You are on page 1of 15

Want hiertoe ben Ik aan je verschenen

Het waarom van de drie versies van Paulus Damascuservaring in Handelingen









De bekering van Saulus door Gustave Dor

2

Inhoudsopgave


1. Inleiding 3
2. Verschillen en overeenkomsten 5
3. Drie versies, n verhaal? 7
4. Conclusie 9
Bijlage 1. Kleurensynopsis 10
Bijlage 2. Vertalingen 12
Bijlage 3. Geraadpleegde literatuur 14


3

1. Inleiding

De Damascuservaring van Paulus in Hand. 9,1-19a wordt in de literatuur wel beschreven als
een archetypisch voorbeeld van een plotselinge bekering of crisis (Corley, 1-2).
1
Inderdaad is
het mogelijk om het verhaal te lezen als een bekeringsgeschiedenis in which [...] amid
tremendous emotional excitement or perturbation of the senses, a complete division is
established in the twinkling of an eye between the old life and the new (James, 217).
2

Exegeten die het gebeuren op de weg naar Damascus vooral als een bekering beschouwen,
wijzen erop dat Paulus na een Christofanie en aanvankelijk verzet zich laat dopen en
verandert van een felle vervolger in een even fanatieke verkondiger (vgl. Talbert, Acts, 84-7;
Witherington, Acts, 304,315; Burchard, 88). If such radical changes do not amount to
conversion it is hard to know what would so (Barrett I, 442).
3

Toch is het nog de vraag of Lucas primair een bekeringsgeschiedenis op het oog heeft als hij
Paulus Damascuservaring beschrijft. Zo ontbreken de woorden c. |. en .aie. ., die
gangbaar zijn in klassieke en (apocrief-)joodse bekeringsverhalen (vgl. Finn, 20-3). Paulus
gaat bovendien niet over naar een ander geloof, maar blijft zichzelf zien als jood.
4
Weliswaar
zweert hij het farizesme af, maar niet de joodse wet (Tomson, 149-153). Misschien is het
daarom beter om te spreken van een ommekeer (vgl. Jervell, 278). De apostel zelf lijkt de
geschiedenis vooral als een roeping te interpreteren, gezien zijn gebruik van de
werkwoorden sa. ., a:esau:. en a |et,. in Gal. 1,15-6. Paulus benadrukt daarmee dat het
gebeuren alleen van God uitging en dat hij daar zelf geen actieve rol in vervulde.
5
God riep
hem, zoals Hij eerder ook profeten had geroepen. Paulus meent zelfs dat hij net als eerder
Jeremia van jongs af aan was voorbestemd tot zijn taak als profeet voor de volken
(Schnelle, 79; Gnilka, 44; Roloff, 144).
6

Het is opvallend dat Lucas het gebeuren bij Damascus drie keer beschrijft, namelijk naast
Hand. 9,1-19a, ook in 22,4-16 en 26,9-18.
7
Het gebruik van een zogeheten triplet, een
verteltechniek waarbij drie keer vrijwel hetzelfde wordt verhaald, is een retorisch middel om
het belang ervan te onderstrepen (Greidanus, 321). Het steeds opnieuw vertellen biedt de
auteur tevens de kans om elementen bij te sturen of in te prenten. Op die manier kan hij
maximale invloed uitoefenen op de ontvangst ervan bij het publiek (Alter, 114). De laatste
herhaling lijkt bovendien vaak de climax te vormen en biedt de sleutel tot het verstaan van
het verhaal (Beck, 87-9; Ryken, 142). Mogelijk is dit ook het geval bij de drie verhalen over
de ommekeer en roeping van Paulus.

1
Hoewel de apostel in Hand. 9 nog Saulus wordt genoemd, wordt hij in dit werkstuk consequent aangeduid met Paulus, zijn
Griekse naam vanaf Hand. 13,9.
2
Sinds de reformatie is vaak gediscussieerd of de Paulinische bekering nu de norm moest zijn voor bekeringen. Sommige
reformatoren (o.a. Zwingli, Tyndale) vonden van wel, anderen erkenden ook de geleidelijke bekering of lysis (o.a. Luther en
Calvijn). Puriteinen beschouwden de bekering als een proces van innerlijk onderzoek, waarvan de duur overigens flink kon
verschillen (Van Meeteren, 51-8; Corley, 1-16; Frijhoff, 430-440).
3
De meeste oudere Bijbelvertalingen voorzien Handelingen 9 van het kopje Bekering van Saulus of een variant daarvan (vgl.
LUV 1906, SV 1977, NBG, Telos, Canisius (Bekering en doop), Bakels, Brouwer; zie ook HSV). Meer moderne vertalingen
refereren aan de roeping van Saulus (GNB en NBV). W78 en W95 laten in het midden of Saulus werd bekeerd of geroepen en
verwijzen naar zijn verblijf in Damascus. Het Boek kopt: Saulus ontmoet Jezus.
4
Zoals onder meer in het apocriefe verhaal over de bekering van Asnath van het Egyptische polythesme naar het
monothesme van Jozef (Burchard, 60-86). Meer voorbeelden van zulke bekeringen in Talbert, Conversion, 143-153.
5
Dit in tegenstelling tot een bekering waarin ook de mens actief is betrokken (vgl. Schnelle, 78 nt. 9).
6
Zie Jer. 1,5. W. Zimmerli merkt op dat Lucas versie van het Damascusgebeuren meer in lijn is met de roeping van Jesaja
(Jes. 6) en Ezechil (Ez. 1,1-3). Vgl. Zimmerli, 20-1.
7
NB. ook de bekering van Cornelis wordt drie keer beschreven in Handelingen (10,1-48; 11,1-18 en 15,7-9), net als de opdracht
aan Paulus om zich in zijn verkondiging op heidenen te richten (Hand. 13,46-48; 18,6 en 28:28), de bevrijding uit de gevangenis
(5, 12 en 16) en het apostolisch decreet (15,20; 15,28-29 en 21,25), hoewel de laatste, gezien de geringe afstand tussen de
eerste twee vermeldingen, wat twijfelachtig is (Pervo, 10; vgl. Sthlin, 309-10).
4

In dit werkstuk willen we de lucaanse interpretatie van de Damascuservaring van Paulus


analyseren aan de hand van de drie beschrijvingen in Handelingen. Het eerste hoofdstuk
biedt een overzicht van de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de drie
vertellingen. In het tweede hoofdstuk gaan we nader in op de betekenis van de drie verhalen
als triplet. We bespreken enkele theorien over de bedoeling die Lucas met de drievoudige
vertelling kan hebben gehad en trekken vervolgens onze eigen conclusies. In de bijlagen
geven we tot slot zowel een Griekse als een Nederlandse synopsis van Hand. 9,1-19a, 22,4-
16 en 26,9-18, aan de hand waarvan de drie verhalen en detail kunnen worden vergeleken.

