Discover millions of ebooks, audiobooks, and so much more with a free trial

Only $11.99/month after trial. Cancel anytime.

De Wolven van Rome
De Wolven van Rome
De Wolven van Rome
Ebook146 pages1 hour

De Wolven van Rome

Rating: 0 out of 5 stars

()

Read preview

About this ebook

Mark deinst met een kreet van afschuw terug. "Jij kan hier helemaal niet zijn! We hebben je zelf begraven." De soldaat leunt op zijn speer. De aarde van het graf kleeft aan zijn handen. Onder de wolvenkop flikkeren groene ogen. Als Mark en Wendy een vreemde man achtervolgen, vallen ze dwars door een tijdspiegel. Die brengt hen in de tijd van de Romeinen. Alleen door een tweede spiegel kunnen ze terugkeren. Die bevindt zich echter in het paleis van keizer Nero, de gevaarlijkste man van Rome. Dat een weerwolf Mark en Wendy volgt, maakt de zaak niet eenvoudiger.

De Wolven van Rome (10+) van Tais Teng, een van de meest productieve kinderboekenschrijvers van Nederland die wordt geroemd om zijn fantasierijke vertellingen.

LanguageNederlands
PublisherTais Teng
Release dateMar 2, 2012
ISBN9781465916976
De Wolven van Rome

Read more from Tais Teng

Related to De Wolven van Rome

Titles in the series (2)

View More

Related ebooks

Related articles

Reviews for De Wolven van Rome

Rating: 0 out of 5 stars
0 ratings

0 ratings0 reviews

What did you think?

Tap to rate

Review must be at least 10 words

    Book preview

    De Wolven van Rome - Tais Teng

    Twee dagen voor sinterklaas en drukker wordt het never nooit in een speelgoedwinkel.

    ‘Mark!’ roept zijn vader benauwd als Mark zich langs de kassa naar binnen wringt. ‘Kun je het alsjeblieft even overnemen? Ik moet dringend naar het magazijn om nieuwe dozen Baby-borns te halen.’

    Moeder pakt twee cadeautjes tegelijk in, constateert Mark, terwijl ze met haar tanden een strook plakband lostrekt.

    De rij klanten slingert zich als een humeurige slang door de hele winkel. Van hun gezichten is weinig feestvreugde af te lezen.

    We hadden een zwarte piet moeten inhuren, gaat het door Mark heen. Om ze zolang bezig te houden.

    ‘Kom er aan,’ roept hij terug naar zijn ouders. ‘Even mijn schooltas dumpen.’

    Half vijf. De rij lijkt Mark zo mogelijk nog langer dan eerst. Zijn complete familie heeft zich achter de toonbank gewrongen. Elke keer dat zijn zus Wendy naar de rol goudband reikt, bonkt ze met haar billen tegen de zijne.

    Nu ja, laten we maar zeggen dat ik mijn sinterklaascadeautjes aan het verdienen ben.

    Hij ritst een nieuw vel cadeaupapier van de rol en kreunt. De snijrand onderaan de rol is intussen zo bot als een botermes: het papier scheurt schuin af.

    ‘Heb je even een momentje, jongeman?’ hoort hij iemand vragen.

    O nee hè, een zeurpiet. Zo’n figuur die wil weten of de elektrische playmobiel draaimolen ook geschikt is voor in een babybadje.

    ‘Ja?’ zegt hij vermoeid.

    De klant schuift een Babbel over de toonbank. ‘Hoe werkt dit geval precies?’

    Shiiit. Wendy had dat ding toch achter in het magazijn verstopt?

    ‘Hij praat mensen na,’ legt Mark uit terwijl hij de gescheurde rand van cadeaupapier weg probeert te vouwen. ‘Er zit een chip in die woorden onthoudt.’ Mark schuift de Babbel terug. ‘Alleen is deze helaas defect, meneer.’

