de speciale motor en de com- pressor uitgevoerd en alleen in standaard koelapparatuur
pressor zijn direct gekoppeld en gezamenlijk in één (airconditioning, kleine koel- en vriesinstallaties en in het
(meestal gelaste) behuizing ondergebracht; de motor bijzonder transportkoeling) ingebouwd.
wordt gekoeld door het aangezogen (gasvormig) koude- Ten opzichte van de zuigermachines hebben ze minder tril-
middel, waardoor de energie-efficiency verlaagd wordt. lingen en een lagere geluidsbelasting. Bij toepassingen boven
Door de gasdichte behuizing is lekkage van koudemiddel 0°C is de energie-efficiency hoger dan die van de zuigercom-
niet te verwachten. Deze uitvoering is gebruikelijk voor pressoren; beneden 0°C is de zuigercompressor te prefere-

9
ren, al nemen de toepassingsmogelijkheden en het rende- De schroefcompressor kan met een grotere drukverhouding
ment van de scrollcompressoren sterk toe. opereren dan de zuigercompressor en is, omdat er minder
bewegende delen zijn, meer geschikt om langdurig en onder
zware belasting te functioneren. In tegenstelling tot de zui-
gercompressor heeft de schroefcompressor een vaste volume-
verhouding, afhankelijk van de constructie en geometrie.
Bij de moderne schroefcompressoren is het mogelijk om de
inwendige geometrie aan te passen aan de gewenste drukver-
houding tussen de verdamper- en de condensordruk in het
systeem.
De compressiewarmte wordt voor een groot gedeelte opgeno-
men door de smeerolie die in de compressor geïnjecteerd
wordt, waarbij de olie tevens de afdichting bij de rotoren ver-
zorgt.

4.1.5 Centrifugaal compressoren


Daar waar grote volumestromen koudemiddel gecompri-
meerd moeten worden, kan de centrifugaalcompressor toege-
past worden, bijvoorbeeld bij grote water- of pekelkoelmachi-
nes. De eerste koelmachine met een centrifugaal compressor
is reeds in 1922 geïntroduceerd. Vanaf een capaciteit van
1200 kW kunnen centrifugaalmachines voor toepassing in
aanmerking komen, beneden 1200 kW wordt toch meestal
een schroefcompressor gekozen. De centrifugaalmachines
Figuur 9. Zuigercompressor met 12 cilinders zijn in het algemeen geselecteerd, passend bij de verdampers
en condensors van de leverancier, en worden dan als stan-
4.1.4 Schroefcompressoren daardpakket geleverd met het koudemiddel R-134a.
Het gebruik van schroefcompressoren in de koudetechniek Voor grote capaciteiten en bijzondere omstandigheden kun-
neemt nog steeds toe. De meest toegepaste zijn de oliege- nen centrifugaalkoelmachines ook volgens specificatie van
smeerde tweeschroefscompressor en de enkelschroefscom- de gebruiker geleverd worden. Deze hebben de beste energie-
pressor, al of niet met een booster of economiser voor lagere efficiency bij een langdurig bedrijf met een redelijk constan-
verdampingstemperaturen, figuur 10. te belasting.

Figuur 10. Enkeltrapsschroefcompressor

10
Figuur 11. Centrifugaal koelmachine met expansieturbine

Indien langdurig ook bij deellast geopereerd wordt, kan de waarbij het koelwater door de pijpen stroomt. Ter beper-
fabrikant speciale voorzieningen treffen om de energieverlie- king van het koudemiddelvolume kan echter ook een
zen te beperken. Bij de nieuwste standaardmachines met R- (gedeeltelijk gelaste of hardgesoldeerde) platenwarmte-
134a is het expansieventiel vervangen door een expansietur- wisselaar toegepast worden. De haalbare condensatietem-
bine waardoor de energie-efficiency met circa 10% wordt ver- peratuur is voor Nederland in het warme jaargetijde:
beterd, figuur 11. Het energieverbruik is circa 0,16 kW per
kW koelvermogen, dus een C.O.P. van 6,2. - bij doorstroomsystemen met bronwater, circa 20 à
Een andere mogelijkheid om de energie-efficiency te verbete- 25°C;
ren, is gebruikmaking van een economiser bij tweetrapscom- - bij doorstroomsystemen met oppervlaktewater, circa
pressoren: de drukverlaging van condensor- naar verdamper- 30 à 35°C;
druk vindt dan in twee trappen plaats, waarbij het flashgas - bij circulatiesystemen met koeltorenwater, circa 32 à
na de eerste drukverlaging direct tussen de eerste en de 35°C. Dit systeem heeft vrijwel dezelfde energie-effi-
tweede trap van de compressor wordt ingebracht, dit heeft ciency als de verdampingscondensor (zie verder).
bijna hetzelfde effect op het rendement als een expansietur-
bine. De condensatietemperatuur wordt in het algemeen gere-
Centrifugaalmachines worden bij voorkeur toegepast bij geld door variatie van de hoeveelheid circulerend koelwa-
langdurige belasting en grote capaciteiten. ter;
- luchtgekoelde condensor; deze bestaat meestal uit een
4.2 Condensors rechthoekig blok, opgebouwd uit pijpen (koudemiddel
Het oververhitte gasvormig koudemiddel wordt in de con- door de pijpen). De pijpen zijn uitwendig voorzien van
densor achtereenvolgens gekoeld tot de condensatietempera- opgeperste lamellen ter verbetering van de luchtzijdige
tuur en gecondenseerd. De condensor kan de opgenomen warmteoverdracht. De af te voeren warmte wordt opgeno-
warmte uit het koudemiddel afvoeren naar een koelmiddel men door langs en door het blok stromende buitenlucht.
(lucht, water), als tussen beide media een temperatuurver- Daartoe is iedere luchtgekoelde condensor voorzien van
schil is dat groot genoeg moet zijn om de vereiste capaciteit één of meerdere ventilatoren. Afhankelijk van de toepas-
te realiseren en klein genoeg om de systeemtemperatuur zo sing wordt gebruik gemaakt van koperen pijpen met alu-
laag mogelijk te houden. Het selecteren van een grotere con- minium lamellen (niet geschikt voor ammoniak), volbad-
densor leidt tot lagere condensatietemperaturen en dus tot verzinkte stalen pijpen en lamellen, volledig uit roestvast-
lagere operationele kosten. Een evaluatie van enige varianten staal vervaardigde condensorblokken en volledig uit alu-
is meestal nodig om te komen tot een economisch haalbare minium vervaardigde condensorblokken. In een zoute en
en energie-efficiënte oplossing. corrosieve omgeving kunnen koperen vinnen toegepast
De meest toegepaste typen condensor zijn: worden, maar wordt meestal een beschermlaag op het
warmtewisselend oppervlak aangebracht.
- watergekoelde condensor, de warmtewisselaar kan de
vorm hebben van een pijpenbundelwarmtewisselaar, De condensatietemperatuur is afhankelijk van de tempe-