5

2. Verschillen en overeenkomsten

Het bestaan van drie vertellingen van Paulus ommekeer en roeping in Handelingen is wel
toegeschreven aan het gebruik van meerdere bronnen door Lucas. Tal van exegeten hebben
geprobeerd zijn bronnenmateriaal te reconstrueren door de drie verhalen te benaderen als
een synoptisch probleem. Lucas zou meerdere verslagen, onder meer van Ananias en
Paulus zelf, hebben gebruikt en daarbij nauwelijks moeite hebben genomen om de
onderlinge verschillen weg te poetsen.
8
Maar die benadering wordt tegenwoordig steeds
minder gevolgd (Barrett I, 444). In plaats daarvan is er meer aandacht gekomen voor de
bedoeling die Lucas kan hebben gehad met de presentatie van juist deze drie
Damascusversies in Handelingen: Any shift in detail is the more significant because one
author only is responsible. Hence it may be safely assumed that he had some purpose in
placing details seemingly at variance with one another, other than a forlorn hope of
tantalizing future commentators! (Stanley, 332 nt 30).
Wie een nadere blik op de drie verhalen werpt kan de verschillen en overeenkomsten
nauwelijks ontgaan.
9
Een van de afwijkingen die het eerst in het oog springen betreft het
genre. Handelingen 9,1-19a is een narratief in de derde persoon enkelvoud geschreven
door een alwetende verteller waarin meerdere Gattungen kunnen worden herkend.
10
Het is
een van de verhalen die het publiek voorbereiden op de missie onder de heidenen die
centraal staat in Handelingen 13-28 (Pervo, 231; Sthlin, 132).
11
De andere twee versies zijn
redevoeringen, die zijn weergegeven in de ik-vorm. In Handelingen 22 spreekt Paulus over
zijn Damascuservaring voor het joodse volk dat hem had beschuldigd van ontwijding van de
tempel (vgl. Hand. 21,28-9). Hij doet zijn verhaal in het Hebreeuws (Hand. 21,40; 22,2). In
Handelingen 26 staat Paulus terecht voor koning Herodes Agrippa II en de Romeinse
gouverneur Porcius Festus en verweert hij zich in het Grieks tegen de eerder tegen hem
ingebrachte beschuldigingen. Beide toespraken behoren tot het genre van de apologie
(Jervell, 543).
12

Niet alleen de macrocontext van de drie verhalen over het Damascusgebeuren loopt uiteen,
ook de microcontext laat de nodige verschillen zien. We bespreken hier de meest
opvallende. In Hand. 9,7 horen de mannen het geluid van een stem, maar zien ze niemand,
terwijl dat in Hand. 22,9 lijkt te zijn omgedraaid. Sommige exegeten zien hierin een
gebrekkige lucaanse redactie (vgl. Czachesz, 65-6), terwijl andere van geen tegenstelling
willen weten (vgl. Witherington, Good news, 343).
13
Wel zijn velen het erover eens dat beide
passages duidelijk moeten maken dat uitsluitend Paulus een ontmoeting heeft met Christus

8
Voor een overzicht, zie Witherington, Editing, 336; Hedrick, 416; Haenchen, 274; Lake, 190-1.
9
Zie de Griekse en Nederlandstalige synopsis in de bijlagen.
10
Delen van de perikoop zijn volgens veel exegeten gemodelleerd naar oudtestamentische roepingsverhalen (o.m. Mullins;
Barrett, 442), hoewel ook parallellen met buiten-Bijbelse bekeringsgeschiedenissen zijn te trekken (Pervo, 234-6; Czachesz, 66;
Talbert, Conversion; Burchard, 86-93). Rothschild herkent elementen uit geboorteverhalen (Rothschild, 136), terwijl Hedrick er
een wonderverhaal in ziet (Hedrick, 417) en Sthlin analogien met het opstandingsverhaal ontwaart (Sthlin, 310-1).
11
Paulus Damascuservaring is opgenomen tussen de bekering van de Ethiopische schatkistbewaarder (Hand. 8,26-40) en de
doop van Cornelius (Hand. 10).
12
Een aantal exegeten meent dat ook de eerste vertelling is bedoeld als verdediging van Paulus tegenover hen die menen dat
de man uit Tarsus geen echte apostel is en de Heer niet heeft ontmoet (Rothschild, 130; Stanley, 329).
13
(a) In Hand. 22,9 zien de metgezellen alleen een licht. Over een mogelijke verschijning, zoals in Hand. 9,7 (vgl. e. ia) doet
Lucas geen mededelingen. (b) Mogelijk duidt a seu . met genitief in Hand. 9,7 op het feit dat de mannen slechts een geluid
opvangen, maar geen woorden kunnen onderscheiden. Dit in tegenstelling tot Hand. 22,9 waar een accusatief is gebruikt, die
aangeeft dat ze de stem niet verstaan (vgl. Wallace, 133-4; Robertson, 449, 472, 506). Er zijn echter ook exegeten die menen
dat het klassieke onderscheid tussen a seu . met een tweede en vierde naamval in Koin-Grieks was vervallen. Zij wijzen op de
parallelle verzen Hand. 9,4 (accusatief) en Hand. 22,7 (genitief). Voor een evaluatie van de kwestie, zie Barrett II, 1038-9 (vgl.
Blass 173,5; 416,5). Codex D voegt overigens aan Hand. 22,9 nog sat . |ee, . ,.ii toe, naar analogie van Lc. 24,5.37,
Hand. 10,4 en 24,5 (Haenchen, 555 nt 2).
6

