You are on page 1of 215

Episodes

uit de

geschiedenis
ten behoeve in 1802-1817.

der
van

aanmuntingen Oost-Indie
Bijdragen naar

oorspronkelijke
DOOR

stukken

P. H. VAN DER KEMP.

?Jusque Petude que rait que il serait

telles les plus materielles, speculations ou et la il situation semble economique, dussent les documents lui fournir toute sa substance, dans d'une aise de montrer de ne peut que Phistoire la pensee, construction se faire sans qui vaudra et je dirais presque, Lasserre.

ses

quelque ce qu'en plus

construction valent

encore,

les materiaux, mais aussi ce qu'en vaut Parchitecte."

Pierre

DL 70.

15

INLEIDING.
a, Ik had van en de 69 voor deze Bijdragen samen een muntverhandeling ik inzonderheid het vond door aanleiding bescheiden over de over op het Algemeen Rijksarchief onvermunt baren zilver, die gebleven Er was daaraan uit Holland medenamen. aflevering ontvangen werd, waarin aangetroffen een artikel van den heer naar aanleiding ?Eenige opmerkingen" Bijdragen gelegd, toen de eerste

gesteld, vinden Loriaux nog van

waartoe

Commissarissen-Generaal niet deel laatste (1913) 101?111 wordt

hand

dezer

mijner

van de zilveren Java-ropijen ?De bijdrage, getiteld: bl. in deel verschenen 274?366. 1816?1817", 67, jaren tot het herhalen mijner onder ik aangespoord Daardoor werd waarvan de vrucht op het Algemeen Rijksarchief, zoekingen was

op bl. P. J. Moquette,

houdende

de volgende geweest. bl. 322 van mijn door den heer Moquette Op besproken ik dat de in zekeren zin belangrijke deelde mede, Ropijen-artikel werden in de dd. 24 en 27 Juni 1817 gevonden besluiten van van het Bataviaasch genootschap Moquette-verhandeling Kunsten en S. Toen en Wetenschappen, dl. 51 (1909): zie aldaar bijl. R. ik echter in mijn werk Het Nederlandsch-Indisch hetzelfde hieronder

een geheele omwerking van mijn aanvankelijk gestelde ver van deze hernieuwde nasporingen zijn o. a. handeling. Oorzaken

bestuur dat te van 'sRijks

in 1817

ik enkele

ik pogingen lichten. Over op bl. 10

dat werk

van een portefeuille der Koloniale van eerste halfjaar 1817 bevat echter het aanwinsten; van 24 en 27 Juni, die daarentegen niet de vervolgbesluiten in de bijlagen R. en S. van Moquette-1909, zijn opgenomen archief in een bundel de bundel doch zonder besluiten, overwegingen, speciaal het beroep de die ons de op de

dier pogingen teekende ik in mislukking aan: noot ?De hier 120, 1, genoemde besluiten en 17 1817 6 vindt men Februari, op Juni Juni de

bleef onderwerp moest beschrijven, te vermelden punten zoo vreemd vinden, om op het Rijksarchief de besluiten aanwendde

dier geschiedenis wellicht zouden stukken,

228 doen over

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE kennen. De

IN 1802?1817.

tusschen haakjes substantieele mededeeling misschien is niet voldoende; in bijl. S. aldaar staat er echter niets meer in het origineel." Nu echter opnieuw door de Opnterkingen van den heer Mo den aanhef

quette aangezet deze ?Koloniale

wat hij indertijd nuttig had zal hebben, Ik of laat dit daar, juist is; maar het leidde mij in ieder geacht. tot de vraag, of uit dien hoafde de verzameling wel geval ? ik waarmede of ten onrechte ? terecht alweder was, volledig

namelijk slechts verzameld

tot overweging, kwam mij in de gedachte, dat aanwinsten" herkomstig waren van particulieren, van den gewezen Elout, die alzoo commissaris-generaal

in verband bracht de m. i. te wederleggen redeneeringen van den toen hij zijn door mij zoo dikwerf vermeld Munt heer Elout, rapport van 1826 schreef: zie hierna op bl. 241. Aldus kwam ik ertoe ? het zij mede hiervan gememoreerd, opdat anderen evenzeer kunnen profiteeren ? te den besluitenbundel zoeken op van hetzelfde tijdvak, officieel naar het departement gezonden en nu op het Rijksarchief onder de rubriek ?Kolonien dientengevolge na 1813" aanwezig. Hierin vond ik de gezochte besluiten. 1
1 De bundel heeft op den

Generaal

van Kommissarissen Secrete besluiten rug: na 1813" N?. 1578. ? is gemerkt ?Kolonien stukken na 1813 op het Rijksarchief Ofscboon de koloniale behalve aanwezig, ? door mij, door buitenstaanders het is worden nog weinig geraadpleegd zeer weinig dan ook een tijdroovende, arbeid ? kan het misschien aangename toch nuttig te vestigen, de aandacht onderscheidingen zijn op de volgende 1816?1817?1818 en die meer verband een houden dan met rationeele van herkomst met op het Archief tijd en wijze van heeft er namelijk: gedachte indeeling. Men na 1813"; c. nKoloniale b. ?Kolonien aanwinsten". echter niet doen het vermoeden, gansche dat archief onder a behooren houdende

onze betrekkelijk na 1813 tot de overgave in 1825, waarvan ik o. a. voor mijn Factoryenverhandeling, maakte te vermelden gebruik op bl. 247; van het bestaan hoe ik ?toevallig" dier bundels deelde op de hoogte kwam, ik mede in die verhandeling zich o. a. de bundels op bl. 285. In b bevinden verbalen gemist; tekst der dit Commissie-Generaal, c. Zie huist onder doch hierover het bl. in die reeks 1818 wordt jaar 246 noot 2 van mijn ?Herstel"

a. ?Koloniaal archief; b zou De.benaming de bundels 11613?11637, in Vo'dr-Indie factorijen

na

ontstond doordien ik was vergeten , dat ?Kolonien begane vergissing ? een heele anders Aanwinst! zie het Voorwoord 1813", ?Teruggaaf" mijner ? en ?Koloniale aanwinsten" niet hetzelfde alzoo onwillekeurig (1910) zijn. Door uit deze laatste verzameling te vragen de geheime besluiten der C. C. Gk G-., van uit de eerstbedoelde, in plaats ik een onvolledigen bundel. kreeg N. B. Onder de correctie verneem ik, dat de naam c is veranderd ?Collectie-Elout".

(1911) en bl. 35 noot 1 van mijn wBestuur-1817"(1913). De door mij in den

in

A ANMUN TINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

229

het volgende: Moquette-verhandeling 1? Ad bijl. R (bl. 90). Ofschoon al de afschriften der stukken, door den heer Moquette uit het archief te Batavia genomen het door

met de stukkenR en S van de Mij bleek nu bij vergelijking

?M" gewaarmerkt onderschrift hebben ?Copie naar het is deze bijlage slechts een substantieele teruggave van Concept", het oorspronkelijke stuk. Waar de artikelen tusschen haakjes voor zoover doch staan, wordt dit duidelijk genoeg gemaakt;

is feil, dat weggelaten men er het omdat het besluit, belangrijke overweging motief uit leert van het teruggaan op een gehalte der ropijen van 227 op 215 en niet op 200 azen, wat blijkens de aan besloten". de Ernstig blijkt echter de van zoo zeer mijn aandacht gehaalde bladzijde van het Ropijen-artikel trok. Des Schrijvers verhandeling bracht stellig mede, dat ook van extenso in kennis deze had genomen; hij overweging immers het zou hem weerhouden in noot 1 bl. 107 der hebben

het niet geschied is, zou men tot de conclusie moeten komen, dat een letterlijke mededeeling plaats vond, al deed dan ook w. o. het *werd de redactie het tegenovergestelde vermoeden, nu

in 1816 Optnerkingen over een reglement van voor het Herstel te nogmaals schrijven: ?Het behoort dan ook Op bladz. 323 zegt de Heer van der Kemp: voor mij weer tot een van de duisterheden in de muntschrifturen, dat C. C. G. G. toen ze eenmaal de fout van 10 penningen bemerkt had ? den, niet radicaal teruggingen op het gehalte van 200 azen". Juist dat men dit naliet, en eerst op de oude bepaling wilde doorgaan, is voor mij 't grootste bewijs dat men van het begin af die bepaling op 't oog had. Men wilde ropijen slaan en geen ?standpenningen", en ware het verlies niet zoo groot uitgevallen dan had er geen haan naar
gekraaid.

De heldert

hierna de

in hoofdstuk zaak

XVI

weder evenzeer

belangstelling strijd is met

ziehier hoe de artt. 2 en 3 in de Moquette-bijlage

op; eenvoudig lezen, dat de mededeeling hetgeen blijkens de stukken heeft plaats gevonden. van de substantieele Ik gewaagde teruggave der artikelen:

te geven overweging zullen wij dan met over Petrus' haan in

staan afgedrukt:

2?. dat de zilveren ropijen verstaan zullen worden, gemunt op 9 pen ningen 12 greinen. 3?. dat de gouden ropijen voortaan zullen worden gemunt op 18 caraat. Moesten dan, overeenkomstig de door mij gecursiveerde

230

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

?ver de zilveren woorden, ropijen, gemunt op 10 penningen te zijn gemunt op minder gehalte en alzoo op staan,, worden dien voet worden uitgegeven, gelijk later inderdaad geschiedde, doch op 9 beroep

doch mij ook

?terug toe te vermunten; het zou evenwel in strijd zijn met art. 4, waarin enkel gesproken werd van een ad vies erover te vragen. Mijn eener verschrijving was of drukfout; het vermoeden slotsom de mede die ik daaromtrent zekerheid, aan het stuk zelf te zoeken: te lezen voortaan. wilde hebben, spoorde inderdaad behoort men

in zijn De heer Moquette gewaagde penningen? ervan op de bijlage (bl. 53), dat besloten werd: het allooi te brengen" op 9? penning, hetgeen kon beteekenen daar

in art. 2

2? Ad aldus Uit 1817,

bijlage S (bl. 91). De overweging substantieel door den heer Moquette

van dit besluit wordt 1: weergegeven

den aanhef blijkt dat van af 16 December 1816 tot 22 April vermunt was 11650 mark zilver, waarop ruim 20 pCt. verloren werd, zoodat het verlies veel grooter was dan C. C. G. zich hadden voorgesteld. Naar aanleiding daarvan werd besloten: enz. Alzoo dat was Het zouden bij dit besluit C. C. G. G. zelven erkend hebben, een verlies gevreesd hadden; maar dat het nu gebleken zij te zijn ?veel grooter" dan zij zich hadden voorgesteld 2. waarom is voor mij een onoplosbaar raadsel geweest,

zoozeer het stuk zelf te lezen. Elout toch verlangde van 1826', gericht aan den Koning, in zijn Muntrapport stellig een en andermaal verklaard, dat C. C. G. G. nooit aan een verlies hadden gedacht: zie o. a. mijn Ropijen noemenswaardig ik ook heeft artikel, bl. 312, noot Bij mijn bestrijding heb ik aangenomen, feiten, dat den op verschillende wijzende van Minister 1826 het in 1816?1817 gebeurde niet helder meer voor den geest stond; doch hiermede achtte ik zulk een stellige als verklaring, Niet geloovende in dit aan besluit de 2; bl; 312?313; van de door Elout bl. 319, beweerde

noot 2; bl. 320. 3 onbekendheid

heer Moquette, ik er het zwijgen toe gedaan, heb niettegen staande mijn bestrijding van Elout's onbekendheid in daardoor
ook overgenomen op bl. 334 mijner BopijenverhandeHng. aanhaling ook de heer Moquette dan deze Spatieerend verkeerde) brengt (geheel den lezer onder de aandacht. Zie noot 2, bl. 108 der Optnerkingen. teruggave 8 Zie bl. 320 vv. over het door Elout beweerde: mijner BopijenverhandeHng ?Wist men niets??". * 1De

zou voorkomen, onbestaanbaar. van den juistheid der mededeeling

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

231

ik word er nu voor beloond, want de redactie van kracht won; sinds door mij gelichte besluit, gelijk ik haar in hoofdstuk zal wedergeven, XVI maakt den uit, dat de heer Moquette considerans verkeerd las. 1 het Bovendien op de mededeeling, de noot te stellen: heeft hij die overweging dat gemunt werd verkeerd 1816, is dit de datum van de eerste houdt gelijk verband ik mede uitgelegd, sinds 16 December door

storting in 'sLands met dat over des in vermeld als ?zonder hoofdstuk In het besluit

Vermoedelijk kas." Dit onjuist vermoeden haan, Schrijvers kraaienden zal aantoonen.

ik nochtans wel van belang, achtte die artikelen kennen, zoodat ook dit mij leidde tot onderzoek naar het stuk. Inder daad 2 draagt namelijk den resultaat. Art. gaf het mede munt van Soerabaja op een uiteenzetting over hetgeen ge is, in te dienen. Het gevolg hiervan was een missive d.d. 23 Augustus 1817, die de Schrijver wel publiceert als bijlage T (bl. 92), doch zonder eenige aanwijzing over de aanleiding van resident haar ontstaan. De en verward

zelf laat de heer Moquette weg de artt. 2 en 3 te Om het verband van het gebeurde belang".

noemt het rapport een ?zeer heer Moquette stuk". Misschien niet ten onrechte; maar langdradig ook wel mogelijk, indrukken anders dergelijke ongunstige zijn wanneer de gegevens emit zonder verband tot elkander worden beschouwd. legt, onder De aan de opdracht bij art. 2, voldoende Resident, en tabellen,,J twee staten over ?tal van berekeningen van vermunting, de kosten ?waarvan" echter, (bl. 54), ?slechts der een stuk voor die aan ons berekening verbonden waren. kosten den

betrekkelijk meende de heer Moquette van belang is, n.m. de

ik nu wel in hoofdstuk XVII zal doen , de gelijk alleen ?dat de erop wijzende, betrekking van Munt Schrijver wanneer ten minste meester niet geheel was, onvoordeelig en niet alleen salaris werd, op aangewezen zijn hij gewerkt van de daaromtrent be ook niet de bedoeling was" (hetgeen berekening,
1 In van een noot van Hoofdstuk uiteen. XVII Op bl. zet den heer Moquette de oorzaak der vergissing ik schreef der Ropyenverhandeling van over de meening mededeeling kan ik niet zeker zeggen." hadden, ik nader 384

(Zie bijlage U.)". besproken muntslag dat van dien staat volstrekt geen gebruik werd gemaakt daar, voor de berekening der muntonkosten als een factor der verlies

Ik laat

aan in mijn nog Moquette's twijfelen zich voorgesteld C. C. G\ G-.: ?Wat zij

232 staande

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE kon zijn)

IN 1802?1817.

bepalingen voor aanmunting alleen stukken kunnen dezen weg,

gekomen.

Eerst 110 der Optnerkingen, heeft de nu, op bl. naar stuk dit onmisbare zonder echter, weergegeven, Schrijver het schijnt, bewust te zijn, dat het een bijlage van 'sResidents rapport vormde en, wat ernstiger is, zonder van de cijfers, die hem over de percenten volledig hadden kunnen inlichten, eenig gebruik te maken. b. Onder doende Reeds een der meest kenschetsende voorbeelden van onvol

een die dadelijk had namelijk ?Aantooning", aan hoe toch de de autoriteiten adviseerende uitmaken, van en onderscheidene 13 20 percent zijn verliesberekeningen

en dat het opgegeven cijfer der met doch particuliere rekening juist was; een staat te publiceeren, liet hij der voornaamste

uiteenzetting strekke het volgende. bij de verschijning van het artikel des Schrijvers over van Nederlandseh munten De in Nederland Indie, geslagen en de het > op Republiek Bataafsche tijdens Koningrijk Holland van bl. 186, dl. L (1908) het Bataviasche tijdschrift, trok mijn aandacht de van den onvolledige Scheepjesgulden toch de publicatie

munten De

in Van Plakkaat der Chijs' bl. alsof slechts boek, 617, doet hij het voorkomen, voor de Kaap met de daarbij bedoelde de Goede Hoop bestemde, som van 1 ton de invoering doch toevallig te Batavia belande van den Scheepjesgulden in Indie plaats vond: ?Die Kaapsche dl. XIII, eenmaal landseh over ingevoerd (bl. zijnde, werden voorgoed Neder Indisch,..." 189). van Mr.

Aanhalende

in Indie wijze, waarop de invoering was behandeld. met zijn onderdeelen

Besier in het Muntverslag Muntaanteekeningen 1885 zijn door den heer Moquette wegens nauwkeurigheid en terecht 1 ! Zij hadden te eerder de vraag moeten geprezen,
wil, die ter zake de waarheid bl. 186. Het noodlot ?De eenigste nabij komt": dat Mr. Besier een vergissing ter take, zoo niet althans juist begaat, had kunnen deze sohrijver duidelijker zijn. In den tekst op bl. 15 memoreert dat de Bataafsche inunt in de te Soerabaja namelijk, republiek tijdens gouden volgen, uitgezonden, houdende resolutie Lichaam ropijen ?in werden 1802, namelijk een geslagen. nieuwe werd laat hij ?Niettemin daarop ook", zilveren standpenning uit het moederland met hetgcen mede zijne onderdeelen", juist 1

is, gelijk ik in hoofdstuk XIII


de mededeeling, van de Thesaurie van 4 Mei d.d.

de gulden dat

de muntspecien ingevolge zijn geslagen, 26 April 1802 en het besluit van het Wetgevend d. a. v. N?. 70. Wij zullen echter op bl. 265-266 en bl. 268

deze

zal aantoonen; doch hier stelt hij een noot,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE doen rijzen, of men

IN 1802?1817.

233

muntstukken

zijn ook geslagen voor de Kaap de Goede Hoop." In mijn Ropijen-artikel heb ik echter deze misvatting van den onvermeld gelaten, heer Moquette omdat ik in haar, op zichzelf niets kenschetsends vond en ik overigens dien gulden genomen, slechts even incidenteel van vermeldde. 1825 Maar aan de hand Indisch muntrapport toch iets van mede, zending van 1 ton

zich niet door de opneming van het enkele plakkaat betrekkelijk den Kolonialen gulden in het Plakkaatboek een Immers deed op op bl. 15 der noot dwaalspoor brengen. liefst van de be herinnert Mr. Besier er aan, onder vermelding voor werd Indie bepaaldelijk de Scheepjesgulden sluiten, dat er een aan noot in daarna geslagen, ?Gelijke toevoegende:

van het

van 3 ton: zie aldaar

in 1803 heeft plaats gehad." En de ander (bl. 24): ?Het is dat gedurende den tijd der O. I. Compagnie nimmer merkwaardig, het guldenstuk in Indie wettelijk ingevoerd is. In 1803 werd voor het eerst daartoe met koloniale Er ^zou gulden dan toch en werd een zoogenaamde overgegaan in omloop gebragt..." onderdeelen zijne niets zijn, hetwelk opmerking verdiende of heeten, wanneer slechts door het toeval

?Het verdient opmerking dat, schrijft de een (bl. 388): de invoering ofschoon reeds in 1742 door H.H. Bewindhebberen van den gulden in Indie toegestaan was, deze echter niet eerder Zoo dan

en Mees als Van Zuylen in zijn Muntwerkje in zijn Muntbijdrage laten zich over den aanbreng van den Scheepjesgulden uit, niet als een toevallige gebeurtenis, zaak. doch als een principieele

(verg. hierna bl. 240) deelde ik er hetgeen evenzeer erop wees, dat de toevallige iets anders moest zijn.dan een expresse zending het slot van bijl. IV, bl. 364. Ook deskundigen

merkwaardig

mocht

naar de Kaap de Goede van dezending stukken onkel gewagen zien, dat de vermelde ? Dan deelt hij nog verder in de noot mede dat ?deze muntslag" Hoop. hij ? aan bedoelt dus die voor Indie' bestemd de Munt te werd opgedragen Enkhuizen van halve Voor de ?en wel door den Deze was een voor Raad het een bedrag der Aziatische van hoogstens f 100.000 ook met Bczittingen verlangde uitsluitend inbegrip en heele

duiten". Indie

Enkhuizen

dat aannemen, zal memoreeren. Eaad

de Kaap. aangelegenheid geldt echter 3 ton en ofsohoon het wel mogelijk bedrag is, dat tot 1 ton, moet men, dunkt mij, hiervan opdraoht kreeg ik mede de duitenaanmaak nader elders plaats vond, gelijk gansche

Ook Stephanik (1897) schrijftop bl. 409 van zijn Catalogus: ?De in 1800
opgerichte der Aziatische het standpenning met zijne onderdeelen." uit moederland zond in 1802 een nieuwen zilveren Bezittingen naar den Indie, namelijk scheepjesgulden

234

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

dat

een partij guldens was en deze gangbaar werd aangevoerd van vergissing door hen is verklaard. de mogelijkheid Zeker, niet uitgesloten, zelfs nu ook niet na mijn onderzoek; maar zoo vermeend wordt, is het een eisch van historische critiek daaromtrent De

te geven. rekenschap heer Moquette is het hiermede blijkbaar niet eens. Die Kaapsche gulden speelt volgens bl. 105?106 zijner Opmerkingen, aan ieder ?parten", ?ook de samenstellers der Muntrapporten van 1815 en dezen gulden op

wist men

hier is het te minder van pas, omdat tot de van onderteekenaren het Indisch muntrapport van 1825 behoorde een oud Compagniesdienaar als Goldman, die alzoo deze heele 1 had misschien geschiedenis meegemaakt. niet. Maar c. Aldus deels werd ik door tot grondiger onder den heer Moquette voet voor voet voortgaande, daardoor eens dag brengen van vele tot dusver onbe . terreinen geleid, te stellen,

raakte, en bij gebrek aan beter in men niet meer." De heer Moquette omloop gebracht werd, wist neemt niet alleen hier, doch ook elders, van het voorgeslacht examens af en laat hen toe of wijst hen af met een wist men of toevallig Java verzeild

ze het over 1825 zijn steeds in de war, wanneer hebben". En culmineerend: ?Dat die gulden slechts

zoek geprikkeld en, tot het aan den

kende

op nog weinig gegevens ontgonnen z66 ertoe gebracht betwistbare anderdeels punten voeren. Het dat zij tot nadere behandeling kunnen onderwerp van den Kaapschen, en het uitvloeisel ervan met ScheepjesNederlands

belangrijk of Kolonialen gulden zal de lezer Herstel

maten

in onderscheidene hoofdstukken dezer verhandeling dientengevolge uiteengezet vinden. Dan ook zal aangeteekend worden de volstrekt van hetgeen men door ten aanzien manier afkeurenswaardige aan kan verklaren, om niet numis gegevens bezwaarlijk gemis na

doet ? Moquette van hoofdstuk X ?


?I1 a passe de residence, 1 des

voudig zeggen: wij begrijpen het niet; doch, gelijk de heer


zie hierna de tweede noot van den aanhef on de menschen
aux

te volgen

als Netscher

en Van

der Chijs,

die een

te hbuden

voor vrijwel

du service; il a 35 ans de premiers grades ce routinier il est devenu necessaire". pays que over Brief van den Financien directeur-generaal gedagteekend Goldman, Batavia 15 Januari van Wappers aan Melis Falck op bl. 535 van 1822, Falck's over Goldman Bestuur-1817bl. Gedenkschriften.Yerg. mijn 99, ad noot 5. derniers sorte dans

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE kundigen, men leze voor slaafsche navolgers,

IN 1802?1817.

235

gebleken, gesteld werden. Het den is deze

wat zij deden: waarvan de Optnerkingen, bl. 105, mij nu is ten onrechte hoezeer de beide voorlaatste alinea's niet wetende o. a. onhistorische die de geschriften van behandeling, eer ook met voile door hem gewenschte

weet

niet deugt. Hoezeer heb ikzelf het niet gevoeld bij mijn wat de Amerikaansche historische studien, hoogleeraar een in Harvey Robinson voortreffelijk boekje opmerkte 1: ?The seem and interpretation of historical material use, discovery, vele

werk

zoo moeilijk te lezen maakt; want al trouwens waarom het niet altijd beter ? leest men van anderen, wanneer men er niet uit meent te de producten ? men bemerkt soms onwillekeurig, kunnen leeren! dat het men

heer Moquette, biediging als numismaat,

in historical inexperienced make mistakes which They

maar

sure to betray. not make, in spite of their of the which with greater knowledge subject they are dealing." er Inderdaad: die met zooveel be zijn misschien weinigen, als ik de den door heer gegeven publi Moquette langstelling cation volgden en zeker heeft geen schrijver dit meer daadwerkelijk ? ook zelfs waar blijkens de vele verwijzingen ernaar getoond, zou het niet noodig geweest zijn, omdat ik de gegevens buiten die studien soms bezat ? niet slechts in mijn Ropijen-artikel, research he would ook vervolgens in het op bl. 246 vermelde werk over het van 1817. Het is echter juist daarom, dat ik bij de van elk nieuw artikel de gebrekkige behandeling verschijning aan ont betreurde. Door inzicht over hetgeen. daaraan gemis bestuur

to require a somewhat prolonged and special training, which the is likely to possess. He historical student only professional a is constantly shocked by certain awkwardness which those are almost

breekt, zoekt de geachte Schrijver nu den weinig aanlokkenden indruk der lectuur van zijn muntstukken niet bij zichzelf, doch een bl. 102 der te lauwe waardeering blijkens Optnerkingen, bij van met

echter niet anders dan archiefstukken;


1 Zie historical bl. 67 van ?The new History:

een beoordeelaar, ?die", gelijk hij spatieerend stelt, ?slechts aan een dergelijke archiefstukken werkt, de moeilijkheden niet geheel voelt". Penningen technische studie verbonden zijn aan beide kunnen moeilijke
illustrating the modern

zijn (1912).

Essays

outlook"

236

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE studien verbonden

IN 1802?1817.

technische als

beschreven goed papier, het geestelijk, maatschappelijk, ons ligt. De studie van het een moeilijk zeker. ?Der gilt noch Englisch sicht in die sich den als dan beoefening beste Kenner de

zijn. Munten kunnen het

zoo verlevendigen, het althans doen, het esthetisch leven, dat achter is voor den denker niet minder den denker, oder Moosen

van het ander. Voor

von

nicht als Zoologe spricht, ist darum

hij ter eene zijde aan de bron der schriftelijke ge zat, die hij had op te vragen, voor zoover hij moest gevens wat aan de helderheid der voorstelling ontbrak, en gevoelen, voor ter andere zijde zich had liggen de penningen, die mede positie, dat leven getuigen, alsof ieder stuk of groep van vroeger de tekst scheen te kunnen zijn voor een aanlokkend, ervan komen ongetwijfeld aan het leerrijk woord. Afbeeldingen maar toch anders tot den be tegemoet; zij spreken gemis ik het nog in hoofdstuk X zal memoreeren, schouwer, gelijk dan de getuigen zelven. dat stukken d. Bovendien waardige waarop een weinig aanbevelens heeft de heer Moquette van samenstelling manier zijner schrifturen gevolgd, worden. van

van Renan, het motto van mijn beoordeeling blijkens voor Maar uitdrukt. den titelblad, welsprekend geschiedschrijver van een Muntwezen, waarvoor de heer Moquette wil erkend een een aantrekkelijke bevoorrechte, zijn2, was het zeer zeker fraaie

zoo met den archiefnapluizer. Alles muntenverzamelaar, van men in af de of deze hangt hoogte laagte, waarop geestelijk van staat, van den wijsgeerigen geest, die de stof beheerscht, den schepper, van den bouwmeester, zooals Lasserre het in zijn

tieferen Zusammenhange gewahrt zu fuhlen." Junger der Wissenschaft

Schmetterlingen oder Botaniker, und wer vollendet noch kein Anglizist. Erst die Ein

die Berechtigung, 1 Zoo is het met

mede weleens

mag gewezen hebben verdiensten, een moet helderheid van

van het ander

afgescheiden blijven, willen er niet door behandeling lijden. Een

voor juiste geschiedbeoefening uitdrukkelijk Rationed bijeenbrengen, catalogiseeren maar het zoowel als geschiedbeschrijving; beiden bijzonder
?Methodik 102 der

in

1 Bl. in der Altertumswissenschaft" 30, deel I der ?Einleitung von Alfred Gercke". ' een muntgeschiedenis echter ?Wil men schrijven.bl. Optnerkingen.

(1910):

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

237

den last van Zijne Excellence van de Putte, bijeen van Fransen door S. van Deventer. S. verzameld Z., Laatstelijk Resident J. van Banjoemas, thans met verlof en tijdelijk werkzaam bij het ? Met opzet geef ik den langen titel Ministerie van Kolonien." ? om aan den dag te doen treden, ook dus het malle op last! van de bescheiden, niet dat het doel was bijeenverzamelen Landelijk Minister stelsel op Java, I. D. Kolonien, op Maar geschiedbeschrijving. en een rationeele houden zeer deze nuttige bewerker leidende het een wel verrfc van dit in het verzameling desverkiezend

dat bij hiervan op geschiedkundig typisch voorbeeld gebied, is voor de hier besproken muntstudien, uitstek van toepassing tot de kennis van het bekende zijn de algemeen ?Bijdragen

oog te door een

1867 de heer J. Millard, secretaries van het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van Ned. Indie, de weinige van het werk voor het algemeen in den vorm, ?bruikbaarheid men het is uitgegeven", waarin lezen kan op bl. 5 van gelijk het voorwoord van het door het den heerj. zijn adjunct-secretaris, betisch overzicht" van het werk. Instituut uitgegeven en door ?Alpha Boudewijnse, bezorgd

toe te lichten, loste geschiedbeschrijving in het ander op, met het fataal gevolg van drie lijvige boeken te hebben gegeven ?van een dooreen voorraad van de meest verschillende gemengden, ongeordenden stoffen van zeer uiteenloopende waarde." Aldus memoreerde in

van den is het nu ook gegaan met de muntstudien Zoo voor een heer Moquette. had zich Hij verzameling; hij wilde er van de de stukken afbeelden, technische beschrijving geven. Dat was de verdienstelijke die tot zijn moeitevolle gedachte, van het Bataviaasch werkzaamheden leidde; doch het bestuur van genootschap ter wille opzicht en Wetenschappen, dat hem in dit en tot wier zijn roeping dit ook geheel om eerst de verzameling hem moeten opdragen Kunsten zou waarvan de leidende elementen o. a. konden grondstof; bestuursgewijs, en naast iederen penning dan worden de

had behoorde, in orde te brengen,

zijn: chronologisch, munten genommerd

of groep de men dit geheel die Wanneer noodig blijken. inlichtingen gesteld, een te door luisteren des te wenschte op geschiedbeschrijving, had het Bestuur kunnen beter. En als model van behandeling verwijzen gegeven naar het door van E. Muntwerk zijn eigen genootschap en Mr. J. A. Netscher in 1863 uit van der Chijs.

238 Daarin munten, zijden

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE krijgt men van behoorlijk een eraan een zeer

IN 1802?1817.

(zie bl. 1?96); voorafgaande geschiedenis van opgave overigens gewicht, gehalte, uiterlijk, toelichtingen 1. Z66 voor de hand schijnt een dergelijke scheiding, (bl. 97?126) dat o. a. ook Mr. Besier in zijn voortreffelijke op bl. 232 ver melde betreffende aanteekingen ?Geschiedkundige voor Nederlandsch Indie" ze in acht neemt 2. e. Het door den verwarrende omdat den muntslag

practisch ingerichten staat der met verwijzing naar de blad genommerd,

treft te meer,

der muntzaken sinds Indie's Herstel noodeloos ver geschiedenis 3 Ik zou uit dien hoofde de groot. publicatie der Opmerkingen

beugel en daardoor de moeilijkheden voor als het ware gedogmatiseerd te worden den in de toch al zoo duistere lezer om wegwijs

in de opgaven van den heer Moquette er werkelijk niet zoo menige beoordeeling kan. In zijn Opmerkingen heeft hij de fouten

de hoogst belangrijke, reeds op bl. 232 vermelde opgenomen waarvan in hoofdstuk XVII zeer aan de beteekenis Aantooning,

was

in deze Bijdragen, als in strijd met den ernst van wetenschap er niet in ten zeerste hebben betreurd, wanneer streven, pelijk

den dag zal treden. Bij de bespreking der Opmerkingen meende invloed de ik niet te moeten voorbijzien, welk een schadelijken beschrijvingen kunnen uitoefenen lastige onderwerpen, wanneer op de bestudeering niet de vinger op de wonde

gegeven van de
1 Op ik mede * Een

van de wees staat in dien voorkomende de geschiktheid opgaven, in mijn Bopyen-artikel, bl. 332, noot 5. te vergeefs in een dit uitnemend die naar belangstellende, boekje wanneer zal wellicht mocht bibliotheek vragen, openbare worden, geholpen van 1885. het Algemeen muntverslag hjj verzoekt 8 V66r ontmoette ik eens wijlen den heer Aug. Sassen. Over eenige jaren Daar munten. het kwam zaken op gesprek toevallig dnverschillige pratende, ZEd. medewerker was aan Genootschap voor Muntvan het Koninklijk het Nederlandsch Tijdschrift en Penningkunde te Amsterdam", ik er mijn uitte waar een en andermaal dat het over, tijdschrift had zonder Ik van de door den heer Moquette ingehouden een enkele waartoe zooveel critische opmerking, vond echter dat het op mijn niet, op het beschikbaarstellen Ook weg

verwondering destijds deerende aankondigingen geschreven daarvoor doch artikelen, te

aanleiding bestond. De heer Sassen had de vriendelijkheid mij het Tijdschrift


aan bevelen. een lag, wilde ook niet volstrekte geven.

weigering Zoo ontstond mijn artikel ?De Nederlandsch-Indische ? bl. 21?60, 21en jaarg. (1913) in dat periodiek. heb ik mij slechts tot een enkele als opmerking in mijn'Be8tuur-1817 gaf ik geen beduidende

van 1815", proefgulden in mijn Bopijen-artikel

?kenschetsend'' bepaald critische aanteekening.

en

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE plekken werp gelegd wordt. Ik zou het

IN 1802?1817.

239

echter voor hen, die in het onder

stellen, belang ik deze schaden, wanneer afwisselde;

opmerkingen te plaatsen. f. Wat

lezenswaardige mijner mededeelingen in den tekst aanhoudend met critische daarom streefde ik ernaar ze in noten

mij er nooit geheel van losmaken, leven ? het maatschappelijk gelijk zich niet in streng afgesloten vakken toch slechts

en de wijze van der onderwerpen benevens de door mij, blijkens de Inhoudsopgave, behandeling een ik acht hoofdstukken zelven, paar voorafgaande inlichtingen tot behoorde Het onmisbaar. tijdvak van v66r Indie's Herstel dusver niet tot het onderwerp mijner studien; nochtans kon ik betreft de indeeling van omdat de geschiedenis trouwens van elk verleden ? laat behandelen : indeelingen

zijnde voor de aanwijzing, waarom hulpmiddelen het in de eerste plaats gaat. Heeft men daarvoor geen geopend over de redenen eener be dan worden de verklaringen oog, soms dan de fouten zelven, die men erger perkte tijdsopvatting met den gang der zaken beging 1.Maar de in onbekendheid aldus een dat ik verhalen

zelfstandige studie, mij refereerende aan anderen was o.a. het overigeris zoo kort mogelijk makende. Dit men noemt Kolonialen met den den Kaapschen, geval hetgeen van van 1802. Ik had de behandeling of den Scheepjesgulden der hier noodig voor de duidelijkheid den Kaapschen gulden denteel, en het zonder der duiten uiteenzetting van de zonderlinge waarde-aanduiding maar na Indie's Herstel; ik ga er nu veel dieper op in dan van den ver die verklaring wel zou vorderen. De geschiedenis

voor mij ontstane onafwijsbare verplichting over hetgeen in samenhang met wilde nu en dan te beschouwen trok, leidde er toe, tijd, die niet mijn speciale aandacht dan als inci nooit anders behandelde ik het bijkomende

melden

z66 gulden bleek mij toch onder die studie z66 vaag, van zou deze het inderdaad dat onzeker, jammer gelegen zijn heid geen gebruik te maken haar een meer vasten grondslag te
1 In wees ik den mijn Ropijen-artikel in verband te verklaren een onderwerp beschouwing beschouwingen enkel woord, naar mij bleek was geweest, staand meer in plaats, gevorderd aan ik inderdaad antwoord heer Moquette op het een tijdperk, met dat met behoorde, Ik deed het tijdvak, een vergissing geloofde; gelijk verkeerde van

een punt zijner een buiten zijn een slechts met ten onrechte,

omdat

uit het

in de Opmerkingen.

240

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

schenken, dank de vele door mij uit het Rijks- en uit het Munt archief met nogal moeite verkregen stukken. De vruchten dier studien zal men reeds in hoofdstuk II aan om het Duiten-onderwerp wordt afgebroken, treffen, waardoor is eerst later te worden dit zichzelf genomen vervolgd. Op doch hiertoe heb ik mij verplicht inderdaad minder rationed; slechts die doordien op gezien, wijze kan verklaard worden de op de duiten, z.g. Kaapsche waarde-aanduiding in circulatie werden gebracht. Herstel die na Indie's

ik o.a. de volgende g. Voor literatuur-vermelding gebruikte namen of verkortingen: Manuscripten op het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage: Indisch muntrapport over 1825: Rapport d.d. 16 December 1825 van een door gouverneur-generaal Van der Capellen ingestelde commissie over de herziening van het Muntwezen; doch van de zie breeder mijn Ropyen hand van Mr. H. J. van de Graaff: artikel bl. 281?284. Voor het op laatstvermelde bladzijde aange wezen nommer 37, waaronder het op het Rijksarchief zou ge etiquetteerd zijn, vond ik nu N?. 837. Bij de ontvangst in 1826 op het Ministerie van dit stuk heeft men er booze potlood aanteekeningen naast den tekst gesteld: zie hierover mijn Ropijen verhandeling, bl. 283 en 284 en bl. 192 van mijn op bl. 246 vermeld Elout-artikel. Nu moet ik er weder de aandacht op. vestigen.
Baud's

tijd tot tijd in Nederlandsch Indie genomen, omtrent de gangbare waarde der geldspetien en wat daarmee in verband staat, sedert tot het jaar 1816." de oprigting der Oost Indische Compagnie, ? van N. het einde 1824 had Op Engelhard, destijds inNeder land, den Koning een memorie aangeboden over de noodzakelijk heid eener herziening van het Indische muntwezen 1.Den minister Eloul werd dit stuk in handen gesteld. Om met betere kennis van

Beschouwing:

?Beschouwing

van

de

maatregelen,

van

zaken erover te kunnen oordeelen, wenschte hij zich op de hoogte gebracht te zien van de geschiedenis van dat muntwezen. De samen stelling hiervan droeg hij op aan den op het Departement met den titel van directeur werkzaam zijnden J. C. Baud. Aldus ont stond de Beschouwing *. Het toeval heeft derhalve gewild, dat een Baud samenstelde, geput uit inNederland geschiedenis terwijl te gelijkertijd Van de Graaff bescheiden, ongeveer aanwezige hetzelfde werk aanving met behulp van de in IndiS voorhanden
in mijn Elout-artikel, den aanbiedingsbriet van mijn Elout-artikel. bijl. aan IV, bl. 402. den Koning door minister Elout, in bijl. V,

1 Zie 3 Zie bl. 407

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

241

stukken. Baud's Beschouwing wordt op het Rijksarchief aangetroffen; maar het ?Kolonign na 1813", bundel N?. 829 is onder de correctie veranderd: zie de laatste zinsnede van de noot op bl. 228. Muntrapport van 1826: Rapport d.d. 29 Juli 1826 van minister Elout: zie breeder mijn Ropyen-artikel, bl. 284, waar het daar
vermelde Archiefnommer ook sinds veranderd is. ? Baud's Be-r

deeren. Een groot verschil in deze met het Indisch muntrapport van 1825. Geenszins, dat dit niet evenzeer vele wetenswaardige bijzonderheden inhoudt; daarvoor heb ik het te menigwerf nuttig gebruikt 1; maar breedsprakigheid en gemis aan geleidelijken ge dachtengang ontsieren het te zeer. Het gaat in zoover mank aan hetzelfde euvel, hetwelk in de schrifturen van den heer Moquette veel bederft, namelijk dat de steller de broksgewijs verkregen kennis der muntzaken, zonder ze behoorlijk verwerkt te hebben, terstond voor derden op papier bracht. De spoed, die werkelijk in 1825 wel noodig was, de moeilijkheid van den arbeid, het agitante der tijden, moeten echter in deze veel verklaren; want Van de Graaff drukte zich anders helder en bondig genoeg uit 3. Goldbergverzameling.Op bl. 351 van mijn Molukkenverhandeling in deze Bijdragen, deel 65 (1911) vermeldde ik het wenschelijke
Elout-artikel. afgedrukt in de bijlagen II, III en IV van 1 Zie Verg. bl. 42 van mijn bijl. VII, o. a. de stukken er uit

schouwing was door minister Elout naar Batavia gezonden om de Indische regeering ervan gebruik te doen maken voor een door hem bevolen wijziging van het Muntstelsel. Het stuk werd aldaar ontvangen toen Van de Graaff bezig was aan het rapport der treden Indische muntcommissie; hij kon alzoo in beoordeeling over den inhoud der Beschouwing, waarvan hij zooveel mogelijk gebruik maakte. Elout verheelde in zijn rapport aan den Koning d.d. 29 Juli 1826 niet gemis aan ingenomenheid met het Indische rapport !. Op bl. 60 der Elout-By dragen van 1861 lezen wij daar entegen diens lof over het werk van Baud, als zijnde samenge steld: ?door den directeur Baud met klaarheid, eenvoudigheid, orde en veel kennis". In de noot op bl. 409 van mijn Elout artikel schreef ik dezen lof ?volkomen verdiend" te achten. Gelijk ik aldaar mededeelde, viel zij echter destijds ?buiten het kader" van mijn geschiedenis, zoodat ik er slechts oppervlakkig kennis van nam. Voor het samenstellen van de nu aangeboden verhandeling heb ik haar meer gezet moeten gebruiken en was ik daardoor in de gelegenheid de verdiensten van het stuk nog beter te waar

mijn Ropijen-artihel. 8 Het heeft nu aandacht

zeer mijn weder lezing van FalcWs Gedenkschriften bij de aan Van de warme hoe algemeen lof wordt toegebracht getrokken, als door Elout, der Capellen, Melis.? curieus Van Wappers Hoogst Graaff, voor de persoonsbeschrijvingen is een brief van laatstgenoemde op bl. 534 vv. Dl. 70. 16

242

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDlfi

IN 1802?1817.

verslag heeft echter de stukken gecatalogiseerd: zie Reeds dit bladzijden-aantal kan het den lezer dui delijk maken, wat een wanhopend zoeken het was, wanneer men een bepaald onderwerp had te raadplegen. Requesten-Koningskabinet. Zie ?Archief van het kabinet des Konings en de er mede vermengde archieven" in het verslag van het Rijks archief over 1913, bl. 124 en 156, bundel N?. 398. Deze stukken zijn in omslagen, naar de letters van het alphabet der naraen van adressanten gerangschikt, zoodat een bepaalde naam gemakkelijk kan gevonden worden. De adressen zijn soms van belang, o. a. doordien men daarin dikwerf gegevens aantreft over het verleden van de inzenders. Om. een paar voorbeelden te noemen. De latere residentMr. Besier was voor hij in Indie geplaatst werd, onderprefect in Den Briel: zie over hem ?Een garde d'Honneur tegen wil en dank" in het tijdschrift De XX' Eeuw, 10* jaarg. (1904), bl. 223 vv. en noot 3 bl. 258 dl. II van de Graaff-Brieven.Het Van mijn een dat het Herstel nu, blijkt mij hij bij gerechtelijk onderzoek heeft moeten ondergaan, waarvan hij echter met eere afkwam. ? De gewezen luitenant ter zee Van der Mark Bouwens wilde gaarne geplaatst worden; maar voegde er aan toe, slechts onder voorwaarde,. dat hij niet van zijn vrouw gescheiden zou moeten leven. Dit trok mijn aandacht wegens het volgend tragisch voorval. Hij werd bij de Koloniale Marine in Indie geplaatst en als com mandant van een oorlogsschoener naar Bengalen gezonden: zijn vrouw was mede aan boord.1 Het schip werd echter bij Pedir door de equipage afgeloopen en o. a. de commandant vermoord: zijn gade vond den dood door in zee te springen, ten einde erger te. gepubliceerd bl. 256?303. voorkomen: zie bl. 179, dl. LI (1900) van mijn Atjeh-artikel in deze Bijdragen. ? Vooral ook echter heeft in dien Bundel mijn aandacht getrokken het afschrift van een request aan den Koning, gedagteekend 's-Gravenhage 14 October 1840, waarin Nahuijs, wijzende op zijn verdiensten, de bede doet om Gouverneur Generaal te worden, in plaats van den overleden De Eerens! Hij
der voornamen te verschynen

dat op de voor het publiek opengestelde Landsarchieven wat meer werd gedaan aan catalogiseering van het aanwezige, die ?den rijkdom der opgetaste stukken openbaarde en de raadpleging vergemakkelijkte". Ik dacht daarbij ook aan deze verzameling, waarnaar ik zoo dikwerf in mijn verhandelingen heb verwezen. Zij werd reeds 'n halve eeuw geleden bij het Rijksarchief op geborgen, terwijl er in het verslag over 1002, bl. 43 N?. 64 slechts een summiere opgave van verscheen. Het nu over 1913

niet

denk althans de letters hij de adressant is, ofschoon ik kom er in het over eenige maanden geheel stemmen; van myn Njjhoff-werken vervolg op terug.

1 Ik

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE had

IN 1802?1817.

243

er ook minister Baud over gesproken, die, nogal verklaar baar, daartoe niet wilde medewerken; maar, dit vormelijk wil lende zeggen, hem had te kennen gegeven, dat de Minister zulk een verzoek niet kon steunen, omdat het geen houding gaf, een gouverneur-generaal te benoemen, terwijl in den Raad van Indie een lid zat, die voor hem raadslid was geworden, namelijk Mr. Merkus. Nahuijs heeft echter de beteekenis van dit bezwaar niet brief geschreven, waarin hij zijn meerdere aanspraken uiteenzet o. a., dat hij reeds resident was, toen Merkus bekleedde ?de nederige betrekking van klerk of kommies". Alles een beetje hin derlijk; maar voor de kennis der menschen niet onbelangrijk. De stukken hierover liggen niet in den omslag N., daar het naam looze afschriften zijn en de ordende er alzoo geen plaats voor wist; men vindt ze achter in den bundel. Schimmel: ?Geschiedkundig overzicht van het Muntwezen in Neder land", een in 1882 verschenen, uitnemend academisch proefschrift
van W. H. Schimmel. gevoeld en, het au sirieux nemende, ook nog aan Baud een

Stephanik (1888): ?Geschiedkundige catalogus der verzameling munten van Nederland, Bezittingen en Kolonign, bijeengebracht en beschreven door Joh. W. lid van* het Koninklijk Oudheidkundig Stephanik, en te in bruikleen afgestaan aan het Rijks Genootschap Amsterdam, museum. Met platen" (1888). van het Stephanik (1897): ?Catalogus van de Muntverzameling" Koninklijk
Joh. W. bl. IV,

Oudheidkundig

Genootschap
aan

Amsterdam,
en

bewerkt door

Stephanik een

, Conservator De

de Munt-

(1897). Dit

lijvig werk van bij de 500 bladzijden heet inhet Voorbericht,


?boekje". bescheidenheid kan men te ver drijven!

Penningverzameling

Elout's Bijdr. van 1851: ?Bijdragen tot de kennis van het koloniaal beheer, getrokken uit de nagelaten papieren van wijlen den minister van Staat Elout" (1851). Ik haal daaruit speciaal aan bladzijden van lut rapport d.d. 27 September 1819 aan den minister van Kolonien, dat hij over het bestuur der Commissie-Generaal op reis naar Holland schreef, een knap stuk uit het geheugen opgesteld, nadat door de bekende schipbreuk met de Evertsen alle papieren waren verloren gegaan. Zie bl. II van het Voorbericht en bl. 266 van FalcKs Gedenk schriften,op bl. 244 te noemen. ?De Utrechtsche Munt uit haar verleden en De UtrechtscheMunt: en Jhr. F. Feith" heden door Dr. C. Hoitsema (1912). van P. J. Moquette den heer in het Tijdschrift van Verhandelingen het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen:

?De Duiten en halve Duiten van de Munten-Moquette-1908 I: Indische Oost West Friesland" : Compagnie geslagen in Vereenigde Deel 50 (1908), bl. 1?61.

244

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

in hetzelfde deel, bl. 331?336. Munten-Moquette-1909 I: ?De Halve Stuivers, Duiten en Halve te Soerabaja geslagen in de jaren 1818 tot en met 1826": Duiten Deel 51 (1909, bl. 1?20). ?De munten op Java geslagen, tijdens Munten-Moquette-1909 II: en na de herstelling van het het Britsch Bestuur 1811?1816; Nederlandsch gezag, tot ultimo Juni 1817": in hetzelfde deel 51, doch op bl. 33?96. Munten-Moquette-1909 III: Wegens de heterogene verscheiden heid der onderdeelen van dit artikel geef ik het geen algemeen hoofd: in hetzelfde deel, bl. 222?323. ?De Ropijen Munt teBatavia van 1744? Munten-Moquette-1910: 1808": Deel 52 (1910), bl. 341?555. : Het op bl. 227 hiervoor ver Opmerkingen van den heer Moquette melde artikel in deze Bijdragen. Van den Berg's Bijdragen: ?Historisch-Statistische Bijdragen" over
?Munt-, Credieten Bankwezen enz." (1907) door Mr. N. P. van den Berg.

?De munten van Nederlandsch Indie, Munten-Moquette-1908 II: in Nederland geslagen tijdens de Bataafsche republiek en het in hetzelfde deel, bl. 186?204. Koningrijk Holland"; III: ?De duiten en halve duiten in Munten-Moquette-1908 voor in de jaren 1814 Nederland Nederlandsch-Indie, geslagen tot en met 1816": in hetzelfde deel, bl. 326?331. ?De Halve Stuivers en onderdeelen Munten-Moquette-1908 IV: in 1821 tot 1836 in Nederland voor Nederlandsch-Indie geslagen":

Van Zuylen: ?Bijdrage tot de geschiedenis van het Muntwezen in Nederlands Oost-Indische bezittingen" door Mr. P. P. baron van Zuylen van Nyevelt: bl. 361?419 der ?Bijdrage tot de kennis der en vreemde kolonien", Utrecht 1847. Nederlandsche
HubbaroVs Hubbard was uitgave der Proclamations van van de het Tusschenbestuur. Press" A. H.' ?Superintendent" ?Government te Batavia.

onderhandelingen ter herziening van het koloniaal tractaat van Augustus 1814, er prijs op stelde kapitein Elout naar Londen mede te nemen, namelijk ten einde ?op den vader meer vat te hebben": dan zou hij toch minder last van deze ondervinden, wanneer de Koning over de Londensche onderhandelingen het oordeel van den kolonialen deskundige inriep. dat het oogmerk volkomen bereikt werd. Falck meende ? zie bl. 289 ?

Falck's Gedenkschriften: ?Gedenkschriften van Anton Beinhard Falc:>: uitgegeven en met een appendix voorzien door Dr. H. T. Colenbrander" ? De doorlezing van dit bij de 800 bladzijden tellende werk, (1913). heeft mijn oordeel over Falck niet kunnen wijzigen. Op koloniaal ge bied worden bijzonderheden van bijkomenden aard medegedeeld, die zeer van waarde zijn. Ik noem daaronder het verhaal der redenen op waarom Falck, benoemd tot gevolmachtigde voor de bl. 282?283,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

245

minder, omdat ook een uitgewerkte inhoudsopgave wordt gemist. ? Van ImhofPs Consideration: De Consideration" van Van Imhoff, in deze Bijdragen deel 66 (1912), door Prof. Mr. E. Heeres bezorgd J. bl. 441?621. Van Berckel: ?Bijdrage tot de geschiedenis van het Europeesch op Academisch proef perbestuur over Nederlandsch Indie 1780?1816, schrift van G. J. A. van Berckel (1880). der ?Verhandelingen" van In dl. IV, bl. 397?514 Munten-1786: ? te onderscheiden alzoo van het Bataviaasch Genootschap (1786) is opgenomen een zeer goede en nuttige ?Ver het ?Tijdschrift"? Indie". handeling der munten, maten en gewigten van Nederlandsch verscheen van die verhandelingen met wijziging in de paginatuur een tweede druk; ik verwijs naar de bladzijden van dezen druk (In mijn Bestuur-1817 gebruikte ik den eersten druk: zie in de Literatuur-opgaaf bl. XVI N?. 48). door Mr. W. C. Mees: ?Het Muntwezen van Nederlandsch-Indie?', In 1824

is te betreuren, dat op de Gedenkschriften geen zakenregister Het werd gegeven. Hoe moeilijk en subjectief de keuze der woorden ook is, men had zich van een poging ten deze niet moeten onthouden, te

Mees (1851). Millies: ?De munten der Engelschen voor den Oost-Indischen Ar chipel", door H. C. Millies (1852). Netscher en Van der Chys: ?De munten van Nederlandsch-Indte", en Mr. J. A. van der Chijs (1863). door E. Netscher door Mr. J. A. Plakkaatboek: ?Nederlandsch-Indisch Plakaatboek",
van der

Ambtsbtieven: ?Ambtsbrieven van A. R. Falck"


Schrifturen van Mr. L. W. A. Besier:

Chijs.

(1878).

H.J. Hoek(1862). onderhoorigheden inde jaren 1816 tot 1819", door Mr. J.

het Koningrijk Holland tijdvak van het Bataatsch Gemeenebest, en het Fransche Keizerrijk. Voorafgegaan door eenige Aanteeke van den muntslag in dien tijd ningen omtrent de Geschiedenis het boekje o. a. aan in de Men treft 1885. 1795?1813", Januari Koninklijke bibliotheek te VGravenhage. HoePs Hetstel: ?Het herstel van het Nederlandsch gezag over Java en

Besier-1885: ?Geschiedkundige aanteekeningen betreffende den voor Nederlandsch Indie", April 1886 in het ?Algemeen muntslag over 1885." Zie hierover nader van het Munt-College, verslag bl. 279 van mijn Roppijen-artikel en hiervoor bl. 232 en 238. Besier-1887: ?Geschiedkundige aanteekeningen betreffende den muntslag in Nederland na 1813", Februari 1888 in het ?Algemeen over 1887". verslag van het Munt-College, ?Munt-kabinet van 'sRijks Munt te Utrecht. Besier-Catalogus: ? Catalogus der gouden en zilveren specien, geslagen in het

246

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

door De Economist te publiceeren artikel over ?De over Koloniale economie na Nederlands Herstel het belang van Campagne's werkjes speciaal mij op Willem van Hogendorp: ?Willem van Hogendorp

eerste geschriften in 1813" zal door gewezen worden. in Nederlandsch Indie 1825?1830. door Mr. bewerkt Naar bescheiden onuitgegeven H. Graaf van Hogendorp" ik dit reeds de werkje vestigde (1913). Op in mijn C. P. J. Elouts tijd, bl. 166, noot 4, waarin ik er aandacht op wees, dat niet Van de Graaff de schrijver was yan de daar bedoelde brochure, gelijk de Bewerker op bl. 29 mededeelde, maar Meylan. Ik kan dit nog aanvullen met de mededeeling, dat op bl. 98 Willem van Hogendorp zelf aan zijn vader schrijft over ?het onding van ? De Meylan". meening over het nu eerst met deze uitgave be kend worden, dat Du Bus' Kolonisatie-rapport eigenlijk is van de hand van Willem van Hogendorp, blijkt mij niet geheel juist; want van P. J. Blok's ?Geschiedenis van het Neder op bl. 8 deel VIII landsche volk" (1908) leest men over Van den Bosch, in verband met een door hem in 1828 naar Suriname gemaakte reis: ?Bij zijn terugkomst werd hem een juist ontvangen belangrijke memorie van den commissaris
generaal

?De Preanger-Regentschappen onder het Nederlandsche Priangan: Bestuur tot 1811", door Dr. F. de Haan. M. L. van Deventer's Gezag: ?Het Nederlandsche gezag over Java enz. (1891). Campagne: ?Kort overzigt van den voormaligen handel der Neder ? In een landers van AziS in Azi8", door H. D. Campagne (1816).

grond van een uitvoerig rapport vanWillem van Hogendorp, den oudsten zoon van Gijsbert Karel, bevordering van europeesche kolonisatie aan beval." ? N. B. Gelijk op de aangehaalde bladzijde en in het alpha betisch register van deel VII, prof. Blok heeft geschreven de Gnisignies, dus met een //,deed ik het in de vermelde noot van C. P. f. Elout's tijd en misschien ook wel elders. In ieder geval is de h onjuist. Schrifturen van mijn hand.:

te Batavia,

Du

Bus,

ter beoordeeling

voorgelegd,

waar

deze

op

Het op bl. 327 vermelde Ropy en-artikel of -verhandeling. Elout-artikel of Eloutverhandeling: ?Mr. C. T. Elout als minister van Kolonien in zijn veroordeeling van het beleid der Regeering van den gouverneur-generaal baron Van der Capellen in deze vv. Bijdragen, deel 52 (1909) bl. 1 tractaat ?De geschiedenis van het Londensche Tractaat-1824: van 17 Maart 1824" in dezelfde Bijdragen, deel56 (1904), bl. 1 vv. Teruggave: ?De teruggave der Oost-Indische Kolonien 1814? ?Oost-Indie's Herstel in 1816" (1911). bestuur in 1817, tot ?Het Nederlandsch-Indisch Bestuur-1817: het vertrek der Engelschen" (1913). Herstel:

1816" (1910).

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

247

Muntrede: ?De Nederlandsch-Indische standpenning van 1817", een voordracht, met toelichtingen geplaatst in het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indie, jaargang 1897, bl. 228 vv. C. P. /. Eloufs tijd: ?Uit den tijd van C. P. J. Elout's toewijding aan de Maleische taal. Een bijdrage tot de geschiedenis van de In deze Bijdragen, der Indologische wetenschappen." beoefening deel 69 (1914), bl. 141?218. Hieromtrent de drie volgende aan teekeningen, ten gevolge van opmerkingen van een belangstellend lezer, waarvoor ik dank zeg: a. Op bl. 155?156 deelde ik mede, dat de heer Rouffaer er steuhende op een artikel van Dr. Brandes, evenzeer inliep door, er op te vestigen, dat Raffles in zijn History de aandacht Cornelius zou dood gezwegen hebben. Dat blijft wel juist; doch zoo ik bekend was geweest met RoufFaer's goed geschreven artikel over ?MonumentaIe kunst op Java" in De Gids van Mei 1904, had ik er stellig volledigheidshalve aan toegevoegd, dat de heer Rouffaer zelf dit mede had opgemerkt, blijkens dl. II, bl. 232,
noot 1 aldaar.

b. Op bl. 161 ontleende ik aan een brief van Falck het woord ik het desbewust nooit gehoord of gezien had permoveeren. Daar en het ook niet in Nederlandsche woordenboeken, die vroeger in Holland gebruikte woorden teruggeven, door mij werd aangetroffen, vroeg ik mij af, of het wellicht uit het M. S. verkeerd was over genomen voor persuadeeren: vandaar de noot op bl. 161. Men heeft mij echter ingelicht, dat het een door onze voorvaderen gebruikt aan het Latijn ontleend woord was en als voorbeeld ten rechte mijn aandacht gevestigd op brieven van XVIIen, zoodat men het woord o. a. leest in het Muntartikel van Mr. N. P. van der Berg, dl. I, bl. 595a. gepubliceerd door de Indische. Encyclopaedic, Ook vond ik het later in Kramer's Algemeene Kunstwoordentolk,
4n druk: ?lat. c. Drukfouten: (per-movere) ?Ware" beweren, voor was roeren, op bl. trefFen, 178 opwekken." r. 14 v. o.; op

bl. 180 de verwijzing naar.bl. 119, r. 21 v. o. in plaats van naar 199; eindelijk de hoofden der bl. 153, 154, 155, 156 ?toewijzing" in plaats van toewijding.
Van de

in drie deelen (1901?1902). Graaff 1816-1886", ?Mr. A. R. Falck in zijn vastlegging van onze Falck-Borneo: aanspraken op geheel Borneo", in De Indische Gids, Januari-afl.

Graaff-Brieven:

?Brieven

van

en

aan

Mr.

H.

J.

van

de

1911, bl. 1?20. in ?De Nederlandsche Factory en II: factorijen in Voor-Indie den aanvang der 19e eeuw", in deze Bijdragen, dl. LIII (1901), bl. 285?511.
's-Gravenhage, November 1914.

I.

F. Loriaux,
De in

de stichter der Duitenmunt

te Soerabaja.

lezer van bronnen 1805?1806

vermelde

voor het leveren van duiten. De behoefte aan munt vestigde ten gevolge van den oorlog met Engeland deed deze zaak door als een de Indische regeering op prijs stellen; zij werd Loriaux den Lande. 2. De bewezen dienst aangerekend regeering nam de Kopermunt uit het oog naders het verliezen.

van de aldaar mijn Bestuur-1817zoomede dat de 1, weet, genie-officier Frangois Loriaux een particuliere te Soerabaja onderneming

over hem; 't is wel niet zoo bijzonder belangrijk op ter nauwernood ? zichzelf ? dat kan dan doch toch ook geeft een niet was onaardigen in 1763 3.
noot

in 1808 van hem over, waardoor wij den stichter ontmoette In het Rijksarchief ik iets

kijk op destijds

bestaande

toe

standen.

Onze dissement
1 Zie 2 Het weer bl.

held van

Nivelle

In

arron te Villers la Ville, geboren 1782 trad hij in Nederlandschen


300 van mijn ontleen Roptjen-artikel. ik aan het op bl. 250?251 heer Moquette brengt het het intrekken der bonken.

177; verband

daaronder met den

1, bl.

te geven De van Loriaux uitsluitend in verband met optreden is dus duidelijk", lezen wij op bl. 258 van Munten-Moquette-1909 ?Het III, van een \ stuiver door de gedwongen der bonken ten ?dat men inwisseling ontriefd om een aanbod zoodat was, voor de Compagnie duiten kwam." deze mededeeling Waarop er niet. De zonder voldoendo dus', reden van de van te den to Loriaux Ingenieur slaan, (November 1805) zeer met tot de bonken betrekking ontmoet men heer Moquette. dl. XIV, (Plakkaatboek,

Engelsohen oorlog van De Kock. getuigschrift

zeerste Soerabaia gelegen berust, dikwerf In het

staat

de zoodat's duidelijk's, van den in de schrifturen 15 November van bonken laat, dat 1805

desbetreffend wordt

bl. 233?234)

eenvoudig gezegd, wordt toegestaan: en hierdoor van 8 Loriaux 27 October op bl. 250 53 reeds

plakkaat met geen zich gclijk

woord

verwachten

doch melding gemaakt, de opriohting der Munt aan duiten te voorzien men daardoor, zedert

?om in het voortdurend gebrek te nemen de meenige inconvenienten weg de munt is verstoken ontstaan". geweest, geeft althans 53 aan, jaren". certificaat in een op 1816, woud te vermelden jaar oud wordt Het

bl. 256 te noemen van request dat in het opgemerkt, zij eehter van Morlaix d.d. 26 Juni 1812, hij toen

vermeld.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

249

7 Januari Batavia besluit, gedagteekend van in dienst Louis Zijne Majesteit van den Holland, Napoleon, koning Kapitein Ingenieur F. tot Lieutenant Kolonel Loriaux moest hij De Munt Ingenieur." echter prijsgeven. Niet slechts omdat Daendels de fabriek voor het Land overnam, doch ook omdat in Juli 1809 muntmeester Zwekkert als hoofd ervan optrad 1. Ik denk, dat Loriaux wegens ziekte pensioen verzocht. Zeker is het, dat bij een beschikking, gedagteekend besluit nam: pensionneren 21 Buitenzorg ?den Luitenant volgens Januari Kolonel

in 1793 ging hij tot den militairen dienst van Oost dienst, Indie over. Hij huwde er met een aldaar geborene en getogene, die hem twee kinderen schonk. Tijdens de komst van Daendels luidt een kapitein, aan 1809: ?Stelt

het 1810, de Landvoogd te der Genie F. Loriaux

25e Meij 't tarif van den 1808 voor een zijnen rang bepaald"; daarop volgend besluit, gedagteekend 25 April 1810 beschikte gunstig op zijn verzoek ?denzelven honorabel uit de eerste

met

Europa duister. Wij

'sKonings te ontslaan met vrijheid om dienst voor hem convenable naar scheepsgelegenheid te vertrekken". Wat is eenigszins daarop gebeurde, zullen hierna heeft onder van hem lezen (bl. 252), dat hij nog op generaal Janssens, die eerst d.d. 16Mei

Java gediend 1811 als is het, dat hij, vergezeld optrad. Zeker landvoogd van vrouw en kinderen, op een koopvaardijschip Java verliet, van een spaarduitje, van de voorzien waartoe de overgave Kopermunt de ellende. ook wel De

men uit

zal bijgedragen hebben. Nu echter begint een Britsch oorlogsschip ontmoette koopvaarder en werd Loriaux verloor niet alleen geld en prijs gemaakt. doch ook zijn vrijheid; krijgsgevangen verklaard, bracht goed, hem naar ons Indie

gedwongen deel te nemen. Hij begaf zich naar de overzijde van Engeland waar hij landde te Morlaix, het Kanaal, het ?niet zeerbevallig van waar van krijgs la Basse ook stadje Bretagne", Nahuijs, gevangenschap zette 2. Ziehier in Engeland ontheven, Loriaux' certificaat: in 1813 voet aan wal

in 1812 werd hij met andere Eerst Engeland. naar Engeland van zijn gevoerden ontslagen aan een onder belofte niet verblijf, oorlog tegen

1 Zie 3 Zie der

bl.

281

?Herinnoringen" van 1858. uitgave

van Munten-Moquette-1909 van Nahuijs,

III bl. 9i

en bl. 417 Munten-Moqwtte-1910. van der uitgavc 1852 en bl.

91

250

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817. Quartier de Morlaix. Mai de Juin 1812.

3ttme Arrondissement Maritime.

Inscription

Maritime.

Le

le Commissaire prepose k l'lnscription maritime de ce Port.

Certifie que le Sr Francois Loriaux de Bruxelles age de 53 ans, Lieutenant Colonel du Genie, retraite, provenant de File de Java, a ete renvoye d'Angleterre en France, et debarque en dans L'lnde ce port du Parlementaire leWawsk N?. 30 1 ce jour avec Passe-port du Transport-office du 28 mai 1812 N?. 4034, qu'il nous a remis le Ministre de la Marine et des pour etre adresse a son Excellence Colonies, conformement k ses ordres; lequel Passe-port constate que ledit Sr Francois Loriaux est revenu sur parole d'honneur. Morlaix, le 26 Juni 1812.
Dasaussoir.

In Frankrijk alzoo zijnde, werd op hem druk uitgeoefend te treden; doch, ofschoon volstrekt zonder in krijgsdienst middelen, sloeg hij dit wegens het gegeven eerewoord af. Met kwam hij den 19en April het Herstel 1814 in de Nederlanden; om tevoren

had hij reeds werk gemaakt van goede getuigen om eindelijk eens zijn pensioen uitbetaald te krijgen. Generaal Janssens zich altijd op hem deelde Loriaux dat belanghebbende mede, zou kunnen beroepen; De Kock, destijds kolonel, gaf hem het vleiend geschrift:

volgend

De commanderende het 8e Batt. In Colonel, Ondergeteekende fanterie van Ligne, laatst gediend hebbende op het eiland Java, en aldaar geduurende de jare 1808 en een gedeelte van 1809, gecom mandeerd hebbende de militaire divisies van Java's Oosthoek, certificeerd hier mede dat hij geduurende dien tijd, onder anderen, ook onder zijne orders heeft gehad den Kapitein der Genie F. Loriaux, dat gemelde kapitein op het eiland Java, meer dan twintig jaren in onder scheidene rangen en steeds tot genoegen zijner superieurcn heeft gediend, dat hij zich niet alleen steeds beijvert heeft, om in zijn vak

ambitie en activiteit aan den dag te leggen, maar dat hij daar en boven in gezegde eiland, in een tijd dat den oorlog met Engeland alien handel stremde, van zeer veel dienst is geweest tot het oprichten eener duitenmunterij, eene kopere specie zoo zeer gewild op het
1 Ik neem dit le Wawsk N?. 30 goed over.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

251

eiland Java, dat hij daar na, ter beloning zijner langdurige diensten, is geworden en gerepatrieerd is, in de hoop dat dit gepensioneerd pensioen hem hier te Lande ook zoude worden uitbetaald. neemt bij deze gelegenheid de vrijheid gen. De Ondergetekende kapitn Loriaux aan te bevelen aan den gunst van Zijne Excellence den Commissaris Generaal van Oorlog, en te verzoeken dat hij kapitein moge worden gepensioneerd navolgens zijn rang, hetgeen de Onder getekende vermeend dat hij met regt aanspraak op kan maken, uit en teffens ook omdat hij hoofde van het hier neven aangehaalde, voor eenige tijd geweigert heeft in zijn rang in Frankrijk te worden geplaatst, uit hoofde hij toen noch krijgsgevangene was. Gegeven te Baltmen nabij Deventer den 8 April 1814 De Kock
Colonel.

Aldus

?Dat 1814, request, gedagteekend aan hem de nodige dat deszelfs orders mogten worde gesteld voet als luitenant-kolonel op den Europeaansche pensioen, voortaan mag worden verdwaalde Dit uitbetaald". op request houdende verzoek: het departement moeten zenden. van van

gesteund,

richtte

hij 2 Mei

tot den Souvereinen

vorst een

Koophandel zich administratie stuk

waaraan Loriaux het niet had Oorlog, het terecht kwam op het departement Toen men en Kolonien, dat de oordeelde daar, nog niet voldoende in orde bevond kon het om het

te behandelen.

ellende verzoek

hij geene middelen bestaan, zijnde het geene hij door en had uit de Indien op zijn retour spaarzaamheid overgelegd mede herwaards gebragt, bij zijn gevangenneming op zee, ont allerongunstigste bezit om van te kunnen zig bevind,
nomen."

den Supp1 ruim een maand heeft verloren, om eenige dispositie te verzoek op zijn verkrijgen en dat het voor hem van het te ver is, daarop eene gunstige dispositie grootste aanbelang krijgen , wijl hij op zijn hooge jaare, met zijn huisgezin in eene situatie alzoo

echter van de Belanghebbende een nieuw waarom niet uithouden, in 1814 Juni hij ?Dat inmiddels door al het voorsz. schreef, opmerkende:

Aangezien zond Loriaux


1 Ik Batmen. neem dit

de

administratie request,
over;

een derde
Baltmen

onbewegelijk gedagteekend
misschien

scheen

te blijven, 16 Sep Brussel


bedoeld het dorp

goed

wordt

252 tember ?die

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

zich op zijn getuigenis te mogen beroepen,, *. Belanghebbende nu aan van 6f 6f op een actieve op pensioen, drong uitbetaling ?vermits den zedert requestrant plaatsing zijn terugkomst in en heeft terugge volkoomen Europa zijn gezondheid kragten 2 vonden" ; hij besloot met zich te vleien ?dat drie en derdig trouwe dienst, waarvan twee en twintig in Oost-Indie jaaren hem en hem zulle aanbevelen genoegzaam bij Uwe Majesteit voor het ongeluk van met zijn huisvrouw en zulle waarborgen twee onmondige kinder in de biterste armoed te vervallen". De slecht met echter besluit f 1200 taal overweg kunnende Zuid-Nederlander maanden oefenen 3. Eerst toch een nog geduld d.d. 16 Mei 1816 N?. 34 stond hem het pensioen onze

1815, waarin hij verwijst naar luitenant-generaal Janssens den requestrant op Java gediend heeft, Zijne Excellentie de goedheid hem te weeten te laaten bekoomen gehad hebbende

moest Kon. van

'sjaars toe, en toen nog met de teleurstellende be voor de uitkeering had te te Batavia dat de Regeering paling, in Nederland bestond de zekerheid, dat het Daardoor zorgen. ?van ten de koloniale kas te Batavia", kwam laste pensioen een in ander stuk. Hoe ernstig de zorg werd gelijk het heet

te wonen in het land, ontvangen van zijn vol pensioen behoorde is vroeger niets bijzonders geweest 5; dat het pensioen uitkeerde, maar slechts een geval ken ik, dat de vraag in verband werd op Java! gebracht met zorg tegen het vestigen van Europeanen het In 1831 namelijk werd bezwaar gemaakt tegen argument, van Indische als hoogste ambtenaren dat aan de weduwen
1 bl. 249; het den rcquestrant Vcrg. 2 Hi emit heb ik opgemaakt, dat is natuurlijk hij wegcns een ziekte schrijffout. had moeten enkele

dat Indische uitgaven niet ten laste van het moeder opgenomen, is zette ik elders uiteen 4. Later land zouden gebracht worden, er een oogenblik geweest, dat men de pensionneering ten aanzien van Indie nog uit een ander oogpunt beschouwde, namelijk, hoe vreemd het ook schijne, van kolonisatie. Dat men voor het

pensioen

nemen (bl. 249). 8 Niet alle stukken

even van Loriaux gebrekkig zijn door een gemachtigde werden opgemaakt. namelijk * In bl. 191?225. Bestuur-1817, 5 Vandaar van den afstand o. a. dat toen ter gelegenheid in V66r-Indie aan Engeland deze slechts in 1824?1825 | van het den commandant toegekende pensioen

gesteld;

onzer Michell kon

faetorijen werd ge ontvangen,

pensionneerd,

indien hij in V66r-Indic bleef: zie Faetorijen II, bl. 507 ad noot a.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

253

Mr. Merkus

pensioen wel f 175 'smaands moest uitgekeerd kunnen worden (nu f 160), daar zij anders in Indie niet konden bestaan. Over van Indie nu liet zich het lid van den Raad deze quaestie bij nota d.d. 4 Juli 1831 als volgt uit:

Dit vraagstuk behoeft hier niet te worden behandeld; genoeg zal het zijn aan te merken, dat tot dusverre Nederlandsch-Indie is be schouwd als bezitting en niet als kolonie, en dat mitsdien, daargelaten wat het voordeeligste moge zijn, de zaak facto is uitgemaakt. Hieruit vloeit van zelf voort, dat er geen belang kan bestaan om op Java eene Europeesche bevolking te vestigen en uittebreiden; uit den aard meer en meer van den vaderlandschen want, deze zich

en weezenfonds Of evenwel dit bij de oprigting van het Weduwenhet doel had moeten wezen, en of men zich niet liever had moeten voorsteilen het onderhoud van nagelaten weduwen in het vaderland te ver zekeren, is eene vraag, welke wel verdient teworden onder zocht, aangezien van de beantwoording daarvan voornamelijk de bepaling van de hoegrootheid der pensioenen moet afhangen. Deze vraag staat in onmiddelijk verband met eene andere, namelijk of het belang van het moederland medebrengt dat zich op Java eene bevolking vestige, en eene kolonie stichte, voor zoover Europeesche dit op den duur mogelijk zij, van dat moederland afhankelijk; dan wel, dat Java worde beschouwd, als eene Nederlandsche bezitting, ten voordeele van Nederland, behoudens de regelen van billijkheid, regtvaardigheid en gezonde staatkunde, beheerd.

begunstigen. Zoolang ook zal dit toepasselijk gemaakt moeten worden op de weduwen en kinderen van overledene ambtenaren. De eerste, kunnen niet gerekend worden de als verloren voor de maatschappij, bevolking te vermeerderen, maar met hare kinderen is Europeesche het anders gelegen. De meesten hunner hebben nooit het vaderland gezien; van den grond, door hunne ouders veelal ten gevolge van onvoordeelige omstandigheden verlaten, hooren zij met flaauwheid,

stam moetende afzonderen, omdat hare belangen niet dezelfde kunnen blijven, kan niet missen het bestuur dezer bezittingen meer in den weg te staan dan te bevorderen. Het is daarom doelmatig de Neder landsche bevolking op den duur naar Nederland te doen terugvloeijen, niet zooals zij gekomen is, als een last van het vaderland, maar in tegendeel als eene aanwinst voor hetzelve, door de middelen, die zij alhier heeft verzameld, naar den vaderlijken grond over te brengen en te doen gedijen. Zoolang het stelsel zal blijven om Java niet te koloniseren, zoolang zullen de inrigtingen de strekking moeten hebben om de vestiging van Europeanen, op zijn minst genomen, niet aan temoedigen, maar integendeel om het terugkeeren naar het vaderland te bevorderen en

254

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

in deze zoo schoone en ge geestdrift, gewag maken; zegende gewesten hebben zij geene tegenspoeden ondervonden, in het vaderland stellen zij zich kommer en gebrek voor: hoe zoude men dan daarvoor liefde en gehechtheid kunnen verwachten ?Wanneer dit het geval is met het eerste hier voortgebragte geslagt, wat zal het dan wezen met het volgende, hetwelk wij nu reeds spoedig te van voorschijn zullen zien komen? Zal dit niet bijna geheel vreemd een kunnen Nederland oogenblik in twijfel zijn? Zal men dit wel trekken? En dit alles leidt mij dan ook tot het besluit, dat de pensioenen voor weduwen in dier voege moeten worden geregeld, dat haar belang medebrenge, en zij als het ware gedrongen worden, naar het vaderland terug te gaan, en zoo doende aan het vaderland kinderen terug te geven, die anders van hetzelve zoude zijn vervreemd. zelden met schriftelijke gedachtenwisseling volgde, waarin o.a. een doch het is J. C. Baud verstandig woord heeft gesproken; in te gaan, die ik enkel hier de plaats niet om op een quaestie Een breede even heb willen

Dat wij dus tot Loriaux terugkeeren. aanwijzen te had krachtens de ontvangen beschikking Belanghebbende van wachten op het zenden door de Indische regeering geld of geldswaarden naar geven naar Holland, tenzij hijzelf verkoos zich te be zou hij intusschen van den Met wachten zich weder zoodat tot den Koning wendde, hij honger omkomen, te mogen het in Nederland verzoekende ontvangen pensioen te worden. dan wel er tot een bezoldigde betrekking benoemd Batavia. Op

dit request gaf de departementschef van Kolonien, de heer het volgende advies bij rapport aan den Goldberg, afwijzend 11 d.d. November 1816 N?. 400: Koning Het heeft Uwer Majesteit behaagd bij appostillaire besluiten van den 10n Augs. N?. 34 en 28 Oct. lett. P N?. 15 aan het Departement van Koophandel om consideratien en advies te ren en Kolonign, van twee rekwesten Francois Loriaux, laatst gediend hebbende voyeren, als luitenant-kolonel van de Genie op Java, aan wien door U. M. N?. 34 is geaccordeerd een pensioen bij besluit van den 16 Mei 11.

van f 1200 'sjaars, ingegaan met den Eersten January dezes jaars, om door het Indische Gouvernement te worden voldaan, verzoekende dat het voorsz. Besluit van U. M. van 16 Mei N?. 34, in zoo verre worde gealtereerd, dat hetzelve pensioen hier te Lande aan hem uit
1 Zie de in mijn Weduwen ? aanhaling in Nederlandsch-Indie. ambtenaren peesche van Staat" administratieve huishouding en Weezenfonds Een dl. II bijdrage van's bl. Lands 765. Euro der

tot de kennis

(1893),

? 226,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

255

betaald, en hij daardoor uit de drukkende armoede, waarin hij zich met zijne vrouw en twee onmondige kinderen bevindt, gered worde, ofte ook dat hij anders met eenen civiel of militair ambt mag worden begunstigd. De Ondergeteekende gaarne toestemmende, dat zoo lange het Bestuur der O. I. Bezittingen niet in handen van het Nederlandsch Gouver nement is overgegaan, en hetzelve niet in staat zal zijn, om over te doen, de Rekwest1 de gunst aan makingen naar het Moederland hem door U. M. bij het meergem. besluit van 16 Mei N?. 34 toegestaan niet zal kunnen genieten; doch dit geeft hem geene vrijheid, om op

de voorsz. rekwesten een gunstig ad vis aan U. M. uit te brengen, daar het Hoogstderzelver begeerte is, dat geene dan onvermijdelijke betalingen, hier te lande voor rekening van Indie* zullen worden gedaan, terwijl de inwilliging van bovengen. verzoek van denRekwest* aanleiding zoude geven, tot gehjke verzoeken van lieden, die met den den Supp* in hetzelfde geval zijn, Waarom de Ondergeteekende, onder eerbiedige correctie, van advis zoude zijn, dat het verzoek van voorn. F. Loriaux door U. M. behoorde te worden gedeclineerd en gewezen van de hand; terwijlmet opzigt tot het tweede verzoek van den Supp* om met eenen civielen of mili tairen post te worden begunstigd, bij het Departement van Koophandel en Kolonign geen post vacerende is, waartoe den Rekwestrant met
nut voor den dienst zoude kunnen worden

misschien
kunnen

bij het Departement

van Oorlog

geemployeerd,

maar

daartoe

eerder gelegenheid

zoude

voorkomen.

te keeren, tot goedmaking der deplacementskosten, wordt geaccordeerd, een voorschot op het pensioen, benevens vrij transport en alzoo, met goedvinden van U. M. aan den Rekwestrant en zijne famille kunnen worden geaccordeerd, vrij transport met scheepsvoeding, waartoe welligt nog gelegenheid, met een der thans gereed gemaakt wordende transportschepen zal voorhanden zijn; en in dat geval aan denzelve te

Wanneer echter in aanmerking wordt genomen, dat de Rekwestrant bij het laatstgem. Rekwest te kennen geeft, dat zijn vrouw en twee kinderen in Indie zijn geboren, en dus waarschijnlijk zich gaarne weder derwaarts zouden begeven, doch waartoe de Supp* verklaart van alle mogelijke middelen ontbloot te zijn, zoude aan denzelven ken baar gemaakt kunnen worden het weldadig besluit van U. M. van den 8n Maart 11. N?. 128, waarbij is vastgesteld dat alle officieren, die eenen geruimen tijd in de N. I. Bezittingen hebben gediend en verlangen mogten, om met behoud van hun pensioen derwaarts terug

accorderen, zoodanig voorschot op deszelfs pensioen ad f 100 "s maands als U. M. naarmate van de talrijkheid van des rekwestrants famille, goedgunstig zal oordeelen te behooren.