11
ratuur van de aangezogen buitenlucht. In de zomer kan Daarnaast wordt de uitvoering bepaald door de manier waar-
de condensatietemperatuur daarbij oplopen tot 45 à op het koudemiddel wordt ingespoten. Bij kleine systemen
50°C. Omdat onder winterse omstandigheden de conden- gebeurt dit meestal via directe expansie. Bij grote systemen
satiedruk zodanig laag kan worden dat onvoldoende (met bijvoorbeeld ammoniak) gebruikt men vaak badverdam-
drukval (tussen condensatiedruk en verdampingsdruk) pers, zogenaamde natte verdampers of “flooded” systemen.
over het expansieventiel wordt gecreëerd, wordt te weinig De bekendste typen verdampers die voor de genoemde toe-
vloeibaar koudemiddel ingespoten, met als gevolg dat de passingen in aanmerking komen, zijn:
verdampingsdruk en -temperatuur gaan dalen. Men
spreekt dan van overcondensatie. Door bijvoorbeeld één - directe expansie lamellenblokken;
of meerdere ventilatoren uit te schakelen, of van een toe- - verdampers met pompcirculatie;
renregeling te voorzien, kan de condensatiedruk kunst- - badverdampers;
matig voldoende hoog worden gehouden (minder lucht - directe expansie pijpenwarmtewisselaars;
betekent minder afvoer van warmte); - platenwarmtewisselaars in diverse uitvoeringen;
- verdampingscondensor (bevloeide luchtgekoelde con- - falling film verdampers met pijpen of verdamperplaten;
densor), de bouw en werkwijze is grotendeels gelijk aan - dompelspiralen;
die van de luchtgekoelde condensor, met dien verstande - geschraapte warmtewisselaars.
dat er gladde condensorpijpen zijn toegepast die uitwen-
dig nog besproeid worden met water. Door die bevloeiing In de volgende paragrafen worden enige toepassingen behan-
is de temperatuur van de buitenzijde van de condensor- deld.
pijpen gelijk aan de heersende natte boltemperatuur van
de omgevingslucht. Daardoor is de haalbare condensatie- 4.3.1 Het koelen van lucht
temperatuur in de zomer bij dit systeem circa 30 à 35°C. Bij het koelen van lucht ten behoeve van airconditioning of
De consequenties van een verdampingscondensor zijn: koel- en vriescellen wordt bij kleine systemen meestal directe
expansie in lamellenblokken of spiralen toegepast, waarbij
- een watercirculatiesysteem met verdamping en suppletie, de lucht geforceerd door het blok of langs de spiraal of ser-
dus bijkomend water- en energieverbruik; pentijn gevoerd wordt. Een lamellenblok bestaat uit een aan-
- chemische waterbehandeling; tal gevinde pijpen die in een blokvorm is samengebouwd.
- meer kans op uitwendige vervuiling van de condensorpij- Bij uittrede uit de verdamper dient alle vloeistof verdampt te
pen dan bij de luchtgekoelde condensor. zijn om te voorkomen dat de compressor vloeistof kan aan-
zuigen. Daartoe handhaaft de regeling meestal een lichte
In de brochure “Luchtgekoelde warmtewisselaars” wordt oververhitting van 6 – 10 K bij uittrede. Het gevolg hiervan is
meer in detail op deze materie ingegaan. dat circa 25% van het koeleroppervlak nodig is voor overver-
hitting.
Uit het eerder vermelde blijkt dat de keuze van de methode Bij toepassingen waarbij de temperatuur van het koelerop-
om de condensorwarmte af te voeren een sterke invloed pervlak lager is dan –4°C, vriezen de lamellen aan tengevol-
heeft op de condensatietemperatuur en dus op de energie- ge van vocht in de lucht, zodat er regelmatig ontdooid moet
efficiency. worden. Door de vermindering van de warmteoverdracht
Het energieverbruik van de genoemde drie typen condensors naar de lucht continu te meten, kan het ontdooiproces tijdig
ontloopt elkaar weinig: gestart worden. Als het ijs op de lamellen ontdooid is, wordt
automatisch het ontdooien gestopt. Op deze wijze wordt ont-
- de watergekoelde condensor gebruikt energie voor de dooid met een aanzienlijk hogere energie-efficiency dan bij
pomp en voor de koeltoren; een op tijd gebaseerde schakeling.
- de luchtgekoelde condensor gebruikt energie voor de ven- De lamelafstand is bij luchtbehandeling circa 4,0 mm, voor
tilatoren; koeling 4 – 6 mm en bij vriestoepassingen 7 – 10 mm.
- de bevloeide condensor gebruikt energie voor de sproei-
pomp en de ventilatoren. Bij grotere systemen wordt bij voorkeur pompcirculatie toe-
gepast. Daarbij wordt vanuit een vloeistofvat met afscheider
4.3 Verdampers vloeibaar koudemiddel door de luchtkoelers gepompt.
De uitvoering van de verdampers wordt, in tegenstelling tot
die van de condensors, veelal bepaald door het doel waar- 4.3.2 Het koelen van vloeistof
voor de verdampingsenergie gebruikt wordt: Om vloeistoffen te koelen staan diverse uitvoeringen van
warmtewisselaars ter beschikking, afhankelijk van de ther-
- het koelen van lucht (of het direct koelen van een koel- of modynamische eigenschappen van koudemiddel en te koe-
vriesruimte); len vloeistof.
- het koelen van een vloeistof (water, pekel of een koude-
drager); - Pijpenbundelwarmtewisselaar (shell and tube). Bij droge
- het koelen van een emulsie; verdamping door middel van directe expansie zal het
- het koelen van een vaste stof; koudemiddel door de pijpen vloeien en de te koelen
- het koelen van een procesreactor. vloeistof door de romp. De romp is voorzien van keer-

