You are on page 1of 1

NRC Handelsblad Vrijdag 23 november 2012

NRC Handelsblad Vrijdag 23 november 2012

14 Het Grote Verhaal

Mijn taal en ik Taal & hersenen

Vijf taal thema's


De Nederlandse taal verandert. NRC Handelsblad en het Belgische dagblad De Standaard leggen het Nederlands onder de loep. In vijf themas, tot en met vandaag.

Op internet

15

Op de website van De Standaard valt deze week elke dag een taaltest te maken. Zie nrc.nl/mijntaalenik. Speciaal voor het onderwijs staan deze taalpaginas vanaf vrijdagmiddag a.s. ook op nrc.nl/mijntaalenik

Een evolutionair hoofdpijndossier


Hoeveel woorden voor baan, baas en ruzie?
Over Eskimos ging het verhaal dat ze uitzonderlijk veel woorden hebben voor sneeuw. Raadpleging in de jaren negentig van een woordenboek wees uit dat het er maar twee waren. Voor welk van de begrippen baas, baan en ruzie heeft het Nederlands de meeste woorden? (RS) Baan: aanstelling ambt beroep betrekking dienstje dienstverband functie job opdracht positie post roeping sinecure stage taak verantwoordelijkheid wat-ik-doe werk werkkring Baas: aanvoerder bevelhebber/-voerder broodheer chef commissaris dictator directeur gezagdrager gezagvoerder heer hoofd hoofdman kapitein leider leidinggevende manager meerdere meester meesterknecht opdrachtgever opperhoofd opperman opzichter overste patroon president slavendrijver superieur supervisor voogd voorman vorst werkgever Ruzie: aanvaring bonje botsing brouille conflict confrontatie deining disharmonie een appeltje te schillen hebben gebakkelei gedoe gedonder geduvel gehakketak geharrewar gekift gekissebis gekrakeel gesodemieter gezeik heibel herrie het aan de stok hebben keet krach krakeel kwestie meningsverschil mot onenigheid onmin onvrede rel rotzooi scne stennis strijd stront strubbelingen trammelant twist woorden

Rechts is de baas in het Nederlands


In het Nederlands heeft de rechterkant van een samenstelling het voor het zeggen, die bepaalt de woordsoort en de betekenis. Een wetmatigheid waar je leuk mee kunt spelen. Ook al geven koeien koeienmelk en moeders moedermelk, dat wil nog niet zeggen dat babys babymelk geven, of dat je koffie zou kunnen melken voor je koffiemelk. Zo is een verjaardagstaart ter ere van een verjaardag, maar een appeltaart niet ter ere van appels. Omgekeerd zitten er in bruidstaart geen bruiden, maar zit er in chocoladetaart gelukkig wel chocola. Toch is het allemaal melk en allemaal taart. Iedereen die met het Nederlands is opgegroeid, voelt perfect aan dat het eerste woord iets zegt over het laatste. Een conferentietafel is een soort tafel, maar een tafelconferentie een type conferentie, net als een kruimaardappel een soort aardappel is, en aardappelkruim een soort kruim. Met andere woorden: het woord dat achteraan komt, rechts staat dus, bepaalt in samenstellingen waar we het over hebben. Voor Nederlandstaligen lijkt dat volkomen logisch, en bij Duits en Engels gaat het net zo, maar in bijvoorbeeld het Frans doen ze het helemaal omgekeerd. Daar heet leidingwater eau de conduite en een waterleiding is een conduite deau. Ze zetten er ook graag het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: Sartre schreef met zijn toneelstuk Les mains sales de handen vuile in plaats van de vuile handen. Maar bij ons is de rechterkant de baas. Die verordonneert ook of er de of het bij moet: het is de waterleiding en het leidingwater omdat het de leiding en het water is. Om diezelfde reden is t het administratiekantoor, maar de kantooradministratie. Rechts bepaalt bovendien bijna altijd tot welke soort een woord behoort. Keigaaf, gifgroen, spindun en apestoned mogen dan allemaal beginnen met een zelfstandig naamwoord, zolang een woord eindigt op een bijvoeglijk naamwoord is het hele woord dat ook. Net zoals beeldhouwen, atoomsplijten en thuiswerken werkwoorden zijn, ook al zijn beeld, atoom en thuis dat helemaal niet. Maar links is het vrije gedeelte. Daar kan eigenlijk alles. Natuurlijk, er komt kennis van de wereld bij kijken. Daardoor weten we dat je een tenniselleboog en een voetbalknie krijgt van tennissen en voetballen, maar een wipneus niet van wippen, en een loopoor, hamertenen en schaamlippen ook niet van lopen, hameren en je schamen. Maar met wat fantasie zou dat allemaal best kunnen: al die hollers hebben hele harde muziek op bij hun rondjes door het park. Dat eindigt met een loopoor. Een onhandigerd laat de klauwhamer steeds uit zijn klauwen vallen, op zijn voeten. Bont en blauwe hamertenen zijn het gevolg. Verzin zelf iets over wipneuzen en schaamlippen. Dat is het mooie: we hebben het vermogen steeds nieuwe taaldingen te bouwen. Of oude te herinterpreteren. We kunnen bijvoorbeeld een groenteman verzinnen die net als groentesoep gemaakt is van groenten. De Italiaanse schilder Arcimboldo werd daar in de zestiende eeuw al wereldberoemd mee.

