You are on page 1of 11

s)

'')
')
)

11

Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de


Belgique, 68me anne- 1902, pp. 45-157; alsmede Henri Michels s.v. Selys Longchamps,
Biographie Nationale, Tome 22me, Brux.
1914-1920, pp. 192-199.
Zie Westerheem XXIII, 1974, pp. 249-257.
Bulletins de l'Acadmie royale des Sciences
et Belles-Lettres de Bruxelles, Anne 1842,
Tome IX - Ire Partie, pp. 46-50.
Idem, X-Ire Partie-1843, p. 194.
Schayes o.c, Tome Premier, Bruxelles 1837,
pp. 122/3; Tome Second, Bruxelles 1838,
pp. 268-270.

F. W. van Eeden {1829:1901),, Onkruid Botanische wandelingen, Tweede deel, De


N oordzee-eilanden, Gelderland, Overijssel;
Haarlem 1886, pp. 107/8. Voortreffelijke
herdruk (beide delen in een band doorgenummerd) Haarlem 1974, p. 293.
Het Onkruid" werd door de schrijver gekruid met allerlei wetenswaardigheden, o.a.
op topografisch, geografisch, folkloristisch
en historisch gebied, met hier en daar een
vleugje prehistorie. Voor liefhebbers van
harte aanbevolen lectuur.

De verspreidingsgebieden van in Nederland


geslagen Merovingische gouden munten der
7e eeuw
Arent Pol
Muntvondsten uk de Merovingische periode zijn zowel in ons land als daarbuiten
zeer schaars. Uit ons laind kenneo we een
zestal gesloten vondsten die grotendeels in
hun geheel in openbare koekties worden
bewaard: Midlum 1925, Velsen 1866,
Escharen 1897, Wieuwerd 1866, Nietap
1900/1901 en Dronrijp 1876 1 ). Deze
vondsten bevatten steeds een aantal stukken (varirend van 14 tot 66) van uiteenlopende ouderdom on herkomst. Een aantal munten eruit is geslagen binnen de huidige Nederlandse grenzen. Hoewel in veel
ruimere mate voorhanden dan de gesloten
muntvondsten, zijn toch ook de losse
vondsten relatief schaars. Van Romeinse,
Karolingische en latere perioden zijn duizenden en duizenden munten bewaard gebleven, de Merovingische periode echter
heeft ons slechts een fraktie daarvan opgeleverd. Een door Petra Herweijer ingesteld onderzoek naar alle in Nederland gevonden Merovingische munten, dat nog
niet is afgerond, zal ons daar wellicht een
goed overzicht van kunnen bieden.

Er zijn reeds eerder lijsten van vindplaatsen van munten van Maastricht, Dorestad
en Friesland" gepubliceerd 2 ). Begrijpelijkerwijs verouderen dergelijke opsommingen. Steeds weer worden er munten
gevonden zowel in de grond als ook in
oudere literatuur, zodat nieuwe vindplaatsen aan de lijst toegevoegd kunnen worden 2:l). De bestaande opsommingen kunnen nu reeds zozeer worden uitgebreid,
dat ihet wenselijk leek deze informatie nog
eens in extenso af te drukken. Hiermee
wordt ook gehoopt te bereiken, dat nog
ongepubliceerde vondsten alsnog uit hun
verbongen bestaan worden gehaald a ) .
Kort vr 600 begint" Maastricht als muntplaats in zicht te komen 4 ) . In de rond 600
te dateren vondst Escharen immers bevinden zich twee Maastrichtse munten, welke
om die reden als de oudste munten uit die
plaats worden beschouwd: De later te dateren vondsten van Wieuwerd (ca. 625),
Nietap (630/635) en Dronrijp (640/
645) bevatten namelijk Maastrichtse mun145

