You are on page 1of 15

Mijn mensbeeld de synthese (slot)

Onder leiding van prof.dr. Raymond Corbey hebben studenten aan de Universiteit Tilburg een essay geschreven over hun mensbeeld. Ze deden dit in vervolg op een reeks bijdragen van NRC-lezers onder de titel Mijn mensbeeld. De studenten hebben de bijdragen van de NRC-lezers gebruikt als inspiratiebron. Hun essays zijn bedoeld als synthese, nadat de lezers eerder in twee ronden (these, antithese) bijdragen hadden ingestuurd. Studenten en hoogleraren/docenten die een vergelijkbaar schrijfproject willen opzetten, kunnen een e-mail sturen naar de redactie van dit katern: mensen@nrc.nl.

Waarom een mens wolf noch halfgod is Kirsten van der Geer Woorden vinden voor n universeel geldig mensbeeld mij lijkt dat onmogelijk. Een mensbeeld is namelijk vooral een afspiegeling van iemands zelfbeeld, een extrapolatie vanuit ieders eigen plek. Iets over die eigen plek in de wereld te zeggen, is al verdraaid moeilijk, laat staan iets over alle mensen op alle plekken. Toch ga ik, in alle bescheidenheid, deze uitdaging niet uit de weg, want ook ik heb een idee over wie wij zijn en wat onze plek is. De mensbeelden, zoals de lezers van deze krant die hebben geformuleerd, vallen in tween uiteen. Aan de ene kant vinden we de naturalisten, die ons, mensen, terugplaatsten tussen de dieren en ons zelfs met bloeddorstige wolven vergelijken. De overkant wordt bevolkt door hen die de mens bven de dieren plaatsen, al dan niet, meer of minder, in het voetspoor van denkers als Immanuel Kant. Zij beschouwen de menswezens die de wereld en hun eigen posities daarin bevragen wonderlijk en uniek. Er heerst dus tweestrijd: is de mens een wolf of een halfgod? Zoals veel Nederlanders, opgevoed volgens het poldermodel, ben ik een grote fan van syntheses. Ik onderneem een poging de beste elementen van het naturalisme en de kantiaanse visie te verenigen. In het naturalistische kamp, met The orgin of species als Bijbel en Darwin als messias, klinkt relativering over de menselijke positie. Mensen zijn, op een lange en donkere weg, gevolueerd van eiwitklompje tot zoogdier. Geheel toevallig hebben zij daarbij het vermogen tot reflecteren ontwikkeld. Maar dat is voor naturalisten geen reden onszelf beter te vinden dan andere dieren. We zijn gewoon goed in empathie en intellect, en niet in ruiken

en zien. Voeg daarbij de onmetelijke ruimte van het universum, met grenzeloze mogelijkheden voor buitenaards leven, en het lijkt zo klaar als een klontje dat we eigenlijk helemaal niet uniek of speciaal zijn. Daar zijn de neokantianen het niet mee eens. De opvatting dat mensen een bijzondere positie innemen, klinkt als echo van Kants denkbeelden op grond van het menselijk vermogen tot reflectie, taal, cultuur en wetenschap. Wij zijn, als enige soort, in staat onze positie op aarde en in de kosmos te bevragen en bewust richting te geven aan ons leven. Ik kan me in beide visies vinden. Maar ze hebben allebei ook valkuilen. Dat we zijn gevolueerd, valt niet te ontkennen. Maar dat er op dit moment op aarde geen enkele andere (dier-) soort rondloopt die zich afvraagt wat we hier in godsnaam aan het doen zijn, valt evenmin uit te sluiten. Helaas impliceert naturalisme ook: determinisme de opvatting dat we totaal geen grip op ons leven hebben, ook al denken we van wel. Zou dit kloppen, dan zijn we dus niet verantwoordelijk voor onze daden. De neokantianen stellen hier tegenover dat we niet onomstotelijk kunnen bewijzen dat we een vrije wil hebben die ons volledig verantwoordelijk maakt voor ons eigen doen en laten. Ik wil daar graag aan toevoegen dat we toch in ieder geval de illusie van een vrije wil kunnen hebben. Zijn we daardoor tot op zekere hoogte niet wel degelijk verantwoordelijk? Dus nee, we zijn geen bloeddorstige wolven zonder verantwoordelijkheid, maar we zijn zeker ook geen superrationele halfgoden, uitverkoren door een niet nader te definiren hogere macht, ook al gedragen we ons vaak zo. We zijn gewoon toevallig een soort die hier en daar net wat meer geluk heeft gehad, we zijn autonoom handelende individuen die het heft in eigen hand kunnen nemen. (Of hebben we helemaal geen geluk gehad? Een leven als luie huiskat lijkt immers ook aantrekkelijk.) Autonomie is onlosmakelijk verbonden met verantwoordelijkheid. Wie de gevolgen van zn daden kan overzien, moet daarnaar ook handelen. Misschien hebben, over duizenden jaren, dolfijnen of kraaiachtigen ook dit vermogen ontwikkeld. Met een mateloze fascinatie zie ik ernaar uit.

