You are on page 1of 30

Stage Master

Handleiding voor Stageverlenende organisaties

2020-2021
Masteropleiding Pedagogische Wetenschappen
Afstudeerrichting Orthopedagogiek
Erasmus School of Social and Behavioural Sciences

1
VOORWOORD
Hartelijk dank voor uw enthousiasme waarmee u bereid bent onze studenten binnen uw instelling kennis te
laten maken met de beroepspraktijk van orthopedagogen. Deze handleiding geeft u informatie over de
opleiding Pedagogische Wetenschappen en de plek van de stage binnen ons curriculum. Wij willen u door
middel van deze handleiding ook informeren over de doelstellingen van de stage, de omvang en
tijdsinvestering en de randvoorwaarden die gesteld zijn aan de stageplaats en bijbehorende begeleiding.

Als u eerder stagiaires van onze opleiding heeft begeleid, zijn wij erg blij en dat er ook dit jaar weer studenten
welkom zijn. Als u dit jaar voor het eerst stagiaires begeleid hopen wij dat u de samenwerking bevalt en wij in
de toekomst kunnen blijven samenwerken.

Indien u na het lezen van deze handleiding nog vragen heeft, kunt u contact opnemen met de
stagecoördinatoren, Rian Zijderveld en Marije Vermeulen via internship.ped@essb.eur.nl

2
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord............................................................................................................................... 2
Inhoudsopgave....................................................................................................................... 3
Inleiding.................................................................................................................................. 4
Doelstellingen......................................................................................................................... 5
Omvang en Tijdsverdeling......................................................................................................7
Aanvang en stage-overeenkomst............................................................................................7
Stagevarianten........................................................................................................................ 8
Begeleiding........................................................................................................................... 14
Stageproducten..................................................................................................................... 15
Logboek................................................................................................................................ 16
Beoordeling........................................................................................................................... 17
Bijlage 1. Stageovereenkomst...............................................................................................18
Bijlage 2. Stagewerkplan.......................................................................................................19
Bijlage 3. Verslag tussentijdse evaluatie...............................................................................21
Bijlage 4. Stageverslag......................................................................................................... 22
Bijlage 5. Beoordelingsformulieren........................................................................................25

3
INLEIDING
Pedagogische Wetenschappen houdt zich bezig met vraagstukken op het gebied van opvoeding en onderwijs.
Onze opleiding richt zich daarbij met name op de wijze waarop kenmerken van het gezin, het kind zelf,
vrienden, de school en (sociale) media, hulpverlenende organisaties en expertisecentra op elkaar inwerken bij
de (eventueel problematische) ontwikkeling van een kind tot (jong)volwassene. Wanneer verloopt de
ontwikkeling van jonge mensen succesvol, en welke omstandigheden vormen een risico voor een gezonde
ontwikkeling? Daarnaast leren studenten over diagnostiek en over behandelingsmethoden, waarmee
bijvoorbeeld leer- en gezinsproblemen behandeld kunnen worden.

Onze opleiding Pedagogische Wetenschappen is nadrukkelijk gericht op de samenleving anno nu, waarin vele
opvoedstijlen samenkomen en waarin opvoeding vanuit een verscheidenheid aan normen en waarden
plaatsvindt. De diversiteit aan culturele en sociale milieus heeft de laatste decennia een vlucht genomen en
voor pedagogen is het van groot belang om hierin een weg te vinden.

Er is tijdens de opleiding ruim aandacht voor academische vaardigheden, zoals kritisch denken, analyseren,
academisch schrijven en onderzoek. De opleiding biedt ook expliciete aandacht aan professionele
vaardigheden, zoals het voeren van gesprekken met kinderen en ouders en het testen van kinderen.

Een uniek punt van onze opleiding is dat wij de studenten een sterke verbinding willen bieden tussen theorie
en praktijk, dit doen wij door ieder blok synchroon met de kennisvakken een practicum aan te bieden.
Daarnaast is er zowel in de Bachelor als in de Master een stageperiode ingebouwd.

In de bachelor zijn er twee afstudeerrichtingen zijnde Pedagogiek en Onderwijswetenschappen. In de


masterfase bieden wij drie afstudeerrichtingen aan: Orthopedagogiek, Gezinspedagogiek en
Onderwijswetenschappen.

Er zijn twee stagevarianten te onderscheiden, namelijk een klinische stage en een onderzoeksstage. Deze
verschillende stagevarianten worden later in deze handleiding uitvoerig besproken.

Om met gedegen praktijkervaring de arbeidsmarkt te betreden is een stage waarin studenten worden
voorbereid op de beroepsoefening, een zeer belangrijk onderdeel van de opleiding. U bent daarom als stage-
instelling van zeer grote waarde voor zowel de student als de opleiding.

4
DOELSTELLINGEN
De stage is een kennismaking met de beroepspraktijk en een oefening in vaardigheden die in die praktijk
relevant zijn. De student doet ervaring op in het toepassen van verworven kennis en verwerft tegelijkertijd
veel nieuwe kennis en vaardigheden. Bij de stage staan zeven domeinen centraal die een grote rol spelen in de
stage en de verslaglegging daarvan. Door de opleiding is bij elk domein een aantal doelstellingen
geformuleerd. Deze doelstellingen gelden voor alle stagevarianten. Het uitgangspunt is dat deze doelstellingen
binnen de stage-instelling gerealiseerd kunnen worden. Echter, vanwege de aard van de stagevariant zullen
bepaalde doelstellingen meer of minder op de voorgrond staan. De doelstellingen vormen de leidraad voor het
beoordelingsformulier, waar u kunt aangeven in hoeverre de student de doelstellingen heeft behaald.

1. Kennis en inzicht
De student heeft kennis en inzicht van:
 werkzaamheden binnen het orthopedagogische beroepenveld op lokaal niveau
en/of op (inter)nationaal niveau en de wijze waarop deze werkzaamheden zich verhouden tot andere
organisaties die zich direct of indirect bezig houden met vraagstukken in onderwijs en opvoeding.
 actuele orthopedagogische vraagstukken en de huidige stand van zaken in de
wetenschap en/of de praktijk.
 het beleid, de protocollen en/of de werkwijze van professionals in het
orthopedagogische beroepenveld.
 diagnostische procedures en behandelingsmethodieken die in de stagecontext
relevant zijn.
 diversiteitsvraagstukken binnen de orthopedagogische praktijk en/of wetenschap.
 ethische en wettelijke kaders voor orthopedagogisch handelen.
 het uitvoeren en interpreteren van wetenschappelijk (ortho)pedagogisch
onderzoek.
 
2. Toepassing van kennis en inzicht
De student is in staat:
 de in de opleiding verworven wetenschappelijke kennis toe te passen in de beroepspraktijk.
 complexe orthopedagogische problemen te vertalen naar (mogelijkheden voor) geschikte interventies,
programma’s en/of beleid en daarbij een valide onderbouwing aan te dragen.
 vakinhoudelijke ontwikkelingen te delen met professionals in het werkveld.

3. Oordeelsvorming
De student is in staat:
 wetenschappelijk te reflecteren op orthopedagogische beroepsethische kwesties.
 wetenschappelijk en ethisch te reflecteren op de wisselwerking van belangen tussen wetenschap, beleid
en praktijk.
 overzicht te houden over de diagnostische besluitvorming en behandeling en/of de onderzoekscyclus.
 verantwoorde ethische en procedurele beslissingen te nemen tijdens het diagnostisch en behandelproces
en/of de onderzoekscyclus.
 kritisch te reflecteren op eigen inzichten en competenties en die van anderen.