256

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

besluit d.d. Terwijl alzoo een afwijzende beschikking bij Kon. 16 November 1816 N?. 107 op Loriaux' verzoekschrift gegeven een nieuw request ingediend, waarin werd, had belanghebbende het volgende stond: Dat hij door ongelukkige omstandigheden met zijn huisvrouw en twee onmondige kinderen alle in Indie geboren alhier in Europa over gebracht zijnde, hij zich buiten staat bevind om de weldaad van Uwe te genieten van alle mogelijke middel ontbloot zijnde van Majesteit zich ter plaatse te begeven alwaar hem het pensioen uitbetaald wordt. Den Rekwestrant smeekt zeer eerbiedig Uwer Majesteit, dat het Uwe Majesteit gelieve te behagen het gedeelte van het besluit in te roepen, waarbij hem het pensioen door het Indische Gouvernsment zal worden voldaan en daarvoor in stede het hem hier in Europa laten uitbetalen of daar den requestrant zich nog in staat bevind, en hij Uwe Majesteit gaarne zouden willen dienen, hem met eene civiele of militaire ambt te begunstigen. Den requestrant heeft drie en dertig jaren trouw en met belang loosheid gediend, en vindt zich met de zijne in drukkende armoede en heeft geen ander resource als de Genade van Uwe gedompeld, waarvoor Majesteit, hij om smeekt. Het is de Gratie 1
Fois Loriaux

Brussel den 27 October


Hooge straat N?. 664.

1816 request was gevoegd een attest van gewezen resident en hoofdadministrateur lid van hem de Staten-Generaal, in het gouvernement houdende van Java's trouw, inte

Aan Jhr. D.

den F.

voet

van

het

van Soerabaja2, dat Requestrant,

van Alphen, destijds onder

Oosthoek

steeds door jaren lang gediend hebbende, en activiteit had dat hij altijd het belang van griteit uitgemunt; en nooit het zijne op het oog had gehad en daardoor het Land na 33 De jaren getrouwe dienst bevond. omstandigheden Koning deed
1 Deze

zich

thans werkelijk

in bekrompen

het nieuwe

verzoekschrift

bij appointement

van het gewone voorkomende in plaats vreemd uitdrukking, mij Welk onderschrift: doende" ,,'t (zult gij wel doen), sehijnt bij Fransche requesten te zijn. Althans in zulk een aan onzen Koning adres, gericht gebruikelijk staat Brussel 26 Maart 1817 van een barones Van den Boegart gedagteekend Ceat verslag 2 Zie bl. 181, la Grace. over de noot Het 1913, bl. beteekenis 2. request 132. van ligt dit in bundel 13, aangewezen in mijn in het Arehief

administrateursschap

Bestuur-1817,

AANMUNTINGEN d.d. den 12 December

VOOR OOST-INDIE N?. 65 weder

IN 1802?1817. in handen maar

257

1816 V. voor

stellen van

departementschef 16 Januari 1817 aan Falck staatssecretaris 1 : ?In dezen omtrek kruist een welke Oostindievaarder, Goldberg en wat hard behandeld is dien ik, op grond van de aller u tot een meer genadig van Van Alphen, loffelijkste getuigenis en,
Kol.

de Kolonien; uit Brussel d.d.

tevens schreef

zoo

Loriaux, Naar

ook spoedig regt bevele. Het is de overste mogelijk, en wiens nader rekest bij het Dep1 van Koophandel
moet."

berusten

met

N?.

aanleiding van dit schrijven deed ik indertijd, onbekend redenen , de vraag: ?Gevoelde Loriaux zich miskend ?" 2 Nu weten wij, waarover de quaestie heeft geloopen. De Directeur alzoo vermurwd, gaf bij rapport d.d. 20 Januari 1817 Generaal, de 487/28 het volgend advies aan den Koning: aan den voorsz. geeerbiedigden last zullende Ondergeteekende vermeent uit die voldoen, dispositie Uwer Majesteit, zoo kort na de declinatoire dispositie op het zelfde verzoek te mogen opmaken, dat het Hoogstderzelver intentie is om nader te worden voorgelicht, op welke wijze aan het verzoek van den Rekwestrant zoude kunnen worden De
voldaan.

Het is dan ook in die veronderstelling en uit aanmerking zoowel van des Rekwestrants drukkende omstandigheden, als van het attest ten zijnen opzigte verleend, en aan den voet van het Rekest gevonden wordende, dat de Ondergeteekende zich veroorlooft aan Uwe Majesteit eerbiediglijk voor te dragen, dat het door Hoogstdezelve bij besluit d.d. 16 Mei 1816 N?. 34 aan dien officier toegekend pensioen van f 1200: ingegaan met primo Januari 1816, aan denzelven zoude kunnen worden uitbetaald, bij wijze van voorschot, om uit de O. T. financiSn
te worden

worden aangeschreven, om des niet te min voor de uitbetaling van het zelve pensioen door overmaking naar herwaarts te zorgen, ten einde
1 Bestuur-1817, Mijn ? Be8tuur l817, bl. Dl. 70 bl. 345, 177, noot alinea 7. 17 1.

dan wel dat het zelfve pensioen bij alteratie van het voorsz. besluit, door Uwe Majesteit bij nader besluit goedgunstig worde overgebragt op den staat der militaire pensioenen hier te Lande. Daar echter het eerste voorstel waarschijnlijk aanleiding zoude geven, dat andere gewezen koloniale officieren, in zelver voege op de Indische kas gepensioneerd, eene gelijke gunst reclameeren, zoo zoude naar het oordeel van den Ondergeteekende het laatste voorstel de voorkeur verdienen; doch alsdan aan Hn Kommissarissen Generaal kunnen

gerembourseerd;

258

aanmCntingen

voor

oost-indie

in

1802?1817. ten behoeve der

daardoor Kolonign

'sRijks schatkist voor deze schaddoos te stellen.

uitbetaling

1817 N?. 34: Hierop volgde het Kon. Besluit d.d. 8 Februari Gezien de Rfcqueste van den Heer Francois Loriaux, gepensioneerd ten laste van de koloniale kas te Batavia, daar Luitenant Kolonel, om redenen verzoekende, dat Onze dispositie van den bij aangevderde N?. 107, waarbij zijn verzoek tot het ontvangen van 16 November 11. is gedeclineerd, zoodanig worde ver zijn pensioen hier te Lande anderd, dat hetzelve als nog aan hem inEuropa worde uitbetaald; Gezien het Rapport van Onzen Staats Raad, Directeur Generaal van en Kolonien van den 20n Januari het Departement van Koophandel N?. 28; 11, Hebben goedgevonden en verstaan te autoriseeren om het aan den Onzen voornoemden Staats Raad uit de Onvoorziene uitgaven van Koop Suppliant a&nkomende pensioen te doen uitbetalen bij wijze van handel en Kolonien successivelijk voorschot ten behoeve der Oost-Indische kas, met welke dezelve be taling zal moeten worden verrekend.
En enz.

Brussel den 8n Februari Willem Van wege den Koning


A. R. Falck.

1817

een gunst bewezen, dat aan de kapiteins ter zee van de voormalige Oost-Indische J. C. Compagnie en Dirk Muller evenzeer pensioenen waren toegekend, Baane Loriaux aldus namelijk van f 1000 'sjaars, mede en ten laste van de Indische kas, omdat 19 Maart zij het 1817 N?. in te gaan met 1 Januari 1816 doch zonder het vooralsnog in Nederland wilden verteeren. Bij

was

in zoover

te ontvangen, d.d. depeche slechts

Commissarissen-Generaal

hierover

Hij

in staat gesteld om te kunnen aantoonen, bij het budget of algemeene begrooting dat zoo wel dit als andere voorschotten door overmaking aan 1 Men ziet kas gerestitueerd het, dat 'sRijks zijn geworden". wenschte ?zoodra mogelijk te worden
1De 1817 N?. depeche 34, Mijn is verhandeld het stuk bij besluit in handen der werd C. C. G. G. d.d. van gesteld dat besluit. 14 September van den Raad

aanzoeken op herhaalde sioen hem werd uitbetaald ?bij wijze van voorschot ten behoeve van de O. I. kas, met welke deze betaling moet verrekend worden".

13 lichtte de Departementschef dat in, onder mededeeling, van Loriaux reeds nu het pen

waarbij

Financier*.

aanhalingen

ontleende

ik aan

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE het

IN 1802?1817.

259

Indische te doen, in Nederland geen beginsel: uitgaven men er voor uit Indie wel heel, tenzij geld ontvangen had, en dit reeds in 1817! Ik heb heel streng werd opgenomen, althans den voorloopig indruk gekregen, dat de gepensionneerde 1 op hun uitkeering moesten wachten. II. zeeofficieren

Ontstaan

de Goede Hoop als voor de Oost- en West


Indische kolonien.

van den Scheepjesgulden,

zoo voor de Kaap

De eerste machtiging, die onze Oost-Indische van Compagnie om de Staten-Generaal in Nederland munt te zilveren verkreeg slaan met haar merk V> doen dateert van 1727; deze ver zich enkel tot dukatons, stukken van 3 k 4 gunning bepaaide d.d. 28 November 1753 verbood een plakkaat gulden 2. Nog van H. H. M. M. den uitvoer en het versmelten van Nederlandsche zilveren een

als 3-guldens en onderdeelen. Eerst bij standpenningen, 1785 werd de machtiging, voor resolutie van 21 December in 1727 gegeven, de dukatons uitgebreid tot alle zilveren Neder landsche standpenningen, drie-guldens, guldens en gedeelten 3. Daarbij
1 De

was

intusschen

de

order

gevoegd,

dat

stipt moesten

Kolonien ? op het Rijksarchief 1815; die over Loriaux. 5t Januari van wat de verzoeken 1814 aangaat, in den voorafgaanden bundel N?. 112. 1 van 1726 verkreeg van de Staten van Holland de Gompagnie ?In 't begin van Zeeland en West-Eriesland en van die verlof in dezer provinciale na 1813" in bundel N?. 113 ?Relativen": mnnthuizen oktober den 1727 muntraeesters beeldenaar dukatons werd in de dit volgens verlof te beeldenaar eigen door de Staten-Generaal Provineien aan te maken." laten slaan. Den 7*n bekrachtigd dukatons en alle

stukken

over

J. G. Baane

vindt

men

Geunieerde

gemachtigd,

was in Indie waard ?De Volgens en f 3?6 f 4 Jndiach geld" ?Nederlandsch geld". 8 of gedeelten, van dezelve silvere ten behoeve ?dat geene standpenningen, worden zullen mogen Indien als verzonden gemunt, nogte naar Gompagnie, van het kennelijk teeken die met dezelve in den stempel maatschappije, zullen gegraveerd, aan Bewindhebberen daartoe worden voorzien; met om vrijlating bij continuatie niet te min voorschreven, van haar Hoog Uit het hierna. te mogen doen pijlstuyvers slaan, de nodige permissie Mogenden, versogt het Rijksarchief, achter op den band 1785, nommer ?St.-Gen. 336". Over de aanleiding

der Gompagnie bl. 294, Munten-1786

Stephanik (1897), Dukaton" gekartelde

volgens ? bl. 396?397.

mits

alvoren

en geobtineert te hebben,t. en gemerkt 3? deel onder tot dit besluit, zie bl. 270

260

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE worden de voorschriften der

IN 1802?1817.

instructie op den munt 25 Mei 1694. Deze hield niet slechts in, voorwaarde in gehalte enz. gelijk moest zijn aan de dat het geld geheel doch ook, dat men in in de Republiek, circuleerende munt, tot halve guldens 1. dan mocht niet verder de onderdeelen gaan opgevolgd slag van De regeering tevens kleiner werd vinden van onze Kaap verzocht echter de Goede Hoop zilveren munt, speciaal kwart-en achtsteguldens. ? dus de O. I. C. gemachtigd ? bij getreden van 31 December 1793. in dit hierna komend stuk melding

Hierin Wij

resolutie

der Staten-Generaal

en Generaal-Meesteren, Aanvankelijk, spoedig na den afval van Spanje, werd met het toe zicht op enkele provinciale munten een of meer Generaalmeesters college van Raden belast; aantal later werd leden wisselde eraan dit tot het vermeld eens 2. Een college nogal

gemaakt van het waarover het volgende.

secretaris waren Hoogmogenden Mr. W. A. A. meesteren tijd trouwd waren aan de

werd echter

In den Franschen in 1798 ?gemortinceerd',. over toever en de muntzaken toezicht het zorg te moest een ?Commissaire die Utrecht general",

In 1790 benoemden Hunne toegevoegd. den commissaris tot inspecteur essaieur-generaal en Generaal van Raden Poelman 9; het college

uitgebreid; het en een essaieur-generaal

1810: in noot leest nu mede op het jaar 1, bl. 7 van Besier-Catalogus toen de Heer van der Bataafsche de jaren Republiek, ?Met uitzondering de en Essayeur-Generaal vervulde J. Beekman als fungeerde, Inspecteur de sedert A. A. Poelman 1790 die gewichtige Heer W. betrekking." Bij Men hierna Poelman Besier-1885 memorie doch zijn als zoo in hoofdstuk in van dit wordt V te vermelden ook als quaestien over De Heus bl. zien 18 1803" 1802?1803 Op essaieur-generaal. onder ?Zie Muntarchief Poelman" over wij echter noot 3 van van ?eene

1 Ook van en West-Friesland 1681 van Holland een plakkaat der Staten zie bl. 29 Schimmel. dan tot halve guldens; ging niet verder 8 Zie De Utrechtsche Munt bl. 37?38. 8 en als van staat over Poelman 1 bl. Besier-1887 ?en als Commissaris Op in 1790 laatste Essaieur-Generaal": ?tot welke betrekking hij Inspecteur was ontslagen". Dat maar 1795 in waaruit door H. H. M. was geroepen, hij die in 1806 sneefde. van de Bataafsche was het jaar der stichting republiek,

gewag geinaakt den Essaieur-Generaal

de

Memorie dat bedoelde nog niet wil zeggen, ikzelf de dat ter inlichting, verder strekke dato 30 Augustus stukken, geteekende essaieur-generaal aan Thesaurier-Generaal tember gericht heb, 1803, gezien gesteld, het 299 kan Rijksarchief en 303. Bovendien ?Sedert geval men ze vinden op in de bundels noot van 53, 1803 Essayeur-generaal 26 April Republiek. tijdens de Bataafsche leest men bl.

duiten; Kaapsche zou niet vroeger door en en Poelman 28 Sep Raden.

Op N0'

Poelman: in ieder

Raad" ?Aziatische over van Schimmel 1, 's lands Munten", dus

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE vvonen; met als zoodanig

IN 1802?1817.

261

de omwenteling van 1813 ontmoeten wij dan mede Poelman, die, naar wij nog zullen lezen, terstond nam om de Utrechtsche munt onder Neder zijn maatregelen landsch bestuur te doen herleven. Naar telkens 19e eeuw de vermelde nader in de zien wij aanvang der ik doe haar daarom hier in extenso volgen 1 : te noemen stukken van den Extrakt uit het Register der Resolution de Hoog Mog: Heeren Staten Generaal Vereenigde Nederlanden: Martis den 31. December. 1793. van de Raaden
4 deezer loopende

resolutie

van

31 December

1793

verwezen;

van der

Bij resumtie gedelibereert zijnde op eene Memorie


Generaal-Meesters van de Munten deezer Landen,

en

alhier ter Vergaderinge ingekoomen, houdende, ingevolgeen ter voldoeninge van haar Hoog Mogende Resolutie van den 11 November jongstleeden, der selver Consideration en Ad vis op een Missive vande Kamer Amsterdam, bewindhebberen van de Oostindische Compagnie ter aldaar den 7. November laatstleeden houdende, dat het geschreeven hun verzocht hebbende, Gouvernement aan Cabo de goede Hoop om, uyt hoofde van 't gebrek aan kleine muntspecien aldaar, en de in de bereekening van dubbelde stuivers, te mogen moeielykheid worden voorzien met halve, quart en agste Guldens: sij uit aanmerking van de gegrondheid deezer opgave en het nut voor de Maatschappy in de voldoening der gedaanen eysch geleegen, getracht hadden die speciSn te doen aanmaken en te versenden, versoekende gemelde bewindhebberen alsoo alle de stempels tot de voorssz: gedeeltens van guldens op de Munten deezer Landen niet aan handen waren, en de selven buy ten speciale authorisatie van haar Hoog Mog: niet mogen worden vervaardigd, dat haar Hoog. Mog: aan de Oost: Ind: Comp? deezer Landen authorisatie zouden gelieven te verleenen tot het doen aanmaken van de benoodigde stempels tot bovengemelde munten. Is goedgevonden en verstaan, dat Bewindhebberen voornoemd zullen worden geauthoriseerd, gelijk de zelven geauthoriseerd worden bij deeze, om voor de Oostindische compagnie deezer Landen met overleg van en Generaalmeesters van de Munten deezer Landen te Raaden maand doen slaan quart en agtste Guldens, met dien verstande nogthans, dat de voorssz. quart en agtste Guldens, ten eijnde waarlijk ge
1 Gedrukt Men in den bundel zie er de bl. 1083 en 1220?1221. over het half jaar 1793. laatste door mij gegeven toelieh voorafgaande een nog. op bl. 270 te vermelden van het sehrijven d.d. 6 November 1824; het is wel zeer bclangrijk, van uitlegging! de manier der resolution De

op den

ik aan ting ontleende Utreohtsch muntbestuur doch men lette eens op

262

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

deeltens van den Gulden uit te maaken, naar de instructie op de voorsz. Guldens, zullen moeten worden gereguleerd in deezer voegen: dat beide de voorsz. Penningen moeten houden in alloy 11 pen ningen fijn silvers; dat de Quart guldens moeten zijn van 92^stukken, en de Achtste guldens van stukken in den sneede in het Troische 185^ van een grijn fijn silvers in den alloy ter beide remedie Markwerks, en van een engels in den gewigte op het markwerks voorschreeven, ten profyte van den Muntmeester in het geheel; en dat eyndelyk, uyt een Mark fijn silvers van 12 penningen op den volgenden voet getogen stukken van de voorschreeve Quart en 202^ 10ljj^ stukken van de voorschreeve Achtste guldens; ? en dat de voornoemde penningen voor niemand anders dan voor de Oostindische Compagnie voornoemt zullen mogen gemunt worden; des egter, dat op de stempels tot de voorz. gedeeltens van Guldens, zal moeten worden gegraveert, het gewoone merk der Oostindische Compagnie het sy onder het wapen der Generaliteyt off op soodanige wyze> als sulks weegens de kleynheid der meergemelde penningen, het gevoegelykste sal worden geoordeeld1: en Generaal Meesters van de Munten deeser zullende de Raaden Landen ten dien eijnde worden gelast, soo als geschied bij deeze, om tot het vervaardigen der stempels, de nodige ordres te stellen en verder zorg te dragen, dat de voorz. quart en agtste Guldens voor niemand anders, dan voor de Oostindische Compagnie worden gemunt. En zal Extract van deeze haar Hoog Mogende resolutie gezonden worden aan Bewindhebberen voornoemt, om te strekken tot derzelver narigtinge, met serieuse recommandatie, om in het doen slaan der voorengemelde penningen de Muntmeesteren van de werkende Munten binnen deeze provincien zoo veel doenlijk te gerieven en aan hun alle reeden van klagten beneemen, weegens faveur van den eenen zullen worden
boven den anderen.

Zullende gelijk extract enz.


H. W.

Accordeert met voors: Register H. Fagel. geschiedenis onderbroken door weet, dat kregen. Staatsbewind
1 o.a. Op dit

van.Aylva

De

onzer Kaapkolonie de vermeestering bij hiermede 8 Maart het houdt 1802

werd daarna van Britsche

wij Verband

haar

vredestractaat

d.d.

van Amiens terug een geheim besluit van het lett. T, hetwelk handelt over
bezittingen te veranderen

een oogenblik lezer zijde. De

haar

in een....

gespatieerde naar bevoegdheid, wij bl. 2(56. sohip! Verg.

door mij

de Raad der Aziatisehe grondde om zullen het wapen ^ lezen,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE de wederinrichting van ons bestuur

IN 1802?1817.

263

enz.1 Art.

7 ervan bepaalde:

dat met betrekking tot den cours der muntspecten, de gulden welke bij dezen wordt verklaard te zijn standpenning, aan die Kaap de cours zal blijven houden tot 20 ten honderd boven Goede Hoop deszelfs cours binnen de Republiek en dus tot vier en twintig stuivers met qualificatie op den Raad der Asiatische Bezittingen om agtervolgens de Resolutie van H. H. M. van 31 December 1793, tot het doen van eventuele betalingen in gemelde Colonie te doen munten, heele, en achtste zestiende halve, quart, Guldens; mitsgaders heele en halve van en duiten vier kopere agt op een stuiver te zamen ter somme van een maal honderd duizend Guldens
En zal extract enz.

Alzoo

mocht

voor niet meer

dergelijke maximumbepaling van 31 December der Generaliteit kolonien komen,

dan 1 ton gemunt worden. Een trof ik o. a. ook aan in een resolutie 1793 voor de West-Indische ?zoo om voor te de bijvoeging:

2, en wel dkkr met van de voorsz. dat door een al te grooten Muntslag van te stijgen, de te het Zilver niet kome Penningen prijs hoog en waar van de quantiteit met overleg van Raden en Generaal meesters,
1 Secrete ? gemerkt December van

telkens
notulen

zal moeten
het

bepaald,
Bew. van

en

provisioned
1801?9 April Staatsbewind

voor

van

Staatsbewind

op het Rijksarchief ?St. 1801 het ad vies gevraagd over college behalve heer de

19 Octr 443". ? Het het bestuur

1802?, had in

den Raad van commissie Wiselius

en Etablissementen Dit teruggave. ad vies, bestaande, De Mist. Aan dezen generaal noemden van het

inrichting een stelde uit den

bezittingen in geval der Kaap van in tot het uitbrengen en Van der Steege, uit als commissaris en den nieuw be

der Aziatische

de heeren ln April de naar

werd

Staatsbewind

te installeeren. Janssens Yerg. over een en ander gouverneur-generaal In 1802 Van bl. 136?137. Augustus gingen zij gezamenlijk Berckel, bijv. van de Engelsohen over. Het is com in 1803 namen scheep; zij de Kaap

1802 opgedragen te gaan Kaap

missaris-generaal d.d. plakkaat

waar van het in hoofdstuk HI te memoreeren De Mist geweest, maakt 19 April 1803 (bl. 273) als volgt gewag bij den aanvoer van 1 ton Kaapsch te Batavia den heer de Mist bedeeld ?Door geld: zynde, te doen hondert 's lands aldaar oorbaar hem dat verbieden ontscheepen klinkende guldens, ten dienste dezelven alhier aan aangebragt specie, van de zijnde....". voor Indische Wat met de Caab kas gedestineerd, zoude afzenden, dat 'stands oorbaar en zyn en deze eigenlijk

duizend Edele somma nood

bedoeld wordt, weet ik niet; stellig was hij niet onbekendmot den Indischen
hierover hoofdstuk geld 3 niet Op bl. daar contanten, hij nog Indie uit daar aankwamen, IV. zoo Misschien was oordeelde als in den noodig 1219?1220 in Holland naar aan toen de klachten verbleef, zullen lezen in nog wij mede het dat daar de Kaap zijnde, over het laatste

hij, te Batavia. vermelden

Resolutie-bundel

halfjaar

1793.

264 deeze De bij

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE reis op Raad f 100.000?0?0 der Aziatische was gebragt

IN 1802?1817.

koloniale

1802 lrT ge d.d. 8 April van 31 De met in resolutie de om, machtigd overeenstemming munten. te Het cember 1793 (bl. 261) het vermelde geld doen Staatsbewind

aanmunting besluit van het

als anderzints". worden, de zorg voor de bezittingen, wien toevertrouwd *, werd dientengevolge

hiervoor met den muntmeester H. Slijper contracteerde college ?om ook aan die stad enige werkzaamheden en te Enkhuizen toe te brengen" 2. Intusschen vatte de Raad de voor voordeelen conformiteit met de resolutie van 1793 niet z66 eng op, dat men zou handhaven het wapen V? terwijl de naar het schijnt, ont onverwacht, dien hoofde deed hij, maar zonder door werd Slijper nieuwe stempels dezen voor

geschreven

wel eenigszins Compagnie, bonden was geworden. Uit voor er machtiging te vragen, vervaardigen, de gecontracteerde terwijl hem

?hadden wij eenen stempel geformeerd, voorzien toe4, het gewoon merk der Republiek en voorts met de af beelding aan onze betrekkingen, van een schip, als niet alleen analoque en gewoon en in de verbeelding maar ook zodanig gerecepieerd nader met

opgedragen te gebruiken; het V was dien aanmunting een door vervangen schip, overigens geen nieuwe tengevolge zoover men ze in had op de moederlandsche Scheepjes vinding, van zes lichtte de Raad stukken stuivers 3. Aldus, schellingen:

mede

der Inlanders op zulken hoogen prijs staande, zoo in Indie, als aan en als nog van gevoelen zijnde dat hetzelve een onont de Kaap is op de derwaarts bestemde muntspecien". vereischte beerlijk zoomede uit plan dadelijk bruiken voor aan den gulden geeft. De Thesaurier heeft Indie,

Hieruit,

hetgeen hieronder volgt, blijkt, dat het om dien stempel mede te ge bestaan m. a. w. dat men in zoover ten onrechte exclusief den naam van Kaapschen de hiervoren

Scheepjesgulden Generaal

en de Essaieur-Generaal,

1Over de opriehting * In den op bl. 265

van

dit

te noemen van bl.

Afbeelding van

N?.

bl. 14; 374, nevens in De Utreehteche Munt

een Scheepjesschelling van 1730 in Stephanik (1888),


een dito uit het 93 en 91. Over ja^.r 1670 en uit het jaar 1759 der de ?algemeene liefhebberij om Zesdhalven a 5.} en Schellingen

zie o.a. Van Berckel, college, brief d.d. 21 April 1802.

bl.

73 v.v.

muntmeesters"

op het einde der 17e eeuw aan te munten, a 6 stuivers zie Schimmel, bl. 28. 4 In den na te noemen 18 02. brief d.d. 21 April

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE vermelde

IN 1802?1817.

265

huizen er de vergunning voor verkregen. Aan Slijper werd nu die toestemming onthouden wegens de eigenmachtige verandering van den stempel. De Raad dit ver der Aziatische bezittingen, nemende, verdedigde den maatregel bij schrijven aan de Thesaurie d.d. 21 April ik reeds enkele zinsneden ont 1802, waaraan leende. Bij dien brief werden dus de motieven opgegeven, waarna ten

hadden echter, naar ik beschreef, het toe Poelman, en wel o. a. in dier voege, dat geen zicht op de Munthuizen zonder dat de chefs der Munt aanmunting mocht geschieden,

men

te verstrekken, de verlangde machtiging alsnog aandrong met het slaan der kon einde Slijper dadelijk beginnen voor de munten: ?ofschoon in de eerste plaats gedestineerd Kaap zullen der in voege dezelve, volgens dat Model zijn ingericht, te gelijk kunnen dienen ter bevordering zoo wel in de Oost- als in de West Indische circulatie, de Goede Hoop

van dezen Staat, waarbij nog, als een motief kan bezittingen worden gevoegd, dat langs dezen weg voor eenen onderscheiden te beter zal kunnen worden nagegaan, of de guldens stempel, 'sLands". De Thesaurie had echter worden vervoerd buiten op zichzelf, doch tegen den geenszins tegen de verandering vorm der behandeling. van Zich alzoo niet door de motieven haar standpunt latende afbrengen, machtigde zij bij ondervolgend te Enkhuizen slechts tot het besluit den muntmeester geheim 1: van den Compagniesstempel aanmunten onder handhaving Maandag den 26stenApril 1802. Is gelezen een secreet Besluit van het Staats-Bewind van den 22steu
deezer La L.L. genomen, enz.

Waarop, mitsgaders bij resumtie gedelibereerd zijnde, enz: Is geresolveerd: te Enkhuizen, H. 1? Alsnu den Muntmeester van 'sLands-Munte om ten behoeve zo te als deeze, autoriseeren, geschiedt bij Slijper, en voor rekening van den Raad der Asiatische Bezittingen en Etablisse menten, te munten Heele, Halve, Quart, Agtste en Zestiende Guldens, midsgaders Heele en Halve Koopere duiten van Vier en Agt op een Stuiver, mids
1Het er de dat stuk

te zamen niet excedeerende


ontvangen opmerking van

de somma van Een maal


te Utrecht. Men

in dank

het Muntarchief

ziet

nog uitdrukkelijk. volgend besluit van 4 Mei 1802 (bl. 268) zegt het trouwens

juistheid mijner deze resolutie geen van December reglement

hierv66r op bl. 232 noot 1, uit^ gemaakt heeft op Indie': immers zij verwijst naar het betrekking handelt over de Kaap. Het daarop 1793, dat uitsluitend

266

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

Honderd duizend Guldens, en dat hij Muntmeester daaromtrend, zo ten aanzien van de Alloy en Gewichte, als in het vervaardigen der Stempels, waartoe hij mids deeze al mede wordt geautoriseerd, zich stiptelijk reguleere naar het Reglement, vervat inH. H. Mog: Resolutie van den 31stenDecember 1793, waar van ten dien einde aan hem een Afschrift zal worden toegezonden, wordende alzo gepersisteerd bij 'sRaads Resolutie van den 12den deeser N?. 34, voor zooveel daarbij in het bezigen van stempels, volgens het door hem Muntmeester bij zijne memorie van den lldeu bevoorens overgelegd model, is gediffi
culteerd 2? enz. geworden.

De bracht 1793

Raad

bewind

te doen anders het V desnoods machtigde eenigszins 1 van de munt zulks vorderde! indien de kleinheid graveeren, Het aan het Staatsbewind 28 werd gedagteekend schrijven en de 1802 mede is dichterlijke April opmerkelijk wegens van het Scheepje werd verdedigd. wijze, waarop het aanbrengen 2 Ziehier: is toch, onzes oordeels, buiten bedenking, Burgers Bewinds dat het voorheen gewoon merk der O. I. Compagnie, hebbende lieden, bestaan in de aldus in een gevlogten letteren tyf, niet kan in praktijk blijven, nadat die Compagnie zelve vernietigd is geworden, ten ge volge der Staats omwenteling van het jaar 1795. Het is niet minder zeker, dat die Resolutie niet konde worden veel min zoo nabij gerekend, ten tijde der voorgemelde voorzien ? Resolutie van H. H. M. M. Bij lecture der voorzegde Resolutie vindt men, buiten dien met betrekking tot het merk met zoo veele woorden gestipuleerd deze heilzame clausule, of op zodanige wijze als zulks, wegends de kleinheidder Het

zag zich nu wel verplicht een beroep op het Staats zelf te doen. Ter wraking van het verzet der Thesaurie in herinnering, dat de resolutie van hij nu zoowaar

penningen, het gevoeglijkstzal worden geoordeelt, waarbij aldus enige ruimte schijnd te worden overgelaten ten aanzien der eventueele muntslag. Het is al verder eene zekere waarheid, dat het van ouds geliefkoosd Scheepje reeds voor veele jaren op de in Indi6 circulerende schellingen werd gevonden 3 en het was op die en andere gronden, onder anderen
ik hierop reeds de aandacht. 1 op bl. 262 vestigde van den Raad den bundel uit op het Rijksarehief: getrokken en van der Asiatische den Raad brieven Bezittingen ?Minuut afgaande 59". in den jare 1802", gemerkt Aziatische Raad Etablissementen ? ? bl. 264. Verg. de noot brieven 1 In 3 De

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

267

gedetailleerd bij onze boven gedagte Missive van Thesaurier Generaal en Raden van FinanciSn van den 21 dezer...... dat wij hebben
geverseerd.in de zekere

kunnende worden gebruikt, niets natuurlijker Compagnie noch meer overeenkomstig met de omstandigheden konde worden ge oordeelt, dan dat het bekend Scheepje, dat alouden bij de Inlanders zoo veel vertrouwen inboesemend teken, aan het zelve werd gesubsti tueerd en dat het voorzegd Scheepje, uit hoofde van de kleinheid van een groot gedeelte der temunten specien niet kunnende worden gebragt onder het wapen der Republiek, werd geplaatst op de wederzijde der penningen. Dat dit doel trof, blijkt uit ondervolgend beroep d.d. 3 Mei 1802 lr C van het Staatsbewind Lichaam: geheim aan het

niet meer

persuasie

dat,

het

vorig

merk

der. O.

I.

schrijven Wetgevend

Burgers! Bij gelegenheid onzer deliberatien over den voet en wijze, waarop het Bestuur voor de de Goede Hoop zoude volkplanting de Kaap tevens Onzen aandacht behooren te worden ingerigt, hebben Wij tot de welke de form, volgens bepaald Muntslag van penningen, tot het doen van eventueele betalingen in de gemelde Colonie benodigd, voor het tegenwoordige zoude dienen te worden geSffectueerd. Volgens resolutie van Hun Hoog Mogenden van den 31 December Indische Compagnie 1793, moesten de penningen voor de Oost voorzien zijn van het gewoon merk Derzelve Compagnie, het zij onder het wapen der Generaliteit, of op zodanige andere wijze, als zulks wegens de kleinheid van de gezegde penningen het gevoegelijkst zou worden geoordeeld; dan vermits de meergenoemde Compagnie reeds zedert den Jaare 1795 is vernietigd, zal het naar Ons inzien, buiten enige bedenking zijn dat het voorheen gewoon merk derzelve Compagnie bestaan hebbende in de aldus in een gevlogten letteren ^, niet meer in de tegenwoordige omstandigheden van zaken, kan blijven
stand

ordening omtrent de Oost


zal behooren te worden

grijpen,

maar

door

een

Indische Colonien meerder

ander,

naar

de

thans

bestaande

ver

ingericht, teken

het daarstellen dezer nieuwe form hebbende aangaande is Ons daartoe het geschikst, en met den aart der onledig gehouden, Colonien het meest overeenkomstig voorgekomen, dat te munten specten aan de eene zijde met het gewoon stempel der Republiek, en aan de tegenzijde met de afbeelding van een schip worden voor zien, daar toch het van ouds geliefkoosd scheepje reeds voor veele Ons

nu

vervangen.

jaren op de in Indie circuleerende schellingen werdt gevonden, en dit teken de Inlanders aldaar zeer veel vertrouwen ten alien tijde

268

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

heeft ingeboezemd, wordende hetzelve dan ook door Hun op een zeer hogen prijs gesteld; ? terwijl de reden, waaromme Wij ver meenen, dat het voorzegd Scheepje op de wederzijde der penningen behoorde te worden geplaatst, hier in gelegen is, dat hetzelve, uit hoofde van de kleinheid van een groot gedeelte der temunten specien, onder het wapen der Republiek niet zal kunnen worden gebragt. En het zijn deze consideratien welke Ons bewogen hebben, U Lieden het nemen van het navolgend Besluit voor ie dragen \Volgt de redactie van het na te noemen besluit]. zoo spoedig mogelijk Ten slotte insteeren Wij, dat door Ulieden, op deze Onze voordragt worde gedisponeerd. Heil en Hoogachting! Samuel van Hoogstralen
van het

V*.

Per

ordonnance

Staats-Bewind,

(Handteekening Bij besluit van het Staatsbewind aan d.d. tengevolge executie gegeven van het Wetgevend Lichaam

onleesbaar). 1802 werd dien

6 Mei

het volgend geheim besluit van Gemeenebest: het Bataafsche

N?. 70. Dinsdag den 4n Mey 1802. Gedelibireerd zijnde op eene missive van het Staats Bewind in dato 3 Mey 1802 Le C. Is, overeenkomstig de voordragt, daarbij gedaan, beslooten, te statueeren, zo als gestatueerd wordt bij dezen, dat voortaan te munten specien zullen de voor de Colonie Cabo de Goede Hoop, worden voorzien aan de eene zijde met het gewoon stempel der Re publiek, en aan de tegenzijde met de afbeelding van een schip, en zulks in plaats van het, bij Resolutie van hun Hoog Mogenden indato 31 December 1793 bepaald, gewoon merk der Oost Indische Compagnie.
En zal Extract enz.

dezen stempel Wegens naam van Scheepjesgulden.

draagt 1 III.

de alzoo

gemunte

gulden

den

Het gehalte en de stempels van lietvoor de Kaap be


stemde, doch te Batavia
De Scheepjesgulden d. w. z.

belande
het

geld van een ton.

moest

Generaliteitsgulden,
1 Afbeeldingen in fig. 222, pi. IX

van

gehalte 200 azen

van den erlangen zilver2. Blijkt fijn


der Chtjs, zoomede

2Het is goed, dat de belangstellendo lezer het gehalte van 200 azen in

in fig. 32, pi. V van Netscher van Munten-Moquetten-1908 II.

en Yvn

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE dit


eeuw

IN 1802?1817.

269

reeds
later.

uit de hiervoren ondervolgende

opgenomen

vestigd Toen het N?.

door

stukken, het wordt be van bijna een kwart correspondence over de geschiedenis van van de schreef minister *, 1824 brief d.d. 30 November Herstel in het leven opnieuw Meesteren der Munt

J. C. Baud zijn Besckouwing Indisch muntwezen samenstelde Elout aan den volgenden het met Nederlands van Raden

Kolonien 25

geroepen college te Utrecht:

en Generaal

Tot toelichting van een onderzoek hetwelk thans omtrent de Indische munten plaats heeft, is het noodig, dat ik met naauwkeurigheid wete, wat de vergelijkende waarde was tusschen den Generaliteits Gulden, en den Gulden in der tijd ten behoeve van de O. I. Compagnie voor de circulatie aan de kaap de Goede Hoop gemunt. Ik verzoek het Collegie van Raden en Generaal Meesteren der Munt mij de verlangde opgaven in dezen zoo spoedig doenlijk te willen geven, latende ik bij ontstentenis van betere opgaven omtrent de innerlijke waarde van dien Gulden deze vergezeld gaan van een besluit van den 31 Decr 1793, waarbij is bepaald van Hun Hoogmogenden en het geworden, gehalte van deszelfs onderdeelen, die, zoo gewigt ik veronderstel hetzelfde gehalte en evenredige gewigt hielden als de
munt, waarvan zij gedeelten waren.

naar de voldoening aan dit op het Rijksarchief om bleef echter vruchteloos; schrijven mijn pogen daarentegen te kunnen verkrijgen uit het archief van de het dan misschien Het zoeken Rijksmunt door mij te Utrecht slaagde des hulp gewaardeerde Uit dat belangrijke van te beter, dank zij de zoo zeer den Heer Directeur Dr. C. ook, dat inderdaad

Hoitsema.

stuk blijkt mij

herinnering kom. Art. aldus: ?De

als vergelijkingscijfer daar ik er een en andermaal op terug houdt, van in den aanhef der moederlandsche 1816 Muntwet luidt gulden, als inunt-eenheid in azen van de dezelfde intrinsique provincien waarde gemunt, als de en noordelijke

voormalige generaliteitsgulden, twee honderd houdende derhalve fijn zilver....." Nederlandsche van 200 azen

men De het gewicht ofschoon veranderde. behouden, een van de had 6 nieuwe eng. 27{ aas; gulden Generaliteitsgulden gewicht was van genen van het gehalte 0.912 7 engels (10 penn. 22$ (10.766 gram); en werd van dezen 0.893. Zie noot op bl. 3 van Besier-1887. Uit dien grein), fijn hoofde alzoo Zie staat, indirect bl. 240. denk in de wet gespatieerd, ik, dat intrinsique te geven: te kennen niet in gewicht gelijk. namelijk

en 613 milligrammes) (negen grammes in nieuwe Ten der Generaliteitsguldens einde de vermunting zoo min mogelijk te maken kostbaar werd de waarde guldens,

om

270

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDlfi

IN 1802?1817.

het gehalte van den Kaapschen den Generaliteitsgulden. Trof in Baud's verdient N.? Beschouwing in zijn geheel aan, gekend

gulden gelijk was aan dat van trouwens reeds ik deze conclusie van het Muntbestuur *. Ziehier den brief: 1824. te worden

het antwoord

1434/735.

Utrecht, den 6 December

N?. 25, onder Uwe Excellence heeft, bij missive in dato 30 Novb. II. te kennengeving van deszelfs verlangen om met nauwkeurigheid te weten, wat de vergelijkende waarde was tusschen den Generaliteits Gulden, en den Gulden, die indetiijd ten behoevevan de O. I Compagnie voor de circulatie aan de Kaap de Goede Hoop is gemunt geworden,?
Ons de eer

Volgaarne aan deze uitnoodiging met de vereischte juistheid willende voldoen, vermeenen wij te moeten opklimmen tot de eerste autorisatie welke door de voormalige Staten-Generaal op de destijds bestaande tot het munten van zilveren Nederlandsche Stand O. I. Compagnie met is het penningen, kennelijk teeken der gezegde Maatschappij resolutie was van den 21 Dec. 1785. 5 Hetgeen tot dezelve aanleiding had gegeven was de destijds plaats hebbende omstandigheid, dat de O. I. Compagnie, behalve de dukatons, tot welker aanmunting met 't merck V. O. C., dezelve in den Jare 1727 was gemachtigd ge worden, veeltijds aanmerkelijke verzendingen naar de Oost-Indifin Deze
deed, zoowel van verstrekt geworden.

aangedaan

om

eene

opgave

deswegens

van

ons

te vragen.

(drie guldens en guldens namelijk) welke reeds in den omloop waren geweest, als van die, welke voor hare rekening, door de Muntmeesters dezer landen opzettelijk voor den dienst der O. I. Compagnie wierden Door den hoogen koers, waarvoor de O. I. Compagnie opgemelde Drie Guldens en Guldens in de Indien uitgaf, kon dezelve, daarvoor, een hoogeren prijs, hetzij dan bij inkoop, hetzij hier te Lande, bij eene dadelijke aanmunting, besteden, dan wel de bepaalde legale waarde binnen 's lands van 60 en 20 stuivers respectievelijk toeliet.Het zilver muntmateriaal klom, daardoor,. verre boven den prijs, in den muntvoet van onze evengezegde standpenningen, gelegd, en leverde tevens een hinderpaal op voor de voordeelige speculation, welke de in de toenmaals nog bestaande behoefte naar com speciehandelaar mercie rijksdaalders of zilveren dukaten, anders vinden kon. Resolutie wierd alzoo wel Bij voorgezegde Hun Hoog Mogende
8 Mijn aanteekening stuk. bl. 259. op bl. 261 noot 1 over de onhelderheid der uitlegging gemunt.

zoodanige

Nederlandsche

zilveren

stand penningen

geldt dit 2 Verg.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

271

bepaald, dat de zilveren standpenningen en hare gedeeltens, die van reeds in den jare 1785 waren gedaan wege de O. I. Compagnie munten naar Indian mogten worden uitgevoerd, edoch dat, bij ver volg, geene zilveren standpenningen, of gedeeltens ten behoeve van zouden mogen gemunt, noch naar de Indian voorgem. Compagnie verzonden worden, dan die met het kennelijk teeken van dezelve Compagnie in den stempel gegraveerd, zouden wezen voorzien. Buiten evengezegde verandering in den stempel bleven, alzoo, de voor O. I. bestemde zilveren standpenningen, ten aanzien van derzelver innerlijk bestaan, en mitsdien van gewigt en gehalte volkomen dezelfde als die, volgens de bij Hun Hoog Mog. Resolutie van 25 Mei 1694 gearresteerde instructie waren geordonneerd, gelijk dan ook, bij de verantwoording van de respective Muntmeesters wegens den muntslag der O. I. Standpenningen dezelfde voet en wijze van onderzoek en beoordeeling opzigtens derzelver gewigt en gehalte, bij de Raden en Generaal Meesters plaats had, als omtrent de gewone Nederlandsche standpenn. steeds wierd in acht genomen, zoodat dan ook, overeen komstig het Reglement op het werk van den essaai, door Raden en Generaalmeesters, op den 24 Decb. 1699, met qualificatie van Hun Hoog Mog. vastgesteld, de gehalte van den Gulden, naar de uiterste remedie, op 10 penn. 22 J grein, voor voldoende wierd gehouden.

Dan daar, bij voorgezegde instructie van 25 Mei 1694, alleenlijk gewag was gemaakt vanDrie guldens, guldens en halve guldens, doch van geene verdere onderdeelen, wierd, bij resolutie van H. H. M. in dato 31 December 1793, waarvan bij. U. E. bovengemelde missive een afschriftwas gevoegd, op het verzoek van de toenmalige bewind hebbers der O. I. Compagnie, naar aanleiding van het verlangen van het Gouvernement aan de Kaap de Goede Hoop, de autorisatie op de O. I. Compagnie verstrekt, om ook kwart en achtste guldens op
de munten dezer Landen te doen

jare 1802 is wel uit hoofde van den toenmaals plaats staat van zaken, en het niet verder aanwezen der O. I. Compagnie, eene verandering inden bevorens gebruikten stempel voor de O. I80*16 muntspecifin noodig geacht, waartoe destijds voor de O. Ische gulden en zijne gedeeltens, een scheepje met het omschrift India Batavorum is gekozen geworden, dan met deze nieuwe bepaling in het stempelwerk, is overigens met opzigt tot het gewigt en gehalte In den hebbenden dezer stukken, alles op den vorigen voet gelaten, en geene de minste

dat de voorzeide muntspecign, ten einde waarlijk gedeeltens van den gulden uittemaken, naar de instructie op de voorz. guldens, en alzoo die van 25 Mei 1694, zouden moeten worden gereguleerd, zooals dan ook, de voorzeide onderdeelen van den Gulden tot dezelfde gehalten, en in eene juiste evenredigheid ten aanzien van het gewigt, zijn bepaald en opgegeven geworden.

slaan,

met

dien

verstande

echter,

272

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

verandering gemaakt geworden, zoodat wij, ter voldoening aan de door U. E. van ons gevraagde opgaven geene bedenking vinden, te antwoorden, dat de gulden en deszelfs onderdeelen, indertijd ten behoeve van de O. I. Compagnie voor de circulatie aan de Kaap de Goede Hoop gemunt, van dezelfde gehalte en in eene volkomene evenredigheid ten aanzien van het gewigte, als de voormalige Gene raliteits-Gulden, zijn geordonneerd geweest. verzekering, dat het gehalte van den aan dat van den Generaliteitsgulden, is Scheepjesgulden gelijk en Van der Chijs, bl. 106, onder stemt de opgave bij Netscher staat 0.917; N?. 32, waar het vermeld terwijl dat van den Niet geheel met deze Nederlandschen N?. die

van de muntwet van 1816 Ned. Stbl. gulden er te zijn aan dat van den wordt 50, gelijk gezegd is in milliemes zie noot 1, bl. 239 912, Generaliteitsgulden

van mijn Teruggave. Dit verschil wordt echter opgehelderd door een schrijven d.d. 10 Maart 1914, dat ik mocht ontvangen van den heer C. Hoitsema. opzichten in zijn Ik acht den inhoud van dien brief ook in andere van belang genoeg om het, wat het hier met ZEd's medeweten, geheel zakelijke te doen

betreft, volgen: In de

eerste plaats zend ik U afschrift van den brief van den Minister, d.d. 30 November 1824, aan Raden en Generaal-Meesteren der Munt, met bijlage, alsmede van het antwoord d.d. 6 December 1824. Er blijkt uit dat in 1785 machtiging verleend is aan de O. I. C. om zilveren Nederlandsche standpenningen (3-gulden, gulden en J-gulden) n.l. \f daarop te laten aanmunten, mits het teeken der O. I. C, voorkwam. In 1793 uitgebreid tot }- en {-guldens, terwijlde aanvrage van de aanmunting dezer onderdeelen gemotiveerd werd door de be hoefte aan klein zilver aan de Kaap. Steeds moest 't gehalte gelijk zijn aan dat van den ouden Generaliteits-gulden, het gewicht met dat van dien gulden in evenredigheid staan. Of aan deze muntslagen toen uitvoering is gegeven, kan iknog niet
volkomen zeker zeggen.

is men in 1802 (onder de Bataafsche Republiek) tot nieuwe stempels voor de Indische Bezittingen overgegaan voor de guldens en onderdeelen, n.l. tot het scheepje met omschrift en hiervan bestaan gulden. (van 1802) exemplaren van af den gulden tot en met den Alles geslagen op den voet van den ouden Generaliteits-gulden, d. w. z. voor den gulden 200 azen fijn zilver inhoudende (het gehalte hiervan was 912,3 duizendsten). Zoo zal het dus moeten zijn als de uitvoering van den muntslag goed is geweest. Nu denk ik verder (bewijzen heb ik nog wel niet) dat men onder Wel

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE den

IN 1802?1817.

273

?Kaapschen guldens niet een stuk met ander uiterlijk of andere samenstelling heeft te verstaan, maar dat de naam gebezigd werd, toen men de O. I. C. gulden naar de Kaap wilde verschepen. Dat Netscher & van der Chijs het gehalte van de guldens en onder deelen (Generaliteits en die voor de O. I. C.) stellen .op 0.917 zal wel fout zijn en vermoedelijk hieraan toe te schrijven, dat het gehalte van deze specie van ouds was ?11 penningen", d. w. z. 11/12 fijn of =fc917 duizendsten, waarbij dan over het hoofd is gezien, dat hierop een reductie was toegestaan van 1\ grein, waardoor de laagste gehalte grens werd 10 penningen 22| grein of 912,3 duizendsten. Dit is dus, ten overvloede gezegd, het gehalte van den ouden gulden, dat, te zamen met het vastgestelde bruto-gewicht aan die munt een inhoud fijn zilver voorschreef van 200 azen. *, is het geld wel naar de Kaap gememoreerd te Batavia vinden dit mede gezonden, aangebracht. Wij ?10 in het plakkaat d.d. in dl. 1803, opgenomen April gedeeld Gelijk reeds doch XIII, Chijs aantal bl. 617?618 van van het Plakkaatboek, en door Mr. Van der lezen wij, dat het eenige toelichting voorzien. Daarin naar wij zilverstukken, moetende lazen, uit bestaan, guldens, bedroeg:

t> iy ?> i> A Al die

| f:57670; \ f:39600; \ f:36000 ; i f: 67200 en TV f: 38400.


stukken hadden Aan ter eene ieder der zijden

ter ander zijde het scheepje; van het wapen stond: 2 I-G; A-G. i-G; *-G; i-G; Voor aanwijzing van de bron der toelichtende mededeelingen, schreef Mr. Van der Chijs: ?Volgens de resolutien der Indische van 22 1803." Nevens het plakkaat der gang April Regering het wapen.

dat in extenso werd afgedrukt, zijn er dus nog baarverklaring, is wel zeer resolutien op dien dag uitgevaardigd. Het andere wat het is dat niet Plakkaatboek geweest; uitvoeriger jammer, dit betreft vooral ook het in de toelichting voorkomende, dat 1803" het geld te Batavia in circulatie is ge ?in September bracht, van de omdat tevens daarin misschien speciale hoofdstuk XIII. Volgens vermelde
1 Op bl.

Indische

emissie

wordt gewag ad 3 ton, waarover

gemaakt nader in boven

dus het toelichting vertegenwoordigde in heele guldens van: zilvergeld een waarde de
232.

2 Zie de af beeldingen in fig. 32 t/m 36, pi. V, van Netscher en V. d. C,


zoomede

Dl. 70

in fig. 221

t/m 226,

pi.

IX,

van Munten-Moquette-1908

II.

18

274

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDlfi

IN 1802?1817.

} : f57670 -f? : f 19800 +


f 97270 zilver. Hierbij 358400 kwamen: heele en de 156800

{ : f9000 + i : f8400+
halve ?of te zamen

tV : f2400

duiten ?in

alzoo, van f 100000". Dit op De

besluit

toelichting:

alles bedragende

f 2730", eene som

komt hierop neer, dat de Kaapsche 160 duiten; immers:

gulden werd berekend

358400+ ^
duiten

voerden

436800 d. i. ^=
geen scheepje;

160 duiten.

Batav(prum), scheepje op de zilveren munt, doch op het koper aan omschrift in het midden; den kant van stonden ter wederzijden en 5? 5? met Nederlandsche dan van de heele daaronder en halve

zich enkel

het Indae

in de plaats daarvan bevond zijnde het omschrift van het las men dit

het wapen duiten de cijfers in het midden een G. 1 Naar een stuiver, stuivers ge daarentegen om de ver

berekening gingen er acht duiten op van 160 duiten op 20 de gulden waardoor naar Indische berekening gingen er rekend werd; 2 reeds vier duiten op. was Wei het destijds een zonderlinge gewoonte
in fig. 39 t/m 44, afbeeldingen in fig. 227 t/m 242, pi. IX en X, men ontwaart de afbeeldingen variation; voor. Dit overeen stemt ook duit enkele de 1 Zie zoomede

en V. d. van Netscher pi. VI, C.} van Munten-Moquette-1908 uit II; het komt doch op geen schip met het desbetreffend besluit, over zilvergeld. vermeld immers enkel handelend op bl. 268, 8 Zie art 7 van het besluit der d.d. 8 Maart 1802 op bl. 263 en het besluit ? over den aanvoer van dergelijke In een mededeeling Thesaurie op bl. 265. ? van 15 Juni 1804 (Plakkaatboek, dl. XIV, duiten ? zie het plakkaat bl.53) voor die duiten producten staat ook, dat, waar in Indie zouden worden gekocht, ze moest men dat is agt duiten berekenen ?tegen de vaderlandsche waarde, voor een gulden en twee en vyftig stuivers voor een stuiver, twintig stuivers voor een halve piaster". van duiten En in een officieele deze bezending, III leest men

Munten-Moquetten-1909 van 8 duiten lands, denzelfden

f 59.552 totaal :16". Evenzoo vermeldtover op een stuiver van 5 Juli 1804 (Plakkaatboek een plakkaat van duiten aanbreng in Indie dl. XIV, bl. 61), dat die duiten werden verklaard: ?de gangbaar zo als de duiten alhier vier en de halve Indiasch heele agt op een stuiver van ouds gangbaar van den en staat in de Indische bezittingen zijn". Een ander stemt met de algemeene mededeeling van een agtste een om de Oost van alleen ? van Munten-1786: op bl. 319?320 of 2 penningen, stuiver wegende 's Compagnies Indie zijn duiten met

en der duiten opgave gespeoifieeerde in noot wedergegevcn 1, bl. 252 van a f 10. Neder in totaal: ?5955/y zakken

zoo en zijn dubbeld veel waard, gangbaar, van het woord 4 penningen." de herkomst Over duit lees ik namentlijk van deux, 2 azen" die overigens ?wellicht (Schimmel, bl. 5), een verklaring, niet veel wijzer maakt. ?De Duit gold \ stuiver of ? cent." Schimmel bl. 33, noot 1.

is in Holland nDuit, ruim 2 engela, doch haar merk geteekend

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

275

der munten uit te drukken in stuivers 1 ; waarden gelijkende en gelukkig was stellig dit gebruik niet, reeds daarom niet, woord het ?stuiver" hetzelfde wilde zeggen in wijl geenszins in Indie 2. Zoo nog de Indische verkondigde van ?de dat Nederlandsche stuiver* 1817, muntpublicatie Januari zoo ook memoreerde telde 5, ?de Indische stuiver* 4 duiten; een plakkaat d.d. 5 Juli 1804 ten aanzien der gangbaarverklaring van duiten: ?dat de heele vier en de halve agt" telden ?op Nederland een stuiver bezittingen van Juni ouds, Indiasch, van den valt b.v. zo als de duiten alhier in de staat van ouds en

Indische zijn" 3; en dat gangbaar 13 terug te brengen tot een plakkaat van ^

voor Indie de het vorig jaar in Nederland 1724, waarbij duiten gangbaar werden ?ende sulks wel verklaard gemunte tot vier stuks voor een enkelde dan wel tegens agt stuks voor een dubbelde herinnerd, hij was
1

dat

had;

stuyver" 4. Ten overvloede wordt er aan den stuiver als geldstuk ook niet altijd munt 5. dus dan slechts een denkbeeldige silvere men

.aan

't eerst voor om een stuk van 2 groot stuiver ?In 1454 komt het woord over munten van Holland te duiden", leest men in noot 2, bl. 164 van maar men van een munt reeds v66r dien ?kende Stephanik lang (1897); tijd werd dien naam", memoreert bl. 5, noot 4; en verder: nDe naam Schimmel, als de vertaling gebruikt tijd in de muntplacaten van het woord Pattart, voorkwam." veelvuldig van het woord herkomst dat Veel wijzer maakt ver Hoe evenmin. in den Bourgondischen ons deze zich uit

mededeeling strekte het

over

de

van Schimmel na te om een woord Stuiverstelsel, (bl. 6), schrijven houdende (bl. 353?362), blijkt ook o.a. uit bijl. Ill mijner RopvjenverhandeHng van de zilveren een ?G-eschiedenis en waarin in Nederlandsch-Indie" ropij van de waarde * Het Indisch daar vermelde stukken door stuivers wordt uitgedrukt. van 1825 veroordeelde als volgt deze gewoonte, muntrapport van ook door den kolonialen 1817 gevolgd: wetgever ?Het zai wel overbodig dat het tot de grootste zoude leiden zijn, hier aan te merken, ongerijmdheid van eenen van de waarde tot maatstaf den koperen zilveren duit penning, aan onder te nemen, die slechts als kleine onontbeerlijke en hoezeer de geldspeoien vervullen kan; anders ook, scheidemunt, dit beginsel deze Er eene bij de plaats onder al de

hoe ongaarne wij uit dien hoofde, Excellences aandaoht zullen Uwer

werpelijke publicatie geheel en al schijnt uit het oog te zijn verlooren, en


op moeten inroepen." hier onder dwaling wordt hier bedoeld, moeht worden.

tusschen de geldspeoien dat geen onderscheid gemaakt 8 bl. 61; mede dl. XIV, reeds aangehaald op bl. 274, noot 2 Plakkaatboek, hierv66r. * dl. IV, bl. 177. Plakkaatboek, 5 In een noot van het Indisch van 1825 vindt men over dit muntrapport van de volgende stuiver den op het plakkaat denkbeeldige aanteekening van 4 November 1658 {Plakkaatboek, dl. II, bl. 310?311): ?De St. van welke

276 Hetzij

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

80 dan wel 160 duiten intusschen de Scheepjesgulden aantal niet met dat van een in stemde ieder telde, zijn geval azen tellen 120 van de dan moetende 200 ad gehalte, gulden zullen de Alzoo in Indie als regel circuleerden. die duiten, dan de hebben duiten een andere waarde gehad Kaapsche Indische, hetgeen ook overeenstemt met het vermeld plakkaat van ~19 1803, dat wel besluit het zilvergeld eerlang in circulatie April

te zullen brengen: ?doch de duiten vooreerst aan te houden, *. als geen gelijke waarde hebbende met de thans circuleerende,, Het blijkt niet rechtstreeks, wat met deze duiten werd gedaan. 2 verklaart wel duiten Het gangbaar, plakkaat van 5 Juli 1804 zyn aan ?jongst alhier uit de Bataafsche Republiek kan echter Dat Jongst bezwaarlijk betrekking hebben gebragt". van 'n \\ jaar te voren. Er was echter mede op een bezending een bezending in Juni 1804. Bij plakkaat van den uitgekomen 15n Juni 3 werd aan den ?capitein van het Americaansche schip, Coffin" verlof verleend ze te lossen 4. Gelijk Penman, Alexander doch die
1| een zilveren St. moesten aan den welke was derhalven niet bestaande, uitmaken, van de naam ligte St. wordt gegeven, zilvere St.,

een in

penning, ingebeelde van onderscheiding noemd zware wordt. St. tot De het

Nederlandschen onderscheiding tusschen liever verschil tusschen

ligte 1767 jaar ? St. Eerst

wezenlijken of courante

gelijkstandig in dat jaar tusschen

stuiver ge die zware stuiver, in 1744 afgeschaft bleef de zijnde, aan den zilveren of in waarde toen Indisch er eene en duidelijke stellige en Nederlandsch of geld, een koers van gelden met

wordt den

gemaakt Indischen van

en Nederlandschen

de thans nog bestaande 20 en 25 prct, ontstond ? den prijs van den stuiver Indische die op 4 koperen duiten, ingebeelde of zwaren ter wij I de Nederlandsche stuiver bepaald blijvende, afgeschaften van St. de waarde wordt ? duiten St. op 5 gelijke zilv. gesteld $ Ned. beide erlangde." 1 Als het zou kunnen meer Netscher der duiten iets gewichtversohil ? niet het geval hetgeen bewijzen hebben dan de Indische; waarde en v. d. G. wegen de duiten voor is? althans in de waarde de betrekkelijke de Kaapsche dan moesten het muntwerk blijkens in 18* eeuw geslagen

duiten van

Nederland 2.15 tot 2.8 wichtjes (bl. 103), de duiten van 1800?1806/7 (bl. 108)
3.1 wichtjes. gemiddeld * dl. XIV, Plakkaatboek, dl. XIV, Plakkaatboek, 4 bl. 188?189 Volgens de in 1803 aangekomen derhalve brachten door dien ?bevestigd": ?op 5 Juli bl. bl. van 61. 53. II zijn nochtans ook

en opgegaan bezending zullende de nieuw aange gangbaar verklaard", een nader soort Uit dezelfde ?van zijn geweest". ?vermoedelijk" van ziet de vermoeden opgave lading, hij zijn gevonden Schrijver 1804 zie noot 1 op bl. 252 van Munten-Moquette 1909 III.

Munten-Moquette-1908 in deze duiten Kaapsche

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE wij hierna nog zullen aan den Raad bewind lezen

IN 1802?1817.

277

of andere producten in betaling ontvangen, is agt duiten voor een dat de vaderlandsche waarde, ?tegen en voor een twee en vijftig stuivers twin stuivers stuiver, tig gulden voor een piaster0. Het was in die dagen een buitengewoon middel om Indie te helpen in zijn dringende behoefte aan contanten. 1 daarvoor t.w. IV.

(op bl. 287), droeg het Staats der Aziatische op om de bezittingen te verkoopen, onder voorwaarde, duiten aan Oost-Indie-vaarders dat zij de mede gelijk met Coffin o. a. was gecontracteerd, munten te in 'sLands kas Batavia zouden storten en gebrachte suiker

Van de in-kas-tellingen en het door particulieren te Batavia aanvoeren van contanten tegen vergunning tot het koopen van Iandsproducten.
Gelijk de lezer weet, moest in den Compagniestijd de.regeering te Batavia, de onder verschillende overeenkomstig benamingen in natura, dan bestaande verplichtingen, opgebrachte goederen
1 Gelijk handelende naar Kaap in den stukken Indie. een paar zullen teksb medegedeeld, hierover wij met The Penman de reis via De kennis maken. deed nader van den Aziatischen in een besluit Raad Althans d.d. 3

October 1803, van den Raad

standplaats zijn stemt echter niet geheel het directelijk, dat ik vind aangeteekend Hiermede in een besluit d.d. 6 October dat zekere J. H. de Hoogh, ?den 28 1803, voor tot Assistent verlof verzooht 1803 India ?om met April aangesteld", het thans te Vlissingen Penman) gereed leggend Amerikaansoh schip, genoemd van daar naar Batavia te zeilen." ? Alexander De Kapitein Coffin, directelijk hiervermelde aanvaard Mr. de of

ik aangeteekend, dat Mr. Gerrit Buijskes, vind ?secretaris aan de Kaap van Justitie met dit sohip naar de Goede Hoop" zou vertrekken". binnen bodem drie weken ?welke ging

om in Oost-Indie te worden. Toen alzoo bij het tractaat geplaatst requestreeren aan Engeland van 1814 de Kaap een request, voorgoed bleef, zond laatstbedoelde aan van het 24 October departement 1814, gedagteekend 's-Gravenhage, en Kolonien 242 zie hierv66r bl. onder Requesten Koophandel (Rijksarohief, Koningskabinet), te Batavia wel van in Itunnen naar Batavia bl. 118, dl. houdende te willen

trof het slecht, want nauw had hij zijn betrekking Buijskes de Kaap, waardoor opnieuw Engelschen bemachtigden hij en als advocaat verloor. Hij bleef er intusschen wonen notaris, zijn betrekking aan ons zou vrede de Kolonie dat bij een algemeenen weder verwachtende dat dit niet mocht het geval worden Voor teruggegeven. echter, gebeuren, voor hem te den lateren Commissaris-Generaal, machtigde hij zijn broeder,

om zijn broeder van Justitie ?als lid van den Raad daar deze zich bevond ?in het geval Voordragen", voor meer en agt kinderen te de Kolonien geen bestaan zijn vrouw van de Kaap met Inderdaad Indie's Herstel vinden". is G. Buijskes II gekomen, van mijn waar Van lid werd hij de Oraaff-brieven. van het Hooggerechtshof: zie

278 wel geld, de

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE goederen

IN 1802?

1817.

opzenden o. a. neer, dat, wanneer niet gezorgd werd voor.toe van uit Europa kas de middelen miste Lands zending geld, \s om haar eigen huishouding te betalen. Een meest goedkoope manier tot het verminderen zooveel mogelijk van de bedragen hierop of meer kostbare altijd min die naar het vaderland menschen, naar Holland zenden, geld wilden in de Indische gegaarde penningen dier

verkregen door koop, althans ten koste van naar het moederland. kwam dit Economisch

te verplichten hun over kas te storten, terwijl zij die dan in Nederland konden terugbekomen: men noemde dat 1 een met onheldere in-kasse-tellingen. eenigszins uitdrukking: evenzeer wel dat tellen van gelden wilden Belanghebbenden of op assignatie, zooals het ook heet. Zij op wissel aan de gevaren der daardoor hun fortuin niet bloot men was der stelden reis en

was de gelduitzendingen uit Indie terugkeerden of

geweest op het terrein eenigszins bescheiden men te zeer in den kijker. toch niet al stille winsten, liep scheen het geenszins onbillijk, gelijk het reeds spoedig Overigens na de oprichting der Compagnie plaats vond, dat slechts met om want zoo geld geld of op pari dit overmaken geschiedde; de bij vond, de overzenders konden dan evenmin hun geld op rente zetten. Deze vaartijd toen mededingende zaak vertoonde echter een ander aanzien, in handelaren den Archipel eenerlei belang als de Compagnie Compagnie toch in den hadden werden verlokt om geld in Indie zelf te verkrijgen. Leverden de namen, het geld zou worden toevertrouwd, geen bezwaar, dan overzenders in Indie al gauw door percenten, opgeld, om ten behoeve dier vreemden er baat

wanneer

waaraan

hun penningen buiten wanneer te houden, de Compagnieskas nog te aanlokkender, de vingers wat al te lang waren geweest! De Indische regeering ? uit in belangeloosheid uit menschen, die steeds bestaande voor konden de noodzakelijkheid doch wier leden ook munten, te te zenden ? staan om geld naar Europa had intusschen en voor kas der betaalde den stand zorgen dientengevolge evenzeer opgeld, loopende van 4 tot wel mede onbaatzuchtige meer dan eens gaven
1 bron Mijn der Be8chouwing ledige gegevens. voor

lieden, vonden last geen opgeld

10 percent. De XVIIen, dat hoogst verkeerd en te geven; doch

als dit

ik hier mededeel is een voortreffelijk gedeelte hetgeen van Baud, in Holland werkte vol die echter op niet geheel zou hem goede hebben bewezen! PlaJckaatboek diensten Het

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE bevel werd wel waren, nagekomen, te verstaan in een zich verminderden

IN 1802?1817.

279

Franschen denden

lang en Denen, door hooger de percenten opdrijvende naar Nederland vertrekkenden of althans derwaarts gelduitzen verlokten overtreden. 1 De gestrenge bepalingen tegen gelduitvoer Indische regeering hun Meesters inHolland bedroeven met de

onmiddellijk de stortingen, de dat nog op Jacatra tijd, Engelschen daarna in Bantam en, zoowel als ophielden

te

nu

voor het duurder zijn Of Gouverneur-Generaal eeuw dat ook

zichzelf genomen stellig niet onjuist, maar daarin een motief te tot het opzetten van het geld kon niet door den beugel, tot andere omdat het aldus verbreken van de juiste verhoudingen was met in het erkende de reden dat feit, geldsoorten strijd vinden van het en Raden

percentenberekeningen te han fatsoenlijk zijnde om clandestien met den vreemdeling er wat vond Dit is wel anders delen, op. belangrijk! en zullen er nog van hooren* hebben al veel gehoord Wij dat het geld in Indie meer waarde had dan in Europa. Op

niet altijd willende

en te

geld algemeen werkende was. van de eerste helft der 17de

niet inzagen? Het Indisch muntrapport van 1825 neemt geen kwaden trouw aan, anders een beschuldiging, die de XVIIen deden ?Men is in hooren. Nederland, duidelijk genoeg en nog op dit oogenblik geweest, om der de reden van de willekeurige verhooging gedachte eenen te te lande hier zoeken in muntspecien baatzuchtigen geneigd kapitalen met ongeoorloofde over te maken. Wij deelen nogtans weg naar het moederland en vermeenen niet in dit gevoelen, integendeel dat ook hierin, even als dikwerf in vele andere zaken, het gewrocht voor de zoo het aan de eene zijde, eene daar is genomen, oorzaak waarheid is, dat de ontegensprekelijke van de omstandigheden voordeel hebben den anderen kant, ons even onbetwistbaar zulks noch Maar
1 *

zoo het schijnt",

leest men

verschoonend

in dat rapport ?steeds niet vreemd van de

toeleg der

Indische

ambtenaren

om de door hen overgewonnen winsten en langs eenen bedekten

Indische waar

kapitalisten het, aan getrokken, voorkomt, dat

noch door aanvankelijk veel min door dezelve de crimineele

de

Indische

opzettelijk

potlood-aanteekenaar
op bl, 617, 32e oapittel

Regering ingezien, is geworden." bedoeld 2 deelde op dat rapport


van bet Ms. van Van Dam.

Volgens Verg. bl.

de Beschouwing 240.

280

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE teekende

IN 1802?1817. ten aanzien van het

en deze geenszins opvattingen niet opzettelijk bedoelen hier aan: Ik houd het ook Leest deze

?het was

in deze meer met den

van dien

uit den kring van wel onderlegde, herkomstig waren, dan schijnt er vol ervaringrijke kooplieden van het Indisch om aan de gemoedelijkheid doende aanleiding te de dat twijfelen, geloof Compagnie behoorlijk werd gediend tijd toch min of meer door als de gangbare waarde b.v. de Rijksdaalder den der van

men de bijzonder verstandige brieven van de XVIIen omtrent zaak en bedenkt men, dat de Indische regeeringspersonen

echter vrij duidelijk"! steller der Beschouwing.

specien nu en dan op te zetten, 50 tot 60 .stuivers. Immers dit

legde specien worden daler

of Reaal

tot de vordering, dat de aldus uitgegeven grond tot dienzelfden koers in betaling van assignation zouden in Indie den Rijks ?Toen de regering aangenomen: eenmaal van 50

uitgegeven had, was deze en het is, telkens wanneer eene aan de bewindhebbers beproefd,

tot 60 St. verhoogd en aldus vordering niet geheel zonder grond,

en andere middelen van remise aangenomen te ont onwettig waren verklaard. Om deze onbillijkheid van het ontbieden bedacht men, wijken, bedektelijk mingewigtige en slegte specien uit Nederland, en daar het Bestuur in Indie 250 St., werden voor het eens was met de remittenten

dat in Indie 6 Rijksd. gehouden, stuivers, met 5 Rijks. van 60 St. aan de dienaren werden vol in betaling van assignatien, daan, terwijl diezelfde 5 Rijksdalers, tot den Nederlandschen niet hooger dan dat is, tot koers,

betaling, geld om geld werd voor als eene onbillijkheid van 50 St. of 300 Nederlandsche

trouwens de leden (waaronder zelf behoorden) der Hooge werd tegen het aannemen Regering 1 van die specien aldaar geene zwarigheid gemaakt." Ik haal aan om den zegsman in zijn eigen woorden met be trekking tot de er schijnt geen missive voorstelling twijfel aan te maken; doch verantwoordelijk het kwade der praktijken te zijn. 1647 leggen de XVIIen de Indische

Bij

d.d.

