You are on page 1of 4

Sien Van Nerum 1BaKo b

Erbij mogen horen: waar we naar kijken,


bepaalt wat we zien
 door hildestroobants

 30/08/2017

 blog over onderzoek naar kleuteronderwijs

Een onderzoek over vooroordelen bij kleuteronderwijzers


Vertel 135 kleuteronderwijzers in de Verenigde Staten dat ze gaan deelnemen aan een onderzoek
over hoe leerkrachten de eerste tekenen van probleemgedrag herkennen. Ze zullen filmfragmenten
te zien krijgen waarin kinderen verschillende activiteiten uitvoeren en waarin soms wel en soms
geen probleemgedrag voorkomt. De leerkrachten moeten elke keer op een knop drukken als ze
gedrag zien dat volgens hen een voorbode is van probleemgedrag. In de getoonde fragmenten zijn
telkens 4 kinderen te zien: een zwart jongentje, een zwart meisje, een blank jongentje en een blank
meisje. Daarover vertel je niets. Je start de filmfragmenten en gaat via het scannen van de
oogbewegingen van de leerkrachten na bij welke van de kleuters zij de eerste tekenen van
probleemgedrag het meest zoeken.
Kan je het raden? Welke van de vier kinderen wordt met arendsogen gevolgd?

Wacht, we maken het nog een tikje moeilijker: er was in geen enkel fragment ook maar enig
probleemgedrag te bespeuren. Blijf je bij je eerste antwoord? Of verandert dat de zaak?

Ja, kleuteronderwijzers hebben ook vooroordelen


In het zoeken naar eerste tekenen van probleemgedrag keken zowel zwarte als blanke leerkrachten
duidelijk meer naar de zwarte kinderen dan naar de blanke kinderen, én ze keken opvallend meer
naar de zwarte jongen.

Gulliam en zijn collega’s (2016) vroegen ook nog welk kind volgens de leerkrachten het meest
aandacht nodig had. De resultaten op deze vraag kwamen sterk overeen met de hoeveelheid tijd die
elk van hen besteed had aan het kijken naar de verschillende kinderen: 42% verwees naar de zwarte
jongen, 34% naar de blanke jongen, terwijl 13% het zwarte en 10% het blanke meisje aanwezen. Die
resultaten sluiten sterk aan bij het aanzienlijk hogere aantal zwarte kleuters dat in de Verenigde
Staten van school gestuurd wordt.

“Ja, maar dat is Amerika”, hoor ik je zeggen …

Impliciete vooroordelen bepalen wat we ‘zien’ zonder dat we ons daar bewust van zijn
Dezelfde mechanismen spelen evenzeer in de doorsnee kleuterklas bij ons, ook als het niet om
verschillen tussen blanke en zwarte kleuters gaat. Wat we hier aan het werk zien,
zijn impliciete vooroordelen: vooroordelen en verwachtingen waar we ons niet van bewust zijn. Ze
maken dat we niet alleen verwachten, maar vaak ook ‘zien’, wat er niet is. Het risico dat daaraan
vasthangt, is dat een aantal kleuters veel sneller (en vaak ook strenger) berispt wordt dan nodig en
wenselijk is; dat ze de naam krijgen ‘moeilijk, onhandelbaar, niet leerbaar’ te zijn, nog voor dat het
geval is.
Een voorbeeld
Hanko is twee en half. Tijdens een bezoek aan de klas bij de aanvang van het jaar hoor ik zijn naam
regelmatig boos uitspreken door de klasleerkracht. Ik kan niet goed opmaken waarom dat zo is.
Eigenlijk zie ik hem niet echt dingen doen die niet kunnen. Als we in de gang zitten om de jassen aan
te trekken, loopt hij een beetje verloren rond. De leerkracht roept: “Hanko, ga op de bank zitten!”
Naast mij is nog plaats, en ik maak een uitnodigend gebaar. Hij lacht, kruipt op de bank, draait zich
naar me toe en vertelt me glunderend: “Papa weest. Papa in prison.” Het klinkt zo vrolijk, alsof hij
frietjes is gaan eten in de frituur op de hoek. Tijdens de pauze vertelt de leerkracht dat ze problemen
ziet komen met Hanko omdat die altijd moeilijk gedrag stelt. Hij neemt speelgoed af en slaat
kinderen. Ik kan me dit gedrag goed voorstellen bij Hanko. Ik kan me dit gedrag goed voorstellen bij
alle peuters die nog moeten leren om te delen en te onderhandelen met woorden. Gelukkig staat de
klasleerkracht open voor gesprek. Hanko zal kansen krijgen.
Samen met collega’s onderzoekend anders kijken om écht te zien
Precies omdat we ons niet bewust zijn van onze impliciete vooroordelen, kunnen we ze niet zomaar
in vraag stellen of naast ons neerleggen. We kunnen echter wel proberen om bewust ‘anders te
kijken’. We gaan dus niet meer op zoek naar voorbodes van probleemgedrag, maar zoeken bij al onze
kleuters en peuters naar uitingen van, en aanzetten tot, vriendelijkheid en positieve aandacht voor
mekaar. Als we dat samen doen, vervallen we minder snel in de valkuil van onze eigen impliciete
vooroordelen. In Kid’s Domain, een Early Childhood centrum in Nieuw-Zeeland, gingen leerkrachten
en kinderverzorgers samen op zoek naar uitingen van ‘aroha’, wat we hier makkelijkst vertalen als
‘aandacht voor het leven rondom je’ of ook: ‘attentie’ ‘er met je gedachten bíj zijn’ en ‘zorgen dat
anderen erbij mogen horen’. Ze gebruikten daarbij een Making Thinking Visible routine: ‘Ik zie, ik
denk, ik vraag me af’ waarbij ze zo concreet mogelijk beschreven wat ze opmerkten in het samen zijn
van jonge kinderen, zonder al interpretaties aan gedrag te koppelen (ik zie). Dat werd gevolgd door
gesprekken over mogelijke interpretaties die je aan het geobserveerde gedrag kon geven en over de
vragen die deze opriepen. Vanuit die herhaalde beweging zochten ze naar een verdere uitklaring van
aroha voor zichzelf, en voor de kleuters. Ze maakten foto’s en gebruikten die om de communicatie
met kleuters en ouders op gang te brengen.