4. Vaardigheden
De student is in staat:

5
 onder begeleiding diagnostische instrumenten toe te passen, ook bij personen en groepen met
verschillende culturele en sociaaleconomische achtergronden.
 tot observatie, gespreksvoering en rapportage.
 op mondelinge en schriftelijke wijze wetenschappelijk verantwoord te rapporteren over plannen en
onderzoek (zowel gericht op behandeling/interventie als op onderzoek zelf) en over daaruit
voortkomende aanbevelingen, problemen en oplossingen.
 een begeleidende/adviserende rol aan te nemen in een samenwerkingsrelatie met professionals.
 relevante wetenschappelijke literatuur te selecteren.
 een onderzoeks- of interventie- of trainingsprogramma op het gebied van opvoedingsproblemen op te
zetten, uit te voeren en te evalueren, bij voorkeur ook bij personen en groepen met verschillende
culturele en sociaaleconomische achtergronden.
 een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan (het ontwikkelen van) beleid, de praktijk of onderzoek
binnen een orthopedagogische context.

5. Communicatie
De student is in staat:
 in een multidisciplinaire groep te werken in de (ortho)pedagogische praktijk.
 samen te werken en te communiceren met verschillende doelgroepen (zoals kinderen, ouders,
leerkrachten, beleidsmakers en wetenschappers).
 effectief en respectvol samen te werken en te communiceren met mensen vanuit verschillende
achtergronden (zoals nationaliteit, cultuur, sociaaleconomisch milieu en wetenschappelijke discipline).

6. Leervaardigheden
De student is in staat:
 tot het aansturen van het eigen leerproces.
 feedback over het verrichte werk te vragen, te ontvangen en hier op adequate wijze mee om te gaan.
 te reflecteren op de eigen competenties (en ontwikkeling hierin) en te bepalen waar persoonlijke
leerdoelen en interesses liggen.

7. Persoonlijke doelstellingen
Naast de inhoudelijke doelstellingen die vanuit de opleiding zijn gesteld, worden ook persoonlijke
doelstellingen geformuleerd ter bevordering van de professionele ontwikkeling. Hiermee wordt expliciet
bedoeld dat de student aangeeft wat hij/zij voor zichzelf uit de stage wil halen. Hieronder een aantal
voorbeelden van mogelijke persoonlijke leerdoelen: t.a.v. zelfstandigheid (bv. weet meestal wat hem/haar te
doen staat, initiatief tonen, hulp durven vragen), contact leggen (bv. kan goed en professioneel samenwerken
met verschillende doelgroepen), communicatie (bv. kan bijdrage leveren in multidisciplinair overleg) en
professionaliteit (bv. houdt zich aan afspraken, staat open voor en verwerkt op een adequate manier
feedback).

N.B. In het stagewerkplan specificeert de student per domein eigen leerdoelen aansluitend bij de
doelstellingen van de opleiding. Tijdens het beoordelen van de stageaanvraag en het stagewerkplan wordt
door de opleiding grondig gekeken of de stage aansluit bij de doelstellingen van de opleiding.

6
OMVANG EN TIJDSVERDELING
De standaard omvang van de masterstage bedraagt 20 EC. Een EC staat voor 28 uur, waarbij de stage-omvang
uitkomt op minimaal 560 uur. De geprogrammeerde afstudeerperiode start half februari en loopt tot begin
juli, waarin de student drie dagen per week stageloopt (en de overige twee dagen werkt de student aan
onderzoek en scriptie).
Er kan met de student overeengekomen worden dat er eerder gestart wordt of dat er gewerkt wordt met een
stageperiode langer dan 21 weken. Bij een eerdere start zal het aantal dagen dat een student beschikbaar is,
afhankelijk zijn van het onderwijs dat de student in die periode nog moet volgen. De student is daarbij zelf
verantwoordelijk voor een realistische planning.

AANVANG EN STAGE-OVEREENKOMST
Voorafgaand aan de start van de stage levert de student op de universiteit een aanvraagformulier in met
daarin informatie over de stageverlenende organisatie, de stagebegeleiding en werkzaamheden gedurende de
stage. Het is namelijk voor de opleiding van belang dat wij een goed beeld hebben van de stageplaats. Om de
kwaliteit van de stages te waarborgen, zijn randvoorwaarden opgesteld. De verschillende randvoorwaarden
worden hieronder per stagevariant besproken.

De stagecommissie beoordeelt alle stage-aanvragen aan de hand van de randvoorwaarden. Zodra de stage is
goedgekeurd, kan de stageovereenkomst (Bijlage 1) door de betrokken partijen getekend worden en kan de
stage starten.

7
STAGEVARIANTEN
Binnen de richting Orthopedagogiek zijn er verschillende stagevarianten mogelijk.
1. Klinische stage (zonder Basisaantekening diagnostiek).
2. Klinische stage (met Basisaantekening diagnostiek).
3. Onderzoeksstage.

1. Klinische stage (zonder Basisaantekening diagnostiek)

Om zich na de opleiding als basis orthopedagoog te kunnen registreren bij de NVO is een klinische stage
noodzakelijk. Binnen deze stage maakt de student kennis met de feitelijke praktijk van de orthopedagogiek.
Onder begeleiding kan de student opgedane kennis en vaardigheden toepassen en nieuwe kennis en
vaardigheden opdoen.

Een klinische stage houdt in dat de student met een orthopedagoog meeloopt om zo een beter beeld te
krijgen van de werkzaamheden van de orthopedagoog en werkwijze van die organisatie. Naast het meekijken
is het ook de bedoeling dat de student, onder begeleiding, leert om zijn/haar verkregen pedagogische kennis
en vaardigheden toe te passen in de praktijk. De volgende elementen moeten aan bod komen in een klinische
stage: indicatiestelling, diagnostiek, begeleiding/behandeling, methodiekontwikkeling en aan beleidsmatige
aspecten van de uitvoering van de hulpverlening. Onder diagnostiek en indicatiestelling wordt verstaan: het
doen van intakes, onderzoeken van de klacht, psychodiagnostiek met behulp van tests en interviews en het
afnemen van een anamnese. Bij behandeling wordt onder andere begeleiding, ondersteuning, bespreken van
opdrachten verstaan.

De klinische stage heeft een omvang van minimaal 20 EC (560 uur). Het is de bedoeling dat de student naast de
klinische stage direct aan het begin van de stageperiode ook start met het empirisch onderzoek wat leidt naar
de scriptie. De student sluit hierbij aan bij de lopende onderzoekslijnen binnen de universiteit. Er kan globaal
worden uitgegaan van een tijdsverdeling waarbij twee derde van de beschikbare tijd wordt vervuld door
klinische werkzaamheden binnen de stageverlenende organisatie en een derde wordt besteed aan onderzoek
en scriptie.

Randvoorwaarden klinische stage


 De beoogde stageverlenende organisatie (stageverlener) past binnen het werkveld van de
orthopedagogiek.
 De stageverlener betreft geen eenmanspraktijk (aangezien dan de begeleiding niet gewaarborgd is,
mocht de praktijkhouder onverhoopt uitvallen).
 Tijdens de stage is het van belang dat een aantal klinische werkzaamheden aan bod komt, namelijk:
o Diagnostiek: overleggen bijwonen, afnemen van intakegesprekken (c.q. anamnese), opstellen
van hypothesen, samenstellen van testbatterijen, het uitvoeren van onderzoek, interpreteren en
rapporteren en collegiaal overleg hierover.
o Indicatiestelling: bijvoorbeeld het onderzoeken naar mogelijke problemen in het gezin en
beslissen wat er nodig is om die problemen aan te pakken.
o Behandeling/begeleiding: behandeling bijvoorbeeld in de vorm van het uitvoeren van
interventies die gericht zijn op het opheffen of verminderen van problematische opvoedings- en/of
onderwijssituaties. Denk bij begeleiding aan bijvoorbeeld het begeleiden van beroepsbeoefenaren
gericht op het optimaliseren van de kwaliteit van het hulpverlenend handelen.