4 October

ten laste 2. ?Zoo werdn, in deze regeering medeplichtigheid Comp. van een deel eygen baad verwijt de brief, ?de Generale zoekende mensche ende grotelijks gefraudeert"; uytgesoopen, ?ende alzo dit smakelyke profijten zijn, verstaan wij

ook dat

1 Baud in zijn Beschouwing. * De missieve in het breede

aangehaald

in Baud18

Beschouwing.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE zoodanige werden,

IN 1802?1817.

281

d.d. 29 Maart specie bij missive naar die wijze dat aandacht op, tot gegeven verhoogden wisselkoers voor de UEd. onbetamelijke winsten door Compagnie. tot nog

ligte courante specien in contant naar India gezonde 't welk in alle maniere dient gestudt". deze Daar herhaalden de XVIIen hun had, gevolg aanschrijving geenerlei van van de gangbare waarde tegen alle verhooging gebod 1649 van *. Zij vestigden er de doen aanleiding werd en alzoo een deur opende

laaten misleyden, ende schijnt, dat dit profijt zoo een daarmeede handelende aanzoet, ende wel smaakt", de

zoo hebben

ten nadeele van particulieren ?Wij zyn verwondert", merkten zij op ?dat by toe dit werk niet onderzogt is, ende haar daarinne ijder ?dat

smerte zoude indien daar jegens geen goede ordre Compe van munte ?in in alle welgestelde materie gesteld werde", zeer teer waarinne niet zynde, Republieken geconniveert, maar

UEd.

tot haar eijgen profijt ende nadeel alle personen daar meede van alle mensche handelende, rigoureuzelijk na de wette gestraft ?zoo na den ontfank moeten zullen meede UEd. werden"; over contante inde wisselbrieven dezes, aangetelde penninge bij verstaan worden te passeeren alzoo wy geen 10 prC. advance belooven, dat dezelve hier te lande niet anders betaald zullen als in contante

specien zonder eenige gepermiteerde om advance, geld geld gevende". deze zooveel scherper aanschrijving Ook schijnt niet het ge te daar de hebben wenschte gegeven bevelen gehad, gevolg en een van het alge verminkte ter kennis op onvolledige wijze

meen werden gebracht bij plakkaat d.d. ^^^^


goelijkend schrijft hierover ?Het schijnt evenwel dat van Heeren uitgedrukt, het de bewindhebberen

1649 2. Ver

niet ten voile heeft begrepen."

Indisch muntrapport van 1825\ de bedoeling Indische Regering in bovengemelde aanschrijving Maar Elout,

vervuld van

1 In het breede in Baud's Beschouwing. bl. 16?17. Verg. Van den Berg-Bijdragen, 8 Van dl. bl. 17?18. 132?133. Verg. II, Plakkaatboek, denBerg-Bijdragen,\A. o. a. gewag De heer Van der Chijs gaf een kleine op dat plakkaat, toeliohting van knoeierijen, inakende op bl. 133, als een voorbeeld ?in dit stuk" hetgeen (bedoeld missive dan wordt, niet het er boven van dat plakkaat in den aanhef maar de Patriasehe plakkaat, op bl. 132 even vermeld) wordt mede ? echter Eenmaal ?peruleros" genaamd. staande niet der Chijs moeten dus bUjkt, mededeelen, ook niet het waar over

over ligte realen van achten, gedeeld een toelichting had de heer Van gevende, om ging, het eigenlijk volstrekt hetgeen treden van de bevelen der XVHen.

282 de

AANMUNTINGEN slechtheid der

VOOR OOST-INDIE bestuurders, dus Baud,

IN 1802?1817. of wel de gelijkdenkende stelde er de potlood begrijpen,

Indische

schrijver

der Besckouwing,

op: kantteekening men ook thans wel

?welligt niet heeft willen eens doet"!

zoo als

1651 Hoe ook, de XVIIen gaven bij missive d.d. 25 Maart hun groote verwondering er over te kennen 1, zijnde o. a. ?Comps van de gelde ende haare spetien niet ordere op de valuatie maar de Reaal aldaar tot 60 stuijvers bleef conti nagekoomen nueeren. Wat men daar meede daar pozitive de generale ordre (zonder brieven aan van deeze

te geeven) niet vergaderinge en de ten spot steld, konne wij maar nakoomen vilipendeert niet begrijpen, maar wel dat daar onder vuyl gewin en eijgen Generaal ?ende dat de Gouverneur baatzoekinge schuijlen,,) in der tijd groot ongelijk gehad hebben ende niet konne verantwoorden, dat de ordre van deeze ver ende zoo gaande is niet agtervolgd gelijk behoort gaderinge over het hooft van haar heeren en meesters Indische Regeeringe India en de haar zelfs de wetten nimmermeer deze en de Raaden van

voor heeft dat de Compagnies eenige redenen ter contrarie in

wassen welke Ook

geleden mag nieuwe verklaring hebbers op het stuk der specien schijnt geen vrucht te hebben vandaar een nieuw scherp schrijven d.d. 14 October gedragen: dat de tevens een concept-plakkaat, 1651 niet alleen, doch behoorde af te kondigen en waarin hadden aangegeven dat onse begrepen de XVIIen ?Alsoo

zoude, het voorschrijven werden". van het gevoelen der Bewind

Regeering

hun

bedoelingen categorisch UEd. missiven gesien hebben de bij UEd. gelden aan2. ?Wij gelooven reductiede niet wel maar op niet haar

ordre op

wij uit 't stuck van deze brief

niet wel

is", vangt

pennige

zwaar geld hier te doen Comps profijte willen goede ontffangen ende ligt geld aldaar aantellen." Het resultaat was nu het plakkaat van 4 Mei 1652, waarbij eindelijk aan het andermaal te kennen
18. Verg. Van den Berg-Bijdragen, bl. 18?19.

is daar wijnig aangelege alzoo de Compagnie prinzipaalst maar zien ende welvaare behoudenisse moet, eijgen van met overmaaken die op eenige particuliere zodanige

?dat deze wel", zij nader, betoogden naar't vaderland haar overmakende, perzoone, gelden zal, alzo 25 pCt. al te smakelijke profijte zijn; gevallen

gegeven

verlangen

der

1 bl. Van den Berg-Bijdragen, Verg. * In het breede in Baud*8 Beschouwing.

AANMUNT1NGEN VOOR OOST-INDIE XVIIcn niet

IN 1802?1817.

283

Nederlandschen koers, het gebrek aan geld, dat dan spoedig zou geboren worden, weldra 's Compagnies het vertier van en andere goederen geheel zoude doen stilstaan. Die lijnwaden redenen worden. zijn

werd toegegeven 1. De Indische regeering liet nochtans na hare bezwaren te doen kennen. Zij meende, werd ver een was om dat koers noodig den uitvoer klaard, verhoogde van het geld, tegen te gaan en dat een herstelling van den bij

waren, naar hetgeen ons nog Ziehier, wat o. a. de gevolgen Dr. J. de Hullu herinnert in zijn artikel over de op voorschot naar Indie gaande ?Matrozen en soldaten op de schepen der Oost-Indische Compagnie" 2: Uitermate nadeelig voor de dienaren in Indie was de voet, waarop daar te lande van oudsher de betaling van de gages plaatshad. ?Dewijl namelijk de Compagnie (aldus Van Dam) de gelden daartoe vereischt wordende hiervandaan moet zenden met veel kosten, interessen en perikelen, en dat dezelve daar veel waardiger zijn als hier te lande,

te machtig ge op den duur den Bewindhebbers de hun gezond bleven handhaven door wel Zij meening maar aan verstand zich onderwierpen hetgeen de ingegeven; in Indie opgedaan, zeide, dat goed was. plaatselijke ervaring,

wordt die gedaan in licht geld , makende acht schellingen of vieren twintig dubbele stuivers een rijksdaalder van zestig stuivers, welke rijksdaalder het volk wordt aangerekend tegen vierenzestig stuivers en waarvoor zij op hare rekeningen worden belast, voor en in plaatse van die acht schellingen of vierentwintig dubbeltjes die zij ontvangen,
en worden de voorschreven vier stuivers op ieder rijksdaalder, voor

zooveel die in geld worden betaald, jaarlijks aan winst en verlies goed gedaan." In andere woorden uitgedrukt: terwijl iemand, die een rijks daalder ontving, maar een waarde van f 2.40 in handen kreeg, werd hij daar op zijn rekening voor gedebiteerd met niet minder dan f3.20. Natuurlijk was deze manier van doen niet zonder murmureering van de belanghebbenden ingevoerd ? zij zagen er een onrechtvaardigheid in die regelrecht indruischte tegen den artikelbrief? maar door den tijd had het gebruik een vaste plooi aangenomen. heb ik gevonden Te belangrijk de geboorte der irrationeele en nog zooveel verwarring stichtende geldopzettingen ? tot in ? in verband te de 19de eeuw onder de Commissie-Generaal! zien gebracht
1 Zie

met
dl.

de
II,

in-kas-tellingen,
bl. 175?176. Verg.

om

er hier geen

plaats
bl. 20.

? In deel 69 (1914) dezer Bijdragen, bl. 318?365; mijn aanhaling op bl. 343.

Plakkaatboek,

Van den Berg-Bijdragen,

284 voor ook

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-INDIE verder hebben

IN 1802?1817. wij voor ons onderwerp

niet

in te ruimen; doch te gaan. 1

zakte de Edele Eerlang en nam de Raad elkaar der XVIIen gebrek in een aan

in. Brief op brief uit Batavia wees op het angstvol contanten; en als dan, naar wij hieronder (op bl. 285) zullen lezen, door den besluit van het Staatsbewind raad

door haar voozen staat in Compagnie der Aziatische bezittingen de plaats

Aziatischen

de hoop wordt geuit, dat de in-kas-tellingen konden eenige leniging aanbrengen, waarom werd voorgestaan, zoo begrijpen dat zij ?op nieuw" zouden worden aangemoedigd, een wij nu, dat hiermede wordt bedoeld behoorlijk percent daarvoor zocht toe naar ook werd in het moederland ge zeggen. Dan om voor aan aldaar Indie bereid de koopvaarders onder belofte mits er te Batavia te

te koopen, duiten gemunte specie, specaal ze in Indie landsproducten zouden verkrijgen, met dat Indische geld voor betaald werd. Hiervoren noemde schip drietal Penman 2. Nu

dat

belangrijke te deelen gebeurde in zake aanmunting voor Indie nog mede tevens dan zullen raad zien, dat de Aziatische ophelderen. Wij zich voor zijn bevoegdheid onder in deze o. a. beriep op 3 volgend geheim besluit van het Staatsbewind:

ik reeds den aanbreng met het Amerikaansche moet ik de aandacht op een vestigen stukken, die de toestanden teekenen en het

H.H. Maandag den 26 July-1802. van Is gelezen eene missive den Raad der Asiatische Bezittingen en van Etabiissementen den 23 dezer, daarbij een zeer omstandig verslag doende van den nood, waar in de Indische Regering zich, ten opzichte
van contante

ten merkelijken nadeele van dezen Staat zelve wilde doen munten. om hier aan te voldoen, in gevolge de opgave van gemelde Dat, Regering, zoude benodigd wezen niet minder dan zes en negentig dien,
1 Zie * Zie echter bl. 277 de Van 1. noot den Berg-Bijdragen, bl. 20 vv.

voorzien, ten einde gemelde Regering in staat te stellen de soldijen te der Politike en Militaire Dienaren in Indie bij aanhoudenheid kunnen voldoen, en om te gelijk te gemoet te komen, aan de drin gende begeerte van den Sultan van Java, tot bekoming van eene quantiteit duiten en ander klein geld, welke dezelve, bij gebreke van

Penningen

bevond,

en

waarin

zoude

behooren

te worden

8 Op notulen een

30 Oct. 1802. De spelling van beide stukken is niet geheel gelijk.

het Rijksarchief in den bundol, ?St. Bew. gemerkt van het Staatsbewind 9 April 1802?31 December 411 houdende minuut-notuleri" de ?Secrete bundel N?.

N?. 444": ^Secrete in 1802", zoomede van 15 Juni?

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

285

tonnen Gouds; doch dat uit aanmerking van den bezwaarden en gel deloozen staat van 'sLands Kasse, en uit overweging dat van de alhier verkogte koffij en suiker Elf tonnen Gouds in Indie zouden worden betaald, den Asiatischen Raad vermeende, dat alnog ten minsten drie millioenen Guldens met den meest mogelijken spoed na Batavia
zouden behooren te worden

genomen, bijna de helft van het gevraagde zouden bedragen, terwijl men dezelve vervolgens van tijd tot tijd zoude kunnen suppleren, naar mate 'sLands finantiele vermogens zulks zouden toelaten; Dat gemelde Raad reeds deszelfs Departement van Finantien had om onder , geautoriseerd, approbatie van 't Staats Bewind, dadelijk eene quantiteit duiten te doen munten ten bedrage van vijftigduizend Gulden; terwijl dezelve bij de eerste gelegenheid na Batavia zoude verzenden de alhier aan handen zijnde duiten naaulijks Veertien dui zend Guldens bedragende, met en benevens eene somma van Vijftien duizend Guldens gemunte zilvere specien voor Indie, de laatste met oogmerk om de Hooge Regering bij voorraad met de nieuwe Munt bekend te maken; Verzoekende gem. Raad met eene somma van drie millioenen Gul te worden gesubsidieerd; en dat dens, ter verzending naar Batavia, tot herstel van het Publiek credit de bekende in Indie plaats gehad hebbende in kasse tellingen op nieuw mogten worden aangemoedigd en gefaciliteerd, welke mesure van dat effect zoude kunnen zijn, dat niet zoo veele penningen, derwaards zouden behoeven te worden ge

overgemaakt,

welke

sommen,

te samen

zonden, als buiten dat onvermijdelijk zoude moeten geschieden. Waarop gedelibereerd zijnde, is besloten, met approbatie van den door den Raad der Asiatische Bezittingen, tot het munten en last, verzenden van duiten gegeven, gemelde missive te stellen in handen van de Commissie van Marine en Colonien, om de concert met de Commissie van Financien het Staats Bewind deswegens te dienen van derzelver rapport, wordende dien onvermindert de voorsz. Raad bij deze aangeschreven en gelast, om het Staats-Bewind te dienen van derzelver bericht omtrent zodanige goederen en producten, als zich in de Indien in voorraad bevinden, en hier te Lande zouden kunnen worden verkogt,met bijvoeging tevens van deszelfs consideratien, omtrent de beste wijze waarop, de geldelooze staat van 'sLands Financien in aanmerking genomen, aan het verlangen van welgem. Raad, ter ver krijging van de noodige gelden voor de Indien zoude kunnen worden
voldaan.

Zullende

enz.

Hoe het hedenkelijke van den toestand bleef aanhouden, blijkt uit de behandeling door den Aziatischen raad van een request door de directeuren der Geoctroyeerde Afrikaansche aangeboden

286

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

de heeren Visscherij-societeit, J. R. Scrolten *. De Aziatische van een dam den Staat door door

Amster schrijven aan het Staatsbewind, gedagteekend 26 Augustus 1803 2. Hierin werd de aandacht gevestigd ?op treurigen toestand waar in de Aziatische Bezittingen van dezen zich thans meer het aldaar

de Vries en J. van Ouwerkerk raad zond naar aanleiding hier

op de agio in het laatst gedeelte des voorleden jaars 1802 be tot op 15 pr Ct, en die zedert gewisselijk reids gestegen was is." ?De Indiesche Regeering heeft niet ver nog hoger gerezen het ?het herinnerde zuimd", stuk, nog akelig yooruitzicht daar van bij herhaling ter kennisse te brengen, inzonderheid bij der zelver

dan waarschijnlijk moeten bevinden, zo wel plaats hebbende groot gebrek aan contanten, als het zo zeer vervallen crediet van het papiexen geld, waar

Gouverneur tember
1 De vrede aoortige bestuur

secreete missive van den 25e Juni 1802, welker voornamen van den inhoud Wij de eer hadden bij onze Secreete depeches aan te Ulieden mede Zedert 26 Maart dien delen. 11., tijd is ons eene van nadere secreete missive den nog ingekomen bij Generaal Dan en de Raaden de 1802".
Afrikaansche van Amiens.

volgt

van Indie, gedateerd 17 Sep van den uiteenzetting treurigen

na den was in de Kaap opgericht Visscherij-Societeit tegen zeer hoogen Zij nam daartoe prijs over een gelijk die de Engelsohen hun voorafgaand tusschen gedurende indenting, in 1806 verklaarden hadden in het leven geroepen. Met de herovering de eigendommen der Maatschappij als staande verbeurd, tot de overwonnen in betrekking ootrooi ?Dus Regeering. het hun zoo duur afgekoohte der Engelsche maat eigendom

de Engelschen alle door het verleende hernamen schappij

Kapenaars, werd verbeurd verklaarde, werd had, op Java van N. G.

zij ook nu met geweld en beroofden tevens hunne de eigene onderdanen, eene zoo wel als het andere die deel daarin Het hadden genomen! en ook later, schoon Janssens op zijn woord verklaard, in het verdrag mede der Maatschappij hij het eigendom roof noch teruggegeven, deze noch zelfs tegen Engelsche dat Deze aanhaling op bl. 439 ?440 van van eer bedoeld eischen

verrekend."

?Geschiedenis Kampen's naar hiervoor de Schrijver verwijst den Nederl. door Koophandel, uitgegeven en geschreven te Haarlem" Wetenschappen De dien naam, waardeerde, lezen wij op bl.

van dl. Ill, 2e stuk (1833) der Nederlanders buiten Europa". over bl. 46, 59 en 70 eener ?Verh. de Hollandsche door Ouwerkerk Maatschappij de Vries. ? van Over

over, die mijn aandacht 5 Op het Rijksarchief van brieven afgaande menten van primo

bl. 38. Hoe Falck de verdediging verg. mijn Herstel, weinig die ik in mijn daar Falck-Borneo deed aangehaald afdrukken, van Falck1 s Gedenkschriften. Dr. Colenbrander nam op bl. 233?234 van dat werk dezelfde 419?420 brochure uit Ouwerkerk's bladzijden van Falck Borneo. bl. 16?17 getrokken, blijkens in den bundel, gemerkt Raad 60": ?Minuut ?Aziatische en Etablisse den Raad der Aziatische Bezittingen hadden 1803 tot ult? April 1804."

Januari

AANMUNTINGEN staat met

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

287

om verlof te geven tot verkoop van pro aanbeveling in ducten Indie. Deze verkoop van producten werd o. a. in den vorm toegestaan aan de firmaWiselius onderstaanden bij geheim besluit van het Staatsbewind 1803 lrP; wij zien d.d. 2 September er uit, dat invoer van immers duiten" ? ?zogenaamde Compagnies in de Compagnie bestond niet meer, doch haar duiten bleven ? uitmaakte 1 : de herinnering voortleven mede een voorwaarde Gehoord zijnde het gerapporteerde van de Commissie van Marine en Colonien, ingevolge van en ter voldoening aan het Besluit Com missoriaal van den le dezer Lett. A gefixamineerd hebbende het Rap port van den Raad der Asiatische Bezittingen en Etablissementen van den 31? Augustus 11.gerequireerd den 26e bevorens Lett. P P P P P P P, op het request van Iperus Wiselius en Zoon, kooplieden te Am tot bevordering sterdam, daarbij verzocht hebbende, dat aan Hun, van den Handel mogt worden toegestaan het inkopen te Batavia van de bij het Request omschreven producten, ten einde met dezelve te handelen op het Rijk van Persia en de West van Indie, mits dat de twee daar toe uit te zenden Neutrale of Geneutraliseerde schepen te Batavia zouden mogen invoeren en tegens de gewone Indische of den aldaar plaats zullend hebben cours uitgeven, ieder veertig a vijftig duizend Gulden aan zogenaamde Compagnies duiten over te nemen van den Asiatischen Raad tegens het geen die munt aan den Lande is te staan gekomen, en dat aan hun de noodige voorschriftelijke brie Indische Rege ven, tot den aankoop van producten, van de Hooge worden geaccordeerd. ringmogten
Is... besloten... het verzoek... te accordeeren.,. onder deze mits

nogthans, dat de over te voeren duiten zullen worden gestort in de tot betaling der suiker en kas van de Hooge Regering te Batavia om met in verbod deze laatsten nagelen, Europa in te voeren. voords de Raad der Asiatische Bezittingen en Etablisse Wordende menten bij dezen gequalificeerd tot het overmaken van eene meerdere somme aan duiten naar Batavia, het zij op de voors. voet of op zodanig ander contract als zij met den minst aannemenden zullen
kunnen sluiten.

En

zal extract enz.

De duiten moesten alzoo verkregen worden van den Aziatischen in deze gaf aanleiding raad. Zijn bemoeiing tot de opkomst van den koperfabrikant Hermanus de Heus te Amsterdam, waaraan het volgende
1 Op notulen

hoofdstuk

zal zijn gewijd.


446": ^Secrete

het Rijksarchief in den bundel, gemerkt: ?St. Bew. van het Staatsbewind 30 Juni 1803?30 1803." Dee.

288

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

V.

De ontevredenlieid der officieele Muntinriclitingen op H. de Heus onder het Staatsbewind in 1802?1803.


In gepubliceerde vinden wij den naam muntverhandelingen van De Heus als uit de lucht komen vallen en wanneer schrijvers

iets in te brengen schijnt. Ook bij Schimmel ter loops, in verband met den arbeid van De Heus: ?Grove misbruiken gaven aanleiding tot het ontwerpen van een der Asiatische Bezittingeri\ zonder Reglement wegens den Muntslag 1 te deelen, waarin die misbruiken bestonden. overigens mede waartegen leest men als Ik krijg geen anderen een flink, ondernemend de Aziatische raad hem indruk, particulier voordeelen dan was dat en dat de Koperfabrikant uit dien hoofde

in eenige bijzonderheden over zijn werk treden, luiden ze meer afbrekend dan waardeerend. Het komt mij van te groote waarde voor om de aandacht op hem te vestigen, omdat bij Mr. Besier een hierna weer te geven verhaal wordt over aangetroffen De Heus' eigenmachtig zich bemoeien met den stempel der duiten, wel

die de officieele bezorgde, en de Kopermolens ook hadden kunnen ver Muntinstellingen hadden krijgen, indien zij 'smans doorzicht en voortvarendheid De klachten onvoldoend werk gehad. kwamen, gelijk tegen zijn toen hij bleek dat meer te slagen. Organen van die gaat, klachten hebben zich gemaakt de essaieur-generaal Poelman, zoomede tevens de Thesaurier-Generaal zich behalve en Raden Raad meester had voor tot den muntmeester van Financien. De van Enkhuizen

De Raad diende
1 Zie s Zie

een spoedige tot den munt aanmunting gewend van Kampen, waar gevestigd was de z.g. Munt van doch deze muntmeester, Nicolaas Wonneman Overijssel; geheeten, had door de wijze van opneming het er zijner verplichtingen naar gemaakt, was dat zijn Munt gesloten geworden, hetgeen echter de Raad niet wist. Hieruit een rapport d.d. ontstond 2 30 Augustus 1803 van essaieur aan de Thesaurie. Poelman zich over deze een Poelman stremming bij de Thesaurie beklagende, breeder rapport d.d. 28 September 1803

bl. 57, noot 1. Schimmel, in bundel op het Bijksarchief

wStaatsbewind"

N?.

299.

aanmuntinGen over den naar zijn

voor oordeel de

cost-indie vicieusen

in 1802?1817. toestand De 1 Heus, in, dat voor

289 een het

particulier, munten de 28

namelijk

Bij schrijven d.d. 1803 N?. 14, bood de Thesaurie dit beklagstuk September het Staatsbewind 1803 N?. 27 aan, dat bij besluit d.d. 6 October lett. B den Aziatischen Raad ter verantwoording riep. 2Het gevolg was een zeer goed in elkander gezet uitvoerig schrijven van den 2 November Amsterdam 1803: uitditstuk Raad, gedagteekend van 19 bladzijden schrift trek ik mijn nu volgende mededeelin 3 andere verwijzing, de aanhalingen. gen, en dus ook, behoudens 'sRaads tot het doen munten van duiten voor bevoegdheid de Kolonien door op de aanneming algemeen van 1802 de begrooting (?petitie") vervat in secrete des Bewinds ?en meer besluiten, bijzonder van den 8 Maart 1802 lett. T en van den 26 respectivelijk Ls H. H." reeds bekend door Met den inhoud van deze twee van het 4. In dezelfde maand was gegrond van het Staatsbewind in het

koperfabrikant was geworden. tusschenpersoon

Julij daaraanvolgende stukken werden wij eerste besluit werd

muntmeester

behalve die van Enkhuizen. Bij stelde hij den prijs voor de plaat f 110 de 100 ffi en voor de halve ad f 114, met bijvoeging, dat deze prijzen zoo laag mogelijk waren en dat men in ieder geval eenigen tijd noodig had om gaf antwoord, van 21 April 1802 schrijven van de heele ad duiten jes de fabriek in orde duiten

van de kopermolens de duitenplaatjes konden Republiek ten zou einde het leveren, Departement .kunnen uitrekenen, op welken prijs elke zak duiten voor Indie kwam 6. Geen enkele de

van Financien met het departement 5 van voorkennis aan de officieele munt den Raad geschreven over waarvoor den de muntmeesters binnen inrichtingen prijs,

te brengen. Daar de Kaap de Goede Hoop er over te viel niet onderhandelen dringend noodig had, nam aan en voor de den prijs; Raad dus het aanbod wel de ten slotte bleek, dat de levering van f 20.000 aan duiten. Maar
1 Zie het stuk van van Poelman het en den het Rijksarchief * Het besluit bewind" 8 Op ? Zie 5 Uit de N?. 541. wAziatische het Raad" N?. 60. bestuursdeel van in bundel ?Staatsbewind" Staatsbewind aanbiedingsbrief N?. 303. het Rijksarchief aan de Thesaurie in bundel ?Staats op

op

in bundel het Rijksarchief en 284. bl. 262?263

de correspondence dat blijkt, van den Raad was. administratie ?zak 70. duiten" wordt steeds Dl.

departement op 10 fj}.

een

6 Een

gerekend

19

290

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE niet aan den contractueel

IN 1802?1817.

Muntmeester kunnen voords

den prijs der heele duiten op f 11-18- de zak of de 10?". de levering door den Muntmeester op den Overigens geschiedde de dat met voet verschil dit alleen, plaatjes had hij gewonen een van in te fabriek Amsterdam, plaats van, gelijk gekocht ze te nemen van een fabriek de anders was, gewoonte destijds in Gelderland. Hiermede hadden de muntmeesters, zoo men wil, het Trojaansche paard Er waren nu ook duiten ingehaald. voor Indie noodig. Bij schrijven d.d. f 11-18 te Harderwijk de muntmeester

aangenomen tijd zou met een fabri sloot overeenkomst voldoen, hij ?voor de levering der benodigde plaatjes, stellende kant De Heus waarom

Ook

1802 van de zaak af te hij nader d.d. 5 Augustus er in vermits ?dat, zien, opmerkende: lange geene duiten-plaatjes van den beno waren gemaakt, het herstellen en vervaardigen berichtte toestel digden hadt gevonden, duiten ten dien einde uit hoofde bij dezelven eenige zwarigheden van de onzekerheid of er meerdere door hem muntmeester en of dus opgegeven de verdien

14 Juli 1802 verlangde per zak. Op aanmerkingen van het departement van Financien over dien hoogen prijs, zocht de Muntmeester naar een goedkooper ge doch zonder resultaat1. legenheid bij de knipperijen op de Veluwe;

(dan de waarschijnlijk zouden worden hoeveelheid) sten de onkosten zouden maakte te Utrecht met dat

Dordrecht meester bende

het munten

argument, voor weigering den Ziedaar

een en zilvere specien", van goude zou een later ook doen tiental gelden jaren hij van zijn diensten bij Indie's Herstel! aanvang van de meer nauwe betrekkingen onzer

vervaardigd te kunnen opwegen." De muntmeester munt ook de hetzelfde bezwaar; nagenoeg maar te veel werks heb deze ?als weigerde;

resolutie d.d. 22 Juli 1802 tot De Heus! Bij geheime Regeering van der Azia Financien door den Raad het werd departement van tot het doen aanmaken tische bezittingen gemachtigd d. a. v. keurde de Raad 19n Augustus 50.000 ffi aan duiten. Den goed

50.000 fi?duitenplaatjes a f 106 de 100 ffimet een korting op


van 2 pCt., zijn rekening den het koper tot geld
1 Verg. * Ook terug, over na er

een met De Heus

aangegaan

contract tot het leveren van nog zich verbon

terwijl de Muntmeesters te slaan tegen f 12 per


op de Veluwe ik die vind wordt, mijn korting naar wij

100 fi? 2. ?In

de ?Knippeiijen" Herstel Nederlands evenzeer

dat

onderhandeld

bl. 233. Teruggave, van 2 pCt. in zoover zullen lezen, over de

AANMUNTlNGEN VOOk OOST-iNDl? dezen stand van over de zaken", bezwaren

IN 1802?1817.

291

port den Raad, die altijd evenveel spoeds moest maken met het doen vervaardigen der kopere munt voor Indie, geene andere toevlugt overig, dan tot den Fabrikeur de Heus, welke men wist aan de Enkhuiser als De Heus de plaatjes geleverd te hebben." Door te nemen kwamen de duiten op tusschenpersoon f 115 - 18 - de 100 fi? 1 ?makende alzo het noemens verschil van f 3 2 op die hoeveelheid". munt nu een nieuwe aanmaak eerst onderzoek van 50000 ffi noodig bleek, of het niet voordeeliger ware de het maken der koperen plaatjes

lezen wij toch in het verdedigend rap ?bleef er dus voor der Muntmeesters

slechts waardig Toen deed

de Raad

en grondstof zelf, te koopen maar aan te besteden; dit had de uitslag verschafte van door en braaf behandeld De tweede Raad van dat onderzoek evengen. te worden". van van

een negatief resultaat ?terwijl tevens de overtuiging den Raad in alle opzichten eerlijk Fabrikeur 50000

fi? aan duiten, waartoe de 23 1802 het departe September bij gewone ment van Financien werd op geheel machtigde, dientengevolge over de hardheid van het koper, dezelfde wijze afgedaan. Klachten aanmaak resolutie waardoor stempels braken, dan wel dat de plaatjes niet goed zouden gesrieden zijn, kwamen van de muntmeesters destijds, in. wel niet later, gelijk resolutie van 15 November 1802 machtigde de Bij geheime van Financien om met De Heus het departement Raad te con tracteeren de

over de levering van 300000 ffi plaatjes f 106 per 100 ffi onder korting van 2 pCt. Bij geheime resolutie van om De Heus 25 November werd Financien van de gemachtigd te 2 pCt. korting ?uit hoofde der steeds meer en meer ontslaan toenemende duurte der duiten". Deze was nog overeenkomst toen het departement van Financien met De in werking, een samenkomst hield. Er werd hem gevraagd, of erdan was den prijs der duiten te verminderen, mogelijkheid

niet Heus

geen te weten dan waarop hij ten antwoord gaf geen ander middel te verlagen, het munttoon zou kans zien dit van f 12 terwijl hij f zoo 10 100 te de hem veroorloofd werd fi? terug op brengen,
van de rekeningen Het wezen dier vermindering weglating. is mij niet bekend; deed ik er te vergeefs bij deskundigen ze geen verband. Met al of niet spoedige houdt betaling der fabrikanten naar.

onderzoek

i Nl. f 106-2 pCt.+

f 12,

292

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

Fabrikeur in een tot den tischen van

te onderhandelen. ?Het voor persoonlijk met de muntmeesters uitzicht nu van op eene hoeveelheid van 300000 ffi f 6000 voor den Lande te zullen kunnen deed den Raad op uitsparen s' Departements om het contract met den voorstel besluiten, de Heus contract

prijs raad d. d. 6 December hiertoe

aangegaan over 300000 ffi plaatjes te veranderen over de levering van 300000 fi? duiten, en zulks van f 116." Bij geheime resolutie van den Azia 1802 werd aan verleend en het departement wel met dien

duiten
wel

machtiging dat het contract volgens de resolutie van 23 Sep verstande, voor de levering van 50000 ffi aan duiten tember 1802 aangegaan ermede vereenigd werd, gelijk geschiedde bij een contract van 22 Maart 1803, zoodat de levering ten slotte Hep over 350000 ffi tegen kan f 116 de 100 fi} duiten ?goed rond gesneden en
gemunt".

Financien

zich voorstellen, dat de heeren muntmeesters neuzen hun te vonden. Om op knip alleronaangenaamst munten van hadden echter de mogen zij toestemming noodig de Thesaurie. de klachten, Gehoord verbood daarop dit col het slaan van Oost-Indische duiten, lege aan alle muntmeesters dezen schreef de Aziatische raad aan het Staatsbewind ?waardoor", in hun rapport van 2 November 1803, ?wij voor alien die voor den de Lieden, Heus, bovengenoemden ja, voor onze eigen en ambtenaren bedienden werden Bovendien tentoongesteld'\ en had de Raad niet rekenende deze op spoedshalve vertraging, naar zich met weldra Indie te vertrekken schepen verstaan over het ?de bezwaarnissen ongegrond zijn en door verkeerde be van

Men

transport van duiten, en aangezien ten eene male den Essaijeur Generaal Thesaurier zich diensvolgens Gen1 en Raden richten hebben vloeit door deze

en alleen

evenals de muntmeesters, met klachten aan ?kopermolens", te komen, ofschoon die ?geheel ongegrond zijn, daar die Fabri keurs het geheel aan zich zelve hebben te wijten, dat met hun van den beginne af aan geen contracten zijn gesloten geworden,

de

dit aanmerkelijk oponthoud, ons de thans aanhanden zijnde van koperen munt, ontslipt, en de ter verzending gelegenheid Indische Bezittingen alzo van de hoogst benodigde hoeveelheid verstoken blijven". Nu wisten wel, memoreerde het rapport,

laten misleiden, daaruit ontegenzeggelijk voort aan maar het dat niet ons, gevolgtrekking, geheel aan Thesr G1 en RR. zal te wij ten zijn, zo wanneer,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE waarom klagten nog wel dan moet aan den ook de Raad de door

IN 1802?1817.

293

dezelven

toeschrijven vuile bronnen".

aan wangunst

werkelijk gedane en spijt, of misschien

Poelman

gehad aan de muntmeesters, terwijl hij evenmin op den herhaalden antwoord gaf, zoodat het college ten drang om een beslissing, slotte verplicht was zich met ondervolgend geheim schrijven tot het Staatsbewind te richten: Lett. G.Amsteldam den 5 October 1803.

had, naar het opgenomen werd, de onhebbelijkheid Raad in te lichten over het verbod aan nieteens

Burgers! van de gebiedende noodzakelijkheid, dat 'sLands Doordrongen Indische bezittingen bij alle gelegenheden worden voorzien van geld inzonderheid van eene partij koperen Duiten specien en daaronder en ons funderende op des Bewinds.secrete besluiten, van 8 Maart Lfc 28 L* den den T., O.O., en den May respectivelijk 26 Julij L* H. H. des voorleden jaars en van den 2 September jongst leden L* P 1, hadden wij, ter vervulling der gemelde behoeften en om te voldoen aan de intentien van het Staats-Bewind, niet alleen eene quantiteit van koperen plaatjes gezonden naar onderscheiden Muntmeesters binnen deze Republiek, om tot Duiten te worden ge slagen, maar ook, bij onze successive brieven van den 16 en 21 der en Raden van September, Thesaurier-Generaal afgelopene maand Financien

verzocht, dat de Muntmeester binnen de stad Campen, niettegenstaande zijne werkzaamheden waren gestaakt, mogt worden geautoriseerd, voor eene zekere somme koperen Duiten voor ons te
daar toe tot motiven allegerende den spoed, waar mede

munten,

dat werk behoorde te worden voortgezet, en den tragen voortgang, weike wij daarin niet dan te veel hadden ontmoet *.
1 Zie 262?263, over 285 om deze en stukken wat I. wat 287; voor O. 8 Maart, 26 Jali en 2 September betreft bl. noemen 28 Mei het is de te hierna aangaat, met 3 ton guldens te doen munten den stempel

machtiging

van den 6n t. v. (bl. 268). besluit bepaald bij Kon. 5 Over te Kampen, den muntmeester zie bl. 288. Bij schrijven Wonneman, van Thes. d. d. 19 September raad het college 1803 had de Aziatische Gen. e. R. verzocht muntmeester binnen de den stad te autoriseeren ?om Campen Raad van als hem door den kopere duiten, zodanige quantiteit zal worden d.d. 5 October opgedragen". Deszelfswege Bij missive van kopere en over het ge 1803 klaagde de Raad duiten ?over het munten te Campen met den Muntmeester had bekomen, nog geen antwoord passeerde tot het munten of van dat het voorbeeld van den waarom voorschreven gedaan dien Harderwyck", dat alle verzoek, opgeheven van werd was gevolgd een en nog ?al ernstig bedoelde des Raads tegen wor teruggegeven plaatjes muntmeester

alsmede door

dringend intentie mogen

orders, geopponeerd ofte immers de kopere

294

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

Onze beide opgemelde brieven van den 16 en 21 September laatst leden onbeantwoord blijvende, inhereerden wij derzelver inhoud bij eene andere missive aan Thesaurier Generaal en Raden van Financien, gedagtekend den 1 dezer lopende maand, daarbij alnog verzoekende, dat alle geopposeerde orders mogten opgeheven ? de Muntmeesters te Campen, al ware het slechts ad illud, tot het slaan van koperen Duiten geautoriseerd ofte immers in contrarie geval dezelve gelast worden de ontvangen koperen plaatjes terug te geven, en op deze laatste missive ontvingen wij dezen morgen ten antwoord, dat Thesaurier en Raden voornoemd, Derzelver bedenkingen, nopends de Generaal onze commissien, aan het Staats te Campen en aangaande Munt Bewind hebben voorgedragen, daar door zig buiten staat bevonden, ons enig bepaald antwoord te geven op onze herhaalde aanvrage zoo zou zijn lang des Bewinds dispositie in deeze niet aan Dezelven bekend geworden. Zonder op nieuw te treden in een breedvoerig betoog van 'sLands belang bij eene onverwijlde verzending van kopere en andere specien ten dienste der Asiatische Etablissementen, neemen wij de vrijheid, UWEd. slechts met een woord te observeeren, dat wij, speciaal bij des Bewinds boven aangehaald besluit van den 2 September Lr P, gequalificeerd zijn geworden tot het overmaken naar Batavia van eene als bij het eerst gedeelte van het meerdere somma aan Duiten, voormeld

besluit bepaaldelijk was gespecificeerd; dat wij dien ten reeds op den 22n September daaraan volgende contracten gevolge tot overvoering bij hebben aangegaan met Huisen van Koophandel, van aan Duiten en dat Een honderd duizend koperen provisie gulden van van eene die specien, door genoegzame quantiteit ongereedheid wij, gevaar lopen die contracten niet te kunnen gestand doen en gevolgelijk tot 'sLands agterwezen de kassa der Indische Regering te Batavia verstoken te laten van de haar zoo benodigde subsidien, bij aldien niet alle vertragende belemmeringen met alien mogelijken spoed worden
opgeheven.

is in dien staat van zaken en op die gronden, dat wij ons te adieren, gelijk wij de eer hebben te gedrongen vinden UWEd. doen bij deeze, met zoo veel ernst als eerbied verzoekende, dat's Lands en te Harderwijk in het algemeen, die te Campen Muntmeesters daaronder begrepen, mogen worden geautoriseerd en gelast, zoo veele ? of van kopere en andere geldspecien te slaan, als hun door ons van den Lande onzentwege zullen worden aangegeven, den dienst ook in dat opzigt den voorrang gevende, boven den dienst van Het
van des Eaads van den 21* September missive op den voet den, jongst aan het Staatsbewind de in den tekst vermelde leden". klacht Op gelastte e. R. om machtiging te d.d. 10 October 1803 No. 37 Thes. Gen. zijn besluit te den te munt muntmeester Wonneman slaan". ?aan geven Kampen koperen

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

295

particuliere persoonen, zonder zig willekeuriglijk te mogen onttrekken, zoo als onder andere, door den Muntmeester te Utrecht in het onder havig geval is geschiedt. Heil en Eerbied Raad voornoemd (Onderteekening van Wiselius) Per ordonnantie van Denzelven De
Smissaert.

hier boven behandelde zaak. De waare beweegreden dier aanschrijving niet kunnende doorgronden, doch vermoedende, dat welligt de correspondentie deswegends met enige Muntmeesters gehouden door den Fabrikeur hier ter stede De Heus daartoe aanleiding zoude hebben kunnen geven, zij het ons te doen opmerken dat wij met geoorloofd, UL. dienaangaande den gemelden De Heus hebben gecontracteerd tot de leverancie der en dat al het geen daartoe door kopere plaatjes voor de Duiten en Denzelven is verrigt geschreven, behoord te worden gerekend, als of zulks onmiddelijk uit onzen naam en als door ons zelven was geschiedt. Ter ordonnantie als boven
Smissaert.

P.S. Na dat deeze reeds was afgeschreven, worden wij onder de hand doch in het zekere geinformeerd, dat door Thesaurier Generaal van financien aan alien de Muntmeesters bij Resolutie ge en Raden is injungeerd geworden, niet voort te gaan met het munten van Duiten voor onze administratie, hangende Derzelver raadplegingen over de

Intusschen hadden Thes. Gen. meld schrijven d.d. bewind ingediend, Aziatischen raad om door middel

van de 3 ton duiten. De Aziatische raad ontving het munting van stuk ter behandeling besluit het d.d. 6 October. Bewind bij 7 1803 zond Raad het om advies besluit d.d. de October Bij aan het de Raad zou van Financien, departement aan het Staatsbewind mede, tegelijkertijd deelde dat het wel niet moeilijk hare kragt te benemen"; verloopen ingevolge doch

voor de kolonien munt benoodigde een mun aannemer te doen particulier specien ten en alzoo aanbevelende, dat 's Lands crediet vernietiging vorderde van het met De Heus gesloten contract over de aan de van

ver en Raden het op bl. 288?289 28 September 1803 N?. 14 aan het Staats dat gericht was tegen het besluit van den

?die bedenkingen alle blijken doch dat daarmede noodzakelijk eenige dagen moesten en aangezien ?de tijd tot de verzending van Duiten,

296 de

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE reeds aangegane de Raad

IN 1802?1817.

verzocht voorstel en van

worde

Duiten

?om met de respectieve muntmeesters dezer Republiek machtigen: en overeen te komen, te handelen tot het slaan van koperen ten dienste van's Lands ten bedrage van Twee honderd duizend

1803 beschikte bij besluit d.d. 10 October Staatsbewind 37 N?. raad bij zoodat de Aziatische gunstig op dit voorstel, in ieder geval De Heus kon besluit d.d. 20 October 1803 Het

op eene somme van twee kon bepaald, bij voorbeeld, en daartoe ten spoedigsten derd duizend de nodige guldens aan de respective Muntmeesters". beveelen afgevaardigd

ten minsten, het Bewind bedenkingen ingeval de geopperde om de verzochte auto te veel gewigt mogten voorkomen, risatie gaaf te verleenen, dat als dan die autorisatie provisioned

is van de uiterste pressance", contracten, ten op zijn spoedigste beschikking alsnog om de aanmunting te doen plaats vinden ?ofte immers

verdeelen onder doende behoorlijke evenredigheid en zoo spoedig mogelijk meesters voornoemd te doen ten effecte dat de Raad worde in staat gesteld, de verbintenissen gestand te doen, door eene onverwijlde eene genoegzame d.d. 27 October Raad de goedkeuring dere contracten met Nadat alzoo van

Indische bezittingen, provisioned in eene guldens, dezelve de Munt uitvoeren, aangegane

verzending quantiteit duiten". Bij een besluit van den van 1803 wordt aanteekening gehouden der missive betreffende ?het aangaan van bijzon zekeren H. was, De Heus"1.

dat er voorloopig gezorgd doorgewerkt kon zond de Raad 289 bl. vermelde worden, zijn op verantwoording van 2 November 1803 in. Van is daarin mede de belang wederlegging handelingen
1Er bewind dezen van het

de klacht, dat De Heus zich eigenmachtige had veroorloofd ten aanzien der stempels, gelijk wij
van het Staats doordien het besluit geweest, maar en Baden, werd aan Thes. door gezonden Het toen de Aziatische raad was, ontvangen. gevolg dat, een afsohrift met zond aan de muntmeesters, ?een qualifi Muntmeesters van Zij f 200.000 vernamen

van

is nog een strubbeling wel mede in afschrift niet werd besluit

om met de onderscheidene H. de Heus catie op den Fabrikeur van kopere ten bedrage het slaan duiten provisioneel wegens en Baden te contraeteeren", Gen. Thes. wisten. niets daarvan er eerst D. van, toen de muntmeester ?om W. Baden 28 Verschuir, op last van verzooht

vooral

beklaagden October 1803, zonden hjj besluit

nu van 's Lands te Enkhuizen, Munt van kopere tot het munten duiten, alsnog ? en voorn. H. te worden Thes. de Heus geautoriseerd". aan het Staatsbewind in een schrijven zich hierover d.d. hun 31 October een afschrift alsnog 1803 N<>. 23. der beslissing werd ge

waarop d.d.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE hiervan

IN 1802?1817.

297

mede

nu heeft de Fabrikeur de Heus geene de over directie gehad de stempels, waaruit dan al weder con steert, dat de tegenstelling van de wijze van handelen der Munt zoo als de aan die van den Fabrikeur meesteren de Heus, zen1. ?Aan deze Munt minste van de die te maken, heeft goedgevonden Essayeur-Generaal van dien Ampte reflexien zelfde valeur is, als alle voorgaande naar." De Raad dat de duiten op achtte het dan ook bewezen, voet verkregen niet minder van qualiteit den destijds bestaanden waren dan die bevorens voor de O. I. C. gemaakt; waarmede het College dat zij zoo goed echter geenszins wilde zeggen, waren, als men Heus wel zou wenschen: dit mocht het zeer tegen De omdat aanvoeren, ?aan eene slegte en Landsmunten". te zijn, te leveren evenzeer kon worden

zullen vinden in de op bl. 298?300 nog een weerklank te deelen aanhaling uit Besier's Aanteekeningen. Het schrijven herinnerde er aan, dat de duiten o.a. waren geslagen te Enkhui

men echter niet

toegeschreven werken op onze bovendien

De

gebrekkige wijze van fabrikant zelf verklaarde

?de kopere indien ertoe gemachtigd, en uitvoering gelijk munt Coloniale in hoedanigheid komende aan de Engelsche koperen munt, en zulks Compagnies eenen tot tot den prijs van prijs, die althans in evenredigheid het koper niet meerder zoude belopen, dan bevorens de O. I. kopere munt aan de voormalige O. I. Compagnie is te staan gekomen". Alzoo besloot de Raad: hier te lande

in staat

Wanneer wij dan al het verhandelde kortelijk recapituleeren, dan meenen wij in den loop van het zelve te hebben betoogd, dat de zo aan de Muntmeesters als plaatjes door den Fabrikeur de Heus, aan ons zelven geleverd zijn gemaakt van goed daartoe geschikt koper; Dat diensvolgens het geenzins aan dien Fabrikeur kan worden toe geschreven, ingevalle de Muntslag der duiten onder directie en toever zicht der Muntmeesteren niet zo keuriglijk op die plaatjes is gesteld geworden, als wel had behoord; Dat evenwel de alzo gemuntte duiten over het algemeen niet minder zijn, dan die, welke bevorens door de muntmeesters zelven geheel en al bezorgd en alzo aan de voormalige O. I. Compagnie geleverd

werden; Dat uit het onderzoek des Asiatischen Raads gebleken is, dat de geleverde duiten en gevolglijk de duitenplaatjes het vereischt gewigtin zwaarte gerekend, het behoorlijk getal duiten houden; de zakken, op 10 UJ 1De
Enkhuizen

laatste voor Indie bestemde duiten tot den val der Eepubliek zijn te
in 1809 geslagen: zie mijn Teruggave, bl. 233.

298

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

En dat mitsdien des Essayeur Generaals vreeze, als zoude s' Lands munt door deze duiten in miscredit worden gebragt, van alien grond is ontbloot; Dat voords door ons in dezen niets is verricht geworden, dan waartoe wij of uitdrukkelijk door UL., of uit den aard der zaak ge qualificeerd waren, en dat de redenkavingen, gegrond op den stand en de betrekking der voormalige O. I. Comp. op dezen Raad van geene applicatie zijn. ten einde toe het ver schijnt, dat de Koperfabrikant toen hij wegens trouwen in hem heeft weten te bewaren. Althans contract van 22 Maart 1803 1 moeilijk het hiervoren vermeld door het in het nakomen heden zijner verplichtingen kreeg Het kwam

duurder worden Engeland, 7 September merking

van het koper ten gevolge van den oorlog met een besluit van den Aziatischen raad d. d. te gemoet, in aan 1804 hem daaraan welwillend in 't algemeen en faam staande als een aan de

yverig Beurs van Amsteldam Het van hem doet

?dat de Requestrant nemende, en ter goeder naam Fabrikeur bekend is".

dat mij genoegen, heb kunnen heer De Heus lezen in de Aanteekeningen

ik hier voor de nagedachtenis ziehier wat wij van opkomen; van Mr. Besier 2:

Even als er gouden ropijen werden geslagen op stempels der Oost Indische Compagnie, ging men op Java ook voort, niet alleen onder het bestuur der Bataafsche Republiek, maar ook nog in 1808, met den muntslag voor zilveren heele en halve ropijen op de oude stempels, vermeldende den naam der Compagnie; ja zelfs werden in 1806 nog koperen specign met het merk Jtf uit het moederland aangevoerd. Dit laatste geschiedde echter niet ingevolge een daartoe strekkend voorschrift van de gestelde macht, maar was eene eenigzins wille keurige handeling van den aannemer der levering. De Aziatische Raad voor namelijk, van wien tijdens de Bataafsche Republiek de muntslag nevens den reeds vermelden de Indische Bezittingen uitging, en die, zilveren standpenning, ook heele en halve duiten als onderdeelen daarvan verlangde, gebruikte als tusschenpersoon den fabrikantH. de te Amsterdam, die met de Muntmeesters der verschillende Heus muntinrichtingen onderhandelde en contracteerde. Deze muntslag heeft
? Zie 8 bl. 292. 16?18. gesobreven Vermoedelijk alzoo zonder in het Muntarohief, te kennen. Staatsbewind bl. enkel op grond de wederlegging der van stuk den

Besier-1885, ken, voorhanden Eaad aan het

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

299

en hierdoor aanleiding gaf tot het minsteischende Muntmeesters, leveren van slecht werk. De beambten toch der muntinrichtingen, die voor alle ander werk gesioten waren, misgunden elkander de aan neming van het slaan der duiten, en zagen zich genoodzaakt den muntslag tegen een karig loon uit te voeren. Wel hebben de be moeiingen van den Essaieur-Generaal ten slotte geleid tot voorschriften, welke aan de bestaande bezwaren te gemoet kwamen, maar niet dan nadat veel kwaad gebrouwen was. De door de Heus vastgestelde beeldenaar was voor de voorzijde het Nederlandsche wapen even als ter op de zilveren standpenningen, met de cijfers 5?TV en 5?^ en voor de letter de de woorden G daaronder; weerszijden, tegenzijde en het jaartal 2. De tusschenkomst van den Indite-Batavorum had noodzakelijk vertraging in den muntslag ten Essaieur-Generaal en het gevolge, schijnt dat de Heer de Heus, willende voorzien in de groote behoefte aan koperen speciSn, toen last heeft gegeven aan den Harderwijkschen Muntmeester Lohse 3 om eene partij duiten te munten op de oude stempels der Oost-Indische Compagnie, met \f en het Geldersche wapen, even als hij ook eene dergelijke partij
1

tot vele onaangenaamheden aanleiding gegeven. Het werk geschiedde aan de Munten te Enkhuizen en te Kampen 1, de plaatjes werden en lieten veel te wenschen over, geleverd door den Heer de Heus zij waren slordig afgewerkt. Maar nog vreemder was de handelwijze ten opzichte van de stempels. Ter wij 1 bij vorige aanmuntingen de Aziatische Raad, overeenkomstig de bestaande voorschriften, zelf met de Muntmeesters in overleg trad omtrent het snijden en bezorgen der stempels en de uitvoering van het muntwerk, werd nu benoodigde de levering der duiten geheel aan de zorg van den fabrikant de Heus pvergelaten, die zelfs voorschriften gaf omtrent den beeldenaar en het snijden der stempels, terwijl hij den muntslag opdroeg aan de

het Nederlandsche duiten zooals het ook daar ?Van op sommige wapen het Overijsselsehe De op andere op de stand penningen wapen. voorkwam, die sedert 1763 aan de Overijsselsehe oudo Muntmeester Wonneman toch, om het Provinciale te Kampen last bekomen had geen Munt fungeerde, van 10 Sept. te vervangen! door het Nederlandsehe wapen (Zie zijne missive van Dordrecht 1803. Muntarohief heeft steeds 1803). De Muntmeester gewei te slaan, omdat hij niet voor het lage loon wilde werken duiten deze gerd van 9 September en slecht werk 1803. Muntarohief leveren. (Missive 1803)." s n? 61 op bladz. 112 van het meermalen werk van de ?Sub aangehaalde en van der Chijs worden de hier beschreven Netschee Heeren duiten met de onder de specien 1807 en 1809 ook vermeld in op Java geslagen, jaartallen Ik kan de juistheid in Nederland werden welke aangemunt. zij ook jaren maar van heb geen bewijs daarvan niet beoordeelen, gevonden gelijktijdige en in Nederland." op Java vervaardiging 8 van 20 September 1803. Muntarohief 1803." ?Zie zijne missive

300

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

aankocht, gestempeld met hetzelfde merk \jT en het Hollandsche 1 teDordrecht wapen, in 1802 door den Muntmeester Bodisco gemunt op plaatjes, die hij reeds in 1794 zich had aangeschaft tot aanmunting voor de Oost-Indische Compagnie, terwijl de omstandigheden die toen hadden verhinderd. aanmunting is nogal aardig, beschreven geschiedenis roept de Regeering dan weder maakt deze Het dat met in zeker Nederlands Herstel zich Dan de toch

te Utrecht; en de Regeering, zich herin nerende de goede diensten, vroeger door De Heus bewezen, tot hem te wenden, waarop alweder eindigt met zich opnieuw de officieele instelling zijn leedwezen er over betuigt 2 ! Dit alles voert ons naar een nieuw hoofdstuk. VI.

de hulp bezwaren

opzicht herhaalt. in van de officieele Munt

Het crediet van f 1.860.000 in 1814 voor het ?Uitzet"


van de Commissie-Generaal.
ter overneming van de Oost-Indi in 1814 de expeditie voorbereid worden, had de destijds met van het Kolonien be departement voorloopig 3 o. a. te voor laste buitengewoon staatsraad Goldberg zorgen van geld aan C. C. G. G. Hoe het medegeven dit er zou uit het zou zijn samengesteld, wat zien, uit welke bestanddeelen Toen sche kolonien moest beheer van het het want

ervan zou wezen: in de keuze was hij geheel vrij, gehalte immers een nieuwe staatsinrichting diende opgetrokken en een er voor geschikt geoordeeld munt hand aan hand daarmede

land en zijn kolonien als een geheel moesten beschouwd worden, het Nederlandsche muntstelsel vanzelf sprekend voor de kolonien
?Zie zijne missive van den datum deze 1 van

stelsel gewettigd te worden. Het zij er al dadelijk aan herinnerd, dat aanvankelijk, d. w. z. deze overbelangrijke zaak op het einde van 1814, Goldberg enkel beschouwd heeft uit het oogpunt, dat, aangezien Neder

immers juist vallen 8 over die teleurstellingen Verg. mijn 8 bl. 109?110. Verg. mijn Teruggave,

21 September 1803. Ibidem". ? De lezer lette op van de in de vorige noot vermelde missiven. Zij in den tijd der door mij weergegeven correspondence. en Teruggave, bl. 234?235.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE van toepassing om van zou

IN 1802?1817.

301

heeft

wonderd

en over de geringheid der som, en over de gedachte dat Indie eigenlijk niets anders noodig had dan papier, kopergeld en wat klein zilver, word ik weder herinnerd aan een grooten brief uit Batavia geschreven naar Holland d.d. van Goldberg,

er hem toe gebracht demon zijn. Welke zoo spoedig denkbeeld in beginsel gezonde twee later het weken af te wijken, blijkt niet; wel, dat reeds inzicht op een fatale wijze was veranderd *. van 1814 had voor het uitzenden van De Staatsbegrooting contanten uitgetrokken het sommetje van f 1860000 , overigens aan ik mij steeds heb ver te vullen met papier2. Terwijl dit

misten

op Japan voordeelig gaat, indien men van tinnen duiten, en men uit ,maken blijft voortgaan en zilveren muntspecien duiten kleine (omdat koperen Holland kan dan is er geld ge die niet uitgevoerd worden) aanbrengen, noodig; indien de Handel met het en noodwendige te betalen noeg om de producten uitgaven, of in specie, goed te maken, die in zilver moeten geschieden en men mag hopen, dat er weldra geld zal aangebragt worden." Den brief trof ik op het Rijksarchief
Teruggave, bl. 236?237. dezer

gelijk met vele redenen wordt gemotiveerd. Al fondsen, ?papieren geld, welke ras aan te maken was, wij ons ?het Gouvernement zal eindelijk important behouden", kpn weet ! hebben dan op Batavia geen zilver geld ?Gij wij profiteeren" ceerde cultuur",

ken 8 Juli 1814 en waarvan ongetwijfeld de Departementschef invoeren het nis kreeg. Breedvoerig wordt gewaarschuwd tegen van vrijzinnige maatregelen; de schrijver beveelt aan .?gefor

aan, doch

zonder adres,

Op

zie mijn Teruggave, bl. 187?188.? afkondiging begrooting II wordt der 52 van Munten-Moquette-1909 als volgt de geschiedenis wist men in Nederland reeds duitenuitzending ingeleid: lang ?Natuurlijk bl. het in Indie terug

1 Zie mijn a Over de

voordat

gedeeltelijk aan gebrek regel 1814 was, t/m

dat te eeniger bekend of werd, geheel tijd de kolonien en evenzeer zouden dat er wist men gegeven worden, en zilvergeld zoodat het een zeer verstandige maat was, koperen Suermondt dat men bij voorbaat door De Heus de duiten van liet slaan.". op reis gaat

die iemand, het verstand en het zouden kunnen En

voor om van Is er anders wel aanleiding tot oprichting van een nieuw huishouden, te roemen dat hij geld medeneemt? Het men wist wegens zijn voorzorg, ? ? verg. mijn op bl. 234 en in noot 2 bl. 248 opmerkingen zoodat, zoo de gesohiedsohrijver iets beteekend had reden nog hebben, van het bedrag te vestigen. vinden de aandacht op het aanzienlijke 1816 men in Indie eens eerder dan in Holland van wat had dit dan nog te beteekenen gehad? hebben, Zie hierna, Heus bl. 324?325. in 1814 gemunt?? de ? zou teruggave Is er ook wel

wanneer

geweten door De

302

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

en slechts in extract; hij was echter van zonder onderteekening en gericht aan J. van den Bosch. De raad den heer J. Sevenhoven munt moeten als uit het in zake den heer Goldberg gevingen hart heel elders publiceerde zijn gegrepen; 1. Van den Bosch heeft den brief laten ik het stuk in zijn ge lezen aan den des

baron Van der Capellen. benoemden tijds juist tot landvoogd z66 belangrijk, dat hij het Deze vond het schrijven dadelijk vorst bij extract ervan zond aan den Souvereinen vermelde opmerkelijk ondervolgend 6 Januari 1815: De epistel, gedagteekend 's-Gravenhage

liberate principes in de Oostindische eilanden moge overtuigd zijn, en hoezeer men zich van den vurigen wensch bezield moge voelen te kunnen werken tot verbetering van het lot van daartoe mede zoo veele ingezeetenen, en tot wezentlijk voordeel van het moederland, komt het mij echter voor dat men met de grootste omzigtigheid zal te werk gaan, en zich vooral niet door theorien laten weg moeten sleepen, voor de toepassing van welke het tijdstip nog niet daar is,
of de menschen

inhoud van eene uit Batavia aangekomen missive in dato 8 1814 is mij belangrijk genoeg voorgekomen om denzelven onder Julij te brengen. Dienvolgens heb het oog van Uwe Koninklijke Hoogheid een afschrift daarvan bij deze aan te bieden. ik de eer Hoogstdezelve zeer men ook van de noodzakelijkheid der invoering van Hoe

vangen is kunnen deze berigten misschien eenig nut aanbrengen. zal mij, zoo ik hoope vergeeven Hoogst Uwe Koninklijke Hoogheid dezelve eenige oogenblikken van Hare gewigtige bezigheden afge te hebben. Zij veroorlove mij nog hierbij te voegen de houden eerbiedige dankbetuigingen voor de finantieele schikkingen die Uwe Koninklijke Hoogheid goedgevonden heeft ten mijnen gunsten en ook voor mijne Echtgenoote te bepalen. 2 De gelegenheid ontbrak mij
1 In het

gaande stuk heeft mij die opinie nog bevestigd, en op nieuw over tuigd dat het zeer moeijelijk en gevaarlijk zijn zoude, hier reeds bepalingen vasttestellen, wier uitvoering zal moeten afhangen van de gesteld heid in de welke men zaken en menschen in de Volkplanting zal aan treffen, en omtrent dewelke het schijnt dat wij tot dusverre alhier veelal eenzijdige berigten ontvangen. Ook uit dat oogpunt beschouwd, en als een tegenstuk tot het geen uit andere bronnen over Java ont

nog

niet

vatbaar

zijn.

De

lecture

van

het

nevens

ft. H. dooh van den redacteur mij, stuk in mijn Teruggave op bl. 147. 2 Zie bl. 160. mijn Teruggave,

83?93. Ik was destijds nog in Indie; de inleiding op bl. 81?82


van Soest. Ik verwees

Tijdschrift

voor

Nederlandsch-Indie

van

Augustus

is niet van
naar dit

1896,

bl.

reeds

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

303

tot dusverre mij van dien pligt mondeling te kwijten. Mogt de Voor zienigheid mij in staat stellen, mij door zelfvoldoening in de uitoeffening der moeijelijke ambtspligten die ik in den dienst van Uwe Koninklijke Hoogheid ga verrigten, de overtuiging te verschaffen, dat ik de keuze Uwer Koninklijke Hoogheid niet onwaardig was. is ten slotte niet volkomen overtuiging voor een deel, omdat de Was het niet bevredigd geworden. herstelde Nederlandsche evenmin wist te zijn flink regeering 1 als conservatief, goed vrijzinnig? in heeft het vergif over de macht van papierengeld Goldberg Wij weten het: die tot zich genomen; ik wil echter daarmede niet van het dit had. het dat noemde ge zeggeri, hij schrijven Hij ring bedrag aan specie met het papier het ?uitzet" van C. C. G. G. en dezen, ongevoelig voor de dwaasheid der uitdrukking, spra in Indie na, waarover men zich daar, ook in verband 2 ! het pover bedrag, niet weinig amuseerde 1814 N?. 55 werd de Bij Souverein besluit van 14 November gemachtigd voor het toegestaan crediet Baar ten einde ervan te laten slaan Hollandsche ruime mate

ken het met

Departementschef zilver te koopen

guldens 3. Alzoo zou er voor koperuitzending geen crediet zijn: dit laat zich echter verklaren door het feit, dat buiten de begrooting om 2 ton aan onder het Staatsbewind gemunte koloniale duiten zouden worden In de
1De

gezonden, die men had gevonden in een magazijn! IX en X kom ik op deze veel verklarende hoofdstukken

brief van der Gapellen met bijlage den heer Van in den bundel, vermeld op N?. op bl. 242 onder volgende 398, Requesten-Koningskabinet, dus N<>. 399. Volgens bl. 156 van het Arehiefverslag houdt wel deze bundel maar van P. van IJzendoorn"; in de portefeuille in een ?Memorie bevinden zich met nog een bijlage, N.B. Wat van w. o. andere paar stukken, Memorie die met IJzendoorn's hier een de Memorie van van den Van Raad rapport IJzendoorn de niets van in den hebben State tekst uit vermelden te staan.. het brief

I Jzendoorn

afschrift

was: een dat door Van gesteld lezenswaardig over eenige maanden te verschijnen stuk. In mijn gesteld Nijhoff-&ee\ kom ik erop terug. * bl. 157 en 158. Verg. mijn Be8tuur-1817, 8 Zie bl. 236. In het hierna op bl. 306 te noemen rapport mijn Teruggave, aan van den Departementschef den Koning d.d. 4 November 1815 N?. 154, worden f 21628:15; als bijlage men vindt gewezen de voor het van

is eigenlijk heet, aan koning Lode

wij k, in het Fransch

ze nog en netjes sohoon over in het Arehiefverslag

van het papier het maken kosten aangewende op gesteld in 42 kisten met G. 0. G. G. mede. Den Koning werd ging van ieder soort papier een exemplaar het rapport aangeboden: in den opgeplakt 1913, bl. 156. bundel N?. 401, aan

304 vondst plan heid

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

te krijgen te zijn, 20 November 1814 aanbeval door het het alzoo

terug; hier zij voldoende aan te teekenen, dat er eerst geen tot koperaanmunting bestond. Een onvoorziene omstandig bleek moeilijk bracht hierin echter verandering. Baarzilver waarom lr.A Goldberg bij geheim rapport d.d. vorst nader (N?. 455) den Souvereinen ontstaan te kort aan te vullen, eensdeels

van oude zilveren specie ten einde die tot opkoopen een som van f 300000 te doen vermunten, anderdeels guldens van het gewettigd bedrag te besteden voor het maken van duiten of het vermunten. inslaan van koper ten einde dit in Indie zoo noodig Ziehier den letterlijken inhoud van het voorstel. te

Besluit van den 14 dezer N?. 55, indien geene genoegzame Baren Zilver te verkrijgen zijn, als dan ten einde voormeld te mogen doen vermunten zodanige oude zilvere specien als door het Departement van financien ten gevolge van de successive consenten van Z. K. H. daar toe geschikt zal kunnen worden aangewezen. tweede bedenking is de Ondergetekende voorgekomen. Het Eene is namentlijk dat de difficulteit tot het bekomen van zilver de uit zending van Duiten doet worden van des te meer belang, te meer 1 niet daar de voorhanden zijnde voorraad van vroegere jaaren ge

heeft overeenkomstig dat besluit aangevangen De Ondergetekende Baren Zilver te kopen, maar ondervond in de verdere executie van hetzelve Besluit groote moeilijkheid en voorziet het met den aankoop niet ver te zullen brengen, aangezien het Zilver in Baren thans bijzonder schaars is en dus niet dan met moeite bij klijne partijtjes en tot hoge prijzen verkregen kan worden. Het zal dus nodig zijn om hierin op eene andere wijze te voorzien en de Ondergetekende is op het denkbeeld gekomen, dat daartoe het enigste en geschiktste middel is, om oude zilver specie van het beste gehalte te doen vermunten tot nieuwe Guldens. En het is dien ten gevolge en ten einde in het momentaneel gebrek van Baren Zilver te voorzien, dat de Onderg. de vrijheid neemd, Z. K. H. voor te dragen hem te autoriseren om, bij alteratie van Hoogstdeszelfs

Besluit van den 14 Het behaagde Z. K. H. bij Hoogstdeszelfs te autoriseren om de voor de dezer N?. 55, den Ondergetekende uitzending van contanten naar de Oost Indie, bij de Begroting van dezen jare 1814 geconsenteerde som van f 1860000 successivelijk te besteden tot den aankoop van Baren Zilver tothet munten van Guldens.

van dit artikel behoorlijk te is om in de behoefte noegzaam voorzien en de Ondergetekende neemd alzoo eerbiedig de vrijheid
1 Bedoeld gewaagde. wordt hiermede de vondst waarvan ik op de vorige bladzijde

AANMUNTlNGEN VOOR COST-INDIE

IN 1802?1817.

305

met

Z. K. H. bij verdere alteratie van Hoogstdeszelfs Besluit van den 14 dezer maand N?. 55, voor te dragen om te worden geautoriseerd ten einde van de voors. som van f 1860000 te employeeren eene somme van f300000 tot het doen aanmaken van kopere Duiten of aankbop van koper, om tot het munten van Duiten te worden gebezigd, tot zoo lange als het vertrek der schepen zulks zal gedogen, en zulks den voortgang der Expeditie moetende ophouden, als dan het resterende koper, met de noodige stempels voor het Eiland Java mede te geven, ten einde het verdere munten aldaar te activeren. Souvereine beschikking d. d.

onderstaande Hierop volgde 1 1814 lrR. R.: 20 November

Gehoord de voordragt [van den departementschef van Kolonien] Gezien Ons besluit van den 14 dezer maand N?. 55, relatif den inkoop van baren zilver tot het munten van specien ter verzending naar de Oost-Indi n; Hebben besloten en besluiten:
Art. Onze Staats-Raad Goldberg wordt.... 1. geautoriseerd, om voor zooveel

zilver te verkrijgen zijn, alsdan tot aan geene genoegzame van de schaffing benoodigde specien voor Onze Oost-Indische be te doen vermunten zittingen, zoodanige oude zilveren specien, als door het Departement van Financien, ten gevolge van Onze succes sively!? te verleenen consenten, daartoe geschikt zullen kunnen worden aangewezen, en zulks bij alteratie van Ons besluit van den 14 November 1814 N?. 55. baren
Art. 2.

autoriseren Onze Staats-Raad voornoemd al verder, om bij Wij alteratie van Ons besluit van den 14 November 1814 N?. 55, van de som van f 1.860.000.? bij de begrooting voor het Departement van en over den jare 1814, toegestaan ter verzending Kolonien Koophandel van contanten naar de Oost-Indien en bij hetzelve besluit bestemd tot den inkoop van baren zilver, te employeren, eene somma van f 300.000 tot het doen aanmaken van koperen duiten of aankoop van koper, ten einde tot het munten van duiten te worden gebezigd, tot zoo lange als het vertrek der schepen zulks zal gedogen; en zulks met den voortgang der expeditie moetende
1 In Teruggave, na bl. 234, gaf ik aan 821. dat

ophouden, als dan door het


de letter C. ? De geheime

stukken van 20 November 1814 t/m22 Februari 1815 op het Bijksarchief in


,Kolonien Dl. 1813", bundel N?. 70. 20

besluit

306

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

resterende koper, met de noodige stempels voor het eiland Java mede te geven, ten eindft het verdere munten aldaar te acheveren.
Art. 3.

Afschriften enz. inzicht van hetgeen ik in de volgende hoofdstukken zal ver ik aanstonds mede halen, wordt ongetwijfeld bevorderd, wanneer deel: hoe dit crediet van f 1860000 ten behoeve der expeditie van de Het Commissie-Generaal is besteed mij gemakkelijk gemaakt erover den Koning deed toe N?. 154, dat de Departementschef komen. 1De A, B, C, enz. wijzen de daarbij vermelde facturen aan. en 1642 zakken A. 320 stuks zilveren baren . . . . . f 1510253?1 met kosten de gerande guldens en 8 vaten halve duiten 120 vaten heele B. met C. de kosten..papier en gereedschap ten bedrage van".echter tegen afgetrokken worden de koper door Marine aan . f 84 de 100 ffi. met 75293?13 21628?15 ?42 kisten circulerend tot dezelve Hiervan waarde Kolonien moet geworden. De opgave hiervan werd 1815 door een rapport d.d. 4 November

f 1607175?9

van 3076 fi? oud afgestaan

2583?17

f 1604591?12

de Expeditie ?Terwijl nog ? zijn verzonden de bij den voormaligen Aziatischen Duiten ?Raad aangemaakte volgens Lr D. zijnde . ?een factuur van 266 vaten ten bedrage van daarenboven ?De uitgezonden waarde ten

192322.?"2 wordt: 3 het

f 1607175 :9+
en

= f 192322
voor

aan

specie de

f 1799497 :9.
tweede Expeditie

en papier"

?In tusschen ?resterende ?te hebben ?doen


1 Dit

einde

uitzending geprojecteerde steeds voortgaan , blijft de Ondergeteekende van de verdere benoodigde Duiten". aanmaken

van de door U. M.

gereed tot het

ik nader zal opmerken, tenaanzien stuk, speciaal, gelijk belangrijke ? ? vindt men op het de nbot 1 op bl. 304 verg. post ad f 192322 na 1813", bundel *N?. 824: verbalenvan het Depar in ? Kolonien Rijksarchief van den van van het Kabinet des Konings" op het Rijks ?Archief overgebraoht over 1913; in bundel N?. 401 aldaar zie bl. 156 van het jaarverslag de bijlagen, dus. de facturen. * De vondst op bl. 303 vermeld. ? Over zie in de Bijdragen, dl. 67 (1912), bl. 628 vv. deze 2de expeditie, het archief:

tement d.d. 1 October 1815 tot 30 April 1816; zoomede in bundel N?. 400

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE E. Nog in de magazijnen van som den voorkomend

IN 1802?l8l7. aan Duiten

307 en Plaatjes

f59852 :7.
Alzoo tekende ?onbeschikt"

heette de

van

successivelijke kopere munt zal blijven het bedrag Aangezien crediet van f 1.860.000

ad f 1860000 nog Begrootingspost f 195556 : 1 ?waarover de Onderge en naa gelang van de aflevering van disponeren". ad f 195556:1 te verminderen verkregen wordt door het met de som der posten

f 1.604.591 : 12 en f 59852: 7 =

hieruit, dat het bedrag ad f 192322 duiten van den Aziatischen 1 Zoo kunnen raad als een buitenkansje is beschouwd geworden. onoplosbare puzzles ontstaan. ?Niets heeft meer moeyte en sorg veroorzaakt deling der spetien", berichtte de Departementschef aan den nader te noemen Vollenhoven d.d. 11 Augustus moeite
zakken

f 1.664.443: 19, zoo blijkt

als de behan waardeerend

hoeveel
147

Het hier vermeld restant ad f 195556.1


Saldo ? 27437 Een ? Restant guldens.f ongerande Bank bij de Nederlandsehe Vollenhoven.? Commissaris ........... stuks piasters. acht-en-twintigen.zesdhalven. op de f 60/ra van en dus 420

1815 N?. 98. Goldberg hij den geschiedschrijver

schrijven bij geheim had eens moeten weten,

heeft gegeven! specificeerde hij als volgt:2


88200? 748?14?8 9?8

......

331?

69612?12?8 . . . . . . 275 35957?14?8

zak ?

de

begrooting. 3. 15?10

f 195540?11
f 195556?1

te kort

VII.

De in Januari 1815 gesloten contractenvoor het leveren ten behoeve van Indie van duitenplaatjes
en gemunt koper.
?Het spreekt wel van zelf", alzoo verhalen Dr. C. Hoitsema en Jhr. F. Feith uit het verleden van hun Utrechtschen munt4, in de jonge ?dat bij de zegepraal der unitaristische opvattingen aan het een kwam einde Bataafsche ook Republiek spoedig
kom er er op terug. ' In den bundel N?. 8 Door enz. agio, * Zie er bl. 36?37.

1Het cijfer van f 192322 is, naar ik denk, f 10 te laag; in hoofdstuk IX


162 van de Goldbergverzameling op het Rijksarchief.

308
bestaan

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE


van acht provinciale munthuizen,

IN 1802?1817.
waarvan trouwens het

meerendeel munt geheele en

meester
en

de Utrechtsche zijn. Burger Vitringa wilde haar te Amsterdam; muntmeester Du Marchie Sarvaas kwam er breedvoerig tegen op, en wegens de groote onkosten aan een zoodanige verplaatsing en wegens den weinigen bloei, die te verwaehten was verbonden, voor een landsfabriek, waar het van den munt eigenbelang geen
de

niaal eenig kleingeld ge laten zoodat in 1795 zes munten, slagen meer munthuizen werkzaam waren." Op 8 Augustus nog min of 1799 werd door het Vertegenwoordigend het besluit Lichaam er meer een niet dat dan Nationale genomen, muntinrichting zou of elders voor zich

18e eeuw

reeds had verloren. De Friesche zijne beteekenis en Ommelanden die van Groningen in de hadden slechts een enkele

drijfveer meer was


heilzame

voor goed

en goedkoop
ontbreken

werk,
zou!,

waar

1 het wraken", Schimmel , ?wanneer het vraagde was dezelfde hier invloed deed Het eigenbelang zijn gelden?" in 1814 wiens Sarvaas, eigenbaat departementschef Goldberg in 2 Intusschen toorn deed ontsteken, gelijk ik elders mededeelde! kwam het besluit der unificatie van de Munten niet tot uitvoering. eraan bestond trouwens niet, daar bijna alle inrich Behoefte ?Wie kan aan werk, stil stonden. Een decreet van d.d. 17 September 1806 ging nochtans koning Lodelijk Napoleon op papier een stap verder door bij de bepaling van een Munt 3Echter tevens voor te schrijven hare oprichting te Amsterdam. zou, zoolang het decreet geen uitvoering kreeg, de oude pro tingen, wegens gebrek

concurrentie

geheel

te Utrecht de eenige Koninklijke vinciale muntinrichting munt 4 Hieraan munt de dankte Utrechtsche haar behoud. Onder zijn. was Poelman essaieur-Generaal, Lodewijk Napoleon inspecteunen de voornamelijk onder het keizerrijk bleef hij als zoodanig met den titel .van ?Commissaire Imperial".
1 Zie 2 Zie 3 Zie 4 bl. bl. 53. Schimmel, b\. 237?238. Teruggave, mijn bl. 58?59. breeder bij Schimmel, van bepaling De Utrechtsehe den minister volgens Munt-,

zijnde

deze

in dien

?aan wiens zorg en tijd de man zaken der Munt waren toevertrouwd".

leiding 5 Ook

doch gehandhaafd, 0 Na den aftocht der

Volgens 37 van

van Kon.

