You are on page 1of 68

CULTUURSOCIOLOGIE samenvatting (slides)

Vooraf (1): Studiemateriaal en structuur van de cursus Studiemateriaal : syllabus + slides De cursus bestaat uit drie delen. 1) Het eerste deel gaat dieper in op het veelhoekige begrip cultuur en biedt een inleiding in de sociologische studie van cultuur. 2) Het tweede deel biedt een overzicht van de voornaamste paradigma s of analysekaders binnen de cultuursociologie. Aan de hand van enkele klassieke of exemplarische studies behandelen we achtereenvolgens de Durkheimiaanse, functionalistische visie op cultuur (cultuur als genstitutionaliseerde waarden en normen), het Weberiaanse, interpretatieve paradigma (cultuur als interpretatie/tekst), het structuralistische paradigma (cultuur als structuur) en de kritische, (neo-)Marxistische visie op cultuur (cultuur als koopwaar). 3) Het derde deel behandelt enkele belangrijke thema s uit het hedendaagse cultuursociologische debat ( capita selecta ), respectievelijk: cultuur en sociale ongelijkheid, etniciteit, religie en posthumanisme, moderniteit/post-moderniteit, tijd en versnelling, digitale cultuur. Enkele thema s zullen worden voorgesteld door gastsprekers. Vooraf (2): Leerdoelstellingen en evaluatie  Leerdoelstellingen: wat moet je kennen/kunnen? Kennis en inzicht verwerven van de belangrijkste analysekaders en paradigma s binnen de cultuursociologie In staat zijn om enkele alledaagse maatschappelijke en culturele fenomenen (bvb. sport, mode, religie, etc) te analyseren m.b.v. de aangereikte cultuursociologische inzichten en begrippen Evaluatie Open boek examen, uitgezonderd de collegeslides, die gekend moeten zijn Examen met 4 vragen: 1) Open vraag; 2) een afbeelding, kranten- of tijdschriftartikel: te duiden vanuit de cursus; 3) 2 termen of concepten: te duiden en uit te leggen 3) n zelf voorbereide vraag, stelling, voorbeeld (door mij gekozen uit een lijst van 2 door u voorbereide stellingen, vragen, voorbeelden etc.)

1. Hoofdstuk 1 : Wat is Cultuur(-sociologie)?


Culture is one of the two or three most complicated words in the English Language (Raymond Williams) Kultur ist einer der Schlimmsten Begriffe die je gebildet worden sind (Niklas Luhmann) Culture being a pursuit of our total perfection by means of getting to know, on all the matters which most concern us, the best which has been thought and said in the world (Matthew Arnold) A) Het evaluatieve of humanistische cultuurbegrip Etymologisch stamt het van het Latijnse cultura dat afgeleid is van colere: cultiveren, vruchtbaar maken. In 1952 maakten de antropologen Alfred Kroeber and Clyde Kluckhohn een lijst op met 164 definities van "cultuur" in Culture: A Critical Review of Concepts and Definitions, maar meestal wordt de term in n van de volgende drie betekenissen gebruikt: Ten eerste kan de betekenis van de term cultuur kan beperkt worden tot de sfeer van de letteren en schone kunsten, dus tot het domein van de zogeheten hoge cultuur, omdat die het beste van de mens zou belichamen. ( Matthew Arnold)  Deze invulling van cultuur grijpt eigenlijk terug op de oorspronkelijke Griekse betekenis van actieve , cultiverende vorming.  Dit humanistische cultuurbegrip is selectief en verwijst naar ideaal van individuele verfijning dat tot uitdrukking komt in het gedrag en dat gedragen wordt door een bepaalde klasse en traditie. Aanvankelijk was dit cultuurideaal verbonden met de aristocratie (verfijning en geestelijke adel waren aan blauw bloed gebonden) maar vanaf de 18 e Eeuw ontstaat een burgerlijk cultuurideaal: vermogen van cultuur en beschaving was bij ieder in principe aanwezig. Cultuur betekende in deze visie persoonlijkheidsvorming , een mentale activiteit waar ieder individu voortdurend aan moest blijven werken. Die actieve culturele vorming komt tot uiting in verwante termen als beschaving, het Franse civilisation en het Duitse Bildung.  Dit evaluatieve of humanistische cultuurbegrip vormt nog altijd een belangrijke legitimatie voor het huidige cultuurbeleid dat de letteren en schone kunsten voor het brede publiek toegankelijk wil maken.  Een belangrijk onderdeel van de huidige cultuursociologie richt zich op de sociale conditionering van de productie, distributie en consumptie van cultuur in deze beperkte betekenis (kunst, muziek, theater, mode, literatuur, etc.)

B) De antropologische omnibusbepaling: alle opvattingen, waarden en praktijken die gedeeld en overgeleverd worden in een groepering De bestaande bepalingen van cultuur in de sociologie zijn allen afgeleid van het 20e eeuwse antropologische cultuurbegrip dat stelt culture is the entire social heritage (Kroeber), een bepaling die duidelijk tegengesteld is aan het humanistische cultuurbegrip In de 19e eeuw bestond geen duidelijk onderscheid tussen ras en beschaving [tussen biologisch-genetische constitutie en cultuur]. Voor de eerste antropologen was het daarom belangrijk om het culturele van het biologische te onderscheiden en aan te tonen dat hoe mensen leven, wat zij wensen en denken in grote mate afhangt van de groepering waarin ze leven. Pas in de loop van de twintigste eeuw groeit het besef dat mensheid biologisch/genetisch zeer homogeen is, en dat de verschillen liggen op het van leefwijzen, gebruiken, taal, kortom: op het vlak van cultuur Het gaat om een niet-selectief, neutraal, descriptief cultuurbegrip: cultuur is al datgene wat niet-biologisch bepaald is, (m.a.w. wat aangeleerd is) waarbij we beter van culturen dan cultuur spreken (elke groep heeft zijn cultuur). Cultuur is niet een kenmerk van een beperkt aantal samenlevingen maar een algemeen menselijke eigenschap, die ons onderscheidt van de dieren. Cultuur vervult de functie die instincten voor de dieren vervullen (Gehlen s Mngelwesen ) C) Het hedendaagse, sociaal-wetenschappelijke cultuurconcept : cultuur als representaties of betekenisgeving De antropologische omnibusbepaling (alle praktijken, instituties, gewoonten, overtuigingen, etc. die van generatie op generatie worden overgeleverd) wordt vandaag als te vaag en alomvattend beschouwd. Na WO II is een meer beperkte opvatting van cultuur tot stand gekomen die cultuur beschouwt als symboolsystemen die sociale actoren gebruiken om betekenis aan de werkelijkheid te verlenen. De functie van cultuur is betekenis toekennen aan de wereld en die begrijpelijk /zinvol te maken. In tegenstellig tot het idee dat cultuur enkel te maken heeft met enkele specifieke maatschappelijke domeinen zoals kunst en de letteren gaat de hedendaagse sociologische opvatting van cultuur er van uit dat alle maatschappelijke domeinen, ook bvb. domeinen als economie en politiek, die vaak als niet-culturele maatschappelijke sferen worden beschouwd, met betekenis zijn doortrokken (zie vb. volgende slide). Cultuursociologie gaat in dit opzicht dan ook veel verder dan de loutere studie van culturele instituties zoals de schone kunsten, film, etc.

In de sociologie zijn wel 2 belangrijke varianten, invullingen van het cultuurbegrip ontstaan: n traditie grijpt terug op Durkheim(of althans, een specifieke lezing van zijn werk); datgene wat hij als een collectief bewustzijn noemt, zijn sociologen na hem gaan beschouwen als de kern van iedere cultuur: een collectief gedeeld geheel van opvattingen, voorstellingen of representaties (in die laatste term herkennen we het Franse en Engelse woord voor voorstelling: reprsentation resp. representation). De andere traditie gaat terug op Weber en ziet (actieve) interpretatie of betekenisgeving als de kern van cultuur. Een voorbeeld van de culturele economie : de Sports Utility Vehicle  Een van de grote economische successen van het laatste decennium, maar nu op de retour. Deze economische conjunctuur kan enkel verklaard worden door het mee in rekening nemen van cultuurpatronen en sociale betekenisgeving. SUV is daarmee een mooi voorbeeld van de intense verwevenheid van economische en culturele fenomenen  De redenen voor het enorme economische succes, (eerst in de VS, maar nadien ook in andere markten) heeft te maken met de manier waarop is ingespeeld op enkele centrale culturele waarden en levensstijlen van de middenklassen 1) Veiligheid 2) Ze spelen in op de steeds groter wordende behoefte aan bagageruimte voor vrijetijdsbesteding 3) Doorheen doelgerichte advertentie zijn SUV s geassocieerd geworden met vrijheid n met macht en glamour

D) Het mentalistische cultuurbegrip y Cultuur is een mentaal of ideel iets want het gaat om opvattingen of ideen

y Het collectief bewustzijn van een sociaal verband een aparte realiteit: het is een sociaal feit (en dus: bovenindividueel, aan individuen voorgegeven, en dwingend want gesanctioneerd) y Het mentalistische cultuurbegrip gaat er van uit de kern van iedere cultuur drievoudig is: Overtuigingen (opvattingen over wat is) stutten waarden (opvattingen over het wenselijke), en waarden worden op hun beurt vertaald in meer concrete normen (opvattingen die zeggen hoe het hoort (en wat niet hoort ) en de vorm hebben van concrete gedragsregels en handelingsvoorschriften) y Het gaat m.a.w. om genstitutionaliseerde cultuur die wordt bewaakt via positieve en negatieve sancties, of beloningen en straffen, en nieuwkomers tevens aangeleerd wordt via processen van primaire, secundaire of tertiaire socialisatie. y Door de onderlinge aansluiting van overtuigingen, waarden en normen geeft een cultuur meestal een zekere mate van consistentie of samenhang tussen de verschillende componenten te zien, wat het gebruik van de notie cultuurpatroon wettigt.

y Tegelijk bestaat er meer dan eens sociale onenigheid over de vertaling van een overtuiging in een waarde, en van waarden in normen (bvb. Meerderheids- en minderheidsculturen, subcultuur, contra-cultuur). y Mentalistisch cultuurbegrip focust zoals gezegd op de genstitutionaliseerde opvattingen binnen een sociale groep en kent aan waarden, evenals de achterliggende overtuigingen, een motiverende kracht toe: aangehangen waarden en overtuigingen verklaren bijvoorbeeld (mee) waarom mensen op een bepaalde partij stemmen, zich eerder tolerant of etnocentrisch opstellen, etc. In de sociologie is de overtuiging dat waarden een causale motiverende kracht hebben (althans voor de leden van die cultuur) tot uitdrukking gekomen in survey-onderzoek en de statistische zoektocht naar achterliggende culturele patronen (bvb. instrumenteel individualisme versus moreel individualisme ) E) Het interpretatieve of symbolische cultuurbegrip Ht kernbegrip binnen de tweede benadering is de notie van betekenisgeving of interpretatie en spoort de meer algemene visie dat wij cultuurmensen zijn, begiftigd met het vermogen ( ) aan de wereld een zin te verlenen (Max Weber) Een veelgeroemde definitie:
5

Cultuur is een historisch doorgegeven patroon van betekenissen dat is belichaamd in symbolen, een systeem van overgeleverde opvattingen, dat is uitgedrukt in symbolische vormen, waarmee mensen hun kennis van en houding tegenover het leven communiceren, bestendigen en ontwikkelen (Clifford Geertz)    Alle betekenisgeving verloopt via symboolsystemen, want er zijn geen losse eenmalige tekens Systeem = elementen die op een bepaalde manier met elkaar samenhangen (bvb. Wiskunde, kaartspel, taal). Symbolen verwijzen naar elkaar. Gedeeld symbolensysteem : er bestaan geen privtalen (Wittgenstein). Om mentale ervaringen uit te drukken moet je per definitie beroep doen op gedeelde uitdrukkingen en symbolen. Prive-symboolsystemen (bv. Schizofrenie) kunnen niet publiek worden erkend. Symbolische context verleent samenhang en betekenis aan handelingen en gebeurtenissen. Symbolensysteem dat een orintatie biedt ten aanzien van het zelf, de anderen, de natuur en dat zowel Cognitief Affectief Volitief

 

Symbolen of tekens: enkele basisinzichten  Betekenis als idee heeft een materile drager nodig om berhaupt uitgedrukt te kunnen worden Symbool = voertuig van betekenis Symbolen kunnen talig of niet-talig zijn maar taal is binnen ieder sociaal verband wel het primaire medium van zowel individuele betekenisgeving als symbolische communicatie basisinzicht van F. de Saussure ; taal (langue) als een objectief tekensysteem van differentile, negatieve verschillen (A=A omdat A B, C, D, etc.) dat het individuele spreken (parole) voorafgaat en mogelijk maakt. De koppeling van betekenaar en betekenis is alweer een kwestie van conventie of codering en daarom principieel arbitrair; binnen een specifieke taalgemeenschap ligt dat anders en is de codering dwingend. Realiteit is daarom altijd een specifieke culturele realiteit , realiteit voor zover daar betekenis aan wordt gegeven. Symbool/betekenis = Vorm/Inhoud = Betekenaar/betekende

 

Binariteit als principe van culturele betekenisgeving (Lvi-Strauss)   Cultuur = collectieve verzameling van binaire onderscheiden Tussen deze onderscheiden bestaat een zekere samenhang: binaire categorien worden door het associatieve symboliserende denken aaneengeregen tot kettingen (consistente cultuurpatronen) Cultuurpatronen zijn cathectisch van aard, d.w.z. ze worden beladen met emotionele en morele connotaties Komt neer op het naturaliseren of het herleiden van cultuur tot de natuurorde of relaties die men tot een onwrikbare orde wil herleiden Binaire symbolische categorien functioneren op voorbewust niveau

Voorbeeld: binariteit als principe van culturele betekenisgeving         Man Gecultiveerd Rechtlijnig Hard Rationeel Onafhankelijk Publieke sfeer Etc. <-> Vrouw Natuurlijk Rond Zacht Emotioneel Zorgend Priv sfeer

Is cultuur wel coherent?  De idee van cultuur als een systeem van symbolen veronderstelt een zeker patroon, eenheid, coherentie Men kan zich echter afvragen of antropologen zoals Geertz de coherentie van culturele systemen niet overschatten, mede omwille van het feit dat ze meestal kleine, gesloten en relatief simpele (i.e. weinig gedifferentieerde) samenlevingen bestudeerden In elke cultuur vind je evenwel gebrek aan samenhang. Niet alle leden kennen heel de cultuur en iedereen geeft zijn eigen interpretatie aan symbolen, waarden, etc.

De coherentie van een symboolsysteem is dus geen thick coherence maar een thin coherence (Sewell), en dat geldt zeker voor de hedendaagse wereldmaatschappij, waarin bijna geen afgesloten, traditionele culturen meer bestaan

Een ander voorbeeld van coherentie: de Herderiaanse traditie in het denken over etniciteit en cultuur ( Etnisch-cultureel essentialisme )  J.G. Herder (1744-1803) : grondlegger van de idee dat elke etnische groep een historische gegroeide en unieke cultuur vormt Taal, godsdienst en cultuur zijn het criterium voor de eenheid van de groep, en vormen een uitdrukking van de collectieve ervaring. En van de eersten om de stelling te verdedigen dat de taal het denken bepaalt. Politieke structuren zijn, net als taal, de resultaten van nationale tradities. Voorloper van het multi-culturalisme : hij betreurt de verscheidenheid van talen en volken niet, de Volksgeist moet juist gekoesterd worden. Zo zouden schrijvers en geleerden verplicht zijn de taal te zuiveren van vreemde woorden; en volksliederen en folklore dienen in ere hersteld te worden. Taal en cultuur binden mensen immers aan elkaar en zorgen voor sociale integratie. Idee van een etnisch-culturele essentie leidt politiek vaak naar nationalisme , de politieke eis dat de natie en de staat moeten samenvallen (etnisch-cultureel zelfbestuur). Cultureel essentialisme kan in bepaalde gevallen afglijden naar racisme, m.n. wanneer etno-culturele verschillen als aangeboren, en onveranderlijk worden beschouwd.