In overleg met de stagebegeleider van de stageverlenende organisatie wordt bepaald hoe de accenten in de
werkzaamheden worden gelegd. De diagnostiek en/of het behandelaspect moet voldoende aan bod komen
om de stage te kunnen beschouwen als klinische stage en aan de voorwaarden voor de registratie NVO
basisorthopedagoog te voldoen.

 De student krijgt de mogelijkheid om werk, grotendeels zelfstandig, te verrichten op het niveau van
een beginnend beroepsbeoefenaar. De student werkt onder supervisie in een groeiend zelfstandige rol.

8
 De werkzaamheden zijn van academisch niveau en vergelijkbaar met het toekomstig beroepenveld.
 Er is voldoende variatie aanwezig in de werkzaamheden. Dit betekent dat de student ervaring kan
opdoen in zoveel mogelijk verschillende aspecten van het beroepenveld. Met de beoogde
werkzaamheden voldoet de student aan de doelstellingen die de opleiding heeft opgesteld.
 De student krijgt dezelfde behandeling als de andere werknemers en wordt daardoor dus ook
geconfronteerd met realistische werkomstandigheden.

 De student krijgt individuele begeleiding op het gebied van persoonlijke ontwikkeling (plannen van de
komende leeractiviteiten, vragen van de student over zijn/haar werkzaamheden, het evalueren of
beoordelen van de voortgang van de uitgevoerde werkzaamheden en reflectie op professioneel
handelen).
 Deze begeleiding wordt uitgevoerd door een academisch geschoolde orthopedagoog (bij voorkeur
NVO geregistreerd)/ ontwikkelingspsycholoog/ klinische kinder- en jeugd psycholoog (bij voorkeur NIP
geregistreerd). LET OP: de psychologen moeten werkzaam zijn in een orthopedagogische context. Daarbij
heeft de begeleider minimaal twee jaar werkervaring in het betreffende werkveld.
 De begeleidingstijd bedraagt minimaal één uur individuele begeleiding per week (op basis van een
fulltime werkweek).

9
2. Klinische stage (met Basisaantekening diagnostiek)

Als de student in aanmerking wil komen voor de postmasteropleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, dan
biedt de Basisaantekening diagnostiek een goede basis voor het onderdeel psychodiagnostiek. De
Basisaantekening diagnostiek is een kwaliteitskeurmerk van de NVO [1]. De NVO garandeert dat
afgestudeerde orthopedagogen een basisniveau aan kennis en ervaring hebben in de algemene diagnostiek.

Binnen een klinische stage maakt de student kennis met de feitelijke praktijk van de orthopedagogiek. Onder
begeleiding kan de student opgedane kennis en vaardigheden toepassen en nieuwe kennis en vaardigheden
opdoen.

Een klinische stage houdt in dat de student met een orthopedagoog meeloopt om zo een beter beeld te
krijgen van de werkzaamheden van de orthopedagoog en werkwijze van die organisatie. Naast het meekijken
is het ook de bedoeling dat de student, onder begeleiding, leert om zijn/haar verkregen pedagogische kennis
en vaardigheden toe te passen in de praktijk. De volgende elementen moeten aan bod komen in een klinische
stage: indicatiestelling, diagnostiek, begeleiding/behandeling, methodiekontwikkeling en aan beleidsmatige
aspecten van de uitvoering van de hulpverlening. Onder diagnostiek en indicatiestelling wordt verstaan: het
doen van intakes, onderzoeken van de klacht, psychodiagnostiek met behulp van tests en interviews en het
afnemen van een anamnese. Bij behandeling wordt onder andere begeleiding, ondersteuning, bespreken van
opdrachten verstaan.

Voor het behalen van de Basisaantekening diagnostiek is praktische orthopedagogische werkervaring op het
taakgebied diagnostiek binnen de stage noodzakelijk. Deze ervaring omvat drie casussen die zijn uitgevoerd
onder supervisie van, beoordeeld en goedgekeurd door een door de NVO erkend supervisor. De richtlijnen
voor de casusbeschrijvingen zijn bekend bij de student Vanuit de universiteit wordt bij voldoende resultaat een
verklaring afgegeven dat aan de drie casussen zelfstandig is gewerkt, zodat bij de NVO de basisaantekening
diagnostiek aangevraagd kan worden.

De klinische stage heeft een omvang van minimaal 20 EC (560 uur). Het is de bedoeling dat de student naast de
klinische stage direct aan het begin van de stageperiode ook start met het empirisch onderzoek wat leidt naar
de scriptie. De student sluit hierbij aan bij de lopende onderzoekslijnen binnen de universiteit. Er kan globaal
worden uitgegaan van een tijdsverdeling waarbij twee derde van de beschikbare tijd wordt vervuld door
klinische werkzaamheden binnen de stage-instelling en een derde wordt besteed aan onderzoek en scriptie.

Randvoorwaarden die gelden voor een klinische stage, gelden ook voor deze stagevariant:
 De stageverlenende organisatie (stageverlener) past binnen het werkveld van de orthopedagogiek.
 De stageverlener betreft geen eenmanspraktijk (aangezien dan de begeleiding niet gewaarborgd is,
mocht de praktijkhouder onverhoopt uitvallen).
 Tijdens de stage is het van belang dat een aantal klinische werkzaamheden aan bod komt, namelijk:
o Diagnostiek: overleggen bijwonen, afnemen van intakegesprekken (c.q. anamnese), opstellen
van hypothesen, samenstellen van testbatterijen, het uitvoeren van onderzoek, interpreteren en
rapporteren en collegiaal overleg hierover.
o Indicatiestelling: bijvoorbeeld het onderzoeken naar mogelijke problemen in het gezin en
beslissen wat er nodig is om die problemen aan te pakken.
o Behandeling/begeleiding: behandeling bijvoorbeeld in de vorm van het uitvoeren van
interventies die gericht zijn op het opheffen of verminderen van problematische opvoedings- en/of
onderwijssituaties. Denk bij begeleiding aan bijvoorbeeld het begeleiden van beroepsbeoefenaren
gericht op het optimaliseren van de kwaliteit van het hulpverlenend handelen.

In overleg met de stagebegeleider van de stageverlenende organisatie wordt bepaald hoe de accenten in de
werkzaamheden worden gelegd. De diagnostiek en/of het behandelaspect moet voldoende aan bod komen
om de stage te kunnen beschouwen als klinische stage en aan de voorwaarden voor de registratie NVO
basisorthopedagoog te voldoen.

10
 De student krijgt de mogelijkheid om werk, grotendeels zelfstandig, te verrichten op het niveau van
een beginnend beroepsbeoefenaar. De student werkt onder supervisie in een groeiend zelfstandige rol.
 De werkzaamheden zijn van academisch niveau en vergelijkbaar met het toekomstig beroepenveld.
 Er is voldoende variatie aanwezig in de werkzaamheden. Dit betekent dat de student ervaring kan
opdoen in zoveel mogelijk verschillende aspecten van het beroepenveld. Met de beoogde
werkzaamheden voldoet de student aan de doelstellingen die de opleiding heeft opgesteld.
 De student krijgt dezelfde behandeling als de andere werknemers en wordt daardoor dus ook
geconfronteerd met realistische werkomstandigheden.