Financien Besl. d.d.

d.d.

17 .Qctr. 1806: 14 Februari 1809:,

bl. 61. Schimmel, 5 Bl. 7, noot 1, van Besier-Caialogus. 6 Als de vorige noot.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Franschc troepen uit Utrecht op 28

IN 1802?1817. November 1813

309
en de

Bestuur der het Algemeen van zijn besluit om en Nederlanden goedkeuring Vereenigde en als Inspecteur Essaieur-Generaal, als Commissaris het opzicht over de Munt te houden. In antwoord werd hij, bij besluit van bij missive 30 November denzelfden Algemeen functien onder dag, namens Z. H. den Prins van Oranje en gecommitterd" Bestuur ?gerequireerd qualiteiten van den Gommissaris-Generaal van stonde aan door om het zijn en

verzocht hij als ?eerste daarop gevolgde omwentelingsbeweging van het Fransche munt de muntbeambte organisatie volgens munt te Utrecht", wezen werkende de eenige overgebleven bij van aan

in beide

te hervatten

het grondwettig voorschrift tot herstel van het College van van en Generaal-Meesteren door benoeming der Munt, Raden van Rijsselt en K. van der Mr. R. van Olden , van de Capellen aan Goes
Het

van Financien, voort te zetten. Mede werd nu ten G. Canneman, als muntmeester trad het personeel georganiseerd: spoedigste en elders Du Marchie door reeds Sarvaas , genoemd, mij op 1 Den 16en Juli 1814 sinds 1799 deze betrekking vervullende. vorst uitvoering gegeven werd bij besluit -van den Souvereinen de bevelen destijds W.

tot
was

leden,
er

van Mr. W.
van nog

A. A.
af,

Poelman

tot

Essaieur-Generaal

en echter

Treytelaar verre

tot dat

Secretaris. daarmede

2 een

Inspecteur
normale

verkregen van van moederlandsch aanmunting geld, het departement van de Commissie dat haast had wegens het vertrek Kolonien, ter overneming van de Oost-Indische Generaal kolonien, onder volstrekt niet de door welke obrzaken dan ook ? vond er ? de
1 Zie Op bl. bl. 1 van staat 237 Ik Teruggave. waaraan Besier-1887, der Sarvaas. Ik vind de noem ik de zijn hier laatste naam daar Servaas.

werkzaamheid

van

de Munt

werd

3. Stokte

het met

Een andere navolg. staat bl. dat Sarvaas, ?fungeerde 5, Catalogue, Een i2 op bl. photo van Poelman (1759?1835) Correspondence na ?Kolonien en Kolonien N?. 488) van den en van van in den was bl. hem 2: met Goldberg van 1814 J813" N*. ?Resolutien 1 tot ult? November bundel N?. het

ontleen, haar nu

spelling is, dat afwijking

ook

bijzonderheden waarom ik bij Schimmel, ik stelde in Besier 1797, maar sedert 1799" als muntmeester. 38 van bundel De Utrechtsche Munt. op het Rijksarchief van Koophandel departement

voorkornende

in den

162 van

Indischen

Muntcollege geheven. s Verg.

hierna gulden van 1819 tot 1830 van Besier-1887.

1814 d.d. 26 November (missive over het essaai de Goldbergverzameling ? Het te vermelden. leden van het aantal zes. In 1850 is het college definitief op

2 vv.

310

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

door Goldberg van Indische

krijging van Een conferentie met ten zijnent schriftelijke brief van Goldberg

verwachte medewerking, noch voor het aanmunten waaromtrent nader, noch voor de ver guldens, Indische duiten, het onderwerp van dit hoofdstuk,

het Muntbestuur, die de Departementschef het verlangde , werd feitelijk geweigerd: *. in Wei had antwoord het. op een behandeling wenschte bij missive d.d. aan de Heeren ?dat men 1 November 1814 N?. 233 deed ?bijzonder genoegen" te Utrecht 's lands munt

dat het gemeld2, te kunnen verzekeren zich te munten,

op

, om wekelijks eene quantiteit duiten zoo niet overtreft hetgeen bevorens op eenige welke, van 's lands munten, wekelijks in het koper is verwerkt, althans De zal". voorwaarden deelden ?de daaraan geevenredigd zijn in staat zal bevinden provisoneele te Utrecht" den tot de werkzaamheden geauthoriseerdens een in mede schrijven d.d. 13 November der munt 1814 aan

tegen; dit deed hem her blijkbaar. Goldberg van het den Gemeenebest tijd inneringen verlevendigen, te Amsterdam, toen Hs de Heus, den Raad der koperfabrikant had zal De Heus Aziatische misschien bediend; bezittingen goed handeling stond aan wel voor deze aanleiding f 112 per sneden een handje geholpen hebben! Naar opscherping van een opgave, vorderde volgens welke De Heus 100 fi? voor de levering van duitenplaatjes, ?wel afge

van de Munt aldaar" 9. en Essaijeur-Generaal ?Inspecteur een en gaven de cijfers van het werk" noemden Zij ?omslagtig ?na een met de beambten het kostende alvorens accoord op te Munt der De manier van be hebben gemaakt". (gezellen)

voor de 100 fi?, schreef en gerond", en f 10 muntloon aan 1814 den 15 d.d. November nader aan te wijzen Goldberg te Amsterdam, dat hem dit vrijwat commissaris Vollenhoven munt het voorstel der Utrechtsche voorkwam dan goedkooper ?weshalven het plan van De riteren". Vergeleken
1Een missive zoomede conference van do Goldberg met aan

alle attentie schijnt te me Heus, toch met de cijfers van Utrecht, stond de
Poelman hem d.d. te had 's-Gravenhage 1814 N?. 24 November plaats, blykens

bl. 236, op Teruggave, 1814 ment, November 2 In Teruggave, mijn 8 Deze provirioneele den intusschen terug.

over tern pel, den Guldenss correspondentie in de ?Resolutien" het Rijksarchief na 1813", bundel N?. 2. ?Kolonien bl. 233?234. geauthoriseerdem muntmeester overleden waren Du de Marohie

488; dit schrijven, in mijn vermeld van het Departe

vervangers tijdelijke Ik kom Sarvaas,

van erop

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE f 10 van De Heus

IN 1802?1817.

311

tegenover f 31 van de Munt. Tot recht ver in het houde men te deelen stand van de mede daadzaken, een drie dat zich in nl.: deelen, oog, splitste duitenlevering a. het inslaan van het koper; b. het De fabriceeren c. het munten der duitenplaatjes hiervan; en der plaatjes. zelve kon voor a

zorgen en de grondstof doen Regeering a aan voor en den fabrikant van b worden b kon ook c; afgeven a en b een vasten prijs be voor de fabrikant kon overgelaten; dingen, dan wel dien afhankelijk doen zijn van den koperprijs;

De

en voor het munten, en voor de plaatjes; maar voor het laatste tevens en bij voorkeur, dus nooit uitsluitend, tot de z. g. ?koper voor het koper zorgden de makers van de plaatjes. molens"; kosten voor heele der plaatjes duiten per duiten waren grooter dan die zou men zeggen, van 100 ffi, hetgeen, zullen nochtans wij lezen, dat Gold spreekt; voor halve

toever eindelijk kon a, b en c ook wel aan een hand worden met de Munt was alles in een trouwd. In de onderhandelingen f 41 de 100 fi? voor heele en f 55 voor hand: er werd gevraagd halve duiten. Goldberg hiervan afziende, wendde zich tot De Heus

eenigszins het geval te zijn. niettegen berg juist het omgekeerde meende halve duiten staande dit verschil al veelvuldig was voorgekomen; noemde men

zelf wel

ook wel, naar een vreemd gebruik schijnt mede te ik hier als de hebben, ?penningen"1. Met hetgeen gebracht heb ik speciaal op het oog, niet die ?koperrriolens" aanwijs, van De Heus enz., doch de semi-officieele instellingen, die ten

men wees ze ook wel aan als de en een te Apeldoorn: Epe van ?de Veluwe". Geldersche fabrieken of als de knipperijen nu aan de heeren Van Hasselt en't Hoen, De eerste behoorde in koper", ?kooplieden dam : als Van Hasselt andere
1 Zoo November evenzoo Van ook

als ?knipperijen" de plaatjes lever tijde van het Gemeenebest, muntfabrieken. Met Neder den aan de verschillende provinciale er hiervan nog twee, te weten een te lands Herstel bestonden

bezaten
in het 1814, in een

de

te Amster gelijk zij schreven, wonende ze aan. De en C? wijs ik kortheidshalve en Krepel; doch dezen heeren Dykhuys
vermeld over noot heet duit schrijven het munten 2 te noemen te bestaan 274. van van uit het Muntbestuur d.d. 13

op bl. 310 handelende bl. Een 312

Hasselt

op en C?. ?

en penningen"; ?duiten 1816 van brief d.d. 7 Maart n2 penningen" leest men

in Munten-1786:

zie noot

2 op bl.

312 treden

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE in de werkzaamheden omdat Van Hasselt

IN 1802?1817.

te Apeldoorn niet op den voor en C?. grond, stilzwijgend ook voor hen de waarmede had genoegen handelden, ge Departementschef nu particuliere nomen. dus evenals ondernemers, Zij waren De Heus; doch met dit verschil, dat de eersten niet konden munten. die ook het departement legden zij ten kostevan De Heus, leverden, nadruk op de oude veeljarige betrek plaatjes Bij

zuinig te zijn, heeft het er soms veel van of hij de het vel over de ooren wilde halen. Stellig was hij uit menschen dien hoofde bij het met hem handelende im publiek bijzonder den Staat indruk weder, dat De Heus, zoo ook ?een dief in zijn nering"! een te vertrouwen en zeer geschikt man was; hij kon in zake de des heel noods plaatjes laag tegenover zijn mededingers gaan, omdat de munterij er steeds op overbleef; en als er maar fatsoenlijke den

De Heus kingen tot de landsmunten der Republiek. Tegenover een waarvan felle voerden ruim ge concurrentie, zij Goldberg bruik maakte! In zijn overigens prijzenswaardige zucht om voor

populair K Gelijk uit de jaren 1802?1803 (bl. 288), krijg ikechter

winst was
- 1

op de heele duiten, kon het hem minder schelen, dat voor de halve duiten een gelijke prijs werd verlangd! 2Uit den stijl
over Goldberg schreef Falck als hoofd van Handel en-Kolonien ?De chef, ? bl. zie Qedenkachriften, en een gedeclte 405?406, ?is zeer impopulair van en zijne dezer komt zeker formen op rekening impopulariteit zijne

Contract om vielen

het andere gedeelte Maar vroegere mag men geschiedenis. veilig toeschrijven aan zijne al te scrupuleuze van's de karige toemeting behandeling zaken; Bijks aan reeders, enz. Zijne is economiek." administratie kooplieden, schippers, 3 Ziehier wat De Heus d d. 11 Julij 1815 den Departementschef schreef over de meerdere van mijn Eerste duurte der halve duiten: ?Bij bet maken reede dan ik Uwe Excellentie vroeg ik wel wist, dat de in de midden, en er bij blaaden koper te dun voor te moogen aan maaken zijn duyten, halve veel welke eijnde duyten, dunder

dus

wat dun uytvallen. te maaken Om nu goed werk heb ik maar zijn geheel een partij halve er van gemaakt, om reede dat Uwe Excellence my duyten, zulks heeft toegestaan in myn Eerste dat ik niet contract, met die conditie er voor reekende meer maakloon dan de heele duyten; Uwe Excellence weet dat De ik het niet doen kan dan met bij deeze inzigt als om goed werk te leveren." brief d.d. 12 Juli 1815 N?. 72 aan en C? wilde overhalen

altijd houde voor halve duyten, en bij dit koper zijn zelfs blaaden, die in

heele

ik dan

zulks zoo goed als ik dat de halve duyte dubbeld arbeijdsloon kosten, dus
Departementschef d.d. 1 Maart schreef 1816 N?. geheimen

Vollenhoven, dat erin toegestemd werd; doch toen Goldberg bij geheimen
brief voor

aanmunting tegen zeer lagen prijs (f96 per 1008)


halve duiten, verdedigde hij dit met Van op

18/1 Van

Hasselt

tot een

te merken: G?

en dan sleohts van plaatjes


?ik meen zeker

te

voordeel

zijn, dat in de aflevering van halve duiten plaatjes voor UEd. een wezenlijk
gelegen is." Hetgeen Hasselt en d.d. 7 Maart 1816 den

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

313

zijner epistels moet men overigens opmaken, dat hij meer bedreven was in het hanteeren van koper dan in het voeren van de pen. zetelde het departement van Kolonien Gelijk de lezer weet, een middelpunt was te 's-Gravenhage.1 Daar echter Amsterdam voor de verzendingen, enz. ten behoeve der Kolonien, werd er aangesteld van het Departement, een met ?commissaris" name Hendrik

?een braaf en een actief man", Vollenhoven, en die hem elders noemt Falck, getuigde ?mijn gulhartige o.a. was zich die als commissaris 2. vriend" het, Hij bestendige en over de levering had te belasten met de onderhandelingen van plaatjes,
Departementschef voor penningen

en

over

het munten

ervan,

althans

voor

zoover

deed en

antwoorden:

aangaat, om f eerstgenoemde 1J per 100 ft en dit laat meerdere arbeidsloon, daarvan in een pond getal gaat; heden onder van onze bewijze de aanneemingen voor waarheid

duiten

tussohen plaatjes, ?En, wat het onderscheid hebben dat de wij bij ondervinding door het meerdere kosten veroorzaakt zich de verklaren, wynige doordien het dubbelde welke penningen wij tot op strekt ten hebben, enigsints

geleeverd ter nedergestelde." dit Ook hier treedt de van den heer Goldberg in een eigenaardig licht! ?economie" 1 In van ik over de plaats het Depar bl. 107?108 deelde Teruggave, tement mede, in 1816 een huurhuis had in de tegenwoordige Kazer dat men en dat aan van bij schrijven den Departementschef 3 Maart advies 1817 werd van 's Konings over kabinets de wen gevraagd het

nestraat secretaris

aan den Departementschef de (in Goldbergverzameling): ?Je viens dernier, bureaux frais par l'hotel de le reoevoir Sa quel du comte

schelijkheid een huis te koopen. Bij


Minister

van Waterstaat

schrijven van 5 Juli 1817 heeft de


volgende bericht

l'expedition Majeste Bentinck, terns Votre

et a autorise

en meme

du gouvernement d'avance ?Persuade sur Decret, cet objet. de la maison, dudit

en allouant de

a cet

en date du 18 Juin decret royal, de mes pour l'emplacement designe en cette ville, situe au Lange Voorhout aux d'en faire l'acquisition Excellence d'un objet que liberte occupe une somme de f 30000. mettra a son au Votre Excellence

l'execution attention ?Le premier bail

la promptitude la je prends actuellement

de fixer par mes

ulterieurement bureaux, expire

van de administrate van Koophandel en Kolonien" voor f 15700 en haarden ad f 700. plus eenige spiegels 3 Zie zoomede bl. 243, bl. 24 ad noot 2 en Teruggave, mijn Herstel, mijn over het ?gulhartige bl. 34. In bl. 26 van Falck's en bestendige Qedenkschriften ten minste als dezelfde Mr. wordt bedoeld. v66r den naam persoon vriend", plaatsing trof ik slechts in een enkel stuk aan.

prochain." werd bij het op bl. 108 Teruggave vermeld K. B. d.d. 8 Augustus Intussohen lr G., 1817 de Departementschef het huis te koopen Secreet, gemachtigd van mevrouw der Dussen Van terwij 1 bij K. B. op den Fluweelen Burgwal; 1817 N?. 1 werd goedgekeurd d.d. 16 Augustus dat dit huis was gekocht ?ter

Novembre

314

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

niet rechtstreeks zich met het Departement belanghebbenden of schriftelijk in betrekking stelden, gelijk persoonlijk menigwerf de beide bedrijven kwam De Heus in aan plaats vond. Voor voor van het leveren merking; plaatjes alleen: de heeren Van en C?.; de tusschenman voor het leveren van Hasselt koper ten behoeve van die firmawas de makelaar A. Wessels. Bij Goldberg zat wel de gedachte voor om de Veluwsche fabrieken, wegens hun oude betrekkingen tot de Landsmuntfabrieken, boven De te verkiezen; maar dat had toch Heus In de grens. stellig zijn vinnige leveren der duitenplaatjes speelde ander uit, zoodat wij telkens hij gaarne tegen en C?. dat zij in de brieven van Van Hasselt lezen, speciaal zoowaar maar niet lager kunnen gaan; ten slotte bogen zij den een den naar het stilstaan zullen ze hun fabrieken niet omdat heette, en andere dergelijke humanistische redenen de heeren De Heus en Van Hasselt elkander concurrentie voor het

altijd door: wilden doen meer. niet

Stellig

heeft hij voldoende getoond geenszins te zijn, wanneer o.a. door herinneringen onverschillig 1 ?de en C?. beloofd werd: Van Hasselt plaatjes van zodanige als voldoende diezelve Geldersche door fabrieken reeds qualiteit voor 20 jaaren en vroeger, altoos tot genoegen van de onder voor de scheiden Heeren Muntmeesteren hier te Lande ten dienste der O. en zonder dat die I. Compagnie zijn geleverd geworden, van met buiten vreemde eenige duitenplaatjes, sj'lands ingevoerde zullen zijn vermengt". met buiten Dat vermengen plaatjes landsche Toen nader plaatjes was zullen lezen. een bijzonder teer punt, gelijk wij nog

over oordeelde.

indruk is hebben! Mijn op feestmaaltijden uitgenoodigd dat De Heus in flinkheid van werken de Veluwsche steeds, er ook wel zoo fabrikanten verre de baas was en dat Goldberg Intusschen

het Departement de levering noodig had met het oog op het vertrek der expeditie van C. C. G. G., dat, naar aanvan in den aanvang van 1815 zou plaats kelijk het voornemen was, naar den indruk waren echter de fabrieken ? Veluwsche hebben, ervan van ten ik reeds het Gemeenebest dien gekregen heb, tijde ? niet in orde, zoodat er eenige tijdmoest vrijwel een lorreboel
1 la een brief van

25 a 30000 ft duitenplaatjes tegen f 103 de 100 pond en 160 a 162 plaatjes


in een pond, doch voor rekening van het transport den Lande: van de Geldersche bl. fabrieken naar Amsterdam zie hierover 331 noot 1.

4 Januari

1815,

waarbij

zij

aanboden

de

levering

van

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE verloopen, brengen. 3 December voor Van heele een alvorens Vollenhoven 1814 N?. en C?. Hasselt de firma

IN 1802?1817.

315

zond

een vol levering zou kunnen aan Kolonien bericht bij brief d.d. 4. Als prijs der plaatjes had Wessels f 103 de waarvan zou van

opgegeven en f 105 voor de halve duiten, gingen; worden den aan besloten 2 pCt. x. brief van korting

100 ffi voor de er 160 a 162 in rekening 3 af

pond

hun d.d.

getrokken Blijkens 1814 was plaatjes,

Vollenhoven

December

tot een

hij er inmede:

te gaan

zeer recommandeerde.

?Ook heb ik de Heus bij my gehadt, die zich


., zijn fabriek heeft het voordeel bij der antwoordde bij geheim schrijven d.d. Nu dat de Geldersche fabrieken niet gaan, kwam het hem voor

voor de Duiten concept-contract en C?; tevens deelde met Van Hasselt

te zijn." Goldberg 5 December lr S. 1814 hand terstond aan het werk

konden

?dat

die leverantie te laat zoude beginnen om met de eerste expeditie, welke tegen de laatste January zal moeten gereed zyn, iets van

verzoek om in te lichten ?op welke gedaan van de Heus zoude zijn te surveilleren en te wijze dp Munting controlleeren". Hierop schrijven d.d. 7 De volgde onderstaand aan den Departementschef: cember 1814 N?. 8 van Vollenhoven bereids een ampel gesprek gehadt met de Heus over zijne kopere munten daarvan en de controle daarop! het plaatjes, heeft mij zeer voldaan in zijn antwoord, 't welk ik de eer heb Hij U.?. bij deeze meede te deelen. In Engeland worden de duyten ook gemunt bij den Fabrikeur, die staat. Aan een Eed wil hij zich ook onderwerpen, dat onder Eede aan niemand, hij zij wie hij zij, of nu of inhet vervolg, een enkele hij duyt zal uyt geeven als aan en op order van het Departement van Ik heb

enig belang te kunnen verzenden en bovendien de vorst misschien nog verdere verhindering daar in zoude te weeg brengen". Hij alvorens op het contract in te verzochj; daarom nog bericht, nader in herinnering een rnede bracht hij Vollenhoven gaan; te voren

en Kolonien. Koophandel De swarigheid is ook wel beschouwd, gering, want uytgeeven kan hij dezelve niet als met verlies, daar men niet meer als een stuyver voor de agt duyten geeven zou en deeze, zo heele als halve, kosten meer; ook wil hij zich buy ten den Eed nog verbinden tot eene
t Zie over deze korting, die ik steeds op de rekeningen aantref, bl. 290, noot 2.

316
poenaliteit, Wat....

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE


zo er een duyt van zijn maaksel

IN 1802?1-817.
in omloop word gevonden

en bij het eindigen van het contract den stempel overgeeven. Dan zo het mij gepermitteerd is, zou ik, om de gedaane
wel geloof wenschen ik, ook dat wat zijne Patroonen was Thoen het niet en leverden,

aanvraag
en nog Eerste

aan een

Wessels, ander

Kemper voor de

dan
komen!

voor de Heus,

Tweede

Expeditie;

duijten zullen noch altoos te passe zal U. E. morgen

De
zijne

bij het Depart


komen maken.

van Oorlog ontboden,

opwachting

de

de vergelijking der data blijkt, dat Goldberg nieteens dat schrijven heeft afgewacht voor het nemen van zijn besluit om Uit oude

geheim
voorstel

te hernieuwen; immers bij betrekkingen met De Heus 6 d.d. lr T het 1814 deed December rapport volgend hij
aan den Souvereinen vorst:

Ingevolge
20 Nov. Generaal op welke,

de autorisatie door Z. K. H.
R. R. aan de en Muntmeester 's Lands munt Ondergetekende te mogen te Utrecht

bij Secreet besluit van den


verleend, verstaan duiten over om de zich met conditien kunnen

11. Lr Raden in

worden vervaardigt 1 , voor den dienst der Oost Indien, heeft hij daarin wezenlijk de zwarigheden ontmoet die hij zich reeds, bij het
doen het der geen voordragt hem meer daar voor niet verborg en is de aan Z. K. H. deedt die Z. K. H. frappeert te moeten enorme kosten, het welk blijken; de munt maar be

kopere

zouden

reekent

te zien uit de Bijlagen


met de muntmeester

Lr A,

declareeren, door

welke begroting bij eene conferentie


hen wel omtrent op de helft

zal gelieven

vermindert is; doch hetwelk altoos nog zeer hoog blijkt, in vergelijking tegen die voor welke zulks in eene particuliere munterij kan worden geeffectueerd, zoo als blijkt uit de opgaaf van H. de Heus, hierbij
overgelegd onder lr B.

gehouden

De Ondergetekende heeft de eer bij eene korte nota van vergelijking onder lrC het onderscheid dat tusschen beide de propositien bestaat
het oog van om Z. van K. de H. te verzoekende, Munterij van Duiten slaan brengen van op den grond Heer daarvan de Heus de autorisatie gebruik te

onder

mogen

maken

tot het

, waartoe

in gevolge Secreet besluit van 20 Nov. 1814 Lr R. R- is geautoriseerd geworden en alzoo bij ampliatie van het laatst gemelde besluit, om onder de bepalingen vervat in het project besluit \daarbij overgelegd], Hieruit 1814 N?.
1 In het ik begrijp

Ondergetekende

volgde voorts het Souverein 44, luidende :


besluit haar als zelf op bl. 305 lees ik echter vanzelf sprekend.

besluit

van 8 December

niefc die machtiging

uitgedrukt;

AANMUNTINGKN VOOR OOST-INDIK


Gehoord dienst, en belast de met in voordracht de dato van onzen van het

IN 1802?1817.
in buitengewonen van Koophandel Secreet, om,

817

Staats-Raad departement lett. T.

executie en bij ampliatie van Ons Secreet besluit van 20 November


litt. R. te Ileus duiten gereedheid munt, R. art. 2 ten dienste van de Oost-Indische Lande, preference bij te doen te Amsterdam als voor het vertrek in stede aan vele in de munt particuliere en munten, expeditie dit werk zullen te doen Bezittingen, van den zoo kunnen vele Heer

Colonien,

portefeuille G December

1814

ter

11.
de

alhier

aanmaken der van

kopere in Lands onder

worden

gebragt, zulks alwaar

zwarigheden

in's verrigten en meerdere kosten

hevig is; Hebben

besloten en besluiten
Art. 1. . geautoriseerd, om met den Heer tot het

Onze de Hens het

Staats-Raad te Amsterdam

....

wordt op te de van

.., best zoo

aanmaken der de

en munten expeditie noodige

wijze mogelijke veel duiten, als gedogen,

te contracteren de en tijd aan tot op

vertrek daartoe

zal verloopen, te reiken. uit stempels Art. 2.

denzelven

Hij stempels,

zal

zorgen, weder aan

dat hem

na

het

volbrengen gerestitueerd. Art. 3.

der

munterij

de

voorsz.

worden

Afschrift

enz.

Tevens

zou

De

Heus

belast

worden

voor de plaatjes vroeg dan Van Hasselt, hetgeen den Departe aan er over te deed opdragen De Heus mentschef Vollenhoven 29" Den 1814 December schreven Vollenhoven interpelleeren. en De
er de

en C?. ter zijde te laten. Van Hasselt zich echter in hun wiek geschoten door het optreden gevoelden van clezen mededinger. had uit de voorloopige bespre Goldberg met De Heus kunnen kingen opmaken, dat deze hoogere prijzen fabrieken

duitenplaatjes de Veluwsche

, al was

het Departement

met de levering van dan ook niet voornemens

Heus
vruchten

dientengevolge
van de

aan den Departementschef.


uit erkennen!

Men

kon

concurrentie

De

Commisssaris

berichtte

onder N?.

557

Het bevreemd mij insgelijks dat de plaatjes door de Heus hoger worden gesteld als van de Geldersche molens, daar hij aan mij heeft
opgegeeven

vraagd meen

nagenoeg

met

hun

ik f 103 en f 105 en hij toen f 112 maar hadt hij gezegd

gelijk

te staan,

want

zij

hadden

ge

318

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

zijne vraag te zullen verminderen, dan sinds heb ik hem niet gezien en heeft hij de zaak met U. ?. zelve behandeld. bij Hij gaat zo van my af, en heeft my gezegd maandagavond U. ?. geweest te zijn en dat U. ?. als toen genoegen hadt genomen met de opgegeven prijs van f 112, het koper gerekend tot f90, meerder of minder in evenredigheid. Alles was toen gearrangeerd met order om te beginnen, zynde er alleen reflectie gevallen op de prijs der stempels 1; ten gevolge van

die conference heeft hij reeds alle nodige preparation in zijn fabriek tot dat werk gemaakt en al meer dan f 200 onkosten gespendeerd, alles op U. ?. verklaring, zo hij zegt, van te kunnen voortgaan: hij was geheel uyt de lyke geslagen, en zou zelve schrijven. En de Koperfabrikant:

ik in een maand benoodigd had, op woord dat Uwe Excellence mij gegeven had van maar vry te kunnen doorwerken. De prysen van het koper zullen de Heer Wessels Uwe Excellentie zelfs toegezonden worden, en misschien staan ik dan nog gelyk in Prysen of minder Ik weet zeer wel dat er zich menschen dan. die van Gelderland. opdoen, die myn zoeken te onderkruypen, want anders kan ik dat niet noeme, nu zy hooren dat ik de Leverantie heb, maar ik kan Uwe Excellentie verzeekeren op myn woord van Eer dat ze op den lange weg niet tegen my kunnen leeveren. Dit is gebleeken in myne voorige Leverantie aan den lande waar om hebbe ze toen niet tegen my kunnen leeveren; toen heb ik het land geholpen, toen zy in de grootste verlegendheid waaren. Dit zyn geen praaten, maar dat kan veel ik des noods Uwe Excellentie nog de bewysstukken van laaten zien, en wat kunnen ze maaken aan de Molens 30000 IC in het jaar. Ik zoude Uwe Excellentie nog meer van kunnen zeggen, en als Uwe Excellentie mij nog gelieft te spreeken zal ik direct overkoomen, om ons by monde nog beeter te kunnen verstaan. ik Uw Excellentie8 woord net zoo goed dagt als of reeds de Daar
1Het kom er maken dier had stempels X op terug. Goldberg aan De Heus opgedragen. Ik

Heeden heeft den Heere Vollenhoven my onderhouden, wat de reeden zyn dat de plaatjes der Duiten by my duurder zyn dan aan de Molens in Gelderland. Ik kan my dit niet begrypen, dewyl Uwe Excellence nog geen prysen van my heeft, dewyl ik eerst heeden order heb gegeven tot een aankoop van een party koper; zoo nu de Markt laag is kan som tyds myn plaatjes goedkooper zyn dan die van Gelderland. Ik zal Uwe Excellence morgen de prysen zenden, en om dat de met de maand zoo heb ik order gegeven tot zoo prysen zyn bepaald

in hoofdstuk

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

319

contracten getekend waaren, zoo heb ik ook alle preparatien in mijn fabriek laaten vervaardigen, met afbreeken en opzetten der Instrumenten, dat myn meer in die dagen al kost als Twee honderd Guldens. En ik stel ook het vol vertrouwen in Uw Excellentie8 woord, zoodat ik maar op die voet blyf doorwerken, en twijfel niet of Uwe Excellentie zal op den duur volkomen met my te vreeden zyn; zoo Uwe Ex cellentie het goed vond om myn nog eerst te willen spreeken, zoo zal. ik direct dan kunnen Gelderland. Ik verzoek en blijve met koomen en de prysen van het kooper meede brengen, wy zien of de prysen scheelen met die der Molens in Excelentie8 antwoord hierop te mogen ontvangen, verschuldigde Eerbied Uw Uwe Uwe8 Excelentie Excelentie's Onderdanige H. de Heus. Dienaar

Uwe Excellente dan diende ik voor al te weeten hoeveel heele en halve duiten Uwe Excellentie wil dhtfangen in de loopende maand January om mijn aankoop van koper daarna te reguleeren. de Departementschef geenszins voornemens zijnde uit te begunstigen, sluitend De Heus met de levering der plaatjes dat het voornemen zoude zijn, gelijk in diens brief doorstraalde, Doch haastte zich d.d. 31 December 1814 het volgende hem te ant woorden: Ik heb ontvangen Mijn Heer Uwe missive van den 29 dezer, waaruit af te nemen is dat Gij in het denkbeeld verkeerd, dat Gij bij uitsluiting van anderen leveren zult; van deze dwaling moet ik U terug brengen, daar het ligt te begrijpen is, dat de geStabliseerde Fabrieken, welke sedert eene reeks van jaren bijzonder hebben geleden

in deze niet worden gepasseerd. Daar t' echter mijn intentie blijft met U te contracteeren, ben ik U af te wagten, wanneer Gij in de residentie zult gelieven te genegen komen om de zaak nader af te spreken. Denzelfden dag, dus

31 December, richtten de eigenaren der Veluwsche knipperijen het volgend adres aan den Departements 1 chef om hen toch niet te vergeten: Zedert een reeks van jaaren bestonden hier te Lande geene andere Duitenknipperijen dan die te Epe behoorende aan de Heer Haack en die te Apeldoorn, behoorende aan de Heer wonende te Vaassen,
1 Verg. mijn Teruggave, bl. 234?235.

320

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

en hebben deeze beide fabrieken tot den jaare 1795, ,alle J. Hessels; voor de O. I. Compagnie de benodigde Duiten plaatjes, aan de . tot volkomen genoegen der onderscheidene Munten hier te Lande Heeren Muntmeesteren geleverd, dog in den Jaare 17.95, wierden die Leverantien zonder de minste gegronde redenen aan die fabrieken ontnomen, en de alstoen aangestelde nieuwe directie der O. I. Cora pagnie rnaakte daaromtrend andere schikkingen, waaraan de, te dier tijd alhier ter stede opgerigte Duitenknipperye, deszelfs aanwezen te dankeri had*, terwijl. de beide fabrieken op de Veluwe zonder het minste werk bleeven. Door het overlyden van de Heeren Haack en Hessels zyn die beide fabrieken aan andere Eygenaaren gekomen en wel die te Epe aan de en die van de Heer Hessels aan de Heeren Dyk Ondergetekenden, huisen en Krepel. Deeze hadden zich dan ook gevleyd, na de gelukkige ommekeer van zaaken, en de verlossing van het Vaderland van vreemde overheersching, dat dit voor derzelver koperfabrieken, zoo wel als voor den koophandei, mede de gewenschte gevolgen zoude hebben. fabrieken hebben veel, ja zeer veel geleeden, en de Onder Die getekenden neemen aldus de vryheid zich aan UHoogEdelGestrenge te adresseeren, met verzoek, gunstig op de herstelling en het welzijn derzelven te willen nederzien, en door UHoogEdelGestrenge veel vermogende invloed te bewerken, dat die fabrieken weder werkende kunnen zyn, en daardoor een aantal Huisgezinnen een bestaan worde Prijsvragingen zijn reeds aan den Ondergetekenden gedaan, en zy vermeenen die Pryzen, zoowel als de verderen conditien tot genoege der commissie met die werkzaamheden belast, opgegeeven te hebben, alzoo het gevolg daarvan geweest is, dat zy een contract van aan neeming (: tot Leevering, binnen een bepaalde Tijd:) hebben moeten opmaken, 6n by die Commissie inleeveren. Zeedert is echter een ge ruime Tijd verlopen, zonder- dat bij huh iets naders daarvan vernoinen is, niettegenstaande hebbende zy niet-werkeloos geweest, maar dien Tijd gebruikt, om het vervallene aan die Knipperyen te herstellen,
wedergegeven.

is hun te wel vaderlandslievende Denkwyze UHoogEdelGestrenge bekend, dan dat zy een ogenblik zouden mogen twyfelenaan UHoog EdelGestrenge Bereidwilligheid om aan hunne rechtmatige verzoeken gehoor te geven, en alzo tot het weder opbeuren der meergemelde binnenlandsche op de Veluwe gelegene fabrieken, de behulpzaame te bieden. Hand T welk doende Van Hasselt en t Hoen..

zoodat zy thans in zodanigen staat zijn, dat dadelyk by opgaven van commissien met het werken kan begonnen worden, waartoe zelfs reeds eenige werklieden zijn aangenomen.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Met den

IN 1802?1817.

321

van Januari 1815 werden de contracten aanvang 4en ten aanzien van duitenplaatjes. Zoowel Van gesloten. Den en C?. als De Heus namen het werk aan voor f 103 de Hasselt van 30000 ffi, zoodat 100 ffi 1 ; de eerste tot een hoeveelheid zij ervoor ontvingen f 30900. Dit contract werd aangevuld met een van 15 April 1815, voor 20000 ffi, alzoo voor f 20600; daarop met een van den 13n Mei en wel voor 100000 ffi, doch slechts tegen f 100, alzoo voor f 100000. De Heus ontving opdrachten tot maar vol illusien over zijn geschiktheid mindere hoeveelheden; ? en de uitkomst is geenszins teleurstellend geweest! ? schreef 4en Januari, dat het plaatjescontract werd aan hij denzelfden en goed ?dat mensch de duiten beter geen gegaan2: platen van ?ten kon leveren dan minste die leverde kooper" hij eerlijk best

werd door hem vijf dagen fijn rood koper". Bovendien het volgende later, dus 9 Januari 1815, met het Departement 3 Aanmuntingscontract gesloten: 1. D. H. nam aan ?zoodanige kopere plaatjes als hem tot het munten van heele de en halve tegen duiten" werden halve munten: heele f 10, de

100 ffi.
2.

te toegezonden, f 13? per tegen

Id, ?om van zoodanige quantiteiten koper het zij oud of te for nieuw of beide" als hem werden gezonden ?plaatjes van en 320 halve duiten, 160 in het ffi heele meeren",
1 Verg. mijn Teruggave, contract op het bl. 234. Men vindt den brief en het in den tekst

volgend bundel hadden inaar naar

van Januari in de ?Relativen" Rijksarchief 1815, en 113. Van waren en N?. Hasselt 't Hoen op audientie geweest; toen wel do 100 u; tegen f 103 met de 2 pCt. korting goedgevonden; der plaatjes transportkosten ? ten laste van den Lande instructie daar in niet van de Veluwe komen. be waaraan zouden

tevens dat de verlangd, ? een dagreis Amsterdam echter de Vollenhoven kreeg langhebbenden leiding hiervan Het was hun de opbeuring tevens zich geen zich

van 4 Januari aan Naar onderwicrpen. bij het contract aan 6 schreven d.d. 1815 Januari den Departementschef. zij vernomen te hebben, dat aangenaam op de audientie geweest knipperijen er tegen ter harte de zoude worden genomen; doch zij hadden van Landswege der vervoerkosten betaling in aanmerking nemende: laag ?de zo zeer

te treden,

der

gevleid zou bezwaar prijs der

gestelde door de water loon 2

zeer gering tot werk daar ter plaatse is". bl. 224. Verg. mijn Teruggavey 8 Ter stukken den voornaam wij I ik in andere of Hermanus, Dl. 70 staat hij in dit contract

zijn gerezen, on tot welke lage prijs wij in staat waren gesteld, plaatjes, en ligging der geiderscho alle door het welke inrichting fabrieken, en daar min kostbaar dan andcre gedreeven, zijn, bij daar het arbeids

van De

Heus

vind

genoemd 21

Hs

vermeld

als Hendrik.

322

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE naar het Departement bij art. 2 bedoelde tot de Munt zou verkiezen mede

IN 1802?1817. tegen f 19 per te munten. 100 ffi.

3. De 4. 5.

Steeds Stempels

stempels, 6. De gemunte f 10. 7. Regeling Er heeft missaris pondentie 8 December cember

plaatjes toegang te verleenen aan het Departement. teruggeven en schade vergoeden voor het breken van op welk artikel ik in hoofdstuk X (bl. 342) terugkom. heele en halve duiten afleveren in zakken van

Vollenhoven

van de betaling aan De Heus. zich uit de toezending van dit contract aan Kolonien een

door

com corres

karakteristieke

aan Vollen tot beschikbaarstelling orders gegeven Goldberg, en hoven van 2600 ffi oud koper, te Amsterdam voorhanden, en van 500 fi? koper van oorlogsschepen te Rotter herkomstig moeten onderzoek doen, 1. Ook had Vollenhoven aanwezig van te Amsterdam of men geen koper gesloopte koopvaarders zou door kon krijgen 2. Bij het munten van het Marine-koper dam Heus

een Souverein besluit van Ingevolge 1814 N?. 66 waren, blijkens schrijven d.d. 19 De van Marine aan 1814 N?. 6, door den Departementschef ontwikkeld.

geen 2 pCt. korting in de rekening worden geleden 3. over dit van schepen met den Koperfabrikant Maar Vollenhoven te Heus De had koper sprekende, zijn meening herkomstige van op een behoorlijk rabat (15 pond) aan kennen gegeven De de onbruikbare elementen, wegens spraak te mogen maken, en die er afgenomen moesten wor die zulk koper aanhingen berichtte het Goldberg, die echter gladweg den. De Commissaris Naar weigerde. aanleiding hiervan schreef De Heus d.d. 14Januari 1815 het volgende aan Goldberg:

Ik wist juyst niet op 't moment toen het myn gevraagd wierd dat het maar 12 Pond was dat de Marine gaf rabat op het oud koper,
1 over geschreven er Marine had Goldberg 1814 N?. door Marine 336; waarop bij missive zo als te Amsterdam werd geantwoord: ?dat bestaat van 2600 ft en 500 (g van in mijn reeds vermeld beslissing, s 14 d.d. missive November Bij naar: ?de prijs van allerlei d.d. bij missive d.d. 13 November te Rotterdam, 5 November 1814 N?. 4, voorraad

eene

af val". Daarop volgde bl. 234. Teruggave, 1840 N?. 400 aan Vollenhoven geschikt tot het slaan

de Souvereine informeerde van Duiten, en

Goldberg

het

einde is verkrijgbaar welke prijs". 8 Zie mijn Teruggave,

doch het zal noodig zijn, dat Gij tevens doet onderigten of er te gelijke
oud koper 234. van gesloopto particuliere schepen tot

koper,

bl.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

323

zooals wy in de Koperfabriek altyd genieten, om reeden dat dil koper altyd zwaar bezet is met teer, pik, zelfs met papier, daar de huyd van het schip eerst meede belegd word, en Uwe Excellentie wil immers niet, dat ik pik, teer, enz. voor koper ontvang. Het is daarom Uwe Excellentie dat de Heer Commissaris Vollenhoven my zeyde dat de by den ontfangst van het koper myn vry stond, het pik, teer, enz. er af te doen, zoo als ik dan zulks weer accepteere, omdat Usve Excellentie myn mondelings verzeekerd heeft dat het oud koper niet meer bedroeg dan op zyn hoogst 3000 pond, die ik dan ook accepteere te zullen ontvangen zonder een pond rabat. Uwe Excellentie ziet dat ik alles doe wat in myn vermogen is, om te toonen dat ik doen kan, wat ander fabrikeurs aanbieden. Maar men zal nu echter zien wie de meeste plaaten zal leeveren, want ik zit nu al te wagten naar het munten. Ik verzoek Uwe Excellentie de fabriquer wel te willen recom mandeeren, dat de plaatjes goed rond zyn en zagt uytgegloeid, om ze heel mooy te kunnen munten want zyn ze hard kan men dit .
niet doen.

Er

zat wel

al te kermen begonnen over de prijzen, die zij met het oog op de concurrence omlaag 1815 brief van 24 Februari hadden Bij geheimen gehaald. aan den Departementschef 1: N?. 27 schreef toch Vollenhoven of Van Er is weder een bezending duytenplaatjes van Van Hasselt en T'hoen aan in de stad, die morgen gelost wordt en zeer mooy moet zijn. en over de halve Zij zouden nu eerst de bestelde party afwerken
duyten koper spreeken, zeer sterk dan er moest een andere prys voor zijn, daar het augmenteerde.

geprikkeld niet lang,

pluck door de

bij dien De Heus, ex-Landsmolenaars. en 't Hoen Hasselt

zij het ook niet weinig duurde trouwens Het

De Heus hadt eene partij duyten gereed om in de volgende week te leveien, er liepen ligtere onder, om dat het koper van de Marine, twee bladkoper zijnde, dunner viel, doch het zou op het ii: geen moest dan meerdere duyten verschillen, dat in zijn nadeel was, want stempelen. Wij zullen ze zien en beoordeelen. Men Ik zou Hoe leze nu het antwoord van Vollenhoven bij geheimen dat inblazingen zeggen, niet hadden gemist: brief d.d. aan den Departementschef 1815 N?. 43. 25 Februari Heus de uitwerking

tegen De

de leveranciers Van Hasselt en T'hoen over vermeerdering van voor de halve duiten kunnen spreken, is mij onverklaarbaar. prijs
geheime in Rijksarchief 1 De stukken ?Kolonien 24 Febrnari d.d. na 1813", bundel 1815 N?. 822. t/m 31 Mei 1815 op het

324 Die

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

Marine eenige ligter zouden zijn, brengt mij in de gelegenheid U te doen opmerken, dat dezen leverancier met de scrupuleuste attentie moet gesurveilleert worden terwijl men in t' algemeen niet te veel sorg kan men dat ten doel heeft het muntwezen van deze die dragen operatie, in Nederlandsch in cours zijnde Indien, vergelijking van andere te niet door de releveeren, muntspecien geheel onvolledige uitvoering
der daartoe genomene maatregelen, verachtere.

heeren zullen toch wel niet vergeten hebben, dat zij met de grootste bereidwilligheid het fabriceeren der halve duiten door hen zelve hebben aangeboden, en dat hun daarmede eene wezentlijke dienst zoude bewezen worden; ik ben volledig overtuigd, dat men hier eene onbillijke vraag doet, en zal volstrekt geene verhoging van prijs voor Primo April eerstkomend en welligt ook dan nog niet accorderen. De informatie wegens de te verwagten aflevering van een party duiten door de Hens, waarvan wegens het gebruikte bladkoper van de

Uit dat daar 1815. hoofd in den

den voor de

van de daartoe

loop van dit geschiedverhaal blijkt duidelijk genoeg, 1815 de duiten-aanmunting niet kan begonnen zijn, contracten en voor deze fabricage en voor de levering strekkende

wordt Bevestigd voert 1: ?Factuur

grondstof eerst dateeren van Januari door een opgave, die tot dit mede van 134 vaten heele en halve Duiten

Nochtans

en van wege het Departement 1815 aangemaakt, jare van Koophandel en Kolonien geladen in de onderstaande Lands van naar Java" 2. Niets is er dan schepen Oorlog, gedestineerd ook in het archief, dat op een aanmunting van 1814 wijst.

schijnen er stukken van 1814 te zijn; want men leest in het hierover handelend artikel van den heer Moquette 3: ?Van de duiten door de Heus van die 1814 geslagen, zijn en zullen zeker inweinig verzamelingen zeldzaam, buitengewoon voorkomen. ontbreekt In de collectie van de het Bataviaasch die die jaargang, zooverre mij stukken en eenigsten bekend, zijn Genootschap er melding van en van Fonrobert

maken
Coevorden.

voor twee

die ik vond zijn van denzelfden stempel en dan later (zie fig. 256), op grootere muntplaatjes geslagen door de Heus gebruikt werden. ?Op gesleten, beide is de band van exemplaren om omtrent de versiering daarvan, de kroon te veel te zien." duidelijk
40.

?De

1 In den bundel N?. 162 der Goldbergverzameling. s Volgt: Buy ter: 14; Evertsen: 60; Iris: 20; Reijgersbergen: 8 Zie bl. 326?327 en 328 van Munten-Moquette-1908 III.

AANMUN TIN GEN VOOR OOST-INDIE En: ?Van zeldzaam daarvan de

IN 1802?1817.

325

voorzijde jaar voor met

duiten, zijn die van 1814, alhoewel minder de duit van dat jaar, toch niet gewoon. Ik vond twee stempels de Stempel der fig. 266 a en b. De 266# is ook nog voor 1815 gebruikt, en komt in dat halve dan de keerzijde als fig. 268."

VIII.

Bemoeienis van onzen consul-generaal Londen met de duiten-aanmunting


Hiervoren commissaris lazen wij 1, dat ernstig vermaande Goldberg om goed

W^1. May te voor Indie.

zijn Amsterdamschen te letten. op De Heus

uit Londen Onverwacht kreeg de Departementschef gansch een brief, die dit wantrouwen volkomen scheen te rechtvaardigen.

was te Londen William tevens Onze consul-generaal May voornaam koopman. Uit niets blijkt echter, dat onze Regeering in May geen goed dienaar heeft gehad en stellig heeft hij zich beijverd houden kolonien belang weinig om van van van in de dagen van het Herstel die aangelegenheden,

belang zijn geweest2. den Lande heette te doen, De

ons op de hoogte te voor onze terug te krijgen wat hij nu in het Maar was is, dunkt me, namelijk met al zeer

Heus hem in geweest. gelukkig correspondentie getreden voor de levering van koper. Mijnheer naar werkman De Heus: informeerde te Amsterdam de May zoo, zoo; en hetzij om deze reden, inlichtingen waren maar omdat het handelshuis graag zelf de levering had, hetzij Engelsche onze Consul bepaalde er zich niet toe om alle onderhandelingen af te breken; in de plaats hiervan deelde hij den inhoud der aan Kolonien. aandacht, De inhoud van den de wijl daarin misschien voor

briefwisseling mede verdient bovendien het eerst van kreeg heid,


1 Op 2 Zie

brief

in de officieele duitenfabriek een zij

een

zulk

gewag wordt gemaakt correspondentie te Birmingham; immers in latere jaren befaamd fabriek aldaar bij onze bewindslieden clandestien medewerkte Java met duiten

doordien
bl. 324. mijn

te

o. a.

Teruggwe,

bl.

191,

210,

395;

mijn

Herstel,

bl.

38?39.

326

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

overstroomen, geschieden, ruim zulk een Ziehier: dat

in zoover naar alle eer en deugd kon hetgeen reeds de winst op volwichtige duiten verkregen Industrie loonde *. London, 2J Maart 1815.

Edele Gestrenge Heer! Neemt niet kwalyk myn Heer den Staats raad, dat ik UE4 verder lastig val, het is over een transactie waarmeede den Landen gemoied is. De Heer Hs de Heus heeft zig aan myn Huys geaddresseerd, om hem te leveren blad koper, geschikt voor Duyten, en zedert by zyne brief van 10 deeser, gisteren ontvangen spreekt hy van direct aan hem te zenden een monster van Duytplaaten, om aan UEd door hem te worden vertoont. Deese man zijne Leverantign, gelyk hy voorgeeft, kunnen zeer hoog loopen, en wel tot f 200m toe, en wy zouden op hem op 3m trekken; daar Wy hem de pryzen voor contant alhier te betalen, informatien die wy omtrent de Heus hebben, opgegeven hebben. De een van in Amsterdam redelijk, van een anderen zeer zyn Huys en een ander maakt ons huiverig om zo diep ons het defavorabel, met hem in te laten. Het is om die reden, Mijn Heer den Staatsraad, en niet om dien man in het minst te benadeelen, dat ik duidelyk zie, het een avantagie voor den Landen zyn zoude, om de duyten hier Hoog te doen laten slaan, en na Portsmouth te laten brengen, aldaar een of meer scheepen na Java bestemd, afwachtende, om deselven in te
of zal van daar in een Engelsch schip na Java te zenden. Hier uitgewonnen worden:

neemen door

1. de onkosten van hier na Holland. 2. de onkosten van het stempelen van de Duyten,
1 Wat reeds

omdat onse Fa
befaamdheid jaren 8 pCt., de schijnt dat er ? munten ver in do

van het moederland het muntwezen bcstond die betrof, en Schellingen De overstroomden Zesdhalven vroeger. en nog na dien tijd het moederland; de eerste waren 1816?1823 dan 16 pCt. nominaal meer'waard tweede ?het bijna innerlijk: o. a. te Birmingham, waar fabrieken deze bestonden, destijds vaardigd verpakt, de Birminghamsche zal wel Willem aan zijn 1817, hebben vilegie kunstmatig hier te worden van en oud gemaakt werden om ingevoerd". Schimmel, van het moederlandsche ten koste industrie over het Indische doen schrijven waarde verhoogde duiten toegokend,

in vaatjes vervolgens met bl. 99?100. ? Bekendheid muntwezen in gowettigd 1826: ?Wij 20 pCt. een pri

Hogendorp hebben vader dat aan de de

muntstelsel, 15 Februari d.d. van tot geen

specie betaalt

andere koperen worden. Wie dus met Soerabajasche stukken uitgestrekt koperen moet voor wat 6 in Nederlandsche duiten met koper geven hij 5 |g kan De voldoen. in Birmingham heeren muntmeesters zullen ons naar van duiten welras onzo voorzien dan thans nog gedachte overvlocdiger kon Zie WiUem van Hogendorp, bl. 110.

gedecideerd was enkol

courant dat

Handclmaatschappij.,,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

327

brikant te Birmingham, voor dezelfde prijs de Duyten zal stempelen, waarvoor hij de Duytplaaten aan de Heus zoude leeveren. 3. Dat het land in minder voorschot van Geld zyn zal, omdat wy op een der publique comptoiren op 2 of 3m zullen disponeeren, by het arrivement van yder party te Portsmouth, of alhier, indien UEd verlangd dat die na Holland gezonden worden. 4. Indien de quantiteiten groot zyn, en de tyd kort, is men hier beter geschikt, om een party in een korten tyd gereed te maken, dan in Amsterdam. Onze Fabrikant spreekt om in dat geval met 6 a. 8 stempels, door stoom machines gewerkt, te gelyk te arbeiden. Indien myne Voordragt UEd niet mogt gouteeren, zal het mij aangenaam zyn alles te doen wat met zeekerheid kan gedaan worden om de Heus de koopere bladen of plaaten te doen ge worden, en in dat geval zoude UEd gestr.my byzonder verpligten, met my te willen opgeven, op welken wysen den Landen met
de Heus contracteert en betaald.

Indien den Landen my met deese Commissie belast, kunnen zij staat maken op alle Attentie en Economie van mijnen zyde, en myne Commissie zal maar de ordinaire van 2 percent zyn. Onder het schryven deeser bekom ik UEd gest. brief van 17 zeer hartelijk voor UEd vriendelyke per deeser. Ik dank UEd en ik zal de soneele gedachten over myn Regt als Hollander, eersten gelegenheid waarneemen om een portie scheeps te koopen, daar door zien of men my als Hollandsche onderdaan willen
aanmerken.

UEd gestrenge gelieve het vooren gemelde wegens de Heus te houden en my met dienstvaardigheid en waare onder UEd te achting gelooven. Hoog Edele Gestrenge Heer! UEd Gestr. zeer onderdanige Dienaar
Wm

P.S. blyft de Consulaire Regten aan de kapstok, UEd gest. hebt zeeker niets consolants aan my daar omtrent te berichten, anders had UEd Gest. wel de vriendelijkheid gehad zulk te doen. De die Goldberg ineens voor gevoelens, voor zoover dat ik heb zonder deze, bevangen, kunnen nagaan, er ooit eenige gegronde reden toe had gegeven, prikkelde dit schrijven dadelijk tot verdenking tegen den fabrikant. Met de onwelwillende Heus had die hierop geheime brieven van den Departementschef, aan. toonen den bevooroordeelden Zij voeren schrijver volgden, en van 75 1815 N?. 25 Maart den datum zijn gericht de eene beide aan May, de andere aan Vollenhoven.

May.

De

328

AANMUNTINGEN VOOR OOST INDIE IN 1802?1817. Aan May te Londen:

de receptie Uwer missive van den 21 dezer, kan ik Accuserende niet ontveinsen dat mij deszelvs Inhoud eenigermate heeft gesurpreneerd. Over het verzoek van den fabricant de Heus tot het leveren van koper in bladen wil ik geene aanmerking maken, dit bevat een artikel van koopmanschap, waartoe hij de volledige vrijheid heeft de goed koopste markt op te sporen; kan Uw huis hem hier mede gerieven, dat is mij wel, doch verder of anders kan ik mij over deze zaak die en althans over de soliditeit van geheel commercieei is, niet inlaten tot geene explicatie komen. de Heus, Meer en wel een regelrecht belang stel ik in zijne gedaane aanvraag om aan hem een monster van Duijten platen te zenden, ten einde
dezelve ? voor zo verre hij voorwendt aan mij te vertonen. ? Om UEd.

van het ongeoorloofde en ongepaste dezer handelwijze voor zo verre betreft ten vollen te overtuigen, zal ik alleen de fabricant de Heus nodig hebben U Mijnheer den Consul Generaal oplettend te maken, 1? dat ingevolge Placaat bevattende de Lijst van de gemeene middelen op de inkomende en uitgaande goederen en koopmanschappen, ge arrestd bij H. H. dato 31 Julij 1725, waaraan tot heden nog niet is gederogeerd. den invoer van duiten plaatjes geheel is verboden, waar door dus in tegenstreving van de hier te lande vigerende wetten eenen contrabanden handel wierd geopend en het geen de Heus onder de volstrekste verplichtingbrengd om alvorens soortgelijke aanvrage te doen, hiertoe de nodige dispensatie van onzen Souverein te vragen !. in de twecde plaats Zijne Majesteit expresselijk heeft gewild, Daar dat het maken van duitenplaatjes, als een ouden tak van het Neder landsch fabriekwezen, hier te lande moest geschieden, om daardoor den gezonken staat van deze fabrieken zo veel dit aan de zijde van kon geschieden, het Gouvernement optebeuren en te herstellen, een beginzel, zo algemeen door deszelvs aanwending als noodzakelijk dat hieraan de grootheid van het ryk van Groot geconstateerd, merendeels is toeteschrijven, en het geen dus in de toe brittanjen voor dit land geen verder betoog voor U zal nodig hebben. passing Hoe slegt en ondankbaar hierdoor de gedane aanvraag van den fabricant de Heus zich voordoet, laat ik U zelve beoordeelen; de man, die voor zijn eigen fabriek deelt in de weldadige dispositien van den vorst ,die

daarenboven meer dan andere bevoordeelt word doordien zijne fabriek tot het munten van duiten is ingericht, kan zich in zo verre verge ten, dat hij door een meerder schijnbaar gewin, zijn pligten miskend, en
1 van bl. 33?34, wordt Bij Schimmel, van duiten melding ter zake den invoer onderscheidene gemaakt, lijs't. Deze verbodsbepalingen in 1790, doch laatstelijk meer is vermoedelijk te

niet

van

de

door als het

beschouwen

Goldberg uitvloeisol

vermelde van een

organiek

voorsolirift.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

329

de heilzame bedoeling van het gouvernement completelijk tegenwerkt, en verdiend, even hierdoor dat ik hem van alle gunstige engagementen met hem deed ophouden, wanneer ik zulks niet uit bijzondere con sideratie voor UEd. wilde menageren. Uit den aard der zaak moet dus nu ook volgen, dat ik van Uwe tot het leveren van duiten hoezeer ik dit op prijs gedane aanbod weet te stellen, geen gebruik kan en mag maken, terwijl in tegenover stelling hiervan, U zich kan verzekerd houden, dat ik de eerst voor komende gelegenheid, met genoegen zal dienstbaar stellen uw huys in andere opzichte nuttig te zijn. \Loopt verder over eengeheel andere zaak en wel betrekkelyk soldydoeken."] Aan Vollenhoven te Amsterdam: De consul generaal May te Londen heeft aan mij bij particuliere missive van den 21 dezer confidentieel geinformeerd dat de fabrikant aan zijn huys eene aanvrage heeft gedaan tot het leveren de Heus van blad koper, en tevens om een monster van duiten plaatjes ten einde dit aan mij te vertonen: dit laatste is geheel strijdig met den inhoud van het door hem aangegaan contract, waarin uitdrukkelijk staat te dat de levere duiten met bepaald, geene vreemde van plaatjes buiten s' lands ingevoerde plaatjes mogen vermengt zijn, terwijl daaren boven bij placaat van 31 July 1725 den invoer van duiten plaatjes geheel is verboden. Er bestaan dus alle redenen, om de goede trouw van den fabricant de Heus te suspecteren ? en hoezeer nu mijne intentie niet is, dat UEd. hem over zijne ongeoorloofde manier van handelen direct onder houd, en hem mijne ontevredenheid te kennen geevt, zo heb ik echter van dit gebeurde voor U Mijnheer de Commissaris geengeheim
willen maken, ten einde door het

dekking dat door hem eenige verkeerde praktijken. strijdigmet het ge sloten engagement worden gebezigt, daarvan onverwijld zal kennis geven. nauw heeft May den brief van den toornigen Doch Departe mentschef ontvangen, of hij moet zich haasten dadelijk weg te 1Zie bl. 322.

vergetene plichtbetrachting door de daad zelve op het spoor te komen, en hem na behoren te doen straffen. Het geslotene contract van den 9 Jan^ 1.1.geeft aan UEd. de be voegdheid, om ingevolge art. 4, de operatie der munterij in alle des zelvs delen te inspecteren en te surveilleren 1 en hierdoor zal het niet ongemakkelijk zijn om zijne malversatie, indien hij vreemde duiten plaatjes gebruikt, te ontdekken. Uit dit alles blijkt, dat mijne te meermalen gedane aanbeveling om de Heus nauwkeurig te controleeren, niet dan zeer nodig zijn geweest. Ik herhaal dezelve nogmaals en verwagt, dat UEd. bij de minste ont

naauwkeuriger

toevoorsicht

zijne

330 nemen Immers

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE het eigenlijke bij briefje

IN 1802?1817.

motief, dat tegen De Heus deed uitvaren! d.d. 31 Maart 1815 antwoordt de Consul

Generaal: Ik ontfang na de Beurs UEd Gest. Secrete aanschyving N?. 75 van 25 Maart. Ik haast mij onder de groote drokte van 3 posten te te zeggen ter verschoning van de Heus beantwoorden, UEdGest. ? Dat hij aan myn Huys schrijft in dato 10 maart, vragende tot wat prys wij hem Duiten platen zoude kunnen leveren, zegd hij ? ?Zend mij een Pond, om den Minister te laten zien, maar denkt er wel op, dat ze niet binnen mogen koomen; bij parteyen zoude ik dan Ik flatteer my dit eenigsints ter metigatie zal dienen. ? Het overigen gedeelten van UEd Brief gelieven mij te permiteeren, bij volgende
Post te beantwoorden. trachten permissie te bekooraen."

En 1815 grond

vermaning d.d. 25 Februari gekeken. Met referte aan Goldberg's over de gelijke 1815 N?. 43 rapporteerde de Pakhuismeester van zwaarte 1 : ?dat de geleverde het oud koper ge duyten contract met de Heer de Heus stuk voor stuk maakt, volgens niet voldoen, het geen dan ook reeds volg. vooruit gem. aanschrijving gezien en onmisbaar plaats moest ze 160 a. 161 daar evenwel hebben"; pond voor pond gewogen dit vereischte was aan

praktijken te beschul rapport over van den pak digen. legde huismeester Nolthenius d.d. 31 Maart door wien het 1815, van De was genomen; reeds gemunte Heus in ontvangst beide heeren hadden den Fabrikant op zijn vingers duchtig bestond Heus De Commissaris een

ook het geheim antwoord van Vollenhoven d.d. 31 Maart N?. 51 deed aan den dag treden, dat er volstrekt geen om De van kwade

stuks uitleverden, had er geen bezwaar bestaan voor den Pakhuis om de rekeningen ter voldoening te fiatteeren. En wat meester betrof de

over de mogelijkheid, tweede aanschrijving dat de te leveren plaatjes werden vermengd met van elders aangevoerde, hetgeen met het contract in strijd zou zijn, hieromtrent schreef aan Vollenhoven: Nolthenius

te ontbieden hoger in prijs dat de duyten plaatjes uit Engeland zoude koomen dan waar voor dezelve, door de Heeren van Hasselt en 't Hoen en de Heus thans worden geleverd. dat wat betreft de naauwkeurige survcillence en inspectie van deese Munterij, al waare men daar ieder nog tegenwoordig zulks niet ge i Zic bl 323.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

331

kunnen voldoen het niet raadzaam zoude zijn geene duitcnplaatjes met uitzondering van die weinige halve te doen leveren en hem alleen
met het munten te chargeeren.

noegzaam zoude zijn, om wanneer de Heer de Heus te gelijker tijd met andere, duyteplaatjes leverd, de amalgame tegen te gaan of te ontdekken, waarom ik dan ook aan de Heer de Heus geene duite van Hasselt en 't Hoen plaatjes, door de Heeren geleverd, heb en voor aan alleer de door Heus de afgegeeven, duyten plaatjes ge fabriceerd en gemunt, waaren ontfangen. Mij met den heer de Heus hierover onderhoudende is het mij voorgekoomen dat hij van het leveren van plaatjes (uitgezonderd van eenige weinige ponden halve) in consideratie gaarne wilde ontslagen zijn; waarom ik UWelEdelGest. om aan off het middel de intentie geeve eenige geheel en al te

IX.

Het in 1814 geregelde ?Uitzet" der Commissie-Generaal, wat het kopergeld aangaat.
van Elba, waaromtrent Napoleon's terugkomst tegen het 1815 zich de ook voor ons land bedenkelijke einde van Maart 1 niet meer lieten verbloemen , deed het vertrek der gevolgen uitstellen en de muntwerkzaamheden ervoor, zooveel dit contractueel mogelijk was, opschorten. en C? hadden aanvang April Van Hasselt 1815 hun rekening over tevredenheid groote ingediend; hetgeen zij leverden was er op het Departement niet geweest. Bij een schrijven d.d. 18 1815

C. C. G. G.

Februari waren

hadden bood, behoudens ingekocht. Vollenhoven goedkeuring van het Departement, toen een prijs van f 103 de 100 ffi. Van Hasselt dat zij dan moesten antwoordde, bijpassen, want de prijs
1

?dat de geleeverde plaatjes van best zuyver Zweeds koper gemaakt zijn, het welk bij een nader en naauwkeurig on derzoek ook alzoo bevonden zal worden." ? Nu dat de opdracht was ten einde geloopen, te kennen, gaven zij Vollenhoven meer te willen gaarne leveren, daar nog zij zooveel koper

verklaren

dat klachten ?leedwezen", betuigden zij hun ?over ons de door uit gerezen geleverde duiteplaatjes", hoofde ?dat denzelven uit onderscheiden soorten van specien zouden zijn samen gesteld"; zij wilden anders wel onder eede

van

het

koper
247

was

f 88

en

de

bewerking

kostte

f 19,

Verg.

noot

1, bl.

van

mijn

Teruggave.

332 totaal

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE f 107;

IN 1802?1817.

duiten. Bij Vollenhoven legen",

hij verzocht f 105 voor heele en f 107 voor halve 1815 N?. 54 berichtte geheime missive d.d. 6 April dit onderhoud hem Heus aan Kolonien. de Commissaris vry wat betrof, over Van besteld deze

meldde

tijdsomstandigheden De opzeggen". Wat

?Hij was zeer ver ?daar de Hasselt, werk hadden doen

taling zijner uitstaande een wissel betalen". ? N?. 89 antwoordde

leverantie werd geinstrueerd het staken der ?dat, aangezien naar Java", vooreerst geen duiten noodig maakte, Expeditie slechts voor het geval, dat Van Hasselt c. s. zich bereid toonden voor denzelfden prijs te leveren, Goldberg ?daaromtrent nog wel eens" wilde zijn ?gedagten laten gaan". Wat De Heus aanging , hij zou zijn geld krijgen, nadat de vordering was goedgekeurd. ?Het contract met de fabrikeur de Heus, wegens het leveren

drong op spoedige be aan; vorderingen ?hij moest maandag 1815 missive d.d. 7 April Bij geheime tot Met de Geldersche Goldberg. betrekking

van duitenplaatjes, hetwelk met den 1 April cesseerde, verlang ik dat geen verder gevolg heeft, en dat hem zulks door U, indien hij daartoe aanvrage mogt doen, wordt te kennen ge ? 1815 namen Van Hasselt Bij schrijven van 8 April geven." en 'tHoen den prijs van f 103 aan; zij bleven volhouden aldus met te werken, schade doch zij zagen geen ander middel om van hun koper af te komen. Ook De Heus deed van zich hooren; 30 Mei karakter. Bij brief d.d. den dat hij namelijk Departementschef, toen hij de levering der duitenplaatjes had gekregen, door hem waren ontboden; 12000 ffi plaatjes uit Engeland de Engelsche 1815 schreef droeg had echter de waren vertraagd, omdat door ?zoo best en fijn besteld verlangd ze niet eerder dat de Engelschman toezending doch de zaak een ander

correspondent De Heus de en zoo

aan Vollenhoven, dat het goed was, mits voor f 100 de 100 fi? met de gewone korting, zijnde gelijke voorwaarde gesteld aan Van en 'tHoen; Hasselt zoodat de prijs van f 103 lager was geworden. de werkzaamheden Terwijl Napoleon's nederlaag bij Waterloo voor het uitrusten der expeditie van C. C. G. G. kon doen her aan zijn verplich vatten, gaf de flinke wijze, waarop De Heus

ik heb nooyt mooyer er aan toe; als dit koper is", voegde De Heus koper gezien ? nu om te deze leverantie hij vroeg volbrengen. Bij alsnog 1815 N?. 27 antwoordde Goldberg geheime missive d.d. 31 Mei

plaatjes accuraat van dikte", had kunnen afmaken; ?het is zeeker waar

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

333

den Departementschef aanleiding bij brief d. d. tingen voldeed, te berichten 1: 30 Juli 1815 N?. 91 het volgende aan Vollenhoven en munten het Na de prompte afloop der leverantie der duiten plaatjes, welke ten bedrage van 12000 u: zedert de 8 Juny tot den 19 July j.l. door de Heus geschied is had ik ook kunnen verwagten, en t'Hoen een begin zouden gemaakt dat de Heeren V. Hasselt van met het jongste door hun aangegaane En de hebben, voldoening en in dat althans, gagement, zij vergelijking met den leverancier de Heus niet behoefdeh achterlijk te blijven; dan dit is evenwel wezentlijk zoo en het zal dus nodig zijn de Hn v. Hasselt en T'Hoen aan hunne verpligting te doen erinneren. Ik verzoek U dus Mijnheer de commissarig dit ernstig te verrichten en die leveranciers byzonder opmerkzaam te maken, dat de Heus in staat geweest is binnen de tijd van minder als ses weken 12000 W duitenplaatjes gemunt af te leveren en er tevens bijtevoegen, dat de leverantie moeten doen, bijna tijd binnen welke zij de aangenomene voor een derde gedeelte is ge6couleerd, en dat met langer tewachten zich laat onderstellen, dat zij op de gefixeerde tijd niet zullen gereed zijn, waarmede dezerzijdsch wegens de bepaalde voortgang der Expeditie
geen

ik UEd erinneren, dat het munten der eigen geleverde duitenplaatjes door den fabriqueur de Heus thans afgelopen zijnde, dezelve voor t' vervolg de nog in de magazijnen voorhandene ongemunte duitenplaatjes kan afwerken, mits niet anders als in conformiteit van mijne order in dato 6 mey N?. 3 dus met niet meer als een vat tevens, zoo als hetzelve door v. Hasselt en t'Hoen wordt geleverd. d.d. 31 Juli 1815 N?. 118 antwoordde Bij geheime missive en C? aan hun dat Van Hasselt Commissaris, gedeeltelijke hadden voldaan: ?waarmeede is verplichtingen eeniger maate vervallen U. Ex. secrete aanschrijving van gisteren N?. 91; ik de heb hen intusschen verzocht afleveringen Heus gaat gemelde voortgang nu voort met te maken". zo ras mogelijk met de verdere Verder meldde ?De hij: het munten der duytenplaatjes van om

Ook moet

genoegen

kan

genomen

worden.

voor het geleverde in de plaats krijgt en zij alle dagen zich met dit object moeten occupeeren; zij zouden er wel voor in willen staan om hem een vat of drie te gelijk te geeven." Maar hoe
1 De met No. op bl. 323 823 voort. noot 1 vermelde bundel N?. 822 zet zich van 1 Juni

gelijk; hem en van de Pakhuijsmeesters zoo stil laten staan lang moet

Kooplieden dan ik heb

en dat volgens UExs daar over al dikwijls

order bij een vat te klachten gehadt van

tevens, daar hij zijn werkvolk tot hij weeder een ander vat

af

334

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

redelijk dit ook scheen, Goldberg antwoordde bij geheim schrijven d.d. 1 Augustus 1815 N?. 92, na gehandeld te hebben over aange boden rekeningen: ?Voor het overige Mijnheer de Commissaris! maak ik geene verandering in de bepaalde quantiteit duitenplaatjes, aan den fabrikeur de Heus om te munten welke successievelijk kunnen worden afgegeven

en blijf dierhalven persisteren bij myn in dato 6 Mei dezes jaars N?. 3." genomen dispositie deswegens Was reeds de prijs voor het leveren van duitenplaatjes tot De Heus te leveren tegen f 96 mits 100Q0 fi? plaatjes 1 antwoordde Goldberg Goed, korting". bij ge 17 October d.d. 1815 N?. 141 maar ?onder de van 2 1815

bood

f 100 per 100 ffi gedaald, bij missive d.d. 16 October 1815
?zonder eenige missive

heime

gewoone korting 19n October Den chef: met 2 daar ?Het is mij

moedig

er nog met ik de duyten Plaatjes mogte benodig zijn, gelijk naar te Leveranciers grootere Partyen myn Prijzen die nu Honderd omdat de Leverancier, opgeeven; verzoek aan UWEx. dat, wanneer Ponden daaling voor kan 1815 heeft der

100 fi? duitenplaatjes te leveren; dan pCt. korting de ik UWEx. wil dat ik alles wil doen ten voor overtuigen van deele 't land, zal ik deezen Tien duijzend Ponden duyten voor de boven genoemde prijs leeveren, met dit oot plaatjes Partijen anderen moogen duizend

ik niet kan afgaan". pCt., waarvan antwoordde De Heus den Departements haast onmogendlijk om tegen de Prijs van f 96

d.d. 24 werd Departement daarop zou De contract Heus 1815 een nieuw October gesloten; van 160 a. 162 in een pond 10000 fi? duitenplaatjes leveren en in vaatjes van 500 a, 600 ponden tegen f96 de 100 fi? en 2 pCt. korting te lijden in de rekening; voor hoogstens 2000 halve duitenplaatjes geleverd worden. Bij deze pond mochten N?. 143 het er een kortstondige fabrikant levering ontstond stagnatie. De van o. a. de ?Geoctroyeerde koper smelt kreeg zijn grondstof en pletterij" te Amsterdam. In den aanvang van 1816 stokte haar commis schreven van, fabriek, als een gevolg ?resolutien van Z. M. sarissen d.d. 6 Januari 1816 aan De Heus:
1 Van 1 October 824. Hasselt en JtHoen: zie bl. 321. 1815 wordt de op bl. 333 noot 1 vermelde bundel voort

2, de voordeelen heeft, van de aangenoomen nu geen kans van ik het (daar kooper Prijzen 22 October brief d.d. hebben)." Ingevolge geheimen van

deze

in N?. gezet 2 Dus Van

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE geprovoceerd dan hebben doen in de

IN 1802?1817.

335

andere door geene strekking rapporten, welke om deze zo belangrijke fabriek te ruineeren en te ?dat wanneer de fabrieken stille staan"; daarbij opmerkende: gedeeltens van het Rijk de begunstiging van het zeer hard valt te moeten onder

erlangen, de fabrieken op eene dus verre in de Noordelijke dat zij genoodsaakt benadeeld worden, zijn hunne gaande wijze en een aantal huisgezinnen daardoor werkzaamheden op te schorsen vinden, dat moeten missen". Bij geheime missive aan Vollenhoven 10 van het Departement uitstel in de levering Verleend, hoofde De Heus hun bestaan 1816 N?. d.d. werd

Zuydelijke 't Gouvernement

15 Januari uit dien

als voor het munten duitenplaatjes, was want ook door Vollenhoven pen; 1816 N?. Van Hasselt

die vervolgens een vordering d.d. 12 Maart 1816 regelmatig afliep, zoodat met zoo voor het leveren van van De Heus, de rekening-courant ervan geheel was afgeloo bij missive d.d. 13 Februari

9 bericht, dat de den 31n Mei 1815 door de firma en C?. aangenomen levering der 100000 pond een had einde De Heus alzoo voor genomen. duitenplaatjes dat hij staken, zou zijn werkzaamheid 1816 bood reeds bij schrijven d.d. 12 Februari van 20 & 30000 ffi tegen f 96 duitenplaatjes levering opzicht weken Hasselt later, d.d. 29 Februari 1816, deden en C?. een bod van f 102. Wel had in een en ander

ziende, moeten aan de de een

100 ffi. Drie ook Van

echter

een vraag voor f 96 te hun gezegd, Departementschef hebben ontvangen; maar z66 laag konden zij onmogelijk gaan. ?door de rijzing van Reeds met f 100 was het krap aangeweest maar het koper (veroorzaakt door de hoge Engelsche wissel)"; f 96!! nemen: blad Zij verzochten alle den ?dat de Departementschef door ons geleverde te in aanmerking van nieuw plaatjes

maar op

van couleur en ook op behoorlijke zwaarte koo mooy men, dat seggen wij zodanige plaatjes tot f 96 de 100 ffi tegens Dan niet zonder verlies geleeverd kunnen worden." woordig dezelve weer in vredesnaam voordeel, f 100: dan ?niet zo zeer met om onze genoegzaam wel

op onze kopermolens gesmolten eh verder belang was, waarna om tot blad geslagen, vervolgens weder tot plaatjes geknipt te en dan moge U Excellentie worden, overtuigt zijn, dat plaatjes van en waardoor nieuw blad op zodanige wijze koper gemaakt,

koper zijn geknipt geworden, en Engeland Zweeden gecommitteerd,

tot dat einde uit expres het afval daar van, dat van

het uitzigt en kopermolens

336

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

werk te verschaffen". ? De Departements knipperij aanhoudend chef antwoordde 1 missive d.d. 1816 N?. 18 Maart bij geheime in dien prijs niet te willen treden: ?vermits mij reeds offertes tegens gedaan een minderen zijn". ?om ?Dat prijs en wel voor f 96 en 2 pCt. korting ik niet onverschillig ben", besloot hij dit onze binnenlandsche zooveel mogelijk koperfa

te begunstigen, de aanzienlijke bryken leverantien, getuigen welke door UEd. reeds zijn gedaan, doch de Heeren zullen het ik bij gelijke concurrentie gee mij ten goede houden, wanneer nen hoogeren kan besteden." prijs Bij schrijven d.d. 7 Maart 1816 woord kon nog het

schrijven,

fabrikaat.

en C?. een weigerend Hasselt ant gaven daarop Van 1. Vermoedelijk, zich een geringeren prijs dat De Heus omdat voor hem op het maken der plaatjes getroosten, in den der duiten van altijd regel volgde de aanmaking Intusschen ook Van Hasselt en C?. bedachten schrijven d.d. ?gebrek aan stil 1816 onderwierpen zij zich aan onze daar beide molens werk, op de ons nog veel eerder daartoe leggen, doed 25 Maart

zich! Bij de f96: Veluwe

moeten

daarbij berekend, zeergering." 1816 het Departement nieuwe contracten sloot voor de levering van duitenplaatjes tegen f 96 de 100 fi? met 2\ pCt. korting in de rekening te lyden, zoowel en tot 20000 pond koper, als met Van Hasselt met De Heus C? tot 35000 Voor doen pond"! zelf heeft men na het Herstel nooit duiten Nederland slaan: de cent en de halve cent zouden ze vervangen; doch

besluiten, blijvende het voordeel Het einde was, dat in Maart

Hasselt

en door Krepel, die wij nu aan en \ Hoen op de Veluwe treffen te Zutphen. Al hun prijzen waren f212 en f216 per kilogram cents- eh halve-cents-plaatjes. Bij een latere aanbesteding moesten en te met 204 zich 200 f vreden stellen. 2 f zij zich destijds de expeditie der bevond Gelijk de lezer weet, men vertrok immers den 29 October C. C. G. G. reeds onder zeil; 1815, nadat de in Januari 1815 voorgenomen door de terugkomst van Napoleon.
1 In dezen brief bl. het 23. werken bij het ? Beaier-1887, leveren op bl. 312, noot 2, medegedeelde van voor halve duiten. plaatjes

daarvoor De Heus zij werden eerst in 1821 vervaardigd. Kwam voor de de koperen als munter niet in aanmerking, plaatjes centen bleven nochtans door hem geleverd, zoowel als door Van

reis was

uitgesteld

over

het kostbaarder

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE In


een

IN 1802?1817. aan kopergeld


.