Wat is een mens? Een synthese Tom van Vucht Willen wij, mensen, ons als voogdijkind onder Moedertje Natuur of onder Onze Lieve Heer scharen? Het leven is een proces van ontstaan en vergaan. Dat waaronder wij ons scharen, geeft inhoud, afhankelijk van de versie die we verkiezen. Enerzijds is er leven van het moment dat Hij zag dat het goed was tot het moment dat Hij zegt dat het wel weer welletjes

is geweest. Anderzijds is er ontstaan als blinde variatie met selectief behoud van kenmerken tot het heikele moment dat Moedertje Natuur ons weg zal selecteren. Dat de pijp uiteindelijk naar Maarten gaat, staat vast, maar het is de leer en opvoeding van de voogd of voogdes onder wie wij ons scharen die zullen bepalen wat ons zelfbeeld, ons mensbeeld is. Het naturalisme viert hoogtij. Op verklarende wijze te werk gaan in een gedetermineerde wereld geeft ons medicijnen die bij tijd en wijle werken en ingewikkelde instrumenten om handelingen eenvoudiger te maken. Op basis van empirische kennis wil men echter ook de mens en zijn betekenis verklaren. Darwin laat zien dat altrusme gereduceerd kan worden tot evolutionair bijproduct en dat vrije wil slechts folklore is. Een vraag die dan nog rest, is of wij een universeel ongeluk zijn, puur toevallig, zoals Stephen Jay Gould betoogde, dan wel een onvermijdbare uitkomst in een universum waarin op het schaakbord des levens maar een beperkt aantal zetten mogelijk is, zoals Simon Conway Morris stelt. De naturalistische onttovering van de wereld laat zien dat de schoonheid van een boom slechts de resultante is van een causaal proces en dat elke betekenis die we aan iets toekennen feitelijk geen betekenis heeft. Dat geldt ook voor de mens! Het idee dat de vrije wil aan onze zintuigen zou verschijnen, is apart. Alsof naturalisten verwachten een homp hersenen te vinden waarop vrije wil gekalligrafeerd staat. De onzichtbaarheid van de vrije wil betekent alleen dat er beter gezocht moet worden of dat onze zintuigen ontoereikend zijn hem waar te nemen. Niet dat hij direct verworpen kan worden. Het argument dat de vrije wil een eindeloze regressie van willen veronderstelt (kan ik willen wat ik wil, wil ik wat ik wil van wat ik wil etc.) is net zo onwaarschijnlijk als een proces van oorzakelijkheid dat uiteindelijk een onveroorzaakte veroorzaker of onbewogen beweger veronderstelt. Het naturalisme pleit voor Gods abdicatie terwijl het zowaar zelf een Godsidee impliceert. Laat ons voor een synthese van schepping (zoals in de these van G. de Wit, die verwijst naar Psalm 25) en evolutie (zie de antithese van A. Everts, die dit perspectief aankaart) eens kijken naar een metafysica waarin God en Gaea elkaar niet uitsluiten. Wat we volgens Immanuel Kant kunnen kennen, is de wereld zoals die aan ons verschijnt; wat we moeten doen, kunnen we niet weten. Alleen de handeling die niet tot contradictie zal leiden met zichzelf of met andere morele wetten zou zich als morele wet in de noumenale wereld (de wereld achter de verschijning; de werkelijke wereld i.t.t. de fenomenale wereld) kunnen bevinden. Morele plicht laat je kiezen om je wel of niet aan de plicht te houden; daarmee wordt vrije wil erkend als het maken van keuzes. De mens zal zich in een spagaat tussen de noumenale en fenomenale wereld begeven tot het moment dat hij zich buiten ruimte en tijd plaatst en alleen kan hopen dat de werelden zullen samensmelten een symbiose van het Goddelijke en het natuurlijke. Het naturalisme benijdt Kants theoretische Vernunft waarin hij het kunnen kennen van de fenomenale wereld bepleit, maar negeert zijn praktische Vernunft in welke hij de vrije wil verdedigt. Iemand die werkelijk gelooft dat hij volledig gedetermineerd is, zal paranode worden, lijden aan achtervolgingswaan waarbij hij het is die zichzelf achtervolgt. Stemmetjes in zijn hoofd die zeggen wat hij moet doen, of anders had moeten doen. Nu, ik ben geen gelovig man. Dat er een wereld buiten deze wereld is, lijkt me onwaarschijnlijk. We kunnen lichamelijke vooruitgang reconstrueren aan de hand van

opgegraven botten, maar we kunnen geen hersenen terugvinden van 50.000 jaar geleden, laat staan deze onder een PET-scan leggen om de hersenactiviteit te meten. Naast dierlijke behoeften en begeerten kunnen wij ook van alles wensen; noem ons een niet-gefixeerd dier, politiek dier of arbeidend dier. We kunnen niet ontkennen dat we dier zijn, maar we zijn wel degelijk een dier met iets ondierlijks. Het lijkt alsof hogere cognitieve functies een eigen leven zijn gaan leiden. Het lijkt alsof altrusme sinds zijn oorsprong als strategie voor het overleven een eigen proces heeft doorgemaakt in de cognitie tot iets meer dan alleen een overlevingsstrategie. Wat is het nut van ontroerd raken door een muziekstuk? Wat is berhaupt het nut van het schrijven van een muziekstuk als je in diezelfde tijd ook achter je vlees had kunnen aanhollen? Als je hoopt dat andere mensen je vlees zullen geven voor je muziekstuk is het nog onlogisch dat andere mensen je vlees zouden geven omdat je niet meehelpt het vlees te vangen. Misschien is dat de reden dat anderen zich zo beroerd voelen bij het aanhoren van je muziekstuk. Het behagen van anderen is goed om te doen en is meer dan alleen uit strategisch oogpunt verstandig. Hoe nutteloos de mens ook mag lijken, vanuit de evolutieleer lijkt hij zo het nut in zichzelf te leggen. Natuurlijk, wanneer Gaea als eega van het ego mij bij de arm neemt, heb ik haar lief te kozen en rekening met haar te houden, maar meer ook niet.