    Twee weken geleden hebben hij en Wendy in een melige bui tegen de Babbel aan zitten kletsen. Dat beest bleek inderdaad een regelrechte papegaai, veel beter dan die Furbies van een paar jaar terug. Al na een kwartier zat de Babbel de grootste nonsens uit te kraaien. ‘Hé, oen. Ja jij, met je lelijke wortelneus en wiebeltenen! Je moeder breit truien van aardappelschillen!’

    Van dat soort werk.

    Als u morgenmiddag terugkomt, zal ik een nieuwe voor u klaarzetten. Na vieren. Goed?’

    Later word ik nooit winkelier, neemt Mark zich voor. Dat vreselijk beleefde gedoe. Een sergeant lijkt me wel wat. Lekker al die soldaten verrot schelden. ‘Soldaat Jansen! Noem je dat gepoetste schoenen? Drie dagen wc’s schoonmaken!’

    ‘Prima, prima,’ zegt de klant. ‘Morgen. U ziet mij nog. Deze twee dan maar.’

    De klant legt een Starwars Episode Two lichtzwaard op de toonbank. Uit het handvat steekt een doorzichtige tl-buis. Als je op de kop drukt, kronkelt er een bliksemschicht door de buis. Keigaaf vindt Mark. Hoewel zo’n lichtzwaard eigenlijk een beetje kinderachtig is, heeft hij het zelf ook op zijn verlanglijstje staan.

    Mark haalt het lichtzwaard en een doos met nepjuwelen door de laserscanner. De juwelen veranderen van kleur als je ze even vasthoudt. ‘Dit is het, meneer?’

    Hij kijkt de klant voor het eerst aan en zijn maag trekt samen.

    Die venijnige gluuroogjes. Dat veel te bleke gezicht. Dunne lippen, die net genoeg wijken staan om een rij onwaarschijnlijk witte tanden te tonen.

    Wezeltanden, flitst het door hem heen. Van zo’n griezelig mager kreng dat je elk moment naar de strot kan vliegen. En dat rare baardje slaat ook nergens op.

    Haastig wendt Mark zijn hoofd af om op het schermpje van de kassa te kijken. Hij blijft de stekende blik voelen.

    ‘Heeft u bezwaar tegen kleingeld?’ De man keert zijn portemonnee om zonder op antwoord te wachten.

    ‘Nee, dat kunnen we juist goed gebruiken,’ mompelt Mark. Het is nog waar ook. De vakjes met munten zijn zo goed als leeg.

    Opletten nu. Wedden dat die kerel een wisseltruc probeert?

    Hij merkt dat zijn kaakspieren strak staan van woede.

    Automatisch sorteert Mark de munten, schuift de biljetten in de gleuf en duwt de rest van het kleingeld terug.

    ‘Laat het inpakken maar,’ zegt de man. ‘Ik heb een rugzak bij me.’

    Die is gelukkig opgedonderd. Mark voelt een intense opluchting. Vreemd dat je spontaan zo’n hekel aan een wildvreemde kunt krijgen. Haat op het eerste gezicht.

    Mark kijkt de man na. Ja, zelfs de manier waarop hij door de dichte menigte glijdt, is verkeerd. Akelig soepel. Alsof er geen botten in zijn lijf zitten.

    Een dame met kersenrode krullen deinst voor de man terug en klemt haar dochtertje beschermend tegen zich aan. In de deuropening stapt een klant schichtig terug naar buiten zodra hij hem opmerkt.

    Het ligt niet aan mij. Andere mensen voelen het ook. Mark kijkt onwillekeurig omlaag naar de open geldla en sist van ergernis. Toch nog genept. Een van de munten is duidelijk vals.

    Er staat geen Euro-gebouw op maar een of andere rare kerel. Bovendien is de rand niet recht afgeslepen. Hij zwabbert alsof de munt ooit halfgesmolten is geweest.

    ‘Neem de kassa van mij over,’ zegt hij tegen Wendy. Met de munt in de hand duikt hij onder de plank van de toonbank door.