en dat de inhoud van Diens boodschap aan de metgezellen voorbijgaat (vgl. Roloff, 323;
Stanley, 328). Een ander opvallend onderscheid is het feit dat in Hand. 9,4 en 22,7 alleen
Paulus ter aarde valt, terwijl dat in Hand. 26,14 van het hele gezelschap wordt gezegd.
Mogelijk komt dit doordat in Hand. 26,13 geen sprake is van een verblindend licht dat
uitsluitend rondom Paulus bliksemde en hem verblindde, maar van een licht dat hen allen
bescheen.
14
In Hand. 26 hoeft Paulus dan ook niet te worden genezen en blijft Ananias
achterwege. Deze inwoner van Damascus speelt in Hand. 9 nog een prominente rol. Lucas
voert hem daar op als leerling, aan wie Christus in een visioen opdraagt om Paulus de
handen op te leggen. Ananias protesteert een topos in verhalen waarin God de mens een
opdracht geeft (Mullins, 603) maar na een nadere uiteenzetting van de goddelijke plannen
met Paulus, gehoorzaamt hij. Wel verzuimt hij om Gods opdracht aan de apostel mee te
delen. In Hand. 22 is Ananias een vrome jood die, zonder voorafgaand visioen, aan Paulus
vertelt dat hij is voorbestemd om Christus getuige te zijn voor alle mensen, wat naderhand in
een tempelvisioen wordt gepreciseerd tot zending onder de heidenen (Hand. 22,17-21).
Hand. 26,9-18 is een verder gecomprimeerde weergave van alle verwikkelingen, waarin
Paulus meer centraal staat en hij zijn opdracht rechtstreeks van Christus ontvangt.
Overeenkomsten tussen de drie versies van Paulus Damascuservaring zijn er ook. Het
meest zichtbaar is dat in de dialoog tussen Christus en Paulus, die in alle verhalen min of
meer gelijkluidend is: Ik hoorde een stem die tegen me zei: Saul, Saul, waarom vervolg je
Mij? En ik antwoordde: Wie bent U, Heer? En Hij zei tegen me: Ik ben Jezus van Nazareth,
die jij vervolgt. Hand. 26,14 voegt hier nog een Grieks spreekwoord toe, wat vermoedelijk
dient als illustratie van Paulus apologie voor Agrippa: Het is lastig voor je om tegen de
prikkels te schoppen.
15
Gezien de mate van variatie in de rest van de narratieven is de
letterlijke overeenkomst in de weergave van de Christofanie opvallend. Maar ook voor het
overige laten de verhalen in wezen steeds hetzelfde patroon zien, wat we herkennen van
roepingsverhalen uit het Oude Testament: er is een plaatsbepaling en een introductie van de
betrokkenen, er volgt een confrontatie met het goddelijke, waarop een reactie komt, er wordt
een opdracht gegeven en toegelicht, waarna de verhalen worden afgesloten met een
respons van de ontvanger op de opdracht (Mullins, 606).
16
Dit schema gaat in Hand. 9 ook
op voor Ananias.
17

De overeenstemming in de drie Damascusvertellingen legt een kern bloot. Steeds draait het
om de ontmoeting met Christus, de dialoog tussen Hem en Paulus en een opdracht tot de
heidenmissie die op een of andere manier met Damascus is verbonden. Dit klopt met wat
Paulus zelf schrijft over zijn roeping in Gal. 1,15-6, hoewel de woordelijke overeenkomst met
de verhalen in Handelingen vrijwel nihil is.
18
Waarom kon Lucas niet met n versie
volstaan? Wat was zijn bedoeling met een triplet van narratieven over de Damascuservaring
in Handelingen? Om daar antwoord op te geven keren we terug naar de verschillen tussen
de drie vertellingen en analyseren we aan de hand van enkele theorien hoe Lucas zijn
triplet heeft opgebouwd.

14
Pervo ziet in het bliksemen (:.taca:.) van Hand. 9,3 en 22,6 een teken van straf, terwijl het licht dat in Hand. 26,13 allen
beschijnt zou duiden op een vriendelijke Epifanie zoals in Lc. 2,9 (Pervo, 631; vgl. Foerster, 502-3). Pervo ziet hier voorbij aan
Lc. 17,24 waar a :. en aca:. samenvallen (Oepke, 25). Merk ook op dat in Hand. 26 Paulus de enige is die de stem hoort.
15
Sommige handschriften voegen het spreekwoord (wat onder meer ook voorkomt bij Euripides en Pindarus) ook in in Hand.
9,4 (E 431 sy
p.h
mae en enkele kerkvaders) of 9,5/6 (629 gig

h p vg
mss
en enkele kerkvaders) en in Hand. 22,7 (E 255 gig vg
mss

sy
hmg
). Vermoedelijk gaat het om harmonisaties met Hand. 26,14 (vgl. Barrett II, 1038; Metzger, 317).
16
Mullins ziet verder nog terugkerende themas als het visioen, de stem en het werkwoord opstaan (Mullins, 610).
17
Tannehil ziet Hand. 9,1-19a als het verhaal van Paulus en Ananias samen: Not only must Sauls aggression toward the
disciples be cured but Ananias fear of the persecutor must be overcome (Tannehil, 115-6).
18
De enige twee woorden die terugkeren zijn een vorm van .ie, (Hand. 9,15; Hand. 22,21; Hand. 26,17 en Gal. 1,16) en
^aacse i (Hand. 9,2.8; Hand. 22,5; Hand. 26,12 en Gal. 1,17). Vgl. Longenecker, 32,35
7