Wat is de mens dan wel? Jeffrey Gerrits Wat is de mens? Het is een logische eerste stap voor eenieder van zichzelf uit te gaan. Ik vermoed dat elk antwoord op deze vraag is gebaseerd op het uitgangspunt. Ik ben er in ieder geval n. Het is de rol die deze ik speelt in onze leefwereld die bepalend is voor de twee totaal verschillende visies op het mensbeeld. Beide visies zijn in de ingezonden stukken vertegenwoordigd: de mens als een causaal gedetermineerd ik en de mens als een autonoom ik. Een synthese tussen deze ideologien zou in theorie dus tot een correct mensbeeld kunnen leiden. Maar hoe doen we dat? De wetenschap is in meerdere opzichten sterk bepalend voor het mensbeeld. De mens heeft geleerd zijn plek in de kosmos te accepteren als zijnde nietig. De mens heeft moeten verwerken dat hij niet in het middelpunt staat van een hoger plan, maar simpelweg het logische gevolg is van evolutie bij primaten. De emoties en gedachten, waarvan de mens dacht dat deze hem zijn identiteit verschaften, zijn gereduceerd tot biochemie en elektrische signalen. Het ik is een causaal gedetermineerde entiteit, dat wil zeggen dat emoties, gedachten en handelingen het gevolg zijn van een wereld van oorzaken. Het initiatief van het handelen ligt als zodanig niet bij de mens zelf, maar is het gevolg van een oorzaak die buiten de mens ligt.

Wanneer ik bijvoorbeeld besluit tegen iemand te liegen, dan is daar geen morele overweging aan voorafgegaan vanuit mijn hart of mijn ziel. De leugen die ik vertel is het resultaat van elektronische impulsen vanuit mijn brein, die tot deze handeling heeft aangezet onder invloed van hormonen en chemische processen. Deze processen zijn op hun beurt weer afhankelijk van externe stimuli. Mijn besluit wel of niet te liegen, is afhankelijk van onder andere de hoeveelheid suiker die ik heb gegeten, hoeveel ik heb geslapen en de inbreng van het gedeelte van mijn hersenen dat sympathie regelt. Dit lijkt te leiden tot een zeer somber mensbeeld, omdat het de romantische begrippen geest en ziel overbodig maakt. Het daadwerkelijk sombere aan dit mensbeeld is echter wat de gevolgen zijn wanneer we het volledig accepteren. Wat betekent dan nog een begrip als verantwoordelijkheid? Hoe kan ik gestraft worden voor een handeling, waarvan de oorzaak altijd buiten mij ligt? De enige oplossing is dat ik voor altijd opgesloten moet worden. Ik ben immers causaal gedetermineerd en zal dus altijd slecht handelen naar aanleiding van bepaalde stimuli. Wat is nu de waarde van deze causaal gedetermineerde benadering? De wetenschap levert kennis op over de wereld en de mens als object, middels onomstotelijk bewijs vanuit experimenten. Omdat we op zoek zijn naar wat de mens is, moeten we onderzoeken wat deze kennis voor invloed heeft op wat wij denken te zijn. Wanneer ik geloof dat de zon om de aarde draait, zie ik bij zonsondergang de zon wegdraaien. Wanneer ik geloof dat de aarde om de zon draait, zie ik bij zonsondergang de aarde wegdraaien. Maar wat verandert dit verschil in kennis aan wat ik daadwerkelijk waarneem? Dankzij wetenschap hebben we geleerd dat we maar een heel klein deel vormen van een enorm universum, maar wat betekent deze objectieve waarheid voor mij als mens? Wat is de subjectieve waarde? Moet ik mij met deze kennis nederiger opstellen? Een ander beeld, dat in de inzendingen met meer regelmaat voorkwam, is dat van het autonome individu, ofwel het vrije ik. In deze visie onderscheidt de mens zich van de causale, objectieve wereld door een bewustzijn dat in staat is tot het nemen van initiatief. Het handelen is dan niet het gevolg van externe stimuli, maar van een eigen morele overweging. We zijn als mens anders dan dieren, die zich in hun beslissingen laten leiden door primaire behoeftes, omdat wij in staat zijn tot rationele besluitvorming. Het feit alleen al dat wij een moreel probleem zien in het fenomeen liegen zegt genoeg; wij kennen problemen die uniek zijn op deze planeet. We zijn in staat tot het maken van een weloverwogen moreel besluit, dat niet afhankelijk is van causaliteit. Wanneer de kennis over de wereld verandert, heeft dat misschien invloed op beslissingen die wij nemen, maar niet op de manier waarop wij die nemen; autonoom. Hoe groot het heelal ook is en hoe nietig ik daarin ook ben, het neemt niet weg dat ik ben. Het neemt niet weg dat ik een moreel bewustzijn heb en dat ik moet kiezen. Ik ben niet causaal gedetermineerd. De oorzaak van mijn handelen ligt in mijzelf.