 De student krijgt individuele begeleiding op het gebied van persoonlijke ontwikkeling (plannen van de
komende leeractiviteiten, vragen van de student over zijn/haar werkzaamheden, het evalueren of
beoordelen van de voortgang van de uitgevoerde werkzaamheden en reflectie op professioneel
handelen).
 Deze begeleiding wordt uitgevoerd door een academisch geschoolde orthopedagoog (bij voorkeur
NVO geregistreerd)/ ontwikkelingspsycholoog/ klinische kinder- en jeugd psycholoog (bij voorkeur NIP
geregistreerd). LET OP: de psychologen moeten werkzaam zijn in een orthopedagogische context. Daarbij
heeft de begeleider minimaal twee jaar werkervaring in het betreffende werkveld.
 De begeleidingstijd bedraagt minimaal één uur individuele begeleiding per week (op basis van een
fulltime werkweek).

Voor de Basisaantekening diagnostiek zijn er echter aanvullende randvoorwaarden:

200 uur diagnostische werkervaring


Er wordt 200 uur van de 560 uur aan diagnostiek besteed. De student dient aan te kunnen tonen minimaal 200
uur diagnostische werkervaring te hebben opgedaan tijdens de stage. Onder diagnostische werkervaring vallen
alle handelingen die in het kader van een diagnostisch onderzoek worden uitgevoerd waarbij de student een
actieve bijdrage heeft gehad.

De diagnostiek die wordt uitgevoerd door de student moet altijd verklarend zijn en klinisch specifiek
(integrerend en reflecterend op de individuele casus). Het kan dus niet beperkt blijven tot onderkennende
diagnostiek of het afnemen van standaard testbatterijen.

Drie casusverslagen
Daarnaast moeten er drie uitgewerkte casussen worden geschreven. Het gaat daarbij om cliënten waarbij de
student op dat moment bij de hulpverlening is betrokken. De student selecteert in overleg met de
stagebegeleider/ NVO erkend supervisor drie casussen die geschikt zijn (daarbij moet er voldoende variatie zijn
in problematiek, (ontwikkelings)leeftijd en methoden van onderzoek). De casussen moeten worden
geschreven volgens de richtlijnen van de NVO, de student heeft beschikking over deze richtlijnen. Het verslag
volgens de NVO richtlijnen kan een ander format hebben dan wat gangbaar is binnen uw organisatie.

Eisen supervisor
Het is fijn als de stagebegeleider kan optreden als erkend NVO supervisor. De volgende personen kunnen als
supervisor optreden als zij in het bezit zijn van:
 de registratie als supervisor NVO Orthopedagoog-Generalist
 de registratie NVO Orthopedagoog-Generalist met ten minste 5 jaar werkervaring als zodanig
 de registratie als Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP met ten minste 5 jaar werkervaring als zodanig
 de registratie als gezondheidszorgpsycholoog met ten minste 5 jaar werkervaring als zodanig
 een door de NIP-commissie Basisaantekening Psychodiagnostiek erkend supervisorschap.

Indien de stagebegeleider niet voldoet aan bovenstaande voorwaarden, kan ook iemand anders binnen de
stageverlenende organisatie, die wel erkend NVO-supervisor is, de student begeleiden bij de drie
casusverslagen.
Indien er binnen de stageverlenende organisatie geen erkend supervisor werkzaam is, kan het nakijken en
beoordelen van de casussen ook gebeuren door een docentsupervisor van de universiteit. De praktische

11
begeleiding voor de drie casussen zal wel bij de stageverlenende organisatie blijven, gezien de benodigde
specifieke kennis over de cliënten en problematiek.

[1] https://www.nvo.nl/registraties/herregistratie-nvo-basis-orthopedagoog.aspx

12
3. Onderzoeksstage

Bij een onderzoeksstage krijgt de student de gelegenheid om onder begeleiding onderzoek te doen naar een
onderwerp binnen de Orthopedagogiek. Zo maakt de student het werk van een onderzoeker van dichtbij mee.
De onderzoeksstage mondt uit in het schrijven van een scriptie.
De onderzoeksstage heeft een omvang van minimaal 32 EC (896 uur), inclusief het schrijven van de scriptie.
Met deze stagevariant voldoet de student niet aan de registratie NVO basisorthopedagoog. Het is echter
mogelijk deze registratie na het afstuderen te behalen. De student kan daarvoor contact opnemen met de
NVO, er kan dan een persoonlijk plan worden opgesteld.

Randvoorwaarden onderzoeksstage
 De student maakt kennis met en wordt ingezet op verschillende werkzaamheden uit het werkveld van
een onderzoeker (denk aan meedenken over een onderzoeksopzet, data verzameling, afnemen van
instrumenten enz., dus niet alleen data invoeren en analyseren).
 De student formuleert een heldere en onderzoekbare vraagstelling, binnen het domein van de
Pedagogische Wetenschappen.
 Er is bij aanvang van de stage al een dataset beschikbaar om de scriptie op te schrijven.
 De student verzamelt (aanvullende) data.
 De onderzoeksstage mondt uit in een scriptie.
 De student krijgt dezelfde behandeling als de andere werknemers en wordt daardoor dus ook
geconfronteerd met realistische werkomstandigheden.
 De student krijgt individuele begeleiding op het gebied van persoonlijke ontwikkeling (plannen van de
komende leeractiviteiten, vragen van de student over zijn/haar werkzaamheden, het evalueren of
beoordelen van de voortgang van de uitgevoerde werkzaamheden en reflectie op professioneel
handelen).
 Deze begeleiding wordt uitgevoerd door een gepromoveerde of academisch geschoolde
orthopedagoog/gedragswetenschapper of een academisch geschoold medewerker met een
vergelijkbare opleiding/takenpakket (bij voorkeur NVO geregistreerd). Daarbij heeft de begeleider
minimaal twee jaar onderzoekservaring.
 De student kan bij de stagebegeleider terecht voor vragen die betrekking hebben met het onderzoek
(opzetten van onderzoek, ontwikkelen van instrumenten, uitvoeren van statistische analyses).
 De begeleidingstijd bedraagt minimaal één uur individuele begeleiding per week (op basis van een
fulltime werkweek).

N.B. De beoordeling van het onderzoeksvoorstel en de scriptie zal gedaan worden door een docent van de
Erasmus Universiteit Rotterdam

13
BEGELEIDING
Bij een klinische praktijkstage en een externe onderzoeksstage zijn er gedurende de stage twee begeleiders; u
als stagebegeleider van de stageverlenende organisatie en een EUR-begeleider (docent). Hieronder zullen de
rollen van de beide begeleiders kort worden uitgelegd.

Stagebegeleider
U als stagebegeleider bent werkzaam bij de stageverlenende organisatie. U bent tijdens de stage het eerste
aanspreekpunt voor de student. U begeleidt de stagiair bij het samenstellen en uitvoeren van het
stagewerkplan. Tevens zorgt u dat de stagiair de geplande werkzaamheden kan uitvoeren en de beoogde
leerdoelen kan bereiken. De student kan rekenen op minimaal één uur individuele begeleidingstijd per week
(op basis van een fulltime werkweek). In dat uur worden onder andere de planning van de komende
leeractiviteiten van de student besproken, dan wel vragen van de student over zijn/haar werkzaamheden, dan
wel het evalueren of beoordelen van de voortgang van de uitgevoerde stagewerkzaamheden. Daarnaast helpt
u de student met reflectie op zijn/haar professionele en persoonlijke competenties.
U bespreekt de vorderingen/ontwikkelingen van de stagiair aan de hand van de beoordelingscriteria met de
stagiair en de EUR-begeleider. De stagebegeleider geeft een beoordeling voor de werkzaamheden van de
stagiair en doet een voorstel voor het cijfer ten behoeve van de eindbeoordeling.