12
schotten om een kruisstroom met het koudemiddel te
realiseren. In de pijpen bevindt zich een verdampende
vloeistof.
Bij meerdere, verspreid staande reactorvaten kan ook
gebruik gemaakt worden van natte verdamping met een
pompcirculatiesysteem dat de vloeistof vanuit een cen-
traal geplaatste afscheider transporteert naar de verbrui- Figuur 12. Opbouw van een Q-plate®-warmtewisselaar
kers. Ten opzichte van de directe expansiemethode is bij
de circulatiesystemen de binnenwand van de pijpen Indien de eigenschappen van de Q-plate® worden vergele-
geheel bevloeid waardoor warmteoverdracht en capaci- ken met de normale pijpenbundel warmtewisselaar, kun-
teit toenemen. Er kan ook een iets hogere verdampings- nen de volgende conclusies worden getrokken:
temperatuur gehandhaafd worden, omdat er geen over-
verhitting aan het eind van de verdamper vereist is om - het drukverlies en de koudemiddelinhoud zijn veel
vloeistofslag in de compressor te voorkomen. De energie- lager dan bij pijpenwarmtewisselaars;
efficiency van de natte verdamping is hoger dan die van - de warmteoverdrachtsprestaties per m2 oppervlak van
de droge met directe expansie. de Q-plate®-warmtewisselaar als condensor zijn verge-
- Badverdamper. De badverdamper is een warmtewisselaar lijkbaar met die van de pijpenbundel, maar als ver-
met een grote capaciteit. Deze verdamper is uitgevoerd damper slechts de helft tengevolge van een minder
als een liggende pijpenbundelwarmtewisselaar, waarbij goede verdeling van het koudemiddel. Om hieraan
de te koelen vloeistof door de pijpbundel stroomt en het tegemoet te komen is bij directe verdamping de Q-plate®
koudemiddel in de romp verdampt. Het koudemiddelni- als twee-pass verdamper uitgevoerd, zie figuur 13;
veau in de romp wordt zodanig geregeld, dat de bovenste - de warmteoverdrachtsprestaties per m2 oppervlak
pijpen nog onder het vloeistofoppervlak blijven om een Q-plate®-warmtewisselaar zijn minder gevoelig voor
perfecte warmteoverdracht tussen vloeistof en verdam- debietvariaties dan bij pijpenwarmtewisselaars;
pend koudemiddel te handhaven. In de ruimte aan de - de Q-plate®-warmtewisselaar is in het algemeen twee
bovenzijde van de romp vindt de afscheiding van vloei- maal compacter dan de pijpenwarmtewisselaar. Het
stof en gasvormig koudemiddel plaats. In plaats van in de gewicht is slechts 25% van dat van een pijpenbundel;
romp kan de afscheiding ook gerealiseerd worden in een - een nadeel is dat de Q-plate®-warmtewisselaar niet
apart vat, geplaatst boven de warmtewisselaar. toegankelijk is en alleen met spoelvloeistoffen is te
- Platenwarmtewisselaar. In een platenwarmtewisselaar reinigen;
stromen het koudemiddel en de te koelen vloeistof door - de warmteoverdrachtsprestaties per m2 oppervlak
afzonderlijke kanalen die gevormd worden door de ruim- Q-plate®-warmtewisselaar zijn voor de gebruikelijke
ten tussen de tegen elkaar aangebrachte platen. Om lek- koudemiddelen vergelijkbaar.
kages te voorkomen worden de naden aan de koudemid-
delzijde hardgesoldeerd of gelast.
Platenwarmtewisselaars kunnen worden uitgevoerd als
natte (bevloeide) of als droge (directe expansie) verdam-
pers. Bij het natte type wordt een afscheider boven de
warmtewisselaar geplaatst. De voordelen van de platen-
boven de pijpenwarmtewisselaar zijn:

- hoge warmteoverdrachtscoëfficiënt;
- een kleiner temperatuurverschil tussen koudemiddel
en procesvloeistof, waardoor de verdampingstempera-
tuur van het koudemiddel hoger kan zijn; Figuur 13. Directe verdamping in Q-plate®-warmtewisselaar
- zeer compacte bouwvorm;
- kleinere koudemiddelinhoud van het systeem; - fallingfilmverdamper. Dit is een type verdamper, ontwik-
- de (niet-gelaste) proceszijde is eenvoudiger te reini- keld als vervanger van de badverdamper: de oudere
gen. modellen bestaan uit verticaal opgestelde pijpen, de
moderne “falling film” verdamper is echter opgebouwd
Een bijzonder type platenwarmtewisselaar is de Q-plate®, uit een aantal verticaal opgestelde roestvrijstalen verdam-
die als verdamper of condensor is ontworpen met het perplaten, waarbij het koudemiddel door de verdamper-
doel om het volume koudemiddel in een circuit zoveel platen stroomt. Het te koelen water stroomt als een
mogelijk te beperken en tegemoet te komen aan de vraag dunne film langs het oppervlak van de platen en valt als
naar warmtewisselaars voor indirecte systemen, met ijswater van 1°C in een er onder geplaatste opvangbak.
behoud van de prestaties van een pijpenwarmtewisselaar. Het voordeel van dit type is de grote capaciteit per m2 ver-
De constructie is in wezen een platenwarmtewisselaar in damperoppervlak en dat met hetzelfde rendement als de
een mantel (plate and shell), figuur 12. badverdamper, minder koudemiddel volume gerealiseerd
wordt.

