You are on page 1of 2

c 

  
 

Te mijden:
ñ iguurlijk taalgebruik (bv. schiet op!, open je geest!, loop naar de pomp!): de kans bestaat dat de
leerling dat letterlijk opvat en verward o angstig wordt;
ñ koosnaampjes en bijnamen (bv. wijsneus! onze verstrooide proessor!): de leerling weet vaak
niet wat daarmee bedoeld wordt noch o het over hemzel gaat o over iemand anders, want er
is niemand in de klas die écht zo heet;
ñ dubbelzinnig taalgebruik zoals sarcastische en cynische opmerkingen (bv. schitterend!, als de
leerling weer dezelde out maakt): de leerling begrijpt wellicht enkel wat je zegt en niet wat je
bedoelt;
ñ negatieve boodschappen en verboden (bv. nee! doe dat niet! stop daarmee!): de leerling weet
dan immers niet welk gedrag van hem wordt verlangd (doe wat niet?)
ñ vage, open vragen (bv. waarom doe je dat?): de leerling kent meestal het antwoord niet op dit
soort vragen en heet meestal niet door welke inormatie je eigenlijk van hem verlangt o
antwoordt niet
ñ opdrachten in vraagvorm (bv. kun je eens aan het bord komen?): de kans is groot dat de leerling
dit echt als een vraag opvat en dus enkel met ja o nee antwoordt;
ñ lichaamstaal en gelaatsuitdrukkingen (die niet vergezeld zijn van duidelijke, verbale
boodschappen): die zijn voor leerlingen met autisme moeilijker dan Chinees;
ñ verbale overlast (heel lange zinnen, veel (onnodige) woorden, verschillende instructies na
elkaar): zels als ze goed opletten kunnen de meeste leerlingen met autisme moeilijk de
belangrijke inormatie onderscheiden van de minder belangrijke en dus niet de essentie uit je
boodschap halen;
ñ in discussie treden: argumenteren helpt niet, integendeel; dat mondt vaak uit in een verbale
chaos.

Aan te raden:
ñ zorg ervoor dat de leerling klaar is om jouw boodschap te ontvangen en trek desnoods eerst zijn
aandacht o laat hem awerken waarmee hij o zij bezig is voordat je hem o haar een vraag stelt,
een opmerking maakt o een opdracht geet;
ñ korte zinnen 'zonder versiering': hou het simpel en direct en gee enkel de essentie van je
boodschap door (dit kan streng o onvriendelijk lijken maar is door duidelijkheid juist
autismevriendelijk);
ñ positieve boodschappen (zeg wat je verwacht, omschrij het gewenste gedrag en niet het
ongewenste);
ñ concreet taalgebruik (boodschappen waarbij je een beeld o plaatje kunt zien);
ñ maak zo veel mogelijk communicatie visueel d.m.v. voorwerpen, oto's, pictogrammen,
tekeningen o geschreven taal;
ñ expliciete en volledige inormatie: zeg wat je bedoelt, ook al lijkt het té van zelsprekend;
ñ vertraag je communicatiesnelheid en gee bedenktijd: omdat ze detail per detail verwerken
hebben leerlingen met autisme meer tijd nodig om boodschappen, vooral verbale, te verwerken
en kan het langer duren voordat ze die begrijpen en erop reageren; indien ze na een tijdje niet
reageren, herhaal dan letterlijk je boodschap en pararaseer ze niet want dan lijkt het een totaal
nieuwe boodschap;
ñ spreek de leerling persoonlijk aan als een klassikale o groepsinstructie niet door hem o haar
opgevolgd wordt;
ñ werk samen met de ouders om de communicatiestijl van de leerlingen te leren kennen;
ñ ondersteun de communicatie van de leerlingen met visuele hulpmiddelen en leer hen, indien
nodig, om hulp te vragen;
ñ gee de leerlingen de tijd om hun communicatie voor te bereiden en te organiseren.
c    
   

Te mijden:

ñ zonder gericht onderzoek veronderstellen dat een leerling iets (aan)kan;


ñ emotioneel reageren;
ñ alle aanpassingen en inspanningen van de kant van de leerling verwachten;
ñ een exclusie gedragsmatige aanpak;
ñ inpraten op de leerling en met hem in discussie gaan;
ñ 'doe nu toch eens normaal!';
ñ straen en belonen zonder expliciete verwijzing naar de reden ervan.

Aan te raden:

ñ een kalme, neutrale en zakelijke houding;


ñ ook de positieve kanten en talenten zien van de leerling, niet enkel zijn moeilijkheden;
ñ creativiteit en soepelheid om aanpassingen te kunnen doorvoeren;
ñ de zaken relativeren, gevoel voor humor;
ñ kennis van het autistisch denken;
ñ tweesporenbeleid: aanpassen van de omgeving en de leerling vaardigheden en kennis
bijbrengen;
ñ gedetailleerde, concrete en gevisualiseerde schoolregels opstellen;
ñ schritelijk communiceren over incidenten en voorvallen (eventueel door middel van een
'voorval-rapport' ook de positieve punten vermelden);
ñ concrete en ondubbelzinnige schoolregels;
ñ algemene en objectieve regels ('Het is beleed als͙', 'Het is beter dat͙', 'Mensen doen altijd͙')
eerder dan persoonlijke verzoeken ('Jij moet͙', 'Je zou beter͙');
ñ een vertrouwenspersoon en steungesprekken.

You might also like