ten van andere typen. In de laatstgenoemde nwntvondst is de invloed, van Maastricht veel geringer geworden. De muntslag te Maastricht zal dan ook wel vr het
midden der 7e eeuw volledig zijn opgehouden. Inmiddels laat Dorestad voor het
eerst haar invloed gelden, zoals blijkt uit
dezelfde vondst Dronrijp: tegenwoordig
wondt aangenomen dat ca. 635/640 de
muntslag te Dorestad een aanvang heeft
genomen. Tot welk moment dit is doorgegaan, is nog niet iduidelijk. In Friesland is
sinds het laatste kwart der 6e eeuw muntaiktiviteit aanwijsbaar. Ook in de 7e eeuw
treffen we enkele welomlijnde groepen
aan, waarvan het zgn. type Dronrijp de
eersite is ). De toeschrijving aan Friesland
is gedaan op basis van het verspreidingsgebied: in ongeveer de helft van de gevallen ligt de vindplaats in Friesland of
aangrenzend gebied. De produktie van
munten van dit type is waarschijnlijk in
het derde decennium begonnen. Deze stukken komen namelijk in relatief groot aantal voor in de vondsten Nietap en Dronrijp. Later worden kennelijk de munten
van Dorestad gemiteerd. Van de groep
pseudoJDorestad-munten is inmiddels duidelijk dat de vervaardiging ervan zich over
een vrij lange periode uitgestrekt heeft:
niet alleen de steeds verder verbasterde
beelderjiaars en omsahriften en het steeds

geringere goudgehalte, maar ook het zeer


grote aantal bewaard gebleven stukken
wijst hier op.
Alle hier genoemde munten zijn zgn. trientes (of tremisses), goudstukken van 1/3
solidus met een gewicht van ca. 1,3 gram.
Afgezien van de vrij weinig voorkomende
solidi, was dit de enige denominatie in de
6e en het grootste deel van de 7e eeuw.
In de tweede helft der 7e eeuw komen namelijk zilveren munten in zwang, de denar of penningen; de in dezelfde periode
in Engeland en Friesland" gemaakte
munten, sceatta's genoemd, zijn daarmee
volkomen gelijk te stellen.
Bij de gesloten vondsten is naast de vermoedelijke verbergingsdatum steeds vermeld hoeveel
munten de vondst in totaal bevatte; alln de
stukken van Maastricht, Dorestad en Friesland"
daaruit hebben in deze lijst een afzonderlijk nummer gekregen.
De met een * gemerkte nummers zijn munten uit
grafvondsten.
In de tweede kolom staat de naam van de monetarius (degene die door er zijn naam op te zetten
de munten als het ware garandeerde) aangegeven
voorzover bekend: op de Friese munten komen
dergelijke namen niet voor.
Voor stukken waarvan de exacte vindplaats niet
bekend is, staat in de lijst het vondstgebied tussen haakjes, voorafgegaan door een vraagteken.

Maastricht
gesloten vondsten
1
Altenwalde 1915
(totaal 5; verborgen ca 680?)
2
Buis (Chissey-en-Morvan) ca 1862
(totaal 56; verborgen ca 641?)
3
Crondall 1828
4
Crondall 1828
(totaal 97; verborgen ca 640)
5
Dronrijp 1876
(totaal 44; verborgen 640./645)
6
Escharen 1897
7
Escharen 1897
(totaal 66; verborgen ca 600)
8
Mons ca 1820 6 )
9
Mons ca 1820
10
Mons ca 1820

146

Adelbertus

Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p 90

Domaricus

Le Gentilhomme 1938 no. 30

(nabootsing)
(nabootsing)

Sutherland 1948 p. 12 no. 18


Sutherland 1948 p. 12 no. 19

Ansoaldus

Boeles 1951 no. M 178

Chagnomiris
Chagnomiris

Lafaurie 1959/60 no. 39


Lafaurie 1959/60 no. 40
Lallemand, manuscript
Lallemand, manuscript
Lallemand, manuscript

147

11
12
13
14

15
16
17
18
19
20
21

Mons ca 1820
(totaal ?; verborgen ca 640)
Nietap ca 1906
Nietap 1900
Nietap ca 1906
Nietap
Nietap 1901
Nietap ca 1906
Nietap 1901
Nietap 1906
(totaal 36; verborgen 630/635)
Wiewerd 1866
Wieiiwerd 1866
(totaal 29; verborgen ca 625)

Lallemand, manuscript
Ansoaldus
Trasemundus
Trasemundus
Trasemundus
(nabootsing)
(nabootsing)
(nabootsing)
(nabootsing)

Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol

Ansoaldus
Trasemundus

Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 no. 29


Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 no. 28

Ansoaldus
Ansoaldus
Domaricus
Rimoaldus
Madelinus
Trasemundus
Domaricus
Rimoaldus
(nabootsing)
Rimoaldus
(nabootsing)
Trasemundus
Madelinus
Boso
Madelinus
Ansoaldus

Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 89
Blatter fr Mnzfreunde 1920/23 p. 308
Boeles 1951 no. M 181
Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 90
De Man 1899 p. 109
Sermre 1886 p. 43 pi VI-6
Boeles 1951 no. M 182
Boeles 1951 no. M 180
Boeles 1951 no. M 184
Serrure 1886 p. 46 pi. VI-9
Lallemand, manuscript
Boeles 1951 no. M 177
Verslag Penningkabinet 1958 p. 4 no. 10

Grimoaldus
(nabootsing)
Madelinus
Godefridus

Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 90
Van der Chijs 1866 p. 73 pi. XX-17
Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 90
Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 89

1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76

no. 12
no. 13
no. 14
no. 15
no. 16
no. 17
no. 18
no. 19

losse vondsten
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32

33
34
35
36
37
38
39

Alkersum
Boppard na 1890
Britsum
nabij Brugge
Domburg
omg. Dsseldorf (?) ca 1845
? (Friesland)

? (Friesland)
? (Friesland)
Huy

* Huy 1962
Lutkelaard
Maastricht 1958
? Maastricht7)
? Maastricht7)
Monterberg vr 1843
Montferland 8 )
Tiel/Eck-en-Wiel
omg. Utrecht 1863
Vechten (kasteel Wiltenburg)
Wrzburg

Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 89

Dorestad
gesloten vondsten
40
41
42

43
44
45
46

Altenwalde ca 1905
Madelinus
(totaal 3; verborgen ca 680?)

Altenwalde 1915

Altenwalde 1915

Altenwalde 1915

Altenwalde 1915
.(totaal 5; verborgen ca 680?)
Dronrijp 1876
.

Dronrijp 1876
(totaal 44; verborgen 640/645)

Berghaus 1961 no. 15b


Berghaus
Berghaus
Berghaus
Berghaus

1961
1961
1961
1961

no.
no.
no.
no.

15e
15f
15g
15h

Boeles 1951 no. M 122


Boeles 1951 no. M 123

losse vondsten
Alkmaar 1853
Amberloup 1876
49 * Bergeijk
50 * Beuningen
47
48

148

Madelinus
.

Cordfunke 1973 p. 158


Lafaurie 1967 p. 197
Ypey 1973 p. 451
Ypey 1973 p. 444 no. H en p. 451

DORESTAO

,1

149

51
Blandain
52 * Borsbeek 1965
53 * Borsbeek 1965
54
Chalon-sur-Sane
55
Cond-sur-Aisne
56
Cornjum
51
Dankirke
58
Dankirke
Dankirke
59
60 * Dietersheim
61
Domburg 1778 9 )
62
Domburg 1779
63
Domburg 1780
64
Domburg 1835/36
Domburg 1836
65
66
Domburg 1836
67
Domburg 1836
68
Domburg 1836
69
Domburg 1836
70
Domburg 1836/37
71
Domburg
72
Domburg
73
Domburg
74
Domburg
75
Domburg
76
Domburg
77
Domburg
78
Domburg
Domburg
79
80
Domburg
81
Domburg
82
Domburg
83
Domburg
84
Domburg
85
Domburg
86
Domburg
87
Domburg
88
Domburg
89
Domburg
90
Domburg
91
Domburg
92
Domburg
Domburg 9 )
93
94
Domburg
Domburg
95
96
Domburg
97
Domburg
98
Egmond a/d Hoef 1899
Erle 1 )
Europoort vr ca 1960
99
100
? (East-Anglia/Cambshire)
17e eeuw
101
Flansum
102
Franeker
103
? (Friesland)
104
? (Friesland)
? (Friesland)
105
Froyennes 11)
106 * Gadegaard 1856
? (prov. Groningen)
107

150

Lallemand, manuscript
De Boe 1970 pp. 39-40
De Boe 1970 pp. 39-40
Lafaurie 1967 p. 197
Lafaurie 1967 p. 197
Boeles 1951 no. M 121
Bendixen 1974 no. 39
Bendixen 1974 no. 40
Bendixen 1974 no. 41
Werner 1935 no. M 153
Rethaan Macar 1838 p. 8 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 8 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 8-9 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 11 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 11 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 11 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 11 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 11 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 11 en 19
Rethaan Macar 1838 pp. 11-12 en 19
Rethaan Macar 1838 p. 19
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 1
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 2
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 3
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 4
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 5
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 6
Rethaan Macar 1856 p. 24 no. 7
De Man 1907 p. 230 (no. 50)
De Man 1907 p. 230 (no. 51)
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104
Van Kerkwijk 1922 pp. 103-104

Archief
Archief
Archief
Verslag

Zeeuwsch Genoots. 1915 p. XII


Zeeuwsch Genoots. 1920 p. XX
Zeeuwsch Genoots. 1934 p. XIX
Penningkabinet 1899 p. 4

De Boone 1973 no. 12


Rigold 1975 no. 75

Rimoaldus
Madelinus

Boeles
Boeles
Boeles
Boeles
Boeles

Bendixen 1974 p. 87
Van der Chijs 1866 p.