Weer een ander aspect van het mens-zijn dat regelmatig in de inzendingen terugkwam, is intersubjectiviteit. Onderlinge interactie speelt zonder meer een grote rol in het mensbeeld. Je zou kunnen zeggen dat wij onszelf definiren aan de hand van anderen. Het is bijvoorbeeld zo dat we het begrip identiteit ervaren, omdat we anders zijn dan anderen. Ik ervaar het begrip vrijheid, mede omdat ik zie dat anderen dit in mindere mate hebben. Een uitspraak is pas waar, wanneer we dit onderling hebben afgesproken. Om tot een geloofwaardig mensbeeld te komen, zouden we deze ideen dus moeten synthetiseren. Het causaal gedetermineerde inzicht is erg aannemelijk, vanwege het feit dat er zo veel wetenschappelijk bewijs voor is om het te steunen. Voor velen is de gedetermineerde visie echter somber, omdat zij nog graag willen geloven in autonomie. Deze ideologien zijn niet per definitie incommensurabel. Ik zou tevreden kunnen zijn met het toegeven aan mijn causaal gedetermineerde ik, wanneer het mijn lichamelijke lusten betreft. Evenzo zou ik mezelf kunnen prijzen om mijn autonomie betreffende moraliteit. Als antwoord op de vraag wat is de mens? het volgende: De mens is een autonoom en intersubjectief wezen, dat zich na moraliteit laat leiden door causaliteit. Autonomie en moreel bewustzijn gaan voor aan het causale determinisme, omdat dat ons simpelweg onderscheidt van dieren. Thomas Hobbes zei: De mens is een wolf voor anderen. Ik zeg: Misschien, maar dan en slechts dan, wanneer hij daarvoor kiest.

Tegen het dualisme Jasper Oranje Het geloof heeft niet alleen een grote invloed gehad op Jan Rinzema uit Blaricum, maar ook op nagenoeg alle samenlevingsvormen wereldwijd. Al sinds de oudheid is de mens opgedeeld in een geestelijk (eeuwig, goddelijk) en een lichamelijk (tijdelijk, aards) deel. Dit fenomeen is al zichtbaar bij de Chinezen die de mens beschouwen als de verbinding tussen het aardse Yin en het hemelse Yang. Zij zien de mens als het meest kostbare. In het Bijbelboek Genesis wordt beschreven dat de mens door God is samengesteld uit aardstof en is ingeblazen met leven (Roeach). Bij de filosofen begon Plato met een scheiding tussen het zuiver geestelijke en het zuiver materile. Dit dualisme is eeuwen later bij Descartes nog steeds zichtbaar in de tegenstelling tussen cogito (geestelijke substantie) en res extensa (materile substantie). Het is een voortdurend conflict dat tot nu toe beslist werd ten gunste van het geestelijke (de rede). Het was algemeen geaccepteerd dat het de rede was die ons tot mens maakt die uiteindelijk verlost zal zijn van het stoffelijke. Het is als het ware tegen de natuur van de rede dat deze verstrikt is geraakt in het lichaam (de natuur). Deze kijk op de mens en zijn positie tegenover de natuur veranderde pas door toedoen van Charles Darwin, die met zijn evolutietheorie op basis van natuurlijke selectie de natuur voorrang geeft, en niet de rede. Waar de rede normaal gesproken als hoogste goed wordt

gezien en het lichaam als bijproduct, is dit onderscheid nu in principe omgedraaid. De mens is teruggeplaatst van een troon hoog boven het dierenrijk naar een plaats midden in het dierenrijk. De mens is van oorsprong niet specialer dan elk willekeurig dier, maar, zoals de Amerikaanse darwinistische filosoof Daniel Dennett stelt, de mens is een product en de rede een bijproduct van het doelloze en niet-intelligente algoritme van de evolutie op basis van natuurlijke selectie. Eigenlijk is de mens verre van volmaakt wanneer men hem vergelijkt met een dier. Een dier is volledig aan zijn leefomgeving aangepast en compleet, met specialisme, op aarde gezet. De mens daarentegen is onvolmaakt en niet gespecialiseerd. Dit gebrek aan specialisme is uiteindelijk wel gecompenseerd. Het is de vindingrijkheid, die voortkomt uit de door evolutie ontwikkelende hersenen, die de mens prima in staat stelt zich aan te passen aan de leefomstandigheden. De rede heeft de mens gemaakt tot een uitvinder die zich met behulp van gereedschappen en wapens kan beschermen tegen nagenoeg alles en iedereen in de natuur. Het is alleen wel de vraag of de rede voortkomt uit het gebrek aan specialisatie of dat het gebrek aan specialisatie juist voortkomt uit de rede. Het zijn de dieren die een specifieke leefomgeving hebben, waarin zij voor de volle honderd procent n zijn met de natuur. De specialisatie en het instinct bepalen hoe een dier zich moet gedragen in een willekeurige situatie. Voor de mens gaat dit niet op. De mens heeft geen vaste of ideale leefomgeving, de mens is arm aan instincten, maar dit hoeft geen nadeel te zijn in de strijd om het bestaan. Ik denk dat het eerder een heel groot voordeel is. Het is de vindingrijkheid die het de mens mogelijk maakt zich naar de verste uithoeken van de aarde te verplaatsen en zich daar zo nodig te vestigen. Voor dieren is dat een onmogelijke opgave. Bij een plotselinge grote natuurramp of een andere grote verandering in de leefomgeving is eigenlijk alleen de mens in staat zich direct aan te passen of zich elders te vestigen. Voor de dieren is het maar de vraag of zij in staat zijn te leren omgaan met de nieuwe leefomgeving of dat zij gedoemd zijn te verdwijnen. Het is de rede die de mens bovenaan (of: boven) het dierenrijk zet. Het lijkt erop dat het gebrek aan specialisatie ervoor heeft gezorgd dat evolutie hem het meest waardevolle instrument heeft gegeven. Ondanks dat de mens zijn oorsprong in het dierenrijk vindt, zijn er toch opmerkelijk veel verschillen aan te wijzen tussen mens en dier. Het is niet verwonderlijk dat er een duidelijk onderscheid is gemaakt tussen mens en dier in de loop van de geschiedenis. Ik betwijfel echter of na de publicatie van The origin of spieces de mens nog als uitverkoren door een God of een Geestelijk Wezen gezien kan worden. Het is nagenoeg onweerlegbaar vastgesteld dat de mens is voortgekomen uit het dierenrijk. Het is de evolutie die er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat de mens met behulp van de rede terecht tegenover het dierenrijk is geplaatst, zoals ook Kees Frenay uit Groningen in zijn mensbeeld stelt. De mens is bijzonder, omdat hij in staat is samen te leven, samen te werken en te communiceren door middel van taal. De mens is in staat verbazingwekkend mooie kunst en