EUR-begeleider
Naast de stagebegeleider krijgt iedere student ook een EUR-begeleider vanuit de opleiding Pedagogische
Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam toegewezen. Deze toewijzing is in handen van de
stagecoördinator. De EUR-begeleider is de contactpersoon vanuit de opleiding gedurende de stage en
superviseert de stage. Hij of zij begeleidt de student ‘op de achtergrond’ tijdens de stage en is aanspreekpunt
voor zowel de stagebegeleider als de student. De EUR-begeleider beoordeelt het stagewerkplan aan het begin
van de stage en het stageverslag aan het einde van de stage.
Er zijn minimaal drie contactmomenten tussen de EUR-begeleider en de student: aan het begin van de stage
waarbij het stagewerkplan wordt besproken, halverwege de stage, waarbij de tussentijdse beoordeling
centraal staat en aan het einde, waar de eindbeoordeling wordt vastgesteld. De EUR-begeleider heeft ook drie
contactmomenten met de stagebegeleider.
De EUR-begeleider bespreekt (gedurende de eindevaluatie) het stageverslag met de stagebegeleider en
student. Geeft in overleg met de stagebegeleider een eindbeoordeling van de stage, deelt dit mee aan de
stagiair en zorgt dat het cijfer verwerkt wordt.

14
STAGEPRODUCTEN
Voor de verschillende stagevarianten worden er diverse producten ingeleverd. Hieronder volgt een overzicht
van alle studentproducten met een korte uitleg.

Stagewerkplan
Wat is het stagewerkplan?
Het stagewerkplan wordt geschreven ter voorbereiding op de stage. In het stagewerkplan worden onder
andere de inhoudelijke en persoonlijke leerdoelen beschreven en wordt beschreven door middel van welke
werkzaamheden gewerkt zal worden aan het behalen van de leerdoelen. Een stagewerkplan is persoonlijk en
wordt in overleg met de stagebegeleider en de EUR-begeleider opgesteld. De inhoud wordt bepaald door de
mogelijkheden binnen de stageverlenende organisatie, de eisen vanuit de opleiding en de wensen en
bekwaamheden van de student. Het stagewerkplan is het uitgangspunt voor de evaluatiegesprekken en de
basis voor het stageverslag. In Bijlage 2 vindt u een overzicht met de onderdelen van het stagewerkplan.

Beoordeling
Het stagewerkplan (onderdeel werkzaamheden) wordt in overleg met de stagebegeleider opgesteld. De
stagebegeleider geeft vervolgens zijn/haar akkoord voor het plan. Het beoordelen van het stagewerkplan ligt
in de handen van de EUR-begeleider. Mocht het stagewerkplan met een onvoldoende beoordeeld worden,
dan past de student naar aanleiding van de feedback van de EUR-begeleider zijn/haar stagewerkplan aan voor
de definitieve versie.

Tussentijds verslag
Wat is een tussentijds verslag?
Het tussentijds stageverslag wordt geschreven als voorbereiding op de tussentijdse evaluatie waarbij de stage
wordt geëvalueerd door de stagiair, de stagebegeleider en de EUR-begeleider. Het stagewerkplan dient als
uitgangspunt voor het tussentijds stageverslag. A.d.h.v. de leerdoelen uit het stagewerkplan wordt er door de
student gereflecteerd op zijn/haar leerproces aangaande de zeven verschillende domeinen. In Bijlage 3 vindt u
een overzicht met de onderdelen van het tussentijds verslag.

Beoordeling
Het tussentijds stageverslag wordt door zowel de stagebegeleider als de EUR-begeleider beoordeeld op
haalbaarheid. De EUR-begeleider voorziet het verslag van feedback.

Stageverslag
Wat is een stageverslag?
In het stageverslag staat het reflecteren op de professionele en persoonlijke ontwikkeling tijdens de stage
centraal. In Bijlage 4 vindt u een overzicht met de onderdelen van het stageverslag. Het is de bedoeling dat er
gedurende stage al aan het verslag wordt gewerkt met name aan het onderdeel academische reflectie.

Beoordeling
Het beoordelen van het stageverslag ligt in de handen van de EUR-begeleider. Voorafgaand aan de
beoordeling van het stageverslag krijgt u de mogelijkheid deze te beoordelen op de aanwezigheid van
vertrouwelijke informatie. Het stageverslag wordt door de EUR-begeleider met een cijfer beoordeeld. Mocht
het cijfer lager zijn dan een 5.5, dan dient het verslag herkanst te worden.

15
LOGBOEK
Studenten zijn verplicht vanaf de start van hun stage een logboek bij te houden. In dit logboek registreren zij
de stagewerkzaamheden en -uren. Tevens biedt het de student overzicht van hun eigen leerproces en
ontwikkeling. Voor studenten met een Klinische stage met de wens de Basisaantekening Diagnostiek te
behalen is het verplicht onderscheid te maken in diagnostische activiteiten en bijbehorende uren en overige
stageactiviteiten.
Advies aan studenten: Noteer wekelijks in het logboek hoe je die week hebt ervaren. Wat heeft indruk
gemaakt die week? Onverwachte gebeurtenissen? Hoe kijk je terug op je handelen in die situaties of
gedurende de activiteiten (bv. van te voren zenuwachtig [gedachten/gevoel], maar viel achteraf mee), welke
drie dingen gingen goed, twee verbeterpunten. Deze notities kunnen als basis fungeren voor de reflectie in het
tussentijds verslag en het stageverslag. Daarnaast kunnen ze input geven voor de begeleidingsmomenten met
de stagebegeleider.

16
BEOORDELING
De beoordeling voor de stage bestaat uit het gemiddelde van het cijfer voor het functioneren van de op de
stageplaats (weging 75%) en het stageverslag (weging 25%). Het cijfer wordt geldig verklaard en daarmee de
20 EC toegekend, indien er aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Het stagewerkplan is met een voldoende beoordeeld.
2. Het cijfer voor het functioneren op de stageplaats is gelijk aan of hoger dan 5.5.
3. Het cijfer voor het stageverslag is gelijk aan of hoger dan 5.5.
4. De student heeft aan twee intervisiebijeenkomsten op de universiteit deelgenomen.

Tot stand komen van het cijfer van functioneren op de stageplaats


Tijdens de stageperiode vult u, als stagebegeleider, een tussentijdse- en eindbeoordelingsformulier (zie Bijlage
5) in over de student. Met dit beoordelingsformulier wordt de stagiair beoordeeld op verschillende domeinen
die belangrijk zijn voor het succesvol vervullen van een stageopdracht in de context van de masteropleiding
Orthopedagogiek. De verschillende aspecten binnen de domeinen worden beoordeeld op een 5-puntsschaal:
onvoldoende, matig, voldoende, goed, zeer goed. Aangezien u, als stagebegeleider op de stageplaats, niet
examenbevoegd bent, zal de EUR-begeleider in overleg met u en gebruikmakend van het tussentijdse- en
eindbeoordelingsformulier, het cijfer van de stagewerkzaamheden bepalen.