De hedendaagse cultuur als open, contradictorisch, gecontesteerd en veranderlijk (pace assumpties van het klassieke antropologische model)  De hedendaagse samenleving wemelt van symboolsystemen die allemaal samen en door elkaar gehanteerd worden (=syncretisme, creolisering). De idee van gesloten of afzonderlijke culturen is grotendeels inhoudsloos geworden. hedendaagse cultuur wordt m.a.w. gevormd door de negatie van een vaste cultuur. Symbolen hebben altijd een meerduidige betekenis; hun mogelijke betekenissen verschillen al naargelang en diegene die interpreteert. Een bepaald symbool (bvb. hoofddoek) kan in heel verschillende contexten opduiken en tegengestelde betekenissen krijgen. Traditionele (bvb.door antropologen bestudeerde) culturen, waren zich ook bewust van interne contradicties in de cultuur, maar hier werd dit meestal opgelost,

geharmoniseerd in een rituele, symbolische vorm (bvb. Geertz analyse van het hanengevecht, heilige triniteit in het Christendom) Cultuur wordt overgeleverd n verandert voortdurend  Cultuur wordt permanent gereactiveerd, heropgebouwd door sociale actoren. Dit hangt samen met de non-uniformiteit van cultuur: er bestaat steeds rekbaarheid en interpretatieruimte Doordat vele mensen bepaalde normen in deze of die richting overschrijden, verandert de cultuur. Een zekere mate van normoverschrijding is dus essentieel voor de levenskracht van een cultuur. Traditionele culturen zeggen de traditie in ere te houden, moderne culturen staan er op innovatief te zijn. Dat is allebei met een korrel zout te nemen. Het tempo van cultuurverandering verschilt wel; bovendien zijn er altijd bepaalde cultuurstukken die niet of nauwelijks veranderen en andere die sneller veranderen.

2. Hoofdstuk 2: Cultuur, Symbolische grenzen en identiteit


A) Identiteit en symbolische grenzen?  Etymologisch verwijst identiteit naar het geruststellende gevoel deel uit te maken van een groep waaraan men min of meer identiek is of bepaalde kenmerken mee deelt (het Latijnse identitas betekent gelijkheid). M.a.w. een gevoel van toebehoren aan een bepaalde groep.  Identiteit of gelijkheid kan echter alleen ontstaan doordat een onderscheid wordt gemaakt met diegenen die anders zijn  individuen of groepen kunnen identiteit (wie ze zijn) ook alleen maar verwerven door zich te spiegelen (imitatie) aan anderen , door identiek te zijn aan wat de Ander ons voorhoudt  Alle processen van identiteitsconstructie (persoonlijke of sociale) impliceren dus een zeer ingewikkelde interactie tussen gelijkheid en verschil , tussen identificatie en separatie , tussen insluiting en uitsluiting  Vandaar ook dat sociale of culturele identiteiten maar kunnen ontstaan doordat een spreekwoordelijke, symbolische grens wordt getrokken tussen wij en zij . Die grens is symbolisch van aard omdat het verschil tussen wij en zij wordt uitgedrukt door symbolen (waar beide partijen dan heel verschillende betekenissen aan geven) (Cf. Video Them ) B) Bvb. de identiteitsverwerving van het kind y Het belangrijkste en logisch gezien ook het eerste proces voor de identiteitswerving is de identificatie met de woorden en de beelden van de ander. Lacan bvb. bespreekt de interactie baby-ouder als een gedurig spiegelen (zowel letterlijk, via het spreken als figuurlijk, via de gezichtsuitdrukking), waarbij baby s leren te voelen wat ze gezegd worden te voelen, worden wie ze gezegd worden te zijn (dit is ook noodzakelijk cf. wolfskinderen) y Het logisch gezien tweede proces binnen de identiteitsverwerving gaat diametraal de andere richting uit en impliceert een afstandname van de ander en diens spiegeling (eerste hoogtepunt: de koppigheidsfase) y Dit tweede proces heeft alles te maken met een intussen ontwikkelde mogelijkheid bij het kind om het verschil te zien tussen ik en de anderen. Aanvankelijk zijn kinderen niet in staat hun eigen ik , standpunt, ervaring, van die van anderen te onderscheiden. Ze slagen er niet in om zichzelf te zien als object , of anderen te zien als kijkend met een eigen ik . Vandaar ook het

10

belang van het kinderlijke spel als taking the role of the other (George H. Mead) y Vanaf ongeveer drie jaar zal ontwikkeling van identiteit meer en meer gericht worden op twee aspecten: gender (jongen/meisje) en generationele identiteit (kind/ouder). Nadien komen ook andere identiteitskenmerken in het vizier, o.m. onder invloed van de peer-group. Algemeen komt volledige identiteitsontwikkeling neer op een voortdurende vliegwielbeweging tussen samenvallen met ( identificeren ) en afstand nemen van de ander C) Ook sociale identiteit is het product van een onderscheiding tussen wij/de anderen Symbolische grenzen worden gehanteerd om een onderscheid te maken tussen onszelf en anderen: gelijkheid kan enkel (h)erkend worden indien het onderscheiden wordt van iets anders; sociale inclusie veronderstelt dus logischerwijze exclusie Doorheen ons lidmaatschap van sociale klassen, professionele groepen, bewoners van een bepaalde wijk, stad of regio, etnische of raciale groepen, voeren wij bewust of onbewust grenswerk uit waarmee de eigen groep onderscheiden van anderen Sommigen van die groepen zullen sterkere grenzen met zich meebrengen dan andere groepen, al is dat onderhevig aan verandering. Bvb. lidmaatschap van religieuze groeperingen had vroeger een sterk labelend effect, maar dat effect is sterk afgenomen; de scholing daarentegen neemt aan belang toe voor het afgrenzen van de eigen groep en het indiceren van sociale status (cf. homogamie de symbolische grenzen die hoogopgeleiden D) Waarom trekken we grenzen tussen onszelf en de anderen ? Aangezien we onszelf maar kunnen definiren door ons te onderscheiden van anderen is grenswerk is een inherent en onvermijdelijk onderdeel van identiteitsconstructie en het dagelijkse identiteitsmanagement (cf. Goffmann). Grenzen emergeren quasi automatisch wanneer we proberen te definiren wie we zijn en van daaruit afleiden hoe en op welke vlakken we gelijken op en verschillen van anderen. Daardoor emergeren automatisch sociale typificaties van wie ik ben of wij zijn en wie anderen zijn. Door sociale onderscheidingen te maken, communiceren of signaleren wij aan anderen wie we zijn (en: hoe we gezien willen worden) en ontwikkelen we een gevoel van waardigheid en eer (cf. Goffmann facework) In dat opzicht is een groot deel van het sociale leven te beschouwen als sociaal grenswerk waarbij men schaamte of gezichtsverlies (cf. Erving Goffmann)

11

probeert te vermijden en een positieve zelf-identiteit probeert te bewaren door de grenzen van de groepen waarmee we ons identificeren

E) Symbolisch grenswerk

F) Sociaal grenswerk als allesdaagse, praktische activiteit: de performativiteit van sociale identiteit (vb. gender)  Sociaal grenswerk is niet alleen een mentale activiteit [van betekenisgeving of classificatie], maar moet worden uitgehandeld ( enacted ) en versterkt doorheen een grotendeels zichtbaar geheel van praktische, symbolische activiteiten Sociale identiteiten moeten performatief vertolkt worden. Bijvoorbeeld het man/vrouw onderscheid (cf. Doing Gender )  Genstitutionaliseerde culturele identiteiten als man of vrouw en de ermee samenhangende betekenissen bezitten een performatieve of werkelijkheidsvormende kracht dankzij hun gedurige herhaling doorheen allerlei soorten lichaamsgebonden handelingen. Doorheen onze gedragingen als een welbepaalde manier van lopen of zitten, gaan we onze genderidentiteit als het ware belichamen.  Gender blijkt dus performatief te zijn. Het brengt de identiteit tot stand die het pretendeert te zijn. In deze zin is gender altijd een kwestie van doen ( ). Er zit geen genderidentiteit achter de uitdrukkingen van gender; die identiteit wordt juist performatief gevormd door de uitdrukkingen [de gedragingen] die eruit vooruitgekomen zouden zijn  Omdat het gender-onderscheid actief vorm gegeven moet worden, is het tot op zekere hoogte manipuleerbaar (cf. transvestie), maar de sociaal gecodeerde belichaming van mannelijkheid en vrouwelijkheid betekent dat ruimte voor manipulatie beperkt is (wil men tenminste als vrouw of man herkend worden)

12

G) Sociaal grenswerk  Door onze participatie in een hele reeks sociale groepen helpen wij allemaal mee aan de voortdurende activering en reproductie van elkaar bestrijdende symbolische grenzen waarmee we de eigen groepen definiren en anderen labelen als lid van bepaalde andere groepen  Symbolische grenzen veronderstellen zowel een insluiting (van het wenselijke) en een uitsluiting (van het onwenselijke). Ze impliceren ook een derde, grijze zone van elementen die ons koud of indifferent laten (cf. concentrische cirkel)  De mensen die uitgesloten worden door onze grenzen zijn diegenen waarmee we ons niet willen associren en waar tegenover we afwijzing, afstand en zelfs agressie ten toon spreiden (bv. uitermate gereserveerd communiceren), bij wijze van je begrijpt dat ik beter ben dan jou . Zulk uitsluitend of exclusief gedrag worden door diegene die uitsluit ervaren als ongemak of genant terwijl diegenen die uitgesloten worden dit als koud of als een dikke nek ervaren  Dit afstandelijke gedrag kan gecontrasteerd worden met vriendelijk , warm of inclusief gedrag, waarbij je anderen comfortabel of op hun gemak doet voelen door hen het gevoel te geven dat hun eigen groepsidentificaties niet strijdig zijn met die van jou

H) Een terminologische verduidelijking: groep/categorie  Dat het onderscheid wij/zij geconstrueerd door een symbolische grens, impliceert ook dat er twee dimensies zijn aan de constructie van collectieve identiteit (of nog: twee verschillende types van collectieve identiteit)

13

De leden van een sociale groep identificeren zich met de groep, herkennen zichzelf als leden van de groep. De groepsidentiteit is m.a.w. het product van een collectieve interne definiring. De sociale categorie daarentegen wordt in eerste instantie geconstrueerd door externe observatoren, die mensen aan de hand van een of meer criteria in eenzelfde categorie groeperen (kan gaan om populaire classificaties maar ook classificaties die worden gebruikt in sociaal-wetenschappelijk onderzoek en overheidsbeleid). De sociale categorie is wel steeds het product van een collectieve externe definiring Groepsidentificatie veronderstelt echter altijd sociale categorisatie, maar het omgekeerde is niet altijd het geval  Wanneer leden zich met een specifieke groep identificeren is dat sociologisch relevant of reel . Het zijn in de eerste plaats de processen van interne collectieve definiring die bepalen of een groep bestaat Maar een groep die enkel en alleen erkend wordt door zijn leden een geheime groep bvb. kan moeilijk een sociaal bestaan leiden (het bestaan van de groep dreigt op zijn minst bekend te worden voor externe observatoren). In de regel veronderstelt groepsidentificatie externe collectieve categorisatie. Groepsidentificatie is ook altijd een door anderen geattribueerde identiteit. Aangezien we in onze relaties met anderen steeds identificaties met gelijken en disidentificaties met anderen produceren, bestaan groepen steeds in relatie tot andere groepen (=relationeel standpunt): we categoriseren en worden tegelijk ook gecategoriseerd door anderen. Groepsidentificatie gaat steeds gepaard met sociale categorisatie (erkenning door anderen). Er kunnen zelfs situaties zijn waarin groepsidentificatie gegenereerd wordt door voorafgaande categorisatie . Officile categorien bvb. kunnen bestaande sociale groepen versterken of zelfs volledig nieuwe sociale groepen in het leven (bvb. categorie Hispanics in de VS) Sociale categorisatie sluit dus steeds de mogelijkheid in van groepsidentificatie , maar dat hoeft niet steeds het geval te zijn (bvb. louter statistische categorien)

I) De constructie van sociale identiteiten = de sociale organisatie van verschillen (Frederik Barth)  Sociale of collectieve identiteiten zijn ongoing processes , aspecten van de gedurige organisatie van alledaagse interactie en het alledaagse leven. We

14

moeten ze m.a.w. niet begrijpen als een onderdeel van een voorafgegeven cultuur De constructie van een collectieve identiteit is relationeel, d.w.z. het vindt vooral plaats aan en over de grenzen tussen de ene groep en andere groepen, tussen collectieve interne definiring en collectieve externe definiring Collectieve identiteiten worden bijgevolg geconstrueerd in transactie met anderen en zijn daarom ook (potentieel) onderhandelbaar, situationeel en flexibel Zowel individuele als collectieve identiteit is een kwestie van attributie : individuen zichzelf een identiteit toeschrijven, en krijgen door anderen een bepaalde identiteit aangemeten; collectief geldt hetzelfde: groepen identificeren zichzelf en worden door anderen gecategoriseerd. Omwille van dit samenspel tussen collectieve interne identificatie en externe collectieve categorisatie zijn collectieve identiteiten ook inherent politiek van aard: ze belichamen, weerspiegelen of interpreteren machtsverhoudingen tussen groepen onderling; symbolische grenzen kunnen ook bijdragen aan sociale ongelijkheid en die versterken/verzwakken

J) De symbolische constructie van gelijkheid of gemeenschappelijkheid Sociale of collectieve identiteit gaat niet alleen over verschil met anderen maar ook over wat we delen met gelijken . Groepsidentificatie veronderstelt dat de groepsleden zichzelf op zijn minst enkele gemeenschappelijke kenmerken toeschrijven Die gemeenschappelijke kenmerken worden in de regel aangegeven door algemene (imaginaire) omschrijvingen en door symbolen die het verschil op een concrete manier verbeelden a. Gedeelde rituelen en symbolen genereren een gevoel van gemeenschappelijkheid (cf. Durkheim) b. De termen gemeenschap of cultuur zijn zelf ook symbolen waar mensen beroep op kunnen doen, zowel strategisch als retorisch. Het zijn m.a.w. moreel geladen termen die zich makkelijk politiek en ideologisch laten inzetten als silent persuaders (Vance Packard); ze geven niet alleen aan hoe dingen zijn, maar ook hoe ze zouden moeten zijn

15

K) De symbolische constructie van gemeenschappelijkheid (2)  Lid zijn van een bepaalde gemeenschap of cultuur betekent dat men een gevoel deelt van een zekere gemeenschappelijkheid . Maar dit sluit geenszins een lokale waardenconsensus of gedragsconformiteit in : symbolen (bv. de Vlaamse vlag) en termen als cultuur zijn juist symbolisch omdat ze heel vaag en abstract zijn en verschillende (niet-congruente) betekennissen met elkaar verknopen. Mensen kunnen dus tot op zekere hoogte zelf invullen wat ze onder die symbolen verstaan  Gedeelde symbolen en een gedeeld symbolische discours dat wij en zij onderscheidt representeren gemeenschappelijkheid en consensus maar maskeren daardoor steeds feitelijk bestaande variteit en dissensus  Dit heeft ook een positieve maatschappelijke functie: je kan zeggen dat de symbolische constructie van gemeenschappelijkheid allows people who have to get on with each other, to do so without having to explore their differences in damaging detail (Cohen)  Cohen suggereert ook dat symbolische grenzen (van sociale identiteit ) steeds belangrijker worden naarmate geografische grenzen minder belangrijk worden ( mondialisering ). Het benadrukken van de eigen identiteit en
16

symbolische grenzen is in dit opzicht ook altijd een antwoord op de toenemende aanwezigheid van verschillen , van anderen  In some cases the hardening of an apparently traditional identity may actually serve as a smokescreen, behind which substantial change can take place with less conflict and dislocation

L) De sacralisering van symbolen (Durkheim)  Symbolen drukken collectieve overtuigingen en idealen uit, d.w.z. abstracte ideen , die zoals Durkheim schreef wortelloos, beweeglijk zijn en de neiging hebben om te vervloeien Maar aangezien deze collectieve symbolen de enige tastbare manier zijn om collectieve gevoelens van gemeenschappelijkheid en samenhorigheid uit te drukken, hecht men zich sterk aan de symbolen zelf.

Het symbool zelf wordt dan gesacraliseerd : de collectieve overtuigingen en waarden kunnen slechts worden beleefd, en eer worden betuigd, indien ze worden belichaamd in concrete objecten, formuleringen, beelden, etc. De verering of schending van een collectief symbool leidt dan tot dezelfde (emotionele) reacties als werd de groep zelf vereerd of beledigd.