Charles Darwin heeft zich nooit gewaagd aan de vraag hoe ons taalvermogen is ontstaan. Dat is maar goed ook want taal lijkt zich aan de wetten van de natuurlijke selectie te onttrekken.
Door Rik Smits

at Charles Darwin als jong naturalist in 1831 zijn befaamde wereldreis op HMS Beagle ondernam, had alles te maken met de depressieve natuur van de kapitein van het schip. Deze Robert Fitzroy vreesde de eenzaamheid van de eindeloze oceaan en met reden. Had niet, zoals wel meer kapiteins overkwam, ook zijn voorganger als commandant van de Beagle ver van huis de hand aan zichzelf geslagen? De aristocratische Fitzroy zocht daarom een reisgenoot van stand scheepsvolk telde uiteraard niet mee waar hij tegenaan kon praten en die hem kon opmonteren. Het werkte. Ondanks veel onderlinge strubbelingen kwamen beide heren vijf jaar later veilig thuis Fitzroy met een schat aan hydrografische gegevens, Darwin met de basis van wat zijn levenswerk zou worden. Uiteindelijk zou Fitzroy in 1865 na een glansrijke carrire alsnog zelfmoord plegen, terwijl Darwin zich tot een voorzichtige, ietwat moeizame en door kwalen geplaagde man ontwikkelde, die eindeloos poetste en schaafde voor hij in 1859 officieel met zijn evolutieleer naar buiten durfde komen. Het is maar goed dat hij nooit is toegekomen aan de vraag hoe ons taalvermogen is ontstaan, want dan was het er misschien wel nooit van gekomen. Het

staat immers als een paal boven water dat taal een biologische eigenschap is, maar deze meest menselijke van alle kenmerken spot tegelijkertijd met de wetten van de natuurlijke selectie, de hoeksteen van Darwins evolutieleer. Natuurlijke selectie verklaart hoe levensvormen optimaal aan hun leefomgeving aangepast raken, en waarom soorten de strijd om de beschikbare ruimte en middelen winnen of verliezen. De motor van dat proces zijn toevallige veranderingen in het DNA van een individu. Dat vertoont dan een nieuwe eigenschap, of een bestaande wordt heel erg versterkt of juist

zwaar afgezwakt. Het is een ruw, blind mechanisme. Meestal levert het dan ook nadelige of zelfs niet-levensvatbare resultaten op. Maar de enkele keer dat zon mutatie positief uitpakt, heeft de bezitter ervan een bovengemiddelde kans om in leven te blijven en zich voort te planten. Dat geldt qualitate qua ook voor zijn nageslacht, zodat zon bijzondere eigenschap zich op den duur over de hele soort zal verspreiden en gewoon wordt. Nu is op soortniveau het evolutionaire voordeel van ons taalvermogen zonneklaar: door taal kunnen mensen kennis met elkaar delen,