3. Drie versies, n verhaal?



De verhalen over de Damascuservaring van Paulus in Hand. 9, 22 en 26 overziend,
herkennen we ondanks de verschillen veel dezelfde elementen. Dat heeft exegeten ertoe
gebracht om de drie narratieven niet langer te beschouwen als gesoleerde vertellingen, die,
wanneer ze in een synopsis worden weergegeven, alleen een kijkje geven in de bronnen van
Lucas. Ongetwijfeld heeft Lucas een bepaalde traditie over het Damascusgebeuren als
uitgangspunt genomen. Diesen Bericht aber behandelt der Schriftsteller Lukas wie ein
Komponist ein ihm gegebenes Thema: er fgt es seiner Komposition in mehreren
Variationen ein (Sthlin, 310). Steeds toont de evangelist, gedoseerd over de drie versies,
nieuwe aspecten van het verhaal: In fact, the complete story of Pauls conversion, as Luke
understood it, can only be determined by bringing together features from all three narratives.
The entire story is not completely narrated in any one of the accounts (Hedrick, 432; vgl.
Pervo, 629).
De vertellingen vormen, kortom, samen een verhaal. Wel heeft elke versie daarbinnen een
eigen setting en kleur. Volgens D.M. Stanley benadrukken de verhalen elk op eigen wijze dat
Paulus tot de apostelen behoort, een kwalificatie die in de vroegste kerk nog omstreden was
(Stanley, 329-338).
19
Zo zou Lucas in Hand. 9 willen zeggen dat Paulus, in tegenstelling tot
zijn metgezellen, de Heer ziet, conform de definitie van het apostelschap zoals dat is
geformuleerd in Hand. 1,21-2. Ook hoort Ananias over hem dat Paulus moet lijden, wat
eveneens bij apostelen hoort (Hand. 5,41). Hand. 22,11 voegt hieraan toe dat Paulus ,
ee, eu |.e, ziet, waarin Stanley Christus goddelijke glorie als verrezen Heer vermoedt.
Tot slot stelt Lucas Paulus in Hand. 26 op een lijn met de grote profeten uit het OT, wanneer
Christus Zelf hem aanstelt als dienaar (Hand. 26,16.22). Hieruit rijst volgens Stanley het
beeld op van Paulus als de zendeling par excellence so that it would not be an exaggeration
to say that when Paul goes to Rome, Christ, in Pauls person goes to Rome. And Luke by his
recording of Christs words that identify Pauls work with his own as the Servant of Yahweh is
not unconscious of their momentous import (Stanley, 336).
Hoewel betwijfeld kan worden of Lucas Paulus in Handelingen portretteert als een
volwaardig apostel (Rordorf, 141; Barrett I, 444; maar vgl. Roloff, 353), zien veel exegeten
wel hoezeer het Damascusgebeuren een sleutelpositie inneemt in het betoog van Lucas. Het
is deze ontmoeting met Christus die Paulus laat voldoen aan de opdracht van Jezus (Hand.
1,8) om het evangelie na Jeruzalem, Judea en Samaria doorgang te laten vinden tot aan
de uiteinden der aarde (Green, 23). I. Czachesz merkt op dat Lucas de roeping van Paulus
steeds op een andere manier brengt, afhankelijk van de sociale context die hij voor ogen
heeft. Zo zou Lucas in Hand. 9 benadrukken hoe de roeping zich voltrekt door middel van de
gemeenschap. Ananias, als representant van de gemeente in Damascus, geneest en doopt
hem, waarna de apostelen in Jeruzalem hem erkennen en opnemen (Hand. 9,27-8). Dit
institutionele roepingstype is een noviteit van Lucas, aldus Czachesz. In Hand. 22 krijgt de
vocatie de vorm van een profetenroeping. Contacten met de gemeenten in Damascus of
Jeruzalem ontbreken. Vervolgens modelleert Lucas het verhaal in Hand. 26 weer op een
nieuwe manier. De boodschap die Paulus krijgt is niet langer uitsluitend christelijk of joods,
maar grensoverschrijdend. Czachesz meent dat Lucas daarom de eerder aangebrachte
institutionele en religieuze kaders weer verlaat en naar het model van de filosofenroeping
grijpt, een genre dat benadrukt dat filosofen hun leer rechtstreeks van de goden ontvangen
(Czachesz, 61-88).

19
Zie ook Schnelle, 77-8; Den Heyer, 82; Gnilka, 43.
8

R.I. Pervo tot slot ziet een voortdurend oplopende spanning in de drie verhalen, met een
climax in Hand. 26 (Pervo, 10). Hij baseert zich deels op C.W. Hedrick die meent dat Lucas
zich genoodzaakt zag om in zelf geconstrueerde toespraken het oorspronkelijke
wonderverhaal te verduidelijken en op punten te corrigeren. Lijkt het in Hand. 9,7 door de
gekozen naamval nog dat de metgezellen deelnemers waren aan de Christofanie, in Hand.
22 sluit Lucas dat expliciet uit. Uiteindelijk maakt hij in Hand. 26 van de hele geschiedenis
een roepingsverhaal waarin alleen Paulus de hoofdrol speelt (Hedrick, 428-32). Pervo leest
hierin dat Lucas de aanvankelijke legende rond Paulus bekering steeds meer in de vorm van
de roeping kneedt zoals die door Paulus zelf is verteld in Galaten 1. Het publiek moet het
gebeuren bij Damascus dan ook uiteindelijk begrijpen op de manier waarop Lucas dit in
Hand. 26 heeft beschreven, zo denkt Pervo. Hij concludeert: Acts 26 presents a story of
Pauls conversion that is at one and the same time the most Lucan and the most Pauline of
the three reports (Pervo, 565, 630 (citaat)).
Het is nog maar de vraag of Lucas de Galatenbrief heeft gekend en of hij de
bekeringsgeschiedenis heeft willen ombuigen naar de Paulinische interpretatie van het
gebeuren, zoals Pervo zegt.
20
Toch zit er wel degelijk een richting in de lucaanse versies van
het Damascusverhaal, die pas opvalt als het totaal van de drie vertellingen in ogenschouw
wordt genomen. Stanley en Czachesz hebben daar m.i. te weinig oog voor. Zij interpreteren
wel de drie deelverhalen, maar niet het gehele narratief, waarbinnen naar goed Bijbels
gebruik de laatste versie het belangrijkst is (Beck, 87-9). Met Hand. 26 als sleutel blijkt
hoezeer Lucas uiteindelijk scherpstelt op de goddelijke opdracht die ten grondslag ligt aan de
heidenmissie van Paulus. Lucas doet dat door de weergave van de geschiedenis steeds
compacter te maken en toe te spitsen. Zaken die in Hand. 9 en 22 nog worden verteld,
krijgen in Hand. 26 niet meer dan een verwijzing, zodat lezers de toespraak voor Agrippa en
Festus alleen goed kunnen volgen als ze bekend zijn met de eerdere versies. Maar de
boodschap van Christus aan Paulus komt daardoor nog sterker uit de verf. Komt de opdracht
in Hand. 9 nog indirect bij Paulus terecht en bevat Hand. 22 voornamelijk toespelingen op de
inhoud ervan, in de versie van Hand. 26, het hoofdstuk voorafgaand aan zijn reis naar Rome,
krijgt de apostel alles van Christus zelf te horen (Hand. 26,16-8).