literatuur te maken, de mooiste en de meest briljante uitvindingen te doen. De mens is zich bewust van zijn eigen sterfelijkheid en heeft de mogelijkheid plannen te maken voor de toekomst. Dit laatste maakt hem absoluut de beschermer van de aarde, omdat noch dieren noch het evolutieproces verder kunnen kijken dan het hier en nu. Maar ondanks dit alles is en blijft de mens een product van evolutie.

Muizenissen over moraliteit Hanna Noorlandt Na de ingezonden menbeelden te hebben gelezen, lijkt het me goed weer even van voren af aan te beginnen met onze mensbeelden. Waar komen deze eigenlijk vandaan? Ons mensbeeld was lange tijd gekenmerkt door de Platoons-Augustijnse en de AristotelischThomistische traditie. Plato stelde dat alle wezens vanuit een andere, hogere werkelijkheid worden gestructureerd. Dat maakt dat een muis een muis was. Aristoteles daarentegen zag de essentie van een muis in de muis zelf. Hij had, anders dan Plato, geen hogere werkelijkheid nodig om de essentie te verklaren. Augustinus legde een paar eeuwen later de nadruk op de zondigheid van de mens, waarbij hij zijn waarheid uit de Bijbel haalde. Het kwade ontstaat volgens hem wanneer de mens zijn wil van God afkeert. Ook Thomas van Aquino vervolgens geloofde, op zijn manier, in een absoluut, goddelijk Zijn achter alles wat bestaat. Alle zijnden, inclusief wij zelf, zijn daar een aftreksel van, en dus niet volmaakt zoals de Schepper. In zowel de Platoons-Augustijnse als de Aristotelisch-Thomistische traditie wordt God als de ultieme oorzaak van alles aangeduid. Een andere overeenkomst is dat in beide tradities het kwade gezien wordt als een gebrek aan zijn. De mens wordt hier gezien als een eindig wezen. Maar wij zijn niet alleen een eindig, maar ook een zeer bijzonder wezen, want als als enig schepsel geschapen naar gods beeld. Mensen zijn hoog verheven boven de dierenwereld, en rentmeesters over de natuur. Ze mogen er namens God op passen. Op deze Seinsmetaphysik volgde Subjektmetaphysik. Deze vertrekt niet vanuit het zijn van God of de schepping maar vanuit het kennend subject. Kant laat zien hoe het menselijk subject alles construeert alsof er tijd en ruimte is, en oorzaak en gevolg. Gegevens die volgens Thomas van Aquino van God kwamen. Alles heeft volgens Kant bepaalde eigenschappen, zoals ruimte en tijd, omdat het het subject is dat alles zo structureert. Daar komt bij Kant geen God aan te pas. Tevens ziet Kant ons mensen als morele wezens die zichzelf een opgave zijn, die de keuze hebben iets wel of niet te doen, die zichzelf als zelfbewuste, redelijke wezens moeten verantwoorden. Al met al is de mens is bij Kant een geestelijk wezen, een subject dat voorafgaat aan de natuur. Het denken is aldus bij Kant, en eeerder op een andere manier ook al bij Descartes, zeer antroprocentrisch.

En dan opeens komt Darwin met zijn puur toevallige natuurlijke selectie, wat onze diepste overtuigingen aanvreet, ons beangstigt, onze waardigheid lijkt aan te tasten. Wij kunnen toch niet gelijk gesteld worden met dieren? Met een aap als voorouder? Darwin laat duidelijk zien hoe evolutie verloopt. Hij rekent bottom-up af met voornoemde top-down denkers en heeft geen speciale rol meer weggelegd voor God, of voor de mens zelf. De mens is ontstaan uit aminozuren, door variatie en selectie. Darwin laat de nietigheid van de mens zien, vle malen sterker dan Copernicus of Freud. Mensen, kunen we daaraan toevoegen, zijn maar een van de vele miljoenen soorten zijn op een zandkorrel in een uithoek van het enorme heelal. Dat deze nietige mens zichzelf in het midden van alles wil plaatsen is belachelijk. Op deze planeet alleen al, een van de miljarden in het heelal, zijn bacterieen en insecten veel succesvoller. Volgens de naturalistische Darwinisten zijn we helemaal geen morele, goede wezens in kantiaanse zin die het kwaad proberen te overwinnen. Wij zijn wezens die in de grond van de zaak handelen uit eigenbelang, omdat dat de manier is waarop we kunnen overleven. Echt altruisme bestaat dus niet. Er ligt geen hogere zin in het menszijn besloten. Het leven is afhankelijk van de natuur, niet van God. Als de massaverhouding van neutronen en protonen in atoomkernen 0.2% anders was geweest, had ik dit hier niet kunnen typen. En toch. Toch zou ik graag zien dat er ook een echt, authentiek altrusme bestaat, uit goedheid. Niet omdat je wil overleven, maar omdat je die vrouw met stok graag wilt helpen oversteken. Niet omdat je hoopt daar een beloning voor te krijgen, maar gewoon omdat dat het juiste is om te doen. Wat is er mis mee om te geloven in rechtvaardigheid, redelijkheid en dus wat moreel besef? Ik zou het wrange D darwinistische mensbeeld graag wat kleur geven. Ook al is het natuurwetenschappelijk misschien niet onderbouwbaar, als het ons nu helpt een beter mens te zijn in de periode dat we hier op aarde zijn, voor zover we als mens echt bestaan, waarom zouden we het dan laten? Voor jezelf en de mensen om je heen is mijn advies: geloof in altruisme, redelijkheid, moreel besef! Ook als de Darwins van deze wereld je vertellen dat dit niet kan. De vroeg negentiende-eeuwse denker Hegel volgend zouden we de morele taal van de mensen niet moeten gebruiken om een betere wereld te creeeren ten opzichte van een ideale wereld, maar om die waarden en betekenissen die al in de actuele wereld te vinden zijn te belichamen in onze eigen intellectuele en persoonlijke sfeer. En tegelijk is er de uitdaging Darwins theorie niet als tegenstelling te zien tot de filosofie maar te proberen beiden met elkaar te verenigen.