337 geleverd
ffi

1815
bedrag

en
van

1816
...........

is door De expeditie van

Heus 1815 1816

177806

Hiervan kregen.. waarbij de Nassau. zoodat door De De

had nog

de

medege 67000 ffi ? -147500 ? ffi 1 bleef aan . . . .

kwam

in Januari 80500 1816

d.d. Heus naar

14 Maart

waarde

gemunt aan kopergeld,

in voorraad . kopergeld die de

30306

bedroeg, van f 267625; tot door f 75293 heele en 8 som van tuur van

ik in mijn Ropijen-artikel doch hiervan behoorde De Heus halve

vaten

f 192332 266

kopergeld was, gelijk het luidt 3, een ?Fac van vaten heele en halve duiten onder Directie

in 126 vaten dat gemunt geld, duiten verpakt werd. De resteerende

le expeditie mede kreeg, mededeelde 2, de som slechts een bedrag ad

en in de Maga Raad den voormaligen Aziatischen aangemaakt en nu van wegens in voorraad geVonden , zijnen ter verzending en Kolonien van Koophandel in de< het Departement geladen naar van Oorlog Landsschepen gedestineerd ondergenoemde, om te dan deze worden uitgeleverd", waarop aldaar spe Java, cificatie volgt: Braband 40, Amsterdam 80, De Ruyter 80, Maas 66, totaal 266 vaten, en ongelden f 190470 totaal f 192332. 4 Van het bedrag Evertsen: Amsterdam: De Ruyter: Iris: ad f ? ? ? ter waarde, wordt aan f 267625 36660 63450 64251 11045 met het in mijn. Ropijen-artikel er bijgevoegd, emballage van: vaten, zakken, de f 1862,

voerde

Totaal
hetgeen
Van Hasselt

f 175406
overeenkomt
?Staat en H.

voldoende
aan een en't Hoen

door de Heeren der duytenplaatjes, geleverd de door de laatste daarvan alsmede de Heus, bundel N?. duiten'1. In de Goldbergverzameling 162; veg. bl. 277 van gemaakte over 1913. het op bl. 242 vermeld Archiefveralag * Zie er bl. X>\. 157. in mijn Bestuur-1817, 285, zoomede 5 In een stuk van den bundel 162 der QoldbergverzameUng. N?.

1 Ontleend

4Dit is de som, die in Goldberg's rapport d.d. 4 November 1815, blijkens bl. 806 hierv66r, is uitgetrokken tot een bedrag van f 10 minder, hetgeen
ik aan een denken Dl. aan 70. Het vergissing toeschrijf. een toeVallige ontdekking. gevonden in de aanhalihg deed 22 mij

338

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

opgegeven Spion aan

ad f 175000; slechts is onjuist, dat ook de bedrag het geldtransport deelnam. Er bleef alzoo een bedrag van f 92219, en de Reijgersbergen waarvoor is de Braband bestemd geworden; doch in een opgaaf hiervan vind ik 1 : 95 vaten heele duiten tot een bedrag van f 66975 Braband: : 48 ? halve ? ? ? ? Totaal een verschil, dat ik niet anders weet te verklaren ? ? 22194 . . f 89169 dan door het

Reijgersbergen

dat met een andere vermoeden, van de Nassau Na aankomst het besluit der C. C. G. G. d.d.

te Semarang ?dat dezelve duiten gelost werden, uit overweging in den vervolg op Samarang met voordeel zullen kunnen worden de resident aldaar had ze voorloopig in be geemployeerd"; te houden. waring X.

om aldaar aan dezelve de als mede veeren, nodige reparatien te laten doen" 2. Op de Nassau waren toen geladen 153 vaten heele en 8 vaten halve duiten, die volgens het vermeld besluit

naar Soerabaja dit schip en de Amsterdam gezonden van die bodems de gezondheid der scheepsequipagien

het restant vertrok. gelegenheid te Batavia, werden, ingevolge 17 September 1816 N?. 28, en ?ten einde te conser

De stempels op de na Indie's Herstel ingevoerde


duiten en halve duiten.
Hiervoren zilveren munten men deelde ik mede 3, dat men slechts door gemis aan om ook het aan richting werd geleid

specie van kopergeld ter harte te nemen. Welken stempel moest 4 er aan geven ? Toen zich deze vraag voor het stempelen van
aan een

in de

aan zilver en duiten is geladen in rNota van hetgeen naar van in de Goldberg Java oorlog schepen gedestineerd", ondervolgende bundel N?. 162. verzameling, * bl. 404, noot 2. bl. 275 en mijn Herstel, Verg. mijn Teruggave, de 4 bl.

1 Ontleend

Zie bl. 804.

Tegen 275?276

maakte keuvelen" ?gezellig van mijn Ropijen-artikel).

de heer Moquette terecht bezwaar (verg. Men 105 zijner leest echter op bl.

was waar het Indie in Nederland niet op de hoogte destijds en men munten die in omtrent de deze Kolonie dat niets wist gang betrof, men beter men danzoude baar waren, is wel zeker. Ware ingelicht geweest, ook den stempel voor de nieuwe duiten wel gewijzigd hebben, want ze droegen

Opmerkingen: ?Dat men

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

339

geweest, die in 1796 werd verklaard tot munt van Holland1. Den burgemeester werd verzocht om de stempels en de overige te zenden, materialen kon aan spoed opdat het werk met gevangen worden

den gulden opdeed en er overigens nog niets bepaald was, had 1814 ge zich de Departementschef bij brief d.d. 10 November van Enkhuizen, in welke plaats tot den burgemeester wend munt was gevestigd onder het Gemeenebest de West-Friesche

1814 ontving 2. Bij schrijven d.d. 29 November 9 : ?In antwoord het bericht op UwHoogEd. Goldberg volgend Gestr. missive van den 10n dezer isdienende, dat ikmij omtrent en voornamentlijk na de stempels bij de voor het Materieel Muntmeester Verschuur binnen de 4, thans woonende malige en stad Edam, heb geinformeert, de Eer heb UwHoogEdGest. des van aangaande den jare op te kunnen alle van 1812, order

Ponsoenen onbruikbaar

gemaakt,

zijn verkogt geworden."


de Kaapsche waarde-aanduiding in stede van 120. gulden had die de duiten ?De Heus in 1802, en bij volgde alleen het wapen." Dit niet Ook alles rijzen: Had het leveren is, gelijk een van

en daar na ten prbfijte van den Lande 5 Het iswel aan te nemen, dat deze ver
van leverde 5 op TV gulden, dus van 80 duiten

dat in de maand Maart berigten, en als ook Stempels Instrumenten en verbreizeld den Heer Gogel zijn

per

in 1814/15, was dezelfde die de leverantie en veranderde slaafs het vroegere model, blijkbaar

de vraag reeds op bl. 235 medegedeeld, onjuist. Moest voor het zeggen?? het dan maar fabrikant partieulier duiten in 1814 kan vooralsnog niet aangenomen worden;

verg. bl. 324. 1 Zie bl. 1 van I. Munten-Moquette-1908 ' Zie brief in den bundel bl. 233. De op het Bijksarehief Teruggave, mijn na 1813" N?. 2 ?Resolutien van Koophandel van het departement ?Kolonien en Xolonien van November 1814." 8 na in ?Kolonien bundel N?. 112 ?Relatieven": Op het Rijksarchief 1813", December 1814. 4 Zie bl. 296, noot 1; doch daar wordt gesohreven gelijk het, Verschuir, denk ik, moet zijn. 5 De en de chef van Financien onder den Raadpensionaris heer Gtogel, aan het hoofd der geld was in December 1810 andermaal koning Lodewijk, middelen en der als Staatsraad-Intendant-Generaal der financien opgetreden van Financien. Met dus onder den Keizerlijken minister publieke sohatkist, van 1811 moesten het Hollandsohe 1 Januari de muntwezen inrichtingen en door van het muntwezen van het de general e administratie ophouden munt werd zou dienen Keizerlijk ter ver Com daarbij bl. 308.

Keizerrijk

De Utrechtsche worden vervangen. van Fransche Foelman muntspecien. vaardiging missar bl. 72 Schimmel] is. Zie verg. hierv66r

340

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE ook hebben uit den

IN 1802?1817.

brijzeling

stempels De aard der zaak ticulieren verbintenis was over

ondergaan de door De Heus gebruikte koper raad werkte. tijd, dat hij voor den Aziatischen althans

fabrikant

van kopergeld met De Heus het aanmunten het in , het plan van den Departe bereids aangegaan lag mentschef om althans aan C. C. G. G. de toevallig in de magazijnen duiten gevonden Immers als hem f 1860000 van den Aziatischen raad mede

dat men niet den par bracht mede, ervan in het bezit liet. Maar nog v66r eenige

wilde

een steeds aan te vullen rekening-courant Vandaar, dat, om te beginnen, werd gedaan: geopend ?eene extraordinaire aanvrage ter somme van f 600000 ten zijnen te worden Bank te Amsterdam name, om in de Nederlandsche uit dien hoofde hebben.

1814 lrB er deaandacht bij geheim rapport d.d. 20 November van den Souvereinen vorst op, dat die speciehandel dadelijke zoodat daarmede niet kon gewacht worden, betaling vorderde, 2. Hij de transaction had goedgekeurd totdat de administrate

het bij de begrooting vastgesteld is toegestaan en hij dientengevolge werk moest maken van baar zilver en specie, vestigde Goldberg van het opkoopen

te geven. 1 crediet van

ten einde daarover successivelijk tot het aankopen gedeponeerd, van Baren Zilver of tot het vermunten van nieuwe specien en van koperen duiten van denzelfden stempel als nog aanmaking ter verzending voorhanden zijn voor de Oostersche Bezittingen over dit te kunnen beschikken" 3. Alle muntverhandelingen en van ook die heer den geven Moquette, speciaal tijdvak,

de voorstelling, alsof met Indie's Herstel slechts daarentegen door C. C. G. G. werden aangebracht uit Nederland de door De in 1815 gemunte Heus duiten, terwijl de duiten van den Aziatischen Indie wel zouden uit het raad enkel bij het bestaan van dat dit gezonden vorenstaande zijn: en hoe uit onjuist het hiervoren

college naar is, blijkt nu vermeld fac t815 4.

tuur, zoomede
i bl. 303. Verg. 3 In den. aanhef bekend waarvan plaats te maken:

uit Goldberg's

rapport van

4 November

van ?raet

het den

dat staat, rapport aart des Handels en zonder eenig

8Het

de voldoening hebben". aan

dadelijk

was Z. K. H. onnoodig in het artikel van zilver, uitstel bij de levering moet het

renvooi werd

door mij gecursiveerde is er in de minuut nog door Goldberg bij


toegevoegd. Bij Souverein voorstel getreden. besluit d.d. 22 November 1814 N?. 96

* Zie bl. 303, 306 en 387.

in het

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Dat men toen

IN 1802?1817.

341

te veroordeelen quentie afkeuren 1; doch behoeft men geenszins als een slaafsch navolgen van een koper als een geesteloos, aan wien de Departementschef fabrikant-munter, vrijheid van 2 handelen had gelaten, met 'n ?Stempel maar raak!" Art. den
te

bij de keuze van den stempel voor de nieuw aan te munten duiten verkoos den stempel te handhaven, dien van de le expeditie reeds der bezending de overgroote massa als een minder geschikte conse kan men desverkiezend had,

1 van het Souverein

besluit

d.d. 8 December

Departementschef
zorgen.

op, houdt Heus

naar wij

1814 droeg lazen 3, voor de stempels

Verband December

hiermede 1814 van De Uwe

schrijven d.d. ondervolgend aan den Departementschef:

19

Excellence!

Volgens order van den Heere Vollenhoven zende ikUwe Excellence hier de stempel van de heele duiten met een afdruksel inhet bijgevoegde doosje, dat Uwe Excellence voor model kunt behouden; die der halve duyten is nog niet klaar, maar hij is onderhanden. Ik moet aanstaande in den Haag Donderdag zijn; dan zal ik hem meede brengen, en dan zoude ik Uwe Excellence ootmoedig verzoeken om.met Uwe over het een en ander nog eens mondeling te mogen Excellenlie spreken. Ik ga intusschen voort met het knippen der plaatjes. om te laaten ver Ik verzoek Uwe Excellence mede Onderdanig vaardigen de Contracten. Met verschuldigde Eerbied Uwe Excellence Van Uwe heb ik de eer te zijn de zeer onderdanige Dienaar Hs de Heus. *

Excellence

voor het kopergeld op zijn alzoo gemaakt stempels duiten deed die het merk der Kaapsche last van Goldberg, dier hoeveelheid zulk een aanzienlijke omdat men navolgen, De duiten van den tijd van het Staatsbewind nog in voorraad had
1Dat was: nu jurist geen gelukkige" van den muntslag ?de keuze II. van Munten~Moquette-190$ 9 bl. 338, noot 4, hiervdor en noot 2, bl. 189 Munten-Moquette'1908 Verg. van te spreken: van Heus 1814?16" om ?van de duiten ?Wel een voor

bl.

53 II:

bewijs

? Zie bl. 317.


4 Ook deze

slaafsch

copieeren." brief kenmerkt verg. bl. wel wat den man, eenigszins had Goldberg 313. ? Offioieel betreft den zijn ge titel van

letterde

JSxcellentie niet, dooh ook C. CO.

ontwikkeling,

GK gaven dien hem weleens,

342

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

tot onmiddellijke contract d.d. 9 alsof De Heus

stempels speelde, doch te weten de contractant ter eenre", ?De zegt uitdrukkelijk: ?verbindt zich tot het leveren der stempels, Departementschef! na het eindigen van het contract door den Contractant welke den baas aan Hem te zullen worden aangenomen voor zijne rekening gerestitueerd; terwijl ook laatstgemelde neemt alle schade door het breken van stempels veroorzaakt." ter andere zijde worden

maar

verzending. Art. 5 van het hierover vermeld 1815 1 luidt dan ook volstrekt niet, Januarij over de

Dit

sloot natuurlijk geenszins uit, dat De Heus zelf de stempels naar aanleiding van heeft gemaakt, gelijk inderdaad geschiedde van het verbaal. naar de woorden ?onze mondelinge order", dus ook

Evenzoo,

?12 stempels voor halve duiten en 12 stempels voor Departement: zes paar dus een paar munt heele duiten, dat is te zeggen en iedere stempel eene duit, dat is boven- en onder-stempel, f4 wat

stempels geleverd, te worden ,en in Maart 1816 commissie werd gegeven, waartoe^ en 6 paar voor halve duiten. Bij brief nl. 6 paar voor heele naar het 12 April 1816 zond De Heus d.d. dientengevolge

order", zijn door hem de op ?mondelinge welke bestemd waren om naar Indie gezonden

zal ik nader memoreeren, per stuk" 2. In hoofdstuk XIV alzoo aan het maken van goede stempels vastzit. Ik kan mij ten deze minder wel voorstellen, dat kopergeld eischen stelt van en maar toch getuigt het dan zilver voortvarendheid goud; en in geldelijke eischen, waar wij zien, wat begrenzing ook op dit gebied presteerde en ervoor vorderde. zou echter De Heus den heer Moquette het wapen Volgens Heus veranderd van

De

3, zonder dat de Schrijver er echter bijvoegt, hetgeen toch in zulk een verhandeling wel op zijn plaats ware ge weest, wat daarmede bedoeld werd. Bij inzage der figuren bleek mij van geen verandering 4. Z66 volstrekt scheen ook aan de heeren hebben Netscher Muntwerk nochtans
* Zie Verg.

en Van

?Als n?. 39",


2 bl. 322. mijn

der Chijs de gelijkheid, dat op bl. 118 van hun bij fig.84 moetende geven een duit der jaren 1815?1816, geen afbeelding werd gedrukt, maar er enkel gesteld d. w. z. blijkens
bl.

bl.
noot der

108,
3. De

als de duiten
nam

?Van
ik goed

1802
over.

4 De plaat

* Zie bl. 339 hierv66r van de noot 4 op bl. 338.


heer XI Moquette in de noot zijner verhandelingen van 1908;

Bestuur-1817,

98,

aanhaling

die op plaat IX aldaar, fig. 228 v.v.

Opmerkingen, men stelle

naar bl. 105, verwijst de figuren sleohts naast

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE tot 1807". dan van Wanneer hadde er hier een

IN 1802?1817.

343

te 's-Gravenhfige, en op het Koninklijk Penningkabinet teAmsterdam. die van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap Het bleek mij ook toen, dat de typen gelijk waren; alleen is van een het wapen der duiten het Herstel verschil, vtaigrooterl duiten Hieruit in de afbeeldingen niet zoo zeer opvalt, althans mij njet !. toen hij krachtens order dat De Heus, slechts, blijkt van den Departementschef maakte stempels overeenkomstig die der Kaapsche duiten, hij niet zoo precies de afmetingen van het wapen heeft nagevolgd, ? of met opzet, omdat het en dat Goldberg of onwillekeurig ? beter werd gevonden, dat zich daarmede heeft afwijking er inderdaad Zoo zijn dan tot het lezen, en Van op de Indische duidingen van en daar vereenigd, niet toe deed. deze nauw merkbare

zijn, uitdrukken wijze onder veranderen van een wapen, zonder meer, gemeenlijk zal verstaan: wijziging van de type. Die wijziging is inderdaad ook bij nader onderzoek door mij niet geconstateerd kunnen worden; en de doch voor alle zekerheid heb ik bovendien geraadpleegd

ik dit

fout mijnerzijds zou gemaakt te wijten aan de onvoldoend heldere men door den heer Moquette, aangezien

jaar 1820 en langer, naar wij zullen duiten gesteld de vreemde waarde-aan ?~(fv 2. Zij bleven voor de heeren Netscher

duiten

der Chijs een puzzle, om niet van andere schrijvers als te gewagen 3. Hij immers hakte dezen knoop heer den Moquette door met afmakend te zeggen: absurd, zonder zin, niet-weten 4. aan te nemen: Nu ja, de aan Is het overigens voldoende maar aangezien dergelijke mochten zin hebben, geen duidingen in Indie reeds hadden gecirculeerd tijdens het Staats en er toen geen klachten over gerezen waren, heeft
van Buma 236 had dank du voor zij door mij aan de heeren Van Kerk gebracht van de ver en Conservator Directeur ? Met leiding. gewaardeerde mijn beschouwen boven af der munten in natura hier op het oog.

bewind
1 Een wijk melde

woord G.

en H.

herinnering beeldingen ? Verg.

instellingen op bl. ervan, bl. 274.

aan

resp. Crock, hun bijzonder het

ik het

bovenstaande

van den heer van niet-weten, 39. Over in vergelijking deze N?. erkenning hierv66r bl. 234, sub c. Moquette, 4 waarde Munten-Moquette-1908 ?Absurde aanduiding": IV, bl. 334; zie verder

* G. ?Het is ons niet mogen gelukken de beteekenis van de uitdrukking5TV te ontdekken." Bl. 108Netecher en Van der Chijs in kolom ?Opheldering" ad

hie?v6<5r bl. 338, noot 47 en hierna bl. 345, noot 3

344

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817. is stellig niet geacht worden, duiten en van de hooren ter 1 ? Zeer

emu het Departemeht ook maar doch het dan mag onmogelijk; dat Goldberg de bij toezending stempels met geen enkel woord opheldering, zeker, men Kap men

in berust? Dit niet vreemd van zich die

erover doet

stellen, dat men het, standpunt getoetst aan de gegeven voorschriften, aldus beschouwde ? Ik geloof ook voorkomt; het. wel, hoe gewrongen mij de gedachtengang doch wat was destijds in ons Indisch muntwezen niet gewrongen ! en Koning bestond reeds, ten tijde van Bij Departementschef zich niet op het der duiten, het daarna tot werke aanmunting voornemen tot het wettigen van een gulden Hjkheid geworden men de menschen als Indischeh waarmede 20 standpenning, van een 100 duiten wilde te kort doen, duiten op gulden het bevel tot hun slechts toekennen 80 duiten: door

tef verschbonirig van de waarde-aanduiding kari zulks op rekenirig schrijven van onvoldoende maar anders? 't Is alsof de zaak vanzelf sprak. correspondentie;

m. a. w.

op een duit de

tot dien gulden te stellen als dus dat 5 duiten verhouding ^"jV van den Gulden het werd die gedachte niet uitmaakten, de wel door inderdaad teruggegeven, cijfers 5?T\, gelijk wanneer van in zooverre dat werd gestempeld: Lands toch, een dit werd iemand niet wilde wege gulden, toegekend zeggen , dat de schuldeischer Ik zou de eerste 80 duiten. onaannemelijk verwierp, ware kreeg op 100, doch op zulk een verklaring als die zijn, het niet, dat de Indische munt zoo gedaan heeft, zij het dan recht

dit tpch inderdaad wetgever in' eenigszins gewijzigden ook vorm, door namelijk te bepaleri, van 1 Nederlandschen van 120 dat de gulden toekenning men in recht niet wilde dat Indie duiten had zeggen, op doch slechts op 100 2. Het Kon. duiten, 1815 N?. 39, hetwelk aan C. C. G. G. November 120
1 De voor instructieve geweest; als het voorschriften echter van 12 Maart in het vol zal moest 1816 waren heeft

besluit

d.d.

ter uitvoering
er stellig de plaats over den ?En hij: de duiten tot het over het te voeren."

minderwaardigen van hiermede en Men halve montant

duiten, van vijf maal leest dan echter zie bl.

gulden, zilver afstappende, door U.H.Ed.Gestr. honderd verder 164 vv.

Goldberg voor die

breede

uitgeweid

doorgaan, schrijft ik iets moeten zeggen van verder aan

duizend slechts van mijn

en nog medegenomen toe naar Java Guldens de onnoozele Be8tuur~1817.

redeneeringen

wopwisselen":

' Zie in het breede bl. 113 vv, van mijn Bestuur-1817,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE werd en gezonden, de daarbij gelastte

IN 1802?1817.

345

aanmunting van guldens van 100 duiten van den instructieve voorschriften gevoegde die dat zouden wenschten, Departementschef guldens uitgegevcn worden voor stukken van 120 duiten *. Dat C. C. G. G. aan het tot standpenning verklarende besluit geen gevolg hebben gegeven, een gulden van 120 duiten, waardoor de op de duiten staande in ieder verkeerd werd, doet natuurlijk hier verhouding geval haar ter zake 2. Evenmin, dat ook de Indische regeefing bij te de verkeerde waarde-aandiiiding aanmunting Soerabaja

niets

de quaestie van bevoegdheid, want, handhaafde; daargelaten was men in Indie niet in staat, naar het schijnt, goede stempels te zoodat men er werkte met uit Holland gezondene 3. vervaardigen, zoover de quaestie Tot der stempels op het kopergeld ten aanzien van wapen en waarde-aanduiding. Wat betreft de daarop wees staande hiervoren ik reeds op het eigen stempeljaren, van het jaar 1814, daar wettig eerst gemunt is kunnen aardige worden in 18154. het stempeljaar Ook 1816 is niet te ver er omdat in 1816 niet gemunt trouwen, echter, geenszins ? ? zou geworden waar is het doch omdat zijn tegendeel ? Ziehier d.d. hoe minister Falck het

Waarpm Koning
1Het bl.

ook na 1816 tot 1820 het jaar 1816 is gehandhaafd gebleven!


10 April 1821 heeft verklaard
van

in een rapport aan den 5: ?Tot dus verre

voor

mede in mijn Teruggave, bl. 238?239. Dat reeds op 347, noot 55; daarna van 1814, dus tegelijk met de opdracht aan De Heus, einde de plannen en tot de uitgifte ervan alsof ze van hooger tot dergelijke bestonden guldens o. a. aan de Munt nit te Utrecht waren, Goldberg's blijkt schrijven gehalte Zie Teruggave bl. 241. uit die dagen: 3 In de door den heer Moquette ter wederlegging Opmerkingen, geschreven van mijn dat hij verkeerd in het Ropijen-artikel deed bezwaar, medegedeeld het buiten bl. der Muntpublicatie de geschiedenis dat de waarde-aanduiding 10& gesteld, van 120 duiten, ? een gulden zie hierv66r, te blijven, wordt door hem op had moeten houden met rekening bl. 339 in de noot 4 van bl. 338 ?

deed ik eerst afdrukken in de toelichtingmijner Muntrede van 1897: zie

de geschiedenis

het

Indisohe

muntwezen

belangrijke

besluit

uit zijn onbekendheid met bet dan toch reeds een fout, die hier voortvloeit van 1815. Kon. besluit gepubliceerd 8 In ver de historie Munten-Moquette-1908 If, bl. 189, noot 2, wordt aldus klaard ling van of bespot: G. 5^ ?Eigenaardig voor N. I. is het zonder dat zin was, niettegenstaande we ze toch om voor die waarde weer van bepa terugvinden van de duiten copieeren."

in 1818 en later te Soerabaia op de duiten geslagen, een van Heus 1814?16 niet te spreken. Wel bewijs * Op bl. 324-325. 5 bl. 138, in Ambtsbrieven, Het rapport

slaafsch

346

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

bestemde duiten en halve duiten met zijn de voor Oost-Indie na het voormalige Ho'.landsche wapen gemunt, en opdatzulks, niet al te der wet op het nieuwe muntstelsel, het afkondigen zoude schijnen, heeft men steeds op de v66rzijde, oneigenaardig onder de behouden". wapen, daarmede 1816 1816 bij het jaartal Indiae woorden: Batavorum, 1 Ik vat het van een oud-Hollandsch oneigenaardige een nieuw wanneer doch niet, wat is aangenomen, uit te staan heeft de muntwet van

doch nu hij het voorstel vroeger aan gedacht; over de aanneming van het Rijkswapen deed, ontschoot het hem. Vandaar het ondervolgende Kon. besluit d.d. 26 Mei 1821 N?. 30: had er ook wel

stelde om het afgeschafte wapen niet langer te handhaven; nog beter zoude het geweest zijn, zoo men van de gelegenheid, om de dat toch de stempel moest veranderen, gebruik maakte te Minister De doen vervallen. mede onjuiste waarde-aanwijzing

Stbl. N?. 50, die bovendien rationed was het, toen er in 1822 dit daargelaten, Doch zwijgt. moesten worden , dat de Minister voor duiten gemunt opnieuw Ned.

van 28 September Indie volstrekt

Op de voordragt van Onzen Minister voor het Fublieke Onderwijs, N?. 296; de Nationale Nijverheid en de Kolonien van den 10 April 1.1. Gezien het rapport van Onzen Minister van FinanciSn van den 25 dezer N?. 712; Hebben goegevonden en verstaan: 1?. Onzen eerstgenoemden Minister te magtigen om, in 's Rijks munthuizen, voor den dienst der Nederlandsche kolonien niet alleen enkele duiten te doen vervaardigen tot de grootte en het gewigt tot hiertoe gebruikelijk geweest, maar ook dubbelde en halve duiten, in zoodanige evenredigheid als de behoefte van den dienst raadzaam maken zal; 2?. den beeldenaar op de voorzijde met der gemelde koperen specien te bepalen als volgt:

Nederlandsch Indie het jaartal en op de keerzijde het wapen des Rijks,

tusschen de

getallen:

En

enz.

(dubbelde) \ (enkele) 5 5 (halve)

St. 1V A

1 In noot aan: Alle

jaartal

onrechte, opmaken, dat de duiten van 1815 niet dat stempeljaar 1815hadden.

haalde ik deze slotwoorden aldus 4, bl. 131 van mijn Bestuur-1817 en halve duiten hebben tot 1821 gezonden duiten uit Nederland ?het maar ten Uit het alle van mij zou men 1816 bij behouden". derhalve,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

347

nu geschieden aan de Rijksmunt te De aanmunting moest was muntmeester D. alwaar de heer C. Utrecht, destijds IJ. Suermondt *. In 1821 werden voor het laatst inNederland duiten met den ouden stempel 2. Toen men het volgende geslagen zou voren met het munten, aanvangen jaar overeenkomstig brief staand Kon. besluit 3, schreef de Muntmeester d. d. bij 5 Februari 1822 aan minister Falck 4: ?Voor ik overga tot de

verandering van den stempel der heele en halve duiten, die tot hiertoe zijn geweest op den stempel van 1816, zoude ik gaarne geinformeerd de zijn of de letters
5_i

voor de heele en

5_i

voor

den Koning het genomen

nu niet veranderd moeten worden in % St. voor de halve, heele en ? St. voor de halve, welke verandering U. E. gepas was om te doen bij de munting van seerde jaar voornemens een nieuw rapport aan dit jaar." Ja, dat was waar ook! Alzoo d.d. 14 Februari waarin wij 1822 N?. 108 besluit, het volgende tot wijziging lezen: van

gulden, welke slechts zijn gemunt; alwaar de zoogenaamde Kaapsche was en de stuiver in in stuivers bestond 16 verdeeld, 5-, denkbeeldig 5 duiten, zoodat die letters beteekenen, dat 5 duiten x\Gulden uit maakten en evenzoo ook 5 halve duiten ^ Gulden. Van deze duiten een gedeelte naar Batavia gezonden zijnde 6, en aldaar in den omloop op Java geene zwarigheid ontmoetende, zijn die letters sedert be
houden geworden." in Be 9. blijkt ook Utrechtache Munt, bl. 78. 1 Suermondt's portrefc (1792?1871) 2 Zie bl. 75, ad N?. Besier-1885, 8 Dat eerst in 1822 van nieuwe

is mij gebleken, dat de eerstgemelde letters haren Bij oorsprong verschuldigd zijn aan de bepaling van den stempel voor de en Halve duiten, welke in den Jare 1802, bij gelegenheid van Heele de Goede Hoop, voor die kolonie de weder inbezitneming der Kaap onderzoek

werd gebrnik stempels gemaakt, bl. 74, ad Nos 5, 6 en 7. uit Beaier-1885, * Steeds waar in het Brjksarchief, ik geen andere bron vermeld. 5 Ik dacht aan het werkelijk bestaan ervan. Besier Denkbeeldig? van 1885 gewag makende van een memorie zijner Aanteekeningen

op bl. 18 uit dien

in dit stuk met zoo vele woorden dat wordt gezegd, dat tijd, deelt mede, Baad de Aziatische liet slaan: tot de onlangs welke ?koperen penningen, en gedeelten van in verband dien en daarom ook gemunte guldens staan, 5 op of van 5 op 31Tvan een gulden (20 stuivers)". ^ is derhalve eraan toe, ?dat ?Het onlangs gemunte. voegt Besier duidelijk", en halve duiten deze duiten stonden met T'F en 3'7 gulden, vijf van gelijk of 1? en ^ stuiver." Mede reeds aangehaald op bl. 260 noot 3. 6 Bedoeld wordt in 1815, verg. hierv66r bl. 337, dus niet de bezending de inseriptie dragen van

Dus

tijdens het Staatsbewind, bedoeld op bl. 273?276.

348 Het

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

is zekerlijk eigenaardiger en meer doelmatig, dat, bij het ver vaardigen der nieuwe stempels voor de Heele en Halve duiten, op dezelve gesteld worden de letters: ? en st. op de Heele, \ ? st. de Halve duiten, op ^ als aanduidende dat ieder van deze munten zulk een gedeelte van den nog in Indie gebruikelijken Nederlandschen stuiver uitmaakt, en st. door Uwe Majesteit het welk ook in verhouding ismet de letters {? voor de dubbelde duit bepaald. van 26 N?. 30 den 1821 Mei besluit bij Uit deze 78, voordracht luidende: ontstond het Kon. besluit d.d. 3 Mei 1822 N?.

Wij enz. Op de voordracht van Onzen Minister voor het Publieke Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Kolonien van den 14? Februari 1822 N?. 108; Gezien het rapport van Onzen Minister van FinanciSn van heden

N?. 691; Gelet op Ons besluit van den 26 Meij 1821 N?. 30; en verstaan, bij alteratie van het tweede Hebben goedgevonden gedeelte van Ons opgemeld Besluit, opzigtens den beeldenaar der enkele en halve duiten te bepalen, dat op de keerzijde van de koperen munten voor die Kolonien zal worden gesteld het wapen des Rijks, tusschen de getallen, voor de enkele duiten en voor de halve dito
En enz.

? J ? \

st. st. ten dit besluit gegaan Niet te dus zelf, Soerabaja. in 1816 konden C. C. G. G. de van

Vreemd aanzien van onmiddellijk

is het met na

het munten aldaar

de werking in Indie

het Herstel

Kopermunt aan grondstof wel van werden

duiten maar ook van de Indische evenzeer de vreemde waarde-aanduiding; aan. Trouwens enkele ik tref geen opmerking erover regeering in verband beschouwd met het al ware de cijfers goed geweest over een gulden van 100 duiten, besluit van 1815, handelende over in kon geen geval, aangezien C. C. G. G., met zij deugen van 120 duiten. guldens wettigden treding van dat besluit, 1Zie het bl. 342. Verg, hierv6<3r sehrijvenop bl. 352mijnerRopyenverhandeling.

in gebruik stellen, speciaal door het gemis ervoor, die uit Japan moest worden verkregen; 1816 zes volledige in Mei stempels ter aanmunting *. Die uit Nederland stempels hadden gezonden

AANMUN TIN GEN VOOR OOST-INDIE Eerst

IN 1802?1817.

349

te Soerabaja in den aanvang van 1818 ging de Kopermunt aan het werk, dus met de uit Nederland ontvangen stempels 1. van 1818 Stbl. N?. 24 24 de Wanneer dan ook April publicatie den in Indie gemunte stukken* in dat deze volke verkondigt, dat zij zijn van de wandeling komen, wordt er aan toegevoegd, 2. ?denzelfden stempel, als de uit Nederland aangebragte,, In deze gelijkheid kwam echter verstoring tengevolge van het laatst door mij vermeld Kon.

besluit, die de verkeerde waarcle en waarvan de Minister aan Indie bericht gaf ophief aanduiding van Mei liet echter na er nieuwe 1822. 23 Hij bij depeche ze in Indie zelf, naar men aan te toe voegen, terwijl stempels zoodat aldaar op den het schijnt, niet heeft kunnen maken, ouden duiding voet 3. XI. kommerde jaren aaneen zich niemand Echt bleef voortgegaan! Indisch, be om de onjuistheid der waarde-aan

De grondstofvoor de in Indie gemunteduiten.


in Indie gemunte duiten werden de de bevolking op prijs gesteld: gezondenen voor in de fabricage, een deel misschien de oorzaak hiervan lag maar vooral in de soort van koper, die men er voor aanwendde. Oneindig uit Holland dan door
1 Over * ? Verg. der aanmunting, het begin bl. 138 van Beatuur-1817. 334 zie mijn Bestuur-1817, leest men is het bl. over 137?138. de duiten met

meer

de

Op bl. verschillende onderdeelen te Soerabaia

IV van Munten-Moquetten-1908 zeer stempels: oneigenlijk stuivers werden en halve geslagen duiten met de

van

voor

duiten

5 op TV> of 5 op ^ voor ook al weder is dan zooals want en echt En het ook door niemand niet kon niet mij

of zooals sloeg; gulden van duiten de waarde in omloop werden. Het gebracht dat de valsche duiten of wil men bevreemdend \ Stuivers, er 'ingingen als koek', op fig. 285 en 286 afgebeeld zijn, ten slotte wist valsch van echt te onderscheiden." klaar: valsche als men munters Dat valsch valsche niemand zijn stellig zeer was het voor de

zeker, Indie, terwijl men gelijktijdig van absurde waarde aanduiding in 1836, een cent stukken, die

dat

in Nederland

wist

want van munt een .

onmisbare

onderscheiden, het dan ook, zou het niet bevreemdend zijn, dat blijkens een Nederlandschen duiten met omdat er waren vierde: boogtij genoeg, het

'n dorado. en met

van duiten een feit. in de wandeling onwettig brengen Waar de bl. 155. duiten zooveei werd op gewonneu, Verg. mijn Bestuur-1817, invoer van duiten kon de particulier zijn met den clandestienen fatsoendelijk bekend gelijkwaardig minghamsche aan de officieel gemaakten. Verg. bl. 326 noot 1 over de Bir fabriek.

Indisohen stempel?? Begrijpe, die het begrijpen kan! Overigens is, gelijk

350 De

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

. bleek De

in den vorm van staven. 1 kingen op Decima verkreeg en wel ? van Calcutta Raffles geen hulp kunnende erlangen, alzoo voor de geheel verkrijging van kopergeld op zichzelf aangewezen, ? terwijl bovendien de Japansche bron in beginsel was afgesloten2 zou aanwenden. Onvermengd dat men geschutmetaal gelastte, het aldus echter braken 3. Daarna werd te hard voor bewerking, het met bevolen zoodat de machines 4. koper te mengen echter z66 slecht, dat de

te zijn Zweedsch koper, grondstof blijkt geweest goede men voor in Indie het dit doel minder geschikte terwijl gebruikte Japansch koper, dat de Bataviasche regeering dank hare betrek

Inlanders,

verkregen duiten waren hadden die reeds bezwaar duiten, Hetzij om de om de Britsche deze

koper gemaakte wilden hebben.

hetzij gezegd werd, bestuur in de wandeling


1 Zie mijn Bestuur-1817 en bl. 343 mijner

onder

tegen de van Japansch duiten nog minder gaarne reden 5, gelijk niet officieel het bonken vroeger Nederlandsch te vervangen 6, gelijk

gebruikte

over ?Japan: Koper register, duiten" Bopijenverhandeling. 1 mislukte bl. 209. Alleen door de overigens Verg. Teruggave, mijn van 1813 van Ainslie en Wardenaar, in het voorjaar missies zoomede van werd eenig koper uit Japan verkregen: 1814 van Gassa verg. najaar in Alphabetisch

voor com in het

Nader het

tot bl. 68 mededeelt, dat vind ik hierover in de verhandeling niets, kanonnen werd." hoeveelheid ?niet een groote koper vermengd spijs het slaan van duiten wordt op bl. 20 van Besier-1885 Evenzeer gememoreerd van geschutmetaal in 1812 ?op plaatjes met zuiver koper vermengd." 6 aan goed metaal deed spoedig omzien naar een surrogaat." Besier ?Gebrek 1885, bl. 20. 6 Zie over die bonken bl. 146?147. lezen Bestuur-1817, ?Het geheugt ons", (1785 en 1786), een onbewerkt aldaar ruw een muntstuk, koevoet genaamd, stuk Japans koper, met het merk zoo vele intrinsieke waarde had, hetzelve verzonden. om meer met Men dan een avans kan van hieruit in omloop

mijn bl. 110 en 113. Norman's Teruggave bl. 209 en Levyssohn Proefsehrift, 3 Zie bl. 37 van II. Munten-Moquette-1909 * van Moquette de in de vorige noot leest men vermelde Op bladzijde dat order werd gegeven tot het slaan van duiten uit onvermengd gespatieerd, van waarvan 1812 monsters werden ?gun metal", op het einde gezonden.

wij bij Gampagne, bl. 186, ?dat, gedurende wij op het eiland Ceilon waren,
der dat was, zijnde er op compagnie en de Armenische naar of men naar alzoo zich de kust, te ook Ceilon reeds af in

geslagen, Moorsche Bengalen Batavia te 1785 heeft het

't welk kooplieden en Suratte

35 percent afleiden,

verpligt zenden." Uit en 1786 de

was deze

gehouden, 10 jaar later een doch dat doet er hier langrijke opmerking

besohrijving met het maken Indische regeering bl. terwijl ik het in Bestuur-1817, nieuwe niet

Japans koper gewoonlijk ik den indruk, dat kreeg van bonken

over

vinding was, toe. ? Op bl. 735 deel III van Priangan van het woord bonk. de herkomst

onledig alsof 136, doe voorkomen, ten rechte voor Java, weliswaar een be

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

351

Ook

circuleeren van deze munt ondervond het bestuur groote moeite. 2 Bovendien veroorzaakte haar overdreven zeer ver de waarde, daalde beneden dat uitgifte, zij spoedig eraan had toegekend 3. die de Regeering met het doen Toen na het sluiten der conventie

een proclamatie van 9 April 1813, werd tot een verkondigde noodmunt de toevlucht genomen, namelijk tot het maken van tinnen duiten, waartoe Banka ruim de grondstof kon leveren *.

waarvan van

weder Java met Makassar C. C. G. G. zich bereid verklaarden het Britsche enz. bestuur

van 23 Juli 1816, ingevolge in Nederlands bezit kwam 4, in te gaan op het voorstel

magazijnen
1 De munting soon as a

tot overneming der goederen in de richtte dit bestuur een schrijven vooriianden,

daarover der their

handelende

tinnen place number

duiten

sufficient

a more be replaced whenever convenient nand may hereafter, circulating is obtained." Zie de Hubbard-uitgave medium der Proclamations, dl. I, bl. 139. ? over de bl. 190, geeft de volgende Campagne, beschrijving intrekking van het bestuur de bonkfen, der Engelschen: tijdens de schaarschheid ?In een woord, van en andere de Ghinezen volken dan de Chinezen steeds van geld de kleur, vooral vindingrijk, bonken deed reeds op de markten onder oproerige bewegingen ontstaan; waar 't eigen voordeel geldt,

van 9 April 1813 vermeldde de aan proolamatie om haar slechts als noodmunt, te vervangen ?as can be supplied with a more and until regular coinage, of copper can be doits to answer the purpose obtained7',

kwamen op het denkbeeld om het reeds in de wandeling zijnde gekapte


of de zoogenaamde kopergeld, voordeel derd percent behaalden; nement matten klein dezelve niet aangemaakt, in de geld meer nog eens te kappen, waarop zij hon toen door eene acte van het gouver dan, en papieren werden gangbaar verklaard, Spaansohe van zilveren die de koers en er geen hebben zouden, volks

tot nieuwe was, wandeling gaf dit aanleiding en men voor eenen algemeenen vreesde bewegingen, opstand. van niet meer elkander aan klein komen door gebrek ?Men konde dit was schen juist van groot bij wat men wilde: te Banca duiten De was veel en er werden daar, behaalden. voordeel tin voorhanden; men

geld; voerde

hetzelve werden 28

Spaansch de prijs had! Batavia, 9 Zie 55 bl.

het gouvernement zoo het pikol; van en 60 het

van tin gemunt, de Engel waarop en tweemaal bonken gekapte gekapte de groote tot ingewisseld; tegen 31 de kleinere en koper, eene verschillende dat koper waarde en gemunt koper was het pikol." anders gemeenlijk te

ongemunt

Volgens in Holland:

rijksdaalders zilvergeld II. 40 van Munten-Moquette-1909 d.d. 10 Februari Engelhard's schrijven ?een massa aan van tinnen duiten, weder in kassa

die

1816 aan generaal het Gouvernement

Tanssens wel uit

niet geeft, maar m. a. w. weigerde

bl. 145, noot waarde: * Verg. mijn Herstel,

terug ontfangt" (bl. 45 van mijn Herstel), ze gedaald te nemen. In 1818 waren tot de helffi der 3, van mijn Bestuur-1817. bl. 100-101.

352 d.d.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDlfi

IN 1802?1817. houdende ?a

10 Augustus 1816 aan de. nieuwe Regeering, and equitable arrangement", general betrekkelijk of public property" *. Het slot van dit schrijven ?Tin Doits are in circulation this coin has not of late been

?the transfer luidde aldus:

and the vicinity; only in Batavia issued from the General Treasury,

and the amount in hand does not exceed 160000 Rupees. Should this coinage, we shall not object to receive your Excellencies over at the discount of the day." Den 15n its being delivered a. aux v. d. G. G.: dutes October antwoordden C. C. ?Quant cette monaye, d'etaing, utile, nous paroit dans le terns peut etre tres dans quoique ce moment pas devoir etre conservee

la raison allegu^e. par Waarop bij brief d.d. 4 November ?As to the Tin in ? 30 het weder-antwoord 1816 volgde: the generality of their use at Batavia might we thought Doits But as they are under them useful to the present Government. declined De we shall make we in the best manner arrangements can." for selling them as Tin

alzoo der tinnen duiten was geweigerd; overneming hoe werden de slecht ze ook. duiten, koperen daarentegen 2. Wat de voor het tin gevraagde prijs waren, wel overgenomen ik niet, doordien de koers van den dag bij is geweest, weet het aanbod dat C. C. G. G. gebleven dat het vermeld; het einde is intusschen geweest, de duiten toch hebben gekocht, zij het dan ook Ziehier het tot dusver onbekend niet van het Tusschenbestuur. niet werd verloop. Uit de nader te vermelden aan stukken blijkt, zijn mede

gevolg gevende afgetreden Bestuur, van 1000 pikpls 4 den voorraad d.d. November 1816, deeling verkocht aan twee te Batavia gevestigde Chineezen. Zij betaalden ervoor 18 Sp. matten per pikol. In aanmerking nemende, dat van 9 April een proclamatie 1813, waarbij de tinnen volgens duiten in de wandeling werden gebracht, 264 duiten zouden

1 Deze C. C. G. G. om: ?een

en

in den

aan Kolonien volledig

onderhandelingen, en ons hebben producten hunne- handen en

werd in afschrift door correspondence volgende 1816 N?. 31, d.d. 29 November gezonden bij depSche aan van te bieden den der loop en den uitslag verslag van Java tusschen het gewezen Britsch bestunr welke tekst van de overname de Coloniale gehad, betrekkelijk en in hiertoe behoorende andere object en, bijzondere bl. 161?162, Het inHoek?s Herstel, in zoover onvolledige aangevuld. 102 en Bestuur-1817, bl. 132-^134.

plaats eenige zijnde".

wordt met deze herinnering ? bl. Verg. mijn Herstel,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE in een Sp. gaan duiten uitmaakten in circulatie derhalve tinnen De mat

IN 1802?1817.

353

de koopers een aardige speling om de ruim 10 millioen duiten tegen een lagen koers van de hand te zetten en 2 toch nog een behoorlijke winst te maken. Raad van Financien k 18 Sp. hoorde ervan; voor 17 m. Vreezende, de koop zou geschied dat deze beneden de

of dollar van 66 stuivers 1 en 10800 een pikol, zoo waren de duiten aanvankelijk gebracht tegen 40 Sp. matten het pikol, en hadden

zijn waarde

met

uitgifte verwarring, vooral in de pachten, kon veroorzaken, verbood het College haar dadelijk en wendde 1816 N?. 2 tot C. C. G. G. het zich bij schrijven d.d. 24 October bevorderende een

en de partij tegen te handhaven dit verbod aanbeveling avans voor over te nemen, om er de gering eigenaars nutte van den lande, te handelen ten meesten verder mede d. w. z. te versmelten. Het daarop gevolgd besluit d.d. 25 Oc van zulk tober 1816 N?. 22, erkennende ?dat de accumulate eene van quantiteit eenige tinne duiten als personen, weinige man zouden kunnen in de handen bovengemeld, van den tot nadeel grootelijks

gemeenen ?om de duiten

1816 N?. 49 berichtte het College, dat de transactie was afge van naar luid het besluit der sloten, goedkeurend ?tegen", C. C. G. G. d.d. 19 d. a. v. N?. 15, ?negentien Spaansche matten mat avance de picol, of een Spaansche per picol boven de prijs welke
aangenomen,\

gemelde quantiteit voor rekening van het Gouvernement in te koopen en ten te voordracht aanzien der vervolgens versmelting zoodanige doen als dezelve dienstig oordeelt". Bij missive d.d. 12 November

strekken", machtigde den Raad: ten bedrage van 1000 Picols tinne

was

gebleken, leverde
zie vind tekst had

dat de oorspronkelijke op 1953 schuitjes,


van Tjonko Van Pang

kopers hadden

De
1 Over 2 De Daar tinnen bezat 12Q d.d. =

versmelting

wegende

122532

en Dollar: ?Duit nauien der koopers de in den volgens duit van de een 90000 waarde zou ropij,

bl.

107?111

den Berg's

ik gespeld

proclamatie genoemde en van den koperen naar dien maatstaf de hoeveelheid een groot verschil met de

Bijdragen. en Pio Hansie. Sonhay van 9 April 1813 de 120 hiervan de waarde waard zijn geweest brief

ropijen,

in den

Britschen

10 Augustus werd proclamatie ander van ^copper-lumps" noot 1. Dl. 70.

van 160000 ropijen De hier vermelde 1816 opgegeven waarde een dl. I, bl. 141 en isalzoo in de Hubbard-uitgave, opgenomen van de die over denzelfden handelt de datum, vervanging door duiten van tin, gememoreerd hierv66r op bl. 23 351,

354

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

in onderhandeling pond. Over den verkoop hiervan trad de Raad en met de firma Jessen, Trail omdat de Regeering C? te Batavia, van was aan haar tin op Banka tegen levering verschuldigd door deze aldaar contract, 1953 de naar

op Banka 1817 N?. 32 stelde de Raad wel kreeg te Batavia daardoor en alzoo het de

verstrekte opium, berekend, ingevolge het firma wilde daarvoor 16 Sp. mat het pikol. De overnemen in mindering van hetgeen haar schuitjes moest worden Bij missive d.d. 16 April geleverd. de overnemende

Banka;

maar

mededeeling Raffles d.d. be coined tevens

of pure Banca Tin". De Raad verzocht de op groot smeltingskosten gemaakte goedkeuring f 1519-10. Bij besluit d.d. 18 April 1817 N?. 19 hebben C. C. G. G. een en ander vereenigd. zich met Berekend op 125 ponden alzoo verkocht
1^2532

at Batavia,

heette van mindere qualiteit, een product met het door niet in overeenstemming dat ?Tin Doits will 9 April 1813 geproclameerde, anders

aan C. C. G. G. voor hierin te treden: het voordeel van levering van der transportkosten besparing

het pikol werden

= -325""

ruim 900

pikols

& 16

ik niet; het koper, herkomstig van geschutmetaal, niet voldoende vrij zijn geweest van minderwaardig als waardoor de duit zelf werd 6f minderwaardig, tin, mengsel of zwaarder dan noodig was *. Elders deelde ik reeds mede, brak, weet zal wellicht
1 De aan dat Souvereine de vorst aanbevelende had hiervan tindeelen in Nederland De Heus zeer van stof voor ik de Indische

14400 Sp. m.; als koopprijs was gegeven een som Sp. m. dus van 19000, zoodat verloren werd, behalve de f 1519, 'n kleine 5000 Sp. m.! van de overgenomen Britsche Ook koperen duiten hebben er eigenlijk aan ont C. C. G. G. weinig genoegen beleefd. Wat

duiten,

Kolonien kunst het

af te scheyden, bet kanonnemetaal best rood koper op de Essay is, dewijl het goed kanonnemetaal niet anders bestaat dan uit rood koper". Zie bl. 234 van mijn Teruggave. ? Op bl. 68 van Munten-Moquette-1909 II leest men over kanonnenmetaal als grondstof voor duiten bl. 350, noot 4) nog dit: ? Door dat het koper (verg. ook hierv66r in den Britschen waren zoodat nam, koper waren ze de duiten het niet en aan de de voorkeur tijd met een groote dus behalve door latere duiten vcrmengd kanonnenspijs werd, ook intrensiek minder gewicht, waard, ze slechts met tegenzin aan is dat de Inlander van 160 op een fi} en van bijna zuiver Japansch het hoeveelheid

geantwoord, om de kan

als grond geschutmetaal 10 d.d. 1815 Februari bij schrijven te maken: wel viel gebruik ?dewyl

te verwonderen

de van koper en kanonnenspijs duiten gaf \ Alzoo: gemaakte dus minder en dus was het niet te verwonderen, dat de Inlander waard, niet wilde het niet aan hetgeen hebben. onze De Genestet Herinnert in

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE welke

IN 1802?1817.

355

resumtie geef ik in haar geheel terug, omdat wij in circulatie uit zien, welk soort van zilvergeld mede alzoo was. Bericht werd namelijk : N?. er 13. Deze

ons pas opgetreden bestuur er in Jogja mede bezwaren 1 , hier laat ik volgen, hetgeen de resident van Solo 1816 N?. 9 aan C. C. G. G. be d.d. 20 September bij missive 1816 hun resumeerend besluit d.d. 1 October richtte, blijkens ondervond

1?. dat de commandant van de bezetting aldaar aan hem had ge van representeerd 2, dat de Hollandsche Gulden, de drie gulden stukken io schellingen en de Zeeuwsche Ryksdaalders, waarmede de troepes van tijd tot tijd worden uitbetaald, op de bazaars onder de vermeende waarde moesten worden verwisseld en hem daarom had verzogt de waarde der munten in Indisch geld te willen bepalen, dat hij in dat verzoek had moeten difficulteeren als zich daartoe onbevoegd achtende en verzoekende met de noodige bepalingen te worden voorzien 3; hebben ontmoet 2?. dat ook de troepes van tijd tot tijd difficulteiten om eenige zoorten der duiten waarmede dezelve waren uitbetaald op de bazaars te doen accepteeren, doch uit consideratie dat die soorten van duiten onder het Britsch Gouvernement in circulatie zijn gebragt en in de Gouvt8 Landen gangbaar zijn, en het alleen de kieschheid der Chineezen is, waardoor die stremming werd veroorzaakt, hij geen zwarigheid had gemaakt het hoofd dier natie te gelasten, te zorgen, dat die munt wierd aangenomen, het geen nu zonder tegenkanting geschied. C. C. G. G. waardig besluit, stelden's Resident schrijven over zulk een afkeurens kieskeurigheid, krachtens hun bovenvermeld van Financien.

geoordeelde in handen dat

van den Raad

oordeelende, verzochten

kieschheid bij Chineezen en ?speciaal daarbij zij nemen of de maatregelen omtrent de kopere duiten op Soura zou kunnen worden ook niet van applicatie karta genomen advies
zijn leekedichtje voldanen uitroep en Oppervlakkigheid" ?Wetenschap van een komeet? over het wezen deed Mede hekelen is het dus in Piet's v66rhet

Blijkbaar ook niet tepas kwam, te in overweging

ook intrensiek minder waard" door het gewioht, op ziehzelf genomen wbehalve duit woog Het 3.1 wichtje. in Nederland De niet zeer duidelijk. gemaakte om de intrensieke waarde de koperen duit niet zwaarder maakte Tusschenbestuur van 1.9 tot 3.1 to doen immers het gewicht wordt opgegeven normaal zijn; kon moest worden. De courante waarde minder de waarde waardoor wichtjes, de tinnen duit woog worden door het zwaarder 5.7 wiehtjes! anders lijden: 1 Zie den brief d.d. 19 bl. 134. 1816 in mijn Bestuur-1817, Augustus 2 Dus van Solo. aan den resident 8Men er aan, door C.G.G.G. dat destijds nog geen muntverordening denke van 14 Januari 1817 was vastgesteld. het geschiedde Toen bij publicatie Stbl. op N?. 4 werd echter vermelde zilvergeld 30 duiten. enkel bij de tarineering in art. 11 van het in den tekst getarifieerd ?de Schelling" en wel te laag, namelijk

356 gemaakt

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE in de residentie van

IN 1802?1817.

waaromtrent Djocjacarta, bij was voorige bepaling gemaakt". van Holland, Noch de koperuitzendingen noch de werkzaam heden te Soerabaja ? der Kopermunt trouwens, naar werd l, eerst in den aanvang van 1818 onder C. C. G. G. medegedeeld ? konden voorzien in de behoefte genoeg geopend spoedig aan koper, der bevolking zoodat zij op de allerongelukkigste besluiten een andere de staven Japansch koper gedachte zijn gekomen, spoedshalve te kappen, de brokken af te drukken en op duitenstempels deze hompen mede als geld in de wandeling te brengen 2.

XII.

Het voordeel
In de kas stukken van

der duiten-uitgifte.

verscheidene

genoot Indie. Als een proeve


Berekoning 1000 Ned. Aan muntin verhouding hoeveel staan

treft men directeur-generaal Goldberg aan over het voordeel, dat 's Lands berekeningen en uitgifte van koperen munt in bij uitzending laat ik onderstaande
Java dezelve aan het

volgen:
Gouvernement wordt. f 194.30. . . . ? ? ? 56.? 84. 62.? ? 202. 28.? f 2173.? tot f 2194-73 f 2145.? f 1943.? komen te

de duiten en hoeveel

op op

geprofiteerd kontract f 14.? ? 21.? , 31.vat.?

ffi koperen plaatjes en stempelloon: van $ op 1 d I ? 400 ft , 8 n ?

kosten dubb. enkele halve

volgens duiten. ? ?

Voor

4 vaten, naar

zakken en , de

en einballeeren van 21-73 risico der de Munt

f 7 per en onkosten

Transport aan boord Aan tract

1 pCt.. voor

Avans

Vracht van 1000Ned. fif i lasta f 180 per last f 90.?


ordinair 10 pet. . ? 9.? 5 pCt..? van 25 349. f 2561.60 Ind. stuivers wordt in de met Indien 4.50 betaald: . ? 103.50 de Ned. ? 366-87

12 pCt..?

premie

overgang

op kon

263.37

Kaplaken Deze Gulden 1 Zie som met bl.

f 2561 60
2134-20

en alzo

Indische.?

bl. 146?151. bl. 267 van Munten-Moquette Op van deze periode als ?De bonken zijn evenzeer te beschouwen, 'Noodmunten' want zooals ik reeds in mijn opstel over De en Halve Halve te Soerabaja Duiten in de jaren stuivers, Duiten geslagen tjm 1826 aantoonde, trad de munt later in working, en leverde veel minder veel had." gehoopt af, dan men Verg. 1909 III mijn Bestuur-1817, leest men als want:

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Aan dit voordeel ? anders

IN 1802?1817.

357

terecht door Willem en

zij genoeg, naar het scheen, van kopergeld voorzien konden worden. van Kolonien De stukken van het departement geven bijna den indruk, alsof dat het 6enige was, waarvoor geestdrift kon worden ontstoken. Reeds toen de moest

als dorp gequalificeerd ?ellendige van kopergeld, zoozeer emissie 1? zich de door onze autoriteiten waarde" paarde dat der beschouwde Inlanders, gelukkig opvatting

van Hogen op de nietige winsten tot de buiten verhouding als

zeer

niet

voor de over te nemen expeditie kolonien tegen het einde van 1814, georganiseerd worden, wees de Departementschef te Utrecht op het het Muntbestuur te voordeel daarvan 2! Dat Indie's bevolking trekken groote relatief meer op kopergeld gesteld was dan de bewoners eener is wel slechts, maatschappij, stellig. Niet

West-Europeesche dat zij er een grondstof arm om klein

noodlottige wijze den stoot gegeven, namelijk door de bepaling, men was dat koper tegen ieder bedrag aan te nemen. verplicht Hoe dat Indie voor de zoo zij er vervuld van zijn geweest,

zilvergeld destijds al even schaars ter beschikking was als in koper het groot 3. Hoe ook, aan overschrijding der grenzen G. G. reeds haar door hebben C. C. op uitgifte Muntverordening

in vond ter verkrijging van gemakkelijk middel voor koperwerk, maar de massa der Inlanders was te aan groot zilvergeld veel behoefte te hebben, terwijl

voordeelige blijkt koper-uitgifte een grenzenloos gebied aanbood, die zij in de eerste helft van 1818 ook o. a. uit een depeche, naar Kolonien zonden.
1WUlem 1826. 8 Zie * Over In het volgende: bl. v. Hogendorp, 233 bl. 109 in den brief aan zijn vader d.d. 15 Februari

van mijn Terugyave. aan klein geld, verg. mijn der Javasehe Bank 1913?4 Jaarverslag schaarschte

Bestuur-1817, leest men

bl. op

127?129. bl. 27 het

aan pasmunt, er groot heeft bestaan ?Sedert zoogenaamd gebrek jaren over het algemeen wordt geprefereerd klein dat door de bevolking geld, een klein met boven het veelal omdat verlies grof ziiver, gepaard gaande wisselen wordt. klein vermeden geld bij aan door het Gouvernement ?In 1912 werd ingevoerd dubbeltjes kwartjes, en eenten en in 1913 f 5.078.000 te zamen f 4.430.000 ? dus ruim f 9? mii lioen, waarvan is opgenomen. ?Bij met vorige men kan aannmen van deze dat het grootste gedeelte door decirculatie

eene beschouwing jaren mogen

de mindere feiten wel

van grof ziiver in vergelijk afvloeiing in aanmerking worden genomen."

358 Uit

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Holland waren

IN 1802?1817.

namelijk vier koopvaarders aangekomen, beladen met 40 vaten duitenplaatjes, ieder door het Departement die er 38 aan boord had benevens de Ida Aleida, uitgezonderd van Financien een vat met gemunte halve duiten !. De Raad rapporteerde Landvoogd in breede C. C. G. G. 1818 N?.

1818 N?. 51 aan den d.d. 25 Maart bij missive tevens der de bevindingen vaten, daarbij tredende van ten te behalen winst 2. aanzien de beschouwingen de aldus uitgedrukte ingenomenheid deelende, de missive aan Kolonien bij depeche d.d. men het volgende leest: zonden 12 Mei

afschrift van

20, waarin

Bij gelegenheid dat President en Raden van Financien aan onzen ambtgenoot de Gouverneur Generaal verslag hebben gedaan van de uitlevering der 158 vaten duitenplaatjes, en een vat gemunte duiten, aangebragt met de scheepen Cornelia, Koornzaayer, Jan Cornelis en hebben zij een overzigt geleverd van het voor- en na Ida Aleida, dat de eene partij kopere duiten successivelijk aangekomen, deelige, boven de andere heeft opgeleverd; en daarbij gevoegd eene berekening waaruit blijkt, dat het uitzenden van koper boven zilver, en van duiten boven plaatjes, het nieeste voordeel geeft, en dat in alien gevalle het zenden van koper steeds van het uiterste belang is. Wij hebben geoordeeld dit stuk onder het oog van UHEdelGestrenge te moeten brengen, en daarbij te moeten opmerken dat de behoefte aan koper in dezen geheelen Archipel altijd zoo groot is, dat er steeds te kort komt en dat zelfs, met de meest mogelijke inspanning,
de munt alhier, daaraan niet zal kunnen voldoen.

de plaats gehad hebbende aanmerkelijke aanvoer, Niettegenstaande is er nog onophoudelijk gebrek aan koper in de circulatie.Wij hebben
daarom reeds besloten tot het aanmaken van eenen munt Van

stukken, zoo als die voorheen, hier, in omloop zijn geweest, omdat dit schielijker kan worden bewerkt, als gemunte duiten. En het is uit alle deeze omstandigheden dat wij de vrijheid nemen aan te dringen, om de verzending van duiten bij UHEdGestrengen alle te willen bevorderen. wel gelegenheid bij Hoe zenden,
1 bl. Verg. 138.

gekapte

C. C. G. G. herhaalden,
over missive deze van

hun

om aandrang ik elders deelde


duiten

koperen munt te mede3. En dat vooral toch


duiten mijn Bestuur.1817,

aangekomen

en halve

' Deze

en bl. (laatste alinea) ook wist te kennen; die

nu in den tekst ' In bl. Bestuur-1817,

den Eaad ik bereids braoht in herinnering op bl. 143 152 van Bestuur-1817, den inhoud doch zonder destijds ik toenmaals ten gevolge dat ze de depecbe niet, had, wordt medegedeeld, 151?152.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE ook de

IN 1802?1817.

359

heer Elout vervuld was van den wonder persoonlijk der uit bestemd werking koperen munt, blijkt zijn voor Kolonien 27 rj.d. 1819 l. Daarin lezen het verslag September wij volgende 2: duitenmunt is reeds sedert eenen geruimen tijd werk zaam; maandelijks wordt er eene aanzienlijke hoeveelheid aangemaakt; daarin bestaat een der voordeelen, welke de aanvoer van het Japan sche koper aanbrengt. Intusschen is het vertier van de koperen munt zoo groot, dat er bijna nooit genoeg van kan aangemaakt worden: ik zeg vertier: als eene handelspenning is dezelve gewild op alle De koperen

naburige eilanden zoowel als op Java. Sommige Javanen bewaren hunne overwinst in die munt; veel wordt er van versmolten, en het koper tot allerlei gereedschap gebruikt. Tot gerief van de Ingezetenen en ten einde de schaarsheid, die er min of meer bestond, te verhelpen, zoo zijn eenige grootere gestempelde stukken in omloop gebragt; doch dit is slechts als een tijdelijk middel te beschouwen: deze verslinding is in waarheid voordeelig. De winst op de aanmunting van de duiten, zoowel als die op den aanvoer van duiten of koperen plaatjes daartoe is aanzienlijk, gelijk ook uit de verhouding bestemd uit Nederland, van het Nederlandsche tot het Indische geld blijkbaar is. Letten gewicht, en diep wij op het duistere der voorstelling: omdat de economische toekomst van van zooveel Indie er diep leest, zou men

door geschaad werd. Zooals men dit de menschen kwamen zeggen: aandragen met zakken ziiver en de feitelijke staat was, dat in de Maar vroegen koper plaats. in specie ter beschikking de Regeering geen voldoend kapitaal had en daardoor munt papieren verplicht te behelpen, gevallen, dat men aan te leenen, zoomede zich met leenen gelijk stond. Enkele liever koper dan ziiver wilde hebben, dat met kas in ziiver afdroeg, in die verblinding terwijl men was

met

koper kon volstaan, werden opgeblazen van een gezonden tot kenteekenen toestand. Men financieelen vergete ook niet, dat men braaf heette te zijn, ?getrouw" zooals de malle

bijzondere of zijn schuld

's lands

gebied, toonen Z66

echter de vooruitzichten, angstvol waren zeer v66rdat de heer Elout deze kort trekkelijk schildering
1 Zie 2 Zie hierv66r bl. 28?29

luidde, als men deed, vooral op munt uitdrukking wat de Regeering gaarne zag, namelijk geen twijfel aan de deugdelijkheid van haar inzicht. dat nog be rooskleurige achtte de land

gaf,
bl.

de
243.

Regeering

het

noodig

van Eloufa

Btjdr.

van 1851.

360

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817. te nopen. Landelijk

tot vervroegde betaling der belasting renteplichtigen men er over leest in S. van Deventer's Ziehier wat 1: stelsel

Het geldgebrek, waarvan wij reeds vroeger gesproken hebben, was in den aanvang van 1818 zoo dringend, dat men ernstig in overweging nam: of door de bevolking geen vooruitbetalingen, op den aanslag der landrenten van dat jaar, zouden kunnen gedaan worden. Men begreep echter dat, vermits het landelijk stelsel, zoo als wij gezien hebben, ter naauwernood bij besluit van 9 Maart was geregeld 2, de gunstige werking van die regeling, door zoodanigen maatregel, ten eenenmale zou worden belemmerd; terwijl daarbij bovendien, weder aanleiding zou worden gegeven: ?tot morserijen van de zijde der Zoolang er dus een ander middel overbleef, meende men van dit uiterste geen gebruik te moeten maken; maar zou ook daarvoor' niet middel dat men koos, bestond hierin. De residenten, in wier gewesten het landelijk stelsel was ingevoerd, werden, bij geheime cirkulaire van den inspecteur-generaal der landelijke inkomsten, d.d. 20 April 1818, N?. 50, ten allerdringendste uitgenoodigd, om, met terzijdestelling van alle ahdere werkzaamheden, het houden van den aanslag voor dat jaar 1818, zooveel mogelijk te bespoedigen; en om het daarhenen te dirigeren, dat onder ultimo Junij, (dus naauwelijks twee maanden nadat die circulaire ontvangen werd) de helft van den ? ?en (werd daarbij gevoegd:) zou aanslag zijn gerealiseerd; zijn er dessas die meer kunnen afbetalen, zoo zal dit nog zooveel te beter zijn." Het behoeft naauwelijks opmerking, dat eene pressie als hier ge vorderd werd, vooral bij den toenmaligen toestand van Java, niet anders dan noodlottig werken kon op de voorloopige regeling van het landelijk stelsel. Het Oneindig veel kwaad heeft dit optimisme over Indie's werkelijken er ook de dupe van werd, was minister staat gesticht 3. Wie nu te blijven bij het koper-verslinden!! Falck. Om Zooals wij in het hiervoren vermeld mede van Elout lazen, gewaagt Falck 1821 rapport d.d. 10 April 4 ?van het op de duiten klimmende tuiging zich welvaart van
terugdeinzen, wanneer de nood dit vorderde. regenten en hoofden."

over het stellen van het Rijkswapen nut, dat deze scheidemunt, bij de inlander een over aanbrengt", tot de lyrische ontboezeming:

den

in 1824 ontwikkelende

i Zie bl. 395-396 van dl. I. ? In Staatsblad 1818 No. 1. 8 in Alphabetisch Verg. mijn Bestuur-1817 * Zie bl. 345.

register,

vooe

Bankroet.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE ?De

IN 1802?1817.

361

? dit krachtigst hulp de duiten ? koperen munt eindelijk van industrie en welvaart onder den ter bevordering middel had het fatale onkruid wortel geslagen! Wei inlander" van een tijdgenoot van die dagen namelijk Willem Ongeveer over er het 1826 15 Februari volgende schrijft d.d. Hogendorp ver na op ?de voorbeeldelooze aan zijn vader, uit Batavia, te hebben, w. o. staatsboek gewezen warring en slordigheid,, 2 en houding begrooting: Maar daar komt nu nog bij, dat nadat het Gouvernement bij die Publicatie zich zelve had verbonden om goud, ziiver, duiten, papier, guldens en ropijen, alles door elkander voor gelijke waarde te zullen aannemen, en diezelfde verplichting te hebben geladen op alle amb tenaren, de mindere geldspeciSn de betere hebben moeten verdringen, en het papier het representatief van de slechtste moest worden. De heeft ropijen, bedrieglijke Indische gulden van 24 st. Hollandsch, en en beurt is matten alles verdreven op zijn verdrongen door de in 120 duiten, die geen ambtenaar voldoening weigeren mocht. En zoo zijn millioenen Indische guldens aan papieren munt en millioenen aan promessen steeds uitgegeven naar de berekening van 24 st. Ned. en onder de verplichting om ze daar weder voor in te lossen, in wezenlijkheid als representeerende elke gulden 120 koperen duiten of J pond koper; wel is waar niet voor den ambtenaar, die zich wel moest Iaten spolieeren, maar bij alle transaction van de latere jaren, zeer wel zijn rekening wist te waarbij de leverancier of wie ook maken naar de ruilwaarde, en het Gouvernement zijn papieren schuld bekentenissen Het vermorsen naar goedvinden. En zoo knap zijn de menschen hier, dat toen alles losbrak de Heer v. d. Capellen bij de beurs met de na'ieve vraag is voor den dag gekomen, waarom hij geen zilveren matten in zijn kassen zag, daar zij toch op 2{ gulden v^n 24 st. Ned, getarifeerd waren. En die ze brengen zou kon vol Ik heb mij op het schip honderdmaal staan met 264 duiten!. van afgevraagd, hoe een land nog staan kon onder zulke beginselen en van eene zeker 1817 inhoudt, Publicatie geloof ontbindihg als die laat staan negen jaren ik niet, dat het in Europa negen maanden, zou hebben kunnen duren, hoe dan ook 3. Van van Jr. is stellig Hogendorp zijn oordeel, maar.Goldberg's niet onbillijk in de hardheid rapport van 8 November

1 In de booze van 1824 in Louw's 17 Februari Java-oorlog, remise-depeche werd op bl. 251 van Bestuur-1817. door mij herinnerd dl. II, bl. 32, waaraan * Willem v. Hogendorp, bl. 106?107. 8 leven nog stand telkens zich ?Men vraagt af, hoe het maatschappelijk den in den tekst vermelden met niet bokend toen schreef nog hield", ik, brief, op bl. 155 van Bestuur-1817.

362 1815,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE de bron

IN 1802?1817.

van al het kwaad, was hem, nog in Nederland en toen? ? ?maar in Den zijnde, onder de oogen gekomen, 1, vader ik het schreef ?zonder er heb hij zijn Haag gelezen", toen bij de drukte van die dagen behoorlijk acht op geslagen te hebben." Hij is dus tot de velen te brengen, die mede van dat zonder er k priori bedenking rapport hadden kennisgenomen, gehad Bylandt Halt tegen te hebben, en Willem's behalve vader twee personen, 2. namelijk Van

XIII.

Invoering van den Kolonialen


munt

gulden.

na lang slechts als reken In de Republiek werd de Gulden, te eerst hebben, tegen het einde der 17e eeuw gediend een een reeele munteenheid 3. Bij plakkaat van 1681 bevalen van en West-Friesland van Holland den muntslag de Staten en zijn onderdeelen der twee-, een- en halve den Driegulden gulden. In 1694 Het werd deze afgekondigd. en werd geslagen

wel

de Carolus geheeten ? of Florijn Goudgulden 9.6153 aan

voor het geheele land maatregel was de eigenlijke standpenning 3-guldenstuk ? ook op 603 azen fijn zilver; het guldenstuk Gulden hield ter onderscheiding echter slechts 200 door van den azen of

van drie eenguldenstukken het vervaardigen Indie bestonden verbonden 4. Voor dan van een 3-guldenstuk echter deze geldstukken niet, aangezien men het onvoordeelig en alzoo de uitvoer was verboden. achtte ze uit te zenden, van edele metalen is altijd een teer punt geweest Wegvloeiing in de schijnt staten 5. Engeland vroegere politiek der Europeesche ons in een meer vrijzinnige opvatting ten dien opzichte

gr., muntonkosten

een verschil wellicht

te verklaren

de grootere

te deelen De een stuk van 1680. ? in den tekst mede bijzon Republiek", en 1-gulden bl. 29?30. over den 3-gulden derheden Schimmel, bij 4 de dat zich eeuwen was dan door een proces lang had voortgezet ?Zoo van 1489 a 637^ a. f. z. tot 200 a. f. z. in 1694 afgedaald." Schimmel, gulden ? van 200 aas verg. hiervoor bl. 268 noot 2. Over den gulden bl. 30, noot 3. 8 bl. 259. Verg.