20
Pervo meent dat de Galatenbrief een bron van Lucas is geweest (Pervo, 246 nt 4) of dat Lucas bron de brief aan de Galaten
heeft gekend (Idem, 554 nt 39). Maar hij schrijft ook: Stories about Pauls conversion were, as Galatians indicates, a topic of
some interest, as well as a subject for malicious gossip (Pervo, 232 nt 5). Veel exegeten geloven er niets van dat Lucas zijn
verhalen heeft gent op de brieven van Paulus (Rordorf, 140; Hedrick, 415; Roloff, 144; Wilson, 164).
9

4.Conclusie

De Damascuservaring van Paulus in Hand. 9,1-19a is vaak voorgesteld als een
bekeringsverhaal. Paulus verandert na een Christofanie van een vervolger in een vervolgde,
van een tegenstander in een voorvechter en van blinde in een ziende. Toch gaat het Lucas
niet zozeer om het vertellen van een bekeringsverhaal wanneer hij het gebeuren bij
Damascus beschrijft. Uiteindelijk draait het verhaal om Paulus roeping. Dat wordt duidelijk,
wanneer we niet alleen naar Hand. 9 kijken, maar ook naar de parallelle versies in Hand.
22,4-16 en Hand. 26,9-18. De verhalen vormen samen een triplet, waarbinnen het ene
verhaal het andere aanvult en het laatste verhaal het belangrijkst is. In de verdedigingsrede
van Paulus in Hand. 26 is geen sprake meer van blindheid of hulpeloosheid van de apostel.
Ook het bemiddelende optreden van Ananias is vervallen, de doop blijft achterwege en de
mannen die Paulus vergezellen op zijn reis naar Damascus verdwijnen direct na hun
introductie weer van het toneel. Alle aandacht gaat uit naar de woorden die Christus tot de
apostel spreekt. Waar de opdracht voor de heidenmissie in Hand. 9 nog alleen aan Ananias
wordt meegedeeld en in Hand. 22 pas naderhand wordt ontvouwd in een tempelvisioen,
krijgt Paulus in Hand. 26 alles rechtstreeks van Christus te horen in veel uitgebreidere
bewoordingen dan in de eerdere vertellingen.
Samen onderstrepen de drie weergaven van het gebeuren bij Damascus het belang dat
Lucas aan de hele geschiedenis hecht. Het is in zijn ogen Christus Zelf geweest die Paulus
heeft ingeschakeld en heeft opdragen om het evangelie aan de heidenen te verkondigen.
21

Deze boodschap zit in alle drie de verhalen, maar wordt het meest expliciet verwoord in
Hand. 26, de versie die we ook als sleutelnarratief van het triplet kunnen beschouwen: Want
hiertoe ben Ik aan je verschenen, om je aan te stellen tot dienaar en getuige zowel van wat
je aangaande Mij hebt gezien als van wat ik je zal laten zien, doordat Ik je red uit het volk en
uit de heidenen tot wie Ik je stuur om hun ogen te openen om (hen) van de duisternis te
bekeren tot het licht en van de macht van Satan tot God, zodat ze vergeving ontvangen van
(hun) zonden en een erfdeel onder de geheiligden door geloof in Mij. Lucas legitimeert zo de
cruciale rol die hij voor Paulus ziet in het Goddelijke plan om het evangelie doorgang te laten
vinden van Jeruzalem, Judea en Samaria tot aan de uiteinden der aarde, het leidmotief van
het hele boek Handelingen (Roloff, 13-4).
22

21
Zo heeft Paulus zijn eigen roeping ook gezien, getuige zijn weergave van het verhaal in Gal. 1,15-6 en de aanhef van veel
van zijn brieven (Rom. 1,1; 1 Kor. 1,1; 2 Kor. 1,1; Gal. 1,1).
22
Haenchen meent dat Paulus bij Lucas model staat voor de kerk. Niet zo zeer Paulus staat terecht in Handelingen 22 en 26,
maar de christenen. Paulus verdediging is dan een apologie t.b.v. alle christenen (Haenchen, 560,617).
10

Bijlage 1. Kleurensynopsis

Hand. 9,1-19a vertoont grote verwantschap met Hand. 22,4-16 en Hand. 26, 9-18. In
onderstaande tabel worden de overeenkomsten en verschillen zichtbaar gemaakt aan de
hand van een kleurensynopsis.
23
Daarin zijn woorden die letterlijk overeenkomen met beide
andere vertellingen zwart afgedrukt. Een kleur in een kolom die tot een ander hoofdstuk
behoort, duidt aan dat de woorden alleen met dat andere hoofdstuk worden gedeeld. Tekst
in de kleur van de eigen kolom bevat uniek materiaal dat alleen voorkomt in het betreffende
hoofdstuk. Dus rode tekst in de kolom van Hand. 22 duidt op een woordelijke overeenkomst
met Hand. 9, groene tekst op een verwantschap met Hand. 26.

Hand. 9,1-19a Hand. 22,4-16 Hand. 26, 9-18
1
'0 e. Laue, .t .:i..i a :.t,
sat |eieu .t, eu, aa, eu
suteu, :ec..i . a,t..t

9
`E,. .i eui .eea .au. :e, e
eiea `Iceu eu Na,.ateu e.ti
:ea . iait a :a at,
2
cae :a` aueu .:tcea, .t ,
^aacsei :e, a, cuia,.,a,, e :.,
.ai tia, .u , eeeu eia,, a iea,
. sat ,uiat sa,, e.e..ieu, a ,a , .t ,
`I.euca.
4
e, aui i eeei .et.a a ,t
aia eu e.c.u.i sat :aaeteeu, .t,
|uasa , aiea, . sat ,uiatsa,,
5