1951
1951
1951
1951
1951

no.
no.
no.
no.
no.

M
M
M
M
M

124
130
120
125
127
no. 11

108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137

*
*
*
*
*

? (prov. Groningen)
Hamswehrum ca 1830
Hallum
Helpman 1905
? (Limburg)
Maastricht 1962
Osnabrck-Hellern (1962?)
Oudwijki2)
Oudwijk
Overpelt 1959
Pontefract
Ptz-Kirchtroisdorf
Renkum
? (iRheinhessen)
Rosmeer 1969
Rosmeer 1969
? (Schouwen)
Utrecht 1936
Utrecht 1936
? (prov. Utrecht)
Voorburg (Arentsburg)
Walsum
Wijk-bij-Duurstede vr 1842
Wijk-bij-Duurstede vr 1846
Wijk-bij-Duurstede
Wijk-bij-Duurstede
Wijk-bij-Duurstede vr 1899
Wijk-bij-Duurstede 1969
Wijtgaard
Ijlst

Van der Chijs 1866 p. 90 no. 22


Berghaus 1961 no. 20
Boeles 1951 no. M 126
Verslag Gron. Museum 1905 p. 16 no. 2
Holwerda 1908 p. 257 no. 53
Verslag Penningkabinet 1961 p. 5 no. 9
Berghaus, mondelinge mededeling
ms (in exemplaar KPK van Reland)
ms >(in exemplaar KPK van Reland)
Lafaurie 1967 p. 197
Rigold 1975 no. 76
Bhner/Von Uslar 1955/56 p. 507
De Boone 1973 no. 13
Werner 1935 no. M 154
De Boe 1969 pp. 87-88
De Boe 1969 pp. 87-88
Lafaurie 1967 p. 197
De Boone 1973 no. 14
De Boone 1973 no. 14
Van Poppel, mondelinge mededeling
De Boone 1973 no. 15
Werner 1961 p. 341
Van der Chijs 1866 pp. 89-90 no. 20
Van der Chijs 1866 p. 91 no. 29
Verslag Penningkabinet 1913 pp. 3 en 57
Verslag Penningkabinet 1913 pp. 3 en 57
De Boone 1973 no. 1
De Boone 1976 no. 1
Boeles 1951 no. M 128
Boeles 1951 no. M 129

Friesland, type Dronrijp


gesloten vondsten
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155

Altenwalde ca 1905
(totaal 3; verborgen ca 680?)
Crondall 1828
(totaal 97; verborgen ca 640)
Dronrijp 1876
Dronrijp 1876
Dronrijp 1876
Dronrijp 1876
Dronrijp 1876
Dronrijp 1876
Dronrijp 1876
(totaal 44; verborgen 640/645)
Mons ca 1820
Mons ca 1820
Mons ca 1820
Mons ca 1820
Mons ca 1820
Mons ca 1820
Mons ca 1820
Mons ca 1820
(totaal ?; verborgen ca 640)
Nietap 1900

Berghaus 1961 no. 15c


Sutherland 1948 p. 12 no. 20
Boeles
Boeles
Boeles
Boeles
Boeles
Boeles
Boeles

1951
1951
1951
1951
1951
1951
1951

Lallemand,
Lallemand,
Lallemand,
Lallemand,
Lallemand,
Lallemand,
Lallemand,
Lallemand,

no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.

M
M
M
M
M
M
M

133
134
137
138
139
140
141

manuscript
manuscript
manuscript
manuscript
manuscript
manuscript
manuscript
manuscript

Pol 1975/76 no. 20

151

152

156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169

Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol
Pol

Nietap ca 1865
Nietap 1900
Nietap 1901
Nietap 1901
Nietap 1900
Nietap 1900
Nietap 1901
Nietap 1900
Nietap 1901
Nietap 1900
Nietap ca 1906
Nietap 1900
Nietap 1901
Nietap 1901
(totaal 36; verborgen 630/635)

1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76
1975/76

no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.
no.