8 Zie

1WiUem van Hogendorp. bl. 105, s Zie bl. 239?240. mijn Muntrede,

bij Stephanik (1888) N?. 329, nevens bl. 84: de ?Eerste gulden der

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

363

te zijn voorgegaan, in het midden der 17e eeuw 1.Ten namelijk er onzent kwam eerst verandering, althans op papier, door de van Van bekende Consideration Imhoff, in gevolge waarvan bij resolutie der XVIIen daar in Guldens niet meer te beperken, gereedelijk noods ook in het uitzenden Indie

rijxdaaler of 72 stuijvers er van Wat is in de praktijk geworden? dit besluit zijn." waardig Tot dusver heb ik op grond der schrifturen vermeend, dat het inmijn geen gevolg heeft gehad, gelijk ik het nog memoreerde zou dit immers ook opmaken uit 3; men Ropijenverhandeling een incidenteel in het 1753 zeggen plakkaat van 30 October stukken, over de

hebbende verklaard, dat het onver overtuigd schillig was ?welke specien men in der tijd sal komen goed te vinden derwaarts te zenden, al waren het zelfs guldens, die in India een halve rijxdaalder of 24 stuijvers of drie guldens die aldaar een en een halve

zenden, welke zich de heeren

worden afgezet, zoodat men des en Drie-guldens naar Indie zou kunnen stukken daar 24 st. en 72 st. waard zouden zijn; konden

1742 bepaald werd 2, om zich d.d. 2 April van gelden tot deze of gene specie even toch alien, naar hun innerlijke waarde

z.g. zware stuivers, doch uitgezonderd werd het ?cassa en contra te Batavia, staat er, ?de inlander, by wien cassa-boek" omdat, t' eenemaal onbekent zyn", gewoon waren aan rijks de guldens daalders. Van Zuylen's Bijdrage geeft tevens als reden op over
East the mercantile ?In England India Company, which, to the amount metals precious that should earlier The Introd. within import period, restrictive six months 1 system in of 1600,

4, waarin wel bepaald werd, dat in alle boekhouding en van geheel secretarieele India" alleen ?negotiepapieren of sprake moest zijn van guldens of florijnen van 20 Hollandsch

under the influence of the began to export obtained the permission on the condition 1. per annum, 30,000

were laws on this subject in 1663 (M' Culloch's repealed Discourse). History of the rise and influence of the spirit of Bationa E. H. Lecky, M. A. 2d ed.), DL lisme in Europe by W. (1865, II, bl. 372, een nadere uiteenzetting: noot 1. Op bl. 371 v.v. vindt men beide richtingen wel bron van rijkdom, maar het geld als de eenige de eene beschouwden in plaats van handel en den ook landbouw wel ontwikkeld mits facturen invoeren * Zie 8 Zie * Zie aangemoedigd, overtroffen. Imhoffs bl. 291 handel, zien, editor de andere manu de uitvocren

of every expedition the first) the Company (except an equal sum. Under than once at an and more Henry VIII, all of the precious had been metals forbidden. exportation

wilde

de

bl. 581. Consideration, van mijn Bopijen-artikel. dl. VI, bl. 555. Plakkaatboek,

364 het

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE niet invoeren door bestaande

IN 1802?1817.

oudsher

de gestadige opdrijving van den koers der andere muntspecien, en dus, in vergelijking met deze, eene te lage waarde bezat. de werd invoer van Hierdoor tegenge natuurlijk guldens houden. stemming ..." Daarmede het bericht

land in guldens van 20 stuivers te houden, staande zich op eene onveranderde waarde

1 ?het van van guldens de Compagnie gebruik, om de rekeningen met het moeder waardoor hield de gulden te midden van

over medegedeeld, 1785: ?dat de O.I. December tot welker 1727

in overeen schijnt echter niet geheel van 1824, hiervoren van het Muntbestuur van 21 tot de resolutie de aanleiding behalve de dukatons, Compagnie, in den 't merk V. O. C,, dezelve

met aanmunting was aanmerkelijke veeltijds geworden, gemagtigd Jare zoo wel van zoodanige deed, verzendingen naar de Oost-Indien zilveren standpenningen Nederlandsche (drie guldens en guldens welke reeds in den omloop waren geweest, als van namelijk) voor hare rekening, dezer door de Muntmeesters die, welke landen opzettelijk voor den dienst der O. I. Compagnie werden 2 ? Wellicht hebbe men de zaak op te nemen in den gemunt." toch altijd met be dat die aanmerkelijke geest, verzendingen

nochtans vindt gevoerd en daaraan bij plakkaat koers gegeven; men ook van dezen gulden opgeteekend 4, dat hij ?schijnt in te hebben het verkeer geen burgerrecht als verrekeningsmiddel gekregen". Stellig heeft men met zoo goed als geen de Compagnie
1 Zie * Zie over van doch de het ook Van . bl. 388. Zuylen, bl. 270. Onder de correctie en bl. op dukatons, 259 vermelde dukaten bleek aan had met met het en den

trekking tot het verkeer in zijn geheel genomen, gering moesten beschouwd worden. 3 Zoo o. a. is, gelijk ik hieronder zal mede voor vier ton Scheepjesguldens in in 1803 te Batavia deelen,

den

gulden

in Indie

rekening

gehouden;

tijdens de be

dukaten

een belangstellende mij niet overbodig dat naam men wel

mij onderhoudende hier in aanvulling gouden, was met synoniem en in betiteld Kijder iets beter de bekende niet slcehts

zilveren B.v.

te tcekenen, dat deze naam van

dukatons.

wandeling dan de gewone 8 Ook in de redevoering gedurende ?het naar Zie bl. 4 Zie het Indie

?de Dukaton bekend als Zilveren resumtie het bestaan vervoerde

Zilveren

de Ducaat"; ?de Zeeuwsche Bijksdaalder bl. 26 en 27; enz. Ducaat": Schimmel: van Hogendorp's van Willem critiek op D. F. van der Engelsche zilver honderde vind Alphen en Nederlandsche millioenen

van

kamerlid

dat ik gememoreerd, O. I. Compagnieen beloopen".

(moet) hebben

120 Willem de noot

van Hogendorp. van bl. 78 in Van

den Berg's

Bijdragen.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE langrijke Verhandeling dagen bewijst het. Op genoemd, wel

IN 1802?1817.

365

op dan op het woord Gulden, bl. 310, vermeld staat: Hoop, terwijl voor is alleen aan de Kaap ?Gulden (Hollandsche) gangbaar maar 20 stuivers, doch een Kaapsche is 15 Hollandsche gulden
stuivers."

over de munten uit die Munten-1786', het woord Java, bl. 299, wordt hij niet het daaraan de Goede Kaap voorafgaande

In dit verschil in Indie kwam Hiermede bedoel

tusschen

de munttoestanden den van

loop verandering. voor de 1 ton Scheepjesguldens belandde bestemd, 1, Kaap toevalliger wijze destijds te Batavia doch dat blijkens voor stukken Indie ondervolgende speciaal een bedrag van 3 ton. Wij bevinden ons hier gemunt werd mede in den aas was tijd der Bataafsche de grondslag allerwege republiek. De gulden van 200 der munt; van de Driegulden einde der 17e eeuw als eigenlijke grondslag was grootendeels verdwenen 2. aangenomen, der Aziatische bezittingen luidt, ondervolgende:
VAN FlNANTIE.

gedurende ik niet, dat

1803

van de Kaap

en

603 azen, op het van het muntwezen In Mei boden, 1802 werd gelijk het

den Raad

in den bundel
VAN HET

aange

VOORDRAGT

DEPARTEMENT

3 Bij secreet besluit van het Staats-Bewind van den 8 Maart jl. werd om van de resolutie hun gijl. geauthoriseerd agtervolgens Hoog Mogen van den 31 December 1793 * ten dienste van de Kaap de Goede Hoop te doen munten, heele, halve, quart, achtste, en zestiende guldens, mitsgaders heele en halve kopcre duiten van vier en agt op een
stuiver te saamen ter somma van Een maal Honderd

maand

Op den 8e April daaraanvolgende bragt dit Dep., aan hetwelk het Ul. behaagd had ten fine van executie bij dispositie van den 11 Maart op geme besluit van het Staats-Bewind te renvoyeeren, ter kennis van Ul. vergadering, dat hetzelve ten gevolge van die dispositie en van de verdere mondelinge ten dien materie gehoudene afspraak, aan den Muntmeester Slyper te Enkhuijzen had opgegeven, om het nodige te prepareeren tot het munten van f400.000 inDiverse spetien, zoo ten dienste van de Kaap de Goede Hoop als van de verdere indische possessien en bij besluit van het Staats-Bewind van den 6n deezer 5, hetwelk op den 10n daar aanvolgende, om het nodige te
1 Zie 2 ? Zie * Zie

duijzend

Guldens.

263, noot bl. 46. Schimmel, bl. bl. 262?263. bl. 261?262. bl. 268.

1 en bl.

273.

? Zie

366

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

verrichten, door Ul. aan dit Dep* wierd ingezonden, behaagde het hetzelve de stempel te bepaalen waarmeede voortaan de Hoogst hiervoren gemelde zilvere specie voor de Kaap de Goede Hoop zoude
moeten

Het Departement deed hiervan aan gezegde Muntmeester informatie, met last om als nu met het munten der f 100.000 voor de Kaap de en het is ten gevolge daarvan meest mogelijkste spoed te maaken, dat het Dep* het genoegen heeft den Raad te kunnen communiceeren dat die spetie met de helft der volgende maand Junij zal gereed zijn. Dan daar vooren gemelde Resolutien van het Staats-Bewind slechts bepaaldelijk spreeken van de specien ten dienste van de Kaap de Goede en geenzints van die welken nodig zulien geoordeeld worden Hoop naar de overige Indische Possessien af te zenden, zo heeft meerged6 verraeend Ul. te moeten voorstellen, om welgemd Staats-Bewind Dep. te verzoeken, aan den Raad de nodige qualificatie te doen missive bij toekomen, om ook voor de Possessien in Asie de nodige spetien in heele, halve, quart, agtste en sestiende guldens te doen munten, en zulks met dezelve stempel als bepaald is, voor die specie naar de en zulien wel Kaap gezonden worden, provisioneel beloope van f 300.000.? ten einde, wanneer de gelegenheid ter verzending zich opdoet, daarvan alsdan gebruik te maken. Amsterdam den 21 Mei 1802 Namens het Dep* voornd
P. de Munninck.

gemunt

worden.

Alzoo

richtte de Raad

onderstaanden

brief aan het Staatsbewind

1:

Amsteldam den 25 Meij 1802. Burgers Bewinds lieden! Daar het UwL. behaagt heeft bij Secreet besluit van den 8e Maart j.l. ons te qualificeeren tot het doen munten van differente soorten van de Goede Hoop 2, en wij ons thands in de specien voor de Kaap dringende noodzakelijkheid bevinden om onze Indische Possessien almede van enige gelden te doen voorzien, zoo hebben wij de eer te verzoeken ons andermaal ten voormelden einde te willen UwL. autoriseeren tot het doen munten van heele, halve, quart, achtste en

zestiende Guldens, ten bedrage ener somma van drie honderd duizend guldens, en zulks in gelijker voege en met die stempel als bepaald is voor de specie naar de Kaap de Goede Hoop, en voorkomende bij UwL. besluit van den 6e mey dezes jaars N?. 3 L. V. ^ ten einde 1
van den Raad der Aziatische Bezitt. tot April 1804." 66". Raad ?Aziatische s Zie bl. 262?263. 8 Zie bl. 268.

Op het Rijksarchief in den bundel: ?III Copie der Verzonden Brieven


en Etablissementen van Januari 1802

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE deze Raad

IN 1802?1817.

367

in staat worde gesteld, zoo spoedig mogelijk en de ge toe zijnde, voorschreve specie naar Indie te kunnen daar legenheid Heil
De Raad

voortzenden.

en Eerbied.
voornoemd.

Ter

W. Kist V*. ordonnancie van Denzelven W. Abeleven


abs: seer.

onderstaand Hierop volgde 1 lrO. O.: wind,

geheim

besluit

van het Staatsbe

Vrijdag den 28 Meij 1802. -j Gedelibereerd zijnde op eene missive van den Raad der Asiatische van den 25 dezer, is besloten, den Bezittingen en Etablissementen Raad voornoemd te authoriseeren, gelijk geschiedt bij dezen, om ten einde de Indische Possessien van eenige gelden te voorzien, te doen munten heele, halve, quart, achtste en sestiende Guldens, ten bedrage
te samen van eene somma van Driemaal honderd duizend

en zulks in voege en met die als bepaald is voor de specie stempel^ voor de en vermeld2 bij het de Goede gedestineerd Kaap Hoop Besluit van den 6 dezer N?. 3. En zal Extract enz. Ziedaar het tot dusver niet gepubliceerd organiek de aanleiding ertoe, betrekkelijk den z.g. Kolonialen en waar dit voile is aangemunt geworden, bedrag besluit, met gulden. Of

guldens,

kan ik niet Het bereikte Indie in hetzelfde jaar 1803, zeggen5. gemunte dat de voor de Kaap bestemde zending van 1 ton te Batavia aankwam: ?In den Jare 1802 eene quantiteit heele, halve quart, achtste en zestiende guldensstukken ter preuve naar Batavia
1 Rijksarchief: bundel staat: Raad 6" houdende, ?Aziatische den gelijk op den rug van tot de resolutie van den Raad der Asiatische Bezit ?Bijlagen Etablissementen zedert 4 January, tot 28 Jiiny 1802 van N?. 1 283.,, 365

zou het te Enkhuizen Voordrackt afgedrukte zijn echter de Kaapsche Yoor was twijfel rijzen. zending aan zilver uitgezonden f 97270 in een aan namelijk (verg. bl. 274); terwijl van brief den Heer Directeur der Munt d.d. 26 Januari gerichten mij 1914 vermeld wordt, dat van die dat in ?blijkt uit de muntbusopeningen dagen

en tingen tot en met ? Zie bl. 268. 8 de op bl. Volgens kan Hieraan geschied.

de jaren 1801?1803 (niet afzonderlijk voor elk jaar bekend) te Enkhuizen


122180 Daarbij guldens, wordt Maar eerste alzoo veel minder van dan naar Indie de al niet gerept 't geen lijkt mij voor niet gezonden Aziatische de onderstelling is begrepen."

zijn geslagen moest worden.

is geslagen. Bezittingen dat het in het laatste

te gewaagd,

368 zijnde

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE gezonden", memoreert aan mede

IN 1802?1817. 1.Daar het besluit

een nota

van 1825 wat om

den Kaapschen gulden en deze tot voorschrijft gelijkheid van den Generaliteitsgulden, begrijp gehalte moest hebben dat het Indisch in nader ik niet, hetgeen muntrapport (gelijk wij zullen

Kolonialen den

lezen) bedoeld wordt met een minderwaardigen 2 : vermeld staande daaromtrent bovendien gulden, in Nederland in 1801 en Indie bestemden 1802 heeft bewogen, te in innerlijke waarde zoo als wij ook evenmin ten aanzien van de

?het bewind Voor

verminderen, gevonden

gulden durven wij niet beslissen, of en welke bevelen hebben,

gangbare waarde van deze munt door gemeld bewind bij derzel ver uitzending aan de Indische regeering zij bedeeld geworden". ? straks zullen wij nog van een derde Beide bezendingen om hooren, volgens het Indisch muntrapport van 1825, zeker ? werden de verwarring van gedachten nog grooter te maken! in de namelijk bij plakkaat gebraeht, wandeling tegelijkertijd 13 September Siberg 3. Ik had van 1803. Het van

alzoo onder landvoogd geschiedde den inhoud van het September gaarne niet alleen om mij nader te verzekeren, besluit kennis genomen, doch ook om daarin werden behandeld; dat beide uitzendingen van de gezien aan juistheid van den datum te kunnen overtuigen, van Baud in de hieronder volgende Beschouwing melding

mij

1 Van in bundel N?. 162. de Qoldbergverzameling, 1 Zie bl. 364 mijner Ropijenverhandeling. 8 In bl. 291, er de aandacht op vestigcnde, mijn Ropijenverhandeling, bl. 1815 N?. 39 (verg. hierv66r met het Kon. besluit d.d. 8 November de aan, voor als standpenning gulden dat dit echter zin in zekeren werd aangehaald, Doordien 8 aanzag, het dat heb ik in het Indie werd gewettigd, was, herinnerde waartoe o.a. in het geen Daendels nieuwigheid een Koloniale

dat 344). ik er als leven

bewijs had geroepen. de in 3 voor een

aan guldens Verg. bl. 296?297 boven tot hot gezegd, jaar

zijn Siberg. De fout viel mij teminder op, wijl Daendels met de boekhouding
knoeien is geweest mijner Ropijenverhandeling. en alle boeken dat de negocie en ? dit ?Het in mijn leefde. geheugen is meermalen reeds hier

1803 mijner jaartal ik mij met dat Daendels

gulden erover aanteekeningen 't moet toch vergist;

in guldens

Muntrapport Daendels Generaal staande Van heilzame

met het moederland rekeningen dit veranderde, Daendels de Heer Gouv.-Generaal 1809, wanneer van uit het Indisch 20 st. gehouden werden.": of florijnen ? van 1825 in mijn BopijenverhandeUng, bl. 363. ?De Gouverneur vernietigde, bepalingen ? Muntartikel. bl. bij omtrent noot besluit het van 31 December het boekhouden.": van op 1809, de be bl. 388 van

Zuylen's

Dit 106,

ter verklaring

Moquette's voor alles

Opmerkingen, goed schijnt

1, betrekkelijk

in zeggen zonderling Daendels: ?die in Indie

te zijn"!!

AANMUNTINGEN wordt 1803.

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

369

van en der

gemaakt van een besluit te diien aanzien van 27 Nu moet ik mij bepalen met er de aandacht der Chijs alleen op de Kaapsche tigen, dat Mr. Van de toelichting geeft 1 : ?Eerst in September is dit geld van in circulatie gebracht", geen terwijl overigens wordt vernomen; Scheepjesguldens stukken maken melding geschreven maar van andere

September op te ves zending te Batavia uitzending

13 September van het 1803 ten aanzien Indische dat op Java werd het Over zending2. gebruik, van en den schreven gemaakt Scheepjesgulden zijn onderdeelen, en aan de Gouverneur-Generaal Raad Raden den Aziatischen d.d. 6 Maart onzer ?Ter form de H. A. 1804 het volgende: sessie van den 4 October 1804 hebben wij con van den Heer Directeur Generaal

gedrukte dat plakkaat d.d. in circulatie brengen

schriftelijke propositie Wiese de waarde der in verm, jaar van goedgevonden heele, halve, quart, achtste Capo de Goede Hoop aangebragte en sestiende Guldens, tot welker uitgave Zijn E., bij ons besluit van 27 September 1803 verzocht en gequalificeerd is, in vol te als: bepalen, gende voege .... de heele 30 stuivers guldens op 15 ? halve ? ?'.... ?
? ?

quart
agtste sestiende

?
? ? ? ,, . .... . .

?.8
. 4 2

?
? ,,

i Zie bl. 618. Verg. bl. 273. dl. XIII, hicrv66r Plakkaatboek, ' Voor noem ik dl. Ill de gedrukto stukken, (1885), bl. 249 der Realia van het kasteel resolution het ? houdende op de Generate Register Batavia'', van 13 September 1803: waarin lezen op het plakkaat ?'t Bij missive wij van zal er in 1802 aangeschreven 28 Jan. heeren Meesters gedogteekende circulatie halve worden en quart, ik het Indisch in een agtste eene gebragt en zestiende nicuwe zilvere Onder munt guldens". 1825 waarin bestaande in heele, verm eld de nietgedrukten het door mij gespatieerde de ?Van de Heeren

leest

zoogenaamde Staten-Generaal Goede

men van muntrapport van den Kolonialen noot op de uitzending gulden: van de resolution welke ingevolge gulden, Kaapsche van den 21 Dec. 1785 gemunt doch dezelve

in Nederland Hoop zijn te Batavia veelheid aangevoerd geworden, zijnde

aangehouden nieuwe Ind. N.B. het niet is en moet is ook Dl. In een missive

en 31 Dec. de de Kaap 1793 voor was ook eene kleine hoe geworden vooreerst door de Hooge regering in 1803 gelijktijdig met de vervolgens resolutie van zien 13 Sept. 1803." naar wij verwezen doch gezocht, een vergissing

in omloop gebragt. guldens de aan de Realia ontleende van 28 Januari Vandaar 1802.

Zie

mededeeling, dat Ik heb naar dat

gevonden. zijn Mei, vreemd. 70

vermoeden, mijn dus het stuk op bl. 367. De

stuk goed het Januari

uitdrukking

?heeren Meesters" 24

370

AANMUNTINGEN

VOOR OOST-1NDIE

IN 1802?1817.

ter voorkoming van eenen directen uitvoer, door het meerder in vergelijk van Spaansche matten en ropijen." gehalte Deze vindt men in het Plakkaatboek, beslissing afgedrukt dl. XIII kingen aanhef Ten einde de hierna volgende , bl. 693?694. van Baud te begrijpen, breng ik in herinnering, van het plakkaat aldus luidt: opmer dat de

?Door den heer directeur generaal. voorgesteld zynde ? en bij publicatie naardien de van de Caap om, aangebragte van den \\ April ver voor 24 stuivers gangbaar laatstleeden 1 in Vergelyk met de rouleerende klaarde guldens Spaansche en matten 27 stuivers in komen daaruit waarde tegen by de en andere dat Chineezen voortvloeyen, en om direct gebruik zullen maken dezelve opwisselen van tyd tot tyd uit te voeren en met zoveel voordeel van de te zetten, ? hand die guldens den omloop van geduurende zo en veel de nog credit-papier hooge agio op de contanten ? een te zoo werd met stellen ropy of op 30 stuiver Indiasch" gelyk was voorgesteld. besloten, gelijk, naar hier boven medegedeeld, uitgaven daarvan notoir moet Ziehier

nu wat Baud, in zijn onbekendheid met het Plakkaat ? de ook maakt schreef hetgeen herinnering nogal aardig

blijkens zijn Beschouwing: Verdere bijzonderheden omtrent deze zaak, zijn hier te lande niet bekend, daar, ten gevolge van de toen bestaande omstandigheden geene resolutien noch bijlagen, uit IndiS konden worden overgezonden; het moet dus vooreerst in het onzekere blijven op welke gronden, de Directeur Generaal heeft kunnen aantonen, dat een Gulden, met den Generaliteits Gulden gelijk staande, en dus slechts waardig 20 Holland sche stuivers, in Indig behoorde gangbaar te wezen , tergelijke waarde met den Ropij, die eene innerlijke waarde had van 23, 24 a 25 sts. Even onverklaarbaar schijnt het, dat de verge heeft. ? Hollandsch met den Spaanschen mat tot dezen verhoogden koers heeft lijking kunnen leiden, daar toch de piaster, intrensiek waard f 2-13-10 en destijds op Java gangbaar tot 64 stuivers Indisch 2, Hollandsch, naar den eenvoudigen regel van driefin, voor den Gulden geene hoogere gangbare waarde in Indie toelaat, dan van ruim 24 stuivers, hetwelk ook ten vollen overeenkomt, met de straks aangehaalde ver
dat het Plakkaat enkel betrekking vermeenen, maar de mogelijkheid is gcenszins uitgesloten, dat via de Kaap Batavia bereikte. Veronderstel zending dat de Indische het geval, nog niet was aan daarentegen zending destijds er niet nader melding van dan behoefde te worden. gekomen, 'gemaakt * bl. 311. Verg. Munten-1786, had op de Kaapsche ook de Indische zending; 1 Deze aanhef kon doea

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

371

klaring, door de bewindhebberen, in het jaar 1742 gedaan, dat indien zij Guldens en drie Guldens naar Indi6 zonden, de eerste aldaar 24
sts. Indisch en de laatste 72 sts. Ind. zouden waard

Indien men zich bij het gemis van de ophelderende stukken, omtrent deze zonderlinge beslissing eenige gissingen mag veroorlooven, dan komt het waarschijnelijk voor dat er ahdere redenen hebben bestaan om deze Guldens, ter gelijker waarde met den ropij, in omloop te brengen. Derzelver getal was gering, daar de geheele aanmunting slechts drie ton had bedragen; het invoeren van de in Indig geheel nieuwe be
naming kwam van beter Gulden voor, was, deze voor Guldens, eene zoo kleine den som, naam onder ondoelmatig; van ropijen het in om

zijn.

loop te brengen, en dit eenmaal aldus besloten zijnde, bleef er niets anders over dan aan dezelve ook de gangbare waarde van den ropij (30 Sts) toe te kennen. Deze gissingen ontleenen eenen zekeren graad van waarschijnlijkheid uit de omstandigheid, dat de bewuste Guldens, na derzelver eerste invoering niet anders dan ropijen genoemd werden, en dat het tarief van munten zeven jaren later (in 1811) algemeen gemaakt, geene mel ding van Guldens maakt, maar slechts van Ropy en spreekt 1. te geven, vooral ook naar aan mijzelf het woord van in laatste alinea's dezer aanhaling, de de leiding gissingen moeten wij lezen wat het Indisch muntrapport van 1825 opmerkt Alvorens zoowel hierover als over de motieven leidden die

van den Directeur-Generaal,. tot het opzetten van den Gulden. Ziehier: De boveng. verklaring van den Heer Directeur Generaal, dat de nieuwe Ind. gulden, in vergelijk van de Spaansche mat tegen 27 St. inwaarde kwam, kan met mogelijkheid op geen naauwkeurig onderzoeki en gehalte gegrond zijn geweest, vermits, al ware die gulden in gewigt en gevolgelijk in zuiveren inhoud volkomen gelijk geweest aan den Nederl. Generaliteitsgulden. van 200 azen fijn, dan nog die munt in vergelijk met de Spaansche mat van 501 en 502 azen fijn, en 64 St. Indisch gangbare waarde, niet hooger had kunnen komen dan; en twintig en een halve Indische stuiver of 25j*j|) nagenoeg vijf (25^ en nog minder kon derhalven de evenredige waarde van den nieuwen Indischen gulden op 27 St. Ind, worden berekend, dewijl dezelve en aan gewigt en aan gehalte, en alzoo aan innerlijke waarde, aarimer beneden kelijk beneden den Generaliteits gulden stond. Wij zeggen den Generaliteits gulden omdat wij vermeenen met zekerheid temogen stellen, dat de schrijver der Beschouwing zich vergist heeft2, met op
1 Zie Hubbard's dl. I, bl. 5. uitgave der Proclamations, 2 In van het rapport staat op de door mijn noot aangegeven p'laats de margine is geen bewijV. 't Stond er wat slordig ?veronderstellen potlood-aanteekening: en nog eens duidelijk ter neder gesteld. waarom het werd uitgevlakt gesehroven,

372 bladz.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

het gewigt als de voormalige Generaliteits gulden is geordonneerd ge weest, terwijl daarentegen de nieuwe Ind. gulden van 1802, volgens de nieuwe Bataviasche Almanak van den jare 1811 slechts ca. 185 azen fijn bevattende 2, met de Generaliteits gulden van 200 azen fijn, een wezenlijk verschil opleverde. Evenmin kunnen wij de stelling van den schrijver der Beschouwing beamen (op bladz. 183 en 184 voorkomende) dat de nieuwe Ind. gul dens van welke hier de rede is, onder den naam van ropyen in om loop gebragt, en na derzelver le invoer niet anders dan ropyen zouden zijn genoemd geworden, als ook dat het tarief van munten 7 jaren later (in 1811) gemeen gemaakt, geene melding van guldens maakt, maar slechts van ropyen spreekt, in zoo ver de Schrijver namelijk uit dit laatste zoude willen afleiden, dat in het tarief van 1811, de Ind. gulden van 1802, onder de ropyen begrepen zouden zijn ge en worden, vermits integendeel, het onderscheid tusschen Kaapsche Indische guldens niet alleen te Batavia zeer wel bekend was, maar ook de laatste afgescheiden van de ropyen in den nieuwen Bataviaschen Almanak van den jare 1811, met vermelding van het gewigt en gehalte worden opgegeven, en het bedoelde tarief van 1811 de verschillende ropyen met name vermeldende, daaronder de Indische guldens niet
heeft kunnen verstaan.

voor bewezen aan te nemen, dat de onderwerpelijke 179?180 ten , alleen aanzien van den stempel zoude hebben gulden verschild^ van den vroeger voor de circulatie aan de Kaap de Goede Hoop gemunte gulden; van welken laatst gem. door Heeren Raden en Gene raal meesteren van de munt in derzelver missive aan het ministerie van Kolonien van den 6 December 1824 gezegd wordt1, dat die van dezelfde gehalte en in eene volkomene evenredigheid ten aanzien van

is het echter dat de kleine hoeveelheid van die guldens in omloop gebragt, en welke in de beschouwing op biz. 183 op f300000 wordt opgegeven, geen aanmerkelijken hinder aan de circulatie heeft loegebragt en dat die munt onder de ropyen in de wandeling is ge bleven, even als zulks in 1817 ten aanzien van den Generaliteits gulden is ondervonden zoo lang deze munt niet in groote sommen door part, aangevoerd zijnde, eenen wezenlijken invloed op den algemeenen gelds omloop heeft moeten erlangen. En waarschijnlijk is het ook dat de Inlander in de binnenlanden van Java, den gulden van 1802 indien dezelve zoo ver mogt zijn doorgedrongen met den algemeenen naam van ropia zal hebben bestempeld, gelijk hij later die benaming aan den Generaliteits gulden heeft gegeven, en denzelven van de ropy door Waar
i Zie bl. 272. s Hier staat in het ik den inhoud op

een noot over rapport bl. 369, noot 2 teruggaf.

den Kaapschen

gulden,

waarvan

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

373

de bijvoeging van het woord Poetrie (in het maleisch Princes beteekenende), daarbij op den beeldenaar doelende, heeft onderscheiden. en uit het Indisch munt door mij uit Baud's Beschouwing a. de aandacht wegens o. van 1825 verdient rapport getrokken het volgende. Het De

beste weten

in het algemeen bestrijding in het eerste stuk had kingen nen er toch,

van sym- of antipathie kun plaats; maar gevoelens zonder dat men er zichzelf van bewust is, invloed

door dit laatste van de opmer naar in gemoede, weliswaar

hebben. Destijds bestond er, gelijk in mijn Ropijen 1 , een te Batavia groote weerzin verhandeling gememoreerd van van wat ministerie het Ministerie het Kolonien: kwam, tegen op uitgeoefend werd

van de Beschouwing wordt melding gemaakt, doch slechts, waar het het kan, critiek erop wordt uitgeoefend, niettegenstaande en van van helderheid Baud door stuk compactheid voorstelling van zeggen zich buitengewoon gunstig onderscheidt van de breed van het Indisch rapport, sprakigheid en het in herhaling vallen als wij in dit rapport lezen, is recht teekenend. Beweringen te mogen stellen, naar wij omdat wij vermeenen met zekerheid

soms op de meest irrationeele wijze door de Indische re 2. Het feit, dat in zoo'n breed opgezet stuk geering veroordeeld als het Indisch muntrapport met geen enkel waardeerend woord

en terecht op het op bl. 371 noot 2 lezen, werden gewraakt, Ministerie met 'n veronderstellen is geen bewijs. Een bewijs zou geweest bedoeld; stukken voor Indische zijn, als het rapport had overgelegd de Minister doch niettegenstaande toezending van geld verlangd had, maakte de geldstukken als daar

de stelde ik in mijn Ropijenverhandeling ware en ik het beide waarin als die 312, op vereenzelvig 4. Ik had hier een toelichting moeten geldstukken den invloed 2 daarvan noten bl. 307
Op bl. 282. 5Men leze mijn Eloutverhandeling. 8 Zie bl. 331 mijner Ropijenverhandeling. 4Wellieht dit den heer Moquette deed i

essaieering uitdrukkelijk regeering zich aan het ergerlijk verzuim schuldig daar aan niet te voldoen 3. Op dezen grond voel ik meer voor de voor van de bestrijding ervan betrekkelijk Baud dan opvatting van den de vermenging gulden van 1802 met de ropij en onder

van op bl. 106 zijner Opmerkingen munt hefc hot Indisch dat alsof den Kaapschen gulden' ?schijnt", schrijven, in Nederland dien voor een ropij heoft ^dat men rapport van 1825 vermoedde naar het liet althans nict Dit is echter niet; maar, goval, blijkt aangezien".

374 geven,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE hoe ik aan aan zulk een

IN 1802?1817.

kwam; maar

van den Indischen gulden, ik mede waarop op waardigheid wees van en in het Indisch rapport mijn Ropij verhandeling grond ? het Indisch rapport ik weet het werkelijk niet meer. Waar heeft nog schrijft 2: ?Deze gulden met deszelfs onderdeelen, tans steeds

bijkomend van den Scheepjesof Kolonialen de hoogte der geschiedenis m. men te exclusief die i. Kaapschen gulden noemt *. gulden was, van nu moet denken de beweerde ik Wat minder overigens

inderdaad oneigenlijke combinatie ik heb destijds immer over den gulden van 1802 enkel in de overtuiging, dat men op zoomede geschreven,

kunnen den niet

en is nog op het oogenblik in blijven circuleeren, en vermits dezelve de minst wonder, geen omloop waardige van alle de zilveren muntspecien in aanraking is, die daarmede komen en dus zeer zeker de ? laatste zal zijn, die aan daar kan men toch

zal worden onttrokken." omloop dat dit onjuist aannemen, is, voor zoover er geschreven staat op het oogenblik. Hetzelfde rapport ging nog verder, be weerde dat in 1816 ten voile die namelijk, minderwaardigheid ook aari de autoriteiten bekend was, doch 3: Ministerie Men

aangeteekend wederleggerid beweert hier stellig het tegendeel." Er is nog iets in het Indisch muntrapport van 1825', dat de te Batavia in 1803 van den aandacht verdient. Na de aankomst

hierop werd op het ?hoe bewijst gij dit?

te hebben gememoreerd, lezen wij er: ?Uit Scheepjesgulden een resolutie van den 13 Septb. van hetzelfde jaar blijkt, dat reeds vroeger bij de Indische regering waren ontvangen, doch aangehouden geslagen
wij het

een andere soort guldens, geworden, namelijk zoo als hetzelve be op het gewoon merk der Compagnie,

Welke

er van) de onderdeelen 't jaartal guldens dragen (evenals had ik inderdaad beter gedaan verband gesteldo mij anders uit te drukken; kan ik het niet doeh in het algemeen irrationeel genomen, dat men van het een geldstuk koers erlangt, te achten, spreekt jaar, waarin zoo veelvuldig meer daar men op de munten onjuiste stempeljaren heeft gesteld. alle Kaapsche In het 1802". om kan onderscheidende b.v. het hebben waarde te spreken een duit van kan zijn in 1820? Verg. bl. 345. 1816, die gemunt 3 Zie bl. 307 van noot 2, na het deelteeken. mijn Ropijen-artikel, 8 Zie bl. 312 van het Ropijen artikel, noot 2, na ?Zie bijl. V\ van

de meening, dat Baud's in de jaren v66r lazen, opperde Boschouwing de ropij en de gulden Herstel, vereenzelvigd zijn, terwijl het vermeld dit tegenspreekt. rapport 1 In ik van den Indischen van 1803, sprak gulden mijn Ropijenverhandeling naar waarvan heer bl. de 106 der op Moquette aanleiding Opmerkingen van 1803 niet bestaat, want memoreerde: spatieerend ?dat een 'Ind. gulden'

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

375

en dat deze guldens 1793 paald was, bij resolutie van den 31 Dec. nu met de nieuwe gelijktijdig in circulatie zijn gebragt geworden." Alzoo zouden er volgens deze voorstellen twee soorten guldens die gemerkt volgfens 1793 2 en de Scheepjes guldens; terwijl dit zou blijken uit de resolutie van 13 September 1803. Begrijpen ik het niet. Ik heb reeds opgemerkt3, doe dat deze resolutie niet in het Plakkaatboek werd opgenomen, de hiervoren vermelde gekregen resolutie van zoodat de rapport sterk stuk. Twee le. Geen onbekend bleef. Zou het Indisch overigens met zich vergissen dat ?blijkenn, dan ware dit toch een inhoud in Indie koers hebben in 1803:

te opperen: redenen heb ik om dit nochtans enkel, voor zoover mij bekend, muntwerk, maakt van uit het jaar 1803 melding dan van eenig andere guldenstype den Scheepjesgulden; 2e. Vind ik het al eenigszins vreemd, dat Mr. Van der Chijs deze resolutie niet in het Plakkaatboek op

aan den dag treedt, nam, waar die, voor zoover dit middellijk over twee zendingen handelt ? de toevallige vaji 1 ton en de ? het is haast niet aan te nemen, dat de expresse van 3 ton bewerker van het Plakkaatboek de resolutie als van minder be

zoo er guldens waren lang zou ter zijde gelegd hebben, inge voerd van verschillende Intusschen typen. blijft de n\ogelijkheid niet uitgesloten, dat Mr. Van der Chijs de resolutie zelf? door ? welke dan ook niet in handen kreeg en dat omstandigheid over het mij gememoreerde toelichting4 van den in berust 1803 brengen gulden September een middellijke aan wij zing. zijn door Hiermede heb in koers he^ft op

ik het onderwerp betrekkelijk den Scheepjes gulden afgehandeld. Men ziet er uit, dat de hiervoren vermelde5 van den heer Moquette: ?Dat die gulden slechts mededeeling en verzeild raakte, bij gebrek aan beter in toevallig op Java gebracht werd, wist men niet meer,,J zoomaar niet kan worden. Die heeft inderdaad een, zij het aangenomen gulden omloop ook kleine, ziening van de Indische Indische geschiedenis, zoodat daar had. Encyclopaedic, althans niet ongenoemd verdient, in de tegenwoordige uitgave plaats
261?262. 261. 273. 273. 234.

dan

zij mede, bij her een bescheiden te blijven,

plaats gelijk
? ' i Zie ? Zie Op Op 5 Zie

behoort

bl. bl. bl. bl. bl.

376

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE XIV.

IN 1802?1817.

Het in 1814 geregelde ?Uitzet" der Commissie-Generaal, wat het zilver betreft.
Hiervoren Indie nooit 1 deelde recht ik mede, dat en waarom de Gulden in onder het Nederlandsch ingang had gevonden

in de eerste plaats de departementschef door zijn collega van Buiten Johan Goldberg, landsche Zaken geheeten 2. Het publiek, dat Jantje Goldberg met hem te handelen hem niet wegens mocht had, zijn naar naar wij het oordeel der belanghebbenden enge opvattingen, hieraan had onderschattend lazen 3. Kan men hierover 's Lands plichtmatig tegenover meening hij beoordeeld muntwezen. zicht moest over is om

aan het Tusschenbestuur. Met het Herstel gezag voorafgaande nu zelfs tot ?stand het voerde men opnieuw dit muntstuk in, er bleek verklarende. En wederom geen zegen op te penning" rusten. Schuld

waar het in gevoelen verschillen, binnen rationeele grenzen belang geen verschil van zijner begrippen mogelijk, waar als de wetgever van het Indische te handhaven,

particuliere belangen is over het verkeerde mdet worden Daarvoor

den

Indischen

is zijn mede

de van hem

uitgaande uitgegeven worden


362-364.

door ziiinigheid gegeven in van naar die 166f azijn fijn, gulden instructieve voorschriften aan C. C. G. G. als een van 200 azen fijn te teekenend4.
't Is niet van wel te verklaren, dat ik die dat Goldberg worden, toch wel eenige hetgeen

bl. 157. Gedenkschriften, ecbter mag ondersohatting deel; vele jaren aanwijzing de Fransche actif, dl. Ill

i Op bl. 3 Fcdck's

mij

betrekkingen aanzienlijke is om de middelmatigheid niet al te laag te stellen. Ook noemde ?un patriote gezant Noel uit het einde der 18<*eeuw hem: chaud, sont droites". d'un coeur pur et dont les intentions eclaire, Op bl. 72 van De Qids van 1913 der ?Enquete aan in 1800" van Dr. Leonie van

voorbijgezien heeft bekleed,

Nierop. 8 Op bl. 312. Yerg. aan voor inkomsten klagten hadden, zij wat raenten wel

het gemis betrekkelijk ?ovcr hun verlogen makende in dezen, want zij hebben en als zij waarlijk evenwel geleefd gebrek zouden hebben zich te redden. Nu hebben gevonden zij wel middel en dat dat 't een goed land is en dat hun tracte opgelegd bewijst waar men beter bereekend dan in die zich toch ook Europa, zijn Goldberg's C. C. G. G.: verklaring zich niet Falck, zeer 417 van mijn Teruggave. op bl. 280, 6 November en in verband 1815 (waaruit mijn Roptjenverhandeling aan den Koning d.d. rapport

dood kan werken". Bl. 4 Zie over deze instructie Goldberg's

daarmede

het in den tekst vermelde Besluit voortvloeide) in bijl. 1 met het denkbeeld

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Uit dien hoofde

IN 1802?1817.

377

Van Swinden jaar, dat de hoogleeraar rapporteerde over een moederlandsche van het dat de Munt muntwezen, regeling wet van 1816 ten gevolge had *. Maar wat beteekenden de ernstige overwegingen van den Leidschen van

het

ik van een minwaardigen gewaag gulden, dat op zichzelf beschouwd natuurlijk geen zin zou hebben: het ten deze door hem uitgelokt Kon. besluit was van 8 November 1815,

professor tegenover Goldberg's 1816, eenvoudige regelen gelijk hijzelf in kinderlijken een voud zijn instructieve voorschriften noemde! bestond de bedoeling, dat de gulden voor Indie, Aanvankelijk aan 'sLands munt te Utrecht zou worden gelijk het kopergeld, van September eerst Daar de Muntwet 1816 het gemaakt2. nieuwe Nederlandsche v66r dien scheen het tijd geen muntstelsel vestigde Nederlandsch en er dientengevolge zilvergeld werd vervaardigd,

voor koloniale aanmunting te gunstiger, oogenblik een aantal van in haar soort voor omdat men met het Herstel aantrof, niettegenstaande treffelijke persen opgeborgen zij bij een proces-verbaal van 1813 vernietigd waren verklaard 3! Maar ten spoedigste aan het werk gezet voor het die persen werden slaan van gouden dukaten, ingevolge een Souverein besluit van 19 Januari 1814, Ned. Stbl. N?. dat bedoelde 16, houdende,

negotie-penningen bij voortduring zouden gemunt worden naar van instruction 1606, 1659 en 1699 zonder eenige verandering in den beeldenaar 4. Commissaris-Generaal Canneman schreef
voor waar do nieuwe het Javasche met Java eiland daad door op gulden, conservatie eene een behoord te gehalte van zijn voile gewigt representeerd waarde van bezit in

op bl. 349: ?dat worden bepaald, van 20 6 engels stuivers

dezelve,

27-^j* azen, en hollandsch

waarde

in de

dan 16| stuivers Hollandsch". Een denzelfden bundel zich N?. 824, waarin handelende port dd. 4 November 1815, orediet 1Het Over v.v.; ? 4 de ad Kon. wet f 1.860.000. besluit zelf van van 8 November 1816, zie bl. o.a. 264.

geen meerdere en ander liggen bevindt over 1815 noot het de

intrinsieke op

op het Rijksarchief bl. 306. vermeld

verantwoording vermeld 268

rap van het

reeds

de muntwet bl. 310. Verg. Zie bl. 16?17 bl.

2 op bl.

op bl. 368, noot 1, en Schimmel, bl. 75

in biji. B., van 76.

Schimmel, in schiedenis werd geen voor

verband

September 1816, waarbij het gouden tienguldenstuk te hoog getarifieerd


in verhouding tot den reeds zilveren uit was nieuwigheid den Muntmeester en dat dien gulden. hoofde bestond. Ik vermoed daar echter, dat dit het geschetste voordeel

en bl. 2 van Besier-1887. Be&ier-Catalogus In mijn bl. 237, heb ik deze dukatenge Teruggave, van met muntwet de Nederlandsche 28 gebracht

te voren

378

AANMUNTINGEN aan onzen

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

1 : ?'s beeltenis zal dus Konings en alleen op de standpenningen niet op de negotiemunt komen. I denkt en ziet vriend hoe verlicht Willem daaruit Gij mijn hierover Poelman denkt zal dit besluit als een nieuwe geeclaireerd een van den handel toejuichen. Welk preuve bescherming contrast met den dwazen Louis, die tegen alle remonstrantien aan zijne tronie op deze Commerciemunt wilde doen plaatsen handelt; al wat van en voor wien aan eene onaangename le petit individu harnache 's volks vorige vrijheid was2." En Poelman even 17 Januari 1814 aan Canneman: ?Onbeschrijflijk dat de decisie de munt

herinnering geestdriftig d.d. is het genoegen,

op penningen dan ook de algemeene mercie voldaan." Muntmeester

van Z. K. H. omtrent de negotie is alhier heeft verspreid, en daarmede in de Com wensch der speciehandelaars Sarvaas was nu ook van den recht in zijn ijver om gouden

als men dat mag knollentuin, dukaten te slaan. Het Russische munten werden

werden geslagen een klaverblaadje van

en haar schoonzoon Van Sorgen door zijn weduwe opgevolgd 4 totdat in het als ?provisioneele , jaar 1815 geauthoriseerden,, 5 als muntmeester de heer Suermondt werd aangesteld ; dat jaar 1296890 stuks dukaten. Suermondt bracht randschrift, om ze te onderscheiden 6 Sarvaas had er dus door weduwe Sarvaas. in het

zeggen gouvernement evenzeer teUtrecht latende slaan, voornamelijk ten behoeve zijner troepen, zoo in 1814 2930270 stuks afgeleverd. Toen sneefde Sarvaas 3,

die geslagen van dat jaar waren in 1814 wel achter gezeten; in September aan de Utrechtsche munt z66 over dan ook de goudzendingen stelpend, naamste dat de Muntmeester omdat het raadzaam achtte om de voor handelshuizen

meer
* Zie *Met

te zenden,
bl.

te verzoeken, 4 weken niets binnen er anders uit het lange gedwongen

309. man der oude de geharnaste le petit individu harnach4 wordt bedoeld van Leycester het eerst voorgesohreven Nederlandsche bij plakkaat dukaten, had in de Dordreehtsche eerste muntslag d.d. 4 Augustus hiervan 1586. De Munt in 1587. Zie noot 2, bl. 12 van Besier-1887.? plaats ?Koning Lodewijk was en en zilveren in zijne beeltenis er op gesteld, dukaten dat ook de gouden van koninklijke munt in het Rijks het kenmerk zouden wapen dragon te zijn." Besier-Catalogus, bl. 6?7. speeien 8 In ik over hem: bl. 238, schreef ?Deze belangzuchtige mijn Teruggave, van het tooneel der wereld! Bovendien trad hetzelfde Dus af." 1815 jaar

had het reeds plaats in 1814. gehad * Zie bl. 310. 6 zie ook bl. 347. Over Suermondt, 6 Al do medegedeelde bijzonderheden

ontlcend

aan

Besier-1887,

bl. 4?5.

AANMUNTINGEN wachten midden Goldberg munten, licht van

VOOR OOST-1NDIE

IN 1802?1817.

379

maar

1. Te konden voortvloeien onaangenaamheden voor van munten kwam dien het goudgeld, ijver te storen met het verzoek Indische guldens Sarvaas deze ?sedert be ?die?, naar Goldberg's Muntmeester, vele jaren al zijn heil in het munten van en die zijne ruine onvermijdelijk rekende,

goud had gezocht, van zilver, door het munten wanneer werd, hij genoodzaakt bedankte den afval, waarin zijne gansche winst was opgesloten", hem feestelijk om alzoo het goud ?met een ander, en voor het te vervangen". zuiyer afscheiden van goud nadeelig metaal een met ondervond bekwame teleurstelling Goldberg Nog zou in het Nederland want, zilvergeld hetzij hij stempelsnijders; wat mislukte ? in Indie doen munten ? hetzij hij zilvergeld te laten maken, ? waartoe hij ten slotte kwam ? wenschte over stempelsnijders moest hij kunnen beschikken.

schrijving2,

in deze behoefte bleek niet gemakkelijk. Tot De voorziening in figuren, 1807 was de stempel der Nederlandsche geldspecien van enz. als der belooning wijze bewerking, stempelsnijders en waren eeuw v66r 'n halve ruwe, on langer. De stempels regelmatige stukken ijzer, van boven alleen met een weinig staal hoogste traktement van een stempelsnijder bedroeg om goed werk te verwachten. Onder te weinig kwam hierin verbetering. Een graveur koning Lodewijk Napoleon uit Parijs organiseerde het stempelwerk in de Utrechtsche George opgelegd. Het f 900 'sjaars, f 8000 Daar en

munt.

werkzaam zoodat hij 10 maanden aan, bleef; het stempelwerk had gedeclareerd f 37034; had ongeveer f 30000 gekost. George met 2000 Louis d'or. werd betaald Na echter hij zijn vertrek van men en bracht de onkosten het werk der stem belooning zooveel mogelijk pelsnijders. 1809 tot 1811 werd daaraan de Fransche dige werd vernietigd tot een f 5000 vasten voet k f 6000 terug; van besteed. Onder

een jaarlijksch vorderde traktement van Mijnheer f 20 voor ieder paar dienststempels, hetgeen op f 25000 k f 30000 mocht berekend worden, voorts f6000 jaar stelde men hem slechts tijdelijk lijks voor twee hulpgraveurs,

regeering ontving de Utrechtsche munt al het noo uit Parijs , terwijl het oude Nederlandsche stempelwerk 3.De Utrechtsche stempelsnijders Van der Kellen

1 bl. 76, noot 2. Schimmel, 8 Zie bl. 238 van zijn Teruggave. * bl. 339. Verg.

380 en Van 1813

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE der Monde

IN 1802?1817.

dienende

jaar 1811 hun werk weder op te vatten, ofschoon beseffende, dat de verbreking van al het oude stempelwerk hun arbeid aan was men toen in staat verzwaarde. Dientengevolge merkelijk om, onder ling van de stempelfabricage van George wat naar 't voorbeeld kunnen zijn. 1 De eerste stempels inachtneming van spaarzaamheid voor ongeveer in de geheele rege f 7000 te verkrijgen f 22000

lof ver kregen destijds hun ontslag. Met en lieten bereidwilligheid belangeloosheid zij zich in van het vinden om tegen dezelfde bescheiden belooning

een eisch van

had

uit de matrijs zonk de stempel 2. poingoenen met werk, Daarop beproefde het, gebruikmaking van Lageman's van onze graveur D. der Kellen, die na een teleurstelling, het der slaagde. essaieur Vaerst ?Ik kan U met groot genoegen melden", werd door den aan den Inspecteur Poelman d.d. 9 April 1814

voor de gouden dukaten waren gesneden te Amsterdam, welke daarvoor f 700 door den graveur Lageman was men Met de echter niet gelukkig: bij genoot. beeldzijde stooten

met ?dat heede morgen de matris of moerstempel geschreven,3 van orde is gebleven, in volmaakte de poincoen het trekken dus dat de Graveurs zeggen dat nu alle zwarigheid uit den weg is; de vreugd en felicitatie was zoo groot op de munt geruimd gelijk als daar de Cozakken in Utrecht inrukten. Zoo poincoenstempel stempels maandag, niet breekt in kunnen morgen

nu de

gebleven dat Goldberg meend, ?De Departementschef het

de 't harden, en zoo die mogt worden, gestooten springen dan is goed is dat de moerstempel doch de hoofdzaak en de pijnbank Ik heb steeds ver heeft doorstaan." te licht opnam. toonde wel, dat hij niet klaarinzag, wat van een Munt beteekende", schreef ik, naar al die muntzaken veel

organiseeren voor mij, dat juist van het stempelwerk 4. Verrassend aanleiding nu ik bij den Schrijver van deze interesseerende bijzonderheden lees 5: ?Dit moge strekken tot illustratie van de te weinjg gekende bezwaren, waarmede de stempelfabrikatie teworstelen heeft, en die den daarvoor verrichten arbeid en de kosten merkelijk verhoogen."
1 Al de aan Besier-1887, bl. 8?9. ontleend bijzonderheden 3 Zie over de beteekenissen en dienststempels van matrijs, poincoenen noot 2, bl. 311 mijner Bopijenverhandeling. 8 Zie noot 3, bl. 5 van Besier-1887. 4 Zie bl. 311 mijner Ropijenverhandeling. * In de noot 3, bl. 5 van Besier-1887.

o.a.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Elders

IN 1802?1817.

381

voor

en uitnoodiging in de publieke pa naar 14 1816 berichtte, Batavia d.d. Mei pieren", gelijk Goldberg had zich geen ander candidaat opgedaan dat door 2. Vandaar, een persoon om de stempels in Holland hem gezocht was te zien. ?Ondanks alle moeite vervaardigen, zenden. Den ten einde ze 2n Maart 1816 tot noodig schreef den Departementschef: in staat om een stempel gebruik naar Indie te commissaris Vollenhoven ?Ik had voor de

ik mede, deelde dat door Goldberg als stempelsnijder een zeker heer Schouberg Indie was aangesteld 1; deze zag zich echter verplicht wegens ziekte van de reis naar Java af te

geoordeeld volgens U. E. verlangen de zoo als ik ben doende bij dezen." terug te zenden, teekening Of hij dezelfde man was, die wij. v^an de Utrechtsche munt weet ik te doch 't is wel 3. denken kennen, niet, Eindelijk werd bij besluit d.d. 20 Maart 1816 N?. 25 door Goldberg goed dat een stempelsnijder H. A. de Mijer in den tijd gevonden, van 66n maand een guldensstempel zou graveeren tegen f 200 of daaromtrent. in de de ten slotte, gelijk ik het Het Departement betaalde ?voor het maken van 13 poincons voor stukken aantref4: Guldens" had hij, 5 ?een volkomen ?Completeren luidde het in Goldberg's f 130 en van in

te vervaardigen, en dat wel de medailleur meent ook die is hiertoe Lageman, hij de eenigste in ons Land dan de man is een geruyme tijd zoo ongesteld ge bekwaam; weest, dat hij niet heeft kunnen werken en meent dat dit nog wel een maand kan aanloopen, al beetert hij van heeden af; Javaansche Gulden ik heb dus maar best

te Amsterdam hierover aan een man eindelijk gevonden

stempel der Javasche f 40. Zoo dezelve" dan structieve voorschriften vaardigen stempel komen
1Uit

moerstempel en de poincoenen er bijgevoegd, ten einde op dezen in Brusselsche of andere daartoe geschikte aarde vol en vervolgens afdrukken gemaakt de dienststempels
in mijn Teruggave, munt Utrechtsche bl.

doen ver

zou men dat 237, opmaken, was. bcnoemden stempelsnijder Dit is echter niet in overeenstemming met de daar bekende feiten; het blijkt ten overvloede ook uit Goldberg's brief op bl. 351 van zijn Bopijenverhandeling, een voor Indie benocmd dat die Schouberg was. ambtenaar 1 Zie bl. bl. 352 van mijn Bopijenverhandeling. ? bl. 380. Verg. 4 In een te vinden muntvoorschriften op het Rijks bijl. B. der instructieve archief. RBl. 352 mijner Bopijenverhandeling. brief Goldberg's aan een de Schouberg

382 gegoten

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE kunnen

IN 1802?1817;

de Moerstempel dan leggen worden, waardoor is de verzending geschied per kapit. Melms, voerende blijven kan; in hetzelfde stuk *, waar hij den elders En het schip Java." wensch dens heb brachte aange Indische gul spoedig mogelijk Generaliteitsguldens tot dezelve ?de poincoenen zouden worden vervaardigd: een bekwaam kan met ik medegegeven: stempelsnijder geeft, zoo te kennen dat uit de door C. C. G. G.

dezelve

. moerstempel spoedig kelijk en

in Indie voor het oprapen! stempelsnijders naar wij lazen, zeer verdroten, dat 's Lands Goldberg heeft het, om de zich onmachtig te Utrecht verklaarde, muntinrichting bekwame

en overigens door behulp der teekening gemakkelijk den formeren en .van dat oogenblik de dienststempels gereed en het werk aan den gang zijn". Ja wel gemak

moet van 166f azen te leveren. Nochtans Indische guldens een zoover men daardoor dat als dit in geluk beschouwen, dat men het Indie's Herstel voor het schandaal werd bewaard, om valsch zou inwijden met een poging van Regeeringswege van dit aan 2. Hoezeer te markt de Goldberg brengen geld opzet door met man blijkt op treffende, maar ook daar van hem uit een correspondentie op hinderlijke wijze, te Utrecht Poel den hiervoren vermelden essaieur-generaal is vervuld geweest, d.d.

3. Bij een missive mentschef niet alleen

4 Juni 1815 vroeg hem de Departe inlichting over gewicht en gehalte van doch ook of men niet dien gulden den bedoelden standpenning, in gewicht en grootte gelijk aan den Gene kon samenstellen
1 Bl. 311 mij tier Ropijenverhandeling. 8 Nadat ik dit geschreven had, trok ouderstaande de noot in het Indisch

Muntrapport het dus mag dat men in ondervonden

van als

1825 een

tot het munten*' die moeijelijkheden den Gouvernement op zich zoude schijn ?vermits had, ecner van valsche munt, de door hebben invoering bedektelijke geladen, ? In een andere noot van hetzelfde rapport bedrog te willen plegen." opzettelijk als het ongeloofelijke der Goldberg-instructie wordt gememoreerd: volgt van 6 Engelen het gewigt hebben moest of Indische ?De Javasche gulden 1815/16 het azen, 27^ bevatten generaliteits derhalven en het 166 gehalte van 9 penningen In 2} grein of aan van den zuiveren inhoud Nederlandschen

voor geluk in Nederland,

mijn

aandacht

?Men wegens overeenstemming: trouw boschouwen, de Eer der Nederlandsche

gulden de

j^-azen fijn van 200

zilver, azen

evenredigheid

wezenlijke moest niettemin of 20J Ind. St.; dezelve St in Ned.-Indie dan 25 Ind. wel duiten, 8 Op bl. 309.

waarde

fijn en 20 st. Nederlandsch van den Javaschen gulden voor 20 St. Ned. in omloop worden

was Courant, ruim 16$ Ned. Cour. of 100 kopere gebragt."

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

383

van 200 azen, maar dan van zulk een alliage, raliteitsgulden dat men op den essai met geen mogelijkheid zou kunnen ontdekken, dat het stuk slechts 166\ azen inhield! Het is inderdaad onge 10 Juni 1815 afttwoordt, nadat hij eerst de bij schrijven heeft die men terugvindt in het ver gegeven, verlangde cijfers melde Kon. besluit van 8 November 1815: d.d. ?Zonder danige specie ik in de of, in hoeverre het raadzaam beoordeeling, zij, zoo eene in Nederlandsche geacrediteerde Geld vermindering in de praktijk te brengen, zal het mij veel eer zijn, zoo oplossing der gedane vragen aan Uw HoogEdele moge hebben voldaan. loofelijk, doch niettemin volkomen waar. Ziehier hoe Poelman

Gestrenge verlangen eenigszints ?Om het zilver met andere metalen dat de ware behandeld welke mij deft ouden bestaat" In dat K

te vermengen, zoodanig van van een wel het middel door zilver, gehalte is eene alliage essay niet zoude zijn te ontdekken, volstrekt onbekend informatie van is, en die volgens Essayeur aan deze Munt, ook waarschijnlijk niet

naar zelfde jaar schreef de hoogleeraar Van Swinden, eener weigering van de Staten-Generaal in 1749 om aanleiding een zeer geringe verzwakking te doen ondergaan, den Dukaat ten einde de onkosten voor het kartelen dezer munten te kun nen goedmaken 2: ?De Staten deden dit met te meer reden, dat het niet mogelijk is eenige verzwakking, zelfs in het geheim, in de munten daar te stellen zonder dat zij ras bekend worde. trouw der Souvereinen le. De dat de goede brengt mede, en het gewicht der munten zoude met de men door publieke wetten alomme zijn; 2?. al

gehalte bekend en

verzwakking stellen, zoude


1 De De van

een

de wetten laten zooals zij zijn en de stille trom, gelijk men zegt, willen daar zaak ras bekend worden, daar alle de specie
in van den den bundel heer N?. 162 van de Goldbergverzameling. treffen te meer, omdat in

correspondence in deze dwalingen bundel Inihoff ?Van

beschouwingen verstandige ver tegen het eenzijdig geldspecien" van een munt, het zilver 20 tot 23 pCt. meer waarde heeft dan omdat hoogen in Europa: verg. bl. 486 der Imkoffs Consideration. 2 bl. 31?32. Zie ook noot 4 op bl. 32 het oordeel van aldaar Schimmel, Van het Muntbestuur dergelijke van 1759 vervalschingen ?dat het de over te gaan! uiterste laagheid zou bewijzen" tot

denzelfden

ligt een afschrift den cours der

Goldberg der zoo hoogst

384

AANMUNT1NGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817. te kennen en

er belang bij hebben derzelver onderzoek ook gewoonlijk handelaars Nu de werkzaamheden letten het aanmaken

om de munten in andere munt

der Utrechtsche

l. landen geschiedt" bleken te be

van den minderwaardigen gulden in Neder zou naar instructieve land, het, voorschriften, moeten Goldberg's aan C. C. G. G. in Indie, waartoe de Departementschef geschieden ervan werd te Am de grondstof medegaf. Met het opkoopen waren belast de makelaar W. C: Tack. In de eerste plaats er voor aangewezen zilverbaren. De inkoopen geschiedden in het gehein, uit vreeze, dat de prijzen anders zooveel doenlijk zouden opgedreven worden. Behulpzaam in deze aangelegenheid toonde zich een te Rotterdam wonend sterdam

de heer Johannes Ketelaar 17 Februari 1815, ?heb ik van mijn zilversmit nadere renseig nementen op het zilver bekomen, Volgens hem, is het vooralsnog zeer stil in dat artikel en hoe slim de Joodjes ook zijn, ver
1 Willem 1826 van zijn 1817

vriend van Goldberg, 2. ?Heden morgen", schreef deze d.d.

van Hogendorp vader inlichting

schreef, blijkens om geld te slaan, hebben vindende zij maar waarde verminderd, zijn nominale eene uitdrukking van den Heer aangeboden, als valsche opgetreden zou toch niet dan zich

brief van 15 Februarl vermelden opbl.361. over de der G. 0. G. G. Muntverordening gevende bl. 105 der ?Bescheiden": ?Geen muntwerkplaats in den van den gulden het gehalte naar en zijn daarmede verhoogd, in een memorie den Koning Engelhard niet

te goeder trouw." ofschoon munters, hebben De Muntver uitgedrukt. juist van 200 azen fijn zilver niet in rekening dat een gulden ordening bepalende, maar voor 20 Nederlandsche moest worden gebracht stuivers, gelijk behoorde, Engelhard voor 25, aldus

en zette ook de schuldeischers wel een verkeerdheid daarmede beging niet. Goldberg die gulden daardoor daar valsche munt werd af; maar er aan een dat 200 die moest doen dacht gulden, gelooven, entegen uiterlijk azen in zaten, 166 azen en wel z66, terwijl die feitelijk slechts zou bevatten dat men het bedrog niet kon merken! ? Het aangeteekend, zij echter mede anders dan Van Hogendorp dat Engelhard heeft uitgedrukt, zich eenigszins schreef. verg. De bedoelde bl. memorie 240 ad Baud's vindt men hiervoor als bij I. IV mijner Eloutverhandeling bl. 404 schreef Beschouwing. hij: Blijkens door het boven aangehaald Gouvernement,

Nederlandsche ?Het herstelde trouw eene valsche munteenheid heeft tor goeder verkeerd begrip misleid, van 20 stuivers dat de Generaliteitsgulden heeft bepaald op aangenomen, ? 24 zoude dezelfde Java doen of 30 Indische stuivers guldens zijn dus waard is gelijk aan 20 volkomen 20 en 24 Nederlandsche dat is te zeggen stuivers, eene en dus is." onwaarheid dat te Batavia overal ook volstrekte 24, Inderdaad werd de werd gulden wel zelf aldus nog maar daardoor eenheid valsche aangenomen; van Van Ook munt. is de aanhef valsche geen zal ik hierna niet geheel aanwijzen. juist, gelijk in bundel N?. 162 der Qoldbergverzameling. een

Hogendorp's mededeeling s De correspondence

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE moeden

IN 1802?1817. daar

385 de

Het

operatie kunnen geschieden, zal, en eenigzints geheim gelukken zal^ te Amsterdam, want is mijne verdere aankoop anders die, voort hoezeer bedorven.,,. echter nog gaat, geheel langzaam, ging met den opkoop zoo schaarsch bleek

ter wereld; maar eenmaal zij geene opkopen van is de hoogte rijzing gewis." En d.d. krijgende, aan Ketelaar: ?Ik hoop nu dat deeze 1815 Goldberg

6 Maart

buitengewoon meldde Ketelaar: men volstrekt

nog eenige weeken te hoofd Amsterdam, zijn te zijn van aanzienlijke meende die nu gehouden schaarste die UEd.

?dat het zilver schaarscher geworden zijnde, tot geen mindere prijs, als reeds opgegeven, kan ik duidelijk te merken, dat ?ook begin leveren". En verder: want de man, is geworden, inderdaad het zilver schaarscher over van

omdat het baarzilver langzaam, te zijn. 1 Den lln Maart 1815

't Komt mij dus voor, zoude verkiezen te besteeden. te blijven werken, te ten te Amsterdam alteen veiliger zijn, voor te komen." Ook einde alle botsing bij missive d.d. 22 te Londen 1814 berichtte onze consul-generaal May November aan Kolonien: ?Dat zilver in baaren thans hier niet is." den 21 November Wat betreft het gehalte van het opgekochte, aan mijne jongste van 1814 schreef Ketelaar: ?Mij gedragende nu te berigten, dat mij is opge 19 dezer, heb ik d'Eer UEd. geeven, van hier te kunnen leveren tot f 25.14 fijn zilver in baren deeze is er even wel

eenige tonnen sprak, stoot alwaar hij ten dier tijd zeeker partijen, maar geheel onkundig inkopen aldaar, klaagt hij nu over zijnde van UEd. en is vooral buiten staat om tot die prijs te leveren,

12

pr mark; fijne gehalte pennings en doorgaandsch zeer weinig, het zig tot iets minder bepaald in de proportie 12 pennings, betalende men dan daarvoor als 't billet ook zooveel minder, volgens Essaij bij ydere baar en waarmeede worden." Deze wijze om niet kan bedrogen te ?Het bleek de gewoonte. inderdaad het gehalte verzekeren, en ik meen essay staat bij iedere Baar op de Nota van Tack baar daarvan iedere word het origineele op geplakt", briefje men schreef 1814 commissaris 432 aan Vollenhoven bij brief d.d. 24 November N?.

den Departementschef. Ook op de aan het leest men, dat de baren rekeningen, Departement ingediende aan ervan staat, de hoofden werden ?met", gelijk geleverd
1 Verg. mijn Teruggave, bl. 236 en 239, zoomede hierv66r bl. 304.

Dl. 70

25

386

AANMUNtlNGEN

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

?de daarbij behoorende de nummers essay billetten, waarvan en gewigten hieronder zijn gespecificeerd". En bij een geheime d.d. 7 Juli 1815 N?. aan den missive 107 gaf Vollenhoven kennis: ?dat de 320 avond baren Departementschef wij gisteren zilver

in order ontfangen en in onzen kelder hebben over ge is uitgekomen, , dat alles zeer wel bragt uytgenomen eenige kleine erreurert in de opneming der Essay briefjes door Tack, in ons voordeel die alien zyn en ligt kunnen gebeuren door een 5 voor een 3 aan te zien". 1 De recapituleerende lijsten van deze essaais wijzen er op, hoezeer het gehalte uit elkander 2 Den moet reeds, naar het mij voorkomt, liep. deskundige de indruk daardoor het munten niets over het vermunten moeilijkheid, de gevorderde

voor echter aan De van

gegeven zijn, dat de opgekochte grondstof van zilver minder ik lees er geschikt was; in de stukken, totdat men te Soerabaja zich ervan gaat wij den. het die verkrijgen hoeveelheid met vereischten bleek spoed, in te hebben, zijn voornemen

baarzilver

evenzeer af te zien van verplichtte Goldberg om ?niet anders dan baren zilver" aan C. C. G. G. te verstrekken.3 Ter aanvulling zilveren munt van als

het ontbrekende kocht makelaar Tack op piasters, Fransch geld enz., die deels reeds tot baren werd omgesmolten, in Holland deels met C. C. G, G. Niet tot werd medegegeven4. echter enkel voor vermunting van azen van de al werden vertrekkenden deze 166f guldens
d.d. 8 Juli 1815 N?. 70 antwoordde dat schrijven Goldberg, vernomen en gereedelijk had kon toegeven: ?met genoegen" abuizen ?dat soortgelijke ligt mogelijk zijn, en dit strekt mij tot een over dat UEd alles ik zeer te waarmede tuigend voorzigtig bewijs, behandeld, zeer net geschrcven staat aan in een breeden 1 vermelden bundel N?. 401. op bl. 306 noot en hierv66r bl. 239 van mijn Teruggave bl 304. 1815 27n Februari het zilver schreef Tack: ?Daar is, omdat het van buitenslands op het Rijks 1 Bij geheim dit bericht

hij

ben". vreden 8Men treft ze archief 8 Zie 4 Den schaars in den

in Baren

zoo

de der prijs niet wegens laagte en om de commissie te bespoedigen, ik mijn heb kan aangevoerd worden, tot de losse specien als Fransche genomen, toevlugt kroonen, vijf Franken, of welke kunnen de gestelde zoude specie men volgens Piasters, krygen, en pryzen millioenen vember munting mentschef No. 154. tot die guldens 1815 werd van het

zoo als ik dezelve munten op de Hollandsche gehalten by van 4 No laten heb verwerken." Onder dagteekening een rapport de ver den Koning aangeboden ?wegens Java verzondene op bl. zilver 306 in baren", in het vermelde schrijven de Departe gelijk van dien dag,

naar

memoreerde

AANMUNTINGEN voorzien; geldswaarden Nederlandsch-Indische

VOOR OOST-INDIE immers de

IN 1802?1817.

387

en Drieguldensstukken, om riiet van ander geld ik die ook dc beschreef de spreken. moeilijkheden, 1 van ; te begrijpelijker, waar verkrijging guldens heeft ingehad lezen, dat de gulden van 200 azen eigenlijk niet meer wij mede van te 200 azen Elders voorkwam: circuleerden". azen ?slechts De afgesleten en gesnoeide oorspronkelijk Drieguldensstukken, iets meer dan 200 hidden gemiddeld vertegenwoordigers op 603 azen per

op te treden toch ook wel regeering dadelijk be ? te dien toch hebben. Uit hoofde doen altijd met talingen voor ommunten de hoofdbestemming het in Indische guldens ? werden evenzeer met de expeditie ingeladen Generaliteitsguldens in 1816 nieuw zou

omdat zij direct als van hoogere waarde, voor voorkeur werden gebruikt". 2 bij spaarpenningen het ?uitzet", Zoo dan bestond gelijk het vreemd genoeg 9 : heette uit kopergeld, waarmede wij in hoofdstuk IX kennis soorten zilvergeld, uit allerlei doch waarvan de maakten4; het voornaamste guldens 320 baren zilver, gepakt
3

geslagen, gulden in ?waarschijnlijk

bestanddeel

vormden;

in 28 kisten 5.

eindelijk

uit

een noot 2: ?Vele waren naar trof men na 1820 bijna niet meer aan", waarop waar bl. 362. O.-Indie gezonden Verg. % bedongen." zij een agio van 5?74 ? bl. 303. Verg. * Zie bl. 331. 6 bl. 285 mijner Bopijenverhandeling Amster werd door de Evertsen, Blijkens dam ,De Ruyter en Iris (niet door de Spion, verg. hierv66r bl. 338) medegenomen: voor f 557.400 a'. Aan ongesnoeide guldens - 622.915 .... voor b. zilverbaren ? . . . f 204.000; a voerde: Aan de Amsterdam: 17 kisten met ... 25 de De Ruyter: ? ? 300.000; ... 4 de Iris: ? ? 53.400; Verder ? Makende totaal van.f Aan de Braband: 25 10 ? ? ? w ... ... 300.000; 127.800;

1 In bl. 240?243. mijn Teruggave, bl. 77, noot 5; het omdat schijnt mij weinig steekhoudend: Bij Schimmel, en minder bedoeld denk wordt, gesnoeid ik, dat zij daarom minder afgesleten voorkwamen. leest men in den tekst over Nederland: ^Guldens Op bl. 98 aldaar

f 557.400

de Revjgersbergen: het op bl. de de

f 427.800

285 mijner Evert sen: Amsterdam: . . .

Bopijenverhandeling 20 kisten 8 ? 28 ? N?. tot ? met ? ? 112

vermelde 985.200 275 baren 45 ? 320 n Vollenhoven 't mark. ?tmark." den en

b voerde

Totaal In een

14 Juli brief d.d. 1815 geheimen dat de kisten: Departementsohef mede, 1?12 220 baren incluis bevatten N?s. 100 ? ft 13?28 ? ?

deelde

f 25: 9 - 25:15

388

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDlfi

IN 1802?1817.

XV.

De uitgifte der Generaliteitsguldensdoor de


Commissie-Generaal
in Augustus

in 1817.

de eindelijk Had Nederlandsch-Indische ad 166f azen

regeering te doen munten

Daardoor

in grootte en gewicht gelijk zijnde guldens van voor 200 azen. Uit dien hoofde moesten doorgaan 166f, werd besloten den gulden van 200 azen te erkennen als stand en daarbij te bepalen ? ten einde zich zooveel dan penning aan was voor de door het gegeven Opperbestuur mogelijk dat al hetgeen vastgesteld werd of zou schriften te houden ? in guldens, dus in Nederlandsche in Nederland worden munt, in Indie er voor zou krijgen zooveel de beteekenis had, dat men = als het verschil 200?166| minder 33? azen uitmaakt, altijd 20 pCt., dan wel 24 Ned. st. = 30 Ind. + vertegenwoordigende = art. 2 der Munt st. 25 Ind, st. Vandaar st. of 20 Ned. 1 van 1817. Januari publicatie te komen met die
het gemakkelijk standpenning dezelfde en met dien gulden, hebben waarde gulden, zal, als de gewone en ontvangen door's lands kas, en zal worden ter gelijker waarde uitgegeven of dertig Indische in honderd en twintig duiten, stuives. alzoo verdeeld worden art. Bestuur-1817, 2 hier te kunnen bl. 120?122. Misschien vindt de lezen. Het luidt: ?Dat deze Nederlandsche nieuwe waarvan alle gevolge in guldens vastgesteld, om in Indie betaald zullen worden naar den gemiddelden te worden, berekend wordt welke op vijf en twintig stuivers Indisch, wisselkoers, bij deze bepaald ? In dl. IV sub VId van het ?Onder of honderd duiten voor elken gulden." en Madura de mindere zoek naar welvaart" op Java (1912) wordt op bl. 26* gelijkstaande tractementen met vier en en andere twintig Nederlandsche, in Nederland betalingen, ten zelf alinea 2, 2* zinsnede, van de muntregeling een 1817 fout begaan, door mede als rekeningeenheid kwam te deelen, dat de gulden, ?Ingevolge in gewicht 1 Zie lezer

tot de uitgifte, althans der verplicht gedeeltelijk, van zou 200 meer zoo het nog azen, guldens opvallen, zij die guldens wilden debiteeren als van 240 azen, om later aan

daarbij gevoegde Generaliteitsguldens, de onmogelijkheid daaraan geplaatst te toch moest haar Nederlandsch geven. uitvoering Zij geld voor de landsuitgaven kon derhalve niet wachten aanwenden, van de Munt te Soerabaja. op het resultaat der werkzaamheden

als van de zilverbaren, evenzeer voor werd zij

1816 te Batavia opgetreden in opdracht Indische guldens zoowel van de medegevoerde

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Alzoo eene Juli 1817

IN 1802?1817.

389

schoone

kon nu de Generaliteitsgulden worden uitgegeven. ?Met lei zijn wij begonnen", berichtte Elout d.d. 4 1, ?dat is: wij hebben onze medegebragte en klinkende munt niet aangetast dan na de vestiging bestuur.,, Was hiertoe aan Falck

papieren van het Nederlandsche dat C. C. G. G. der Muntverordening in Indie? aankomst

toch dan hun Generaliteitsguldens uit te geven, verkozen zij om allerwegen te leenen als van de afge van Arabieren, van treden Britsche regeering, van Europeanen, niet betaalden, wat hun Chineezen, terwijl zij de menschen toekwam,
gelijk halte." Willem

2 Lfever

het echter noodig geweest, eerst overgingen na het inwerkingtreden en alzoo het niet dadelijk deden na de

trouwens

zichzelven

ook

niet 3! De

zaak was,

dat

? van Hogendorp vindende muntwerkplaats

de nominale

aan den Nederlandsohen staat er ?van gulden, maar", ? Willem van Hogendorp schreef tereeht zijn vader, waarde had verhoogd, namelijk om geld doeh door beging als reden De ook een ervoor toedraoht op

20 % lager ge dat C. C. G. G. fout ? zie bl. 105, te geven: was gelijk ?Geen in den

te slaan.''

tekst door mij medegedeeld. Hierop doelde ik met mijn verwijzing in het
slot van noot 1 bl. 384. 1 Falck's bl. 447. Gedenk8chriften, 3 Ook in aanmerking dat men genomen,

alzoo 1817 op de d.d. 1 Maart over van en papier de uitgifte in werking tredende zilver Muntpublicatie moest heeft mij de late uitgifte van het eerste verwohderd, althans waehten, voor zoover men haar mag uit de volgende data. Bij missive d.d. opmaken de 21 April 1817 N?. 43 berichtte van hun besluit resumtie men zijnde", werd besluit de Baad d.d. 4 Mei van Financien aan 13: d. v. v. N?. ?dat G. C. G. G, naar thans de ge

heele telling der uit Nederland aangebragte (56) zes en vijftig kisten zilver
afgelopen hetzelfde De faotuur. gezonden in de noot die vermeld Ruyter, geladene de Iris kon in het had bevonden 685200 guldens. geheel Bij f 1? als te kort bevonden op de uit afgesehreven overeen met en f 685200 komen cijfers van 56 kisten 387, zijnde de door dit aangebrachte omdat

5 op bl. en de Beygersbergen

de De de Amsterdam, de Braband het in sommen; schip was achtergebleven;

Wat het Du Bus de Gisignies kunnen heeft Manuk ondervinden, om op eenige waardeering van het Nederlandsch-Indisch bestuur wilde zeggen van ons verhaald van WiUem te maken. staat Het wordt op bl. 118?119 naam er dat m.i. niet is: is Gavrok de verg. Manok, Hogendorp: gespeld juist generaal ook Ziehier dl. I, bl. 193. in de Staten-Generaal, Nederlandsch-Indie van den Bewerker der ?Bescheiden": de mededeeling de zaken te houden had de C.-G. alle ?Om gaande bij zijn aankomst aan het Gouvernement van 1 Januari dan schulden vroeger dagteekening de Waal's

verg. mijn 8 en mijn Herstel in Alphabetisch bl. 142?143 register. Verg. mijn Teruggave, dat leenen zijn ten dienste Tot de personen, die waarlijk C. G. G. G. met zie bl. 381 Manuk: Gavork heeft behoord de Armenische geweest, koopman van eerstgenoemd en bl. 232 van mijn Bestuur-1817. werk Onder commissaris

destijdsniet bl. Teruggave

mederekenen, 307.