M) Them van Arthur Zmijewski Videoregistratie van een sociaal experiment waarvoor de Poolse kunstenaar Arthur Zmijewski vertegenwoordigers van vier maatschappelijke groepen, actief in het publieke leven van Polen, bij elkaar bracht Experiment = 7 daagse workshop rond de uiteenlopende (sociale, politieke, morele) overtuigingen van deze groeperingen, nl. Neo-nationalistische Poolse jongeren, katholieke Poolse vrouwen, joodse jongeren en jonge linkse activisten. Zmijewski vraagt elk van die groepen hun positie of identiteit te formuleren door hun beelden of symbolen weer te geven, te schilderen op een groot stuk papier. In een volgende fase worden de verschillende partijen uitgenodigd te reageren op elkaars creaties, elkaars symbolen. Deze video toont ons de realiteit van de vorming en reproductie van groepen aan de hand van symbolisch grenswerk. Door een context van confrontatie te scheppen tussen groepen, wordt iedereen zich plots erg bewust van de

17

symbolische identificatie met de eigen groep , wat al snel leidt tot de vorming van nduidige kampen tussen ons en de ander Toont ook duidelijk de sociale realiteit van symbolische hechtingen en de manier waarop symbolen gemobiliseerd worden om de groepsidentiteit uit te drukken, en tegelijk het risico lopen op een heel andere manier te worden genterpreteerd.

18

3. Hoofdstuk 3 : De durkheimiaanse, functionalistische visie op cultuur


1) Durkheim: de menselijke nood aan normatieve regulering  Volgens Durkheim hebben mensen behoefte aan externe regels omdat ze anders (als instinct-arme wezens) in een situatie van te veel mogelijkheden terechtkomen  Anders dan bij dieren stuiten de menselijke behoeften en verlangens niet op natuurlijke grenzen. Te veel vrijheid is onleefbaar.  Cultuur heeft een ontlastingsfunctie . Normaliter geeft de cultuur ( conscience collective ) als moreel verplichtende werkelijkheid ( sociale feiten ) vorm aan individuele opvattingen, strevingen of handelingen  In deze visie verzekeren collectieve voorstellingen en normen een regelmatig en voorspelbaar verloop van het samenleven  Wanneer de genstitutionaliseerde cultuur ontregeld geraakt of wegvalt, komt men volgens Durkheim terecht in een situatie van anomie (= regelloosheid) (bvb. Plotse inkomensstijgingen of dalingen, juridische mogelijkheid tot echtscheiding, ..) 2) Parsons functionalistische visie op cultuur (cultuur als normatieve integratie ) A) Parsons herformulering van de nood aan culturele of normatieve regulering: het probleem van dubbele contingentie - Hoe is sociale orde (of nog: regelmatige, geordende sociale interactie) mogelijk, ondanks de gedurige wederzijdse afhankelijkheid of dubbele contingentie van ego en alter ? - bvb. Hoe kan geordende interactie ontstaan tussen twee onbekenden? - Probleem van dubbele contingentie = Ego maakt zijn initiatief, handelingen afhankelijk van Alters gedragingen. Omgekeerd stelt Alter zijn gedragingen contingent tot die van Ego - Patsituatie kan volgens Parsons enkel doorbroken worden via culturele richtlijnen die zowel Ego als Alter als richtinggevend of bindend beschouwen - Het probleem van orde, en dus de aard van de integratie van stabiele systemen van sociale interactie, d.w.z. van sociale structuur, cirkelt rond de integratie van de motivatie van de actoren met de normatieve culturele standaarden die het handelingssysteem integreren ( ) de stabiliteit van de interactie is afhankelijk van de voorwaarde dat de specifieke handelingen ( ) van beide partijen zich orinteren aan gemeenschappelijke standaarden, want enkel in termen van zulke
19

standaarden is orde in de communicatie en in motivationele contexten mogelijk B) Normatieve integratie Hoe komt het dat sociale actoren hun handelen orinteren aan gedeelde normen? psychoanalyse: internalisering van normen in het persoonlijkheidsssysteem Hoe kunnen normatieve patronen richtinggevend zijn voor het sociale handelen ? Culturele antropologie: cultuur als aparte, sturende realiteit  Parsons herdefinieert sociale ordevraagstuk als een driehoeksverhouding: het sociaal systeem is maar geordend of gentegreerd indien culturele patronen genstitutionaliseerd worden in de rolpatronen van het sociale systeem enerzijds en genternaliseerd worden in het persoonlijkheidssysteem anderzijds Normatieve integratie: integratie van motivationele en culturele factoren theoretische assumptie, empirisch te testen

Cultuur (waarden & overtuigingen

Institutionalisering

internalisering
Persoonlijkheidssysteem (motivatie)

Sociale systeem (rolpatronen)

C) Parsons socialisatietheorie: de internalisering van waardepatronen in de moderne maatschappij  Aanleren van rolpatronen (gedragsverwachtingen) en het internaliseren van waardenorintaties en normen gebeurt doorlopend via proces van socialisatie  Doorheen socialisatieproces bouwt men de capaciteit op om rollen te spelen en nieuwe rollen aan te leren

20

 Gefaseerd proces: individu neemt steeds meer rollen op en leert zich te bewegen in steeds breder wordende sociale cirkerls; deze gedifferentieerde sociale inclusie maakt meer individuele autonomie mogelijk  Van affectief geladen relaties en toegeschreven posities naar affectieve neutraliteit en achievement (zie infra)

3) Modernisering als functionele differentiatie en culturele generalisatie  Naarmate de maatschappij complexer wordt, dringt zich een toenemende arbeidsverdeling en specialisatie op spiraalbeweging waarbij meer differentiatie meer complexiteit met zich meebrengt, wat meer specialisatie vereist  Voorbeeld: van de familie als multifunctionele eenheid (ec. Productie, opvoeding, scholing, religie, ontspanning, etc.) tot gespecialiseerde gezinsfunctie  Functies in de moderne maatschappij worden hoe langer hoe meer waargenomen door gespecialiseerde organisaties met daartoe opgeleide professionals  Culturele generalisatie: toenemende differentiatie gaat gepaard met generalisering van waarden en normen A) Een voorbeeld van waardengeneralisering (1): het morele individualisme (Durkheim) y Leidt de toenemende arbeidsverdeling, maatschappelijke differentiatie en daaruit voortvloeiende individualisering niet tot maatschappelijke desintegratie? y In Durkheim s bekende opstel L individualisme en les Intellectuels (1898), verschenen naar aanleiding van de befaamde Dreyfus-affaire, beantwoordt Durkheim deze vraag negatief omdat het moderne, morele individualisme op algemeen maatschappelijk vlak juist de maatschappelijke integratie garandeert:  Niet alleen leidt het individualisme niet tot anarchie, maar het is zelfs voortaan de enige levensbeschouwing die de morele eenheid van het land kan garanderen  Het moderne individualisme is geen egosme, maar een moreel personalisme. Het beschouwt de mens als een heilig iets, niet zomaar vlees en bloed maar een persoon , een doel op zich (Kant)  de menselijke persoon ( ) wordt beschouwd als heilig in de rituele zin van het woord.

21

moderne mensen hebben nog enkel hun mens-zijn gemeen. Juist uit deze dunne verbondenheid creert onze moderne tijd een nieuwe religie: de religie van de mensheid (bvb. Juridisch uitgedrukt in de mensenrechtenverklaringen B) Een voorbeeld van waardengeneralisering (1): invisible religion (Thomas Luckmann) Door de differentiatie van de samenleving wordt godsdienst een afzonderlijk een afzonderlijk deeltje of compartiment van de individuele leefwereld De religie zal niet verdwijnen moderne mensen zijn niet per se a-religieus maar zij verliest langzaamaan haar organisatorische en specifieke basis (de kerk) en wordt in toenemende vrijblijvend en neutraal Bij velen blijft de notie God nog hangen, maar zij kunnen hem nog moeilijk zien als een levende, persoonlijke God. Hij (zij?) wordt steeds meer voorgesteld als een algemene kracht, een geest, iets vaags en algemeens, iets dat zin geeft aan het leven Ook traditionele begrippen zoals zonde , hemel en hel, verdwijnen langzaamaan. Wat overblijft zijn vage universele noties zonder veel consequenties: het hiernamaals , een leven na de dood . In plaats van een absolute ethiek ( zonde ) krijg je een situatie-ethiek die rekening houdt met de eigenheid van de functionele sfeer, omstandigheden, individuele motivatie, etc. De godsdienstige cultuur van zelfbeheersing en verplichtingen contrasteert meer en meer met de individualistische cultuur van zelf-ontplooiing en individualisme Deze vervaagde, algemene en geneutraliseerde religie is een onzichtbare religie omdat zij sociologisch niet langer in kerkgedrag en kerklidmaatschappen is waar te nemen Veralgemeende, vage religie laat meer plaats voor individuele keuze. Religie a la carte : men volgt het voorgeschreven menu van de Kerk niet, maar selecteer la carte , niet alleen uit bvb. de Christelijke traditie, maar ook uit het volksgeloof en andere religieuze systemen (bvb; rencarnatie) C) Waardengeneralisering (3) : Richard Bellah s civil religion Civiele religie (Rousseau) = publieke, religie ( religare = verbinden ) die evenwel is geabstraheerd, gedifferentieerd is van de conventionele godsdiensten en kerken en een meer algemeen, ultiem zingevingssysteem biedt Tegenover de functionele differentiatie en verscheidenheid aan rationaliteiten in onze samenleving biedt zo n overkoepelend zingevingssysteem eenheid en zin, wat toelaat een rode draad door het eigen leven te trekken en culturele integratie bewerkstelligt Bvb. American civil religion : ondanks individuele godsdienstvrijheid ( privatisering van godsdienst ) zijn er bepaalde religieuze elementen die de Amerikanen delen en die een gemeenschappelijke, religieuze kleur aan het openbare leven geven. Deze
22

 

 

publieke religieuze dimensie wordt uitgedrukt in een set van overtugingen (bvb. Amerikanen moeten, collectief en individueel, de wil van God op aarde uitvoeren individual achievement is een verplichting), sacrale symbolen (bvb. De Amerikaanse vlag, Lincoln memorial), en rituelen (bv. De inauguratie van de president) Functies: integratie, legitimatie, profetische of motiverende functie 4) Het normatieve waardenpatroon van de moderne maatschappij : Parsons patroonvariabelen Patroonvariabelen werden door Parsons ontwikkeld om een meer complexe beschrijving te geven van rolpatronen en werd door hemzelf en functionalistische denkers zoals Eisenstadt, Inkeles toegepast op het verschil Gemeinschaft/Gesellschaft (Tnnies) of nog, het verschil tussen pre-moderne/ moderne maatschappijen =dichotome variabelen waarmee men kan aangeven welke analytische waardeorintaties in het geding zijn bij sociale interactie en rolgedrag Affectiviteit versus affectieve neutraliteit Zelf-orintatie versus collectieve orintatie Particularisme versus universalisme Ascription versus achievement Diffuusheid versus functionele specificiteit Moderne maatschappijen werden door sommigen getypeerd in termen van neutrale affectiviteit, universalisme, functionele specificiteit en achievement. Dit is iets te simpel; volgens Parsons gaat het eerder om een specifieke combinatie van patroonvariabelen in moderne rolpatronen Typisch moderne rollen zijn bvb. de professionele rollen (arts, jurist, ): affectief neutraal, collectieve orintatie, universalistisch, specifiek Een toepassing van Parsons theorie: ziekte en gezondheid :

 1. 2. 3. 4. 5. 

Gezondheid is biologisch van aard, maar heeft ook een psychische en sociale dimensie In elke samenleving circuleren allerlei voorstellingen en normen over wat iemand van zekere leeftijd, in een bepaalde maatschappelijke positie moet kunnen en moet willen. Wil hij/zij het wel en kan hij/zij het niet, dan begint het zoeken naar een ziekte. Wie ziek is, is niet in staat om aan zijn maatschappelijke rolverwachtingen te voldoen (= een vorm van sociale deviantie) Ziek zijn wordt echter gelegitimeerd doordat men tijdelijk de ziekenrol op zich neemt 4 kenmerken van de ziekenrol

23

1. De patint wordt ontheven van zijn dagelijkse taken 2. De patint is niet verantwoordelijk voor zijn ziekte 3. De patint moet meewerken om weer beter te worden 4. De patint moet therapeutische adviezen opvolgen  Toepassing van de patroonvariabelen op de professionele artsenrol: Collectieve orintatie: arts en patint moeten samenwerken om genezing te bewerkstelligen Rol van de arts is gebaseerd op specifieke, universalistische kennis: past zijn wetenschappelijke, technische competenties toe op de algemene case van de patint. Behandeling is niet gebaseerd op persoonlijke relaties, noch op de diffuse kenmerken van de patint Affectieve neutraliteit: belangrijk voor de bescherming van de persoonlijke intimiteit 5) Nog enkele voorbeelden van functionalistische cultuuranalyses: Merton, EVS, Inglehart, Hofstede A) Patroonvariabelen worden nog steeds gebruikt in cultuuranalyse (bvb. Hofstede)

24

B) De normatieve structuur van de wetenschap (Merton)  Wetenschappelijke praktijk wordt gestructureerd door vier genstitutionaliseerde en functionele basisnormen ( feitelijk gedrag van individuele wetenschappers) - Universalisme: wetenschappelijke claims en resultaten worden beoordeeld onafhankelijk van de kenmerken van diegene die ze verdedigt (vandaar bvb. peer review) - Openbaarheid / gemeenschappelijkheid ( communism ): wetenschappelijke resultaten en ontdekkingen zijn publieke goederen - Belangeloosheid: elke wetenschapper is gericht op het nastreven van de waarheid (en niet op bvb. geldelijk gewin, politieke macht, enz.) en krijgt daarvoor erkenning in de plaats - Systematische twijfel ( organized specticism ): elke wetenschapper moet bereid zijn om elke hypothese of elk resultaat kritisch te evalueren en een finaal oordeel op te schorten  Kritiek en revisie van de institutionele wetenschapssociologie - Idealisering: meer prescriptief dan descriptief? - Vele studies hebben de discrepantie tussen Merton s normen en het feitelijke gedrag van wetenschappers aangetoond (bvb. achterhouden of vervalsen van onderzoeksresultaten, partijdigheid, bewust of onbewust aanpassen van onderzoeksconclusies omwille van geldelijke belangen en politieke motieven, etc.) - Merton zelf heeft zijn theorie bijgesteld door te spreken over sociologische ambivalentie en wetenschappelijke rolconflicten
25

C)

D) 

(m.a.w. de noodzaak om met tegengestelde belangen, waarden, normen, om te gaan) Merton s wetenschappelijke basisnormen kunnen makkelijk gecontrasteerd worden met tegennormen die (onder bepaalde omstandigheden) even functioneel zijn: o Particularisme (reductie van complexiteit en tijdswinst) o Individualisme / geheimhouding (resultaten zijn te gevoelig of ze moeten nog bevestigd of verdiept worden) o Georganiseerd dogmatisme: men probeert zolang als mogelijk aan de eigen hypothesen vast te houden en zorgt er zo voor dat ze niet vroegtijdig worden opgegeven Kwantitatief cultuur- of waardenonderzoek: het Europees waardenonderzoek (European Value Survey)  Poogt via representatieve steekproeven in de verschillende Europese landen de onderlinge culturele gelijkenissen en verschillen in kaart te brengen (later uitgebreid tot World Value Survey)  Aan tienduizenden personen werd gevraagd wat ze belangrijk vinden en welke waarden ( opvattingen over het wenselijke )hun opvattingen en gedrag bepalen op gebied van arbeid en vrije tijd, gezin en seksualiteit, ethiek, religie en politiek  Vergelijkt over de tijd (longitudinaal) en de ruimte (cross-nationaal).  Legt men bvb. de bevragingen van 1981, 1990 en 1999 naast elkaar dan valt o.m. een steeds hogere morele permissiviteit onder Europese bevolking op. Maar hoewel de acceptatie van zaken zoals anticonceptiva, abortus, echtscheiding, homoseksualiteit en euthanasie er in het algemeen op vooruitgaat, zijn er belangrijke verschillen tussen de landen onderling  Ook inzake tolerantie t.o.v. vreemdelingen en religieuze praktijken en opvattingen laat het EVS-onderszoek flinke verschillen zien tussen de Europese landen Ronald Inglehart: van een materialistisch naar een post-materialistisch waardenpatroon Op basis van gegevens van de Word Value Survey (en gelijkaardige surveys) stelt Inglehart vast dat in de rijkere Europese en Noord-Amerikaanse landen materialistische waarden als fysieke en materieel-financile zekerheid in toenemende mate worden verdrongen door post-materialistische idealen als solidariteit en zelfontplooiing Dit hangt met de sterk gestegen welvaart en de toegenomen scholing na WOII samen (en dus met leeftijd). Postmaterialistische behoeften zouden zich namelijk pas laten gevoelen na de bevrediging van materialistische noden (cf. hirarchische behoeftemodel van Maslow). Behoefte aan zelfontplooiing hangt ook samen met scholing