13
4.3.3 Het koelen van emulsies compressieslag naar de zuigleiding;
Om emulsies te koelen wordt in het algemeen de geschraap- - toerenregeling, de regeling van het toerental is mogelijk
te warmtewisselaar toegepast. De te koelen emulsie stroomt tot het punt dat de pulsaties van de zuigerbeweging het
hierbij over de verdamperplaten, terwijl de gekoelde emulsie proces gaan storen en is niet mogelijk beneden een, door
van de platen geschraapt wordt. de compressorfabrikant opgegeven, minimum toelaat-
baar toerental waarbij een goede smering nog kan wor-
4.3.4 Het koelen van vaste stoffen den gegarandeerd;
Het koelen van vaste stoffen komt veel voor in de voedselin- - persgas recirculatie, dit is een omloopregeling tussen uit-
dustrie, waar producten snel ingevroren dienen te worden. laat en inlaat, waarbij het debiet in de koudecyclus wordt
De gebruikelijke methode is daarbij om het product tussen geregeld, maar niet het verplaatste compressorvolume.
twee platen (“plate freezers”) te leiden, waarin het koude-
middel verdampt. De laatste methode heeft de laagste energie-efficiency omdat
het opgenomen vermogen van de compressor bij deel- en vol-
last gelijk is. Bij de methoden met kleplichting en toerenre-
4.3.5 Het koelen van een procesreactor geling is het opgenomen vermogen (bij deellast tot 50%)
In de industrie wordt veelvuldig gebruik gemaakt van directe evenredig met de capaciteitsvermindering.
expansie op een reactorvat. De verdamping van het koude- Bij grote variaties van de capaciteit is het schakelen van
middel geschiedt dan in een spiraalvormige warmtewisselaar meerdere, parallel draaiende, compressoren een energie-effi-
op de wand van het reactorvat, in het vat, of door een in de ciënte methode.
wand geïntegreerde platenwarmtewisselaar.
Indien er koeling op meerdere procesreactoren vereist is Voor de capaciteitsregeling van schroefcompressoren zijn
waarbij het temperatuurniveau ongeveer gelijk is, wordt in twee methoden beschikbaar:
het algemeen natte verdamping via pompcirculatie toege- - regeling compressievolume, een schuif regelt de lengte
past. De verdamper is ook hier meestal uitgevoerd als uitwen- van het actieve deel van de rotor, waardoor bij deellast
dige spiraal op de wand of als inwendige dompelspiraal. slechts een deel van de rotoren het koudemiddel compri-
meert. Bij nullast wordt dan circa 50% van het maximum
5 Regeling vermogen opgenomen. Het is daarom niet efficiënt om
deze compressoren beneden 60% te belasten, alhoewel de
In elk koelsysteem worden twee regelkringen onderscheiden, regeling de belasting tot 10% kan terugregelen;
Ref. 8 : - toerenregeling, door een betere fabricage en smeertech-
niek is het nu mogelijk om ook schroefcompressoren te
- hoofdregelkring. Deze draagt zorg voor de afstemming regelen door variatie van het toerental. Hierbij wordt de
van de koudevraag (de belasting) op het koude aanbod hoogste energie-efficiency behaald.
van de koelinstallatie. Deze regelkring regelt de verdam-
pingstemperatuur, het koudemiddeldebiet van de com- De capaciteitsregeling van centrifugaalcompressoren kan
pressor en de afstemming van beide grootheden; geschieden door:
- interne regelkring. De interne regelkring regelt de onder-
linge afstemming van de apparatuur van de koelinstalla- - regeling met inlaatschoepenregeling, geeft weinig ener-
tie. Deze is afhankelijk van het type koudemiddel en gieverlies;
geschiedt onder meer door het drukverschil tussen ver- - persgasrecirculatie (hotgas bypass), dit geeft geen ener-
damper en condensor te handhaven en het debiet van de giebesparing;
koelkringloop door het expansieventiel te regelen. - toerenregeling, komt zelden voor bij centrifugaalmachi-
nes, maar is zeer efficiënt mogelijk tot een deellast van
Voor de compressorregeling kan de brochure, “Capaciteits- 70%.
regeling roterende apparatuur” aanvullende informatie ver-
schaffen. Indien een centrifugaal koelmachine gedurende een groot
deel van het jaar op deellast moet draaien, is het aan te
5.1 Hoofdregelkring raden om daarvoor speciale voorzieningen aan te laten bren-
De hoofdregeling omvat de capaciteitsregeling van de koel- gen zodat er met een zo goed mogelijke energie-efficiency
compressoren enerzijds en de temperatuurregeling van het geopereerd kan worden. Als alternatief kan in een dergelijke
te koelen object anderzijds. situatie het gebruik van twee of meerdere schroefcompres-
soren overwogen worden.
5.1.1 Capaciteitsregeling
De regeling van de capaciteit van zuigercompressoren, boven 5.1.2 Temperatuurregeling
7,5 kW motorvermogen, geschiedt op één van de volgende Deze regeling verzorgt het handhaven van de gewenste tem-
manieren: peratuur van het product of de gekoelde ruimte. Vaak is er
sprake van meerdere verbruikers, aangesloten op hetzelfde
- kleplichting, door de zuigklep(pen) te lichten wordt het koelcircuit. De temperatuurregeling is dan een samenspel
aangezogen gas gedeeltelijk weer teruggedrukt tijdens de van meerdere verbruikers met de koelmachine. De in aan-

14
merking komende regelmethoden zijn: kunnen de perioden dat de compressoren op vollast draaien,
worden verlengd en het aantal schakelingen worden vermin-
- aan/uit regeling; derd. Dit verbetert de energie-efficiency ten opzichte van de
- zuigdrukregeling; situatie met frequent schakelende en op deellast werkende
- zuigdrukregeling en compressor vollastbedrijf. compressoren.
Indien het mogelijk is om een zodanige coördinatie tussen
5.1.2.1 Aan/uit regeling de verbruikers te realiseren dat de compressoren van een
Deze regeling wordt meestal toegepast als er slechts één ver- centrale koel-/vriesinstallatie ofwel volbelast draaien of uitge-
bruiker is aangesloten op de koelinstallatie. Bij overschrijden schakeld zijn, is het mogelijk om een grotere zuigdrukdiffe-
van de ingestelde temperatuurband wordt de compressor rentie in te stellen. Een specifieke uitvoering van deze rege-
gestart en bij onderschrijden weer gestopt. Hierbij wordt de ling wordt de “mogen/moeten regeling” genoemd die,
verdamperdruk niet geregeld omdat die afhankelijk is van de gecombineerd met de balansregeling, de volgende kenmer-
belasting op de verdamper en van het door de compressor ken heeft:
verplaatste koudemiddelvolume.
Het is een eenvoudig systeem met als nadelen de grove rege- - de compressoren werken volbelast of zijn uitgeschakeld;
ling en het frequent schakelen van de compressor. Meestal - de verdampingstemperatuur is op een zo hoog mogelijke
wordt geadviseerd om de compressor na iedere uitschakeling waarde ingesteld;
pas na 10 minuten stilstand weer in te schakelen. Door de - verbruikers met dezelfde verdampingstemperatuur wor-
grove regeling is de verdampertemperatuur lager ingesteld den groepsgewijs gekoeld;
dan nodig is bij een fijnere regeling. Hierdoor wordt de ener- - ten behoeve van warmteterugwinning worden warmte-
gie-efficiency verlaagd. aanbod en -afname gecoördineerd.

5.1.2.2 Zuigdrukregeling In verband met het streven naar een zo hoog mogelijke
De zuigdrukregeling wordt toegepast indien er meerdere ver- instelwaarde van de verdampingstemperatuur worden per
bruikers zijn, eventueel in combinatie met meerdere com- verbruiker de toelaatbare afwijkingen van de geregelde tem-
pressoren. peratuur naar boven en beneden ingesteld. Door deze instel-
Als de ingestelde temperatuur van een verbruiker wordt over- ling en de gemeten waarden met elkaar te vergelijken, kan
schreden, zal de thermostaat de koeling in werking stellen per verbruiker worden vastgesteld dat:
door de koudemiddeltoevoer naar de betreffende verdamper
te openen. Bij de zuigdrukregeling wordt getracht de zuig- - er moet worden ingeschakeld;
druk binnen een zekere bandbreedte te handhaven. Indien - er moet worden uitgeschakeld;
dan de zuigdruk in het systeem wijzigt, zal compressorcapa- - er mag worden ingeschakeld, (maar niet noodzakelijk);
citeit worden bij- of afgeschakeld. - er mag worden uitgeschakeld, (maar niet noodzakelijk).