390

AANMUNTINGEN er

VOOR OOST-INDIE wilden

IN 1802?1817.

v66r hun Munt aanvangen met de in verband stelsel georganiseerd papier-uitgifte, waarvoor natuurlijk gewacht moest worden op het aanvaarden en het vaststellen der regelen bij een munt der Regeering z. om De de g. ?schat" aan medegebrachte opvatting verordening. tot ten einde te bewaren, dekking van het uit te geven specie zou op zichzelf genomen, te dienen, stellig gezonden papier was men ver ver van maar die zin hebben gedachte gehad; en en uit de daarna uit stukken de Dit gevolgde blijkt wijderd. C. C. G. G. niet mede was praktijk. Immers men enkel specie, doordien men

tijd te hebben de betaling der inkomsten af te wachten." van al hun beschikbare Hoezeer zij met dit stijle terughouden ik wel reeds elders deelde in verlegenheid fondsen geraakten, brieven van Elout ook de nader gepubliceerde mede 2, maar den aan Falck geven er een belangwekkenden der Capellen 1816 3 : d.d. 29 Mei kijk op. Zoo schreef eerstgenoemde en Van

van Kolonien. de ?Zij opdracht overeenkomstig gehandeld een in erkende Goldberg hebben", schrijven aan Falck over de Commissie-Generaal 1, ?twee millioen geld mede gekregen te om zes millioen kunnen brengen en in de wandeling papier

gaf toen uit zoowel het papier als de het crediet, dat ontstond, tot basis nemende werd bracht. Hiermede in de wandeling specie

die gebruiken De houders werden wilden ordonnantien afgegeven. pretensies van Gouvernements waardoor de prijzen 20 pet. op de vendutie producten, maar toen de ordonnantien in betaling dan verwaoht werd, liepen hooger een rijk was Onder de koopers werden werden aangeboden zij geweigerd. had het Gouvernement Gavrok die Armenier, Manok, bijgesprongen altijd en veel eischer hadden gingen, betalen Gavrok Miss geld was had voor geleend 5 ton: bij het hij kunnen had uitbreken voor 2

van termija van zonder 1826 achterstand rente, zonder verklaard, aanwijzing en de afdoening tot het Gouvernement beschikbaar uitgesteld voldoening, aan het Gouvernement ware vele sommen die schulden hebben. zoude Onder van restitutie onder verband op een bepaalden tijd-Voorde voorgeschoten

wel de koopers en ordonnantien naar Gavrok persoonlijk had Manok

nam wissels en ging naar Europa." had, Wat met de Bewerker bedoelt de woorden bij het uitbreken bepaaldelijk van Dipo van den oorlog weet ik niet. Het kan wel Negoro. zijn de opstand 1 Zie bl. 416 van mijn Teruggave. 8 In de werken aan het begin noot. der voorlaatste aangehaald 8 bl, 439-440. Falck'8 Gedenkschriften,

of dat hij geexecuteerd zoude worden. Niet lang daarna liquideerde en vertrok naar is 's werelds loon. elders. Ondank zijn zaken sommen het Gouvernement met die mede groote geholpen Thornton,

van den oorlog en nu schuld ton op de vendutie gekocht. Nu alleen tegen contanten weten, dat de vendutien niet aangenomen mochten worden. De Fiskaal ging om hem mede te deelen, te dat hij contant Manok

AANMUN TIN GEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

391

overgroot nadeel, hetwelk de Staat uit den tegenwoordigen vercjerfelijken toestand van zaken alhier lijden moet. Wij zijn hier gekomen met troupes, wij verwachten dagelijks anderen, ook civiele ambtenaren, werklieden enz., en wij hebben geen inkomsten van het land, om hun hunne soldijen, tractementen, enz. te betalen. Dit is op ons lelven mede toepasselijk; want de klinkende munt, die wij medegefcragt hebben, moeten wij bewaren: dit staat in verband met de hoeveelheid papieren munt. Zoo lang wij niet in het bezit van dit land zijn, mogen wij niets doen hetgeen een geleidelijk stelsel van financie uit zijn verband zoude rukken *. In de hoop dat het niet lang duren zal, nemen wij voor de noodzakelijkste uitgaven geld op tegen den matigen, hier gewonen, interest van 9 pet. ? als het lang duurt zullen wij wel genoodzaakt zijn wissels te trekken, en het kan lang duren, de individus der Britsche regering en administratie schijnen het daarop toe te leggen, om al wat zij nog kunnen, er uit te halen. In het kort: ik zie hier weinig sporen van Britsche loyauteit, veel van Fransche ? en tegen dit alles schiet niets dan geduld over want uitzuiging aan eene geweldige herneming is, immers voor ons zooals wij nu hier zijn, niet te denken uit hoofde der nauwe en noodzakelijke vriendschap met het Britsche gouvernement, hetwelk nu de schoonste gelegenheid heeft, om geheel Europa te overtuigen van deszelfs gehechtheid aan verdragen en goede gezindheid voor onzen Koning en Staats.
inlichting zie de correspondentie in mijn Teruggave, Goldberg: bijl. IX, bl. 416. 8 Deze om een buiten is belangrijk, het munt laatste zinsnede doch wezen omdat Elout niet geduld toonde! volstrekt liggende reden, namelijk aan begrijpen, Onze ambassadeur Van over Elout troupes deeling gelooven, gedachte zal zijn. Elout's zoowaar Fagel te Londen had zich opgewondenheid tegenover het ongerust gemaakt integendeel Tusschenbestuur. schreef er Hij dat, naar hij vernomen had, s i Zie over Falck, dat verslag d.d. 23 Mei 1816 mijn van de zotte opvatting niets kunnende Teruggave, bl. 361?367. verzocht

Ik ben regt knorrig en te onvreden over de geweldigQ teleurstelling, welke wij in onze commissie ondervinden: gij zult onder uwe zekeriyk oogen krijgen het officieel verslag, hetwelk wij van hier aan het zenden. 1 Ik gedraag mij aan dat alles, departement van Kolonien om niet in herhalingen te vallen, maar ik wil U, die gelegenheid hebt ook uwe gedachten aan Z. M. mede te deelen, oplettend ge maakt hebben op het hoogst moeilijke van onze positiQ, en het

minister

over, o.a. mededeelende, Nagell zou gezegd cas de besoin assez hebben: il y avait de qu'en pour a bord de notre prender escadre l'Ile." mede Blijkens mijn hiervan heb ik dit ternauwernood kunnen op bl. 355 Teruggave, maar nu is gerezen. Onmogelijk niet Elout in den omdat wij in de zelf, dat hem iets dergelijks wij van Elout blijkt nu wel, dunkt mij, dat het daarbij niet gebleven aan in Londen dat dat men toch, kwam, praatje Naif te hebben. is de geuit heeft, wat hij zeide gedacht lezen Het aangehaalden zoo wel met Engeland brief, dat geen waren! geweld kon worden

wanneer

bijvoeging gebruikt,

hierboven

392 En

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Van der

IN 1802?1817.

d.d. 22 Capellen Tusschenbestuur het weigering 1814 uitvoering te geven 1 : van

Juni 1816 evenzoo over de om aan het tractaat van

Ik behoeve U niet te zeggen hoe mij daarmede te moede is, en van welke gevolgen dit alles nog zijn kan, De troepen die reeds voor dit land sober betaald worden en voor wie ik aan mijn collega's eene extra ordinaire gratificatie zal moeten proponeeren 2, zijn een paar maanden met hunne betaling ten achteren. Zij ontvangen nu en dan een sommetje ter goede rekening, hetgeen wij tegen den interest van 9 % moeten opnemen en dan nog zeer bezwaarlijk bekomen kunnen. Dit kwaad wordt alle dagen erger en zal nog bij de aankomst der overige troupes en ambtenaren vermeerderen. Wij moeten dus naar andere middelen omzien, en deze zijn zeer moeilijk te vinden. Niet gaarne zouden wij er toe komen om het plaatselijk gouvernement geld ter leen te vragen 3, en wissels op het vaderland zullen daar niet welkom, en hier moeilijk te verkoopen zijn.Wanneer dus niet spoedig een gunstig berigt uit Bengalen aankomt, wordt de verlegenheid groot. Wij zullen er waarschijnlijk toe moeten komen, iemand naar Bengalen te zenden, maar ook daarmede kan in dit saisoen een maand of vier verlopen. Ik spreek niet van het personeel desagrement van niets te
kunnen

nibel te vinden en zich moet etablisseeren in een land als dit en in eene positie waarin zooveel vereischt wordt. Dit gaat dus ook op crediet zoover het reikt, a 9 %. Leeren waaronder kwamen ling de omstandigheden kennen, wij uit het vorenstaande in Indie er toe C. C. G. G. zoo laat na de aankomst

ontvangen,

wanneer

men

7 maanden

tractement

meent

dispo

in de wande den moederlandschen Generaliteitsgulden te brengen, ik behoor hier ten slotte een kleine ver te herstellen, die ik reeds jaren geleden beging, doch gissing nu eerst is gevestigd geworden. aandacht waarop mijn na over niets in het volgende, Millies schrijft zijn Muntwerkje anders dan over gouden is het, ?Merkwaardig reeds vooruit Mohamm.
1 Falck's *

en zilveren munten gehandeld te hebben 4: dat het Britsch bestuur, ofschoon het Java aan Nederland overgaf, nog het jaartal 1232 liet slaan, welk en den 20sten Nov. 1816 aanving,

den

19en Aug. deze munten jaar

1816 met den


bl.

eerst

Verg. mijn 8 Dat men bl.

Gedenkschriften, bl. Heratel, daartoe 142 ten en Herstel,

458. wel 101?102, is moeten 106, beschreef ik in

193?194. slotte bl. komen, 193.

Teruggave,

* Zie MiUies bl. 112.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE 9den Nov. ofschoon 1817 eindigde,

IN 1802?1817.

393

even gelijk de Nederl. regering, 19 1816 in het werkelijk bezit op gem. Aug. van Java gekomen, Nederl. munten met de jaartallen 1814 en er 1815 in omloop bragt. Behalve de genoemden, welligt zijn eerst nog van andere jaren. Deze munten worden gewoonlijk zilveren ? ropijen genoemd." Daar hier niet anders ook bij herlezing kan over de Nederlandsche de verklaring, hetgeen kregen Chijs, juist zou

dan

ik er niets anders munten van

over zilver wordt gehandeld uit opmaken ? 1814 en

en

gaf ik 1815 niet slechts

dat C. C. G. G. ze uit Holland geweest

Generaliteitsguldens ook met aanhaling hadden

hadden aangevoerd, doch het de van daar ver dat zijn, waren. Daar Netscher en Van der

was.

uit jaren, waarin er voor dien naam eigenlijk geen plaats meer om zoo Niet slechts echter het gemis aan gelegenheid na tot te Herstel Nederlands andere komen spoedig stempels en dat eerst in 1819 nieuwe Nederlandsche in guldens omloop waren gebracht, die men reeds na 1820 ?bijna niet meer" aan trof2, gepaard aan die

onopgelost de welbehagen r. 7. v. o. mijner haalde haar op bl. 318, Ropijenverhandeling van 1913. Laat mij er bijvoegen, dat ik het steeds vreemd heb dat er Generaliteitsguldens zouden zijn uitgegeven gevonden,

van Millies, deze puzzle evenzeer ik in 1897 met eenig reeds gelaten, gaf 1 en ik her over het verklaring ?merkwaardig"

het feit, dat men geenszins altijd op de munten aangeven, de kan vertrouwen, deed stempeljaren, er mij vrede mede hebben; maar inmijn geheugen leefde tevens van zonder ik dat het dat Generaliteits voort, precies nazag, guldens met nog veel latere jaren dan 1814 en 1815 in onze Indische van
1 Zie 3 Zie

1897

verordeningen

werd melding gemaakt ik prijs dagteekenende glorie dien

3! Hoe ook, deze te geven, omdat

bl. 355, noot 70 der toelichtingen mijner Muntrede. bl. 97?98. Schimmel, 8 Door van commissaris-generaal een oneigenlijke uitdrukking Gisignies d.d. besl. voor oude voor oude van 18 Februari 1826, zijn besluit 16 Januari 1821, Ind. Stbl. N?. 48 werd in enz. Stbl. N?. verboden

Du

Bus

de

een Kon. 7. Bij invoer van den dat als dat als er de er de

Nederlandsehen

er aan toegevoegd, in Oost-Indie; doch gulden, zouden de kolonie ?op denzelfden voet, gemunt worden guldens van maakte Hiervan het besluit generaliteits gulden". 1826, de kolonie zouden worden ?op denzelfden voet, gemunt guldens generaliteits

ndie gemunt zijn 1821, No. 72'\

waaraan echter ten onrechte werd toegevoegd: guldens", van naar besluit van 16 Januari aanleiding Zijner Majesteits

394

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

Generaliteitsguldens

de directeur de

met stempeljaren 1814 en 1815 niet bestaan, wel het geval is met de door C. C. G. G. hetgeen daarentegen in mijn Ropijenverhandeling zoodat duiten, op de aangebrachte voor moet duiten 1. worden aangewezen plaats guldens gelezen van Holland van ?De laatste generaliteitsgulden is 1800", gelijk van het Koninklijk Penningkabinet te's Gravenhage had te in lichten. vriendelijkheid mij alsnog Wij hebben van echter nog geruimen moeten het Herstel tijd op guldens

wachten;

luidde dezelfde want, inlichting: ?de eerst geslagen I zijn in 1819 met het jaartal 1818" guldens onder koning Willem ?Deze vertoonen het hoofd van Koning Willem I". 2 verschenen: XVI.

De

Ropijen-aanmunting
alzoo C. C. G. G. en zich brachten

van
hun

1816-1817

te Soerabaja.

Terwijl wandeling

en met het papier behielpen, zouden de zilverbaren kopergeld naar Soerabaja om tot Indische guldens, worden gezonden, doch van hetzelfde gehalte en gewicht als van den Generaliteits vermunt te worden. Dat was

in de Generaliteitsguldens met het medegebrachte overigens

gulden,

althans, naar wij lazen, tot uitvoering kon het echter niet dadelijk het plan; aanvankelijk komen, gelijk ten slotte bleek. Men was er namelijk te Soerabaja niet voldoende op ingericht, o. a. door gemis aan stempels,

van

1 In van zeggen dat de heer Moquette de onduidelijkheid erkent plaats, ik op een dwaalspoor den heer Millies, werd gebracht, waardoor gelijk in de noot op bl. 334 van Munten-Moquette-1908 IV die onduidelijkheid wel van welgeslaagd een diploma examen erkend wordt, reikt hij weder uit, met een door hem door de wist het wel, want hij bedoelde ?Prof. Millies gespatieerd: weet in Amsterdam Zoo die Schrijver, wat Heus geslagen." en wat men wat men niet wist, bedoelde. Zie de noot 3, bl. 103 De

duiten men der

wist, staat mede: werd door mij ?Prof. Millies citeerende", Opmerkingen. Daar is noehtans in ^guldens". Er niets het woord veranderd ?munten" hoegenaamd en wat ik de enkel in las ik heb nog aanhaling medegedeeld, veranderd; het toeliet. Uit zijn mededeeling indien het stempeljaar lezen> betrekkelijk van het wapen vermeld door De Heus, hierv66r der duiten veranderen aan een de woord dat heer dit breeder op bl. 342-343, echter, Moquette blijkt heeft. beteekenis geeft, dan anders wel plaats * Zie o. a. ook bl. 16 van Besier-1887: duurde het nog tot Augustus ?Toch en tot September d. a. v. alvorens 1819 alvorens gouden tienguldenstukken, het zilveren standpenningen werden geslagen,-Verg. hierv66r bl 393. zou

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE om tijdig guldens van het baarzilver over dan dat de voor

IN 1802?1817.

395

die het Tusschen stempels gebruikt werden, van den aanmaak dus bestuur ropijen had aangewend, van het stempeljaar van het laatste jaar 1816, ook voorzien zou verder waarin dit bestuur fungeerde. Over deze beslissing niet om

te leveren en er scheen haast bij het omzetten in munt. Er bleef dientengevolge niets anders

te worden, behoeven dan hetgeen noodig ware gesproken te helderen het andere dat op <<merkwaardig" van Millies, een Britsche Arabisch viel dat vertoonden, stempeljaar ropijen toen het Britsche in een periode bestuur niet meer bestond (bl. 392), gepaard der aan C.C.G.G. ware met de gegaan te munten stukken een lastgeving niet bedoeld

tot gebruik der stempels niet voorschrift over het gehalte

namelijk, dat de tijdens het Britschbestuur ongeveer een gehalte bezaten van 200 azen, gemunte m. a. w. dat der Generaliteitsguldens en der aan temunten Indische meenden guldens. Britsche gebracht zijn, dat het maar daaraan werd door was; gehalte eenigszins hooger hen niet gehecht, onbekend als zij waren met het feit, dat een soort al heel gering gehalte-verschil bij stukken van dezelfde behoeft te hun besluit te zijn om de meerwaardigen uit te drijven van 1 November 1816 N?. 29, houdende slaan als laatstelijk onder het Tusschenbestuur 1. Vandaar last ropijen had plaats Wel moet onder hun aandacht

ropijen.

of, zooals er staat, ?op den thans geregelden voet" 2. gevbnden, Welke daarmede misstap gemaakt werd, waar C. C. G. G. de aan te munten stukken zouden uitgeven voor 200 azen, blijkt uit het volgende. Bij een plakkaat van 24 November dat van 1795, dus onder land ieder ropijen kon laten en twaalf negen penningen

was bepaald, voogd Alting, aanmunten tegen ?het alloy greinen", ?voor

een

Dit gehalte van gangbaar dertig stuivers"3. neer aas. kwam Wel heeft op het einde op 215?? 9^ penning van 1803 de Muntmeester te Batavia ?om voortaan voorgesteld zilveren
..

de

gulden, ropijen
1

ropijen te laten munten zwaarte dog van dezelve


,, , ,

en werd

hem

alzoo

bij beschikking

ter groote en gehalte


,

en dikte van een als de ordinaire


1803

lo December

Januari 1804 toege

van bl. 313?314 Verg. mijn Ropijenverhandeling. 5Het besluit noot. der vorige op bl. 319 van het artikel 8 Zie dl. bl. 128. Mede XII, Plakkaatboek, aangehaald noot 1 van mijn Ropijen-artikel.

op

bl.

302?303

396 staan gulden waarde

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE ?om de zilvere

IN 1802?1817.

te geven"

te handhaven, as the former Java Rupees" standard 2. C. C. G. G. hebben dit voorschrift nageschreven, zonder eigenlijk te weten, wat ze deden. Hoe dit ook voorkomt, de stellige verzekering van onmogelijk Elout, die daarmede dan toch zonderling figuur deed maken, Ter verklaring van dit in staatslieden dat gelde, zij letterlijk gesuggereerd

geen een proclamatie van te munten ropijen,

het formaat van een ropijen voortaan hieruit doch *; blijkt, dat in de intrensieke werd gebracht. Raffles ving aan bij verandering 1813 het gehalte der op zijn last aan het plakkaat van 1795 voorschreef, gelijk ?a new Java-Rupee of the same bevelende: 9 April

C. C. fc. G. een buitengewoon mag er niet aan doen twijfelen 3. anders waren onverklaarbare, door directeur

en dat zij vooral slechts bekendheid hadden generaal Goldberg met ropijen, die 200 azen ongeveer inhielden, terwijl de daar mede volkomen in strijd zijnde door hen zelf opgegeyen be vindingen van professor Reinwardt over hooger gehalte beschouwd werden

als uitzonderingen 4. De fout in de rekening, die C. C. G. G. alzoo maakten, werd ? naar wij lezen zullen, de anders, nog grooter zij hadden ? zeer wel kunnen omdat door opschorten uitvoering tijdig tot 10 18 Januari 1815 het gehalte was verhoogd Raffles d.d.

1 Zie bestaan 3 Dl.

op bl. 8 Over

bl. XIII, bl. 722. Hierin kan dus wel eenige aanleiding Plakkaatboek, tot de op bl. 870-371 door Baud bedoelde hebben verwarring. van de Proclamations, ook afgedrukt op I, bl. 141 der Hubbard-uitgave van mijn Ropijen-artikel. 298?299 Elout's zie mijn verzekering de volgende beschouwing op Eopijenverhandeling, bl. 106?107 bl. 313. Nochtans van der Opmerkingen

leest men

den heer Moquette, gelijk hij ze spatieerend geeft:

dat men in Nederland door een slecht de mogelijkheid erkennende ?Doch, kan met het gevoelen dat men, ik toch niet medegaan essai misleid werd, van de omtrent den de Java op (afgezien bepalingen ropij-muntslag zijnde, van het gehalte zelfs aannemen, 1815) op 1 Februari dat men het betreffend niet zoude reglement hebben. gekend uit den Britschen 1795 gekend 1November

verhooging .,1k wil

toch het Beglement doch dan moet men heeft; hebben. Zoo niet, dan zouden de bewoordingen voet' absolute 1816 'op den thans geregelden Als men derhalve meent en men bepaalt: inhoudt, onzin, absolute onzin. 4 Zie Elout's beschouwingen te weten, handel

tijd (dat naar het schijnt niet gedrukt werd) niet onder de oogen gehad
van 24 November van onzin het besluit van

geweest zijn." ten onreohte, wat een regeling zou dan dit zijn dienovereenkomstig, zij het ook Eopijenverhandeling bl. 334?335.

in mijn

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

397

ten einde de ropijen in betere verhouding tot andere circuleerende ook diende het geld vooral munten te brengen 2; misschien zou men Nochtans ten behoeve van het verkeer met Bengalen. van zulk een man niet verwacht munt met hebben het brengen munt van een dat van eenzelfde ander

azen *. Hij deed dit echter. zonder pro of 227?| penningen van het bestaan dier verhooging niet zoodat C. C. G. G. clamatie, konden weten, tenzij zij door iemand ingelicht waren geworden, Raffles was tot de verhooging gekomen niet geschiedde. hetgeen

in te trekken 3. Het blijkt niettemin lager gehalte verschil was het jaartal; doch feit. Het eenig aanwijzend stond er niet eens op in cijfers, zijnde het enkel in letters taal 4. Men hebbe er echter aan

in de wandeling zonder de gehalte,

in de Inlandsche geschreven denken, dat hierdoor alleen kon door geven


vorderde.

te

schade het land, niet het publiek, het wellicht zal 5; zijn, noodige gedaan daartegen lijden namelijk deze ropijen van 1815 slechts uit de hand te met de waarde-berekening, werd dit die het verhoogd gehalte

Onder

C. C. G. G. met

onbekendheid

het Britsche

ropijen te slaan, met azen. Ziehier toch wat gebeurde 6. besluit d.d. 20 September Ingevolge
1 Naar verhooging

in zij gelastten dezelfde azen, gehalte die uit te geven voor 200 de bedoeling echter anders: van 227 1816 N?. 36 zou de

de woorden ?de

op bl.

dat de Schrijver in het arehiefstuk, gebraikte, 9 April in de prod am at ie van in Council, 1813, gelijk van de ropij. van het gehalte voor de vaststelling hiervoren vermeld, 5 Zie de van 1825 in mijn Ropijen van het Indisch Munlrapport mededeeling verhandeUng bl. 304?305, 8 Zie bl. 306?307 noot aangehaalde in de vorige verhandeling. mijner * Zie hierna van den resident van Soerabaja. op bl. 408 het schrijven 5 van in mijn het 1825 door Indisch de muntrapport Verg. afkeuring bl. 307. Ropijen-artikel, 6 Er van den een mededeeling bl. 52?53 is in Munten-Moquette-1909 II, over deze gesohiedenis, in verband met Leeuwen Van lateren muntmeester college. Lieutenant-Governor de muntverordening van de bedoeling bestaande van Van 1817, Leeuwen ten onrechte de Schrijver terwijl daarentegen in verband brengt met de v66r het herstel verkeerden besluit Generaal van weg te zijn, 1November dd?. 24 Juni volgen op 1816 met 1817 1?A.

vergadering", staat Vermoedelijk

tot deze II besloot 50 van Munten-Moquette-1909 te voren iets leest van een dat men zonder

alzoo Na op den verordeningen. aan het hierna te noemen zijn herinnering twee zinsneden: een dan ook deze ?Bij geheim Besluit van Commissarissen

398 Nassau,

AANMUNTtNGEN VOOR OOST-INDIE die krachtens het besluit derwaarts 1 & 28" van

IN 1802?1817. den 17en t. v. ?de naar kisten

was1, Soerabaja met zilvere baren gemerkt N?. den resident van Soerabaja besluit van 1 November Financien

bestemd

medenemen

November waren daartoe keurde

te gelasten met de aanmunting op om den Resident van ropijen op den gewonen voet te doen beginnen 2. De Raad aan C. C. G. G. bij missive 12 d.d. berichtte dientengevolge 1816 N?. 50, dat den Resident twee gegeven provisioned te affecteren". Het besluit d.d. dit goed; de gemelde tevens werd twee ?om de noodige orders kisten met zilverbaren

; zij moesten tot nader order in bewaring worden gegeven. Het 1816 N?. 29 droeg den Raad van

19 November

1816 N?. 20

den Raad kisten

gelegenheid alle zilver in handen, worden afgegeven 3, dezelve mitsgaders ten overstaan van eene commissie behoorlijk worden geexamineerd,

?dat bij opgedragen: ten voors. einde zullen

en van de bevinding dezer commissie rapport gedaan, zullende te dien einde de sleutels van gemelde kisten aan president en 4. raden van financien worden toegezonden" Aldus werd het December order de de heer 1816, dat de Resident, tot aanmunting ontving. Hij was reeds en daardoor misschien ook geweest5 zoo niet dan door den munt

Van

Lawick, onder Raffles

werkzaam

der op de hoogte werd hij onmiddellijk


werd dan ook

toenmalige munttoestanden; naar behooren voorgelicht

het allooi besloten der zilveren op terug te brengen ropijen en van de gouden 12 greinen, op 18 caraat (zie bijlage R.). om alle later , dus 27 Juni 1817 (zie bijlage S.) besloot men dagen ?Drie te tot dat omreden nadere op de staken, dispositie, aanmunting bleek, 1816 tot 22 April die van af den 16 Dec. 1817 vermunt 11650 mark zilver, was." ruim 20 % verloren werd, 9 penningen Ik kan me geen trouwens hoe scherpzinnig ook, denken, lezer, zelf doet het, blijkens de Schrijver de van den plotselingen wordt gewaagd daarvan werden, De toen zij zoo onverwacht heeft gansche geschiedenis die daarvan iets ook Opmerkingen, schrik, waardoor het ge

begrijpt; niet. In

plaats C. C. G. G. bevangen verlies te beweenen. 1 Zie bl. 338.

leidelijk ontwikkeld, gelijk uit den tekst zal blijken.


2 8 Verg. bl. 395 door en 396; het besluit van den resident in mijn

werden geroepen zich echter geheel

Soerabaja Namelijk 4 Dus van de factuur hadden C. C. G. G. de sleutels der bij de verzending onder zich gehouden. kisten 5 224 van mijn Herstel. ook over hem het gunstig Zie oordeel bl. Verg. 14 October van Van in zijn brief d.d. in de der Gapellen 1817 aan Falck Gedenkschriften, bl. 470.

bl. Eopijenverhandeling, aan den Muntmeester.

319.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE meester, en van gebruik adjunct, Terstond die

IN 1802?1817.

399

de ropijen had gemunt tijdens het Tusschenbestuur zou blijven Indie's Herstel diensten men met door den den heer J. A. Zwekkert, bijgestaan maken, wiens mede toch

15 December 1816 N?. 49 C. C. G. G. er op , d.d. bij missive niet slechts, dat zulk een lastgeving medebracht ropijen te doen zou zijn slaan van 227 azen, doch tevens dat het wenschelijk te schrijven van 215 azen: hetgeen alzoo was het overeenkomstig plakkaat van 1795 en de Britsche publicatie van 1813 2. Daar is, mij overigens de brief zelf niet bekend een gehalte voor
1 Verg. bl. 249. ? dezer Zie heeren over deze personen Register De positien van en Van bl. bestuur vervulde in voee. 1817, mijn Bestuur-1817, Alphabetisch

!. uit het Tusschenbestuur, W. Th. van Leeuwen na ontvangst van het bevel wees de Resident

5 November Leeuwen 185. De

der C. C. G.G. werd en eerst geregeld bij een besluit tot Muntmeester Zwekkert 'smaands f600 op waarbij 'smaands was tot Adjunct reeds werden terstond echter aangesteld: Bestuur-1817, van het bij de overneming de Adjunct daarentegen en alzoo resident op van hoop van

op f400 Muntmeester

in zijn bezoldigden tot zoolang zijn Dit uit

betrekking gehandhaafd; als bijlooper diensten meer hetwelk

zegen. blijkt zijn verzoekschrift, Soerabaja der C. C. G. G. werd in handen besluit zegt het resumeerend gevende, gesteld, van Leeuwen, Theodorus 1817 N?. 36 ?Willem d.d. 15 October fungerende te Soerabaja" te in de goud-, zilver- en kopermunt als adjunct muntmeester een geruimen ?dat hij reeds gedurende tijd de voorz. post waarneemt, kennen,

den

daarom iets te genieten", als daarvoor zonder verzoekende: ?dat hij weder en dat het daarvoor te bepalen mag worden aangesteld adjunct-muntmeester met den ln Januarij te zijn ingegaan worden tractement dezes mag gerekend ? en niet W. Th. heet alzoo W. ik De heer Van Leeuwen F., gelijk jaars". aan bl. 1 van Munten-Moquette ontleende op bl. 302 mijner BopijenverhandeUng 1909 I. In de noot op bl. 278 van Munten-Moquette-1909 ik destijds niet lette. noot medegedeelde blijkt, III kwam echter een

voor, waarop verbetering 2 Uit in de vorige het eerst na afloop Leeuwen

van Van de positie zoodat geregeld, hij te behoeft niet volkomen op de geacht gebeurde een groote geheim in al wat Muntzaken daar men te meer aanging worden, van het in 1825 over bijzonderheden Dat betrachtte. zinnigheid zijn herinnering dat der Bopijen-aanmunting van het daarmede hoogte werd voorgevallene

gefaald Wanneer een aan

voor van 1816?1817 de Ropijen-geschiedenis ?tot een eeuwige getuigenis er zooveel de Regeering schade doordien het Gouvernement", geleden, zijnde had het ad vies van der zaken-onkundigen ?en niet van die het moesten gevolgd te niets anders dan dat Van vait hieruit Leeuwen dan op maken, weten", en daarin slechts gesprekken voort bleven zich in zijn herinnering bedriegt leven, vreemde, die misschien dat gehouden zijn C. C. G. G. het besluit door Zwekkert of Van Lawick op den over namen van munten vorigen

wel eenigszins moet in zake Muntwezen tijdens Indie's Herstel merkte ik reeds op in de noot van bl. 180 van Bestuur-1817. hebben, in 1825, toen hij was muntmeester, in herinnert alzoo Van Leeuwen een geheel andere zaak", memoreert, ?omtrent gelijk Moquette rapport

het voet,

400 kan

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

van den Resident slechts vermoeden 1. ik den gedachtengang van hun Muntpublicatie V66r de afkondiging door C. C. G. G. waren aan niemand, autoriteiten behalve aan de adviseerende te Batavia, de zeer geheim gehouden plannen der Regeering van de waren autoriteiten misschien zelfs ook die bekend; voornemens niet volkomen de wetgever zou stond dus geheel hetgeen Soerabaja men te dacht stellen alzoo dat de verrichten, op 200 azen. ropij en met te het alleen rade verleden dit had hem kon gaan Hij op de buiten hoogte. De resident van

tot de andere munten behoorlijk dat de verhouding geleerd, een ropij van 227 azen, doch met was geregeld, niet met een van 215. Uit een logisch oogpunt, viel hiertegen niets te ? maar is alleen vreemd nog eens, ik ken den brief zeggen; ? niet dat geen bezwaar werd geopperd tegen hetgeen sinds van met het 1816 was in den aanvang 1815 en geschied in de wandeling brengen van ropijen ad 227 azen. Immers als de Regeering geheel gelijk uitziende ropijen van 215 azen deed werd het publiek, dat van het hooger gehalte deed aanmunten, en aannemen, doch te voren beschermd was door de aan afgetreden gewijzigden Overigens
zonder

maken

de dupe, regeering, dacht 2. stempel zou het vreemd kunnen

nu

tenzij de Resident schijnen,

een

dat het Bestuurs

dan een te hebben doeh verdere eerst Soerabaja gehoord; gevolgen, van dat bevel ad 227 azen, behoefde niet aanmunten ropijen dagen werden is onjuist te hebben, omdat C. C. G. G. dadelijk ingelicht Alzoo gehad III: de conclusie op bl. 53 van Munten-Moquetten-1909 ?De 'eeuwige getuigenis' paar waarover zagen, zeker zilver zoo Van reeds Leeuwen met onder zeker den Schadenfreude van spoedig papierberg dat de herinnering is het wel eigenaardig is dan dien der betreft niet veel kleiner en geheel verloren ging." Uit het we zooals zat, spreekt, en 't archief verborgen aan een muntslag die wat

Resident blijkt, dat er niets eigenaardigs op dit gebied was gebeurd en dat
er dus ook niets te zien viel. 1 Den inhoud substantieelen geheim ik hierna van het der advies leerde ik echter kennen 1816 uit lr A;

spoedig

te samen, 1813?1816 jaren van den bericht per omgaande

het

waarover 'sResidents brief is dezelfde, terug. moest den datum niet te weten. ik op bl. 117 van Bestuur-1817 berichten, 8 De van in het begin van 1815 bevolen, op 227 azen, aanmunting ropijen van dat jaar doch het munten weliswaar medio deed Raffles op eindigen; van de voor zoodat mocht dat gehalte voortgaan, particulieren rekening Britsche gehalte 1900II, niet ropijen hadden. Hierop bl. 50?51. alleen kom van 1815, doch ook van 1816 het verhoogde ik nader terug. Verg. overigens Munten-Moquette

daarop gevolgd deze resumtie geef

besluit

C. C. G. G.

27 December

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE in ieder hoofd, van het gehalte nadere

IN 1802?1817.

401

over geval een ongunstige meening hebbende niet de uitvoering opschortte en 227 azen, instruction vroeg. In den administratieven dienst heeft dat in zijde. Men prikkelt de gevoelens zucht om ongelijk te geven heerscht daardoor minder volledig op de dat de

meerdere voor;

echter steeds een bedenkelijke of mindere mate. De verwijderd

hoogte, gevoelt geen voldoenden

beterweten Misschien

tegenspraak misschien en hebben; blijkt dit inderdaad, grond dan heeft de adviseur de zekerheid, dat niet zijn plichtsbetrachting maar dat hem op hinderlijke wijze nochtans wordt gewaardeerd, kan

van Batavia, men ook wel,

Financien, toen reeds was

te Batavia de administratie bezield met spoed zelve de brieven, op hinderlijke wijze terwijl regeeringsmachine zich met opschorting der bevelen hokte 2. Hoezeer de Resident zou hebben blijkt wel uit het vervolg van dit blootgegeven, dat ons immers doet zien, dat slechts zeer noode op verhaal, een orders werd teruggekomen 3. Er is bovendien de gegeven

en gemis aan doorzicht onder het oog worden gebracht1. van den Raad van ook stond in de aanschrijving er met moest werk haast het dat worden; gemaakt

1 le systeme le plus marquant est la trait du gouvernement dans ?Le on a une on n'accorde aucune confiance. grande responsabilite, defiance; ne font ce qu'onleur ce moyen est eteinte, les fonctionnaires Par l'ambition ils le sorte l'insouciance la plus abandonnont de commando, que reste, van Wappers est le trait le plus marquant Brief du service". grande Melis, gedagteekend Batavia, ' Reeds in September uitdeelde berispingen maar zulks eenig gunstig voeten zooveel bl. 15 Januari 1817 over gemis 1822 aan , aan Falck dat klaagde Bousquet, afdoening, in Gedenkschriften. bl. 536. de Regeering heel gauw ?dat, wanneer er

maar

ter zelfder 'sResidents te Chinsura in collega tijd ondervond een van de heer Overbeek, onwelwillende Bengalen, opvatting dergelijke van bedenkingen, C. C. G. G., naar die hij zich tegen een hunner aanleiding had veroorloofd. De Regeering besluiten wilde namelijk niet ingaan, n. f. terecht, van op een voorstel de Britsche kolonien bezwaren Overbeek tot het verleenen sohuldenaren. gevluchte hem het werd inbracht, een vrijplaats aan uit de Resident daartegen van G. G. G. G. te ongenoegen Toen van

Zie blijven". 8 Ongeveer

besluit, eenige maatregei verlangd wordt, bevorderlijke en zoo lang moet weg in de aarde te hebben, schijnt 278 van mijn Bestuur-1817.

alsnog kennen oorloofd kingen Generaal bij Overbeek 12 Juni deze

d.d. 4 December 1818 N?. 18: gegeven ?dat hij zich ver bij besluit heeft tegen het zoo stellig besluit van den 28n Januari dezes jaars beden te brengen, door Commissarissen in het midden welke reeds alien overwogen zich geiast teekende 1819 70. aan: en verworpen voor over dat wordende den gemelden Resident waren, te wachten". in den vervolge dergelijke handelwijze deze in zijn verbaal ad ontevredenheidsbetuiging plicht en zijn instructie vorderden bedenkingen 26

zijn

Dl.

402 ander

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE dat arbeid ons verklaarbaar

IN 1802?1817. het van

gezichtspunt, den Bestuurshoofd

deed

het inderdaad niet te geenszins 227 azen voor 200; doch de subjec uitgeven verdedigen dat ropijen van 215 azen beter zouden zijn dan tieve meening, van 227, een opvatting, waarover verschillend viel te denken. zijn waarschuwing trof alzoo van Zoo laat het 15n December van 227 verklaren, dat, terwijl hij den de Regeering wees op het haar onbekende gehalte den 16n de aanmunting op dat gehalte toch deed zich zeer wel

er tegen. Ik herinnerde er reeds aan, dat hij zijn bedenkingen volstrekt niet bekend was met de plannen van den Muntwetgever:

maakt, waarom in weerwil aanvangen,

bij missive d.d. 19 Januari in het resumeerend besluit aan wie zonden, in de zilvermunt 3234 dicht nieuwe bij

azen, *.Terwijl dit schrijven tot breede overleggingen leidde, aanvangen naar wij zullen den Landvoogd lezen, berichtte de Resident 1817 N?. d.d.

11, ?dat", gelijk het luidt 26 d. a. v. N?. 2 van C. C. G. G.,

had ge de Landvoogd het stuk ter behandeling ?dat er in de nacht tusschen den I6n en 17n te voren inbraak gepleegd was en daaruit gestolen en 1000 ongestempelde zilvere ropijen, gestempelde en waarschijnlijk door wacht-hebbende de wacht, eene veronderstelde dieyen zijn gepakt geworden

Javanen".
te opperen, consideration

De

en

en konde weeten dat die bedenkingen bereits in ?hij niet en verworpen dat hij te eerder overwogen waren"; gebragt, van bescherming voor de zaak was door het verleenen ?nadien opgekomen is aangegroeid de naburige colonie Serampoor der vlag, voor magtige sommen, tot een stad, en nog dagelijks word uitgebreid". 1 In den van het besluit te geven d.d. 27 considerans op bl. 404 weder dat de Resident in zijn brief van 15 December 1816 staat uitdrukkelijk, December terwijl in den dat hij toen eerst een begin deed maken met aanmunten: 1816 berichtte, van het besluit d.d. 27 Juni 1817 staat nog te geven considerans op bl. 414 weder eerst muntte dat men sedert den 16* December 1816. Dit Iaatste, reeds stelliger,

de heer Moquette besluit publiceerde hiervoren op bl. 230 vermeld, op bl. 91 der . verhandeling van 1909 II: daarin, den considerans substantieel wedergevende, werd erkent hij dat uit den aanhef ?van af 16 December blijkt, dat gemunt er de noot: is dit de stelt de heer Moquette nochtans 1816"; ?Vermocdelijk datum moeden bl. om 231 van de maar eerste enkele geen aan; grond het hield in 's Lands storting kan aangegeven verband wellicht kas." voor dit ver Dat onjuist ik reeds op teekende worden, met de even onjuisto gedachte vast te leggen ?aan het Munt

in quaestie" ?de ropijen ?onherroepelijk" er aan zoodat uit den Britschen enkel numismaat ?geen reglement tijd", van 14 Januari 1817 te betrekken"! de Muntverordening zal om daarbij denken een specifiek numismaten dan ?numismaten" bl. 104. Moeten Zie Opmerkingen gedachte Moquette over acht de juistheid zich ?er vast van geschiedbeschrij van overtuigd": erop nahouden? al te vreemd. waarlijk ving De

heer

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE bij vonnis van den Raad

IN 1802?1817.

403

veroordeeld, gustus er niets anders dan het medegedeelde toenmalige Hooge heel wat gebreken kijk geeft grijpelijk het Raad van

1817

van Justitie te Soerabaja d.d. 4 Au ofschoon zelfs een ervan ter dood,

op blijft hoe de raad van Justitie een vonnis tegen den Pa Sariedja heeft kunnen uitspreken en hem als gevangenen aan zware en braak naar den galg verwijzen, diefstal schuldig zonder van de gezworenen een uitspraak te hebben gevorderd, aan welk bedrijf zij den een en den werd opgegeven 1. Dientengevolge 18 October d.d. werd het vonnis den 1817 N?. en

Jiad plaats gevonden. De vond echter Justitie te Batavia ? in de behandeling, aardigen opmerkende ?Dat het echter onbe de rechtspleging! ?

waarbij anderen

inhield, vernietigd aanhaling over te maken. het Soerabaja gelast slordige werk nogeens is der C. C. G. G. d.d. diefstal besluit door verloren, Wegens bij 29 September 1817 N?. 7 afgeschreven de som van 3944 nieuwe 2 ropijen; slechts 290 stuks had men nog weten te achterhalen. Keeren wij tot de geschiedenis der aanmunting terug. Ik heb over moedeloos bij mijn verhaal erover in het Ropijen-artikel, het het gemis der noodige bescheiden, dat mij bij geschreven, over dit tijdvak ?menigmaal donker de lezing der Muntstukken voor de oogen werd" 3; maar ware geweest, gelijk overeenkomstig ik zou het waarlijk niet gezegd hebben, gedeelde, naar aanleiding van het hier behandelde onderwerp gegeven in zake nu het ik van gegevens voorzien in de Inleiding mede althans

bij vorenstaande

schuldig verklaarde" besluit van C. C. G. G.

10, dat rechter te

niet

4. Ik toonde

reeds met mijn daareven van het ad vies van Van Lawick dit
1 Gezworenen: het Zie commissie d.d. 2 Er C. C. G. G.

verklaring ten aanzien zijn eerste aanbeveling

Tusschenbestuur hebben de motiveering 27 September is alzoo

van in beginsel de rechterlijke hadden organisatie v66r de ontbinding hunner vooralsnog gehandhaafd; en toen o.a. de jury afgeschaft. echter herzien zij haar van Eloufs van 1851 in het rapport op bl. 21?22 Bijdr.

1819.

van 100 ropijen met de op bl. 402 opgegeven cijfers. Ropijen artikel op bl. 322, met de drukfout ?tij&vak". 4 vindt de heer Moquette, bl. 108 der Opmerkingen dat ik dit Blijkens en het dikwijls heb rood ?werd ?terecbt" gezegd. ZEd., ?Mij", bevestigt een verschil 8 Zie voor de oogen; achter het heeft de waarheid moeite mij meermalen te komen." Maar mag om ook maar gekost men wel aldus klagen,

groen

bij benadering wanneer de beschikbare

of zelfs niet ge stukken worden gebruikt, onjuist aan den dag treedt bruikt, gelijk op zulk een kenschetsende wijze ook bij de door waarover officieele Aantooning, in het volgend hem gepubliceerde hoofdstuk?

404

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

tegen de aangenomen gehalte van 10 de ropij, zijnde van mening, dat het belang van penningen het Gouvernement vordert dat die stukken wederom als voorheen bedenkingen opgevende worden 12 grein". geslagen met de oude gehalte van 9 penningen Ik denk, dat de Soerabajasche missive niet aangenaam zal hebben zoo aardig scheen toch op muntgebied gestemd. Alles te zullen volke

in dato 15 dezer N?. 49, berigtende, dat hij Sourabaya heeft aan de met der zilvere baren begin gemaakt afgave om daarvan Ropijen den Muntmeester te slaan en tevens zijne een

om op 215, en niet op 200 azen ik zal trachten terug te gaan; ook het vervolg, zooveel in mijn vermogen ligt, op te helderen. het einde van December 1816 ontvingen C. C. G. G. Tegen het schrijven van den Resident. Zij konden het, met hun voor nemens om de ropijen te doen circuleeren tegen 200 azen, terstond als een ernstige waarschuwing doch deden opvatten; het niet. Zij hadden namelijk gelezen, staat er in hun hieronder te noemen besluit: ?eene missive van den fungerenden Resident van

den

de wordende Muntpublicatie, die men weldra gaan; zou verkondigen, was men juist bezig te redigeeren als een summum van wijsheid 1 ! Dat de Regeering niet per den Resident gelastte de aanmunting tot nader bericht omgaande te staken; dat zij zelfs een half jaar lang liet doormunten op 227, is buitengewoon ook voor den tragen gang der kenschetsend, zaken in het algemeen 2. Bij besluit d.d. 27 December 1816

lrA werd 'sResidents in handen gesteld van den Raad van Financien. aanbeveling Wat behoorde redelijkerwijze de gedachtengang der adviseerende autoriteiten en ten slotte van de Regeering te zijn? Men hebbe er aan te denken, dat destijds de Muntpublicatie nog niet en toen zij in Januari was afgekondigd, de bestond verordening zou in werking te treden m. a. w. dat men nog eerst in Maart
Verg. mijn Bestuur 1817, bl. 101?103. voce Verg. Bestuur-1817\ Alphabetisch mijn register, Langzaamheid. Falck over en denkwijze" verstand laat daarop ?Elout's schrijvende, volgen ? : ?Het zie Qedenkschriften, bl. 282 ? was eerste fijn en doordringend, vooral in het opsporen der bcdenkelijke zij den van een onderwerp. Zijne zoo ver dat stemde bij welke omzichtigheid ging hij zelden voor eene zaak zich in het verschiet van gevaar of gene deze kans vertoonde." dit Van 3 doordringcnde wel laat zich omzichtigheid eenigermate verklaren is op Muntgebied niets stellig door Falck's oordeel aan den maar dag getreden; een tot langzaamheid leidende ?

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

405

Maart

tot Januari ten voile de vrijheid had de verhoudingen der munt tot elkander in verband met het gehalte ? art. 11 specien ? te der Publicatie dat regelen, gelijk het beste werd geacht; zou gehad het ook geen overwegend bezwaar v66r hebben de eenmaal wij zeker ben ? dat de Raad Nemen afgekondigde intusschen aan ? ten deze te herzien. publicatie waarvan ik geenszins nog zoo stond voor een ontwerp, waarin de

200 azen of 120 duiten *. Het ropij gelijk werd gesteld met scheen voor de hand te liggen, dat, toen eenmaal de fout in de rekening niet te weerspreken viel, art. 11 werd gewijzigd, d. w. z. de ropij van 227 azen te tarifieeren oo 227><120=136

duiten, die van 215 op


zou dit echter daar

tot groote bezwaren hebben aanleiding gegeven, de Java-ropijen van verschillend gehalte dezelfde stempels alleen het jaartal zou het verschil moeten uitmaken, droegen; in echter een zeer lastige en onzekere aanwijzing. Alzoo was ieder geval verkieselijk ? lang erkend waren en daar tien jaren 66n ropijenwaarde 1795 t/m 1814 ? de immers tusschen van 215 azen, die van 227 zelfs niet bovendien en vermoedelijk haar hoog gehalte zoo wegens 2, kan men zich wel

2152^012?=zl29

duiten. In de praktijk

Java-ropijen

Raad

besluit

dat de voorstellen, 4 lr d.d. Februari A 1817 aanvankelijk bij geheim rapport tot aanbeval voorstel 's de Residents ernstig ?gunstiglijk,, op van 9 penningen 12 grein (215 azen) te be gehalte-bepaling luidt het in het resumeerend geheim schikken, overleggende, der C. C. G. G. d.d. 10 Februari ten bewijze van het voordeel zi}n zoude". 1817 leA, ?daarbij eene dat daarin voor's Lands

gepubliceerd, als uitgedreven goed

de Regeering ware hierin getreden en alzoo dienover art. 11 gesteld: wat moest er dan gedaan worden eenkomstig met de inmiddels op haar last aangemunte ropijen van 227 Gesteld
der verschillende worden muntspecien verhoudingen bij art. 11 der om dat alles enkel in duiten ?De aardigheid Muntverordening uitgedrukt: van Hogendorp in duiten uit te drukken", schreef Willem terecht zijn vader een cieraad van dat in den brief van te meer 15 Februari ?is alleen 1826, van Hogendorp, bl. 106. Verg. hierv66r, stuk." Zie Willem bl. 275, gedroohtelijk noot 2. 9 den Heer de proeven door Professor Beinwardt genomen, ?Volgens de Javasche hielden door elkander Indisch muntrapport ropijen 215J azen." van 1$2$: zie noot 3, bl. 313 mijner Eopijenverhandeling 1 De

berekening kas gelegen

406

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

wij er even aan, dat niemand gestrenger de van die aan der C. C. G. G. met het laten doorgaan handeling zelf. Immers met hem dan Elout heeft veroordeeld munting hebben verkeerd, in de meening dat C. C. G. G. aannemende, 200 azen dat de ropijen van het Tusschenbestuur ongeveer de v66r het kon alleen dat toch inhielden, ontvangst geval zijn van het Soerabaja-bericht; maar de heer Elout heeft zich ver moedelijk die Muntrapport waren geweest

azen ? Herinneren

toen hij in zijn niet herinnerd, waarschuwing van 1826 schreef 1 : dat zoo C. C. G. G. bekend met het

van 215 tot der Java-ropijen gehalte ?dan voorzeker 227 azen, zouden zij geene aanmunting van te zijn tegen 30 st. Indisch, hebben die ropijen, om gangbaar stond te daar waarde diezelfde bevolen, eerstdaags gangbare van aan worden den Indischen Gulden, gelijke waarde toegekend als de zilver. zoude Nederlandsche, In zoodanigen hebben en dus slechts houdende met maatregel fijn van kennis zaken, juiste eene opzettelijke ver gelegen, 200 azen

opgesloten Niet het 15 tot 27 azen fijn zilver per Gulden." spilling van bevel is onverschoonbaar; doch het niet dadelijk opschorten van dat bevel. 2 Wat op dan een gehalte

toch

van 227: tot dusver tot 215? Maar hermunten aangemunten van het het de nog eenige aanwijzing gaf gehalte: stempeljaar van aas en waren en van 227 werden 1815 1816 toch ; ropijen daartusschen azen
1 Zie

te doen, eens aangenomen dat men de ropij bij art. 11 van 215 aas had getarifieerd, met de abusievelijk

215
s

te werpen 1816 van ropijen met stempeljaar van een ten verstoorde de economie nadeele publiek,

nu

bl. 320?322 mijner Ropijenverhandeling. van het gebeurde, doelde ik met het Op het zich niet juist herinneren de den bl. 228 heer Elout daar ver dat wellicht slechts op aangeteekeride, ter beschikking waarin melden besluitenbundel de beide had, belangrijke besluiten kunnen met de den niet voorkwamen, inlichten: zie ook waarvan bl. van 230. ? de De ten voile hadden hem overwegingen uit onbekendheid heer Moquette, zich stelt slechts willende houden aan tegenover en motiveert de getuigenis van dit aldus, met de

de Muntverordening van den muntregelen heer Elout zelf het

C. G. G. G., tijd, ?goedpraterij''

Britschen

woord

vreemde niet-weten

van weten en en zonder onderscheiding grond aangevoerde eenigen ? ?: zie bl. 108 der Opmerkingen, door hem gespatieerd ?Men

en men wist, dat het gehalte ? dat de ropijen geen waren; guldens wist, men wist niet, dat eenige azen meer, 215 azen fijn per ropij zoude zijn; doch azen fijn zou te beteekenen z66veel en, men wist niet, dat het ?227 had; worden11. Zou de heer het nog niet indien geweest ?beterpraterij', zijn, Elout had kunnen erkennen, dat men slechts beoogde ropijen van 215 azen?

AANMUNTINGEN dat

VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

407

ropijen van 227 azen bezat, en met een verlaging tot 200, art. 11 had getarifieerd, zou dit nog erger zijn. Men waarop dat nu niet alleen hebbe daarbij tevens te bedenken: eensdeels, onder Raffles, maar ook onder C. C. G. G., particulieren ropijen van 227 azen hadden doen slaan 1 ; de nieuw opgetreden Re een verantwoordelijkheid op zich, die geering nam daarmede haar moest weerhouden daar tusschen te werpen gelijk uitziende zooveel lager gehalte. heeft dat zeer juist ingezien. Gelijk resident van Soerabaja ook van de andere autoriteiten, naar ik mededeelde, wordt mij zou mij in deze ook alles de houding veel klaarder; misschien De stukken van

is namelijk: Lawick wel in zijn eerste schrijven van dat Van 1816 het aanmunten December op 215 azen aanbeval 3, doch dat hij hermunting op 215 van het op 227 azen reeds verkregene

zoo ik Van Lawick's helder worden, adviezen volledig onder de oogen had, waaronder dat van 23 Augustus 1817, door 2. Dezaak den heer Moquette slechts voor een deel gepubliceerd volkomen

in zijn advies van Augustus 1817 ontraadde. Weliswaar schreef toen want niet onder in December hij gelijke omstandigheden, 1816 hadden de particulieren nog geen gelegenheid gehad onder C. C. G. G. te laten munten en het lager gehalte Hep in 1817 over 200 azen; doch moest het bezwaar, dat hij nu ook in December 1816

Augustus

en het geheele jaar van 1816 Ropijen voor rekening van Particulieren zijn geslagen5, van hetzelfde gehalte van 10 penningen 6, van 1815 hetwelk het die Ropijen
f 24737:

tegen hermunting deed gelden, bestaan hebben, ?dat buiten de hoeveelheid geslagen namelijk4: voor van het Nederlandsch sedert Gouvernement, rekening een gedeelte deszelfs Jongste weder vestiging in Indie, gedurende

zoo niet onmoogelijk maakt om alle zeer moeilijk en uit de wandelingen te brengen in te wisselen
zie

4 Zie over het het ad vies advies in de bijl. T, vermeld op bl. 231. Het der ropijen verloren onder het enz. enz. op 200 ging wellicht terugbrengen van den heer Moquette. der publicatie 5 lk lezen in de aan volg de spatieering aangetroffen Wij bij Moquette. onze dat in 1817, het ofschoon geslagen grootendeels haling, ropijen, 1816 erlangden. stempeljaar 6 d, w. z. van 227 azen, altijd ruimj doch kortheidshalve laat ik de breuken weg.

II. bl. 53 van Munten-Moquette-1909 als vond plaats, publiceering zijnde gedeeltelijke en verward'', heet het op bl. 54 van Munten-Moquette-1909 in bijl. T aldaar, bl. 92?93. hier v66r bl. 231. Verg. ? Zie bl. 399.

1Voor a De

het II.

stuk De

?zeer

lang

opneoiing

408

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

zelve zich thans bereids vergist met de Ropijen in gelijk men waar men dit jaar geslagen. Wel is zoude (daar het jaargetal zulks aanwijst) kunnen alle bezitters van Ropijen in oproepen 1815 en 1816 {die in 1817 zijn gemunt met den stempel van 1816) komen te tegens den Nederlandschen standpenning men doch zeker stellen dat hieraan verwisselen, mag slechts gebrekkig zal worden voldaan. Het jaartal staat op de zilvere ropijen niet in cijfer letters uitgedrukt maar staat daarop deze in de Inlandsche om

talen bekend, dengeenen, welke nu die talen niet magtig is, voldoet (met den besten wil ook van het aan niet de tegendeel) oproeping of uitnoodiging." C. C. G. G. alzoo met hun ropijen van 227 azen in moeilijk heid doen Indie aazen het omdat hadden zittende, nog vermunten tot guldens te zenden, waar verhandeld konden twee

geld te zeer noodig had. Alzoo werd bij besluit d.d. 27 November 1817 N?. 35 1 door C. C. G. G. na lang weifeling machtiging tot het in de wandeling gegeven brengen der ropijen van 227 azen. Het moest sinds Maart

eerste middel verviel, worden. Het van het plan tot het munten van guldens werd afgezien; tweede is niet beproefd, misschien omdat de Regeering het

uitwegen : of de stukken te van 200 azen; of ze naar Britsch ze misschien wel gemakkelijk tegen 227

art. 11 der reeds geschieden overeenkomstig in werking getreden Muntpublicatie, alzoo uitgifte als stukken van 200 azen 2. Hierdoor werd, naar ik in het volgend hoofdstuk zal mededeelen, door's Lands kas een verlies geleden, van ongerekend de muntonkosten, 'n 13% op een som van 244.000 Ik ben
1

ropijen 3. hiermede
in mijn

op

de

alsnog

weer
bl.

te geven

gedachten

alles

den heer Moquette Staatsblad N?. (Indisch spreekt wel van een nieuwen 1817 zoodat

a Uit dien boofde luidt het waarlijk vreemd op bl. 103 der Opmerkingen,
door zelf gespatieerd: op die in 4), gepubliceerd jaar, doch deze geslagen zou worden; een doodgeboren dat opzicht ?De muntverordening van 14 Januari dat van

Opgenomen

RopijenverhandeUng,

325?326.

is nimmer geslagen, was.'' maatregel 8Minister Elout, gifte ren, schrijvende memoreerde:

standpenning die publicatie

voor

van 1826 over het besluit in zijn Muntrapport dezer uit zoover hij zich den loop der zaak meende te herinne

destijds waarde, bezaten,

ropijen, het zij door de gebrekkige inrigtingder munt te Soerabaja, het zij

dit ook is waarschijnlijk dat men bij de ?Hoe zij, het heeft minder gehoudene op de beraadslagingen gelet innerlijke die de ropijen behoorden te bezitten, dan op die welke zij werkelvjk en dat de uitkomst van deze overwegingen is geweest daar de dat,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE wisseling Februari na het advies van den Raad

IN 1802?1817. van Financien

409 d.d. 4

1817 (bl. 405) vooruit geloopen, omdat het mij toeschijnt, dat het den lezer gemakkelijker maakt de geopperde meeningen zelfstandig te beoordeelen. Ofschoon er dan toch haast

Resident

C. C. G. G.

nog niet in werking was getreden l. Blijkens art. 2 publicatie zien in wilden zij namelijk de gehalte-verlaging nog beschouwd ?met de verhouding munten tot der onderscheidene verband van den handel en den in het algemeen, en te vele Waar andere dezen". omstandigheden geldelijken omloop ? ure ter immers elfder C. C. G. G. dit nieuwe gezichtspunt ismisschien aan de Publicatie was toen afgekondigd ? opdeden, waren te geven; want wellicht zij nu op de hoogte gesteld van elkander, den staat de azen

ten einde van den Raad iets naders het advies aan, over de quaestie te vernemen: vandaar hun geheim besluit d.d. toen de afgekondigde 1817 lrA, Munt 10 Februari alzoo

bij was met het gelasten aan den om zulk een dure geschiedenis te doen staken, hidden

stukken, die tot de verhooging der ropijen van 215 op 227 had geleid, waarin men dien maatregel vindt aangeprezen 2: has become ?since the coinage the and increased, change in situation has its influence on the value of the strekking overigens de vraag had, of C. C. G. G. dachten aan wijziging van het toch al zoo verkeerde 11: ik weet het niet. En

commercial coins". Welke inderdaad

alsof de beslissing over in de eerste plaats diende te vallen, het gehalte niet dadelijk art. 1 met ook advies te vragen over besluit in hun openden zij dat gedeelte van het Soerabaja-rapport ?waarbij wordt melding tarief in art. gemaakt Nederland van het verschil

met den resident van Soerabaja


door andere

in de gehalte der zilveren baren uit een die dan toch absoluut niets quaestie, aangebragt": te maken had met de spoedvraag over het gehalte der ropijen 3. De Raad nam nu evenzeer zijn tijd; vermoedelijk is dit college in correspondence moeten treden.

over het algemeen oorzakeu, weinig met den Gulden ininnerlijke er geen groot nadeel konde de reeds geslagen ontstaan, verschilden, voet met de Guldens te brengen." In de sehrifturen in omloop op gelijken is niets, dat voor deze waarschijalijkheid grond geeft. 1 Zie in het breede mijn Bestuur-1817, bl. 117?118. * Zie in Munten-Moquette-1909 bl. 397. bl. 50. Verg. hierv66r II, 8 Ik kom van der zilverbaren op het gehalte terug. Het departement van het verschil op de was van Kolonien de het kostende vaststelling hoogte; waarde bracht dit mede. De breede staat hierover, waarvan ik op bl. 386 noot 2

410 De 1817

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE vrucht

IN 1802?1817.

lr A1.

Java-ropij slechts 200 om

of 120 duiten, kon hij niet meer aanbevelen te laten munten op 215 azen. Hij beval uit dien hoofde aan: ?om met het munten van de zilveren ropij optehouden, en dadelijk een begin te laten maken met het munten van de

was een rapport d.d. 31 Mei zijner overwegingen dat de Muntpublicatie had gelast, dat de Nu, voor door 'sLands kas moest worden uitgegeven azen

Gulden,

het

een verondersteld laten slaan, met verlies van 8, maar met een wezenlijk van ruim 13 procent 2 (ongerekend de nadeel, van 40 & 50.000 Javaansche op eene hoeveelheid muntonkosten) en zulks alleen die werden ropijen, aangemunt; maandelijks met het vooruitzigt, dat deze munt, zoodra dezelve met den

treffen: dat men namelijk met geen mogelijkheid ernstig moest een ?gezonden uitleg" kon geven: ?omvoor 's lands rekening ge durende maanden zilveren te eenige lang ropijen te Sourabaija

verwijt tot de afgetreden C. C. G. G., hier echter bedoeld tot den heer Elout, te rich ten over een weliswaar financieel niet zeer beduidende een doch uit dat intellectueel zaak, oogpunt

de bepaalde dus zeggen: dat wilde volgens type", aanmunting van den standpenning van 200 azen. C. C. G. G. bleven aarzelen. Het moet wel diep bij den Raad hebben gestoken! Immers nog zeven jaar later werken gewezen leden van den Raad mede om in het Indisch muntrapport van 1825

in aanraking zoude komen 3, minderwaardigen standpenning zoude worden uitgevoerd, dien gedeprecieerden stand dadelijk met eveneens den Nederlandschen penning gedeprecieerden
en Berekening van de onderstaande luidt: maakte, ?Specificatie melding en Twintig en Een en Taehtig Acht kisten Baren Zilver kisten met Gerande voor en ingepakt van van Guldens het Departement ingekocht rekening en Kolonien." naar Dat men hiervan Indie zou geen afschriften Koophandel maar het blijkt niet, dat men is niet aan te nemen; medegegeven hebben, ze daar gebruikt heeft. 1 Zie er door mij in mijn breeder bl. zaak werd 119. De Bestuur-1817, aan door behandeld stukken. onvolledig gemis 3 Het een noot van den volgenden heeft op deze inhoud: rapport plaats de door Reinwardt den Heer de Professor hielden ? proeven genomen, Volgens Javasche naar de muntbepaiingen azen, volgens ropijen door elkander echter, 215| in 1816 en 1817 te Soerabaija de Javasche geslagen ropijen zijn was de zuivere azen inhoud 227^ geworden, fijn."' ? 8 Bedoeld want met wordt die ?aanraking" een geheel anders getijpeerden ? zou zichzelf omdat de ropij van 227 op geen bezwaar gulden gehad hebben aan werd azen, 200 azen, gelijk gesteld welke

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE als de eenige Generaliteits Guldens van Nederlandsch Indie achterlatende" Van niets!

IN 1802?1817. getrouwe *.

411

muntpenningen

het dadelijk kwam voorstond, beginnen, gelijk de Raad van de Guldens C. C. G. G. wilden gaarne de opening om zelven daarop te orde aanmunting persoonlijk bijwonen, kunnen stellen, waartoe weldra vinden zouden zij gelegenheid met het oog op hun voorgenomen groote reis over Java. Maar eerst door die reis werd later aangevangen, dan gehoopt was ? het verlengd verblijf van het afgetreden Britsch bestuur, toen over door de maatregelen door bericht het uitbreken het noodig van den Saparoea-opstand; evenmin echter konden zij er toe besluiten zoo om, tot de opening van schadelijke ropijen-aanmunting dikwerf zich aan mijn gedachten opdringt: men bemerkt, onze C. C. G. G. niet waren knappe menschen in de beste teekenis De des woords. achtte Raad de guldensaanmunting, te doen staken. Wat de zoo dat be

intusschen verder uitstel tot sluiting van de niet verantwoord, Ropijenmunt gelijk het college bij een rapport d.d. 13 Juni 1817 andermaal te kennen gaf, onder overlegging van een verhaal dier aanmunting tot ultimo April 1817. De vraag aan werd dientengevolge C. C. G. G. gesteld: ?om" ? alsnog gelijk het

luidt in hun resumeerend besluit d.d. 17 geheim ? ?om, vermits deze aanmunterij uit hetzelve Juni 1817 lrA verhaal en de in deze missive vermelde rekening blijkt nadeelig voor het Gouvernement te zijn, het niet raadzaam zoude zijn om dezelve te geven bevelen te doen staken totdat met het der Guldens Doch

munten munting

zij bepaalden er zich toe dezen hernieuwden het vermelde besluit d.d. 17 Juni 1817 in handen bij aandrang, te stellen van de Adviseerende een incident, waarvan commissie ? ik in vroegere schrifturen geen melding kon maken, doch dat voor het recht verstand van het beloop der zaak van belang is 3. De Adviseerende commissie had nog op een vroeger stuk te te verbieden:
van Elout zoo verkeerd, om uit het acht ik ook de voorstelling van hoog gehalte te besluiten dat feit, dat hij in 1825 geen ropijen aantrof, waren: zie bl. 334?335 zij er ook niet geweest mijner Eopijenverhandeling. 8 Ik heb van 'sEaads d.d. 13 Juni 1817 reeds melding advies op gemaakt nu haal bl. 118 van mijn Bestxmr-1817 ik de geresumeerde woorden \maar aan. duidelijkheidshalve 8 Zie over de bl. 146?154. commissie Adviseerende mijn Herstel, 1 Daarom

een aanvang zal kunnen worden gemaakt" 2. ook dit kon C. C. G. G. niet bewegen terstond verdere aan

412 dienen,

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE want d.d. haar was in handen gesteld

IN 1802?1817. het rapport van den

Raad d.d. 31 Mei


schrijven kruiste met

19 Juni N?. 9, zoodat het nader verzoek van

1817 (bl. 410). Hierover gaf zij bericht bij


dit stuk zich als het ware om advies C. C. G. G. te

geven op De brief d.d.

'sRaads

a het gehalte der zilveren ropijen; b de bezoldiging der muntbeambten. Nadat C. C. G. G. resumeeren, zeggen missie het volgende

rapport van 13 Juni 1817. 19 Juni behandelde twee onderwerpen:

in hun besluit

zij dat staat te lezen 1:

24 Juni 1817 lrA dit com in het stuk der Adviseerende d.d.

Stellende dat ten aanzien van het Eerste hetzelve behoord te worden gegrond op de proef door den Directeur Generaal van Koophandel en Kolonien genomen, omdat op dat resultaat de gevolgtrekking rust dat de Nederlandsche gerande gulden even goed en voor dezelfde als de gewone Bataviasche ropy kan circuleeren, dat is tot waarde2 19 st. 14} penn., gevende wijders in bedenking om niet verder voort te gaan met munten 3 en om ten aanzien van hetgeen gemunt is, en nog in de kassen of onuitgegeven te doen vermunten, immers om directe maatregelen En nu doet kan doen tot voorkoming van verder verlies te nemen. dan het geval voor, dat wezenlijk niet anders dat C. C. G. G. geheel en al de kluts lag het niet voor de hand om, ter zijn kwijt geraakt. Of van den voorstel hadden ontvangen wijl zij zoo'n dringend van Financien tot staking en dit voorstel in handen was Raad zich meenen

van de Adviseerende te wachten commissie, op haar gesteld nader oordeel, alvorens een beslissing werd genomen ?Maar dit advies van 19Junistemde ook zoo aardig met hetgeen C. C. G. G. der ropijen geloofd hadden eigenlijk altijd over het gehalte en dat het ietwat te laag getarifieerd
bl. van 90 dezen

geld wel

in de wandeling

1 In Munten-Moquette-1909 II, doch met genomen, weglating door dat d.d. kwam het besluit

is wel

het

considerans: laatste

advies 1817 en dat C. C. G. G. op 215 azen voorschreven aanmunting zie van dit advies". zelf ? Eerst nu, na lezing van het besluit ?in weerwil van Raad den bl. 227 hierv66r ? besluit dat het' ontwaarde nog niet ik, was afgedaan! 2 Let wel voor dezelfde waarde. 8Het om niet verder voort te gaan met munten dat bedoeld werd: blijkt, dat de voet d. w. z. op 227 azen Wel op den bestaanden blijft het jammer, ze to kennen, is want zonder zelven niet werden adviezen gepubliceerd: een van het altijd dus de mogelijkheid niet uitgesloten. gissen, vergissen 13 Juni

ik tot de dwaling, op bl. 119 was voortgevloeid uit het

der C. C. G. G. op zie er bijl. R. Daar alinea van mijn Bestuur-1817, van Financien van den Raad besluit

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE kon

IN 1802?1817.

413

men

ropij kon C. C. G. G. vaststellen

indien het maar niet al te laag was en daar had blijven, nu de heusche verzekering: dat de Nederlandsche gulden even goed en voor dezelfde waarde als de gewone Bataviasche circuleeren !. Het bij hun geheim 2: besluit

is op grond van dit motief, dat d.d. 24 Juni 1817 lrA o. a.

1?. Dat dadelijk op den ontvangst van dit besluit zal ophouden het munten van goude en zilvere ropijen op het nog bestaande allooi. 2?. Dat de zilvere ropijen voortaan zullen worden gemunt op negen penningen twaalf greinen. 3?. Dat de goude ropijen voortaan zullen worden gemunt opachttien caraat. 4?. Dat President en Raden van Financien zullen doen onderzoeken of de reeds op het vorig gehalte gemuntte zilvere en goude ropijen zonder nadeel voor den Lande kunnen worden vermunt op het bij art. 2 van dit besluit bepaalde gehalte, en daarvan ten spoedigsten
dienen van rapport.

Maar ertoe

nauw gebracht

had om

de dan

Adviseerende te doen op 215 ook

commissie

voort

munting, zij het missie veranderde advies zooals d.d.

aangaf, dus tot dadelijke finale staking, waarvan zij C. C. G. G. bericht gaf bij rapport d.d. 25 Juni 1817. Wat dat stuk inhield en wat C. C. G. G. daarop vaststelden , lezen wij in ondervolgend geheim besluit d.d. 27 Juni 1817 lr A 3: Is gelezen eene missive van de Adviseerende Commissie in dato 25 dezer N?. 10 Secreet, daarbij te kennen gevende, dat zij na het schrijven van derzelve secreete missive van den 19e daar te voren N?. 9 over het munten der Goude en Zilvere Ropijen en de bezoldiging der muntbeambten hadden ontvangen 4 het besluit van den 17n dezer
1De andere het had overweging ? had den heer Moquette waren ? voor in ieder aanmunting op 215 vastzittende er niet zoovele ook wanneer moeten overtuigen, dat geval azen niets hoegenaamd uit te staan van Britsche bepaling 1813, noch

geheel 13 Juni 1817 en de bijlage ervan, het heet. Zij kwam nu tot dezelfde conclusie

gaan met of de vermelde Com aas, van gedachte op de lezing van's Raads het ?relaas", als dat advies

de Regeering de ropijenaan

aanwijzingen met voortgaan met de

met het plakkaat van 1795, gelijk hij op bl. 105 der Opmerkingen schreef.

?onherroepelijk"

* Ik hier geef slechts vier van de zes artikelen terug, omdat de twee resteerende van geen belang verg. overigens Munten-Moquette-1909 zijn: II, bl. 90, bijl. R. 8 lk van de zeven slechts drie artikelen de geef terug: verg. overigens der vorige noot, bl. 91, bijl. S. verhandeling 4 hadden ziet hieruit, in den ontvangen: men zij.... dat, niettegenstaande van aanhef de commissie, wordt hier het besluit het meervoud gesproken ? aanneemt. dat de stukken Ook elkander aanhef, blijkt uit dezen gehruist gelijk ik mededeelde in regel 4 van bl. 412.

hadden,

414

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

doen bewerkstelligen aangaande het geene op de munt is verwerkt, te nemen om het gemuntte geld in de kassen te houden maatregelen en te doen opgeven de voordeelen welke de muntmeester daarvan
heeft

maand Lr A, waarbij aan haar was gerenvoijeerd een rapport van den Raad van Financien gedagteekend den 13n houdende verslag van de gedane munting der zilvere Ropijen sedert den 16n December 1816 tot den 22? April 11. En uit welk rapport aan hun gebleken zijnde 1 dat het verlies op de munting ruim 20 pCt. en dus veel grooter is dan zij zich hadden voorgesteld, en dat er wijders reden van beduchting was dat alle de aangebrachte zilvere baren kunnen vermunt zijn met het einde dezer maand, terwijl er reeds 11.650 mark tot den 22? April was vermunt geworden en consideration gevende om met alteratie van het geadviseerde bij missive van den 19n 2 indien er nog zilver ter vermunting over en het dierhalven nog niet te laat is, alle aanmunting tot nader order te doen cesseren en een naauwkeurig onderzoek te

Waarop gedelibereerd zijnde is goed gevonden en verstaan conform het geadviseerde 3 in zooverre met alteratie van het besluit van den 24 dezer Secreet Lr A te bepalen: 1?. Dat alle aanmunting van goude en zilvere munt voor rekening van den Lande op ontvangst dezes zal cesseren tot nadere dispositie. 2?. Dat de fungerende Resident van Sourabaya zal worden geauto riseerd zoo als geschiedt bij deze om van den muntmeester te vorderen en aan Commissarissen Generaal in te zenden eene juiste beredeneerde en uitgewerkte opgave van al het geen voor rekening van het Gouver
nement is

genoten.

hoeveel mark van de zilvere baren nog aanhanden is. 3e. Dat de fungeerendResident voornoemd al weder4 zal onderzoeken en van zijne bevinding rapporteren hoeveel het verschil zijn zal, wanneer de reeds op het vorig gehalte gemunte ropijen zilvere en goude worden vermunt, op het gehalte en de zwaarte van den stand penning of nederlandsche gerande Gulden, van het gehalte van 19 st 14J penn. met bijvoeging van eene berekening der kosten, welke op eene partij van 50.000 zullen loopen. Alzoo genomen, werd eerst waartoe op het einde van Juni 1817 de maatregel men reeds had moeten komen in December
het in noot 1 aangeteekende, commissie erikel

vermunt,

wat

daarvan

ruw

en

zuiver

is geproflueerd

en

aan de * Dus

1 aan hun gebleken zijnde: d. w. z. overeenkomstig niet aan C. C. G. G. commissie; ook hieruit blijkt, dat het stuk geresumeerd. n. f. verder.

der Adviseerende

door C. G. G. G. wordt 8 Als noot 3. 4 Bedoeld Weder?

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE opschorting 1. dispositie" 1816: van de

IN 1802?1817. ?tot

415 nadere

ropijen-aanmunting

XVII.