26

E) Nog een voorbeeld van naoorlogse cultuur-verandering: informalisering (Cas Wouters)  Jaren 60 vormen een overgangsperiode in de wending naar een door informalisering gekenmerkt waarde- en normenpatroon  Vanaf de jaren 60 worden de gedrags- en omgangsvormen ongedwongener en vrijer. Zo kwam er meer ruimte voor het uiten van gevoelens in sociale
27

interactie (in Parsoniaanse termen: vele sociale verhoudingen werden affectiever)  Tegelijk verkleinde de sociale afstand tussen boven- en ondergeschikten, wat ondermeer valt af te lezen aan het tanende gebruik van formele aanspreektitels: de afstandelijke u-vorm maakte plaats voor het informelere jij  Vanaf de jaren 80 is er volgens Wouters een groeiende formalisering (of nog: institutionalisering) van deze nieuwe informele normen en waarden. Informeel gedrag (spontaniteit, etc.) wordt positief gewaardeerd en formeel gedrag negatief gesanctioneerd. 6) Kritiek op functionalistische cultuurtheorie Reductionistisch ( functionalistisch ): te weinig aandacht voor de autonomie van cultuur (zie volgende les) Gericht op consensus: te weinig aandacht voor strijd (interpretatiestrijd) en conflict (tegengestelde interpretaties van dezelfde waarden) Statisch: te weinig ruimte voor culturele verandering (bvb. Waardengeneralisering, maar waarden zelf veranderen niet) Te homogeen en simplifirend: te weinig ruimte voor culturele verschillen Te zeer gebonden aan de voorstelling van de maatschappij als regionaal gebonden (natie-staat) Bekijkt sociale actoren te veel als een cultural dope (Dennis Wrong) en maakt niet duidelijk op welke manier waarden gedrag benvloeden (nood aan een meer actieve cultuurtheorie)

     

28

4. Hoofdstuk 4: Cultuur als Betekenisgeving/ cultuur als Tekst


1) Van een mentalistisch naar symbolisch cultuurbegrip  Mentalistische visie : cultuur = gedeelde opvattingen/waarden of een soort collectief bewustzijn (cf. Durkheim)  Symbolisch cultuurbegrip (antropologie) richt zich op het onderscheid tussen betekenis / symbool  Cultuur = geheel van idele betekenissen, veruitwendigd in materile symbolen. Symbolen of tekens worden gebruikt om de werkelijkheid betekenis te geven of te interpreteren en om zinvol met anderen te communiceren.  Juist doordat betekenissen (en dus ook de tekens of symbolen waardoor ze veruitwendigd worden) onderling samenhangen, laten ze de leden van de cultuur toe om de hen omringende werkelijkheid in een zinvolle werkelijkheid te veranderen  Omwille van de dominantie van het functionalisme in de sociologie, was het mentalistisch cultuurbegrip lang de norm in de sociologie, maar vanaf de jaren zeventig vind het symbolische cultuurbegrip ook in de sociologie meer aanhangers 2) Max Weber: de grondlegger van de interpretatieve sociologie  Mentalistische visie : cultuur = gedeelde opvattingen/waarden of een soort collectief bewustzijn (cf. Durkheim)  Symbolisch cultuurbegrip (antropologie) richt zich op het onderscheid tussen betekenis / symbool  Cultuur = geheel van idele betekenissen, veruitwendigd in materile symbolen. Symbolen of tekens worden gebruikt om de werkelijkheid betekenis te geven of te interpreteren en om zinvol met anderen te communiceren.  Juist doordat betekenissen (en dus ook de tekens of symbolen waardoor ze veruitwendigd worden) onderling samenhangen, laten ze de leden van de cultuur toe om de hen omringende werkelijkheid in een zinvolle werkelijkheid te veranderen  Omwille van de dominantie van het functionalisme in de sociologie, was het mentalistisch cultuurbegrip lang de norm in de sociologie, maar vanaf de jaren zeventig vind het symbolische cultuurbegrip ook in de sociologie meer aanhangers

29

3) De methodenstrijd: hoe moet men de sociale of historische werkelijkheid bestuderen? Met zijn nadruk op het gemotiveerde en daarom betekenisvolle karakter van handelen nam Weber stelling in de in zijn tijd lopende methodenstrijd onder Duitse economen, historici, rechtswetenschappers en sociologen. Moet men economische,historische of sociale verschijnselen vanuit een positiefwetenschappelijk standpunt bestuderen (dat is de visie van Durkheim)? Of verschillen menselijke, en dus ook sociale fenomenen, zodanig sterk van natuurverschijnselen dat ze om een heel andere benadering vragen? Weber beantwoordt de laatste vraag voluit affirmatief. Anders dan bijvoorbeeld moleculen of lichaamscellen gedragen mensen zich niet als de gehoorzame uitvoerders van een voorspelbaar programma. Ze handelen integendeel vanuit motieven of bedoelingen: hun uiterlijk waarneembare gedragingen zijn betekenisgeladen en enkel volledig ( verklarend ) te begrijpen vanuit die motieven of beweegredenen. Webers aanpak breekt duidelijk met de reficerende denktrant la Durkheim. Sociale verbanden als bedrijven of staten en netwerken als de economie of de politiek bestaan niet op zichzelf, en oefenen als sociale feiten geen externe of dwingende invloed op individuen uit. In de begrijpende interpretatie van het handelen door de sociologie vormen deze collectiviteiten ( ) slechts op specifieke wijze verlopende en samenhangende handelingen van individuele mensen, aangezien deze voor ons de enige te begrijpen dragers van zinmatig georinteerd handelen zijn (Weber)

4) De methodenstrijd: het interpretatieve of hermeneutische antwoord  Hermeneutiek = vanouds de filosofische leer die zich bezighoudt met de vraag hoe wij betekenis interpreteren (uit het Grieks: 'uitleggen', 'vertalen). Oorspronkelijk ging het om de betekenis van teksten, later van historische en culturele verschijnselen in het algemeen. Deze historische en culturele verschijnselen worden dan opgevat alsof ze een tekst vormen waarvan de betekenis moet worden ontsluierd.  Friedrich Schleiermacher (1768-1843) schreef een Allgemeine Hermeneutik die veel invloed kreeg. Hij wil meer algemene regels vaststellen voor iedere interpretatie van teksten. Voor de oudere hermeneutici was de mogelijkheid van het verstaan zo vanzelfsprekend dat deze niet ter discussie werd gesteld. Zij vooronderstellen dat er een bovenhistorische rede bestaat. Schleiermacher vraagt kritisch naar de historische vooronderstellingen van tekstbegrip. Het doel van de interpretatie is de betekenis van de tekst in zijn unieke individualiteit te reconstrueren. Iedere tekst wordt bepaald door zijn individuele historische verschijningsvorm.  Vanaf Dilthey (1833-1911) wordt hermeneutiek tot een algemene methode van de geesteswetenschappen. Hij verzet zich tegen het positivisme en het methodologisch monopolie van de causale verklaring. Het menselijk gedrag en de maatschappelijke wereld gedraagt zich niet zoals de anorganische en organische natuur, zegt Dilthey,
30

en daarom moeten de geesteswetenschappen een principiel andere methode volgen, nl. het innerlijke verstaan van betekenissen , een verschijnsel moet niet verklaard worden, maar in zijn betekenis verstaan worden: een beweging van buiten naar binnen, van de fysische verschijningsvorm naar zijn geestelijke betekenis  Naar analogie: wie cultuur bestudeert, begrijpt niets van het aan de gang zijnde culturele proces als hij enkel de uiterlijk gedragingen bestudeert en niet probeert om de achterliggende betekenis te vatten als een samenhangend, zinvol geheel. De cultuuronderzoeker moet de zin die een waarde, een gebruik, een beeld, of welk cultureel element ook, heeft voor de handelenden, trachten te vatten 5) Hermeneutische cirkel  Een woord heeft in de hermeneutiek geen vaste betekenis, het is afhankelijk van de context. We zouden om te begrijpen dus alle toepassingen moeten kennen, dit is echter een oneindige opgave.  Bijvoorbeeld: wie een boek leest, reconstrueert doorlopend de globale, achterliggende boodschap (het algemene kader, verhaal). Op basis van de lectuur van een deel van de tekst trekt mijn meer algemene conclusies en dat globale betekenispatroon richt de verdere interpretatie van individuele onderdelen.  De hermeneutische cirkel leidt van het algemene naar de specifieke betekenis en weer terug. Volledige objectiviteit van het verstaan kan nooit worden bereikt.  In de sociologie gaat de ethnomethodologie uit van deze hermeneutische cirkel als ze heeft over documentaire interpretatie , een algemene regel die mensen hanteren als ze hun eigen handelen of dat van anderen trachten te begrijpen. Bij de interpretatie van gedrag gaan ze er namelijk steeds vanuit dat het doen en laten van iemand een achterliggend patroon documenteert . Dat onderliggende patroon is enerzijds afgeleid uit individuele documentaire evidenties (wat men al weet) en anderzijds stuurt wat men al weet de verdere interpretatie 6) Max Weber: verklarend verstaan (erklrend verstehen)  De subjectieve betekenis die een actor met zijn of haar handelen verbindt het basisniveau van iedere handelingsverklaring , waar de begrijpende socioloog niet onder blijft en dat hij tegelijk moet bereiken om een bevredigende handelingsverklaring te vinden  Hoe kunnen we verklarend verstaan ? Dilthey zag verstehen als een poging om iemands handelen te begrijpen, maar hoe dat juist moest gebeuren, vertelde hij er niet bij. De mogelijkheid tot inleving en het nabeleven van iemands handelen bestaat tot op zekere hoogte, maar is niet noodzakelijk

31

 De zin van een handeling, zo Max Weber, kan ook intellectueel duidelijk zijn, zonder dat men per se de geestestoestand van de handelende beleeft. Bij verklarend begrijpen wordt de achterliggende motivering of intentie, dus het waarom? of de zinsamenhang begrepen. Weber schrijft dat we het handelen begrijpen omdat we het zin- of betekenisadequaat vatten.  Zoals aangestipt gaat dit rationele of verklarende begrijpen verder dan het direct verstaan van een handeling d.i. het meteen kunnen thuisbrengen van de handeling zonder dat deze in een ruimer verband gekaderd wordt. (bvb. ) Verklarend begrijpen geeft een antwoord op de vraag waarom iemand iets doet, direct begrijpen leert slecht wat iemand doet 7) Verklarend verstaan (erklrend verstehen) door middel van ideaaltypes Het zin- of betekenisadequaat begrijpen viseert daarom niet zozeer de handelingen van afzonderlijke individuen, maar de typische en daarom gedeelde motivaties in het vergelijkbare handelen van categorien van individuen De kroon op het werk van de interpreterende methode is de constructie van ideaaltypes, d.i. een zo helder en scherp mogelijk formulering van de zinssamenhang van een handeling. Het gaat om het verhelderen van een zinssamenhang die met een wisselende intensiteit terug te vinden is bij iedere cultuurlid (bvb. de ideaaltypische puritein) Ideaaltypen, aldus Weber zijn veralgemenende schema s of gedachteconstructies die stuk voor stuk op zichzelf een consequente eenheid vormen en een zo volledig mogelijke zin-adequatie vertonen, maar die nu juist in deze absoluut en zuivere vorm misschien evenmin ooit in de werkelijkheid voorkomen Ideaaltype maakt duidelijk hoe een specifiek soort menselijk handelen zou verlopen indien het volkomen consequent op een bepaald waarde of een bepaald doel gericht was (volkomen consequent doelrationeel of waarderationeel handelen)

8) Ideaaltypes bij Weber: verklaren door het uitvergroten van de basismotieven van een handeling  Weber onderscheidt daarom verschillende vormen van ideaaltypische handelen die men verklarend kan verstaan: - Doelrationeel handelen (handelen gericht op weloverwogen doeleinden, waarbij de beschikbare middelen zo efficint mogelijk worden ingezet): van zodra men de doelen kent, kan men de middelen zien die dienen te worden aangewend om dit doel te bereiken (en begrijpt men de handeling) - Waarderationeel handelen (handelen vanuit het geloof in de intrinsieke waarde van dit handelen; bvb. Handelen uit plicht). Eenmaal men de waarde kent die aan de basis ligt van iemands

32

overtuiging, begrijpt men de bredere betekenis van de handelingen die iemand steldt (bvb. Vasten, 5x per dag bidden,etc)  De constructie van een ideaaltype - kan aansluiten bij de expliciete motivaties van actoren (bvb. kwalitatief onderzoek dat gebruik maakt van de methode van het diepte-interview). - kan ook los van de bewuste bedoelingen of beweegredenen van actoren worden opgesteld - Moet niet noodzakelijk een individueel doorsnee handelen proberen te interpreteren, want er zijn ook ideaaltypen van grotere sociale verbanden of sociale fenomenen mogelijk (bvb. protestantisme) 9) Sociaal handelen als het interpreteren van symbolen  Mensen reageren niet quasi-automatisch op zintuiglijke prikkels (=behaviorisme) maar interpreteren continu alle zintuiglijke informatie  Wanneer we bvb. Een boek lezen, zijn de zwarte letters op het witte blad niet enkel neutrale stimuli; wij interpreteren de tekst en verlenen het gelezene welbepaalde betekenissen

 Net zo verkrijgen menselijke geluiden (spreken) of handelingen (bvb. hout hakken) maar betekenis als we ze als symbool voor iets anders zien  Doorheen interpretaties veranderen objecten, menselijke gedragingen, teksten, enz. in symbolen of tekens. Symbolen = voertuigen van betekenis. In principe kan zowat alles symbolisch worden omwille van menselijke acten van betekenisgeving

 Samenhandelen = symbolische inter-actie, het doorlopend interpreteren van elkaars gedrag, woorden, enz.  Niet-symbolische interactie is het duidelijkst bij reflexmatige reacties, zoals in het geval van een bokser die automatisch zijn arm opheft om een vuistslag te pareren. Wanneer de bokser de komende vuistslag van zijn tegenstander echter reflexief identificeert als een schijnbeweging bedoeld om hem te misleiden, zou hij zich in een symbolische interactie bevinden. In dit geval tracht hij zich te vergewissen van de betekenis van de vuistslag dus van wat de vuistslag betekent binnen de voornemens van zijn tegenstander (Blumer)