21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34

losse vondsten

170
Altenwalde
171 * Asch 1936
172
Callantsoog
173
Domburg 1900
174
? (Engeland)
Erle 13 )
175
Faversham vr 1895
176
Finkum/Hijum
177
? (Friesland)
178
? (Friesland)
179
? (Zuid-Holland)
180
? (Zuid-Holland)
181
? (Zuid-Holland)
182 * Gttingen
183
Jislum
184
Klappholttal 1929
185
Muizen
186
Nienoortse Veen ca 1650
187
Norwich
188
Ophemert 1845
189 * ? (Rheinprovinz)
190 * ? (Rheinprovinz)
191
Spannum
192
Wijk-bij-Duurstede 1844
193
Yvetot
Noten
:l

) zie hiervoor: Zadoks 1960; Van der Chijs


1866 en Lafaurie 1959/60; Lafaurie/Jansen/
Zadoks 1961; Boeles 1947 en Pol 1975/76;
Boeles 1951.
2
) Lafaurie 1959/60 en Lafaurie/Jansen/Zadoks
1961; Lafaurie 1967 en De Boone 1972;
Boeles 1947 en Werner 1961.
- a ) Hoe snel ook deze lijst weer onvolledig is,
blijkt uit het feit dat na inlevering van de
kopij verscheen V. Zedelius Geld in Xanten
(Kln 1978), waarin op pp. 21 en 59 no.
13 een tweetal bij Bislich (Kr. Wesel,
Rheinland) gevonden trientes van Dorestad
vermeld staan.

Berghaus 1961 no. 15i


Boes 1936 p. 111
N.N., mondelinge mededeling
De Man 1902 p. 64
Rigold 1975 no. 109
Rigold 1975 no. 107
Boeles 1951 no. M 142
Boeles 1951 no. M 132
Boeles 1951 no. M 135
N.N., mondelinge mededeling
N.N., mondelinge mededeling
N.N., mondelinge mededeling
Werner 1935 no. M 158
Boeles 1951 no. M 131
Lafaurie 1967 p. 198
Lallemand, manuscript
Reland 1713 p. 1
Rigold 1975 no. 108
Van der Chijs 1866 p. 17 pi. 11-22
Werner 1935 no. M 156
Werner 1935 no. M 157
Boeles 1951 no. M 136
Van der Chijs 1866 pp. 17-18
Lafaurie, mondelinge mededeling
;i

) De in het eind van de 6e eeuw in Friesland" nagebootste Romeinse en Byzantijnse


trientes blijven hier buiten beschouwing,
evenals de juist vr 600 in Nijmegen en
Tiel vervaardigde solidi en trientes, waarvan
enkele exemplaren aanwezig waren in de
vondst Escharen.
+ ) Lafaurie 1959/60, Zadoks 1961.
5) Boeles 1947.
e
) Deze vondst is verspreid geraakt en over de
inhoud ervan bestaat geen volledige zekerheid meer.
7
) De Boone (1960 p. 174) vermeldt twee
trientes van Maastricht die ook daar gevonden zouden zijn. Het bewijs hiervoor is m.i.

153

i)

11

12

13

echter ondeugdelijk, zodat ik van opname


heb afgezien.
Door Van der Chijs abusievelijk opgegeven
als Montferland; moet Monterberg zijn (Lafaurie/Jansen/Zadoks 1961 p. 90).
Rethaan Macar 1838 en 1856 noemt in
totaal 18 trientes van Dorestad welke op het
Domburgse strand werden gevonden (hier
nrs. 61-78) en in de verzameling van het
Zeeuws Genootschap kwamen; De Man
1907 vermeldt naast deze 18 nog 2 extra
exemplaren (nrs. 79-80). De priv-kollektie
van De Man, die in 1923 door het Koninklijk
Penningkabinet werd aangekocht, bevatte
ook een aantal Dorestadse munten afkomstig
uit Domburg: Van Kerkwijk 1922 maakt in
een voorlopig bericht van deze aanwinst
melding van 12 stuks (nrs. 81-92) de
veel later gemaakte inventaris geeft echter
14 exemplaren (nrs. 81-94). Tenslotte zijn er
nog 3 andere stukken aan het Zeeuws Genootschap gekomen (nrs. 95-97).
Deze in Erle gevonden triens is abusievelijk
voor een munt van Dorestad aangezien (Lafaurie 1961 p. 274).
De vindplaats Froyennes (Lafaurie 1967 p.
197) moet naar opgaaf van Lallemand het
nabijgelegen Blandain (hier nr. 51) zijn.
In het exemplaar van het boekje van Reland
dat op het Koninklijk Penningkabinet berust, bevinden zich op de titelpagina enkele
lak-afdrukken van twee trienten van Dorestad met vermelding van de vindplaats.
Deze reeds onder noot 10 genoemde munt
is ook wel tot het type Dronrijp gerekend
(Werner 1961 p. 340), maar hoort daar
evenmin thuis.

