You are on page 1of 11

Inhoudsopgave

Inleiding ...........................................................................................................................2

Na de Tweede Wereldoorlog ...........................................................................................3

Het leven ....................................................................................................................3

De literatuur ................................................................................................................3

Het ontstaan en de mentaliteit van de Vijftigers ..............................................................3

De dichters ......................................................................................................................5

Lucebert .....................................................................................................................5

Gerrit Kouwenaar .......................................................................................................5

Hugo Claus ................................................................................................................5

Simon Vinkenoog .......................................................................................................5

Jan G. Elburg .............................................................................................................6

Bert Schierbeek ..........................................................................................................6

Remco Campert .........................................................................................................6

De poëzie van de Vijftigers ..............................................................................................6

Stilistische aspecten ..................................................................................................7

Reactie op de Vijftigers ....................................................................................................7

Invloed Vijftigers op anderen ...........................................................................................8

Analyse gedicht ...............................................................................................................8

Ik tracht op poëtische wijze (Lucebert) .......................................................................8

Evaluatie .......................................................................................................................10

Bijlage: Bronnenlijst .......................................................................................................11

Pagina 1
Inleiding
Onze keuze voor het onderwerp van onze poëzie-opdracht is gevallen op het bestuderen
van een bepaalde generatie dichters. Het leek ons interessant om te kijken naar de
generatie dichters van ná de Tweede Wereldoorlog. Al gauw kwamen wij erachter dat er
één bepaalde groep is die voor een soort ʻliteraire revolutieʼ heeft gezorgd in de jaren na
de Tweede Wereldoorlog: de ʻVijftigersʼ.

Na de Tweede Wereldoorlog brak een tijd aan van orde en burgerlijkheid. De leden van de
beweging van Vijftig waren jonge dichters, die het niet eens waren met deze gevestigde
orde. Het moest cultureler, en bovendien: leuker worden! Ze wilden na de periode van de
economische crisis en de oorlog nu eindelijk eens genieten van het leven. Meer informatie
over het leven en de literatuur in de jaren ʼ40/ʼ50 kun je lezen in het hoofdstuk ʻNa de
Tweede Wereldoorlogʼ. In het hoofdstuk ʻHet ontstaan en de mentaliteit van de Vijftigersʼ
zullen we meer uitleggen over hoe de groep ʻde Vijftigersʼ is ontstaan. Ook zullen we iets
uitleggen over hun ideeën en hun beweegredenen om ʻnieuweʼ poëzie te schrijven. De
leden van de Vijftigers worden voorgesteld in het hoofdstuk ʻDe dichtersʼ.

De poëzie die de Vijftigers maakten, noemt men ʻexperimentele poëzieʼ. Deze


experimentele poëzie was een reactie op de vrij zakelijke traditionele poëzie. Zo vonden
de Vijftigers traditionele poëzie-elementen als rijm, metrum en strofebouw onbelangrijk. In
het hoofdstuk ʻDe poëzie van de Vijftigersʼ kun je meer lezen over de uiterlijke kenmerken
van deze experimentele poëzie en de overlap met andere modernistische stromingen,
zoals bijvoorbeeld het expressionisme.

In een tijd van orde en burgerlijkheid was niet iedereen even blij met zoʼn groepje
experimentele dichters. Men vond het onbegrijpelijke wartaal en veel mensen konden het
niet waarderen. In het hoofdstuk ʻReactie op de Vijftigersʼ staat uitgelegd hoe men
reageerde op deze nieuwe poëzie.
De poëzie van de Vijftigers liet bij sommigen wél een goede indruk achter. Zo zijn er
tegenwoordig nog steeds sporen te vinden van de stijl van de Vijftigers. Je kunt daar meer
over lezen in het hoofdstuk ʻInvloed Vijftigers op anderenʼ.

Veel leesplezier!