    Het gaat niet om het geld, maar om het principe. Mark is de zoon van een winkelier en winkeliers hebben een bloedhekel aan slimme wisseltrucs.

    Een hand afhakken is nog te goed voor zulk tuig!

    ‘Pardon, pardon,’ mompelt Mark terwijl hij zich door de menigte perst. Hij is fors voor zijn leeftijd en vaak schatten de mensen hem een paar jaar ouder dan hij is. Nu komt een stel brede schouders goed van pas.

    Mooi zo, de man is niet verder gekomen dan de deur. Een agent heeft hem bij de pols gegrepen.

    ‘Die smiecht was het!’ krijst een bejaarde vrouw. ‘Hij racete op zijn motor langs en griste mijn tasje weg! Drie minuten geleden.’ Ze haalt diep adem. ‘Ik zou dat akelige rattenkoppie overal herkennen.’

    ‘Wat heeft u hierop te zeggen, meneer?’ De agent gromt bijna.

    Mark kent hem vrij goed. Vorig jaar had wijkagent Overbeek een dief, die met negen dozen barbies hun winkel uit rende, persoonlijk in de kraag gevat.

    De man geeft een vreemde wriggel en ineens komt zijn arm vrij. Hij trekt zijn schouders naar achteren en lijkt een kop groter. ‘Mijn naam is Apuleius van Madaura en ik ben niet in het bezit van een motor of enig ander voertuig.’ Hij spreekt overdreven duidelijk. Bijna alsof hij de zinnen opleest. ‘Ten tweede, ik bevond mij de laatste twintig minuten in de rij voor de kassa daar.’ Zijn vinger priemt in Marks richting. ‘Wat deze jongeman kan beamen. Ik heb zojuist met hem afgerekend.’

    ‘Dat, dat klopt,’ zegt Mark hakkelend. ‘Hij kocht een lichtzwaard.’

    Waarom help ik hem in vredesnaam? Ik hoef mijn hoofd maar te schudden en die klojo moet mee naar het bureau.

    Misschien komt het door dat ‘Wat heeft u hierop te zeggen, meneer?’ van Overbeek? Precies wat die twee agenten een maand geleden zeiden toen ze Mark na een schoolfeest aanhielden.

    ‘Wij vermoeden dat u net een verkeerslicht op de Stadsring heeft vernield. Wat heeft u daarop te zeggen, meneer?’

    Mark had dat stoplicht absoluut niet gemold. Toch had het hem de grootste moeite gekost om de agenten van zijn onschuld te overtuigen.

    Het was geen wisseltruc, realiseert Mark zich plotseling. Die kerel draaide zijn portemonnee om en ik pakte de munten zélf. Er slingerde gewoon wat buitenlands geld tussen zijn munten rond.

    ‘Hij kan het onmogelijk geweest zijn. Hij rekende net bij mij af en de lichtzwaarden liggen achterin de winkel. Met zo’n rij voor de kassa duurde het zeker tien minuten voor hij aan beurt was.’

    ‘Misschien drong hij voor?’ probeert de vrouw nog. Agent Overbeek slaakt een diepe zucht. ‘Zag u de motorrijder aan komen rijden, mevrouw?’

    ‘Welnee, die smiecht stoof langs en griste mijn tasje weg.’

    ‘U heeft zijn gezicht dus niet gezien?’

    ‘Hij had een helm op. Een blauwe. Ik wed dat hij die ergens in een vuilnisbak gedumpt heeft!’

    Agent Overbeek laat de arm van de man los. ‘Het lijkt mij het beste dat je doorloopt, meneer Apuleius.’ Hij snuift. ‘Maar ik blijf je in de gaten houden!’

    Een opmerking die werkelijk nergens op slaat, denkt Mark. ‘Het spijt me, meneer,’ is hier de enig juiste opmerking. Overbeek voelt kennelijk hetzelfde als ik: die kerel is niet

    Enjoying the preview?
    Page 1 of 1