Literatuur
Bendixen, K. The first Merovingian Coin-Treasure from Denmark. Mediaeval Scandinavia
1974, pp. 85-101.
Berghaus, P. Die merowingischen Trienten von
Altenwalde. Die Kunde 1961, pp. 43-62.
Boe, G. de. Rosmeer. Archeologie 1969, p. 87-88.
Boe G. de. Een merovingisch grafveld te Borsbeek (Antwerpen). Archaeologia Belgica
1970, pp. 39-40.
Boeles, P. C. J. A. Merovingische munten van
het type Dronrijp, en de vondst van Nietap.
Gedenkboek A. E. van Giffen: Een kwart
eeuw oudheidkundig bodemonderzoek in Nederland (Meppel, 1947), pp. 369-384.
Boeles, P. C. J. A. Friesland tot de elfde eeuw.
Zijn vr- en vroege geschiedenis ('s-Gravenhage, 1951).
Boes, G. Trouvaille d'Asch. Revue Beige de
Numismatique 1936, p. 111.

154

Bhner, K., R. von Uslar. Bericht ber die Tatigkeit des Rheinischen Landesmuseums in
Bonn in der Zeit vom 1. Januar 1951 bis 31.
Dezember 1956 Bonner Jahrbcher 1955/
1956, p. 507.
Boone, W. J. de. De Franken. Limburg's Verleden. Geschiedenis van Nederlands Limburg
tot 1815 (Maastricht l%0), pp. 165-188.
Boone, W. J. de. Munten van Madelinus/Dorestat
in Nederland. Westerheem 1972 pp. 86-88.
Boone, W. J. de. Madelinus-munten uit Dorestat.
Flehite, tijdschrift voor verleden en heden
van Oost-Utrecht 1973, pp. 42-44.
Boone, W. J. de. Madelinus-Dorestat ( I I ) . Westerheem 1976, p. 99.
Chijs, P. O. van der. De munten der Frankische
en Duitsch-Nederlandsche vorsten (Haarlem,
1866).
Cordfunke, E. H. P. Oud nieuws" over Alkmaars oudste geschiedenis. Alkmaars jaarboekje 1973, pp. 156-158.
Gentilhomme, P. 1e. Les monnaies mrovingiennes de la trouvaille de Buis Revue Numismatique 1938, pp. 133-168.
Holwerda, J. H. (e.a.). Catalogus van het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden ('s-Gravenhage, 1908).
Kerkwijk, A. O. van. Verzameling Mej. M. G.
A. de Man. Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1922, pp. 101-109.
Lafaurie, J. Twee 6e eeuwse muntvondsten uit
Nederland. De Geuzenpenning 1958, pp.
25-28.
Lafaurie, J. Le trsor d'Escharen (Pays-Bas).
Revue Numismatique 1959/60, pp. 153-210.
Lafaurie, J. Dcouvertes nouvelles de tremisses
de Dorestate. Bulletin de la Socit francaise de numismatique 1967, pp. 197-198.
Lafaurie, J-, B. Jansen en A. N. Zadoks-Josephus
Jitta. Le trsor de Wieuwerd. Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van
Oudheden te Leiden 1961, pp. 78-107.
Man, M. G. A. de. Que sait-on de la plage de
Dombourg? Tijdschrift voor Munt- en Venningkunde 1899, pp. 1-61 en 85-116 en 153173.
Man, M. G. A. de. Muntvondst te Nietap
(Drenthe). Tijdschrift voor Munt- en
Penningkunde 1902, p. 64.
Man, M. G. A. de. Catalogus der numismatische
verzameling van het Zeeuwsch Genootschap
der Weienschappen. (Middelburg, 1907).
Pol, A. De 7e-eeuwse muntvondst van Nietap
Jaarboek voor Munt- en Penningkunde
1975/76 (in voorbereiding).
Reland, H. Lettre a son Excellence Monseigneur 1e Comte de Kniphuisen
sur une
piece d'or trouve dans ses terres. (Utrecht
1713).
Rethaan Macar, C. A. Verhandeling over de bij