Pagina 2.
Na de Tweede Wereldoorlog
Het leven
Eind jaren ʼ40: Nederland was bevrijd en de oorlog was voorbij,
maar tegelijk eigenlijk overal nog aanwezig: er was schaarste,
zuinigheid, woningnood en moeizame dekolonisatie. Zo werd
Nederlands-Indië de onafhankelijke staat Indonesië, en veel
mensen waren in shock dat Nederland nu van wereldmacht naar
klein Europees landje veranderd was. Daarnaast kwam de
dreiging van een nieuwe wereldoorlog en de atoombom er nog
bij.1 Dit alles maakte de eerste jaren na de oorlog tot een sobere
en sombere tijd. Hoewel men in de oorlog had gehoopt op
grootscheepse maatschappelijke veranderingen en
vernieuwingen, werd de situatie van vóór 1940 eigenlijk weer
grotendeels hersteld, en de bevolking verdeelde zich wederom in
zuilen. Het dagelijks leven eind jaren ʼ40 richtte zich meer op
herstel, dan op de veranderingen waar men op had gehoopt. De
handen moesten uit de mouwen, en er kwam een erg streng regime. Er werd hard gewerkt
om het leven weer op orde te krijgen en mensen leefden bijzonder zuinig; een tijd voor
experimenten was het niet, tucht en orde was de tendens.

De literatuur
Net als in het dagelijkse leven, greep men ook in de literatuur veelal terug op de
vooroorlogse stromingen, zoals bijvoorbeeld de traditionele ʻpoésie parlanteʼ van de
nieuwe zakelijkheid uit de jaren ʼ30. Er kwam echter ook een nieuwe stroming naar
Nederland: vanuit Frankrijk bereikte het existentialisme ook ons kikkerlandje. Het
existentialisme is een stroming die individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en
subjectiviteit voorop stelt. Iedere persoon is een uniek wezen en verantwoordelijk voor zijn
of haar eigen lot. Ook al ben je een slachtoffer je bent toch persoonlijk verantwoordelijk,
omdat je je eigen lot kiest. Het hebben van die verantwoordelijkheid vereist betrokkenheid
bij alles wat er in de wereld gebeurt. Het existentialisme kon Nederland zo goed bereiken,
omdat men de herinnering aan de verschrikkelijke oorlog nog in het geheugen had staan
gegrift en vanuit deze ideeën kon men makkelijk aansluiting vinden bij het existentialisme.

De betrokkenheid voortvloeiend uit het existentialisme leidde tot een zogeheten


geëngageerde literatuur: literatuur die gericht is op de maatschappelijke situatie en vooral
aandacht heeft voor sociale en politieke misstanden. Veel geëngageerde romans rekent
men tot de roman noir: sombere, ʻzwarteʼ romans waarin het leven uitzichtloos is en de
mens eenzaam is.

Het ontstaan en de mentaliteit van de Vijftigers


Onder jonge kunstenaars heerste echter een grote vrijheidsdroom, en een streng regime
accepteerden ze eigenlijk niet. Ze waren opgegroeid in de ellende van de crisis, daarna de
ellende van de oorlog en nu weer die verschrikkelijke wederopbouw. Wanneer konden ze
eindelijk eens gaan genieten van het leven en iets leuks gaan doen? Van een vernieuwd
cultureel leven kwam echter niet zoveel terecht: het culturele leven herstelde zich alsof er
niets gebeurd en men pakte de draad weer op waar ze deze achtergelaten hadden.
Uiteindelijk gingen deze jonge kunstenaars hun culturele bevrijding dus zelf maar zoeken..

1 Zoals Gerrit Kouwenaar het mooi omschreef: “een hete oorlog naschroeiend in geheugen en lichaam.”
Pagina 3.
In 1948 richtten de jonge schilders Appel, Corneille en Constant
de Experimentele Groep Holland op. De ʻculturele revolutieʼ waar
ze op gehoopt hadden bleef uit en ze vonden dat kunst na de
oorlog een nieuwe impuls nodig had: men moest experimenteren
met kunst om tot nieuwe inzichten te komen. Samen met een
aantal gelijkgezinde kunstschilders en literatoren richtten zij de
Cobra beweging op. Dit was internationale vereniging van
kunstenaars die ʻmoderne kunstʼ maakten, afkomstig uit
Copenhagen, Brussel en Amsterdam. Lucebert, Kouwenaar en
Elburg traden toe tot de Experimentele Groep om gedichten te
maken voor het tijdschrift ʻReflexʼ. In 1949 kwamen Lucebert en
Schierbeek in contact met Campert en Kousbroek. Ook een
ontmoeting met de jeugdige dichter Vinkenoog geschiedde vlot.
De Vijftigers waren geboren.