Uitrekeningvan het verlies, geleden op de


Ropijen-aanmunting
De over vraag artt. 2 en 3 van van de Soerabaja het op, resident

van

1816?1817.

laatstvermelde eensdeels

ropijen-aanmunting, of men de ropijen van 227

besluit droegen den een opgave in te dienen te adviseeren over de anderdeels azen hermunten zou op 200
onderschat; 1815 nieuwe

instrukties daar ook dat men 'in den cersten schrik' het had. Van ontvangen 12 grein, want men op de oude bepaling van 9 penning terug bracht gehalte wist toen waarschijnlijk niet dat Zwekkert. met zulk een vaart aan't nog was. Toen men munten daarna de schade kon geslagen eenige dagen geheel werd de zaak Alzoo de heer Moquette overzien, stop gezet." op bl. 107 der en en niet van wetenden zelf steeds vol spatieerend Opmerkingen, altijd een ophelderende Er staat hier bovendien wetenden. noot, met de verzekering: ?Ware gekraaid" toetse nu het ? zoo groot verlies dan had er geen haan naar niet uitgevallen een uiting waarop ik reeds de aandacht zie bl. 229. Men vestigde: dat alles aan het feit, dat de Regeering is ingelicht ge dadelijk men uit de resumtien van de eigen besluiten Zoover der Volledig? om de inliohtingen voldoende waren, verkeerden dien zij bleef opgaan: weg, zelven niet kent, kan men dat dan toch niet van dit uit te maken ? in plaats in waardelooze ware en blijft nog om van de geweest open, ik dat den

1 als men was, heeft men ?Slecht voorgelicht en men dat de muntmeester heeft niet geweten,

even wel het verlies op 1 Februari

memoreert ook de op bl. 236 noot 1 vermelde ?Quantitativ", ?Methodik von Alfred Gercke'' eine ganz op \bl. 29?30, ?muszte sogar der Phantasie Rolle in der Wissenschaft wenn sie bij alien vorbe ungeheure zufallen, reitenden Schritten des Verstandes und bei der Durcharbeitung des Materiales maar zoo Gercke naar dit opmerkt van zijn: mittatig ware''; aanleiding

zeker zeggen. De weg om ? vermoedens op te gaan te vragen, die adviezen behoorende be genomen Regeering bij de daarop en die sluiten der Algemeene Secretarie op het archief stellig aanwezig er in komen, Ik kan dat men zich die moeite niet wil geven; zijn. van er dan het in plaats aan toe te niet echter dat men, de zwijgen doen, ? leemten door fantasie aanvult. ik heb het meermalen laat Zeker, opgemerkt ? 157 van G. P. J. ElouVs evenzeer op bl. nog op het gebied stelijk tijd een kan de der wetenschap van factor verbeeldingskracht belang zijn.

worden! meen mag Regeering opmaken, voor te openen haar de oogen maar de adviezen zoolang men

und Wissenschaft sind Geschwister, beide Kinder der Phantasie und ?Kunst des ordnenden daaraan tevens wel worden het mag Verstandes", toegevoegd in een werk over Greco door Paul Lafond opgemerkte (1914): ?par imagination il faut entendre l'exaltation de La transposition tandis que du reel ce qui chez de est, un Voppose maitre de la creation toujours de est fatalement l'imagi et riche et

naire. parfois

puissante,

l'invention

l'irreel

demeure

pauvre

mesquine."

416

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

een breed stuk d.d. 23 Augustus is voortgevloeid een en ander reeds met een enkel met bijlagen, woord vermeld 1. Tot die bijlagen behoort de door art. 2 ver ? der 'sLands zilvere baren, in de munt te langde: Aantooning verwerkt sedert dat het Nederlandsch Gouvernement Sourabaija 1817 N?. 83 tot en met heeft gevestigd, op dit Eijland dezes is zonder 1817." Dit stuk Junij jaars belangrijke van nadere aanwijzing in de Opmerkingea herkomst gepubliceerd van den heer Moquette, bl. 110; terwijl de brief zelf te lezen is in bijl. T, bl. 92 van Munten-Moquette-1909 II; maar zoowel op nieuw ultimo zich

azen. Hieruit

uit den gelijken datum, als uit hetgeen in den brief door den over de heer Moquette is opgenomen, blijkt voldoende, aanbieding dat het eene stuk bij het andere behoort; immers men leest er, op Van Lawick's ontvangen te hebben: mededeeling het besluit van den 27n Juni

en thans tot die beantwoording treedende heb ik de eer te noteeren: 1?. Op den ontvangst van de order, is de munt opgehouden met het slaan van zilvere en goude Ropijen, en zulks tot nader order. 2?. Met onderlinge assistentie van den anderen 2, is door den Munt meester en mij geformeerd, eene aantooning van de verwerkte zilvere baren uit Europa aangebragt. Deze aantooning enz. enz. (zonder belang)3. De

van belang, is daarom den Aantooning wijl blijkens van aanhef het besluit, de Adviseerende commissie uit het van Financien, mede de overtuiging had rapport van den Raad er 20 dat ruim de op gekregen, pCt. aanmunting der ropijen ad 227 azen werd verloren 4. Hoe was men toch aan die 20 pCt.
de bedoeling ik niet raden. Ik neem aan een schrijf is, kan ?voor elkander. of drukfout 8 Dat voor rekening zonder belang is natuurlijk van den heer Moquette; ik heb den brief zelf niet gelezen. 4 Dat een verlies alzoo niet in dat zulk besluit C. C. G. G. erkenden, hier de heer Moquette verkeerd gelijk der vergissing is de volgende. nadat eerst van de Adviseerende rapport geacht worden uit het van de den Raad hun worden dan zij leden der Adviseerende ik op bl. 230. De oorzaak las, inemoreerde van 0. 0. G. G. In den considerans staat, commissie was, dat wordt het dat uit het gesproken, veel grooter moest verlies doch bedoeld met dat hun de C. G. G. G., maar noemde, gelijk juiste naar i Zie ' Wat bl. 231-232.

gebieken zich hadden

voorgesteld;

verband

wij op bl 235 lazen, ?techniek'\ Uit welk een diepte een (als men in het

opvatting

blijkt. De in deze behoort mede

geenszins commissie, is zeker wel niet redactie tot hetgeen de

gelukkig,

heer Moquette

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE gekomen?

IN 1802?1817.

417

deeling de muntonkosten wezenlijk

Ik had er wel eenige aanwijzing voor, in de mede van het Indisch muntrapport van 1825, dat ongerekend op 244373 van ruim stuks ropijen was

nadeel maar 13 procent"; kon werd maken, ongeveer op cijfers ellendige wijze verknoeid door een andere in dat rapport, waarin plompverloren plaats ?een verlies is geleden van dat staat, op het vermelde bedrag 2747:19 Het ropijen" M Plompverloren? li'gt volstrekt niet in
bezit der stukken haalt, naar de de heer Moquette is) doodeenvoudige zaak, ondeugdelijke van bl. 108 der Opmerkingen. alinea blijkt uit de laatste weer vreemde des Schrijvers, de menschen in gewoonte

?een geleden wat ik van de

verklaringen Splitsende wetenden door zoude meende zoude nader dat in de

en niet-wetenden, ?C. C. G. G, voorgelioht ?wisten", naar zijn oordeel, adviseurs die slecht op de hoogte wel dat er een verlies waren, van ver berekend de Indische waarde het doeh men op zijn, zilver, dat er berekend En

blijvenv. terugkom, 't geheim

van 27 Juni 1817 gezegd Besluit wordt: 'aan hun gebleken en dus veel grooter is dan ruim 20 pCt., op de munting zijnde dat het verlies voor gesteld] dan we het! enz.". Nu weten hoe de zij zich hadden namelijk aan heer Moquette komt. verkeerde Het lezing zijn blijkt toch uit die noot, dat het het om den

waarde toch nog een avance op de Nederlandsche van deze onjuiste ter bevestiging ik waarop voorstelling, staat hier, altijd door hem zelf gespatieerd: ?Van daar ook

conform 1

van den considerans te verduidelijken. de bedoeling van bl. 334 ik abusievelijk heb is gerekend Op mijn -Ropijenartikel gesteld van ? in plaats is geleden. ? over de Ongeveer, zeg ik in den tekst hierboven van de 13 pCt. verlies: immers als op 227 azen verloren worden berekening 27 is het verlies de op 100:-=

door mij gebruikte afschrift dezelfde redactie heeft als onduidelijke heer Moquette ter beschikking stuk en alzoo wel zal zijn gestelde aan den voet van bl. 413 en 414 strekken noten de minuut. Mijn

27X100 227

11.9, waarbij te noemen

men

dan

wel

kon om

rekening ongeveer bl. 323: 227 lieten

houden tot

nog ?Muntsongelden" 13 pCt. te komen. het beweren in mijn Eopijenverhandeling, Op was verlies omdat van C. C. G. G. die ?Het ontstaan, ropijen voor stukken van 200

met

in den

tekst

doorgaan van noot ,20 pCt.' doorgaan als men kon de

teekent de heer Moquette in een azen", een verlies bl. 108 der Opmerkingen aan: echter van ?Hoe men kan berekenen uit het feit dat men ropijen van 227 azen (fijn) liet van 200 azen voor ropijen (of stukken) (fijn) is mij een raadsel." Ja, niet een weinig Maar doordenkt. op bl. 334 dierzelfde verhandeling heer Moquette is 20 pCt. met de munt slechts lezen, dat het verlies nam men die niet in aanmerking, gelijk inderdaad hier het geval

behoorde te zijn, dan werd het bij de 13 pCt. Ik heb er echter in mijn
Eopijenverhandeling van 2747 ropijen beteekenis komst stukken moest Dl. van had; het niet ik het opgegeven omdat verlies op willen doorgaan, stuks aannam als een cijfer, dat stellig een op de 244373 doch dit druischte in tegen mijn vaste overtuiging over de her tekort der 20 pCt. of 13 pCt., daar het vanzelf dat als sprak, azen voor De 200 heer werden Moquette uitgegeren nu had, dergelijk al de hijzelf 27 een verlies cijfers,

onkosten;

van worden 70.

227

geleden.

418 de

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

van uiteerlzetting door Van de Graaff om gewone manier op de eene plaats te stellen, dat er 13 pCt. is verloren en op een zonder dat hij zou verklaren, wat andere plaats zooveel minder, een rleem daarom liever aan ik wordt: bedoeld eigenlijk of in de redactie wel, dat bij overschrijving lapsus onwillekeurigen ? fouten! ? iets belangrijks bron van zooveel onwillekeurige en dat daarop bij het nazien van het afschrift werd weggelaten wat dit verlies straks zal Ik mededeelen, gelet werd. Zoo daar het op de uitgifte der ropijen vermoedelijk moet beteekenen, van 227 tegen 200 azen geen betrekking heeft. Wij danken nu niet aan op de Aantooning, vasten bodem dat de dat wij voor staan. Het van laatstbedoelde mag verliesberekening hier weleens herinnerd

worden,

mate

van omdat onbekend was het in Europa gekost hebbende mij, dus waarop het verlies de in Indie vermunte zilveren baren, van was geleden, alleen het slechts bekend kostende zijnde mij

verhandeling aan de orde zijnde, niet enkel getoetst worde aan den omvang der zaak op zichzelf; doch dat men er telkens uit leeren kan de al of niet gewenschte manier van technische uiteenzetting. De basis eener juiste narekening van de beweerde verliezen, ontbrak ad 20 pCt. met en ad 13 pCt. zonder de muntonkosten,

voorkomende

der in deze belangwekkende en onderwerpen, speciaal van het nu het

de geheele bezending, immers, blijkens mijn Ropijenverhandeling de zotte moest f 622915, doch waarvan afgetrokken worden f 519096. kosten werden 20 pCt. avans, de zoodat werkelijke een in de Aantooning Nu echter lezen wij post H, waarin staat op hoeveel waarde uitgetrokken, van 227 azen: een gehalte het hiervan vermunt werd eenige,' wat wij noodig

men van de dus volgens den doorslag gaf, verloor mijn opvatting van het zilver ruim 20 pCt.\ zijnde het bedrag dat men op den kostprijs de ^vervaarUjke breuk1 van Zwekkert, die evenwel bij nader inzien gelegd had + staat alzoo, de dussen. staat." Er met Alweer dat men nagenoeg $ gelijk waaraan dat verlies moet worden ruim 20 pCt.: maar verloor toegeschreven, staat er niet; al ware ook de 20 pCt. avans louter fictieve dan geen post, zou het er immers tot de questie zelf niets afdoen, welk vermeend voordeel, in Indie zaak wezenlijk er alzoo inschoot. dus of niet, men Overigens blijkt uit de bij in verband dat het verlies door den Schrijver wordt gebracht met Opmerkingen, uit den Britschen vast" daaraan de regelingen verbonden. tijd: ?onherroepelijk 1 Zie bl. 286 dier verhandeling.

voor de preoiese een meest met elementair berekening publiceert, tot de beweerde 20 en 13 percenten kunnen in plaats komen, rekensommetje, ? van te geven ? zie bl. Ill der Opmerkingen de mededeeling altijd door de voor Indie' berekende waarde hem zelf gespatieerd: ?Aangezien feitelijk benoodigd

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE hadden ,. Ja, ook

IN 1802?1817.

4l9

van de Munt de opgave der Aantooning van is dienst , luidende: ?Het onkosten, post D, bedragen der van 6 pCt. op de hoeveelheid ruwe ropijen" muntsongelden 2. Wel hadden wij 15.598^^ in de hiervoren vermelde namelijk artikel-1909, Muntmeester waarin sedert voorkomt: ad
3919

in de verliesberekening 4. post wordt toegekend nu de uitrekeningen Ziehier der 20 en 13 percent op grond van de cijfers der waarvan de publicatie inderdaad Aantooning, een verdienste worden door mij weggelaten. is; breukgetallen Zwekkert kreeg voor tot ro aanmunting van azen in 227 pijen waarde.: 295421 stukken zilver van 200 azen: z.post H. Hij produceerde daar . . .: 244371 door slechts ? ?. ? 227 ? : ? ? F.

1816 tot ult? Juni dezes primo December voor het op jaars gedeklareerde geld Rekening van het Gouver en nement gemunt, de lasten welke hij heeft moeten dragen"; maar de Aantooning geeft nu duidelijk aan, welke plaats dezen

die reeds vroeger gekregen, 3 bijlage U van het Moquette van het door den ?Opgave

Daar deze ropijen moesten worden uit gegeven en zijn uitge geven voor stukken van 200 azen werden, op de ropijen, verloren:
1

van 244371 verkrijging


.

. 51050

stukken:

bl. 75): to defray the expences and ?In order (zie Munten-Moquette-1909 II, of melting, and with the mintmaterials and for charges assaying coining his trouble, the Mintmaster shall be allowed to charge on the 4 pctos. on the Silver, 6 pctos. and Gold which is to be paid by the owner and as follows". divided ? Op bl. 231. 4Het wordt daar echter uitgetrokken bedrag (zie bl. 94 Munten-Moquette

de alles gevende bl. 110 der Opmerkingen Terwijl Aantooning publiceert, staat er nochtans op bl. Ill aangeteekend: in deze zaak te verdiepen; ?Het ligt niet op mijn weg om mij nog verder alleen wil ik er nog op wijzen dat het strikt genomen, zonder de rekeningen van den muntmeester, is om uit de diverse van bijna onmogelijk rapporten te worden. dien en lateren tijd wegwijs is dan ook wel de reden waarom van der Kemp de Heer ?Dit (op biz. 334) met de verliesberekening zit te houden.'' 2 De hier 6 pCt. genoot de Muntmeester ook onder het Britsoh genoemde voor zijn uitgaven. bestuur 7 der regeling van 12 Maart Art. 1813 luidde o. a.

1909II)

15698:5 Ropijen. Het versohil van 100 ropijen is door den heer
die aan de cijfers geen voldoende aandacht wijdde, niet opgehelderd.

Moquette,

420 alzoo 295421

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE 51050X ?24437i? 100 d. w. z. 20.8 of

IN 1802?1817. ?ruim 20 pCt." op de

en de Adviseerende stukken, gelijk de Raad van Financien commissie beweerden, de muntonkosten erbij nemende. En zonder deze onkosten: Zwekkert kreeg voor pijen van 227 azen waarde.:
aanmunting tot ro

in 295421 stukken zilver van 200 azen: ? ? " ? de ? 227 z. post H. ? D.

Hij produceerde daar door slechts . . .: 259968 Alzoo

? : z.

dat is -259968
Hoe hiervoren gehouden

verlies . . 3545a x

35453 stukken: . 100 = i0 , c

^ 1 '6 ?f <<rUim pCt

komt het nu echter,

dat hiermede 1 van: berekening

niet overeenstemt

U.?

PCM

van metaal wordt iets verloren: een iedere behandeling Bij in zilveren zilverbaar door smelting, slaan, enz. enz. omgezet al zilver dat de baar muntstukken niet had. Z66 af, zijn geeft men voor vast den is deze dat Muntmeester het nood regel, kan stellen; doch opdat zakelijk verlies niet verantwoordelijk dit niet volstrekt bepaald kan worden en alzoo de Muntmeester van het onbepaalde is een uiterste geen misbruik zou maken,

dit geregeld werd met remedie, tolerance*. Hoe grens bepaald: weet ik niet; de door den heer Moquette de ropijen-aanmunting er niets over; maar stukken bevatten ik ver geproduceerde moed, dat woordingen ook aanzienlijk

in de verant het cijfer van het verlies wel degelijk van den Muntmeester voorkomt. Het verlies zal

geweest zijn door den korreligen aard der baren. In Indie, toen C. C. G. G. te Soerabaja met de guldens-aanmunting o. a. wegens wilden werd die gestaakt doen de beginnen, van de grondstof en het daaruit voortvloeiend ondeugdelijkheid de onvermunt gebleven baren werden groot verlies 3. Daarna naar Bengalen
1 Zie noot

gezonden,

ten einde

er op de voordeeligste

wijze

1 op bl. 417. 1, bl. 349 mijner Ropij enverhandeling. * dat de baren ?niet die fijnheid klacht, Verg. Elout's is" in mijn het slaan der guldens noodig Bestuur-1817, s Verg. noot noot 4, bl. 287 mijner Ropijenverhandeling.

welke bezitten, ook aangehaald

tot in

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

421

van af te komen: de dadelijke mededeeling der adviseurs aldaar hield in, gelijk wij in het laatste hoofdstuk zullen lezen: niet zenden naar de Munt, wegens het aanzienlijk verlies te lijden ten gevolge van de ondeugdelijkheid der baren (bl. 434 en 435). Eindelijk in een rapport d.d. 15 Juni 1821 van muntmeester Van Leeuwen luidt het mede, memoreerende over het onvermunt gebleven ook, deze het dus evenzeer van het gebeurde van 1817, weliswaar gedeelte der baren, doch met een ?dat ook op het vermunte: toepassing

was wel niet te zeggen, dat de guldenswaarden der Duidelijker in het zilver zilver niet teruggevonden konden worden baren dat de der daaruit geslagen ropijen. Dit verlies nu is oorzaak, bovenvermelde kleiner hooren. zijn Hoeveel? posten F dan onder Daar en D normale over het verkregen aantal ropijen be zouden omstandigheden

massa noemenswaardige gehalte der Nederlandsche

zilver, tot een allooy gebragt, Gulden niet in zich bevatte" *.

mededeeling vermeld:?
1

rees mij in de gedachte, dat met de van in het Indisch muntrapport 1825, hiervoren 19 ropijen dat een verlies werd geleden van 2747:
G, G. G. G. d.d. 13 Juni 1817 werd den Baad van Finanoien

Bij

besluit

der

opgedragen: het getal, te besluit opmaken d.d.

voor te stellen ten einde het juiste ?om de nodige maatregelen en de waarde der zilvere baren uit Nederland aangebragt, gehalte 7 Juli de Tengevolge 1817 N?. voorstel de Baad ingediende kreeg bij om prooes-verbaal te doen aanschrijving: welke de uit Nederland baren in personen, aangebrachte van iedere kist en van ieder baar ?aantonende afzonderlijk en de waarde". Ik denk, het gehalte dat Van gewigt, het 13 een van

constateren". door

Leeuwen

het nader

zoo hij het niet verkreeg uit ontleend heeft, zijn gegeven van Gbinsura er over zond. ? dat onze resident Over den rapport, van Van Leeuwen's inhoud op bl. 54 zegt de heer Moquette mededeeling van het volgende dat het rapport inhield: II, ?mijn zijn Munten-Moquette-1909 vernam tot Baarzilver ik weldra, uit de 22360 onderzoek gericht, wijders hieraan dewelke en waar in 28 van kisten het aan Baarzilver deel met grootste 1817 te Soerabaja zijn a 10 penning Bopijen dat ook is vermunt geworden; 259969 in 1816 uit Nederland

namen ontvangst den het inhoud,

marken,

aangebragt in het fijn, deze het

van begin massa tot een allooy gebragt hier zilver (bij bedoelt noemenswaardige in zich het Gulden niet bevatten.'' der Nederlandsche restant) gehalte op

maar stil over, de aanhaling bl. 324 mijner Bopijenverhandeling was om te het Doeh het doen 259969. enkel overigens? aangezien cijfer raij en over een over een partij Er zilver wordt hier gesproken uitgezonden en daarna van deze noemenswaardige vermunt iets verklaard daarvan deel; Ik nam hoeveelheid wordt neder zilver, het restant. nu de waarop Ik heb echter de dit ook heer Moquette tusschen in een nootje maar bl. bedoeld invult: haakjes ter zonder meer weder a, verduidelijkt de

gesteld; heer Moquette

in de Opmerkingen,

109, noot

bedoeling.

422

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE 244371 ? stuks 1 deze

IN 1802?1817. spillage is bedoeld, een

op de verkregene verlies, hetwelk

dan wordt:

*??= 2724437

1.1 pCt, makende met de

?I^=11.9juistl3pCt.
De helderd 13

cijfers der Aantooning over de herkomst

resp. 51050 percent, 259968 stukken zilver van


1 Zie bl. 416?417. Ik heb er staat

hebben ons alzoo volkomen opge der opgegeven verliezen van 20 en en 35453 en stukken-, op 244371 227 azen 2.

en 1817 gemunte de muntonkosten) een verlies van 2747:19 is geleden waarop (behalve ropijen of Indische Guldens." het mij niet uitsluitend Wanneer te doen was geweest om zou zaak de dan het in het hebben weg zelve, op mijn gelegen over er enkel het z dit verlies aan toe te doen, waarnaar> Ropijenartikel wij gen om met den heer Moquette te spreken, zou gekraaid haan geen hebben, Doch liever dan dit heb ik van terwijl ik het 13 pCt. had kunnen bewijzen. dat de verlies melding omdat ik daareven eensdeels gemaakt, schreef, ik, gelijk toch iets moest overtuiging had, dat het cijfer van 2747:19 beteekenen, anderdeels ik de hoop koesterde, omdat dat vroeg of laat dit wel door iemand zou opgehelderd worden. Ik ben nu in de loonende positie gesteld geworden

slagen. Letterlijk dit: ?De geheele,

voor alle zekerheid het op nage rapport er nogeens op bl. 826 noot van het stuk op het Bijksarohief uit de van Nederland Baren in 1816 aangebragte zilver, som aan Javasche heeft bedragen 244373 stuks, ropijen,

zelf te geven! Maar ook gesteld opheldering eens, dat het cijfer iets anders dan kan dit volstrekt van niet de waarde beteekent, mijn verklaring in zoover van het verlies van 27 aas verminderen, toch, dat een berekening doch altijd te weinig op 227 aas nooit het werkelijk verlies-percent aangeeft, en daarop moet komt het betoog over de beteekenis hier neer. Dat zijn: van tot twijfel kan rijzen, blijkt uit het in den den verlicspost aanleiding tekst volgende, ook al stemt het op bl. 423 te noemen cijfer van 2176 niet met het opgegeven van 2747 ropijen. verlies 2 bl. 334 mijner en de noot hierboven staat in Blijkens Bopijenverhandeling van 1825, het Indisch muntrapport dat van de uit Nederland aangebrachte baren zilver in 1816 en 1817 gemunt een som aan Javasche werd ropijen 244.373 stuks. Dit van 2 behoudens het klein verschil groot stemt, ropijen met den in de Aantooning F luidende: der post ?Hoeveelheid opgebrachten van zuivere welke het zilver iedere kist aan den Lande heeft afge ropijen 7731 in totaal staat: 244371 besluit de heer Moquette worpen" 23000' Nochtans zijn van eenig belang alsof de zaak zie bl. Ill: Opmerkingen, is, aldus, van 1825 kwam in het Indisch Muntrapport aan het totaal van ?Hoe men is natuurlijk niet met zekerheid ropijen voor den geheelen muntslag, te zeggen; doch ik vermoed, dat men de uitdrukking 'ruwe ropijen' niet en dat men werkte met het netto bedrag uit de kolom E begrepen heeft, 244373 der rekening eenheden. ter zake. daarop Een van Zwekkert, daarbij nog een fout makende in het cijfer

die

der

?Of deze mijn opvatting juist dan wel onjuist is, doet evenwel weinig
feit gebaseerd, is het, moeten dat het getai fout is, en dat dus alle falen," berekeningen

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Ofschoon echter met de muntonkosten

IN 1802?1817. werden verloren

423 51050

heeft weten tot stand te brengen, is een alleraardigste over de kunst der groepering van' cijfers! Ziehier de ge bijdrage schiedenis. Ik memoreerde, dat het Ministerie bij de berekening dat wonder

van den Raad van Financien en stuks, blijkens de mededeelingen de Adviseerende commissie komt de Aantooning op 244371, blijkens post I tot een veel minder teleurstellend resultaat, immers slechts tot het verlies van_2176 ropijen! Hoe de administratie

van het kostende der baren een avans van 20 pCt had gesteld en dat C. C. G. G. in hun Muntverordening mede hadden aan meer waarde bezat dan dat het geld in Indie 20 pCt. genomen, in Nederland

in post G, tot 293245: verhoogd voorgesteld namelijk staat ?zuivere tot de hoeveelheid berekend er, zijnde, ropijen van 20 Stre welke Nederlandsche ieder, bij guldens berekening tot basis is genomen 30 Stre Indisch tegen 24 Stre Nederlandsch". En daar blijkens den reeds vermelden post H ?Het kostende 244371 der zilvere baren 295421: zoo ?Werkelijk de nieuwe de som in Europa aan Nederlandsche guldens" bedroeg = ontstaat er de post I: 295421?293245 2176: door den Lande geleden Nederlandsch op het slaan

heeft de Aantooning de ons reeds bekende Dientengevolge over aan F Lande de den post afgeworpen zuivere ropijen ad

verlies

van

ropijen, naarvolgens in colom G van die

Dat werkelijk afgetrokken." voor mij Elout op 244371 commissaris-generaal zijn verlies en in overziende weemoed ,,Waar, waar zijn ropijen uitroepende: mijne 51.000 ropijen gebleven!" En resident Van Lawick troostend
1 Zie bl. 418 en 388, noot 1. 1 Ook de daarover door den heer Moquette wegens gehouden beschouwingen, met het natuurlijk in verband berekend geheel toevallig feit, dat het avans, verlies met muntonkosten; op 20 pCt., gelijk was aan het werkelijk geleden er kon opgenomen 1 op bl. 417. Maar zie de aanhaling hierv66r in de noot worden van leest 109 Yan men der een groot Leeuwen: ook naar woord Zwekkert: breukr dat evenals vervaarlijke te hebben. indruk blijkt gemaakt getuigenis van in alinea dien bloot fiotieven post aanleiding eeuwige van dat Zoo 1 bl.

zijnde dit geld, H colom het voorkomende bij verlies is magnifiek 2. Ik zie daar

van wetenden en niet alweer met de onderseheiding Opmerkingen, over C. C. G. G.: wetenden die het eohter niet (want de eenige ?Ze wisten was weten ter zake niet gehoord), dat n.l. de muntmeester kon, Zwekkert, met hun besluit 20 pCt. gemoeid voet' de geheele 'op den thans geregelden waren die men had". Of het er op den Nederlandschen gelegd zilverprijs wat toe deed, wat er mede gemoeid was!

424

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

het verlies is maar 'n 2100 ?Ween niet Excellence, die ook ons burgerlijke dank Uwe wijze wetgeving, ropijen, zoo weldadig en militaire dienaren deed voeden met de door 1 te zeggen, dat, zoo U gewettigde 20 pCt. avans." Overbodig muntmeester Zwekkert medegewerkt had aan het verstrekken der invallende: dit stukje tot leniging der smarten gegevens voor de Aantooning, van C. C. G. G. vermoedelijk voortgesproten zal zijn uit het nobele
werd over eens April betaald de met dezelfde 20 pCt korting: omdat het aan, 1818 aan verzoeht

1 ?Het geheele personeel van Hogendorp Willem bl. 106. Ik noot bij van haal 1 bl. dit 388 Verg. Gapellen tement nog . In

reeele reduetie", schreef van zie WiUem Hogendorp zoo ongeloofelijk sehijnt. echter Van der landvoogd

departementscbef Goldberg zijn trak dit in India werd uitbetaald, te ongekort zie Teruggave-V. bl. 417, hetgeen d. K., met mogen ontvangen: Goldberg ondersteunend advies voorbracht: zie aldaar. de Hangende bij den Koning particulier schrijven zoover 2 ton, voor en zich bij particuliere der Capellen brieven nu den heer Falck, om zijn departementschef, van 2 ton in Indie uitbetaald te krijgen en wel zonder korting. geheele aan den koning d.d. 8September Het verzoek 1818 is van den volgenden inhoud: neem eene gunst te vragen. ik de eerbiedige ?Heden vrijheid Uwe Majesteit beslissing tot den wendde Van Koning, tractement en tot den Indien Uwe mijne beede er over,

vermeenen te kunnen niet daarin is mogt Majesteit treden, dat Hoogstdezelve niet misduide. mij het verzoek een gedeelte van heeft mij ?U\ve Majesteit toegestaan goedgunstig mijn te ontvangen. Tractement in Nederland Dit last voor s' Lands is eene kas, en het voor mijne ook dat gedeelte ik vinde hier te voordeeliger belangen indien Uwe Majesteit ontvangen, voor Gulden, Gulden ontvangen en niet tot 24 zoo als lands, indien Uwe zoude ?Ik bid Majesteit betaald worden mij wilde den Gulden veroorloven berekend te mijn Tractement tot 20 stuiver Neder

thans plaats te bepalen dat geliefde in. Indien met f 200000

andere woorden heeft, of met het mij Tractement toegelegde Indisch. en die

over heb den Minister Falck breeder dit onderwerp gesohreven, ten te duiden niet de vrijheid Uwe kwade nogmaals Majesteit mij ik neem Hoogstdezelve met mijn particuliere te adieeren. helangen ?Ik ben enz". Minister Falck artikel Kon. Besl. ondersteunde in Ind. d.d. Gids het van verzoek: Mei 1819 lrK. zie 1912 het over werd mijn

van

geheim waarvan

23 Maart d.d.

op bl. 585?586 rapport deze aangelegenheid. Bij het verzoek toegestaan,

aanteekening

werd

schrijven Bij particulier der Capellen: ?Bijzonder om Uw traktement met

aan Uwen wensch is het mij aangenaam geweest te voldoen." te hebben, f 200000 Indisch uitbetaald en dit antwoord brief aan den Koning Van der Capellen's zijn op het Bijksarchief, over 1913. De brief onder N?. 8 op bl. 132 van het jaarverslag aangewezen aan Falck In d.d. 8 September verslag. datum brief, woord FalcWs is aangewezen onder B 88, bl. 198 van dat een brief van dien bl. 474-475 is wel Gedenkschriften, doch een gemerkt N?. 7; terwijl V. d. C. een afzonderlijken 1818 die traktementsquaestie wijdde, namelijk belangen".

1819 N?. 22. gehouden bij G. B. d.d. 3 September aan Van 1819 berichtte 17 November de Koning

opgenomen, N?. 8, aan gemerkt over particuliere mijne

?een

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

425

de

brein van den Resident; de Muntmeester toch had met fictieve voor uit te niets staanl. dezen deRopijen posten Geldelijk eindigde eener met indienen het declaratie erover, loopende aanmunting tot het einde van Juni 1817; tot dien dag moest hij dus op declaratie stellen de traktementen 2. XVIII. der werklieden enz., door van zijn eigen inkomsten: het stuk werd den

ter

berekening heer Moquette

gepubliceerd

Sluiting der Zilvermuntte Soerabaja.


Met besluit slechts tot de het van der Ropijen-aanmunting door het vermeld 27 Juni 1817 werd het werk wel stop gezet, doch ?tot nadere dispositie" 3. Er zou gewacht moeten worden en Van heeren Elout der Capellen op hun reis over staken in oogenschouw zijn antwoord art. konden nemen. Intusschen van 23 Augustus 1817 in, 3 van het besluit van 27 Juni
in de noot door den van bl. Ill der

Java zelf de fabriek diende de Resident dus


1

ook
Bij de

op

het

vermeld
heeft

Aantooning

Opmerkingen onderteekend ik das meesters diens

?Alhoewel gesteld: is, moet zij toch naam." De naar

de heer Moquette de berekening door

meer

wil, ofschoon de mensehen den arbeid ofschoon

de tracte ?N.B. Waarom er staat in de duidelijk sedert tot ultimo 1816 Juli 18171'. opgave: ?Tractementen pr? December waarom Misschien heeft de heer Moquette tot ultimo Juli? willen vragen: laat zich versfcaan, Deze daar zoowel in het op bl. 419 hierv66r ver vraag van over verbruikte de opgave, melde hoofd als in den slotpost veilings staat kosten aan een fout in Juli. ?tot ult? Juni 1817". Ik denk ? bl. 415. Verg. menten tot ult?

Ik had deze opmerking reeds de Resident zelf had hetgeen door mij op bl. 416 geplaatste, sinds dat de Aan geschreven, blijkens en mij geformeerd''. Dat ?door den Muntmeester tooning was formeeren drukt ook perfect van uit het kunstmatige den opzet. De heer Moquette vergat in de Opmerkingen, wat hij vroeger met blijkbaar bij het schrijven van de noot van den Residentsbrief het doen afdrukken had medegedeeld. (bl. 231 hierv66r) * Zie de hiervoren bl. 94 van Munten-Moquette op bl. 231 vermelde bijl. U, gemaakt, Muntpublicatie dat v66r mijn het aandacht voegen. viel op 1909II. De heer Moquette stelde onder den staat: ik niet." Maar Juni loopen weet

Van Leeuwen's heet merkwaardig, mededeelt; ?eeuwige getuigenis" er niets hoegenaamd in is. Nu weer voor het samen merkwaardigs der Aantooning. stellen Er is geen enkele reden voor het vermoeden, dat om den indrnk Zwekkert zich erop zou toegelegd hebben bij G. G. G. G. over er de malle van art. 2 het groote te verzachten verlies door berekening hunner aan toe te

de Departementsehef op met zijn ?vaart",

Zwekkert opgemaakt naar wil gaarne, de munt Sohrijver lazen, wij voren dan wel juist schuiven doet wat hij is. De Hens hem zegt, wat deze wil; Zwekkert schrikt men van ofschoon terstond den aanvang

fungd Resident zijn, en behoud

426 1817

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE over de

IN 1802?1817.

niet deugde. eigenlijk der ook geen hermunting geen guldens Dientengevolge: ropijen, dit althans niet. Een besluit van 27 aanmunting, voorloopig 1817 N?. 35 bepaalde, November dat de ropijen dan maar gebrekkig toeging het baarzilver moesten worden staat uitgegeven, er, ?dat zooals ze nu eenmaal het een

vermunting van de ropijnen op 200 azen !. Om reden was bet advies er over ongunstig. 2 opgegeven In de maand, nadat het advies d.d. 23 Augustus uitgebracht van September, in het laatst kwamen C. C. G. G. zelven werd, te Soerabaja; zij konden nu zien, hoe op de Zilvermunt alles de reeds en

die er mede bekend waren of Wie ook zou de dwaasheid werden, erop aangevlogen zijn. voor hebben deze 200 azen in 'sLands stukken weder gehad 5 ? Maar de heer kas ter wille van betalingen terug te brengen Elout heeft in deze intellectueele vereenzaming bonne mine weten de zullen de menschen,
weggelaten art. 3 van Munten-Moquetten bl. 91, was dat II, in het echter waardoor (bl. 231 hierv66r), belang" een leemte ontstond. In van de Ropijen-aanmunting der gesohiedenis vervolg ten slotte ondergebracht. noot 2, bl. 104 der Opmerkingen werd het artikel ? bl. 407. Verg. 8 Zie bl. 408. het besluit op bl. 325?326 Verg. mijner RopijenverhandeUng. 4 Art. artikelen 11 der Muntverordening, deze in voorafgaande nadat ge en over papieren munt, luidt: ?Dat, heeft over den te munten handeld gulden bl. 414. als In bijl. S. ?Zonder 1 Zie

uit waren, zoo zoude overweging, ongerief zijn te houden" veele 3. Aldus buiten omloop comptanten gingen van 200 maar van ter waarde de ropijen 227 de kassen uit, Als dit gelastte art. 11 der Muntverordening4. azen, want raven

van specie, mede zullen worden ter' ruimeren op des lands kantoren omloop en uitgegeven Eilande aangenomen op dezen munten, gangbare andere, de betaling, wordende alzoo het algemeene aanneming tarief, naar hetwelk

van den lande, voor rekening zal gedaan of verwisseling, bepaald worden, aan en de te munten als de nieuwe De gewone Nederlandsche, volgt:.. en Souratsche De Arootsche 120 duiten; papieren gulden Javasche, ropij 120 ? zoo goed waar als niets, zoude men de duiten." stellig Ontvangen een hoogere kas waarde 'sLands uitgeven moest had; maar innerlijke ropij waar zelf gesteld door den wetgever die te lage koers verlies tegen wel, Daarom wilde is van ropijen 227 azen ?Men noot 1 op bl. 107 der Opmerkingen: beteekenis geenerlei en geen die ook slaan 'standpenningenV Partioulieren, voor hun geld doen konden hadden zorgen waar slaan, had

was.

zelf goedgunstig verklaard haar tegen 200 azen of 120 duiten. ropijen 5 van een Muntgeschiedschrijver is het eenigermate (bl. 236) te Hinderlijk over de betrekking mededeelt dezer lezen, niet slechts, wat de heer Moquette van wel een tot Britsche nog inroepende, verordening 1813, daarbij ropijen van de numismaten ik aanteekende der (bl. 402, noot 1), het oordeel gelijk van de Regeering daarentegen te zullen afstaan 227 azen

ropijen met te krijgen;

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

427

te maken, immers, de geschiedenis ervan in 1826 memoreerende, door de verdwijning der ropijen voor te stellen als een verlossing1! Met van de Zilveraanmunting het besluit der opschorting bleven er van de 28 kisten zilverbaren, gekost hebbende f 519096 f 223674 2. Bij besluit van 8 kostende nog 12 ter beschikking,
wereld, Ziehier hij maar ook wat hij daar nog over werkelijk zaken doet volgen. gebeurde bl. 104 der Opmerkingen, alles door hem zelf gespatieerd, nadat namelijk in een noot op de vorige bladzijde reeds had geschreven: ?Reeds nit den

titel van het stukje blijkt, dat ik niet verder ging dan ult? Juni 1817, terwijl uit den tekst blijkt dat de muntslag die op dien datum eindigde, begon
14 Januari van het Indisch Staatsblad N?. 4": 1817, datum in quaestie 1816 nog niets ?De ropijen op 1 November liggen aangezien dus, nader geregeld was, vast aan het Muntreglement uit den Britschen onherroepelijk op 1 Februari tijd, van 12 Maart 1813, voor het gehalte der ropijen gewijzigd v66r 1815. Aan tuigd, ordening ?Men vember gedacht dat en ik ben er vast van over deze feiten is niets te veranderen, er aan denken zal om daarbij de Muntver geen enkel numismaat van 14 Januari 1817 te betrekken. nu kan wel aannemen dat G. G. G. G. reeds v66r 1 No natuurlijk over zeer diepzinnig 1816 die Muntverordening gedaoht hebben, doch het is zeer zonderling niet op zelfs; (indien zulks ten minste

een reeds was leidend besluit d.d. 25 October 1816 en kingen, vastgesteld zou dat daarin art. 3, dat de standpenning stond, ?een blijkens zijn van en nagenoeg als den gewonen Nederlandschen gelijk gewigt, gelijk gehalte", w.o. bl. 174, zie bl. 168?177, van M.L.van Deventer's gulden: bijl. XXXVII en bijl. IX, bl. 329, van mijn 1817. Dit Bestuur alles de gezag tegenover van 14 Januari in het besluit 1817 N?. 50, dat men tot de mededeeling voorschriften zoo onderling bl. dag, die vermelde niet als van vele conferentien, is gekomen, dan: ?Na het houden van met van Finantien": den President den Baad zie van van dien De daaruit voortgevloeide publicatie toen hem in Juli de op bl. 414 kende, Soerabaja van de te overwegen de hermunting ropij naar den deed in zoover weten, wat standpenning,

aan te munten ndch geschied zettelijk is), dat van den nieuw standpenning het gewioht, n6ch het gehalte van de wordt.v In een aanhef genoemd noot staat op de tusschenhaakjes ?Het kan ook wel zijn dat sleohts nog: in 't spel was, want alles wat men ten deze deed was 'luk raak\" slordigheid Dit alles van diepgaande het feit, dat als uitvloeisel tegenover bespre

101 van mijn dus de order gewicht en

Bestuur-1817. resident

om gewerd van gehalte men bedoelde, daar die publicatie voorschreef de type van den Nederlandschen van Niemand heeft zich ernstiger dan ik tegen deze manier gulden. aanwijzing zie o. a. mijn bl. uitgelaten: Bestuur-1817, 112, 122; mijn Bopijen-artikel, van 1815, vermeld bl. 333, noot 2; mijn Nederlandsch-Indischen proefgulden hierv66r dit wil dan toch niet zeggen, dat er op bl. 238 noot 3; maar het

feitelijkniets zou bepaald zijn.

alzoo de helft, gelijk ik ook aanteekende in noot 3, zijn 14 kisten, 141 van dat werk. Met het oog op de in den tekst te vermelden waarden van aan de hiervoren inhoud der beide den ontleend partijen, genoemde er 16 vermunt werden en 12 overbleven. komt mij Aantooning, juist voor, dat vermunt bl.

1 In het van 1826: zie op bl. 335, ad noot 1. Muntrapport mijn Bopyenverhandeling ? a bl. 285?286. een besluit van 6Maart Verg. mijn Bopijenverhandeling Volgens zouden er slechts op bl. 184, noot 2, van mijn Bestuur-1817, 1818, weergegeven

428 Maart de de oud

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE 1818 machtigden ?kisten met baren zilver doen C. C. G. G. zilver

IN 1802?1817. van Financien te houden om

den Raad

zilvermunt

Toen

dat van Batavia opkoopen, ten einde ook tot guldens te worden vermunt 2. gezonden, men eersten onder den indruk nog wel Niettegenstaande van de Zilvermunt, aannam tot heropening de mogelijkheid beval men dadelijk een maatregel, die aan het gebruik van het voor goed een einde maakte3. ongeschikt geoordeelde Muntgebouw en Van de hh. Elout namelijk de stelde Resident bevonden, Soerabaja d.d. 5 November 1817 N?. 154 voor, resumeerend hem bekend en de besluit: hebben ?dat naardien der hun

in werking

in bewaring'' is" 1. Bovendien

,,tot dat hadden C. C. G. G. naar Soerabaja was

gelijk het luidt in het Generaal Commissarissen

zich te Capellen aldaar bij missive

goude zoodra zijn

te doen tegen primo Januari 1818, die munt werkzaam en ?om voor zilvere vermits de het zijn" tegenwoordig gebouw munt dit daartoe alle ontbreekt, goude gebouw geschiktheid te approprieeren voor eene woning voor den Leeraar der gere formeerde gemeente". dag beschikte daarop van den Muntmeester
1 De woorden

de intentie vooreerst gemaakt met de zilvere munt niet te laten werken, en daarentegen, voor de kopere munt afgebouwd zullen gebouwen

Het

besluit

der C. C. G. G. van denzelfden

conform. Tegelijkertijd werden en zijn Adjunct geregeld 4.


aan onze 1820. een besluit van de

de positien

zijn

ontleend

hoofddirectie

van

Financien, gelijk memoreerde van 24 Januari zijn verbaai

resident bl.

van Chinsura die woorden noot

Ik heb 184,

in Bengalen, blijkens uit het archiefstuk leze men voor

in Bestuur-1817, aangehaald juist het 14 kisten aldaar 12.

2; nochtans

van had

naar d.d. 12 December het geheim is verzonden'*; besluit Sourabaya 1817 lr aldus resumeerde, keerde deze uitgave mede goed. A, die 'sRaads missive 8 De aan heropening der Zilvermunt gedachte blijkt ook uit de volgende van 1851, in Elout's 1819 in Eloufs woorden rapport van 27 September Bijdr. van den nieuwen waarin men Indischen ?Met de aanmunting op bl. 28 leest: reeds was niet in heeft men de eerste proeve voortgang gulden gemaakt: weinig alle deelen naar eisch uitgevallen: de nieuwe gronden nu voor het muntwezen en de bepalingen te maken, door de Hooge verder zullen gelegd, Regeering echter weldra 4 bl. Verg. de zilveren munt op een goeden voet bl. brengen." 399 noot 1 en mijn Bestuur-1817, 185,.

aan oud-zilver van den Raad die ?ingevolge Financien, autorisatie',) en 42 stuivers voor 1678 realen f 3264 en 4? stuivers. ingekocht ?Bijna ter zelver van een missive 5 December d.d. 1817 den Raad tijd", gelijk waren ook realen zilver 400 zilver ?welk geheim memoreerde, nog ingekocht

Bij geheim besluit d.d. 18 Juli 1817 lrB. werd goedgekeurd de handeling

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE Als een

IN 1802?1817.

429

aanmunting d.d. 5 December opkoop verderen van

gevolg van de opschorting der Zilver onmiddellijk berichtte de Raad van Financien bij geheime missive 1817 aan 1817 ?niets"

Juli art. 1 van hun geheim besluit d.d. inkoop afgezien"; 12 December lr A keurde de plaats 1817 hebbende gehad art. en te 2 ?In trekken buiten inkoopen goed; bepaalde: te stellen den door inkoop van ongemunt Aan het voornemen eerlang ten einde deze Vergadering zilver". 1 gegeven

C. C. G. G., dat sinds den zilver was ?en van den ingekocht

effect den

last tot

van het de heer Van Kerkwijk, Directeur tevens ik lichtte in, gelijk Penningkabinet, mij memoreerde, zou zijn of ?van een dat het herkomstig uit stempelsnijder te Soerabaja; of wel van de fabriek De Heus Indie, misschien te Amsterdam". Sinds had ik het genoegen hierover nader den 3; doch waarom betoogde van Soerabaja penning denkelijk had daarna de vriendelijkheid op mijn verzoek d.d. 9 December 1913 alsnog schriftelijk te onder dankbetuiging aan den geachten Schrijver Kerkwijk de De heer Van te hooren; ZEd. mij mondeling, moest zijn. Hij

te 's-Gravenhage. Redenen, penningkabinet medegedeeld op van mijn Bestuur-1817 bl. XX sub 81 der Bronnen-opgave deden dat het stuk was van de Munt vermeenen, aanvankelijk te Utrecht

de Zilvermunt weer te doen van art. in 1 der openen, opvolging Muntpublicatie van Januari 1817 de aanmunting van Indische guldens te hervatten, is geen gevolg is van de pogingen ten deze gegeven 2. Zoo in het Koninklijk dan een exemplaar niets anders overgebleven

die inlichtingen ik geven, welke hier laat volgen:

bewuste munt kan m.i. niet in ons land (te Utrecht) geslagen de volgende gronden: op zijn 1? de gebrekkige vorm van 't schild, en van den leeuw op de voor zijde en ook van de maagd op de keerz. zijn m.i. vast niet \ werk
van een Nederl.

2? in ons land zijn er geen munten ooit* geslagen van de grootte als uw gulden, die 12,5 gram wogen en een dergelijke groven kabel rand hadden: de Nederl. gulden weegt steeds zh 10 gram, (nooit meer dan 10,6 gram) en heeft steeds een geheel anderen rand.
1 bl. 428, noot 2. Verg. 1 Zie art. 1 in mijn Bestuur-1817, bl. van de nadere ten aanzien 111. Verg. en mijn Bestuur-1817, bl. 328?329

stempelsnijder.

overwegingen Bopijenverhandeling, mijn bl. 183 vv. * Zie bl 238 van mijn Teruggave.

430

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

3? men heeft als muntplaatje voor uw munt gebruikt het muntplaatje van een Bataviasche ropij, zooals afgebeeld bij Netscher en v. d. n? VI 't gewicht varieert tusschen 37b b.v., waarvan pi. Chijs de 12,5 en 12,8 gram. Zooals ik u reeds liet zien, komen de plaatjes en in grootte, en in rand en in de eigenaardig er op aanwezige krassen geheel over een. XIX.

Verkoop
Daar rijzen; zilveren wat

van het resteerende

baarzilver

te Calcutta.

de Zilvermunt men baren. het

?blijkens

medegebracht het mij niet baren

ik dientengevolge merkte op, ?Aangezien", aan Zilverbaren hiervoren werd aangeteekende voor een waarde van f 622.915.5 of 519.096 is helder, wat met het betrekkelijk groot restant is; want dat er een gedeelte onvermunt gebleven

niet meer geopend heeft met de gedaan

is,moest wel de vraag onvermunt gebleven

gedaan uit de medegedeelde is, valt niet enkel op te maken cijfers, die dan toch ook wel c. q. van fabricage voor zilveren pasmunt zouden hebben gesproken, maar tevens uit de woorden van" bl. 388, bijl. XXXIV particulieren brief van Elout den op d.d. van mijn Bestuur-1817 vermelden 11 November 1817, toen de

Zilvermunt

van factorijen inV66r-Indie in den Compagniestijd werd bijzonder op prijs gesteld wegens den aankoop aldaar van lijnwaden. Van de drie groote landstreken voor dit artikel: Ons bezit o.a. Guzeratte

reeds gesloten was: ?een gedeelte van het zilver is 1 gebruikt tot het slaan van ropijen." nasporing op Voortgezette het Rijksarchief bracht mij sinds op de hoogte. Mijn verhaal hiervan zal deze verhandeling besluiten.

weefsels
1 Zie d.d. 10 worden

in het noord-westen, in het. noord-oosten, Bengalen in het zuiden, was vooral deze laatste de kust van Koromandel de meest hiervoor op prijs gestelde. De ?beschilderde" katoenen van Koromandel
324?325

hadden

beroemdheid,

niets

slechts

in

bl.

October naar

bl. 388. Ik wees reeds op die vergissing in dat 1817, bijl. XXXIV,. werki bl. 184, noot 5; het scheen mij echter niet kwaad toe van deze gelegenheid om haar te maken te verbeteren in dezelfde waarin ik gebruik Bijdragen,

der Ropijenverhandeling. De naar Elout's brief verwijzing is een fout; verwezen moet op bl. 328 dier verhandeling een brief d.d. 11 November in mijn Bestuur 1817, afgedrukt

die verschrijving beging.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE den

IN 1802?1817.

431

Als de zoo gelukkig uit doch ook in Europa. Archipel, den kerker van Venetie gevluchte Jacob Casanova ? wiens herin in Spanje met den schilder Raphael neringen aan den omgang ? een gastvrije van te Amsterdam inderdaad belang zijn Mengs vereert dan vindt bankier Hope, hij o.a. aan de ontvangst bij 50 zakdoeken van Mazili 50 hemden! dochter, behalve 1 De de betaalde op de Koromandelkust. patnam Compagnie met uit den Archipel, goederen ingeslagen lijnwaden grootendeels jonge tot geld konden die inV66r-Indie ook met edele metalen, vermunt worden. Opperkoopman Paulus van Soldt was de man, aan den vorst van Golconda die als resultaat van een bezoek van dezen ons privilegien die Mazulipatam

verder

in Augustus 1606 de eerste firman verkreeg, die en de grondslag werd van een handel, verleende ? ten noorden der mondingen de ?visch-stad"2? van de Kistna, een tijdlang tot middelpunt had. 3 Na de terug bleven wij in zoover verkrijging der factorijen in 1817?1818

deze traditien getrouw, dat onzen commissaris voor de overneming, al dadelijk werd opgedragen den heer van Braam, in kleedjes te koopen, zij het ook enkel destijds voor den invoer in Japan, 4 De toestanden later echter tevens voor dien in de Molukken.
van Maurits Wagenvoort, 1913 van April-aflevering ? van bl. 420. Over de Koromandel kleedjes tijdschrift van de van H. Terpstra een uitnemend ?De vestiging proefsehrift (1911): aan de kust van Koromandel". Nederlanders ' Daniel van Cormandel" Doct.: Med. ?Op- en Ondergang (1693) Havart, een het aardig artikel Qroot-Nederland, 1 In

en met het oog op den de meer Hollandsche benaming, tijd, dat Havart Ik vroeg daarom in dezen streken zich bevond. den heer Heeres persoonlijk om inlichting of ZHgl. zich wellicht kon hebben; doch bij schrijven vergist ik ten antwoord: 1913 ontving ik heb den naam 14 December d.d. ?Neen, van Soldt, en mijne dan als Paulus anders nooit aangetroffen nasporingen van Uwe na het ontvangen brief kaart hebben mij in die spelling bevestigd. zou kan dat deze naam deze on-Hollandsoh onjuist zijn; maar Natuurlijk ik niet kan ook al was dit wel zooals U vindt, inzien. Maar klinken, hoevele niet-Nederlanders dienden de Compagnie!" (b.v. Vlamingen) geval, naam Van een paar dagen ik En later: ?De 'on-Hollandsche' Soldt zag aan de Hoefkade. hier in Den U ziet, op een uithangbord Haag juist kan niet Het on-Hollandsche adresboek tegen mijne lezing pleiten." telt inderdaad 17 Van Soldt's! den zie mijn Molukken-verhandeling noot 1, bl, 221 zoomede

van den naam de herkomst bedenke dl. I, bl. 141. Men echter, dat Havart zocht in soerat, dus brief!! Surratte 8 Mr. J. E. Heeres* dl. I, bl. 45?46.? Het in de ?Corpus diplomaticum", van Havart, van dl. I, bl. 100, noemt Paulus werk vorige noot vermelde en wegens van Soest", voorkwam Soldt: ?Paulus hetgeen mij aannemelijker

het zoo het der

Residentie 4 Over

in de Molukken, lijnwaadhandel dl. 65 (1911), bl. 447?449, in deze Bijdragen, mijn Be8tuiMr-1817.

van

432

AANMUNTINGEN TOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817.

waren echter z66 veranderd, in V66r-Indie dat men moeite had in te koopen, uit de volgende mede het verlangde gelijk blijkt deeling, ontleend aan ? 187 van het te Batavia door Van Braam aan de kust van samengesteld verslag van zijn commissariaat 1 : ?De Koromandel commissie mij opgedragene bij besluit Uwer van 27 7 Excellentien den Juny 1817 N?. opzichtelijk de bezorging der voor vellen vereischte Lijwaten en Rogge na mijn ik dadelijk eisch, heb Japanschen en arrivement te Madras uithoofde Neder de bewerkstelligd, na landsche possession niet dan lang mijn arrivement konden voor den de kust van Choromandel

en de sortering der Lijwaten niet te koop overgegeven ge vonden worden, de leverantie daarvan terstond aan het Engelsche van de heeren Arbutnot, en Mc Faggert de Monte Agentshuis 2 en C?. opgedragen. van de kust van Choro Tijdens mijn vertrek mandel waaren daarvan niet meerder gereed dan 17 corgies ....
1 Zie bl. ?Het kust over dit Bataviaasch eerste twee

366. De

spreekt van zelf, van Koroinandel eene

daarvoor geschakeid indertijd verslag December van den

mededeelt:

naar Batavia zich rapporten geregeld zond, wanneer hem echter een aaneen De aanbood. gelegenheid tijd ontbrak van zijne verrichtingen te geven....". verhaal Het is mij echter van dat Van Braam in den aanhef ontsnapt, zijn Bataviaasch ?Zedert mijn en van waar vertrek ik Uwe van Calcutta hetwelk den laatste rapport mijn maand hebbe, heeft zich geene gelegenheid aangeboden om Uwe toe te zenden, Excellentien berichten mijne Excellencien

1818 mijn Factorijen d.d. 1 Augustus verslag II, door mij gestelde dier bladzijde zinsneden luidt aldus: dat Van Braam ook van op de zijne werkzaamheden

28

plaats had, 26n dierzelver

opgedaan buiten de mogelijkheid gesteld geworden Hoogstdezelven eenige te doen toekomen. werkzaamheden mijner Mijne menigvuldige tijdingen aanwezen hebben mij verhindert op de kust van Choromandel gedurende mijn om eenig te kunnen in ge rapport aaneengeschakeld mijner verrigtingen hoegenaamd en ben dus reedheid opvatte, distinct mandel heden meer en het eerst is nu brengen, om te trachten in mijn zooveel en gedetailleerd rapport mijner op de reize dat vermogen

handelingen te bieden, met geen geringe moeijelijk die buiten alle verwagting en werkzaamheden Dan dezelve hebben gegaan. gepaard zijn mij te om met gepasten arbeid, ijver en onvermoeiden aangespoord mijne aan commissie tevens hieruit, 28? December r. 1 v. b. der in dat 1817 dit gedeelte Braam alzoo der uit niet waereld uit te voeren en te

ik daartoe de pen een Exellentien Uwe is, op de Kust van Choro

zwaarwichtige voleindigen." Er blijkt zeilde op bl. den 360

Van en

naar Koromandel Bengalen staat den 26?, gelijk vermeld

en ook ongelijk noot ver gespeld. Op bl. 362 der in de vorige geschreven ik Arbuthust, melde stelde De Motte, Mc Jaggart enC?: Factorijenverhandeling en Jaggart De Motte Arbuthust, zijn echter zeker fout.

2Den naam van dit handelshuis vind ik in de stukkenniet altijd duidelijk

verhandeling.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE welke

IN 1802?1817.

433

ik bereids met de 2972 ps Roggevellen ten bedriage van Star 1307.4.61, Pagoden volgens ingediende rekeningen aan den van Financien Raad bevelen afgeleverd op Uwer Excellentiens hebbe." Hoe het aldus betaald werd, blijkt uit het ingekochte volgende. Van de nu nog voor vermunting bestemde 320 Zilverbaren waren er over in 12 kisten. Tengevolge van de 148, gepakt ten aanzien van de toekomst der Zilvermunt werd eerst

weifeling na de ontbinding

D.

der Commissie-Generaal, maar toen ook vrij aan wellicht uit baren de spoedig daarna, geldgebrek, bestemming besluit namelijk van de hoofddirectie van gegeven. Krachtens d.d. 22 October Financien 1819 N?. 3 voeren zij naar resident met den Britschen. kotter Frolic, ten einde, schipper Rogers, ingevolge haar besluit van 30 Juni ? 1819 N?. 1 misschien miste men de gelegenheid om er dadelijk ? ?die baren bij aankomst op de meest uitvoering aan te geven te te doen worden verkocht en het provenu voordelige wijze van de gevraagde voor den strekken ter voldoening lijwaten en de in dienst den handel Moluksche eilanden Japanschen Overbeek en A. te Chinsura

ter voorziening in de behoeften voor de Nederlandsche be van zo ter als in Een kuste Cormandel Bengalen". zittingen, 1819 N?. 2 deelden missive der Hoofddirectie d,d. 21 October was geassureerd voor dat de bezending den Resident mede, en de Java-verzekerings de Globef 180000 bij de Calcutta-, maatschappijen. Bij Resident de komst verbaal van de van baren 1820 en

verbalenboek aangeland Sipahies Gustavus

luitenant Prudens Michel, den 10n Januari derwaards; onder N?. het in zes van

3 Januari 1820 teekende de aan. Hij zond te Calcutta te Chinsura1 met Sipaijers commandant teekende de Resident te Chinsura

in het

2 over de aankomst

Fort guarnisoen binne gebragt, een getal van 12 kisten Bhaar Zilver". het volgend epistel aan En op denzelfden dag richtte Michell den Resident: Nederigen onderteekenaar bij besluit van den 3n jongstleeden, gecommitteerd zijnde tot het gaan ontfangen van 12 kisten bhaarzilver van den tegenwoordigen gezaghebber van de kotter Frolic, genaamd Edwards Rogers, na luid derlastingsbrief gedagteekend Batavia den 18 Den
1 Verg. mijn Factory en II, bl. 507, ad art. 4.

vaartuigen

van onder geleiden van het in de Tresaurie

op: ?is zooveele

DL 70.

28

434

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE

IN 1802?1817

October 1819, zoo heb ik de eer te rapporteeren, dat ik die twaalf kisten Bhaarzilver heb ontfangen, en heede morgen in de schatkamer
geleverd."

Door

Inlandsche

onderzoeken; gehalte. De
anna's zwaarte

liet de Resident het zilver ?metaalkundigen" ze soorten van verschillend in vier sorteerden zij te zijn 202374 S. R. van 16 waarde bevond men
ieder? 1

wijze om de baren te benutten kon zijn: hetzij ze te zenden naar de Munt ten einde er Britsch-Indische te Calcutta, ropijen ze te van te doen maken; dan ondershands verkoopen, hetzij bevriende chef van wel op publieke veiling. De met Overbeek reeds het invloedrijke handelshuis Palmer te Calcutta2 ontraadde De

in de Munt aanzienlijk daar de verliezen dadelijk aanmunting, zeer van men het te verwachiten bovendien waren, lang terwijl zou Ook meende verstoken hij onderhandsche, geld blijven. boven openbaren verkoop te moeten aanbevelen. Met dit laatste kon de Resident zich echter niet zijri besluit d.d. 15 Januari 1820, van de 4 soorten te laten essaieeren 1?. Monsters 2?. Monsters ?ten zij voor vereenigen, houdende: gelijk aan

blijkt uit

de Munt.

3?. ?Als de waarde dan

op het oog gehad als het nut en het voordeel zijner principalen." Voor de uitvoering van punt 1? riep de Resident de tusschen I8n Januari 1820 antwoordde Palmer komst van Palmer in. Den van aanbieding ?that when herhalende onder to be,
1 In De munt": Indisch a Zie een bl. Sicca

in de munt te Calcutta gesteld naar het Essay ten overstaan het Zilver op zekere te bepaalen daage, van de Raad van Justitie, bij openbare vendutie te koop er geen blaam ruste op de te laaten op veiling, opdat in iets anders te hebben resident, van eenige hande manieren

ieder sortering in het bijzonder zullen kunnen bieden". is dan het bevonden word dat hun aanbod voordeliger

af te geven aan de Inlandsche kooplieden en essaieurs te verzekeren wat einde zij in staat moogen geraaken

een

rapport van den assistent-essaieur, silver is as bad as most of this seems in the Bazar
resultaat 16 Anas" Aan van en

it may
later stuk

fetch more
vind ik als

than at the Mint,

on

in verdeeld ?is altijd 313 der Munten-1786. van mijn 1825

202384-4 S. R. ? ^uitweging'*: ?is de courante Bengaalscbe van van het

muntrapport over Palmer

vermeld

ik in een staat vind gehalte ruim 237 tot ruim 239 azen. bl. 118, zoomede bl. 8?9

Tractaat-1824,

mijn

Elout-artikel.

AANMUNTINGEN VOOR OOST-INDIE account of

IN 1802?1817.

435

as it is quite, irregular to make ourselves, mint but of silver offered to them for sale".

the duty and refining charge" 1. Echter had het essaieeren slechts ondershands tegen een kleine belooning kunnen voor Palmer, zoodat het rapport plaats vinden uit vriendschap a private nature, of worden: enkel moest beschouwd ?quite a favor to of the and procured special only upon footing any assay at the

verbaal, waren volgens dat rapport: Blijkens Overbeek's monsters A, ?boven de standaard der Calcutta Sicca ropies". ? B, overtroffen ook ?de standaard der ropij". ? C.enD, waren ?verre beneeden Sicca Calcutta Ropies
standaard".

19 Januari 1820 bepaalde daarop Overbeek in aanmerking nemende, schrijft hij in zijn verbaal: verkoop, ?dat het verkoopen van het zilver aan particulieren preferabeler zal zal weezen nadien de resident onmogelijk als de vermunting, kunnen voorkomen alle de fraudes die er bij de verfijning van zoo veele bijzondere staaven en gehaltens van zilver zal plaats dat dat alleen het vinden onder de Inlandsche bediendens, Bij besluit d.d. alle die'op Bengaalders, gerafineerde en kunnen die tegenwerken." zijn, had voor te Soerabaja Ook de sluiting van de Zilvermunt een deel tot motief gehad de moeilijkheid der contr6le 2. 1820. De Resident De vendutie werd gesteld op 7 Februari meende dat ?het pligtmatig zal wezen" de baren te laten gaan tegen die ?Zoo de kooplieden onderstaande prijzen, met voornemen: werk kan weezen van konststreeken bedacht somma daarvoor Munt
?????? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ?

niet

willen

Calcuttasche
2e 3e 4C ? ? ?

te zenden."

geven dan het zilver De prijzen waren:


y> ? ? ? ? ?

naar

de

lc soort voorde

100 S. B. aan gewicht geboden

wordt S. R. 98
? ? ? 97 83 80.

De 1820 met

vendutie hetgeen

bracht

N?. 2 S. R.

op, 186.270

bij uitweging

verbaal d.d. blijkens een 11.9, aanmerkelijk was bevonden.

16 Februari verschil dus

1 bl.421. Verg. 2 Zie bl. 113 van

inijn Bestnur-JSI?.

INHOUDSOPGAVE.
Bladz.

Inleiding.

..

227

tot deze verhandeling, bl. 227. ? De Aanleiding bundel geheime besluiten der Comrnissie-Generaal, bl. 228. ? door heer den teruggave Onvolledige Moquette van officieele bescheiden, bl. 229. ? Zijn opvatting over den invoer in Indie van den bl. Scheepjesgulden, evenzeer 232. ? bl. Archievenstudie, Penningenstudie 234. ? Moquette's artikelen in wijze van samenstelling stelsel, vergeleken met S. v. Deventer's Landelijk bl. 236. ? Mijn nootsgewijze aanmerkingen, bl. 238. ? en wijze van behan Mijn indeeling der onderwerpen ? voor de verwij deling, bl. 239. Literatuur-opgave zingen, bl. 240.

HOOFDSTUKKEN: I. F. de stichter der Duitenmunt te Soerabaja. ? inEnge Zijn verleden, bl. 248. Gevangenschap ? om zijn pensioen Moeite erkend land, bl. 249. te krijgen, bl. 251. ? Toekenning van zijn pensioen mits het te Batavia wordt uitbetaald of van daar het bl. 252. ? als gunst, geld gezonden, Beschikking dat de Rijkskas in Nederland het hem dadelijk uit keert, bl. 257. Loriaux, zoo voor de Kaap en West-Indische 248

II. Ontstaan van den Scheepjesgulden, de Goede Hoop als voor de Oostkolonien.259

De resolutie van 31 December 1793 over het munten voor de Kaap van onderdeelen in zilver der daar met het merk i bl. 259. ? gebruikelijke guldens V Besluit d.d. 8 Maart 1802 over het munten voor de van guldens en onderdeelen, benevens koper Kaap ? Voornemen van den geld, tot f 100.000, bl. 262. Raad om der Aziatische het der V bezittingen zoo voor de Kaap als voor de andere munten, te vervangen door een schip op het zilver kolonien en enkel door een omschrift op het kopergeld, geld bl. 264. ? Het besluit d.d. 4 Mei 1802 toestaande de stempelwijziging voor het naar de Kaap bestemde geld, bl. 268.

INHOUDSOPGAVE.

437
Bladz.

III. Het

en de stempels van het voor de Kaap gehalte belande geld van tin ton. bestemde, dock te Batavia

268

Het gehalte van den Scheepjesgulden gelijk aan bl. 268. ? Het uit dat van den Generaliteitsgulden, van de zilverstukken, bl. 273. ? Het aan wendige De waarde-bere tal duiten per gulden, bl. 274. ? waarde der Kaapsche kening in stuivers, bl. 275. ?De wat met die duiten te bl. 276. Onzekerheid duiten, Batavia gedaan werd, bl. 276. te IV. Van de in-kas-tellingen en het door particulieren aanvoeren van contanten tegen vergunning Batavia tot het koopen van landsproducten....... De beteekenis der in-kas-tellingen, bl. 277. ? De verband houdende daarmede opzet van munten, bl. verzet van de XXVIIeD, bl. 280. ? 279. ? Machteloos na ont te Batavia, in den geldnood Voorziening door den der particulieren Compagnie, binding hansel , bl. 284. V. De H. ontevredenheid der offtcieeleMuntinrichtingen op de Hens in 1802?1803. onder het Staatsbewind

277

288

De beteekenis van De Heus, bl. 288. ? Zijn levering van plaatjes voor Kaapsche duiten aan de Munt te der officieele bl. 289. ? Weigering Harderwijk, van voor Indische het leveren duiten, Munt-instellingen aan bl. 290. ? Eerste levering van duitenplaatjes den Aziatischen raad door De Heus, bl. 291. ? De eerste aanneming door hem van 300.000 ffi Indische er tegen, bl. 292. ? Be duiten, bl. 291.?Verzet bl. 293. ? De bezwaren roep op het Staatsbewind, bl. 295. ? Wat Mr. Besier hierover tegen De Heus, bl. 298. mededeelt, VI. Het crediet van f1.860.000 in 1814 voor het ? Uitzet" van de Cornmissie-Generaal.300 keuze van het geld, bl. 300. ? Aanvankelijke bl. gedachte om slechts zilver te doen aanmunten, van de som, bl. 301.:? 301. ? Het onbeduidende om geen koper aan te Aanvankelijke gedachte van 3 bl. 303. ? De beschikbaarstelling munten, ton voor het aanmunten van kopergeld, bl. 304.? van het gebruik der f 1.860.000 ten be Overzicht bl. 306. hoeve der Eerste expeditie, De

438
VII.

INHOUDSOPGAVE.
Bladz.

De in Januari 1815gesloten contracten voor het leveren ten behoeve van Indie van duitenplaatjes en gernunt De Landsmunt teUtrecht, bl. 307. ? Splitsing van de duiten-industrie in het maken der plaatjes en het munten ervan, bl. 311. ? Commissaris Vollen bl. 313. ? De Geldersche in hoven, knipperijen ? met De bl. 314. Heus De Heus, mededinging en als munter der duiten bl. 315. ?Van Hasselt van voor 't Hoen De Heus het maken duiten tegen bl. 319. ? De contracten met Van Hasselt plaatjes, en C? en met De Heus, bl. 321. ? Questie met De over het gebruik van oud koper, bl. 322. ? Heus ' over de firma Van Hasselt en C? en wan Klachten trouwen tegen De Heus, bl. 323. ? Het jaartal 1814 op kopergeld, terwijl eerst in 1815 de munting ervan begon, bl. 324.
koper . . . .. 307

VIII.

van onzen consul-generaal Wm. May Bemoeienis te voor Indie . . . Londen met de duiten-aanmunting er toe, bl. 325. ? van Aanleiding Ontstemming bl. 327. ? May heldert tegen De Heus, Goldberg bl. 329. op en Vollenhoven verdedigt De Heus, ? in 1814geregelde UitZet" der Commissie-Generaal het kopergeld aangaat.331

325

IX. Het wat

invloed op de duiten-aanmunting Storende tenge ? volge van Napoleon's terugkomst van Elba, bl. 331. over De Heus en klachten over Van Tevredenheid van den prijs en C?, bl. 331. ? Hasselt Daling voor tot f 96 de 100?, bl. levering der plaatjes 334. ? Het met de Eerste expeditie medegenomen bl. 337. kopergeld, X. De stempels op de na Indie's duiten en halve duiten..338 ? Herstel ingevoerde

in 1812 van alle muntstempels, bl. 339. Vernietiging in 1815 de waarde-aanduidingen De dat reden, be 'der Kaapsche duiten van het Staatsbewind aan De Heus houden blijven, bl. 340. ? Opdracht om de stempels te maken, bl. 341. ? Het wapen ? bl. 342. Hoe het handhaven blijft onveranderd, der waarde-aanduiding ook te verklaren door deMunt bl. 343. ? De stempeljaren regeling van Goldberg, ? in 1821 345. bl. het op kopergeld, Verandering bl. 346. ? Hand 1822 van de stempels inHolland, having van den stempel van 1815 in Indie, bl. 348.

INHOUDSOPGAVE.

439
Bladz.

XI. De

. in Indie gemunte duiten grondstof ? bl. 350. Geschutmetaal, Japansch koper, bl. 350. ? ? door C. C. G. G. der Tin, bl. 351. Terugkoop De van het Tus Britsche tinnen duiten, bl. 351. ? schenbestuur overgenomen koperen duiten, bl. 354. ? De koper-uitgifte onder C. C. G. G., bl. 356. voor de ....... voordeel der duiten-uitgifte Een berekening van Goldberg, bl. 356. ? Het aan ? door den Inlander, bl. 357; zienlijk kopergebruik hieromtrent bij het bestuur in Indie, Verblinding bl. 359. ? bl. 359. ? Geestdrift Feitelijke geldnood, van Falck, bl. 360. ? Oordeel van Willem v. Hogen dorp, bl. 361. Invoering van den Kolonidlen gulden..362

349

XII. Het

356

XIII.

Betrekkelijke ohbekendheid van den gulden in Indie bl. 362. ? Het organiek be tijdens de Compagnie, sluit tot invoering van den kolonialen gulden, bl. 365. ? 13 September Het d.d. 1803 vastge bl. 368. ? steld plakkaat, Baud's Beschouwing, bl. 370. ? Het Indisch muntrapport van 1825 erover, bl. 371. ? Geen onderscheid tusschen gemaakt ? De minderwaardigheid gulden en ropij, bl. 373. ? De van den Kolonialen vraag of er gulden, bl. 374. twee soorten van guldens hebben bestaan, bl. .374. XIV. ? Het in 1814geregelde Uitzet" der Commissie-Generaal, ... . . wat het zilver betreft."7 ? De Goldbergsche gulden van 166| aas, bl. 376. De reden, dat de Utrechtsche munt dien gulden niet muntte, bl. 377. ?De bezwaren tegen. het ver ? van goede stempels, bl. 379. krijgen Goldberg's om mislukte het niet te doen ontdekken, pbging dat zijn gulden niet 200 azen inhield , bl; 382.? van zilver ter vermimting De tot dien opkoop ? Het ?Uitzet" in zilver, bl. 386. gulden, bl. 384. De uitgifte der Generaliteitsguldens
in 1817 . . . .

376

XV.

door de Commissie
. . . . . . . . 388

Generaal

dat niet werd gemunt de Goldbergsche Reden, ? En dat C. C. G. G. gulden van 166f aas \ bl. 388. z66 lang het aanspreken van hun uitzet verschoven, bl. 389. ? Wat Elout en Van der Capellen hiervan aan Falck hehben geschreven, bl. 390. ? Het laatste bl. 392. stempeljaar der Generaliteitsguldens,

440
XVI. De

INHOUDSOPGAVE
Bladz.

te Soerabaja. 1816-1817 Ropijen-aanmunXing ? De aanleiding hiertoe, bl. 394. De verschillende bl. 395. ? ropijengehalten onder het Tusschenbestuur, tot aan Het bevel der C. C. G. G. onwillekeurig ? De van 396. 227 bl. azen, munting ropijen op van den resident van Soerabaja d.d. 15 bedenkingen 1816 en begin van de aanmunting den December ? Diefstal in den nacht van volgenden dag, bl. 398. 17 Januari 1817 in de Munt 16 op te Soerabaja, voorstel Indrukken van het Soerabajasche bl. 402. ? van 215, en niet van 200 azen, tot aanmunting De De bl. 405. ? bl. 409.. ? adviezen, gegeven van C. C. G. G. d.d. 24 en 27 Juni 1817 beslissingen tot het eindigen van de Ropijen-aanmunting, bl. 412. Uitrekening aanmunting van het verlies, geleden van 1816-1817.415 op de Ropijen

van

394

XVII.

van Soerabaja d.d. 23 De toelichtende missive bl. 415. ? 1817 en haar Aantooning, Augustus De berekening van de 20 en 13 percent verlies op bl. 419.? de posten D, F, H der Aantooning, De berekening van het verlies op een ropij van 227 azen bij uitgifte voor 200 azen, De bl. 420. ? en over bl. I 422. G het avance-posten geringe verlies, ? van de Aantooning, bl. 424. De samenstellers XVIII. Sluiting De der Zilvermunt te Soerabaja.425

uitgifte der ropijen van 227 azen, bl. 425.? van het gebouw der Zilvermunt in een Verandering aan den eenigen bl. 428. ? pastorie, Herinnering bewaarden gulden van de zilvermunting te Soerabaja, bl. 429. XIX. Verkoop van het resteerende baarzilver te Calcutta. 430

N.B.

blijkens bl. 359 van zijn ?Beisboek", opgenomen in deze Bijdragen, dl. 68
(1913) zoeht de herkomst van Suratte in soerat

In noot

onze in 1819 bl. 432. Overzending factorijen, ver van het baarzilver, bl. 433. ? Onderhandsche koop ervan, bl. 434.
2, bl. 431, heb ik Havart te kort gedaan. Niet bij, maar

der weverijen bij de herkrijgingin 1817-1818 van ?

De lijnwaadhandel den Compagniestijd,

in op de kust van Koromandel De bl. 430. ? achteruitgang

Boiling,

You might also like