Tot stand komen van het cijfer van het stageverslag


U geeft als stagebegeleider akkoord over het stagewerkplan, het tussentijds verslag en stageverslag. Het
beoordelen van deze verslagen valt onder de verantwoordelijkheid van de EUR-begeleider.

17
BIJLAGE 1. STAGEOVEREENKOMST
De student kan u de meest recente versie (invulbare pdf) van de stageovereenkomst voor een klinische
praktijkstage of onderzoeksstage verstrekken.

18
BIJLAGE 2. STAGEWERKPLAN
Het stagewerkplan
Het stagewerkplan wordt geschreven ter voorbereiding op de stage. In het stagewerkplan worden onder
andere de inhoudelijke en persoonlijke leerdoelen beschreven en wordt beschreven door middel van welke
werkzaamheden gewerkt zal worden aan het behalen van de leerdoelen. Een stagewerkplan is persoonlijk, de
inhoud wordt bepaald door de mogelijkheden binnen de stageverlenende organisatie, de doelstellingen vanuit
de opleiding en de wensen en bekwaamheden van de student. Het stagewerkplan is een werkdocument, dat
richting geeft aan de stage en zicht kan geven op het leerproces. Het stagewerkplan vormt het uitgangspunt
voor de evaluatiegesprekken en geldt als basis voor het stageverslag.

In het stagewerkplan zijn de volgende onderdelen opgenomen (instructies voor de stagiair):

1. Voorblad (max 1 pagina)


o Stagewerkplan
o Naam en Studentnummer
o Masterstage Orthopedagogiek
o Studiejaar 20XX-20XX
o Erasmus Universiteit Rotterdam

2. Algemene informatie (max 1 pagina)


o Naam, studentnummer, telefoonnummer, emailadres
o Naam, functie, werkdagen, emailadres, telefoonnummer(s) van de stagebegeleider(s)
o Website en adresgegevens van de stageverlenende organisatie
o Begin en einddatum van de stage, dagen waarop je stage loopt, aantal uur per week zoals
overeengekomen met de stagebegeleider.
o Soort stage: klinisch [met of zonder basisaantekening diagnostiek] of onderzoek.

3. Omschrijving van de stageverlenende organisatie (max 1 pagina)


o Type en werkveld stageorganisatie
o Omschrijving van de doelgroep
o Hulpaanbod van de stageorganisatie
o Omschrijving van de organisatie binnen de stage-instelling
 Overzicht van de verschillende disciplines en hun taken
 Overlegvormen
o Visie van de stageorganisatie
o Doelstelling van de stageorganisatie
Vergeet bij dit onderdeel niet de bronvermeldingen conform APA.

4. Motivatie keuze stageplaats (max 0.5-1 pagina)


o Geef duidelijk aan waarom je voor deze stageplaats hebt gekozen.

19
5. Beschrijving leerdoelen
Stel voor elk van de 7 domeinen (zie Doelstellingen in deze handleiding) eigen leerdoelen op.
Richtlijn 1 of 2 per domein, bij het domein vaardigheden mogen het er meer zijn. Het volstaat niet
als een student letterlijk de doelstellingen vanuit de opleiding overneemt.
1. Stel ambitieuze maar realistische leerdoelen op.
2. Persoonlijke leerdoelen stage: Bedenk waar je krachten liggen en hoe je deze kunt inzetten
binnen je stage. Bedenk ook punten waarop je je wilt ontwikkelen (zie ook Doelstellingen in
de stagehandleiding).
3. Formuleer alle leerdoelen SMART. Zo specifiek/concreet mogelijk, op eindniveau en
tijdgebonden. Gebruik actieve werkwoorden zoals kunnen, weten, toepassen, uitvoeren,
vaststellen, beoordelen, ontwerpen, analyseren etc. Zorg dat duidelijk is wanneer je een
leerdoel hebt behaald.
4. Formuleer de leerdoelen niet in termen van middelen (niet Ik kan een WISC-V afnemen),
maar in termen van het doel (Na twee maanden kan ik zelfstandig onder supervisie een
volledig intelligentieonderzoek uitvoeren). Dit leerdoel kan je behalen door bijvoorbeeld de
WISC-V af te nemen (= werkzaamheid).
5. Orden de leerdoelen in je stagewerkplan per domein en nummer ze.

6. Werkzaamheden
o Geef een uitgebreide beschrijving van de beoogde werkzaamheden.
o Zet uiteen hoe deze werkzaamheden kunnen bijdragen aan het realiseren van de gestelde
inhoudelijke en persoonlijke leerdoelen. Evt. mag dit ook direct per leerdoel vermeld worden
welke werkzaamheden ingezet worden om te werken aan het leerdoel.

7. Planning stage
o Maak tijdpad waarin je per week of maand aangeeft wat de werkzaamheden zijn. Zorg dat er een
duidelijke opbouw naar zelfstandigheid (meekijken – onder begeleiding - zelfstandig) is bij de
planning van de werkzaamheden.
o Geef aan wanneer de contactmomenten met de stagebegeleider plaatsvinden.

8. Afspraken over de begeleiding (max 0.5 pagina)


o Geef aan hoe de begeleiding (van de stagebegeleider) gedurende de stage vorm krijgt. Geef
zowel de professionele als persoonlijke begeleiding aan
o Geef aan welke afspraken je met de EUR-docentbegeleider hebt gemaakt omtrent de
begeleiding.

 Vormeisen
o Het stagewerkplan heeft een omvang van maximaal 7 pagina’s (excl. voorblad en referentielijst).
o De algemene lay-out is overzichtelijk en consistent.
o Lettertype Times New Roman, lettergrootte 12, regelafstand 1.5.
o Het verslag bevat een paginanummering.
o Het verslag bevat geen taal- en spelfouten.
o Vaktermen en afkortingen moeten worden uitgelegd.
o Referentielijst conform APA

20
21
BIJLAGE 3. VERSLAG TUSSENTIJDSE EVALUATIE
Halverwege de stageperiode vindt de tussenevaluatie plaats. Ter voorbereiding op deze evaluatie schrijft de
stagiair een kort verslag. Voorafgaand aan het evaluatiegesprek met de stagebegeleider en de EUR-begeleider
moet het verslag bij beiden ingeleverd zijn, zodat het verslag kan worden meegenomen tijdens het gesprek.
In het verslag zijn de volgende onderdelen opgenomen (instructies voor de stagiair):

1. Voorblad (max 1 pagina)


o Tussentijds stageverslag
o Naam en Studentnummer
o Masterstage Orthopedagogiek
o Studiejaar 20XX-20XX
o Erasmus Universiteit Rotterdam

2. Algemene informatie (1 pagina)


o Naam, studentnummer, telefoonnummer, emailadres
o Naam, functie, werkdagen, emailadres, telefoonnummer(s) van de stagebegeleider(s)
o Website en adresgegevens van de stageverlenende organisatie
o Begin en einddatum van de stage, dagen waarop je stage loopt, aantal uur per week zoals
overeengekomen met de stagebegeleider.
o Soort stage: klinisch [met of zonder basisaantekening diagnostiek] of onderzoek

3. Leerdoelen
o Reflecteer op al je leerdoelen uit je stagewerkplan. Beschrijf o.a. je leerproces, geef daarbij
concrete voorbeelden hoe je gewerkt hebt aan het leerdoel, hoe je het leerproces ervaren
hebt en welke rol de begeleiding heeft gehad. Geef aan in hoeverre de leerdoelen behaald
zijn.
o Beschrijf per domein welke leerdoelen je in de komende periode wilt realiseren en geef aan
wat nodig is qua werkzaamheden en begeleiding om deze doelen te behalen.
o Geef indien van toepassing duidelijk aan of en waarom je van gestelde doelen bent
afgeweken
o Geef indien van toepassing aan of er nieuwe leerdoelen opgesteld moet worden voor de
resterende stageperiode.