voortbouwen op het werk van anderen en verworvenheden doorgeven aan volgende generaties, terwijl ook de intelligentste dieren zonder taal gevangen zitten in het isolement van hun eigen schedel. Een dier leert alleen door directe ervaring. Dankzij het taalvermogen vormen al onze hersenen gezamenlijk een gigantisch superbrein, ongeveer zoals netwerktechniek uit de gesoleerde, beperkte pcs van een kwart eeuw geleden het bijna alwetende en almachtige internet smeedde. Het evolutionaire voordeel van taal is zo gigantisch, dat we inmiddels alle andere soorten dreigen te verdringen. Maar natuurlijke selectie begint altijd bij n individu, dat zelf onmiddellijk profijt heeft van zijn bijzondere nieuwe eigenschap. En wat heb je in je eentje aan een taalvermogen? Net zo weinig als Fitzroy in zijn uppie op zee: hij wist dat aanspraak het verschil tussen leven en dood kon betekenen, maar daarvoor had hij Darwin nodig, een goede verstaander die terugpraatte. Een taalvermogen wordt pas echt operationeel als anderen er ook over beschikken, en dat is iets waar Darwins natuurlijke selectie geen raad mee weet. Iets dat uit zoveel, ieder voor zich uiterst complexe onderdelen bestaat als taal, ontstaat bovendien niet in n klap. Dat is net zo ondenkbaar als dat door het leeggooien van een doos lego zomaar een model van de kathedraal van Chartres ontstaat. Het moet stukje bij beetje zijn gegaan, waarbij elke nieuw onderdeeltje zijn eigen onmiddellijke evolutionaire voordeel had denk bijvoorbeeld aan vaardigheden als zang, ritmegevoel, subtielere mimiek, speciale vormen van geheugen en een snelle rekeneenheid die zich ontwikkeld heeft voor een typisch menselijke vaardigheid als gericht gooien. Pas achteraf, en vermoedelijk veel korter geleden dan vaak wordt aangenomen, moeten die onderdelen zo innig zijn gaan samenwerken, dat onbedoeld iets geheel nieuws ontstond. Het verschijnsel dat wij nu taal noemen.

Liesbeth Koenen

Eindredactie: Ludo Permentier en Marlies Hagers/Rik Schutz (bureau Onder Woorden). Illustraties Lectrr

Leren we spreken als niemand het voor doet? Of gaat

elk mens vanzelf woordjes vormen en zinnen maken?

Natuurlijk is taal aangeleerd!


Door Liesbeth Koenen

Natuurlijk is taal aangeboren!


Door Liesbeth Koenen

I
De spraakmitrailleur
Praten vergt een hoop hersenactiviteit. Er komen zon honderd spieren en spiertjes aan te pas, die allemaal aangestuurd worden vanuit onze hersenen. Een waanzinnige hoeveelheid rekenwerk maakt dat wij tussen de twee en zeven woorden per seconde uitspreken, gemiddeld 180 per minuut dat is ruim 10.000 woorden per uur. Die woorden worden vaak als een harmonica in elkaar geduwd. Wat zal ik er eens van zeggen komt er dan ongeveer uit als zakkrusfasseggu of zelfs sakseggu. We staan daar allemaal nooit bij stil, maar iemand die sneller of langzamer praat dan het gemiddelde valt heel erg op. Spelletje: gok hoeveel woorden Matthijs van Nieuwkerk per minuut doet in zijn intro bij De Wereld Draait Door (en time het op Uitzending Gemist) iets dat m vast niet zou lukken als ie niet voorlas trouwens. Lezen kunnen we sowieso sneller dan praten: gemiddeld wel 300 woorden per minuut. We kunnen woorden en zinnen dus veel sneller verwerken dan ze zelf produceren.

Liesbeth Koenen

edereen die wel eens naar Spoorloos kijkt, kan het zien. Dat programma zit vol kinderen die hun moeder niet verstaan. Ze zijn als baby of peuter naar Nederland gehaald, en nu is Nederlands hun moedertaal, ook al spreekt hun eigen moeder Spaans, Maleis of Chinees. Je taal erf je niet. Zeg je hallo, hello, allo, ola, ciao, aloha, namaste of merhaba? Het betekent allemaal hetzelfde, maar het ligt er maar aan of je iemand wil groeten in het Nederlands, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Hawaiiaans, Hindi of Turks. De Engelsen noemen een kruk stool, de Russen zeggen stol tegen een tafel, het Franse mer is geen meer, maar zee, het Duitse See geen zee maar meer. Al die willekeurige koppelingen tussen klanken en betekenissen ken je echt niet vanzelf, die moet je leren. Het barst van de subtiele details die je van je omgeving moet leren: de

zachtheid van de g, de neuzigheid van de n, de oe-heid of au-heid van je oo. Welke klanken je hoort, is ook al van je omgeving afhankelijk. Voor Japanners en Chinezen is wat wij duidelijk horen als r en l precies hetzelfde. Japanse en Chinese dreumesen van twee horen het verschil trouwens nog wel. Dit is dus meer afleren dan aanleren, maar het blijft leren. Woorden hebben dikwijls een gevoelswaarde. Na de val van Antwerpen in 1585 vluchtte de Vlaamse crme de la crme naar Holland, en 427 jaar later doen de woorden zenden, reeds en wenen die zij meebrachten in wat nu het Standaardnederlands is nog altijd formeler aan dan sturen, al en huilen. Maar niet

Hoe kun je weten of een woord in bepaalde milieus not done is?