33

10) Pro memorie: Cultuur als symboolsysteem  Alle betekenisgeving verloopt via symboolsystemen, want er zijn geen losse eenmalige tekens  Systeem = elementen die op een bepaalde manier met elkaar samenhangen (bvb. Wiskunde, kaartspel, taal). Symbolen verwijzen naar elkaar.  Gedeeld symbolensysteem : er bestaan geen privtalen (Wittgenstein). Om mentale ervaringen uit te drukken moet je per definitie beroep doen op gedeelde uitdrukkingen en symbolen. Prive-symboolsystemen (bv. Schizofrenie) kunnen niet publiek worden erkend.  Symbolische context verleent samenhang en betekenis aan handelingen en gebeurtenissen.  Symbolensysteem dat een orintatie biedt ten aanzien van het zelf, de anderen, de natuur en dat zowel a. Cognitief b. Affectief c. Volitief 11) Clifford Geertz: een interpretatieve theorie van cultuur Geertz stelt de cultuur van een sociaal verband gelijk met de daarbinnen gegeven mogelijkheden om de wereld actief betekenis te geven of te interpreteren en om zinvol met anderen te communiceren. Net als Dilthey, en Weber gaat Geertz er van uit wij cultuurwezens zijn: Net als Max Weber ben ik ervan overtuigd dat de mens een dier is dat zit verstrikt in betekeniswebben (webs of significance) die hij zelf heeft gesponnen; ik interpreteer cultuur als synoniem voor die webben, zodat de analyse ervan geen experimentele wetenschap is die zoekt naar wetmatigheden, maar een interpretatieve die speurt naar betekenissen Geertz vergelijkt de methode van een antropoloog die een cultuur analyseert met die van een literaire criticus die een tekst analyseert: "sorting out the structures of signification. . . and determining their social ground and import. . . . Doing ethnography is like trying to read (in the sense of 'construct a reading of') a manuscript. . . . Geertz duidt die methode van de cultuurwetenschappen aan met 'thick description (ontleend aan de filosoof Gilbert Ryle (1971)). Geertz acht zo n dikke beschrijving' noodzakelijk om bijvoorbeeld uit te maken of iemand aan een tic leed, een blik van verstandhouding wisselde, of gewoon een gekke bek trok. Menselijke gedragingen liggen ingebed in een context van bedoelingen, en alleen uit een goed verhaal ( de bredere context ) kan de betekenis van een knipoog of opgestoken vinger blijken. De interpreterende antropologie vertelt zulke verhalen over andere culturen, landen en volkeren. Antropologie vertelt hoe anderen betekenis geven aan het bestaan en heeft dus te maken met 'het vermogen van de wetenschappelijke verbeelding om
34

ons in contact te brengen met het leven van anderen . Het is een akt van betekenisgeving ( lezen ) die de gedragingen van anderen in tekens of symbolen verandert. Wanneer we bvb zeggen dat de we het gedrag van anderen ( uit een andere cultuur ) niet begrijpen dan erkennen we eigenlijk our lack of familiarity with the imaginative universe within which their acts are signs" 12) Geertz lezing van het Balinese hanengevecht Cultuur in de vorm van artefacten, symbolische handelingen, rituelen geven een diepere betekenis aan de (natuurlijke, sociale, enz.) werkelijkheid rondom ons Balinese hanengevecht is een rituele dramatisering van de onderhuidse, verzwegen sociale statusstrijd in de Balinese samenleving Door je haan in het gevecht in te zetten en er (veel) geld op te verwedden (samen met enkele vrienden, familie, etc.) legt je als het ware je publieke status voor even in de weegschaal (maar enkel symbolisch of momentaan; de rele status is niet in gevaar). Geertz spreekt over status gambling en a status bloodbath Like any art form for that, finally, is what we are dealing with the cockfight renders ordinary, everyday experience comprehensible by presenting it in terms of acts and objects which have had their practical consequences removed and been reduced (of, if you prefer, raised) to the level of sheer appearances, where their meaning can be more powerfully articulated and more exactly perceived. The cockfight is really real only to the cocks it does not kill anyone, castrate anyone, ( ) or refashion the hierarchy (cf. Kant s belangeloze welbehagen ) the slaughter in the cock ring is not a depiction of how things literally are among men, but, what is almost worse, of how, from a particular angle, they imaginatively are. The angle of course, is stratificatory. What the cockfight talks most forcibly about is status relationships, and says about them is that they are matters of life and death ( ) the hirarchy of pride is the moral backbone of the society. But only in the cockfight are the sentiments upon which that hierarchy rests revealed in their natural colors

35

13) Interpretatieve verklaring  De antropoloog/cultuuronderzoeker wil de binnen in een cultuur circulerende symbolen kunnen lezen zoals de leden ze (meestal) interpreteren. Of zoals Geertz schrijft: Interpretatieve verklaring ( ) traint de aandacht voor wat instituties, handelingen, beelden, uitspraken, gebeurtenissen, gewoonten al de gebruikelijke objecten van sociaal-wetenschappelijke interesse betekenen voor hen wier instituties, handelingen, gewoonten, enzovoort het zijn  innemen van een binnenstaanders- of actorperspectief: de onderzoek(st)er probeert de codes te leren die haar informanten gebruiken bij het interpreteren van talige en niet-talige symbolen  Maar, de onderzoek(st)er zelf is natuurlijk geen native maar een buitenstaander met eigen interesses. Zij zal daarom de geobserveerde symbolen, codes en interpretaties verder duiden vanuit theoretische begrippen en inzichten. Kwalitatief of etnografisch onderzoek naar de dominante wijzen van interpreteren of betekenisgeving binnen een sociaal verband resulteert daarom in interpretaties van interpretaties in antropologische of sociologische interpretaties van de interpretaties van kunstliefhebbers, islamgelovigen, enzovoorts. Ze zijn dus ficties , schrijft Geertz, in de zin dat ze iets gemaakt , iets gevormd de oorspronkelijke betekenis van fictio zijn, niet omdat ze vals, onjuist of louter alsof denkexperimenten zijn (cf. rol van verbeelding) 14) Roland Barthes: moderne cultuur als mythe  Barthes leest de sociale werkelijkheid met behulp van lingustische en semiotische begrippen (signifiant/signifi, denotatie/connotatie, etc.) als een tekst  Kleding, meubels, tv-uitzendingen, reclame, etc: de semiotische socioloog beschouwt de wereld als een verzameling van tekens die moet worden ontcijferd (over de semiotiek, zie ook volgend college)  Mythologies (1957): gebundelde teksten die inhaken op heel diverse, actuele fenomenen en gebeurtenissen (sport, films, reclame, een tentoonstelling, enz)  Barthes is niet zozeer genteresseerd in die fenomenen als dusdanig, maar wel in de manier waarop ze worden voorgesteld (door de moderne media)  Barthes leest (bekritiseert) de moderne cultuur (of althans, een deel ervan) als een poging om sociale en historisch bepaalde fenomenen voor te stellen als iets transhistorisch , natuurlijks of essentieel . Dit essentialiseren , in elkaar haken van cultuur en natuur als kern van de hedendaagse mythevorming

36

15) De Tour de France als epos  Tour de France wordt voorgesteld als een epos of heldendicht. Dit toont zich bvb. In de naamgeving van de renners (bijnamen) die verwijzen naar bepaalde etnische, transhistorische karaktertrekken  Barthes verwijst naar 3 representatievormen die (op een hedendaagse manier) verwijzen naar, variren op in het klassieke epos gebruikte vertelstrategien 1. Voorstelling van de Tour als conflict tussen karakters, zinnebeelden van karakterile essenties, deugden of ondeugden 2. renners (vooral de betere) worden voortdurend geheroseerd. Ook de natuur (cols, e.d.) worden voorgesteld als quasi-personages die confrontatie aangaan met de renners 3. Renner wordt in beslissende momenten geholpen door een goddelijke, bovenmenselijke kracht  Morele les? Ja, maar die is dubbelzinnig, ambigu (tegenstelling tussen ridderlijke motieven (opoffering, heldendom) en calculerend streven naar persoonlijk succes 16) De wereld van de catch Deugd van de catch is dat het een excessief spektakel is (associatie met gezwollenheid van het klassieke theater) De toeschouwer geniet van een quasi-perfecte iconografie, beleeft plezier aan eenduidig, helder weergegeven representaties Net zoals renners in de Tour incarneren lichamen en handelingen van de worstelaars bepaalde essentile deugden of ondeugden Moraal van het catchverhaal is niet ambigu, maar nduidig: actieve wraak is gerechtvaardigd 17) Populaire cultuur als mythe Het draait in de massacultuur of populaire cultuur vooral om de directe leesbaarheid van het beeld Zowel op inhoudelijk als formeel vlak vallen parallellen te onderkennen tussen populaire cultuurvormen en hogere , klassieke cultuurvormen (epos, het klassieke theater) Populaire cultuurvormen continueren bepaalde pre-moderne vormen van representatie (bvb. Doen en laten van mensen wordt bepaald door onveranderlijke, essentile natuur of karakter van de mens)

37

18) De coherentie van cultuur  De lezing van culturele fenomenen als een tekst waarvan de betekenis ontsleuteld of gedecodeerd kan worden veronderstelt een zeker patroon, eenheid, coherentie  Men kan zich echter afvragen of antropologen zoals Geertz de coherentie van culturele systemen niet overschatten, mede omwille van het feit dat ze meestal kleine, gesloten en relatief simpele (i.e. weinig gedifferentieerde) samenlevingen bestudeerden  In elke cultuur vind je evenwel gebrek aan samenhang. Niet alle leden kennen heel de cultuur en iedereen geeft zijn eigen interpretatie aan symbolen, waarden, etc.  De coherentie van een symboolsysteem is dus geen thick coherence maar een thin coherence (Sewell), en dat geldt zeker voor de hedendaagse wereldmaatschappij, waarin bijna geen afgesloten, traditionele culturen meer bestaan 19) Cultuur is een actieve praktijk  Hoewel de cultuur van een groepering een geordend patroon of systeem van normen en symbolen vormt en dus de mogelijkheden tot handelen c.q. betekenisgeving inperkt, biedt elke cultuur ook een geheel van mogelijkheden om de werkelijkheid actief betekenis te geven of te interpreteren en om zinvol met anderen te communiceren. In lijn met deze opvatting stelt de Amerikaanse sociologe Ann Swidler dat

een cultuur geen genificeerd systeem is dat het [individuele] handelen in een welbepaalde richting dwingt. Het gaat veeleer om een gereedschapskist of repertoire waaruit actoren uiteenlopende stukjes selecteren bij het construeren van handelingslijnen. ( ) Bij een realistische cultuurtheorie verwachten we ons niet aan cultuurverslaafden maar aan de actieve, soms bedreven cultuurgebruikers die we feitelijk observeren  Leidt naar een meer praktische visie op cultuur die niet als een op zichzelf staande tekst of quasi-realiteit de persoonlijke ervaring doordesemt en het individuele handelen stuurt. De focus valt veeleer op culturele handelingen, of de constructie, het begrijpen, en het gebruik van symbolische vormen (nadruk op heterogeniteit en creativiteit)

38

5. Hoofdstuk 5: Cultuur als structuur


1) Cultuur als structuur Cultuur fungeert als structuur die het handelen tegelijk mogelijk maakt en inperkt Bvb. De Saussure: taal (langue) als een objectief tekensysteem van differentile, negatieve verschillen (A=A omdat A B, C, D, etc.) dat het individuele spreken (parole) voorafgaat en mogelijk maakt . Sociale handelingen en objecten vormen net als de langue een objectief (teken)systeem van verschillen; het sociale leven is gestructureerd volgens een objectieve relationele logica : ( ) elk element ontvangt zijn complete bepaling pas doorheen zijn relatie met het geheel van elementen, d.w.z. als een verschil binnen een systeem van verschillen Lvi-Strauss: Binaire symbolische categorien structureren de betekenisgeving, maar functioneren op functioneren op voorbewust niveau Pierre Bourdieu: De tegengestelde levensstijlen van arbeiders en de burger functioneren als distinctieve tekens, positief of negatief, en dit gebeurt buiten de intentie van die actoren om (=onderliggende structuur, onderling veld van objectieve, met elkaar gerelateerde posities) 2) Culturele betekenisgeving = differentiatie en classificatie Om de dingen die we waarnemen een betekenis te verlenen, negeren we doorgaans hun uniekheid en behandelen we ze als de typische leden van een specifieke klasse van objecten (een familielid, een geschenk), handelingen (een verontschuldiging, een misdrijf), of gebeurtenissen (een spel, een conferentie). ( ). Dingen worden inderdaad enkel betekenisvol wanneer ze in een categorie worden ondergebracht. Zo is bijvoorbeeld een klinisch symptoom nagenoeg betekenisloos tot we een diagnostische niche vinden (een verkoudheid, een allergische reactie) waarbinnen we ze kunnen plaatsen en zo kunnen duiden (Eviatar Zerubavel) 3) Cultuur als het trekken van symbolische grenzen  Wij gebruiken taal en cultuur om de werkelijkheid op te delen in discrete , afzonderlijke categorien, bvb. in voorwerpen die een bepaalde betekenis hebben of personen die van elkaar te onderscheiden rollen vervullen  Door grenzen te trekken maken we duidelijke, discontinue onderscheidingen in wat van nature continu of onderbroken is. Bvb. de biologische tijdstroom van lichamelijke ervaring is ononderbroken (we worden eenvoudigweg alsmaar ouder). Om deze ervaring dimensie te geven, heeft onze cultuur klokken en kalenders ontworpen, die het continum opbreken in segmenten (seconden, minuten, uren, dagen, dag/nacht, etc.)

39

 Belangrijk beginsel is dus dat alle symbolische grenzen kunstmatige of arbitraire onderbrekingen zijn van iets dat eigenlijk ononderbroken is. Vandaar ook dat de grensbewaking van belang wordt. y  Lumping / Splitting (assimilatie/differentiatie) Lumping : overeenkomsten die we bemerken tussen de verschillende elementen van elke cluster, domineren op eender welk verschil. Gevolg is dat wij deze elementen gaan beschouwen als min of meer verwisselbare varianten van een homogene mentale entiteit Splitting vergroot de verschillen tussen groepen of categorien niet-metrische, topologische aanpak die de relaties tussen de entiteiten in de verf zet, terwijl ze hun interne opbouw negeert. Brengt bvb. nogal kneedbare ervaring van temporele afstanden met zich mee; de afstanden in een bepaalde traditionele periode worden mnemonisch samengedrukt, de afstanden tussen periodes worden opgeblazen Ander voorbeeld: verschillen tussen groepen worden opgeblazen, interne variteit wordt genegeerd (bvb. stereotypes) Symbolisch grenswerk is zowel cognitief als praktisch Grenswerk is voor alles een mentale activiteit [van betekenisgeving of classificatie], maar het moet worden uitgehandeld (enacted) en versterkt doorheen een grotendeels zichtbaar geheel van essentile, praktische activiteiten ( ) Het is die fysieke kant van grenswerk die ons toelaat om de cognitieve en situationele onderscheidingen tussen thuis en werk tastbaar te versterken en zelfs uit te dagen, bijvoorbeeld door het dragen van verschillende of gelijkaardige kleren thuis en op het werk; eigen geld voor werkonkosten te gebruiken, of niet; werk- en thuisengagementen op dezelfde of verschillende kalenders te noteren; collega s van op het werk uit te nodigen voor thuisdiners, of niet; kinderen naar de werkplaats mee te brengen, of niet . (Christina Nippert-Eng, Home and Work? Negotiating boundaries through everyday life)

  

y Grenswerk  Alle strategien, principes and praktijken die we gebruiken om culturele categorien te creren, bewaren en te veranderen  Grenswerk is voor alles een mentale activiteit [van betekenisgeving of classificatie], die echter een meer concrete vorm krijgt door grotendeels zichtbare praktische activiteiten (bvb. ander taalgebruik hanteren, verschillende kleren dragen, )

40

 Grenswerk bepaalt in welke mate we thuis en werk integreren dan wel apart houden, segmenteren  Nippert-Eng focust op een specifieke categorie van grenswerk, nl. het proces waardoor wij mensen, activiteiten, objecten en aspecten van onszelf verdelen over de categorien werk en thuis , en hoe we die grens tussen die categorien bewaken en evt. aanpassen indien nodig y Integratie  En agenda  Thuis- en werksleutels op n sleutelbos  Geen verschil in kleding  Geen onderscheid tussen budget voor werk en priv-uitgaven  Gesprekken op het werk over thuissituaties en omgekeerd; weinig of geen verschil in taalgebruik  Collega s en vriendenkring overlappen; collega s komen thuis op bezoek; familieleden komen regelmatig naar het werk; n adressenboek  Weinig of geen onderscheid tussen priv-tijd en werktijd Segmentatie Twee verschillende kalenders, n thuis en n op het bureel Thuis- en werksleutels op verschillende sleutelbossen Verschillende kleren voor werk en thuis; s morgens en s avonds omkleden Volledig gescheiden budgetten voor werk en thuis Thuis wordt niet gesproken over het werk en omgekeerd; verschillend taalgebruik Weing overlap tussen vrienden en collega s; wordt weinig of niet gesocialiseerd met collega s: adressen en telefoonnr. Voor werk en priv worden strikt apart gehouden Wordt thuis niet gewerkt; op het werk wordt enkel pauze genomen indien toegelaten

  

 