. , sat e a ,t..u, au.t et sat
:a i e :.cu. tei, :a` . i sat
. :tcea , e.a.ie, :e, eu,
ae.|eu, .t, ^aacsei .:e.uei,
a .i sat eu, . s.tc. eia, e.e..ieu,
.t, `I.euca t ia t.. cti.
10
e sat .:et ca .i 'I.eceuet,,
sat :eeu, . .i a,t.i . ,. .i
|uasat, sa.s.tca i :aa . i
a ,t...i . euct ai a. i
a iateu. i.i . au . i sa i.,sa
|ei.
11
sat saa :aca, a ,
cuia,.,a , :east, t..i aueu,
ia,sa,ei ac|.ti :.tcc., .
.atie.ie, auet, . et .sei . ., sat
.t, a, .. :e.t,.
3
`Ei e. . :e.u .cat . ,. i.e auei
. ,,t ,.ti ^aacs. , .at|i, .
auei :.t ca.i |., . s eu
euaieu
6
`E,. i.e e. et :e.ue. i. sat
. ,,t ,eit ^aacs. :.t
.ctai .at |i, .s eu euaieu
:.taca at |., tsaiei :.t ..,
12
`Ei et , :e.ue.ie, .t , i
^aacsei .` . eucta, sat .:te:,
, . i a ,t.. .i
13
.a, .c,
saa i eeei .teei, act.u,
euaie.i u:. i a:ea eu
teu :.taai . |. , sat eu,
cui .et :e.ue.ieu,.
4
sat :.c.i .:t i ,i seuc.i
|.i i . ,eucai au. Laeu Laeu,
t . et. s.t,,
7
.:.ca . .t , e . ea|e, sat seuca
|.i, .,eu c, et Laeu Laeu, t
. et.s.t,,
14
:ai.i . saa:.cei.i .i .t,
i ,i seuca |.ii .,eucai :e ,
. 'Eatet eta.s. Laeu
Laeu , t . et. s.t,, csei cet
:e , s. ia ast ,.ti.
5
.t :.i e. t , .t , su t., e e. . ,.
.tt `Iceu, ei cu et.s.t,
8
. ,. e. a:.sti t, .t, sut.,
.t :. i . :e, . .,. .tt `Iceu, e
Na,.ate,, ei cu et.s.t,.
15
. ,. e. .t :a t, .t , sut., e e.
sute, .t :.i . ,. .tt `Iceu, ei cu
et. s.t,.
6
a a aiact sat .t c.. .t , i
:eti sat ac.at cet e t c. e.t
:et.t i.
ziehieronderbijvers10
16
a a aiact sat ct .:t eu,
:eea, ceu .t, eue ,a .|i cet,
:e,.ttcacat c. u:.i sat
aua .i . .te., [.| .i .
e|ceat cet,
17
.ateu.ie, c. .s
eu aeu sat . s .i .i.i .t, eu,
.,. a:ec.. c.
18
a iet at
e|aeu, au. i, eu .:tc. at a:e
cseeu, .t, |. , sat , .eucta, eu
caaia .:t e i .ei, eu a.ti
aueu, a|.cti aat.i sat sei
. i et , ,tac. iet, :t c.t .t , . . .
7
et e. aie., et cuiee.uei., au.
.t c s.tcai . i.et , a seu ei., .i ,
|.i , e.ia e. ..eui.,.
9
et e. cu i . et e i., e .i |. ,
..acaie i e. |.ii eus seucai
eu aeuie, et.
10
.t:ei e. t
:etc., sut., e e. sute, .t:.i :e,
. aiaca, :e.ueu .t , ^aacsei
sa s.t cet ac.at :.t :ai.i .
i . asat cet :et cat.

8
,. e. Laue, a:e , , ,,
a i.. ,. i.i e. .i e|a.i aueu
eue.i . .:.i ,.ta,.,eui., e.
au e i .t c ,a,ei .t, ^aacsei.

11
. , e. eus .i. .:ei a:e , ee,
eu |.e, .s.t ieu, ,.ta,.,eu .ie,
u:e .i cuiei.i et ei .t ,
^aacsei.

9
sat i .a, .t , .:.i sat
eus .|a,.i eue. .:t.i.

23
Vrij naar het systeem van S. Carlson: http://www.mindspring.com/~scarlson/synopt/harmony.
11

10
'Hi e. t, a, .i ^aacs.
eieat 'Aiait a,, sat .t :.i :e ,
auei .i eaat e sute, 'Aiaita.
e e. .t:.i teeu .,. , sut..

12
'Aiaita, e. t,, ai .ua,
saa ei ieei, aueu.ie, u:e
:ai.i .i saetseui.i `Ieueat.i,

11
e e. sute, :e, auei a iaca,
:e.ut .:t i ui i
saeu.ii Eu.tai sat ,cei .i
etst a `Ieuea Lauei eieat Tac.a
teeu ,a :ec.u ,.at


12
sat .te.i aiea [.i e aat|
'Aiaitai eieat .tc.eia sat
.:t.ia au. [a,| ,.ta, e:.,
a ia. .


13
a:.st e. 'Aiaita, sut.,
seuca a:e :e.i :.t eu aiee,
eueu eca sasa et , a ,tet, ceu
.:etc.i .i `I.euca


14
sat .e. .,.t .euctai :aa .i
a,t...i e cat :aia, eu,
.:tsaeu.ieu, e eiea ceu.


15
.t:.i e. :e, auei e sute,
:e.ueu, et cs.ue, .se, , .cti et
eue, eu acacat e eiea eu
.i.:tei .i.i . sat act..i ut.i
. `Ica


16
.,. ,a u :ee.t. au. e ca e.t
auei u:. eu eieae , eu :a.ti.


17
`A:.i e. 'Aiaita, sat .t c .i
.t, i etstai sat .:t.t, .:` auei
a , ,.t a, .t :.i Laeu ae.|., e
sute, a:.cas.i ., `Iceu, e
e|.t, cet .i ee. ,eu, e:.,
a ia. , sat :c, :i.uae,
a,t eu.

13
..i :e, . sat .:tca, .t:.i
et Laeu ae.|. , a ia .ei. sa ,.
au .a a i. .a .t , au e i.
14

e e. .t:.i e .e, .i :a..i .i
:e.,.ttcae c. ,i.iat e .a
aueu sat te.ti ei etsatei sat
aseucat |.i i .s eu ceae,
aueu,
15
et .c au, au. :e,
:aia, ai.:eu, .i ..asa, sat
seuca,.

18
sat .u.., a:.:.cai aueu a:e
.i e|a.i ., .:te.,, a i. ..i
. sat aiaca, .a:tc

16
sat iu i t . .t,, a iaca ,
a:tcat sat a :e eucat a , a at a,
ceu .:tsa.ca.ie, e eiea au eu.

19a
sat a.i e|i .itc,uc.i.

12

Bijlage 2. Vertalingen

De onderstaande vertalingen betreffen werkvertalingen van de in Bijlage 1 gemaakte
synopsis. De grijze velden in de tabel zijn bedoeld om het horizontale lezen van de synopsis
te vergemakkelijken.