De Vijftigers waren dus eigenlijk jongeren die ontevreden waren dat er nu “weer een tijd
van ellende” was. Het was een kring van jonge dichters die “het vrije leven vierden op
papier”. Ze schreven energiek, jeugdig en hadden lak aan de toentertijd geldende
versvormen. Dat was allemaal een dode traditie, zo vonden zij. Ze waren experimentele
dichters en waren een soort van bohémiens: ze misprezen de toentertijdse burgerlijke
levenswijze en imiteerden het onbezorgde leven van zigeuners uit de Bohemen; die
poésie parlante vonden ze maar niks.

De belangrijkste Vijftiger was waarschijnlijk Lucebert. Hij was een dichter die zich absoluut
niets aantrok van de gevestigde orde en alles aan zijn laars lapte. Hij deed dat op zoʼn
manier dat hij niemand een idee had hoe ze daarmee om moesten gaan. Ter illustratie van
de mentaliteit van Lucebert (en met hem de Vijftigers), het volgende voorbeeld - één van
de ludieke activiteiten die hij ondernomen heeft:

In 1954 krijgt Lucebert de poëzieprijs van de stad Amsterdam toegekend voor zijn bundel
ʻApocriefʼ. De uitreiking vond plaats een jaar later in het Stedelijk Museum. Lucebert
besloot de prijs in stijl in ontvangst te nemen:

ʻ...... Iets anders is dat ik op 27 mrt zaterdavonds 8:15 in het Sted. Huis gehuldigd en
gekroond en oorgekond zal worden door de gemeente Aʼdam ......... enfin, je kent het
allemaal. Ik heb voor deze gelegenheid iets aardigs bedacht, waaraan een heleboel
mensen plezier kunnen beleven. Das kommt nur einmal... Stel je voor: ik kom als Keizer
(antieke) der 5tigers (vijf tijgers) met groot gevolg in kleurige pakken, alles keurig in hofstijl.
Trompetten zullen schallen. Confetti en terpentine regens. Zenuwachtig heren in
avondtoilet. Ik lees troonrede (opzienbarend) De
verenigde pers noteert. Mooie fotoʼs worden gemaakt en
leggen historisch moment voor de eeuwigheid vast.
enz.ʼ 2

Lucebert, verkleed als keizer, ging met overige dichters,


verkleed als zijn hofhouding, naar de uitreiking. Dit werd
helemaal niet gewaardeerd: zoʼn prijsuitreiking moest je
serieus nemen en er op zoʼn manier de draak mee
steken, kon absoluut niet in die tijd. De meeste leden van

2Bron: Brief van Lucebert aan Louis van Gasteren, een Nederlandse filmregisseur die uiteindelijk alle
kostuums geregeld heeft voor Lucebert.
Pagina 4.
de ʻhofhoudingʼ hadden geen uitnodiging, en mochten niet naar binnen. In plaats van een
prijs te krijgen, werd Lucebert met zijn hele gezelschap uit het museum verwijderd. Buiten
het museum ontstonden allemaal relletjes. Het was geen enorme actie, maar je hoefde in
die tijd niet zoveel te doen om op te vallen. De autoriteiten waren als de dood dat er iets
zou gebeuren en wisten totaal niet om te gaan met dit soort grapjes.

Dit voorbeeld illustreert erg goed hoe erg de Vijftigers ervan hielden om alles te
provoceren. Het feit dat ze voorpaginaʼs haalden met een actie die in deze tijd alleen maar
als ʻludiekʼ of ʻgrappigʼ bestempeld zou worden, geeft de context van de tijd van
wederopbouw goed weer: alles moest ordelijk gebeuren en dit soort acties konden
absoluut niet.

De dichters
De belangrijkste Vijftigers waren: Elburg, Kouwenaar, Claus, Schierbeek, Vinkenoog,
Campert en bovenal Lucebert, de ongekroonde keizer der Vijftigers. Hieronder wordt over
elk van de dichters kort iets uitgelegd.