Wat is een mens? Een mensbeeld.

Greg Bruininkx Wanneer we iets omschrijven, halen we meestal een functie aan die het voor ons heeft of een manier waarop het zich verhoudt tot de mens. We zien dingen om ons heen in een bepaald perspectief en beoordelen ze met onze eigen normen en waarden. Alles moet nut hebben, functioneel zijn voor ons, en we weten voor veel dingen wel iets te verzinnen. We durven zelfs een gok te doen naar ons eigen nut, doel van bestaan, ons telos. Het mensbeeld is sterk verbonden is met het besef dat we hebben van ons doel in deze wereld. Het valt me op dat in de meeste in de NRC verschenen bijdragen over het mensbeeld teksten worden aangehaald - gedichten, filosofen, wetenschap en zelfs politiek. Natuurlijk snap ik dat het lastig is een vraag zo breed als die naar ons mensbeeld te beantwoorden, maar we moeten in de gaten houden dat het gaat om ons persoonlijk mensbeeld. Het klinkt leuk en sterk wanneer je een groot schrijver gebruikt in je tekst, maar je schiet er niet veel mee op als je het niet in je eigen woorden weet te vertellen. Daarnaast is het zonde als je iemand anders voor je laat spreken als je maar weinig ruimte ter beschikking hebt. In een these echter, om toch maar even iemand anders aan het woord te laten, van H.I. Berkhout, kwam ik de vraag tegen of het niet zo is dat we alleen maar mens kunnen zijn. Dit is echter niet meer dan een reden om onszelf nog steeds af te vragen wat dat zijn is. Ik wil niet de wereld van zijn mysteries ontdoen, maar ondanks dit kan ik nog steeds een poging kan wagen een mensbeeld te creren dat bij mijn bestaan past. Dat ons telos samenhangt met ons mensbeeld is terug te vinden in de essays die de dood noemen of er slechts naar hinten. Onze angst voor de dood is groter wanneer we meer verwachten van het leven en wanneer we het idee hebben dat we iets moeten bereiken. Als we iets bereiken, is het maar weer de vraag of het genoeg is. Hoewel het moeilijk onder woorden te brengen is, hebben we in ons achterhoofd allemaal een idee over wat de mens is en wat ze moet doen. Om daar een mening over te krijgen hoef je geen dikke filosofische boeken voor te lezen of elke wetenschap volgen op de laatste ontwikkelingen op neurologisch gebied. Het uit te leggen in normale Nederlandse goedlopende zinnen is heel wat anders, daarvoor is enige voorbereiding wel handig, maar niet noodzakelijk. De mens is feilbaar, aan absolute waarheden is bijna niet te komen en alles wat we doen, doen we op goed geluk. We hopen dat we de juiste keuzes maken en begrijpen dat we verantwoordelijkheid moeten nemen voor onze daden wanneer die fout aflopen. Allemaal onderdelen van ons wezen, maar wel pas een klein gedeelte. Willen we echter wel weten wat de mens is? Wanneer we een perfecte omschrijving zouden kunnen verzinnen die onfeilbaar is en dus absoluut, leggen we dan niet vast dat we gedetermineerd zijn? Zeggen we dan niet dat ons nut niet veel belangrijker is dan die van de computers die we maken? Zij

hebben net zoveel vrije wil als wij in dat geval. Onze genen programmeren ons en wij de computers. Welk mensbeeld past dan bij mijn bestaan? Dat zodra we een perfecte omschrijving van de mens zouden krijgen, waarin zijn doel naar voren komt, we niet anders kunnen dan erkennen dat we gedetermineerd zijn? Nee, dat gelukkig niet, want perfect is ook maar afhankelijk van wie het zegt en afhankelijk van het moment en de plaats dat iemand het zegt. Doe allemaal lekker rommelige en blijf vooral bij jezelf wanneer je een mensbeeld gaat omschrijven. De mens voor nu, hier in mijn studentenkamer, niet meer dan zo mijn computer af te sluiten, buiten te gaan zitten en genieten van het mooie weer en hopen dat die wolken zo niet voor de zon komen te hangen.