Hand. 9,1-19a Hand. 22,4-16 Hand. 26, 9-18
1
En Saulus, terwijl hij nog dreiging en
moord brieste (of: ademde) tegen de
leerlingen van de Heer, ging naar de
hogepriester,

9
Ik heb dan wel voor mijzelf gemeend
dat ik tegen de naam van Jezus van
Nazareth veel vijandige dingen moest
doen,
2
en vroeg namens hem brieven naar
Damascus, voor de synagogen, om als
hij enigen, zowel mannen als vrouwen,
zou vinden die van de weg waren, hen
geboeid naar Jeruzalem mee te kunnen
voeren.
4
Deze leer heb ik vervolgd tot de dood
toe, terwijl ik zowel mannen als vrouwen
in de boeien sloeg en overgaf aan
gevangenissen (of: in de gevangenis
stopte)
5
zoals ook de hogepriester voor
mij getuige is en de hele raad van
oudsten namens wie ik ook, nadat ik
brieven had ontvangen voor de
broeders in Damascus, op weg ben
gegaan om [vervolgens] die daar
waren, geboeid naar Jeruzalem te
voeren, opdat zij zouden worden
gestraft.
10
wat ik ook heb gedaan in Jeruzalem,
en ik heb velen van de heiligen
opgesloten in gevangenissen op grond
van de volmacht namens de
opperpriesters (of: het Sanhedrin) die ik
had gekregen en terwijl ze werden
omgebracht, stemde ik in (lett. legde ik
een stemsteen neer).
11
En terwijl ik hen
dikwijls in alle synagogen (lett. elke
afzonderlijke synagoge) dikwijls door
straffen [steeds] probeerde om hen te
dwingen God te lasteren en in
bovenmatige woede vervolgde ik hen
ook [steeds] tot in buitenlandse (of: niet-
joodse) steden.
3
En terwijl hij op reis was gegaan,
gebeurde het, dat hij Damascus
naderde. En plotseling omstraalde hem
een licht uit de hemel,
6
En het gebeurde me toen ik op reis
was gegaan en Damascus naderde, dat
omstreeks de middag plotseling een
groot (of: fel) licht om mij straalde,
12
Terwijl ik zodoende naar Damascus
reisde met (de) volmacht en
beslissingsmacht van de opperpriesters
(of: het Sanhedrin)
13
zag ik, koning,
midden op de dag langs de weg een
licht van de hemel dat de schittering van
de zon te boven ging, mij beschijnen en
allen die met mij reisden.
4
en toen hij op de grond was gevallen,
hoorde hij een stem die tegen hem zei:
Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?
7
en ik viel op de grond en ik hoorde
een stem die tegen me zei: Saul, Saul,
waarom vervolg je Mij?
14
En terwijl wij allen op de aarde vielen,
hoorde ik een stem tegen me zeggen in
de Hebreeuwse taal: Saul, Saul,
waarom vervolg je Mij? Het is lastig
voor je om tegen de prikkels te
schoppen.
5
En hij zei: Wie bent U, Heer? En Hij
zei: Ik ben Jezus, die jij (steeds)
vervolgt.
8
En ik antwoordde: Wie bent U, Heer?
En Hij zei tegen me: Ik ben Jezus van
Nazareth, die jij (steeds) vervolgt.
15
En ik zei: Wie bent U, Heer? En de
Heer zei: Ik ben Jezus, die jij (steeds)
vervolgt.
6
Maar sta op en ga de stad in en (dan)
zal je worden gezegd wat je moet doen.

16
Maar sta op en sta op je voeten (of:
rechtop), want hiertoe ben Ik aan je
verschenen, om je aan te stellen tot
dienaar en getuige zowel van wat je
aangaande Mij hebt gezien als van wat
ik je zal laten zien,
17
doordat Ik je red
(of: zal redden) uit het volk en uit de
heidenen (of: volkeren) tot wie Ik je
stuur
18
om hun ogen te openen om
(hen) van de duisternis te bekeren tot
het licht en van de macht van Satan tot
God, zodat ze vergeving ontvangen van
(hun) zonden en een erfdeel onder de
geheiligden door geloof in Mij.
7
En de mannen die met hem reisden
stonden sprakeloos, doordat ze wel de
stem hoorden, maar niemand zagen.
9
En zij die met mij waren
aanschouwden het licht wel met
verwondering, maar ze hoorden de
stem niet die tot mij sprak.
10
En ik zei:
Wat zal ik doen, Heer? En de Heer zei
tegen mij: Sta op en reis naar
Damascus en daar zal je worden
gezegd aangaande alle dingen die je
zijn opgelegd om te doen.

8
En Paulus stond op van de aarde en
hoewel zijn ogen open waren, zag hij
niets, en door hem aan de hand te
leiden, brachten zij hem naar
Damascus.
11
En omdat ik niets zag vanwege het
schijnsel (lett. glorie) van het licht, ging
ik aan de hand geleid door hen die bij
mij waren naar Damascus.

9
En hij kon drie dagen niet zien, ook at
en dronk hij niet.

13

10
Nu was er in Damascus een leerling
met de naam Ananias, en de Heer zei
tegen hem in een visioen (lett. gezicht):
Ananias! En hij zei: Zie (hier) ben ik,
Heer.
12
Een zekere Ananias nu, een vroom
man volgens de wet, van wie een goed
getuigenis werd gegeven door alle
Joden die (daar) woonden,

11
En de Heer zei tegen hem: Sta op en
ga naar de straat (lett. nadat je bent
opgestaan, moet je naar de straat gaan)
die (de) Rechte wordt genoemd en
vraag in het huis van Judas naar
(iemand) uit Tarsus met de naam
Saulus. Want zie, hij is aan het bidden.

12
en hij heeft [in een visioen] een man
genaamd Ananias zien binnenkomen
en hem de handen opleggen, opdat hij
weer kon zien.

13
Maar Ananias antwoordde: Heer, ik
heb gehoord van velen over deze man,
hoeveel slechts (of: slechte dingen) hij
Uw gelovigen in Jeruzalem heeft
aangedaan.

14
en hier heeft hij een volmacht van het
Sanhedrin (lett. de overpriesters) om
allen die Uw naam aanroepen in de
boeien te slaan.

15
Maar de Heer zei tegen hem: Ga,
want deze [man] is voor Mij een
uitverkoren werktuig (of: het werktuig
dat Ik heb uitgekozen) om Mijn naam
(uit) te dragen (of: hoog te houden) voor
zowel volken als koningen en zonen
van Isral;

16
Want Ik zal hem laten zien, al wat hij
moet lijden voor Mijn naam (lett. zoveel
als nodig is dat hij lijdt).

17
En Ananias vertrok en kwam het huis
binnen. En hij legde hem de handen op
en zei: Saul, broeder, de Heer heeft mij
gezonden, Jezus, Die aan je is
verschenen op de weg die je ging,
opdat je weer kunt zien en vervuld
wordt van de Heilige Geest.
13
zei tegen me, nadat hij naar me toe
was gekomen en bleef staan: Saul,
broeder, krijg het gezicht weer terug
(lett: word weer ziende)! En op
datzelfde uur kon ik hem weer zien.
14

En Hij zei: De God van onze vaderen
heeft je aangewezen om Zijn wil te leren
kennen en de Rechtvaardige te zien en
een stem uit Zijn mond te horen.
15

Want je zal Zijn getuige zijn naar alle
mensen toe van wat je hebt gezien en
gehoord.