Lucebert
Lucebert werd geboren onder de naam Lubertus Swaanswijk. Hij publiceerde vaak in het
tijdschrift Braak, waarin hij de bijnaam ʻkeizer der vijftigersʼ
kreeg. Zijn kunst, die vooral in het begin sterk beïnvloed was
door Cobra, weerspiegelt een vrij pessimistisch wereldbeeld.
Meer dan andere experimentelen heeft Lucebert zich in zijn
gedichten geconcentreerd op levensvragen, bijvoorbeeld:
wat is de mens? - Welke plaats neemt hij in in de
schepping? Een aantal van zijn verzen is op muren van
grote gebouwen geschilderd.

Gerrit Kouwenaar
Kouwenaar zat bij de Experimentele Groep Holland en later ook de Cobra. De rode draad
die door Kouwenaars werk loopt, is de aandacht voor de relatie tussen kunst en
werkelijkheid. Zijn poëzie wordt vaak gecompliceerd genoemd, maar toch wordt hij
beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse dichters van zijn tijd. Kouwenaar
maakte ook talrijke vertalingen van toneelstukken, bijvoorbeeld van Sartre, Dürrenmatt en
Brecht.

Hugo Claus
Claus maakte proza, poëzie, toneel en beeldende kunst. Daarnaast
schreef hij scenarioʼs en werkte hij als regisseur. Het werk van Hugo
Claus is divers van karakter. Terugkerende thema's zijn: de liefde voor
de moeder, de haat tegen de (afwezige) vader, seksualiteit, het
schuldgevoel door het katholieke geloof en Vlaanderen in en na de
oorlog. Claus bleef zich zijn leven lang verzetten tegen elke poging
om hem vast te leggen op een kunstvorm.

Simon Vinkenoog
Toen Vinkenoog vanaf 1948 in parijs woonde begon hij het
Nederlandse literaire blad Blurb. In dat tijdschrift Blurb sprak Vinkenoog zich gedecideerd
uit over allerlei literair-politieke zaken. In de periode 1950-51 verschenen van dit blad 8
nummers. Tot nummer 4 werd het tijdschrift door Simon Vinkenoog vanuit Parijs als een
eenmanspublicatie uitgegeven. Daarna werkten nog andere experimentele schrijvers mee.
Pagina 5.
Jan G. Elburg
Elburg publiceerde vanaf 1941 gedichten. In 1946 werd hij redacteur van Het Woord. Later
sloot hij zich aan bij de Cobra en werd redacteur van Podium. Meer dan de andere
Vijftigers is hij trouw gebleven aan zijn uitgangspunt: het op losse schroeven zetten van de
taal om op deze manier in te kunnen spelen op zich steeds weer voordoende clichés en
bedreigende normen. Hierdoor kenmerkt zijn taalgebruik zich onder andere door
woordenspel.

Bert Schierbeek
In 1946 sloot Schierbeek zich aan bij de Cobra-groep, die
voornamelijk bestond uit beeldend kunstenaars en werd hij
redacteur van het tijdschrift Woord. Schierbeek schreef
romans, verhalen, toneelstukken, essays en gedichten, al was
het onderscheid tussen de verschillende vormen niet altijd
even duidelijk. Een episch gedicht leek een kort verhaal en zijn
verhalen zijn dichterlijk van vorm. Schierbeek verzette zich
tegen traditioneel taalgebruik en literaire patronen.

Remco Campert
Campert is dichter en schrijver van verhalen en romans. In
1950 is hij medeoprichter van het tijdschrift Braak, het tijdschrift
voor experimentele dichters. Campert was een van de minst
experimentele dichters, en gold als de meest ʻverstaanbareʼ
vijftiger. Hij was ook meer romantisch ingesteld dan andere
vijftigers.