Bij zuigercompressoren wordt de capaciteit gewijzigd door Door deze regelmethode wordt pendelen van compressoren
kleplichting of toerenregeling. Bij halvering van het com- en verbruikers voorkomen. De compressoren werken zo veel
pressordebiet zal bij de kleplichting het opgenomen vermo- mogelijk bij vollast hetgeen energieverliezen tengevolge van
gen met 40 tot 45% dalen. Bij toerenregeling neemt het opge- deellast voorkomt.
nomen vermogen zelfs meer dan evenredig af. Door de groepsgewijze indeling is het mogelijk om de ver-
bruikers met lage verdampingstemperaturen te koelen als de
De capaciteit van schroefcompressoren wordt aangepast door verbruikers met een hoge verdampingstemperatuur zijn uit-
de effectieve schroeflengte te wijzigen of door toerenrege- geschakeld en omgekeerd.
ling. Bij halvering van het compressordebiet door verminde- Ook kan de regeling het warmteaanbod van de condensor
ring van de schroeflengte neemt het opgenomen vermogen efficiënt inzetten voor verwarmingsdoeleinden.
met slechts 30% af. Bij toerenregeling van de schroefcom-
pressor is het opgenomen vermogen rechtevenredig met het 5.2 Interne regelkring
toerental. De interne regelkring draagt zorg voor het handhaven van
het drukverschil tussen condensor en verdamper en regelt de
Het belangrijkste nadeel van de regeling op zuigdruk is dat koudestroom door het expansieventiel.
de verbruiker met de laagste temperatuur de verdampings- De uitvoering van de interne regeling van de koelkringloop
temperatuur bepaalt, die dan tevens geldt voor de andere is afhankelijk van het feit of er droge of natte verdamping
verbruikers. Dit heeft tot gevolg dat de andere verbruikers wordt toegepast. Bij droge verdamping wordt het vloeibare
met een lagere C.O.P. werken. Per verbruiker kan de individu- koudemiddel na het expansieventiel direct in de verdamper
ele verdampingstemperatuur, door het gebruik van een tus- ingespoten, verdampt en enigszins oververhit. Onder natte
sen de verdamper(s) en de compressor(en) gemonteerde zuig- verdamping wordt verstaan het rondpompen van het vloeiba-
drukregelaar, worden ingesteld op de verlangde zuigdruk. re koudemiddel vanuit een vloeistofvat naar de verbruikers,
waar het gedeeltelijk verdampt en als damp/vloeistof terug-
5.1.2.3 Regelen op zuigdruk en vollastbedrijf gevoerd wordt.
Door de bandbreedte van de zuigdrukregeling te vergroten, Voor de kleinere koelvermogens tot 100 à 200 kW wordt vaak

15
gekozen voor directe verdamping.
Vanaf 100 kW koelvermogen komt natte verdamping in aan- 5.2.2 Natte verdamping
merking. Bij ammoniakinstallaties wordt meestal voor natte Bij natte (flooded) verdamping of pompcirculatie circuleert
verdamping gekozen. het koudemiddel met behulp van een pomp vanuit een lage-
druk vloeistofvat naar één of meerdere verdampers. Nadat
5.2.1 Droge verdamping het koudemiddel gedeeltelijk verdampt is, stroomt het vloei-
Bij het droge of directe expansiesysteem is het expansieor- stof-/dampmengsel terug naar de vloeistofafscheider. Het
gaan geplaatst in de vloeistofleiding vóór de intrede van de opvallende verschil met de droge expansie is, dat bij het
verdamper, dus tussen het gedeelte met de (hoge) condensa- natte systeem het debiet van het koudemiddel door het
tiedruk en de (lage) verdampingsdruk. Het expansieventiel expansieorgaan niet afhankelijk is van de koudemiddel-
regelt de koudemiddelstroom naar de verdamper. De rege- stroom door de verdampers. Een vlotter regelt de vloeistof-
ling van die stroom is zodanig afgesteld dat geen vloeistof stroom naar de afscheider van het koelsysteem door het
door de compressor kan worden aangezogen. vloeistofniveau in de afscheider te meten met behulp van
een niveausensor. Het niveau in het vloeistofvat wordt door
5.2.1.1 Thermostatisch expansieventiel de regeling constant gehouden onder alle belastingen, zie
Het thermostatische expansieventiel wordt algemeen toege- figuur 14.
past voor directe expansiesystemen.
Een temperatuuropnemer op de verdamperuittrede regelt
door middel van een mechanische verbinding de doorlaat
van het ventiel dat vóór de verdamper is geplaatst. De opne-
mer bepaalt de oververhitting van het uittredende gas. Bij
teveel oververhitting opent het ventiel.
Het debiet van het koudemiddel door het ventiel is afhanke-
lijk van de doorlaatopening, maar ook van het drukverschil
tussen condensor en verdamper. Het drukverschil neemt af
door verhoging van de verdamperdruk of verlaging van de
condensordruk. Een te klein drukverschil leidt tot minder
inspuiting van vloeibaar koudemiddel en daarmee tot een
kleinere koelcapaciteit. De ingestelde oververhitting is 6 tot
10 K.
Een niet goed ingesteld expansieventiel kan leiden tot ernsti- Figuur 14. Schema van een lagedrukniveauregeling
ge compressorschade. Zo kan een te veel aan ingespoten kou-
demiddel (te kleine overhitting), vloeistofslag ten gevolge 6 Secundaire koudedragers
hebben en kan een te grote overhitting soms tot oververhit-
ting van de compressor leiden. 6.1 Algemeen
Secundaire koudedragers zijn warmteoverdrachtsmedia die
Tegenwoordig zijn er, uitgaande van het oorspronkelijke ont- in de verdamper gekoeld worden door het koudemiddel en
werp van het thermostatische expansieventiel, verbeteringen via pompcirculatie warmte opnemen van diverse verbruikers.
aangebracht die er voor zorgen dat de verdamper optimaal Vrijwel alle secundaire koudedragers nemen alleen voelbare
wordt gevuld (kleiner oververhittingsgebied) en kan werken warmte op en geen latente. De uitzonderingen zijn koolzuur-
bij lagere condensatietemperaturen (kleiner drukverschil en gas en ijsslurrie, die een faseovergang hebben van vloeibaar
dus een lager energieverbruik). naar gas, respectievelijk van vast naar vloeibaar.
Voorbeelden zijn expansieventielen voorzien van een thermi- De voordelen van het gebruik van een secundaire koudedra-
sche sturing en expansieventielen met een drukverhogings- ger zijn velerlei:
unit. Deze uitvoeringen zijn echter minder gebruikelijk
geworden sinds de introductie van het elektronisch expan- - de koudemiddelinhoud is minder, waardoor de lekkage-
sieventiel. kans kleiner is. Het koudemiddel is alleen aanwezig in de
compressor- en pompruimte; lekdetectie is eenvoudiger
5.2.1.2 Elektronisch expansieventiel evenals een eventuele reparatie;
Bij een elektronisch expansieventiel stuurt een regelaar een - het maakt ondermeer de toepassing van milieuvriendelij-
klepmotor aan, die de doorlaatopening van het expansieven- ke, maar giftige of brandbare koudemiddelen mogelijk
tiel instelt. zoals de natuurlijke koudemiddelen (kooldioxide en
Elektronische expansieventielen kunnen een oververhitting ammoniak) en koolwaterstoffen.
van 4 tot 5 K realiseren. Deze expansieventielen hebben een
groter regelbereik dan de mechanische thermostatische Het nadeel bij gebruik van een secundaire koudedrager is,
expansieventielen: van 10 tot 100%. Dit houdt in dat de con- dat er extra pompenergie nodig is die weggekoeld dient te
densatietemperatuur tot +15°C in de koudere jaargetijden worden en dat er een extra warmteoverdracht plaatsvindt
teruggeregeld kan worden, waardoor de energiebesparing met energieverlies. Dit verlies resulteert in een groter ver-
kan oplopen tot 15 à 20%. schil tussen verdampings- en condensatietemperatuur. Bij