Grenzen verschuiven of hybridiseren

41

4) Victor Turner s analyse van het ritueel (omkerings- en overgangsrituelen)  Overgangen van de ene categorie naar de ander worden omkleed met rituelen  Victor Turner 1. preliminaliteit (afscheidingsfase): ritueel subject neemt afscheid van zijn vorige sociale rol 2. Liminaliteit: noodzakelijk ambigu, flude, zonder vaste sociale status (maakt communitas mogelijk: gelijke, niet-hirarchische verhoudingen) 3. Postliminaliteit (reaggregatiefase): Terugkeer naar oorspronkelijke toestand (ritueel van statusomkering) of verwerven van een nieuwe sociale positie (ritueel van statusverhoging). Ritueel subject neemt zijn oude (of nieuwe) taken en verantwoordelijkheden in het leven (weer) op 5) Symbolische pollutie  Aangezien een classificatiesysteem niet met de werkelijkheid samenvalt, wordt elke classificatie geconfronteerd met anomalien (dingen die niet in de gegeven categorien kunnen worden ingepast)  Proberen een zwart/wit logica laat geen grijstinten toe  Wanneer het om fysische objecten gaat, noemen we die anomalien meestal vuil (Mary Douglas)  Vuil is een nevenproduct van een systematische ordening en indeling van de materie, in zoverre ordening een afwijzing van niet passende elementen inhoudt het is daarom een relatief begrip. Schoenen zijn niet vies op zichzelf, maar het is vies om ze op de eettafel te zetten. Voedsel is op zichzelf niet vies, maar het is vies om keukenattributen in de slaapkamer te laten liggen of voedselvlekken op kleding te laten zitten (Reinheid en gevaar, 5253)  Overeenkomstig de visie van Douglas verwijzen woorden als vuil , wanordelijk , chaotisch in de meeste culturen dus naar alle materile dingen, inclusief lichamen, die zich niet daar bevinden waar ze cultureel thuishoren.  Vandaar dat ambigue, hybride objecten of verschijnselen met speciale voorzorgen en taboe omkleed worden, bvb. de schemering (tussen dag en nacht), de deur of drempel, het slijmerige (tussen vast en vloeibaar), parvenu s, etc.  Als natuurlijk beschouwde reacties van afkeer, walging, angst, etc. hebben in veel gevallen te maken met deze symbolische vervuiling . Bvb. ambigue objecten en soorten zoals vleermuizen, reptielen (tussen vogel, vis en viervoeter), wormen (tussen leven en dood), slakken (cf. het slijmerige)

42

Grenswerk in het geval van symbolische pollutie: - taboe instellen - vermijden van contact tussen categorien (bvb. angstfobien, smetvrees, etc.) - Segmentering - Bvb. ethnocentrisme of racisme als een vorm van symbolische pollutie Duluth: demonstratieve lynching om sexuele contaminatie tegen te gaan

6) Verschillende stijlen van classificiatie o rigide stijl (dit of dat), harde grenzen tussen dingen: ten zeerste gepreoccupeerd met het bewaken van grenzen en vermijden van symbolische pollutie; bvb. Jodendom, religie, bureaucratie o Fuzzy-minded : bijna structuurloze stijl van classificatie die gekenmerkt wordt door een weerzin tegen grenzen (bvb. kunst) o Flexibele classificaties: vloeiende grenzen (dit n dat) 7) Structuralisme? o Structuralisme (Durkheim/Mauss, Lvi-Strauss, M. Douglas, P. Bourdieu): sociale identiteiten leveren het model voor de bredere interpretatie van de sociale wereld. De wijze van categorisering van de wereld is gestempeld door sociale structuren en categorien (bvb. opvatting van de ruimte als een cirkel) o De symbolische constructie van sociale relaties van gelijkheid en verschil leveren de blauwdruk van de meer algemene classificatie van de sociale werkelijkheid o Of nog: sociale relaties leveren het model voor symbolische relaties; er bestaat een homologie (vormgelijkenis) tussen sociale structuur en cultuur
43

 

8) Lvi-Strauss structuralisme Begrijpen bestaat in het herleiden van n type werkelijkheid tot een ander De waarneembare, manifeste werkelijkheid kan pas wetenschappelijk worden begrepen en verklaard via een analyse van de eraan ten grondslag liggende codes, die dus latent zijn. Wil men iets begrijpen moet relationeel denken . Wil men de paardebloem vergelijken, dan moet men haar vergelijken met andere bloemen (= uiterlijke relaties leggen). De identiteit van een op zichzelf staande entiteit bestaat slechts in een systeem van overeenkomsten en verschillen Bvb. Tussen de maskers die zo sterk van elkaar verschillen, blijkt toch een logische relatie te bestaan, nl. Inversie van kenmerken (=logische transformatie) Wisselwerking: overnemen van elementen, maar op zo n wijze dat er transformatie en tegenspraak is. Men kan zeggen dat de maskers posities innemen in een zelfe systeem van mogelijke kenmerken, er bestaat echter niet zo iets als een masker an sich Bij de analyse van een cultureel fenomeen moet men steeds aandacht hebben voor het systeem van gelijkenissen en verschillen en de regels die bepalen wat wordt uitgesloten en geweerd 9) Een voorbeeld van een structuralistische analyse: de structuur van het Berberhuis of de wereld op zijn kop (P.Bourdieu)  ruimtelijke organisatie van het huis is gekoppeld aan een aantal met elkaar geassocieerde symbolische opposities: hoog : laag :: licht : donker :: dag : nacht :: mannelijk : vrouwelijk :: nif (mannelijke eer) : h urma (vrouwelijke eer) :: het bevruchtende : datgene wat bevrucht kan worden  Het huis zelf is vrouwelijk, in oppositie met de buitenwereld van de man, maar binnen het huis zijn er lichte (mannelijke) en donkere (vrouwelijke) zones. De donkere zones van het huis zijn voor natuurlijke/dierlijke wezens (bv. de stal met het vee) en natuurlijke activiteiten (slapen, seksualiteit, bevallen en sterven). De lichtere plaatsen zijn voorbehouden voor culturele of menselijke activiteiten (koken, weven), gasten, vuur. De lichte plaatsen in het huis zijn in het westen, terwijl de donkere plaatsen in het oosten liggen (in oppositie tot het buitenlicht). Het huis wordt daarom beschreven als de omkering van de buitenwereld.  Tussen de lichte, mannelijke ruimte en donkere, vrouwelijke ruimte staat de centrale pilaar van het huis die de bescherming van de familie-eer verbeeldt  De ruimte is cultureel gecodeerd en ruimtegebruik sociaal voorgeschreven: de mannen worden verwacht om buiten voor voedsel te zorgen en de sociale betrekkingen met anderen te onderhouden; vrouwen
44

moeten binnen (of in de private buitenruimte van de tuin) koken, weven, etc. Deze culturele indeling van het huis wordt verder onderstreept door rituelen (bvb. de rituele intrede van een nieuwe vrouw) De drempel fungeert als rotatie-as voor de sociale rollen, zowel als voor kosmologische categorien.

10) Een voorbeeld van een structuralistische analyse: Sahlins analyse van voedsel (vlees) als symbolische code  De productie en consumptie van vlees wordt in eerste instantie georganiseerd door een objectieve, symbolische logica (die voorafgaat aan economische wetten van vraag en aanbod)  Culturele classificatie (impliceert waardering) van vlees. a. rundsvlees, varkenvlees, paardenvlees, hondenvlees b. Binnen elke categorie onderverdeling waarbij spieren ( meat , chops , steak , etc.) als meest eetbaar worden gezien (en ook het duurst zijn) en ingewanden ( heart , liver , etc.) als minst eetbaar.  Symbolische logica: eetbaarheid is omgekeerd gerelateerd met menselijkheid 11) Pierre Bourdieu s relationele sociologie o In de sociale werkelijkheid staan de handelingen en geconsumeerde objecten van de hogere klassen in oppositie tot de handelingen en consumpties van de lagere klassen. De dominante klasse benadrukt het formele, de arbeidersklasse het functionele. Hun handelingen en consumpties vertonen tegengestelde eigenschappen en juist aan deze tegenstellingen ontlenen ze hun betekenis. Ze vormen dus samen (i.e. in relatie tot elkaar ) een objectief systeem van tegenstellingen, dat

45

voorafgaat aan elk individueel of subjectief gebruik van handelingen of consumpties als distinctieve tekens . o Door de objectieve relationele logica geproduceerde tegenstellingen worden ook als zodanig waargenomen; doorheen hun (onbewust opererende) waarnemings-en waarderingsschema s ( de smaak ) percipiren en waarderen mensen elkaars handelingen en consumptieobjecten als distinctieve tekens (waardoor iemand zich in de ogen van iemand anders classificeert binnen het geheel van mogelijke klassenposities) 12) Bourdieu: culturele grenzen of nog: levensstijlen als distinctieve tekens  De tegengestelde levensstijlen van arbeiders en de burger functioneren als distinctieve tekens, positief of negatief, en dit gebeurt buiten de intentie van die actoren om (=onderliggende structuur, onderling veld van objectieve, met elkaar gerelateerde posities).  Doorheen hun habitus (= interiorisatie van de exteriorisatie, maar ook exteriorisatie van de interiorisatie ) classificeren sociale actoren zichzelf (met name door identiteitsattributen (typen van voedsel, kleding, sport, vrienden, etc.) te kiezen in overeenstemming met hun smaak en hun positie  In Bourdieu s termen: in de ruimte van beschikbare (culturele) goederen kiezen ze die goederen die een positie in deze ruimte innemen die homoloog is aan de positie die ze zelf in de sociale ruimte innemen  De habitus (genternaliseerde en belichaamde classificatieschema s) en veronderstelt dus dat classificatieschema s terugwijzen naar de sociale condities die die schema s geproduceerd hebben. Het impliceert met andere woorden dat men zijn plaats kent maar ook dat men de plaats van anderen kent . We kunnen bvb. zeggen die ziet er nogal bourgeois uit , wat een vulgaire kleren of dat is te intellectueel voor mij

46

6. Hoofstuk 6: Cultuur als ideologie en koopwaar; Marxistische cultuuranalyse


Vooraf : Volgende teksten of tekstfragmenten moeten niet gelezen worden: Adorno & Horkheimer, Dialectiek van de Verlichting (ENKEL p.174-182 valt weg!) Hebdige, D. Subculture: the meaning of style (valt helemaal weg) Fraser, N. Redistribution or Recognition? (valt helemaal weg) Karl Marx (1818-1883)

1) Marx en cultuur? y Historisch materialisme: de samenleving valt als geheel uiteen in a. een basis of onderbouw (de economische structuur, met name relatie tussen productiekrachten en productieverhoudingen) b. een bovenbouw die bestaat uit het juridische en politieke (recht en staat) en uit cultuur of bewustzijnsfenomenen (onderwijs, wetenschap, godsdienst, moraal, kunst, etc.) y Historische evolutie gestuurd door ontwikkeling van productiekrachten en daaraan gerelateerde verschuivingen in de productieverhoudingen. Kapitalistische productiewijze neemt in de wereldgeschiedenis een bijzondere plaats in. y Marxistische denkmethode = tweevoudige reductie c. Elk bovenmenselijk, religieus, ideel of cultureel fenomeen /probleem wordt radicaal herleid tot een historisch (gegroeid) en sociaal specifiek gegeven d. Alle historische, sociale fenomenen worden zelf herleid tot hun sociaaleconomische grondstructuur

47

2) De rol van de cultuur (bovenbouw)  economische representaties en vormen (geld, koopwaar) zijn de matrix waarrond alle andere representaties georganiseerd zijn  Cultuur is echter niet louter gedetermineerd: de economische structuur is enkel determinerend in laatste instantie. (Bvb. Klasse waartoe een individu behoort, is het meest fundamentele sociale feit. Dit betekent echter niet dat religieuze overtuigingen, politiek stemgedrag, kleding, sexuele moraliteit, consumptiegedrag, etc. zomaar kan worden voorspeld op basis van klassetoebehoren, maar wel dat deze altijd mee georganiseerd worden op basis van klasse). De bovenbouw werkt bovendien terug op de basis en vervult bepaalde functies.  Net als in het functionalisme (structuur/cultuur) wordt de functie van de bovenbouw primair begrepen in termen van (culturele) integratie  I.t.t. het functionalisme staat de cultuur echter in het teken van een onherleidbaar antagonisme (klassetegenstellingen). Collectieve voorstellingen hebben als functie om het rele antagonisme te verhullen en het zo te reproduceren = ideologie 3) Cultuur en ideologie  Binnen de marxistische traditie wordt de ideologische rol van cultuur op verschillende manieren gedacht en geconceptualiseerd.  Marx zelf was niet altijd duidelijk over de rol van de bovenbouw en heeft zijn denken over cultuur/ideologie steeds verder ontwikkeld in zijn uvre. Deze verschillende denklijnen zijn later opgepikt in de neo-Marxistische traditie - Religiekritiek van de jonge Marx (notie ideologie komt nog niet voor). - Idee van culturele hegemonie - Latere Marx : kritiek van het warenfetishisme / commodificatie 4) Religiekritiek van de jonge Marx  Maatschappelijke ellende en rele sociale antagonismen leiden tot de productie van onware voorstellingen mbt de opheffing van maatschappelijke ellende, die tegelijk een verlangen naar een betere wereld uitdrukken  Denken wordt speculatief van zodra het losstaat van de maatschappelijke praxis  Kritische Theorie, o.m. Herbert Marcuse en Ernst Bloch: kritiek op de affirmatieve functie van de cultuurindustrie en de kunst.  Idee van immanente kritiek: voortdurend uitspelen van normatieve lading van gedachten tegenover een maatschappelijke realiteit die deze normatieve voorstellingen voortdurend loochent

48

5) Culturele hegemonie  Marx: de ideen van de heersende klasse zijn in elk tijdvak de heersende ideen . Omdat de heersende klasse slechts op basis van bepaalde materile verhoudingen deze heersende positie kan innemen, zijn de heersende gedachten tevens een idele uitdrukking van de heersende materile verhoudingen (cf. Walter Benjamin: Er is geen document van beschaving dat ook niet een document van barbarij is )  Culturele dominantie van de burgerij is functioneel: de dominatie van de kapitaalbezitters kan niet enkel op fysieke dwang berusten, omdat het maatschappelijke antagonisme te zichtbaar en evident zou zijn.  Politiek van hegemonie = bewerkstelligen van een culturele (of hegemoniale) consensus (Antonio Gramsci). Hegemoniale macht is de macht die onstaat uit het zodanig vormen van percepties, cognities, voorkeuren dat de maatschappelijke agenten hun rol in de bestaande orde der dingen aanvaarden, hetzijn omdat ze zich geen alternatief kunnen voorstellen, hetzij omdat ze die bestaande orde als natuurlijk en onveranderbaar opvatten . Bijvoorbeeld: - Katholieke corporatisme - Autoritaire populisme - Rol van de media in de productie van een hegemoniale consensus (referentiekader): de manier waarop aan gebeurtenissen betekenis wordt gegeven is geen neutrale factor in de maatschappij  Hoe zorgt een dominant vertoog ervoor dat het zich kan presenteren als de weergave van de werkelijkheid? Taal als betekenisstrijd (Gramsci, Volosjinov, Bakhtin). Ideologie naturaliseert representatie : ideologie presents constructed and disputable meanings a if they were hardly meanings at all, but, rather, forms inherent in the world-out-there which the observer is privileged to intuit directly ( ) It is that which closes the speech against consciousness of itself as production, as process, as practice (TJ. Clarck)  Tegenover de orthodoxe marxisten en de idee dat ideologie bedoeld is om de heersende orde te reproduceren (zodat verzet binnen de bestaande cultuur moeilijk of onmogelijk is ), pleitte de Engelse school van cultuurdenkers (Stuart Hall, Paul Willis) voor de mogelijkheid tot symbolisch verzet. 6) y y y y De late Marx en de kritische theorie Kritiek van commodificatie en warenfetisjisme Reductie van gebruikswaarde tot ruilwaarde Loochenen van arbeids, van geproduceerde karakter van cultuur Cultuurproducten moeten evenzeer beschouwd worden als koopwaren waarvan het geproduceerde karakter miskend wordt

49

7) De Kritische Theorie  Grondslag van de zogenaamde Kritische Theorie werd gelegd in de jaren 30 en 40 in Nazi-Duitsland  De zogenaamde Frankfurter Schule , opgericht in 1923 als Institt fr Sozialforschung was een onafhankelijk centrum voor marxistische of neomarxistische wetenschapsbeoefening  Vele beoefenaars, zoals Theodor Adorno, Max Horkheimer, Herbert Marcuse, Ernst Bloch, e.a. bedreven weliswaar een of andere vorm van marxistische wetenschapsbeoefening maar waren niet gelieerd aan marxistische politieke bewegingen of partijen.  Twee belangrijke motieven lagen ten grondslag aan de onderzoeksprojecten van het instituut: i. een bevredigende verklaring leveren voor het achterwege blijven van een door Marxisten verwachte revolutie ii. Overtuigend alternatief ontwikkelen voor de dominante stijl en methode van de cultuur- en menswetenschappen, nl. het positivisme 8) Adorno & Horkheimer: Dialectiek van de verlichting Terwijl WOII en de genocide op de Joden voortwoedde, maken Horkheimer en Adorno de rekening op van enkele eeuwen verlichting . De balans is eenduidig en onomwonden negatief: de belofte van de verlichting, de belofte van menselijke vrijheid en autonomie, was omgeslagen in zijn tegendeel (vandaar dialectiek ) De totale, verlichte wereld bleek een wereld van onderdrukking, totale controle en beheersing van al die zogeheten bevrijde individuen De rede, het instrument van de verlichting, was irrationeel geworden 9) Cultuurindustrie Begrip cultuurindustrie verwijst naar de groeiende standaardisering en industrialisering van de cultuur. De confrontatie van cultuur met het andere of unheimliche wordt uitgebannen.  Standaardisering impliceert inwisselbaarheid van cultuur of in traditioneel marxistische termen: de reductie van gebruikswaarde tot ruilwaarde. De cultuurindustrie produceert slechts herkenbare beelden, verhalen en identiteiten, gebaseerd op formules en herhaling.  Deze standaardisering van cultuurproducten leidt tot een standaardisering van het publiek zelf. Er is slechts pseudo-individualisering , of wat de marketingspecialist productdifferentiatie noemt.