De poëzie van de Vijftigers


De ʻvrijeʼ poëzie van de Vijftigers was een soort reactie op de traditionele en zakelijke
poésie parlante of parlando-poëzie. Deze poëzie van de nieuwe zakelijkheid uit de jaren
ʼ30 werd zo genoemd, omdat het geschreven is in de alledaagse taal en qua metrum erg
op de ʻpraattaalʼ lijkt. Deze vorm van dichtkunst werd gebruikt, omdat men voor iedereen
begrijpelijk over wilde komen en de dichtkunst wilde integreren in het alledaagse. Poésie
parlante was een kritische literatuur en vooral fel gekant tegen het toen opkomende
fascisme.

De Vijftigers zetten zich af tegen de traditionele poëzie en je kunt hun gedichten dus
rekenen tot de modernistische poëzie. Zo erkenden ze geen scheiding tussen kunst en
leven: conventionele dichters vonden dat deze scheiding er wel degelijk was. Als mens
moest je erg burgerlijk leven, kunst was weer iets heel anders.

De poëzie van de Vijftigers heeft vaak sterk betrekking op de tijd waarin ze leefden. De
Tweede Wereldoorlog was over en het was een tijd van wederopbouw. Tegelijkertijd
woedde er de Koude Oorlog tussen Amerika en Rusland. Ze gaven weer wat voor indruk
dit op hen maakte in hun gedichten. Daar zien we dus weer hoe het expressionisme
invloed had op de Vijftigers. Bij het expressionisme ging het namelijk om het weergeven
van een gevoel wat je ergens bij krijgt.

Pagina 6.
Stilistische aspecten
De Vijftigers beschouwden klassiek geworden kenmerken van de poëzie, zoals rijm en
metrum, als overbodig. Hun gedichten kenmerkten zich dan ook door rijm- en metrumloze
regels, een vrije (onregelmatige) strofebouw en weinig of geen interpunctie en
hoofdletters. Je kunt hier dan ook een overlap met het expressionisme zien: in de
expressionistische gedichten werd ook niet of in mindere mate gebruik gemaakt van rijm,
metrum of regelmatige strofebouw. Ook gaven de Vijftigers zichzelf grote syntactische
vrijheid: ze zagen grammatica een korset, dus ook iets waar ze uit wilden breken, net
zoals andere elementen waar eerst zoveel waarde aan werd gehecht. Esthetiek stond dus
niet bepaald op hun prioriteitenlijstje.

De Vijftigers probeerden de taal in hun gedichten zo persoonlijk mogelijk te maken. Daar


zien we dus wel hoe de poésie parlante toch een raakvlak heeft met de Vijftigers, terwijl ze
zich juist tegen die poëzie afzetten. Ze legden de nadruk op klank en maakten ze dus veel
gebruik van assonantie en alliteratie. Ook kreeg beeldspraak die autonoom werd een
dominerende plaats: de beeldspraak ging voor zich spreken en verwees niet meer terug
naar een werkelijkheid buiten het gedicht. De inhoud van het gedicht bestond enkel uit
beelden in plaats van dat de inhoud met beelden beschreven werd. Het verband binnen
het gedicht was meer associatief (dus: werkend met associaties) dan rationeel of causaal
(dus: een logisch verband, met een reden). Er zat dus niet echt een logisch verhaal in,
maar het bracht je als het ware van de ene gedachtensprong naar de andere.
Al met al maakte het veelvuldige gebruik van associatieve en autonome beeldspraken de
gedichten van de Vijftigers zeer persoonlijk. Ook waren hun gedichten vaak ironisch en vol
met woordspelingen. Dadaïsten walgden van een wereld die beheerst werd door
burgerlijke conventies en daarmee walgden ze ook van kunst die niets anders deed dan
dat representeren. Hun poëzie uitte zich in spot en sarcasme. Daar zien we dus een
overlap van de poëzie van de Vijftigers met het dadaïsme.