4. Reflectie professioneel functioneren


o Geef aan wat je sterke punten en minder sterke punten zijn in jouw huidige professionele
functioneren en op welke wijze je je sterke punten gaat inzetten en je je minder sterke
punten gaat verbeteren.

 Vormeisen
o Het tussentijdse evaluatieverslag heeft een omvang van maximaal 6 pagina’s (excl. voorblad en
referentielijst).
o De algemene lay-out is overzichtelijk en consistent.
o Lettertype Times New Roman, lettergrootte 12, regelafstand 1.5.
o Het verslag bevat een paginanummering.
o Het verslag bevat geen taal- en spelfouten.

22
o Vaktermen en afkortingen moeten worden uitgelegd.
o Referentielijst conform APA (indien van toepassing)
o Bijlage: logboek met stage-uren en activiteiten

BIJLAGE 4. STAGEVERSLAG
Aan het einde van de stageperiode vindt de eindevaluatie plaats. Ter voorbereiding op deze evaluatie schrijft
de stagiair een stageverslag. Het stageverslag is een weergave van het leerproces dat de stagiair heeft
doorgemaakt tijdens de stage a.d.h.v. reflectie op de leerdoelen en beschrijving van de werkzaamheden.
Daarnaast bevat het stageverslag een academische reflectieopdracht waarbij de praktijk aan de theorie
gekoppeld dient te worden. Als basis voor het stageverslag worden het stagewerkplan en het verslag van de
tussentijdse evaluatie gebruikt. Voorafgaand aan de beoordeling van het stageverslag krijgt de stagebegeleider
de mogelijkheid het verslag te controleren op de aanwezigheid van vertrouwelijke informatie. De EUR-
begeleider beoordeeld het verslag. Het verslag zal besproken worden tijdens de eindevaluatie.

In het stageverslag zijn de volgende onderdelen opgenomen (instructies voor de stagiair):

1. Voorblad (max 1 pagina)


o Stageverslag
o Naam en Studentnummer
o Masterstage Orthopedagogiek
o Studiejaar 20XX-20XX
o Erasmus Universiteit Rotterdam

2. Algemene informatie (max 1 pagina)


o Naam, studentnummer, telefoonnummer, emailadres
o Naam, functie, werkdagen, emailadres, telefoonnummer(s) van je stagebegeleider(s)
o Website en adresgegevens van de stageverlenende organisatie
o Begin en einddatum van de stage, dagen waarop je stage loopt, aantal uur per week zoals
overeengekomen met de stagebegeleider.
o Soort stage: klinisch [met of zonder basisaantekening diagnostiek] of onderzoek

3. Beschrijving van de werkzaamheden (max 1 pagina)


Geef een uitgebreide beschrijving van de verrichte werkzaamheden.
o Zorg dat in de beschrijving de opbouw van/ ontwikkeling in de activiteiten gedurende de
stage duidelijk wordt.
o Maak daarbij onderscheid in oriënterende werkzaamheden (kennismaken met collega’s,
werkwijze, protocollen enz.) en uitvoerende/ondersteunende werkzaamheden
(ontwikkelwerk, onderzoeksprogramma opzetten, administratie, coderen, begeleiding van
cliënten enz.)
o Geef aan in hoeverre je de werkzaamheden zelfstandig hebt uitgevoerd en welke
verantwoordelijkheden je hebt gedragen. Ondersteun de beschrijving met concrete
voorbeelden.

4. Evaluatie van en reflectie op de inhoudelijke leerdoelen.


Geef een kritische evaluatie van en reflectie op de inhoudelijke leerdoelen uit het stagewerkplan.

23
o Reflecteer per leerdoel op het leerproces dat je hebt doorgemaakt.
Sta stil bij de werkzaamheden, aanpak, benodigde begeleiding en ontwikkeling die je hebt
doorgemaakt. Ga daarnaast in op de onderliggende reden van je handelen (o.a. gedachten,
gevoelens, normen/waarden, drijfveren, motieven, opvattingen) t.a.v. het betreffende
leerdoel. Ondersteun je reflectie met concrete illustratieve voorbeelden.
o Evalueer in hoeverre de gestelde leerdoelen behaald zijn. Beschrijf welke werkzaamheden
daartoe hebben bijgedragen. Waar is nog ruimte voor verbetering en hoe wil je daaraan
werken? Wat zijn jouw sterke kanten ofwel kwaliteiten/competenties?
o Reflecteer op de begeleiding gedurende je leerproces. Hoe heb je de begeleiding gedurende
je leerproces ervaren? Voldeed de begeleiding aan jouw behoefte?

5. Evaluatie van en reflectie op de persoonlijke en professionele ontwikkeling.


Geef een kritische evaluatie van en reflectie op de persoonlijke leerdoelen uit het stagewerkplan en je
professionele ontwikkeling
o Evalueer in hoeverre de persoonlijke leerdoelen behaald zijn. Beschrijf het leerproces en
welke werkzaamheden daartoe hebben bijgedragen. Beschrijf hoe de begeleiding heeft
bijgedragen om de gestelde persoonlijke leerdoelen te bereiken.
o Reflecteer op je professionele ontwikkeling: In hoeverre voel je je nu aan het einde van de
stage competent als beginnend basisorthopedagoog? Waar is nog ruimte voor verbetering
en hoe wil je je daarin verder ontwikkelen? Wat zijn jouw sterke kanten ofwel
kwaliteiten/competenties? In hoeverre heb je een persoonlijke werkstijl eigen gemaakt
gedurende de stage?
o Reflecteer in hoeverre je visie op het werk van een orthopedagoog veranderd is of heb je een
eigen visie ontwikkeld?

6. Academische reflectie.
Bespreek de aansluiting tussen de theoretische kennis (opgedaan tijdens de studie) en de
stagewerkzaamheden. Schrijf tweemaal een kort betoog (elk 1 tot 1.5 A4) waarbij twee concrete
onderdelen/situaties van de stage gekoppeld worden aan de theorie/wetenschappelijke literatuur.
Voorbeelden: Tijdens de stage is een behandeling uitgevoerd/training geven, maar wat zijn daarvan
de werkzame elementen volgens de theorie? of Bij de stage-instellingen wordt gewerkt met
verschillende groepen cliënten/kinderen tijdens begeleiding/behandeling/onderwijs, wat is een
effectieve manier om deze groepen samen te stellen volgens de theorie? Voor mogelijke
onderwerpen kan de student ook overleggen met de stagebegeleider.

Aandachtspunten voor het betoog zijn:


o Geef een korte omschrijving van het onderdeel/de situatie op stage/casus.
o Formuleer een concrete vraagstelling n.a.v. de situatie op stage.
o Bespreek de belangrijkste theorieën/literatuur die aansluiten/ nodig zijn om de vraagstelling
te beantwoorden. Geen opsomming, maar integreer de informatie.
o Formuleer een conclusie waarin een antwoord wordt gegeven op de vraagstelling.
o Terugkoppeling naar de praktijk: Geef suggesties om de praktijk/onderzoekssituatie te
verbeteren op basis van de theorie.
o Referenties (APA).