50

Packaging: cultuur wordt geproduceerd en aangeboden als een in details uitgedokterd pakket, en de cultuurconsument kan zelf elke eigen inspanning achterwege laten Cultuurindustrie schept zo een cultuur van verstrooing en afleiding en creert daarmee ook een massa van passieve consumenten die in de vrije tijd even herstellen van de afstompende arbeid Juist vanwege de absolute clichmatigheid en nietzeggendheid van de gestandaardiseerde cultuur zochten Horkheimer en Adorno hun toevlucht in de bevrijdende betekenisloosheid van een kunst die alle banden met de dominante cultuur had verbroken een kunst die zich niet langer uitsprak maar in haar absolute andersheid zweeg

10) Cultuurindustrie als ideologie  Producten van de cultuurindustrie bestendigen de door het kapitalisme gevormde sociale verhoudingen  Zorgen ervoor dat individuen zich identificeren met de door hen aangeleverde rolmodellen en identiteiten (cf. pseudo-individualisering en pseudo-realisme )  Idee van identificatie met voorgegeven ideologische subjectposities is later verder uitgewerkt door Louis Althusser die wijst op de primaire rol van ideologische beelden waarin individuen worden voorgesteld als unieke, vrije en zelfstandige personen

51

11) De commodificatie van de individuele ervaring (cf. Gerhard Schulze belevingsmaatschappij )  Koopwaren en consumptieproducten worden vandaag gekoppeld aan belevenissen . Dit is het overheersende principe van het hedendaagse consumptiekapitalisme  Zo probeert de reclame het drinken van drank X te associren met de belevenis van iets avontuurlijks, gevaarlijk, erotisch, etc. (filmpje)  Wat aan je verkocht wordt is eerder de met de waar zogenaamd verbonden gewaarwording, eerder een alsof-waarde, dan de gebruikswaarde van de waar zelf, die enkel de prikkel geeft voor de belevenissen die in haar verborgen zou zitten 12) Kritiek van de kritiek    Idee van totaliteit? Homogeen en passief cultuurpubliek? Wat zijn de standaarden voor kritiek? (Adorno: als de rede een instrument van heerschappij is, dan kan de filosofie niet meer zorgen voor de normatieve maatstaven van een kritische maatschappijtheorie)

52

7. Hoofdstuk 7: Cultuur en sociale ongelijkheid


A) Intergenerationele risico s Sociale ongelijkheid zet zich in zeer grote mate door in de levenskansen van kinderen Kinderen uit lagere klassen: vaker schoolachterstand, beroepsonderwijs en bijzonder onderwijs, vaker kortere schoolloopbanen, watervalfenomeen Vroegtijdige schoolverlaters van vandaag lopen grote kans om de laagbetaalde arbeiders van morgen te worden, met alle werkonzekerheid die daaraan verbonden is Schoolachterstand op 15 jaar (%) volgens socio-economische decielen (bron: Hirtt, Nicaise, Dezutter, 2007)

 

60 50 40 30 20 10 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Orintering op 15 jaar (%) volgens socio-economische decielen (bron: Hirtt, Nicaise, De Zutter, 2007)

2 jaar of 1 jaar

100% 80% 60% 40% 20% 0% 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10


53

1e graad en varia

B) Impact van onderwijsdemocratisering op intergenerationele mobiliteit ? Algemene vaststelling: invloed van familiale afkomst op levenskansen blijft bijna even groot als in het begin van de 20e eeuw ( The Constant Flux (Gholdthorpe/Erikson) intergenerationele beroepsmobiliteit heeft nauwelijks plaatsgevonden) Verschuiving in het theoretische denkkader: omwille van de (financile) democratisering van het onderwijs, zijn sociaal-economische verschillen (indicator: beroep van de vader) minder belangrijk geworden, terwijl culturele verschillen (indicator: scholingsniveau van de vader) aan invloed hebben gewonnen.

Algehele stijging van het opleidingsniveau. Tabel 1 : bereikt opleidingsniveau van Vlaamse mannen (25+) naar cohorte (bron: Vandenbosch, Tan & De Maesschalck, 2001)
Cohorte (Percentage)

1900-09

1910-19

1920-29

1930-39

1940-49

1950-59

1960-69

Lager onderwijs

71,2

60,2

49,6

36,0

19,3

9,9

7,0

Lager secundair

14,0

20,0

24,3

27,1

28,8

24,3

19,4

Hoger secundair

8,4

12,7

17,7

22,9

27,2

34,2

41,9

Hoger onderwijs

4,5

3,6

5,4

9,5

15,5

19,1

20,5

Universitair

2,0

3,5

3,1

4,5

9,3

12,5

11,2

Totaal

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

100,0

Kansen van individuen om een bepaald onderwijsniveau te halen blijven in hoge mate afhankelijk van de opleiding van de vader.

54

Opleiding zoon volgens opleiding vader voor recente cohorte (1960-1969). Cohort 1960-69 Opleiding zoon Lager onderwijs Lager secundair Hoger secundair Hoger onderwijs Universitair Totaal Opleiding vader:

Lager onderwijs 12,5

Lager secundair 2,4

Hoger secundair 0,0

Hoger onderwijs. 4,2

Universitair

Totaal

0,0

6,7

28,8

16,7

7,3

0,0

7,7

18,3

41,3

61,9

31,7

20,8

23,1

40,2

13,5

16,7

41,5

29,2

30,8

21,9

3,8 100,0

2,4 100,0

19,5 100,0

45,8 100,0

38,5 100,0

12,9 100,0

C) Verklaringen voor de persistente sociale erfelijkheid Inrichting van het onderwijsstelsel heeft een beperkte invloed op het wegnemen van ongelijkheid van kansen. Sociale ongelijkheid wordt versterkt door vroegtijdige richtingkeuze, segregatie tussen publiek en privaat onderwijs, maar belangrijkste invloed gaat uit van het gezin waaruit het kind afkomstig is Er zijn twee manieren waarop ouders in hun kinderen kunnen investeren : financieel en cultureel . a. Hoewel gratis onderwijs de invloed van inkomensongelijkheid, blijft geld een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van kinderen. Een kind uit een arm gezin krijgt gemiddeld 2 jaar minder onderwijs en verdient later als volwassene 30% minder. Gefortuneerde ouders kunnen makkelijker investeren in extra buitenschoolse activiteiten. b. Belang van verschillen in cultureel kapitaal (Bourdieu), zowel expliciete kennis als onbewuste vaardigheden en disposities. Wordt aangeleerd in

55

primaire (gezin), secundaire (onderwijs) en tertiaire (peer group) socialisatieprocessen. D) Culturele reproductie doorheen primaire socialisatie: stijlen van opvoeding (Annette Lareau) Concerted Cultivation Accomplishment of Natural Growth

Kernelementen

Ouders stimuleren op een actieve en doelbewuste manier de cognitieve, verbale en sociale capaciteiten en vaardigheden van hun kinderen Verschillende vrijetijdsactiviteiten, georganiseerd door de ouders

Ouders zorgen voor hun kind en garanderen de economische en emotionele voorwaarden zodat het kan opgroeien

Organisatie van het dagelijkse leven Taalgebruik

Hanging out , vooral met leeftijdsgenoten

Standaardtaal Redenerend Kind mag uitspraken van volwassenen contesteren Onderhandelingshuishouding

Dialect Bevelend Kinderen worden zelden bevraagd of intellectueel uitgedaagd Bevelshuishouding Afhankelijkheid van en angst voor organisaties Gevoel van machteloosheid Conflict tussen opvoedingsstijl thuis en op school Emerging sense of constraint bij het kind

Tussenkomen in/onderhandel en met organisaties

Kritiek en tussenkomsten in naam van het kind Trainen van het kind om deze rol ook op te nemen

Gevolgen

Emerging sense of entitlement bij het kind Training in gewaardeerde sociale, verbale en cognitieve vaardigheden

56

y y y y y

E) Enkele uitdagingen Hoe komt het dat sommige landen (Finland, Zweden, Denemarken) wel slagen in de vermindering van sociale erfelijkheid ? Onderwijs blijft cruciale mediator voor sociale daling en sociale stijging. Cruciale moment van sociale overerving gaat echter vooraf aan het onderwijssysteem Belang van vroege interventie in de levensloop: effect van ongelijke verdeling van cultureel kapitaal kan grotendeels worden geneutraliseerd Nood aan kind- en gezinsvriendelijke maatregelen, bvb. kwalitatieve en zwaar gesubsidieerde kinderopvang: investeren in menselijk kapitaal! Combinatie met onderwijshervorming en financile, sociaal-economische strategie en prioriteitenbeleid voor allochtone groepen

y y y

F) Paul Willis: de rol van jeugdcultuur in de reproductie van sociale ongelijkheid Ontstaan van een oppositionele cultuur bij jongeren uit de arbeidersklasse Op onbewuste wijze werken ze mee aan hun eigen maatschappelijke achterstelling Arbeiderscultuur: a. Mannelijk cultuur: waarden van viriliteit als culturele, symbolische respons op het harde werk. b. Zelfwaardering wordt gehaald uit de rol van kostwinner (patriarchaal model) c. Gericht op symbolische controle van het werk

57

8. Hoofdstuk 8: Moderniteit en Modernismen


A) Moderniteit, modernisering en modernisme? Moderniteit verwijst naar een samenleving die beheerst wordt door voortdurende ontwikkeling en verandering, een samenleving die niet langer gedomineerd wordt door een algemeen aanvaarde traditie, maar door een gerichtheid op de toekomst die anders zal zijn dan het heden en verleden De maatschappelijke motor achter deze verandering is de modernisering , een geheel van maatschappelijke processen zoals technologische vooruitgang en industrialisatie, verstedelijking en demografische explosies, enorme groei van de transport- en communicatiemogelijkheden (trein, auto, vliegtuig, radio, televisie, etc.), ontwikkeling van een wereldwijd economisch stelsel, etc. Deze maatschappelijke processen maken de breuk met de vaste waarden en zekerheden van de traditie zichtbaar en voelbaar in de stedelijke omgeving, in de veranderende levensomstandigheden, in de realiteit van alledag. B) Modernisme als culture representatie van de moderne conditie en ervaring Modernisme verwijst naar de culturele en artistieke verwerking (in architectuur, literatuur, beeldende kunsten, etc.) van die typisch moderne ervaring , het gevoel dat alle dingen vluchtig zijn, een gerichtheid op een open toekomst. De esthetiek van de moderniteit wordt vooral gekenmerkt door de breuk met het verleden en een gerichtheid op de toekomst die wordt uitgedragen door het sociologische fenomeen van de avant-garde die een steeds verder doorgevoerde vernietiging van traditionele vormen voorstaat. Vraag wordt dan of (en hoe) het culturele modernisme de moderniteit louter weerspiegelt/reflecteert dan wel of het die moderne werkelijkheid mee vormgeeft (cf. de verhouding tussen de het feitelijke territorium en de landkaart, die noodzakelijkerwijze schematiseert en abstraheert) C) Modernisering Geheel van samenhangende maatschappelijke veranderingen die vanaf de 19e Eeuw hebben plaatsgevonden en die de overgang hebben tot stand gebracht van de traditionele standensamenleving naar de moderne samenleving:   Industrialisering (stoommachine) Opkomst van de markteconomie, gebaseerd op geld en het streven naar kapitaalsaccumulatie die de grondslag vormt van een industrieel productiesysteem en systeem van loonarbeid
58

  

 

De verbreiding van een stedelijk samenlevingspatroon, gekenmerkt door een hoge sociale dichtheid en heterogeniteit, partile sociale relaties en scheiding tussen publieke en private sfeer De-traditionalisering en secularisering: een geleidelijke teruggang van de betekenis van traditionele zeden en godsdienst als belangrijke factoren in het maatschappelijke leven Afbrokkeling van het traditionele religieuze wereldbeeld ten voordele van een seculiere cultuur met een prominente plaats voor wetenschap Immense wetenschappelijke en technologische vooruitgang en steeds verdere beheersing van de natuur Opkomst van moderne staatsbureaucratie, verzorgingsstaat : steeds verdergaande pogingen van de staat om het leven van de burger te reguleren en het welzijn van de populatie te maximaliseren (cf. rol van de sociale wetenschappen) Individualisering (verwerven van meer individuele zelfstandigheid en keuzevrijheid c.q. keuzedwang) Alfabetisering en onderwijsexpansie D) Vooruitgang en modernisme De wereld is minder veranderd sinds de tijd van Jezus Christus dan in de laatste 30 jaar van ons bestaan (Charles Pguy, 1913)

Dit gevoel van een steeds versnellende vooruitgang vloeide o.m. voort uit de immense technologische vooruitgang en steeds verdere exploratie van de tijd en de ruimte: de fonograaf (1877), het automatische machinegeweer (1882), de eerste synthetische vezel (1883), fotografisch papier (1884), de kodak-camera, de rubberen band (1888), de Eifeltoren (1989), de Diesel motor (1892), de Ford-auto (1893), Xstralen, radio, film (1895), de eerste radio-uitzendingen, de eerste vlucht (1903) Leidde tot een crisis in de culturele representatie van tijd en ruimte en in de traditionele culturele vormen (bvb. eenheid van tijd en ruimte). Belangrijkste vraag voor het modernisme werd de vraag naar de mogelijkheidsvoorwaarden van representatie. E) Delaunay s Eiffeltoren Delaunay s problem, which can perhaps be sensed in the hectic and fractured composition of his painting, was that of finding a way to squeeze all that the Eiffel Tower embodied, for him, within the compass of s single image. The writer Blaise Cendrars, who was very close to the artist during the most feverish years of his attachment to the subject, described Delaunay s struggles:

59

He was always haunted by the tower and the sight of it from my window much attracted him No art formula known then could claim to solve plastically the case of the Eiffel Tower. Realism reduced it: the old laws of Italian perspective thinned it out. The tower rose in the Parisian sky like a hatpin. When we walked away from it, it dominated the city, stiff and perpendicular; when we approached it, it bent and leaned above us. Seen from the first platform, it corkscrewed, and seen from the top, it crumpled with its legs spread out and its neck drawn in. Delaunay also wanted to depict Paris all around it and to situate it. We tried every point of view, we looked at it from every angle, from every side Finally, Delaunay disjointed the tower in order to bring it into his own scope; he truncated it; he inclined it in order to give it its 1001 feet of vertigo; he adopted ten points of view, fifteen perspectives, some seen from above, others from below F) Centrale waarden van de moderniteit en modernisme  De moderniteit huldigt een zeer specifieke tijdsopvatting: de tijd wordt ervaren als lineair en onomkeerbaar (i.t.t. premoderne tijdsopvattingen). Het moderne is het nieuwe , datgene wat het heden specifiek maakt, verschillend van het verleden. Het impliceert een breuk met het verleden c.q. de traditie en is kenmerkend voor alles wat zich afzet tegen de erfenis uit het verleden. Het streven naar verandering wordt de moderne zingeving bij uitstek.  Moderniteit brengt een soort ervaring van thuisloosheid teweeg: omdat de wereld zo snel verandert dat alle zekerheden en vaste waarden op lossen schroeven komen te staan, ontstaat er grote verwarring en wordt het voor het individu moeilijker zich ergens thuis te voelen. Vanzelfsprekende banden met een plek c.q. volledge opname in een traditionele cultuur worden verbroken ten voordele van inschakeling in het grotere geheel van de moderne, georganiseerde maatschappij waar iedereen een partile rol speelt in het grotere geheel (cf. Durkheim : van mechanische naar organische solidariteit)  In de verlichting verbindt de moderniteit zich met de kritische rede. Typerend hiervoor is dat ze geen kern heeft, geen onbetwijfelbaar uitgangspunt, geen Openbaring. Ze huldigt geen ander principe dan het principe dat alle principes kritisch onderzocht moeten worden

Niets is blijvend: de rede identificeert zich met opeenvolging en andersheid. Moderniteit is synoniem met kritiek en identificeert zich met verandering; ( ) het principe dat aan onze tijd ten grondslag ligt is niet een eeuwige waarheid, maar de waarheid van de verandering (Octavio Paz)

60

G) Moderniteit als beschavingsproject Projectkarakter: of het nu ging om het project van technische en economische vooruitgang of het project van emancipatie ( verlichting ), die projecten werden telkens gedragen door een groter verhaal van collectieve vooruitgang en ontwikkeling, dat de zin van de geschiedenis uit de doeken deed en waaraan het project in kwestie zijn rechtvaardiging ontleent Het gaat om een beschavingsproject dat probeert de natuurlijke en traditionele beperkingen die op het menselijk gedrag rusten, op te heffen te voordele van de emancipatie van individu en samenleving In zijn meer complexe uitingen werd moderniteit gezien als een fenomeen dat getekend is door een dubbel moment: het verlangen naar vooruitgang, groei en emancipatie enerzijds, melancholie om en heimwee naar wat onherroepelijk verloren gaat ( creative destruction ) H) High modernism : centrale planning door de staat y Aspiratie om een geordende, op wetenschappelijke en rationele gronden gebaseerde maatschappij te construeren, kreeg haar volle beslag in de 19e en vooral de 20e eeuw. y Hoewel de vroegmoderne staten (met absolute vorsten zoals Louis XIV) probeerden om een effectief, centraal staatsbestuur uit te bouwen (bvb. door controle van de adel) was de graad van centralisatie, macht en doeltreffendheid nog vrij beperkt bij de niveaus die we vanaf de 20e E waarnemen y Zeker sinds begin 20e E is de reikwijdte en penetratie van het politieke gezag steeds dieper doorgedrongen in de samenleving en het leven van individuen (o.m. dankzij de militaire mobilisatie in WWI en WWII, die een ongelimiteerd gebruik van politieke macht met zich meebracht). y De twintigste eeuwse staatsgeleide, modernistische planning ging er van uit dat de verworvenheden van wetenschappelijke en technologische vooruitgang in elk domein van de maatschappij op een van bovenaf georganiseerde manier konden worden toegepast. Er was een grenzeloos vertrouwen in de capaciteit van de rede en de wetenschap om de maatschappij als geheel vorm te geven en te plannen.