Reactie op de Vijftigers
De Vijftigers plaatsten zich, zoals eerder al uitgelegd, duidelijk tegenover de eerdere
generaties. De nuchtere mensen in de jaren 50 wisten niet wat ze hiermee aan moesten,
en dat veroorzaakte fricties. Met de vechtpartij die eerder in het Stedelijk museum had
plaatsgevonden naar aanleiding van de verkleedpartij van de Vijftigers, had de groep
dichters al naam gekregen. Hierdoor kwam er in een Elsevier van 1950 een enquête over
de jonge Nederlandse poëzie. Hieruit bleek dat men vond dat “de poëzie op een dood
spoor” gekomen was, mensen zagen de poëzie van de Vijftigers als een gevolg van
verminkt intellect en zagen Lucebert liever dood dan levend en dichtend. Dit omdat hij
bijvoorbeeld op een podiumavond de woorden ʻkutʼ, ʻpikʼ, en ʻlulʼ uitsprak. Men was
absoluut niet gediend van het dadaïstische gedrag van Lucebert; de autoriteiten waren
absoluut niet gewend aan dit soort geprovoceer. Lucebert die in 1954 zijn poëzieprijs in
ontvangst nam gekleed en gekroond als keizer is een goed voorbeeld van hun ludieke
acties 3.
Een bekende reactie is die van dichter Bertus Aafjes, een schrijver uit die tijd. Hij
vergeleek de experimentele poëzie met de fascistische bezetters van Nederland tijdens de
Tweede Wereldoorlog.
In 1952 publiceerde Jan Hanlo het gedicht ʻOoteʼ. Hierop kwamen zelfs Kamervragen,
omdat men dit ʻinfantiele gebazelʼ zonde vond van het belastinggeld.

3 Zie hoofdstuk ʻHet ontstaan en de mentaliteit van de Vijftigersʼ.


Pagina 7.
Invloed Vijftigers op anderen
De avant-garde van de Vijftigers, met hun weinig melodische poëzie, was nog sterker dan
die van de Tachtigers. Met deze nieuwe soort poëzie wilden ze zich afzetten tegen de
tuttige behoudende moraal die heerste in de jaren 50. In het vorige hoofdstuk heb je
vooral kunnen lezen over de behoudend negatieve reacties op de Vijftigers. Toch werden
zij in die tijd ook wel gewaardeerd, anders hadden hun tijdschriften en boeken en
dergelijke nooit stand kunnen houden. Het is bekend dat zij destijds vooral heimelijk door
de jeugd gelezen werden.
De Vijftigers hebben ook wel degelijk invloed gehad op de poëzie van nu. Door de
Vijftigers zijn als het ware de grenzen verlegd van hoe men naar een gedicht kijkt. Als zij
er niet waren geweest, waren we nu misschien ook nog wel gedwongen geweest om niet
alleen poëzie, maar ook kunst volgens bepaalde maatschappelijk vastgelegde regels te
maken. Neem bijvoorbeeld het gedicht van Lucebert dat hieronder besproken wordt: het
heeft geen duidelijk metrum, geen duidelijk eindrijm en aan ook de strofebouw is geen
touw vast te knopen. Toen vonden de mensen dat stom, maar nu hoeft voor ons een
gedicht ook niet te rijmen, zolang het maar een bepaald gevoel opwekt. Je hoeft er niet
van te houden, maar je hebt wel de keuze in wat je waardeert. En dit allemaal door de
geestverruimende mentaliteit van de Vijftigers.

Analyse gedicht
Ik tracht op poëtische wijze (Lucebert)
ik tracht op poëtische wijze (9)
dat wil zeggen (4)
eenvouds verlichte waters (7)
de ruimte van het volledig leven (10)
tot uitdrukking te brengen (7)

ware ik geen mens geweest


gelijk aan menigte mensen
maar ware ik die ik was
de stenen of vloeibare engel
geboorte en ontbinding hadden mij niet aangeraakt
de weg van verlatenheid naar gemeenschap
de stenen stenen dieren dieren vogels vogels weg
zou niet zo bevuild zijn
als dat nu te zien is aan mijn gedichten
die momentopnamen zijn van die weg

in deze tijd heeft wat men altijd noemde


schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum

niet meer alleen het kwade


de doodsteek maakt ons opstandig of deemoedig
maar ook het goede
de omarming laat ons wanhopig aan de ruimte
morrelen
Pagina 8.
ik heb daarom de taal
in haar schoonheid opgezocht
hoorde daar dat zij niet meer menselijks had
dan de spraakgebreken van de schaduw
dan die van het oorverdovend zonlicht