24
Reflectie:
o Klinische of praktijkstage: Geef aan hoe de praktijk zich tot de theorie en opleiding verhoudt.
Geef overeenkomsten en verschillen aan en geef bij eventuele verschillen mogelijke
verklaringen aan.
o Onderzoeksstage: Geef aan hoe de praktijk van onderzoek doen zich tot de theorie en
opleiding verhoudt. Geef overeenkomsten en verschillen aan en geef bij eventuele
verschillen mogelijke verklaringen aan. Binnen welk theoretisch kader kan je onderzoek
worden geplaatst en wat kun je op basis van je onderzoek zeggen over de geldigheid van die
theorie?
Wat heb jij geleerd over de koppeling tussen theorie en praktijk na het schrijven van deze
opdracht?

 Vormeisen
o Het stageverslag heeft een omvang van maximaal 13 pagina’s (excl. voorblad en referentielijst).
o Het stageverslag bevat alle onderdelen.
o De algemene lay-out is overzichtelijk en consistent.
o Lettertype Times New Roman, lettergrootte 12, regelafstand 1.5.
o Het verslag bevat een paginanummering.
o Het verslag bevat geen taal- en spelfouten.
o Vaktermen en afkortingen worden uitgelegd.
o Referentielijst conform APA
o Denk aan beroepsgeheimen en anonimiseer cliëntgegevens
o Bijlage: logboek met stage-uren en activiteiten

25
BIJLAGE 5. BEOORDELINGSFORMULIEREN

Beoordelingsformulier Masterstage

Beste stagebegeleider,

Hierbij vindt u het tussentijds- en eindbeoordelingsformulier. U wordt gevraagd om uw oordeel te geven over
kennis, vaardigheden en professionele houding die belangrijk zijn voor het succesvol vervullen van een
stageopdracht in de context van de opleiding Pedagogische en Onderwijswetenschappen. U wordt verzocht
het functioneren van de stagiair op de verschillende domeinen te beoordelen. Bij de verschillende aspecten
binnen de domeinen kunt u aangeven op welk niveau de stagiair functioneert en een toelichting geven die
deze beoordeling ondersteunt. Wij vragen u dit formulier in te vullen halverwege en tegen het einde van de
stage en het ingevulde formulier met de stagiair te bespreken. Het formulier wordt dus voor zowel de
tussentijdse als eindbeoordeling gebruikt, dit om de groei van de stagiair goed in beeld te krijgen. Het
beoordelingsformulier zal eveneens besproken worden tijdens de tussenevaluatie en eindevaluatie met de
EUR-begeleider.

De EUR-begeleider zal in overleg met u, op basis van het tussentijdse- en eindbeoordelingsformulier, het cijfer
voor het functioneren tijdens de stage bepalen. Het stageverslag (en de scriptie) zal enkel door de EUR-
begeleider beoordeeld worden.

Datum:

Naam stagiair:

Naam stageverlenende organisatie:

Naam stagebegeleider:

Handtekening stagebegeleider:

26
Voldoende
eOnvoldoend

Matig
NVT

Goed

Zeer goed
(Toepassen van) Kennis en inzicht
De stagiair geeft blijk van kennis van en inzicht in voor de
stage(instelling) relevante:

Theoretische pedagogische/onderwijskundige vraagstukken


Praktische en procedurele aspecten van de werkzaamheden van
een pedagoog of onderwijskundige
Pedagogische/onderwijskundige beroepenveld (bijv. de relatie
tussen verschillende organisaties in het veld)
Diagnostische procedures en behandelingsmethodieken
Aspecten van wetenschappelijk pedagogisch en/of onderwijskundig
onderzoek
De student kan bovenstaande toepassen in de praktijk
Totaalbeoordeling Kennis en Inzicht
Toelichting

Voldoende
eOnvoldoend

Matig

Goed

Zeer goed
NVT
Vaardigheden
De stagiair is in staat

Om (onder begeleiding) een onderzoek, interventie of training op te


zetten, uit te voeren en te evalueren
Relevante wetenschappelijke literatuur te selecteren
Om (onder begeleiding) diagnostische instrumenten en/of
onderzoeksinstrumenten toe te passen (denk aan tests, observatie-
instrumenten, interviewprotocollen)
Om schriftelijk/mondeling te rapporteren over de uitkomsten van
diagnose en/of onderzoek
Om collega’s en/of anderen binnen de stage-instelling advies en/of
begeleiding te geven
Bij haar of zijn werkzaamheden rekening te houden met
personen/groepen met verschillende culturele en sociaal-
economische achtergronden
Een kritische houding aan te nemen ten aanzien van
beroepsethische kwesties
Een kritische houding aan te nemen ten aanzien van de
wisselwerking van belangen tussen wetenschap, beleid en praktijk
Totaalbeoordeling Vaardigheden
Toelichting:

27
Voldoende
eOnvoldoend

Matig
NVT

Goed

Zeer goed
Klinische vaardigheden
De stagiair is in staat

Een heldere klacht- en probleemanalyse te formuleren


Een verklaringsanalyse op te stellen
Diagnostische tests af te nemen
Tot interpretatie van resultaten (diagnostisch) onderzoek
Gegevens te integreren
Een indicatiestelling op te stellen
Heldere doelstellingen formuleren
De behandeling adequaat uit te voeren
De behandeling systematisch te evalueren en bij te stellen en kan
verklaringen geven voor het uitblijven van effecten
Tot reflectie op het diagnostisch proces en behandelproces
Totaalbeoordeling Klinische vaardigheden
Toelichting:

Voldoende
eOnvoldoend

Matig
NVT

Goed

Zeer goed
Communicatievaardigheden
De stagiair is in staat

Om op een prettige en professionele manier te communiceren en


samen te werken met collega’s
Om op een prettige en professionele manier samen te werken en te
communiceren met verschillende doelgroepen (als kinderen,
ouders, leerkrachten, beleidsmakers en wetenschappers)
Effectief en respectvol samen te werken en te communiceren met
mensen vanuit verschillende achtergronden (als nationaliteit,
cultuur, sociaaleconomisch milieu en wetenschappelijke discipline)
Totaalbeoordeling Communicatievaardigheden
Toelichting:

28
Voldoende
eOnvoldoend

Matig
NVT

Goed

Zeer goed
Leervaardigheden
De stagiair is in staat

Leerdoelen te stellen en een plan van aanpak te maken om deze


doelen te bereiken
Het eigen leerproces te monitoren en bij te sturen
Feedback te vragen over verrichte werkzaamheden en deze om te
zetten in acties
Te reflecteren op eigen competenties
Totaalbeoordeling Leervaardigheden
Toelichting:

Voldoende
eOnvoldoend

Matig
NVT

Goed

Zeer goed
Persoonlijke en professionele vaardigheden
De stagiair geeft blijk van

Initiatief
Zelfstandigheid
Flexibiliteit
Motivatie
Stressbestendigheid
Adequaat werktempo
Accurate omgang met onverwachtheden/moeilijkheden
Betrouwbaarheid
Juiste wijze van prioriteiten stellen
Oplossingsgerichte werkhouding
Leergierigheid
Sociale eigenschappen om samenwerking te bevorderen
Totaalbeoordeling Persoonlijke en professionele vaardigheden
Toelichting:

29
Beschrijf maximaal 3 punten waarop de stagiair(e) volgens u uitblinkt.

Beschrijf maximaal 3 werk- en of aandachtspunten waar de stagiair(e) volgens u nog aan moet werken.

Overige opmerkingen:

30

You might also like