Een praktijkvoorbeeld van samen verder kijken


Zo kwam er het verhaal van een kleuter van 4 die elke dag even samen met zijn vriendjes naar de
omheining van de peutertuin liep om daar zijn jongere broertje even over de haren te strijken en dan
met zijn vriendjes te gaan spelen. Wat snel – en voor iedereen – herkenbaar was, was de herhaling
van die aandacht van de broertjes voor mekaar. De rituele groet en de fysieke uiting van ‘mekaar
graag zien’ tijdens de speeltijd. Het was echter het collegiaal samen zoeken naar interpretaties van
het gebeuren dat duidelijk maakte dat de vriendjes ook telkens weer meeliepen en hun eigen nood
aan spelen even opzij zetten om ruimte te maken voor dit ritueel. Ook ruimte maken om de ander
zijn ding te laten doen is immers ‘aandacht hebben voor mekaar’.

Het gezamenlijk actieonderzoek leidde op Kid’s Domain tot een anders en ruimer kijken naar
tekenen van ‘erbij mogen horen’. Het leidde tot een gedeelde taal die leerkrachten en begeleiders
konden inzetten om met kinderen te spreken over ‘aandacht voor mekaar’ en tot het opmerken van
mooie aanzetten tot een fijne houding ten opzichte van mekaar.

Enkele tips voor de praktijk: laat je kleuters je assisteren


Ook de ‘kindness jar’, die we al eerder aanhaalden, kan een manier zijn om al van bij de start van het
schooljaar met je kleuters op zoek te gaan naar fijne omgangsvormen.
Je kan met je kleuters rituele ‘shout out’ momentjes inbouwen in je klas. Na een belletje vraag je
kleuters om iemands naam te zeggen en te vertellen wat je fijn, lief, dapper, goed vond in wat hij/zij
deed. Dat kan zowel klassikaal als in kleine groepjes. Houd shout out momentjes kort (één minuut),
laat ze regelmatig terugkomen, maar maak er niet een vast moment van.

We verwijzen hier ook graag nog even naar de methodiek van Samen-Spel die kleuteronderwijzers
helpt om preventief kansen op een positieve relatie met kleuters op te bouwen. Kleuters in je klas die
bij het begin van het jaar al vertrekken met de naam ‘moeilijk’ te zijn, zullen hier zeker baat bij
hebben, al van bij de start. Jij leert hen beter kennen, en zij ervaren bij jou een veilige omgeving.

Bronnen:
Het onderzoek naar impliciete vooroordelen en verwachtingen:
Gilliam, W., Maupin, A., Reyes, C., Baccavitti, M., & Shic, F. (2016). Do Early Educators’ Implicit Biases
Regarding Sex and Race Relate to Behavior Expectations and Recommendations of Preschool
Expulsions and Suspensions? A Research Study Brief. Yale University Child Study Center, September
28, 2016. Geraadpleegd
via: http://ziglercenter.yale.edu/publications/Preschool%20Implicit%20Bias%20Policy%20Brief_fi
nal_9_26_276766_5379.pdf
Informatie over het Kids’ Domain actieonderzoek haalde ik bij:
Exton, J. & Towle, B. (2015). How a systems thinking approach relates to a development of a
community of inquiry in an early childhood setting within the bicultural context of Aotearoa New
Zealand. Presentatie op de ICoT conferentie in Bilbao, 2015.
 Oriënterend lezen:
Het onderwerp in dit artikel kwam al snel naar voren “er gewoon bij horen dezelfde kansen
krijgen als anderen.
De gedachten houd in dat iedereen evenveel en even grote kansen krijgt, ook al hebben
sommige kinderen het moeilijker of zijn ze anders.
Het artikel is gericht aan leerkrachten.
 Globaal lezen:
De hoofdgedachten uit dit artikel is dat we als leerkracht vaak onze mening aan de kant
moeten kunnen schuiven.
Anders kunnen we niet objectief en open voor de klas gaan staan en zo kunnen we misschien
onbewust sommige kinderen gaan veroordelen.
Om dit te vermijden moeten we met een open geest voor de klas staan.
 Intensief lezen:
Ik denk dat het doel van deze tekst vooral informerend bedoelt is .
Om te zorgen dat kleuterleiders zorgvuldiger voor de klas gaan staan.
En ik denk dat het ook overtuigend is bedoelt tegenover leerkrachten om oplettender te zijn.
 Kritisch lezen:
Ik denk dat er aan deze tekst weinig toe te voegen is en dat alles wel volledig werd
verduidelijkt.
Ook bevat deze tekst recente gegevens wat duidelijk maakt dat het probleem nu ook
aanwezig is.
De tekst komt niet heel overtuigend over maar heeft wel duidelijk een doel.
De argumenten zijn ook zeer goed nader verklaard.
Natuurlijk is de tekst objectief opgesteld waardoor de eerlijkheid ook gegarandeerd wordt.

You might also like