Homburg gevondene Romeinsche, Frankische, Britannische, Noordsche en andere


munten. (Middelburg, 1838).
Rethaan Macar, C. A. Tweede verhandeling
over de bij Domburg gevonden Romeinsche,
Frankische, Brittannische en andere munten
(Middelburg, 1856).
Rigold, S. E. The Sutton Hoo coins in the light
of the contemporary background of coinage
in Engeland. The Sutton Hoo Ship Burial
London, 1975) vol. I, pp. 653-677.
Serrure, R. Monnaies mrovingiennes. Revue
Numismatique 1886 pp. 33-47.
Sutherland, C. H. V. Anglo-Saxon Gold Coinage
in the Light of the Crondall Hoard. (Oxford, 1948).
Werner, J. Mnzdatierte austrasische Grabfunde.
(Berlin, 1935). RGK - Germanische Denkmaler der Vlkerwanderungszeit: 3.

Werner, J. Fernhandel und Naturalwirtschaft im


stlichen Merowingerreich nach archaologisdien und numismatischen Zeugnissen. Berichte der Rmisch-Germanische Kommission 1961, pp. 307-346.
Ypey, J. Frankisch goud in Beuningen. Archeologie en historie, opgedragen aan H. Brunsting (Bussum, 1973), pp. 441-458.
Zadoks-Josephus Jitta, A. N. Midlum (Fr.) 1925.
Jaarboek voor Munt- en Penningkunde
1960, pp. 94-96.
Zadoks-Josephus Jitta, A. N. De eerste muntslag
te Duurstede. Jaarboek voor Munt- en Penningkunde 1961, pp. 1-14.
Kon. Penninkabinet
Zeestraat 71b
2518 AA Den Haag

Beschouwing over de schedelvorm van de


Middeleeuwse bewoners van Oud-Sabbinge
door A. M. Domon Tak en A. P. E. van de Velde
Binnen de ring van het dorpje Oud-Sabbinge op Zuid-Beveland stond vroeger,
zoals gebruikelijk, centraal de kerk.
De 'geschiedenis van de Zeeuwse dorpskerken is veelal even oud als de geschiedenis van de dorpen zelf.
Sabbinge, ook wel genoemd 't Oudeland
(de tegenwoordige benaming is Oud-Sabbinge), was gelegen op het eiland Wolfaartsdijk, dat tot 1809 door de Sohenge
van de rest van Zuid-Beveland was gescheiden (afb. 1). In 1147 wordt Wolfaartsdijk reeds in een oorkonde genoemd,
doch volgens Dekker kan het zijn naam te
danken hebben aan lokale dijken van vr
1134. Na de stormvloed van dat jaar is
men zich in Zeeland pas gaan toeleggen
op systematische dijkenaanleg. Uit de bedijiking van een opwas tussen Schenge en
Zuidvliet ontstond de eerste polder, sedertdien Oud-Sabbingepolder geheten.
Saibbinge "wordt voor het eerst genoemd
in een oorkonde van 1216, waarin paus
Innocentius III het kapittel van Sint-

Pieter te Utrecht bevestigt in het bezit


van een aantal kerken, waaronder Sabbingen". Bovendien wordt in een oorkonde van 1206 of 1208 (beide is mogelijk)
Egidius de Sabbinge vermeld als getuige.
Hoe de laatste dorpskerk eruit gezien
moet hebben weten wij van een tekening
uit ca. 1790, waarvan later een steendruk
is gemaakt (afb. 2). De afbeelding is van
kort vr de afbraak in 1806, toen alleen
de muren nog overeind stonden; de toren
lijkt tot het laatst intact te zijn gebleven.
De hier afgebeelde kerk werd omstreeks
1572 door troepen van de Prins van
Oranje verwoest tijdens de belegering van
Middelburg en nooit hersteld.
In verband met het voornemen van de
gemeente Goes waar Oud-Sabbinge
thans toe behoort om op het voormalige kerkterrein een plantsoen aan te leggen, werd aan de Werkgroep Zeeland verzocht eerst de fundamenten van de kerk
op te graven teneinde deze eventueel te
restaureren. Deze opgraving vond plaats
155

You might also like