Dit gedicht van Lucebert is een typische vorm van modernistische poëzie. Zo houdt hij zich
niet zo nauw aan de dichtregels van de traditionele poëzie. Het gedicht bestaat uit vijf
strofes. De eerste, vierde en vijfde strofe bestaan uit vijf versregels. De tweede en derde
zijn enigszins langer. Een regelmatige stofebouw met terzetten en kwatrijnen is dus
afwezig, wat kenmerkend is voor de poëzie van de Vijftigers.
Een ander typerend kenmerk van deze poëzie was het ontbreken van een duidelijk
metrum. In de eerste alinea staat het aantal lettergrepen tussen haakjes aangegeven. Je
kunt zien dat er geen structuur in zit. Je kunt het gedicht dus metrumloos noemen.

Het gedicht vertoont ook duidelijke expressionistische trekken: er wordt helemaal geen
interpunctie of hoofdletters gebruikt. In alle 32 regels staat geen enkele punt, komma of
hoofdletter. Als je alle regels achter elkaar leest, kun je concluderen dat het hele gedicht
eigenlijk één grote lange zin is waar alle interpunctie ontbreekt. Er is dus heel regelmatig
sprake van enjambement. Het lijkt alsof Lucebert de pauzes in zijn zin, maar men
normaliter een komma zou plaatsen, heeft ingevuld met een komma.

Opvallend is wel dat er veel woorden dubbel zijn opgeschreven. Bijvoorbeeld: “de stenen
stenen dieren dieren vogels vogels weg” (r. 12) of “schoonheid schoonheid haar gezicht
verbrand” (r. 17). Deze zinnen zijn een vrij letterlijke vorm van herhaling om zo nog eens
extra nadruk te leggen op hetgeen dat Lucebert echt wil overbrengen: zijn gevoel.

Een alliteratie zit in bijvoorbeeld in regel 7: “menigte mensen”


Een antithese kun je vinden in regel 10: “geboorte en ontbinding hadden mij niet
aangeraakt”, want geboorte is het ontstaan van iets, terwijl ontbinding het uit elkaar vallen
van iets is. Ook de laatste regel is een antithese: “oorverdovend zonlicht”, het zonlicht
maakt geen geluid. Dit is overigens ook een synesthesie. Zonlicht zie je, dat neem je waar,
maar Lucebert doet hier voorkomen alsof hij het kan horen. Dat is dus een combinatie van
twee verschillende zintuigen. Datzelfde oorverdovende zonlicht stelt hij tegenover de
schaduw in de regel erboven, dus heb je nog een antithese.

De natuur krijgt ook een aantal menselijke eigenschappen, bijvoorbeeld “de


spraakgebreken van de schaduw” (r. 31) en “de rok van het universum” (r. 22). Hier is dus
sprake van een personificatie.
In regel drie staat: “eenvouds verlichte waters”. Dit zou Lucebert heel goed als paradox
bedoeld kunnen hebben. Water is een relatief zware substantie, maar wie weet verdampt
het wel, en dan zou het wel weer kunnen. Het is expressionistisch bedoeld, want hij wil er
direct zijn gevoel mee uitdrukken.

In het gedicht begint Lucebert eerst over dat het leven zo veel omvat. Dan vertelt hij dat
het ook zo weinig poëtisch is en dat het eigenlijk heel moeilijk poëtisch te omschrijven is.
Hij zegt dan ook “ik tracht op poëtische wijze..” Hij was liever niet een der mensen
geweest, omdat de mensen zoʼn eenzelfde menigte zijn, en daarmee sterfelijk. Het gaat
hem om eeuwigheid. Hij zegt dat de schoonheid haar gezicht verbrand heeft, de
schoonheid is volgens hem nog ver te zoeken in zijn tijd. Misschien wel omdat Nederland
zojuist verwoest uit de oorlog komt, misschien wel omdat hij vindt dat de mensen zich niet
meer zo schoon gedragen. Dit is te concluderen uit het feit dat hij zegt dat het goede ook
Pagina 9.
niet echt meer vastligt. Hij zoekt het maar in de taal; de taal is iets waar hij het schone nog
in ziet. Toch vergelijkt hij de taal niet alleen met (oorverdovende) zon, maar ook met
(spraakgebrekkige) schaduw. Er zitten dus ook mindere kanten aan de taal. Wellicht
omdat er ook zoveel nare dingen met taal worden geschreven en uitgesproken. In 1954,
toen Lucebert dit gedicht schreef, was de oorlog net voorbij. Het taalgebruik heeft alleen al
in de Tweede Wereldoorlog voor heel veel ellende gezorgd. Vooral Hitler is er veel te ver
in gegaan, met zijn opzwepende redevoeringen.