De mens de mens een wolf Dahlia Soliman De vraag wat is een mens? riep in de NRC vele antwoorden op welke tot interessante discussies kunnen leiden. Bijvoorbeeld de provocatieve gedachte van de heer J.M. Rompa om op te komen voor de eenvoudige mens, de arbeider en het delen van de bezittingen van deze wereld in eerlijke proporties voor een ieder.. Over n ding kunnen we het eens zijn; de mens is een merkwaardig wezen. Het evolutionair naturalisme gaat er vanuit dat alle levende wezens, ook de mens, naar dezelfde wetten luisteren. Altrusme wordt daarbij gezien als de aangeboren neiging van de mens om (genetische) verwanten te helpen overleven, ontstaan door survival of fittest. Mensen die elkaar helpen overleven. Wat mij erg interesseert: hoe spoort dit met de visie van de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679)? Volgens hem leeft de mens in een constante strijd met de ander. In deze strijd staan eer en individuele machtspositie centraal. De mens laat zich niet weerhouden door hetzelfde streven. Nu nog steeds willen wij simpelweg anderen aldoor overheersen, wat leidt tot oorlogen. Deze conflicten zijn vervlochten met uitwisselingen. Mensen wisselen aldoor van alles uit; van woorden en diensten tot grote giften. Op het moment dat er sprake is van uitwisseling wordt de identiteit van de betrokken bepaald, stelt de Franse antropoloog Marcel Mauss (1872-1950). Deze dreiging van het andere wezen is hierdoor voortdurend aanwezig. Het delen van bezittingen krijgt zo een hele andere wending. Machtsverhoudingen ontstaan doordat mensen bij elkaar in het krijt komen te staan.

Dit streven naar het overheersen van de ander leidt tot een omgang op puur egostische gronden. Het eigenbelang staat aldoor voorop. Zoals Hobbes aangeeft stelt men zijn zelfbehoud op basis van sociale contacten aan hogere machten, zodat persoonlijke vrede en vrijheid in de samenleving gewaarborgd worden. Zo vormt de Ander zowel een bedreiging als een verwant. Door uitwisselingen tussen mensen is het mogelijk dat bij de ander een verwachtingspatroon optreedt. Deze verwachtingspatronen kunnen mogelijk uitmonden tot het goede en kwade. Goed, om de reden dat de ander in ruil iets kan aanbieden, of kwaad, om de reden dat het (negatieve) emotie bij de ander los kan maken. Het aldoor uitwisselen van diensten en producten houdt de dreiging van de ander in stand. Vanuit deze visie gezien is men uitsluitend bereid iets voor een ander te doen, mits het voor zichzelf een positieve uitwerking heeft. Hierdoor doet hij veelal een appel op de ander mits het voor zichzelf een positieve uitwerking heeft. De mens heeft de ander nodig om gebruik te maken voor de kwaliteiten of positie van de ander. Mits het zijn machtspositie en zijn strijd om genot niet in de weg staat. Tenzij de ander dezelfde genen deelt, dan is de mens bereid voor het leven van de ander te vechten. Of Zelfs zijn eigen leven op te geven. Emmanuel Levinas (1906-1995) is de filosoof die bekend staat om zijn visie op de verantwoordelijkheid voor de Ander. De Ander mag door de mens niet gebruikt worden voor eigen doeleinden . Hij impliceert dat men moet lijden om de Ander te begrijpen. Wanneer we de Ander zien lijden, krijgen we op hetzelfde moment een band met degene die lijdt. Ondanks diensten op egostische gronden, kan een menselijke band worden gevormd dat tot een allerhoogst ethisch principe kan worden gebracht. We hebben de Ander nodig, om onszelf te begrijpen en onszelf te vormen. Alleen dan zijn we in staat om de ander te begrijpen, aldus Levinas. Aldus is de mens een wezen dat door altrustisch gedrag de mogelijkheid heeft gecreerd zichzelf voort te planten, waarbij de sterken de evolutie overleefden. Door technologie die men in verloop der jaren heeft uitgevonden en nog steeds aan het uitvinden is, maakt het voor minder sterken tevens mogelijk zich te verspreiden. Persoonlijk ben ik het met de heer Rompa eens; een Turning Point met de gedachtegoed van het Ghandisme zou een mooi gegeven zijn. Maar is de mens daar toe in staat? Voedt deze levenswijze niet ons steven naar het gelijk willen hebben, machtsverhoudingen en dus naar nieuwe oorlogen? Mijn visie op de mens evolutionair gezien is dat de mens zich van een (sterk) natuurlijk altrustisch gedrag naar een (sterk) onnatuurlijk egostisch gedrag heeft gevormd, dat door de ander wordt gevoed. Door de grote invloed van het eigen streven naar genot, doet men

een beroep op de ander voor eigen - egostische - doeleinden. Wellicht is dit niet de uniciteit van de mens en vooral niet zijn nietigheid!