18
En direct vielen hem als (het ware)
schubben van de ogen en hij kon weer
zien. En hij stond op en liet zich dopen
16
Welaan, waarom aarzel je? Sta op,
laat u dopen en je zonden afwassen,
nadat je Zijn naam hebt aangeroepen
(of: en roep Zijn naam aan).

19a
en toen hij voedsel had genomen,
werd hij versterkt.


14

Bijlage 3. Geraadpleegde literatuur



R. Alter, Bijbelse verhaalkunst (Baarn 1997)
Ch. K. Barrett, A Critical and exegetical commentary on the Acts of the Apostels I & II
(Edingburgh 2010)
J.A. Beck, God as storyteller. Seeking meaning in Biblical narrative (Danvers 2008)
F. Blass, A. Debrunner en F. Rehkopf, Grammatik des neutestamentlichen Griechisch
(Gttingen 1975)
Chr. Burchard, Der dreizehnte Zeuge, Forschungen zur Religion und Literatur des Alten und
Neuen Testaments vol. 103 (Gttingen 1970)
B. Corley, Interpreting Pauls conversion Then and now, in: R.N. Longenecker, The road
from Damascus. The impact of Pauls conversion on his life, thought, and ministry, McMaster
New Testament Studies (Grand Rapids 1997)
I. Czachesz, Apostolic commission narratives in the canonical and apocryphal acts of the
apostels (Groningen 2002)
Th. M. Finn, From death to rebirth. Ritual and conversion in antiquity (Mahwah 1997)
W.Th.M. Frijhoff, Wegen van Evert Willemsz. Een Hollands weeskind op zoek naar zichzelf,
1607-1647 (Nijmegen 1995)
W. Foerster, aca: , in: G. Kittel en G. Friedrich (red), Theologisches Wrterbuch zum
Neuen Testament ThWNT I (Stuttgart 1933) 502-3
J. Gnilka, Paulus von Tarsus. Zeuge und Apostel, Herders theologischer Kommentar zum
Neuen Testament Supplementband (Freiburg ed 1996)
J. B. Green, Conversion in Luke-Acts. The potential of a cognitive approach (sept. 2006), te
lezen op: http://www.sbl-site.org/assets/pdfs/green_conversion.pdf
S. Greidanus, The modern preacher and the ancient text: interpreting and preaching biblical
literature (Grand Rapids 1988)
E. Haenchen, Die Apostelgeschichte, Kritisch-exegetischer Kommentar ber das Neue
Testament (Gttingen 1961)
Ch. W. Hedrick, Pauls conversion/call. A comparative analysis of the three reports in Acts,
in: Journal of Biblical Literature 100,3 (1981)
C.J. den Heyer, Paulus. Man van twee werelden (Zoetermeer 1998)
W. James, The varieties of religious experience. A study in human nature being the Gifford
Lectures on natural religion delivered at Edinburgh 1901-1902 (New York ed 1916)
J. Jervell, Die Apostelgeschichte, Kritisch-exegetischer Kommentar ber das Neue
Testament (Gttingen 1998)
K. Lake, The conversion of Paul and the events immediately following it, in: Idem & F.J.
Foakes Jackson, The Beginnings of Christianity I, vol. 5 (Londen 1933)
R.N. Longenecker, Galatians, Word Biblical Commentary 41 (Dallas 1998)
A.P.B. van Meeteren, Het ruysschen als de Libanon. De Nijkerkse beroeringen in
Bleskensgraaf in 1752 (Bleskensgraaf 1998)
B.M. Metzger, A textual commentary on the Greek New Testament (Stuttgart 1994)
T.M. Mullins, New Testament commission forms, especially in Luke-Acts, in: Journal of
Biblical Literature 95,4 (1976)
A. Oepke, a:., in: G. Kittel (red), Theologisches Wrterbuch zum Neuen Testament
ThWNT IV (Stuttgart 1942) 17-28
R.I. Pervo, Acts. A commentary, Hermeneia (Minneapolis 2009)
A. T. Robertson, A grammar of the Greek New Testament in the light of historical research
(Londen 1919)
15

J. Roloff, Die Apostelgeschichte, NTD 5 (Gttingen 1981)


W. Rordorf, Pauls conversion in the Canonical Acts and in the Acts of Paul, in: Semeia 80
(1997)
C.K. Rothschild, Luke-Acts and the rhetoric of history. An investigation of early christian
historiography, Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament (Tbingen 2004)
L. Ryken, How to read the Bible as literature (Grand Rapids 1984)
U. Schnelle, Paulus. Leben und Denken (Berlijn New York 2003)
G. Sthlin, Die Apostelgeschichte, NTD 5 (Gttingen 1974)
David M. Stanley, Pauls conversion in acts. Why the three accounts?, in: The Catholic
Biblical Quarterly 15 (1953)
C.H. Talbert, Conversion in the Acts of the Apostles: Ancient Auditors Perspectives, in:
R.O. Thompson & Th. E. Phillips, Literary Studies in Luke-Acts: Essays in Honor of Joseph
B. Tyson (Macon 1998) 141-53
C.H. Talbert, Reading Acts. A literary and theological commentary on the Acts of the
Apostles, Reading the New Testament Series (Macon 2005)
R.C. Tannehill, The narrative unity of Luke-Acts. A literary interpretation. The Acts of the
Apostles (Minneapolis 1994)
P.J. Tomson, Als dit uit de Hemel is.... Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament in
hun verhouding tot het Jodendom (Hilversum 1997)
D.B. Wallace, Greek grammar beyond the basics. An exegetical syntax of the New
Testament (Grand Rapids 1996)
S.G. Wilson, The gentiles and the gentile mission in Luke-Acts, Society for New Testament
Studies Monograph Series vol. 23 (Cambrigde 1973)
B. Witherington, Editing the good news, in: Idem, History, literature, and society in the book
of Acts (Cambridge 1996)
B. Witherington, The Acts of the Apostles: a socio-rhetorical commentary, New Testament
Commentary Series (Grand Rapids 1998)
W. Zimmerli, Ezechiel 1-24, BKAT (Neukirchen 1969)

You might also like