16
een goed ontwerp, en vooral bij toepassing van een natuur- omdat de temperatuur tijdens de energietransformatie
lijk koudemiddel zoals ammoniak, wordt dit nadeel teniet constant is.
gedaan en kan zelfs sprake zijn van een kleine positieve
invloed op het energiegebruik. Een koudebuffer is een vat met vloeistof dat, door warmte af
te staan aan een verdampend koudemiddel, kristalliseert en
6.2 Typen koudedrager op momenten dat het proces dit vereist het opgeslagen koel-
De ter beschikking staande koudedragers zonder faseover- vermogen door smelten weer afstaat. Om de buffer te laden
gang zijn, onder andere, calciumchloride, d-Limone, ethanol, is een koelinstallatie nodig die energie levert op een lager
ethyleenglycol, kaliumacetaat, kaliumformiaat en polypropy- temperatuurniveau dan eigenlijk nodig is voor het proces.
leenglycol en met faseovergang kooldioxide en water-ethanol Daardoor wordt de energie-efficiency van het gehele koelsys-
ijsslurrie (flow-ice). teem verminderd.

Voor het selecteren van een koudedrager zijn de volgende Een koudebuffer als onderdeel van een koelsysteem dient er
aspecten van belang: voor om grote variaties en pieken in het gevraagd koelvermo-
gen op te vangen en te egaliseren.
- transport eigenschappen (viscositeit); De koudebuffer vindt ook toepassing als noodkoeling ingeval
- thermodynamische eigenschappen; van stroomuitval en om de variërende productie van zonne-
- giftigheid en brandbaarheid; en windenergie eventueel in de vorm van koude op te slaan.
- corrosie eigenschappen (materiaalkeuze leidingen en Kleine koudebuffers in de vorm van losse pakketten kunnen
warmtewisselaars); dienen om producten in containers of vaten te koelen gedu-
- kostprijs. rende in- of extern transport.
Het belangrijkste doel van een koudebuffer is echter het ver-
Omdat het vriespunt van de koudedrager onder de toepas- minderen van de energiekosten van de koelmachine, want
singstemperatuur van die koudedrager moet liggen, wordt de koellast van het te koelen proces wordt er niet door gewij-
geadviseerd om altijd een koudedrager te selecteren met een zigd. Door de piekverbruiken op te vangen is het mogelijk
vriespunt dat minstens 5 K en bij voorkeur 8 K lager is dan om een koelinstallatie te ontwerpen waarvan de capaciteit
de laagste temperatuur in het systeem. dicht bij de gebruikscapaciteit ligt. De installatie is dan in
staat om langdurig met het beste rendement te functione-
In vergelijking met de directe systemen voor warmteover- ren. Omdat de buffering van koude-energie op een lager tem-
dracht, zijn de meeste indirecte systemen niet beter als het peratuurniveau plaatsvindt dan eigenlijk voor het proces
gaat om investeringskosten en energiegebruik. Een uitzonde- nodig is, is er meer compressie-energie vereist. Maar de
ring vormen de tweefasen koudedragers, zoals koolzuur en besparingen liggen bij koudebuffers op het terrein van de
water-ethanol ijsslurries, die op beide punten gunstig preste- investeringen en de operationele kosten en kunnen in vele
ren, ref. 9 en 10. gevallen ruimschoots opwegen tegen de vermindering van
de energie-efficiency.
7 Koudebuffers
7.1 IJsbuffers
Om koude-energie te kunnen opslaan, staan twee verschillen- Bij ijsbuffers komt de energie vrij bij 0°C, dat wil zeggen dat
de methoden ter beschikking: het procesmedium met 1 à 2°C ter beschikking staat, afhan-
kelijk van het type ijsbuffer. De stollings- of smeltwarmte is
- Het voelbare warmtesysteem; door sterke afkoeling van 333 kJ/kg bij 0°C. Om de buffer te bevriezen is een koelinstal-
een vaste of vloeibare stof wordt energie opgeslagen. Die latie nodig die bij –8 tot –10°C energie levert.
energie komt weer vrij door de massa te verwarmen. In Er zijn meerdere typen ijsbuffers:
de meeste gevallen komt water als buffermedium in aan-
merking, omdat water in ruime mate aanwezig is en een- - met uitwendige afsmelting of direct systeem. Bij dit type,
voudig in een vat is op te slaan, maar vooral omdat water meestal ijsbank genaamd, is er direct contact van het te
een goede warmteoverdrachtscoëfficiënt en een hoge koelen water met het ijs. Het ijs wordt daarbij opge-
soortelijke warmte heeft. Dit systeem kan maar beperkt bouwd op verdamperpijpen of -platen die op hun beurt
worden toegepast, omdat de buffer relatief veel ruimte staan opgesteld in een met water gevulde buffertank. Het
vereist. te koelen water doorstroomt deze buffertank en koelt af
- Het latente warmtesysteem; door gebruik te maken van doordat ijs wordt afgesmolten dat door een koelinstalla-
de latente smeltwarmte van de thermische faseovergang tie op de pijpen wordt aangevroren. De ijsdikte neemt
bij voldoende lage temperatuur. De stoffen die daarvoor daarbij toe of af, afhankelijk van enerzijds de waterflow
in aanmerking komen zijn water (ijsbufferen) en bij lage- en retourtemperatuur en anderzijds de capaciteit en
re temperaturen eutectische zoutoplossingen. Deze stof- bedrijfstijd van de koelinstallatie, zie figuur 15.
fen hebben bij het smelt- of stolpunt de eigenschap dat
energie bij constante temperatuur wordt afgestaan of
opgenomen. De voordelen van deze methode zijn een
hoge opslagdichtheid en een eenvoudige energieregeling,