61

I) De vormgeving van de maatschappij als een wetenschappelijk en te vervolmaken object  Samen met de groeiende machtscentralisering en sturingsmogelijkheden van de staat groeide de idee dat de staat maximaal moet bijdragen aan het welzijn de gezondheid, onderwijs, zeden en de productiviteit van al haar leden  Een belangrijke voorwaarde daartoe was de ontdekking van de maatschappij als een object, dat los van de staat, op een wetenschappelijke manier beschreven, gemeten en geteld kon worden.  De nieuwe, allesomvattende wetenschap van de statistiek, die eind 19e Ebegin 20e E tot stand kwam, zou er voor zorgen dat iedereen kon genieten van welvaart en vooruitgang. Alle bedreigingen van de burgelijke maatschappij werden geteld en gemeten met het oog op technocratische oplossingen : misdaad, armoede, zelfmoord, prositutie, ziekte, etc.  Statistische feiten werden gezien als het equivalent van de natuurwetten in de natuurwetenschappen. De ruimte voor staatsinterventie met het oog op perfectionering van de maatschappij en populatie werd zo als het ware eindeloos: persoonlijke hygine, dieet, huisvesting, de genetische structuur van de populatie, etc.  De wetenschappelijke sociale planning werd in eerste instantie toegepast op de lagere sociale milieus die beschaafd moesten worden en aangepast aan de noden van de moderne maatschappij. Via onderwijs, volksontwikkeling, en grootscheepse urbaniseringsoffensieven werden arbeiders, armen, etc de eisen van orde en productiviteit bijgebracht J) High modernism : de autoritaire planning van de maatschappij 1) Impliceert een radicale breuk met geschiedenis en traditie. Op basis van rationele overwegingen en wetenschappelijke wetten wordt het beste en meest efficinte antwoord op maatschappelijke problemen geformuleerd gaande van de familiestructuur tot huisvestingspatronen. 2) Aangezien de geplande sociale orde rationeler is en beter aansluit bij de objectieve menselijke behoeften, moet de organische en historisch gegroeide sociale orde wijken voor het nieuwe plan. Het verleden is niet meer dan een platform (en in vele gevallen een hindernis), om de plannen voor een betere toekomst te realiseren. De toekomst kan worden gemeten en gekend (bvb. 5-jaren plannen) 3) Ontstaan van een technocratische elite van experts: Alleen diegenen die beschikken over de nodige wetenschappelijke kennis om de sociale orde te begrijpen en te sturen, mogen over politiek gezag beschikken
62

4) Wetenschappelijke en technologische kennis moeten worden gebruikt om de maximalisatie van het individuele en collectieve nut en welvaart te realiseren. Dit aloverheersende productivisme vond bvb. zijn neerslag in de nieuwe organisatievormen en bedrijfsvoering die vanaf eind 19e doorgang vond. K) Taylorisme: scientific management van organisatie en fabriek (W.F. Taylor, 18561915) In de fabrieken begon met het werk op te delen in steeds kleinere taken, met het oog op de verhoging van de productiviteit Dit gebeurde op minutieuze wijze, o.m. door de bewegingen van de arbeiders op foto vast te leggen en aan de chronofotografie die bewegingen analyseert, opdeelt in kleine componenten en opnieuw samenstelt om de snelste, meest efficinte manier van werken te vinden. Zo schreef men aan elke arbeider in detail voor wat hij moest doen, hoe hij dat moest doen en tegen precies welke snelheid het werk gedaan moest worden Deze Taylorisering heeft geleid tot een zorgvuldig gepland productieproces (eerste vorm van management ) en de ontwikkeling van de idee van de mens als een radertje in een grotere, functionele machine L) Fordisme (Henry Ford, 1863-1947) Het Taylorisme wordt vaak in n adem genoemd met het Fordisme omdat Henry Ford de principes van het scientific management van Taylor op systematische, verregaande en creatieve manier toepasten in zijn autofabrieken In die fabrieken geschiedde het werk (voor het eerst) aan de lopende band en waren de planning van het werk, het lopende bandsysteem, de machines en het gemaakte product nauwgezet op elkaar afgestemd De afgeleverde wagen was, net als het werk om hem te vervaardigen, sterk gestandaardiseerd, zeer voorspelbaar en daardoor ook efficint geproduceerd M) Modernistische ruimtelijke planning: Le Corbusier Deze Zwitserse architect, vooral actief tussen 1920 en 1960, is de belichaming en voortrekker van de modernistische stedebouw (CIAM Congrs Internationaux d Architecture Moderne). Zijn doctrines vormen de meest doorgedreven, bijna karikaturale reflectie, van de assumpties van het radicale modernisme Zijn idee van totale stadsplanning is enorm invloedrijk geweest, maar zelden in zijn totaliteit uitgevoerd Belangrijkste projecten : Plan Voisin voor centrum Parijs, nieuwe business city voor Buenos Aires, Chandigarh (India) en Brasilia (CIAM Costa & Niemeyer)

y y

y y

  

63

N) Le Corbusier s stadsplanning  Het nieuwe stadsplan vervangt volledig de oude, organisch gegroeide stad. Plannen refereren op geen enkele manier aan lokale traditie, ornamentiek of esthetische voorkeuren  Le Corbusier bestreed de wanorde en verrotting ( pourriture ) van historische gegroeide steden en de chaos van mensen die rondhangen op straten, pleinen en markten: - om functionele, wetenschappelijke en hyginische redenen - Maar ook, en vooral, om esthetische redenen  De nieuw geplande steden hebben een krachtige visuele impact als coherente en geometrische vorm (vooral vanop een afstand)  Architectuur als onderzoek van een rationele geometrie ten voordele van de menselijke noden en het maatschappelijke welzijn  Pure formele orde in stadsplanning vertoonde sterke gelijkenissen met de machine en de hypergerationaliseerde, Fordistische arbeidsorganisatie in de fabriek.  Formele, geometrische simpliciteit (simpele, rechte lijnen, rechte hoeken, vastgelegde geometrische verhoudingen, etc.) werd gezien als voorwaarde voor functionele doelmatigheid en efficintie  Controle en sturing zijn immers moeilijk in een wanordelijke, onoverzichtelijke stad zonder duidelijk, geometrisch plan.  Le Corbusier stond voor alles voor een duidelijk, abstract en leesbaar schema dat in n oogopslag gevat kan worden en dat wordt opgelegd aan de historische gegroeide wanorde van de stad ( Dictatuur van het plan )  Centraal hierin stond de idee van een rigide scheiding of segragatie van functies : aparte zones voor werken, wonen, ontspanning, sociale ontmoetingen, verschillende vormen van transport, etc.  bvb. Inrichting van de straat moet zo functioneel mogelijk worden afgestemd om mensen zo snel en makkelijk mogelijk van punt A naar punt B te krijgen  Uittekenen van het plan was gebaseerd op een nauwgezette berekening van de objectieve noden van de bevolking. Net zoals het huis voor Le Corbusier een Machine om in te leven is, moet de geplande stad als een grote, efficinte machine worden gezien om een hele populatie in te laten leven.  Het vaststellen van de noden van individuen gebeurde op basis van abstracte schema s die uitgingen van obejctieve noden van individuen (aantal meters leefruimte, licht, etc.)  De stad als een workshop for production

64

O) Kritiek op het planningsmodernisme (Jane Jacobs)  In plaats van een perspectief op de stad van op afstand (van bovenaf), bekijkt Jacobs de stad vanuit het alledaagse leven in de straat  Jacobs merkt op dat er geen noodzakelijke correspondentie bestaat tussen de zuivere, geordende esthetiek van de stad en een stad die de alledaagse noden van haar inwoners invult.  De radicale toepassing van functionele segragatie maakt steden onleefbaar en oninteressant.  Stadsbuurten en zones waar verschillende functies en gebruiken elkaar overlappen zijn veel complexer en leefbaarder (voortdurende uitwisseling en contact in de publieke ruimte , sociale controle, enz.) P) Postmodernisme De term postmodernisme dook eerst op in de architectuur, waar hij gehanteerd werd als kritiek op het modernisme of het moderne functionalisme van architecten als Le Corbusier, Gropius, Mies Van der Rohe, etc. Het postmodernisme realiseerde zich in de architectuur onder meer door verwijzingen naar de lokale context (i.t.t. het universalisme en internationalisme van de modernisten), het gebruik van ornamentatie (i.t.t. geometrische, uitgezuiverde vorm), terugkeer naar de vormen van het classicisme en een historische eclectisme (i.t.t. de vooruitgangsidee) Q) Post-moderniteit? De waarde van verandering verliest zijn directe koppeling aan een vooruitgangsperspectief . Doordat de moderniteit zich radicaliseert in een onafgebroken verandering, verliest ze langzaamaan elke substantile waarde. Naarmate de modernisering voortschrijdt verdwijnt de morele en filosofische vooruitgangsideologie die haarin het begin schraagde. Uiteindelijk valt de moderniteit dan samen met de mode, met het steeds wisselende beeld dat als hip of modieus in de media wordt gepresenteerdde verandering

y y

65

Lector Hartmut Rosa: Terrorists and High-Speed surfers 1. Modernization as Social Acceleration 0) Modernity is about the acceleration of time (It s not really time that s speeding but you can speed up life in time.) - The experience of being modern is the experience of social dynamization, of the turbillon social (Rousseau): Baudelaire, Goethe, Nietzsche,... In modernity there are two characteristics: philosophy and Lucifer. We don t make time to let the things grow, we want to harvest everything. - Modernity is about setting the material, the social and the spiritual world in motion at growing speed. We have to grow, and change and innovate to keep up the status quo of de modern society - Sociology is born in reaction to this experience of social acceleration you can see it from the Classics of Sociology: Weber s Protestant Ethics Weber says that we thing we hate the most in the modern society is wasting time, we have to be in motion/action all the time Simmel s Definition of Metropolitan life Marx and Engels dictum that All that is solid melts into air Durkheim s conception of anomia Missing: a systematic account of social acceleration Starting point: acceleration of what?? (people always say; well in modernity everything is speeding up) 1) Dimensions/Motors of acceleration - Technological acceleration; transport, production and communication all developed to speed time up (microwave is faster than cooking, pictures are faster than painting,...) - Acceleration of Social Change; fashion, there s a new collection every week in the shops of New York, jobs (the average time that people keep a job is decreasing) - Acceleration of the Speed of Life; technology helps us to save time so the logical consequence is that we would have a lot of free time, but most of the people feel like they don t have enough time (multitasking, speed dating, eating fastfood) This tree evolutions are all connected and reinforce each other: acceleration of the speed of life creates a need for technological acceleration and this accelerates social change. It s an upright spiral. There are three motors of acceleration: A) Economic Motor (time is money) B) Structural Motor: functional differentiation C) Cultural Motor: the promise of acceleration, you want to live fast so you can have more experiences

66

2) Social Acceleration and Cultural Transformation 0) The core-idea: structural continuity- cultural discontinuity: Are there critical thresholds in the speed-up of social change? Chemical substances: solid -> liquid -> Gaseous there are different stages in chemical substances, just like there are different stages in society Culture/Identity: Traditional -> Modern -> Late-modern In 1990, life was speeding up very fast, internet, politics,....this could be called as the boiling point the change from modern to late-modern. a) Definition of social change: contraction of the present The present is a period of stability, within which we can learn from experiences (I.e.: derive expectations from experience) and accumulate practical knowledge. For example; you know when the lector ends because you were here last week, you benefit from the past experience The past: everything is no longer true/valid/relevant. The future: everything that is not yet true/valid/relevant. b) Illustrations of the present: Government: Obama PRESENT (Bush PAST, future ??) University curriculum: Bologna system (Old European system,??) Music: Mp3 (cd, ??) Your private life: work; ramada (mexx,??) c) Claim 1: There s a collective cultural present defined by the stability of basic cultural values, beliefs and practices (including forms of knowledge and patterns of association) d) Claim 2: There are critical thresholds in the acceleration of social change- these are defined by the pace of generational exchange: inter-generational pace of change: present >80-100 years Generational pace of change: present 20-80 years To??? Intra-generational stability? Since the 18-19 century there s realization that the world of the grandpa is not the same as the grandchild s. The world changes every 20 years, you don t know how the world will look like in 20 years, the world is not stable and this realization changes your identity. You don t know what you will be doing in a couple years. This causes insecurity. 3) Biographical Affects: Pre-fixed, self defined and situationalists identities a) Traditional (pre-modern society): pre-fixed identity a priori: if your father was a handyman, you also will be a handyman, if your father was a catholic, you will be a catholic - Identity given, not chosen, defined by birth - Place in the world fixed - Future known from the past

67

b) Modern society: individual identity, a posterior, chosen but stable (after adolescence): - Identity chosen (religion, politics, estate), individualization is an effect of the dynamization of identity - Temporalization of life: life-course institutionalized, biography standardized c) Late-Modern society: situationalist identity- drifters and terrorists - Life course de-institutionalized, biography de-standardized: your job, family, identity is not stable you constantly have to redefine yourself, you don t know where you ll be in 5 years - Temporalization of all markers of identity (right now, I work as a baker. You don t know if you ll work as a baker forever, you don t say I AM a baker). - Sequence of the life-course un-foreseeable and individualized ( you never know what comes next) - Life-course turns episodic again d) Fundamentalism, drift and depression Three forms of reaction? - Surfer: the relational self stability and autonomy are unnecessary! Mastering the waves to reach a goal, floating harmoniously with the unpredictable movements of the waves,.. - If you can t be a surfer you will become depressed, but if you accepted the unpredictability you ll thrive in the late-modern society, there s no stability in the late-modern society so you can try to find stability in fundamentalism - Depression: the tragic loss of any sense of direction or temporal flow - Fundamentalism and the return of religion stability from transcendence Religion helps to re-gain orientation and generational stability Other forms of fundamentalism (political, national) work just as well What comes next, how will this end? -> it will probably end in disaster, an ecological disaster or a war of fundamentalists, or a disease,... The idea of autonomy is the core idea of modernity, but now we become less autonomous, democracy is on the decline (it s a waste of time, corruption), with this speed-up we will need a political revolution to stop that because otherwise disaster will follow.

68

You might also like