Een conclusie is dat Lucebert enorm veel stijlfiguren en beeldspraken gebruikt. Daarnaast
trekt hij zich ook in dit gedicht, zijn bekendste en daarmee het bekendste gedicht van de
Vijftigers, vrij weinig aan van alle regels omtrent versvormen. Een typisch gedicht van een
Vijftiger dus!

Evaluatie
Toen wij besloten hadden in het kader van deze verdiepende opdracht, ons poëtische licht
over de Vijftigers te laten schijnen, bleek dat we een groot aantal aspecten onder de loep
konden nemen. Wij hebben dan ook niet gewerkt met hoofd- en deelvragen. We hebben
verschillende deelonderwerpen gekozen en over ieder van deze onderwerpen hebben wij
informatie opgezocht. Deze onderwerpen hebben we verdeeld over ons tweeën en later
hebben we elkaars teksten weer aangevuld.

We vonden het beide leuk om zoveel verschillende kanten van het onderwerp te zien.
Neem bijvoorbeeld de stilistische aspecten van de poëzie van de vijftigers. Het stilistische
aspect is dat juist dat hun gedichten geen stilistische aspecten hebben! Ook de
raakvlakken zoeken tussen de poëzie van de Vijftigers en bijvoorbeeld het expressionisme
bleken we erg interessant te vinden.

Het is opmerkelijk dat er in die tijd een groep ontstond die zich zo radicaal afzette tegen de
gevestigde orde toentertijd. Toch is dat heel belangrijk geweest voor de verdere
ontwikkeling van de Nederlandse poëzie en daarmee literatuur. Grote kans dat we zonder
de Vijftigers een stuk minder modernistisch waren geworden. Zonder de ʻliteraire revolutieʼ
van de Vijftigers had het ʻvrijʼ worden van de poëzie waarschijnlijk in ieder geval langer
geduurd.

De Vijftigers lijken zo na het lezen van dit boekje misschien wel een verschrikkelijk serieus
onderwerp. Serieus is edoch niet het eerste kernwoord dat bij ons opkomt als wij denken
aan de Vijftigers, na ons er zo in verdiept te hebben. Eigenlijk waren de Vijftigers vooral
een stelletje jolige jonge dichters. Neem nou de zeer ʻschokkendeʼ dadaïstische acties die
ze ondernamen. Zoʼn Lucebert in zijn Prins Carnaval-uitrusting is toch niet serieus te
nemen? De reactie van de conservatieve autoriteiten vonden we dan ook erg grappig om
te lezen.

Onze conclusie: eigenlijk waren die Vijftigers zo gek dus nog niet. Althans, dat ligt eraan
op welke manier je naar het woord gek kijkt. In hun ideeën en beweegredenen om zich af
te zetten tegen de gevestigde orde, konden we ons wel vinden. Dat ze zo gek als een
deur waren stond echter wel vast. Eigenlijk best een leuk en leerzaam project dus.
Ode aan de educatie!

Pagina 10.
Bijlage: Bronnenlijst
Auteur Titel Soort Publicatiejaar

VPRO Geschiedenis Andere Tijden: De Videofragment 2001


Vijftigers

Dautzenberg, Literatuur geschiedenis en Schoolboek 2004


J.A. leesdossier

Vaessens, Over de Vijftigers en de terugkeer Artikel 2003


Thomas van strofen en rijm in de poëzie

Rodenko, Nieuwe griffels schone leien: een Bloemlezing 1974


Paul bloemlezing uit de poëzie der avant-
garde

Diverse websites

Pagina 11.

You might also like