Wat is de mens? Daan van der Zande Waarom zouden we over de bovenstaande vraag nadenken? Het lijkt een menselijke behoefte te zijn, iets wat we niet kunnen tegenhouden en waardoor we ons bewustzijn ervaren als een vraagstuk. Maar waar komen die menselijke behoeften vandaan en wat is de mens dan? Om te bevragen wat het is om mens te zijn, richten we ons al snel op het zelf. Wie ben ik en wat ben ik? Ben ik een resultaat van ontelbare jaren evolutie? Ben ik dan geworden wie ik ben, of zijn wij geworden wat wij zijn, door de complexiteit van natuurlijke selectie zoals de bioloog Charles Darwin beargumenteerde. Zijn wij geworden wie we zijn door louter creationisme, zoals de grote boeken en verhalen ons willen doen geloven? Misschien is het een nog excentrieker verhaal zoals bijvoorbeeld dat van de scientology aanhangers en hun inspirator. Hoe dan ook, wij mensen zijn zoekende naar een verklaring voor ons bestaan en we willen begrijpen wie wij zijn. Deze menselijke eigenschap is ons toebedeeld vanuit onze honger naar antwoorden. Waar het ooit gewoon de honger was, een lijfelijke behoefte aan voedsel, het verlangen naar een volle maag, lijkt nu meer dan ooit de ruimte beschikbaar om onze nieuwe nimmer aflatende honger te stillen. Omdat we goed doorvoedt zijn, redelijk opgeleidt zijn en doorgaans warm en beschut onze dagen slijten, is onze nieuwe honger voornamelijk een ontologische of spirituele onbevredigde geestelijk trek in, verlangen naar, en zin in, het weten van wat de zin van ons zijn is. Zodoende is de vraag naar zin geboren evenals de vraag naar wat de mens is, die het leven leeft, dat een eventuele zin of zinnigheid herbergt, wat daardoor een nog grotere vraag lijkt te zijn. De mens is een gevolueerd wezen, behorende tot de soort Homo sapiens, maar deze biologische beschrijving geeft ons niet voldoende houvast om in het dagelijkse leven ons mens zijn te ervaren. Een continu weten van het gevolueerd zijn bevredigd onze behoefte niet. Het historische bewust zijn van de mensheid evenals bewust zijn van de eigen menselijkheid, geeft ons een fundering voor het heden. Hierdoor weten we dat we niet zomaar plotseling op de aarde geworpen zijn, wat iets soortgelijks zou pretenderen als: ga heen en leef . Het bewust zijn van, en het bewustzijn op zich, maakt dat we onszelf en ons leven blijvend lijken te willen compliceren.

De mens komt dan ook met enige regelmaat tot de schitterende conclusie, dat we alles kunnen doen wat we willen. We zijn niet graag slaaf of knecht van systemen, structuren, sociale contexten, historische contexten, andere mensen of andere dieren. Wij zijn eigen baas en eigen meester. We overtuigen ons van een vrije wil, ook al lijken we ook het louter zijn van een brein als mogelijkheid te willen overwegen. Daarnaast bezit de mens een sterke overlevingsdrang, een instinct dat onze dierlijkheid laat doorschemeren. Veel eigenschappen van de mens zijn instinctief terug te herleiden tot dierlijke instincten. Het is echter geen dierlijke eigenschap om een eigenschap terug te herleiden naar zichzelf. Zelfreflectie en zelfbewustzijn lijken menselijke eigenschappen te zijn. We adopteren deze eigenschappen maar al te graag als menselijk en we eigenen ons toe dat wij, en enkel wij hierdoor een soort ber-dieren zijn in de jungle die onze aarde eigenlijk is. We zoeken in ons leven naar een doel. Toch lijken we het er tegenwoordig over eens te zijn dat de mensheid zelf geen doel kent, behalve eventueel, evolutionaire vooruitgang die leidt tot perfectie? Perfectie zou het einddoel kunnen zijn, wat deze perfectie ook moge zijn. Perfectie lijkt voor de mens (nog) niet weggelegd we zijn zowel de god als de duivel, van ons eigen vragende bewustzijn en verwarrende bestaan, welke wij het leven noemen. Maar dit wetende kunnen we nog steeds niet verder rijken dan ons zelf, als individu en eventueel de effecten die wij als individu hebben op onze sociale omgeving. Hoe plaatsen we dan onszelf in de mensheid? Hebben we binnen de mensheid dan geen gewichtige bijdragen, zijn we dan een klein schakeltje in de wereld familie van de Homo Sapiens? Onze bijdrage is meestal onzichtbaar en we willen ons zelf graag doen geloven dat we er toe doen. Dat we iets bijdragen aan de wereld en de mensheid. Wanneer we ons voortplanten zijn we geslaagd vanuit biologisch, evolutionair perspectief, tenminste wanneer we een aantal van onze gene doorgeven die uiteindelijk bijdragen aan een soort vooruitgang? Maar wat is die vooruitgang, wij zien deze niet direct en wij ervaren deze evenmin. Er lijkt een blijvende mystieke, vervreemdende ervaring aan het mens zijn te kleven. Deze droom houden we waarschijnlijk zelf ook in stand omdat we ons niet willen laten vast leggen, vast pinnen, vast stellen als een geheel verklaarbaar bestaan. Neen, wij mensen laten ons niet determineren. Niet door historie, religie, evolutie en evenmin door ervaring, rationaliteit, technologie of wetenschap. Zodra een nieuw gevaar van een mogelijk en plausibel antwoord de kop boven het maaiveld uitsteekt, verstoppen we ons en denken net zo lang en hard na, tot we weer een nieuwe manier van verklaren zouden kunnen construeren. Wij blijven zoeken en we blijven contempleren over de eeuwige vragen. Wanneer er geen vraag meer onbeantwoord lijkt, dan zijn we geneigd deze vraag zelf opnieuw te creren. Wij lijken geen grenzen te willen stellen aan het mens zijn of de vraag naar wat de mens is.

Om de vraag: wat is de mens? te beantwoorden, laten we ons verleiden tot het stellen van meer vragen. Dat bevragende karakter van ons mensdom is naar mijn mening een belangrijk onderdeel van het mens zijn. De mens is dus een wezen dat het gevaarlijke talent bezit om blijvend vragen te creren, blijvend te zoeken naar nieuwe vragen en mogelijke antwoorden te laten vervagen door het stellen van meer vragen. De mens is een wezen dat zich niet laat determineren en daarom altijd alles zal blijven bevragen.

You might also like