17
ijsbanken (onbetrouwbare ijsdiktemeting, de mogelijke
vorming van ijsbruggen, cavitatie en corrosie) te voorko-
men, is de hybride ijsbuffer ontworpen. Dit systeem func-
tioneert met een ijsbuffer die ontladen wordt door een
water/glycol-oplossing en een additioneel watercircuit.
Daarbij is het vermogen per volume zo hoog dat met
minder ruimtebeslag gerekend mag worden. Ook kan de
proceswatertemperatuur tot op 0,5°C van het vriespunt
komen. Ref 11;
- ijsopbouw bij fallingfilmverdampers. Bij fallingfilmver-
Figuur 15. IJsbank met uitwendig afsmeltsysteem dampers, opgebouwd uit roestvaststalen platen, is het
mogelijk ijs op de platen te vriezen en dat periodiek van
Bij het ontwerp van een ijsbank geldt een aantal criteria: de platen los te laten komen. Het gevormde ijs valt daar-
na in stukken in een opvangbak. Het warme retourwater
- een regelmatige ijsopbouw; vooral bij directe verdam- wordt in de bak gevoerd, mengt zich met het daar aanwe-
ping moet rekening worden gehouden met het over- zige ijswater en ijs en zal zoveel van het ijs afsmelten tot
verhittingsgebied; het 0°C is geworden. Via pompen wordt daarna het ijswa-
- de plaats van de ijsdiktevoeler is kritisch; onder alle ter afgevoerd naar de gebruikers.
omstandigheden moet worden voorkomen dat de In een op dit concept voortbordurend type en als alterna-
ijslagen op pijpen of platen aan elkaar groeien (ijs- tief voor de geschraapte warmtewisselaar, wordt het
brugvorming); gevormde ijs vermalen tot ijsslurrie die op haar beurt
- een gegarandeerde uitgaande watertemperatuur van naar de gebruikers kan worden geleid;
1 à 2°C vraagt extra aandacht voor de plaats waar het - geschraapte warmtewisselaar. Een van oudsher bekend
opgewarmde retourwater in de buffertank wordt type voor het produceren van grote hoeveelheden "droog-
teruggevoerd. scherfijs" is de geschraapte warmtewisselaar, bestaande
Om een goede en gelijkmatige afsmelting van het ijs op de uit een groot stalen vat waar op de wand ijs wordt aange-
pijpen te waarborgen, dient het water in de bak voldoende te vroren. Het ijs wordt dan op haar beurt, met behulp van
circuleren. Dit kan gerealiseerd worden door een roerwerk of roterende messen, weer van de wand geschraapt. De
door luchtagitatie. In het algemeen geeft men de voorkeur gevormde ijsschilfers vallen in een bak (de bin) en wor-
aan roerwerken, omdat bij gebruik van luchtagitatie er veel den vandaar als los ijs getransporteerd naar de gebruiker;
kans is dat de lucht een hogere temperatuur heeft dan het - de Flacker. Dit type bestaat uit een worm die in een rond
ijswater en er meer kans op corrosie is (bij voorkeur koperen, huis draait (de Flacker). Ook hier wordt ijs aangevroren
roestvaststalen of kunststofleidingen toepassen), figuur 16. op de wand, dat door de worm wordt afgeschraapt.

Figuur 16. IJsbank A met luchtagitatie resp. B met roerwerk 7.2 Koudebuffers met eutectische zoutoplossingen
Indien in een proces lagere temperaturen dan 0°C vereist
- met inwendige afsmelting of indirect systeem. Bij dit sys- worden, zijn andere stoffen dan water nodig. Dit zijn meest-
teem wordt een water/glycol-oplossing voor de gebruikers al eutectische zoutoplossingen die bij een constante tempera-
door de koelmachine gekoeld c.q. door de gekoelde bui- tuur verschillende dooifasen doorlopen. Bij voorkeur dient
zen in de ijsbuffer. In de buffer wordt het ijs vanaf de de stollings- of smeltwarmte niet veel lager te liggen dan die
buiswand afgesmolten, zodat uiteindelijk de ijscilinders van water. De eutectica hebben een aantal specifieke ken-
door smelten uiteenvallen. De haalbare temperatuur van merken, zoals geringe kristallisatiesnelheid, uitzetting,
de water/glycoloplossing is 3 à 4°C. De energie-efficiency onderkoeling en corrosie.
van dit systeem is door de extra warmteoverdracht lager De eutectica zijn in verband met mogelijke giftigheid en cor-
dan die van het directe systeem; rosiviteit veelal verpakt in afgesloten kunststofbolletjes (bij-
- hybride ijsbuffer. Om de problemen van de conventionele voorbeeld polypropyleen). Een nadeel hiervan is dat de

18
warmteweerstand van de kunststof een negatieve invloed druppeltjes afgevangen. Het restoliegehalte zal minder dan 1
heeft op de energie-efficiency. ppm bedragen.
Door de samenstelling van de eutectica te variëren, kunnen
vele vriespunten gekozen worden. De kleur van de bolletjes Voor zuiger- en schroefcompressoren werden aparte typen
is het kenmerk voor een bepaald vriespunt. Deze bolletjes waskolommen ontwikkeld. Bij de zuigermachines vervangt
zijn op hun beurt weer in een tank of bak opgesloten. Om de de waskolom de olieafscheider (zie figuur 17) en bij de
koudebuffer te laden, dient de koelmachine koude te leveren schroefcompressoren worden de olieafscheider en de oliekoe-
met een temperatuur die 20 K lager is dan de kristallisatie- ler vervangen door de waskolom.
temperatuur. Dit beïnvloedt in sterke mate de energie-effi-
ciency van het systeem. 8.2 Ontluchten
De grote uitzettingscoëfficiënt van eutectica leidt bij kristal- Bij het ontluchten worden eventueel aanwezige niet-conden-
lisatie tot een volumetoename van 10% en het hoge aandeel seerbare gassen afgevoerd. De niet-condenseerbare gassen
minerale zouten in de eutectica (tot 50%) maakt het mengsel bestaan over het algemeen uit lucht tengevolge van onjuist
zeer corrosief. vacuumeren van de installatie bij nieuwbouw of reparaties;
door vullen met onzuiver koudemiddel en gassen ontstaan
Ten opzichte van de ijsbanken is de rentabiliteit van de kou- bij uiteenvallen van smeerolie of koudemiddel. Deze niet-
debuffers met eutectica voor lagere temperaturen sterker condenseerbare gassen verhogen de condensatiedruk en
afhankelijk van de tariefstructuur van de elektriciteitsvoor- beïnvloeden daarmee het energiegebruik nadelig. De aanwe-
ziening. Vandaar dat momenteel de ijsbuffers een ruimere zige lucht (met vocht) bevordert bovendien het uiteenvallen
verspreiding gevonden hebben. van de olie en daarmee de vorming van sludge in het sy-
steem.
8 Maatregelen ter verbetering van de
energie-efficiency De aanwezigheid van niet-condenseerbare gassen is te con-
stateren door te controleren of de verzadigingstemperatuur
Naast de reeds in de voorgaande hoofdstukken genoemde
mogelijkheden om de energie-efficiency te verbeteren, is er
extra aandacht nodig voor de smeerolie in een koelkringloop
en voor de ontluchting van het systeem om een optimale
warmtewisseling te handhaven.

8.1 Smeerolie
De oliehuishouding van een koelinstallatie is van veel belang
voor een goede werking. Zowel te weinig als te veel circule-
rende olie leidt tot storingen. Smeerolie in een koelinstalla-
tie is nodig voor de smering en koeling van de draaiende
delen van de compressor. Daarbij is belangrijk dat de in het
koudemiddel aanwezige olie (na de compressie) wordt afge-
scheiden en wordt teruggevoerd naar het compressorcarter.
Niet alle olie kan worden afgescheiden, waardoor een deel
(5 à 10%) met het koudemiddel mee door het koelsysteem zal
circuleren.
Daarom dient voor een storingsvrije werking bij het ontwerp
van een installatie extra aandacht besteed te worden aan de
leidingloop, de plaatsing van eventuele olieafscheider(s), de
juiste snelheden in de verdamper(s) en zuigleidingen en de
olienivellering bij meerdere compressoren.