voor veel Vlamingen. Dat verschil in deftigheid tussen Nederland en Vlaanderen zit niet in de woorden en kunnen we daarom niet vanzelf kennen, dat moet je worden bijgebracht. En hoe kun je weten of een woord in bepaalde milieus not done is? Toch alleen maar doordat je het geleerd hebt? Zeg je ijskast of koelkast, broek of pantalon, huis of woning en eet je liever taartjes of gebakjes? En ga je naar het toilet, de wc of de plee? Nou ja, dat laatste hangt deels af van tegen wie je het hebt. Ook het oudgeld-volk dat onderling plee pleegt te zeggen, doet dat niet overal. En ook dat moet je leren: wat je waar kunt zeggen. Vind je het dolletjes, meesterlijk, te gek, onwijs gaaf, vet cool of chill? Dat hangt weer af van hoe oud je bent. Want je leert de modewoorden van je eigen generatie. Die steeds veranderen, dus dat kan al nooit aangeboren zijn. Zolang plaats, tijd en je sociale status bepalen hoe je praat, kan taal niet aangeboren zijn.

lets zoveel je wil tegen je konijn en je kat, spreek de tuinkikker en de huismuis dagelijks toe, hou nooit je mond tegen je hond, het maakt niet uit: ze gaan nooit terugpraten. Maar de eerste de beste baby komt na ongeveer een jaar geheid met een eerste woordje en dan twee, drie, honderd. Dat gebeurt zelfs als je totaal niet reageert op de geluiden. In culturen waar iedereen vindt dat een baby nog niks kan zeggen en dat je dus ook niks tgen de baby hoeft te zeggen, leren kinderen even goed hun moedertaal als elders. De manier waarop is overal ongeveer hetzelfde: eerst gebrabbel, dan de eerste losse woordjes (die, bal), dan gaan peuters twee woorden combineren (sok uit, poes stout), daarna drie (papa boekje lezen), en dan kan niemand het meer bijhouden. Alle kinderen, in alle talen, maken als ze ongeveer drie zijn een woordexplo-

sie door. Allemaal denken ze ook tot hun vijfde of zelfs zesde dat de man wordt door de hond gebeten hetzelfde betekent als man bijt hond. Het ene kind gaat wat sneller dan het andere, maar als ze er nog niet aan toe zijn kun je proberen ze iets te leren zoveel je wil, een kleintje aapt je dan hooguit na, zonder begrip. Fameus is deze dialoog tussen moeder en kind: Kind: mag ik de bord? Moeder: het bord. Kind: mag ik de bord? Moeder: nee, je zegt het bord. Kind: mag ik de bord? Moeder: het bord. Kind: het bord, mag ik nou de bord? Hoe sterk het aangeboren taalvermogen is, zie je heel goed aan degenen die niet kunnen horen wat anderen zeggen. Overal ter wereld zijn

Alle kinderen maken op hun derde een taalexplosie door

onder doven gebarentalen ontstaan, die los staan van gesproken talen in de buurt. Het zijn gewone, complete talen, waarin je moppen kunt tappen of over verleden jaar kunt filosoferen . Ze ontstaan nog steeds, en het blijken de kinderen te zijn die uit de contacttaal waarmee het begint een echte complete taal weten te smeden. Naar alle waarschijnlijkheid hebben kinderen op ongeveer dezelfde manier ook de hand gehad in het ontstaan van talen als Sranantongo en Papiaments. Er zijn veel van die zogeheten creolentalen, met een bittere ontstaansgeschiedenis. De slavenhandel dwong mensen met uiteenlopende moedertalen bij elkaar. Dan ontstonden contacttalen. Kinderen pikken taalelementen op en kunnen die dan op andere manieren gaan gebruiken, zodat er een taal ontstaat met een volwaardige grammatica en woordenschat. Dat valt allemaal toch echt alleen te verklaren als taal aangeboren is.

Meer talen, goed voor u?


Wie meer dan een taal kent, boft. En niet alleen omdat het handig is en toegang geeft tot meer werelden. Bij meertaligen begint Alzheimer gemiddeld vier jaar later. En het heeft er alles van weg dat je er slimmer van wordt. Want het werkgeheugen van mensen die meer dan n taal spreken kan meer aan, en bij sommige concentratietestjes doen ze het gemiddeld beter dan ntaligen. Maar let op. Die fraaie, gunstige effecten zijn gemeten bij mensen die in hun dagelijks leven veelvuldig gebruik maken van die verschillende talen. Het staat dus niet vast dat de extra voordelen ook opgaan voor bijvoorbeeld iedereen die een redelijk mondje Engels spreekt tegen de toeristen in zijn stad, of die ooit voor een vakantieliefde een cursus Spaans deed.

Liesbeth Koenen

You might also like