Olie in combinatie met de moderne fluorkoolwaterstoffen


(HFK’s) vraagt meer aandacht dan gebruikelijk was bij de
hydrochlorofluorkoolwaterstoffen (HCFK's) zoals R 22.
Omdat olie niet in ammoniak oplost, kunnen in de
koel-/vriesinstallatie problemen ontstaan, als de olie bijvoor-
beeld achterblijft in leidingen of verdampers en niet tijdig
(automatisch) wordt afgetapt.
Om te voorkomen dat olie zich door de gehele installatie kan
afzetten, is voor NH3 een oliewaskolom ontwikkeld, die effi-
ciënter functioneert dan de gebruikelijke olieafscheider. In
de normale afscheider worden alleen de oliedruppeltjes afge-
scheiden, maar in deze waskolom worden oliedamp en olie- Figuur 17. Oliewaskolom voor zuigercompressoren

19
van de vloeistof na de condensor overeenstemt met de heer- van opgeloste zouten als natriumnitraat uit water (-17°C),
sende vloeistofdruk. Niet-condenseerbare gassen zijn aanwe- ammoniumsulfaat uit eiwitresiduen, kopersulfaat uit
zig als de gemeten temperatuur na de condensor lager is dan water (- 2°C). Ref 12.
de druk behorend bij de verzadigingstemperatuur.
10 Referenties
De automatische ontluchter (of purger) is een kleine koelin-
stallatie die gewoonlijk ééns per 24 uur in bedrijf komt en Illustrations 7, 8 and 14 are reproduced from references 1
die het koudemiddel laat condenseren op een verdamperop- and 2 by permission of the UK Department of the
pervlak en daardoor een scheiding teweeg brengt tussen kou- Environment, Transport and the Regions.
demiddel en niet-condenseerbare gassen, zodat die gassen Naast documentatie en brochures van leveranciers en fabri-
via een vlottergestuurde afsluiter naar de atmosfeer afge- kanten is gebruik gemaakt van de volgende publikaties:
voerd kunnen worden. Het restgehalte niet-condenseerbare
gassen wordt hiermee onder de 2% gehouden. 1. GPG 280, Good Practice Guide, Energy efficient refrigera-
tion technology, ETSU 2000
9 Ontwikkelingen 2. GPG 283, Good Practice Guide, Designing energy efficient
refrigeration plant, ETSU 2000
9.1 Kortetermijnontwikkelingen 3. GPG 2, Good Practice Guide, Energy savings with electric
In de industrie worden steeds meer natuurlijke koudemidde- motors and drives, ETSU 2000
len zoals ammoniak, al of niet in combinatie met koolzuur 4. Ir. R.A.M. Beismann, Nederlands eerste vrieshuis op een
toegepast (zie ref. 4), evenals het gebruik van koolwaterstof- NH3/CO2 cascadesysteem, Koude & Luchtbehandeling,
fen (mengsels van propaan en butaan) en water en/of lucht. September 2000
De overheid legt daarbij gaandeweg meer de nadruk op 5. CPR-13, Ammoniak, transport, opslag en gebruik; derde
installaties met een laag energieverbruik en een kleine kou- druk, 1999
demiddelinhoud vanwege het milieu en externe veiligheid. 6. NPR 7600, Toepassing van natuurlijke koudemiddelen in
Het gebruik van indirecte koelsystemen in combinatie met koelinstallaties en warmtepompen- eerste druk, 2000
natuurlijke koudemiddelen zal daarom sterk toenemen. 7. NEN-en 378-1, -2, -3 en –4, Koelsystemen en warmtepom-
pen, veiligheids- en milieueisen
9.2 Langetermijnontwikkelingen 8. Efficiënt regelen en besturen van koelsystemen, NOVEM,
Uit literatuuronderzoek zijn enige veelbelovende toekomsti- 1998
ge ontwikkelingen in de koeltechnologie naar voren geko- 9. Dr. ir. C.A. Infante Ferreira, Media voor indirecte syste-
men: men, Koude & Luchtbehandeling, Juni 1998
10. Ing C. van der Lande, Th. Enkemann. Het effect van kou-
- air cycle. De ontwikkeling en het gebruik van de Air dedragers op het energiegebruik, Koude &
Cycle (gebaseerd op het expanderen van lucht), is een Luchtbehandeling, Juni 1998
hoopgevende maar nog lang niet volledig ontwikkelde 11. Dipl. Ing. W. Schmid, Hybride ijsaccumulator voor proces-
technologie, geschikt voor grotere capaciteiten; koeling en koudecentrales, Koude & Luchtbehandeling,
- thermo-akoestische koeling. Bij deze technologie wordt Juni 1999
warmte-energie omgezet in akoestische energie die op 12. D. Hartmann, Delft Integraal, nr 6, 2000
haar beurt als “compressor” in een koudecyclus fungeert. 13. Regeling Lekdichtheidsvoorschriften Koelinstallaties 1997
Bij deze koelmachine komen dus in het geheel geen (RLK) Herziening 1999
bewegende delen voor. Er worden reeds installaties ont- 14. De Richtlijn Drukapparatuur (PED)(97/23/EG)
wikkeld die bedoeld zijn om aardgas vloeibaar te maken, 15. H. Blok, De Richtlijn Drukapparatuur, Consequenties
met een akoestisch vermogen van 40 kW; voor de koudewereld, Koude & Luchtbehandeling, decem-
- eutectische vries kristallisatie (EFC). Indien een zoutop- ber 2001
lossing afgekoeld wordt tot beneden het eutectisch punt 16. Dr. G. Hundy, Omgang met koudemiddelen welke Glide
van de oplossing, ontstaan naast de ijskristallen ook zeer vertonen, Koude & Luchtbehandeling, december 2001
zuivere zoutkristallen, waardoor tengevolge van het ver- 17. EN 12900, Refrigerant compressors. Rating conditions,
schil in soortelijke massa van de kristallen een perfecte tolerances and presentation of manufacturers performan-
scheiding mogelijk is. EFC wijkt af van het conventionele ce data, 1999
vriesdrogen doordat bij vriesdrogen de oplossing in zijn
geheel bevroren wordt, waarna het (bevroren) water gro-
tendeels gesublimeerd wordt en het restant door verdam-
ping wordt verwijderd.
Thermodynamisch is EFC een proces met een veel hogere
energie-efficiency (circa 30%) dan vriesdrogen, omdat
voor verdampen van water zevenmaal zoveel energie
nodig is als voor bevriezen. Door de lage temperaturen
zullen er ook geen ontledingen plaatsvinden zoals bij ver-
damping kan optreden. Toepasbaar voor terugwinning

20

You might also like