Professional Documents
Culture Documents
ontwikkelingspsycholoog/ orthopedagoog
Als je kind geconfronteerd wordt met ziekte en dood in de directe omgeving, is het voor
ouders en leerkrachten vaak moeilijk om hierover te praten met hun kind. Eigen emoties en
ervaringen spelen mee en vaak is er behoefte aan informatie over hoe kinderen omgaan met
ernstige ziekte en dood. In dit document worden een aantal belangrijke kenmerken van
kinderlijke reacties beschreven en worden enkele tips gegeven over het omgaan met de
reacties van de kinderen.
Kinderen onder de twee/ drie jaar hebben nog geen echt begrip van de dood of ernstige
ziekte: dood = weg, ziek = ziek. Ze nemen het leven zoals het gaat, maar zijn wel sterk
gevoelig voor de situatie die ontstaat: spanningen en verdriet. Een verstoord dag- of
weekritme kunnen hen erg van slag maken. Omdat ze zich nog niet zo goed kunnen
uitdrukken, kunnen jonge kinderen reageren met huilen, driftbuien broek- of bedplassen en
angst of boosheid over weggaan van geliefden. Toon begrip, maar handhaaf wel de
opvoedingsregels. Tijdelijk even bij papa of mama in bed slapen mag, maar moet niet. Dit is
afhankelijk van de eigen opvoedingscultuur.
Kinderen tussen 3 en 6 jaar kennen het verschil tussen tussen leven en dood wel maar
beseffen niet altijd dat het definitief is. De dood hoort voor hen nog vanzelfsprekend bij het
leven (deze mier is dood en die niet, mijn oma is dood, maar mijn opa niet).
In deze leeftijd kunnen ze zich nog geen goede voorstelling maken van ernstige ziekte en
dood. Ze zijn wel erg bezig met de biologische kanten van ziekte en dood en kunnen hier
veel vragen over stellen. Deze vragen kunnen moeilijk en pijnlijk zijn.
TIP: Laat kinderen (als zij daar behoefte aan hebben) kijken naar en vragen over ziekte en
dood maar bescherm ze daarin wel. Let goed op hun reacties.
Kinderen kunnen nog magische gedachten hebben over ziekte en dood. (“Als het kerst
wordt, brengt de kerstman… weer terug”; of “als ik toen geen ruzie had gemaakt, was …
niet ziek geworden” of “als ik een lampje laat branden, kan … weer terugkomen”.)
Kinderen kunnen onredelijke schuldgevoelens ontwikkelen omdat ze altijd een oorzaak bij
zichzelf zoeken.
Kinderen tussen 3 en 6 jaar zijn nog niet echt bang voor hun eigen ziekte of dood, maar wel
bang voor scheiding van geliefden.
Kinderen tussen 3 en 6 jaar kunnen nog niet goed vertellen of ze boos, bang of verdrietig
zijn. Die gevoelens lopen nog door elkaar heen.
Kinderen tussen 7 en 9 jaar krijgen al een beter beeld dat de dood definitief en
onomkeerbaar is.
Zij zien ook beter dat de dood veroorzaakt wordt door iets lichamelijks en niet door iets dart
zij hebben gezegd of gedaan.
Zij krijgen ook het inzicht dat iedereen dood gaat en kunnen hierover ook veel diepere
angsten ontwikkelen dan jongere kinderen. Zij kunnen bezig zijn met hoe het voelt als je
doodgaat en hoe het daarna zal gaan. Daardoor kunnen zij ook verstoringen in emoties en
gedrag laten zien, als ook fysieke verschijnselen zoals bedplassen, verstoorde slaap,
verminderde eetlust, plakkerig gedrag etc.
TIPS:
Praat met kinderen op een moment dat je dat zelf goed en rustig kunt doen.
Stel het gesprek eventueel uit tot je rustig bent en zelf ook op de hoogte bent van de
feiten. (Zeg als het realistisch is : “… heeft kanker, maar de dokters denken dat ze …
weer beter kunnen maken”. Maar ook: “… heeft kanker en de dokters kunnen die
kanker niet meer beter maken”. De meeste mensen worden beter, maar heel soms
lukt dat niet meer.)
Geef reële informatie en probeer te voorkomen dat je kinderen valse verwachtingen
geeft (zeg niet: “ik ga pas dood als ik 100 ben”; maar: “Ik ben niet ziek en ik denk dat
ik pas dood ga als ik al heel oud ben.” )
Wees niet verbaasd als kinderen ineens op een ander onderwerp overstappen of
tijdens het verdriet van anderen ineens gaan zingen of spelen. Emoties en gedachten
duren bij kinderen minder lang.
Gun kinderen hun hoop en onlogische verklaringen. Maar probeer te voorkomen dat
ze steeds teleurgesteld of angstig worden (“Ik denk niet de kerstman… weer terug
kan brengen, maar als je veel aan… denkt, dan zien we …. misschien wel in ons
hoofd als we bij de kerstboom zitten”.)
Help schuldgevoelens direkt uit de wereld.
Respecteer dat kinderen onderling praten over oplossingen vanuit andere
overtuigingen dan de jouwe (geloof, cultuur etc.). Maar geef ook aan wat jouw
overtuigingen zijn.
Schrik niet als je kind dingen zegt zoals: “Gelukkig is het niet .. die ziek/ dood is,
maar ….. . Kinderen hebben sterke behoefte om hun eigen wereldje te beschermen.
Dat ze daarmee anderen kunnen kwetsen is geen kwade opzet.
Als een geliefd persoon overlijdt, brengt dit een wirwar aan ingewikkelde gevoelens met zich
mee. Om enigszins zicht te krijgen op wat je kunt verwachten zijn de rouwfasen hieronder
kort beschreven. Ook wordt ingegaan op de het omgaan met de dood, de begrafenis of
crematie en de rouwrituelen. Binnenkort ontvangen jullie een overzicht met verdere literatuur,
jeugdboeken, adressen van instellingen etc.
Omdat kinderen nog groeien in de mate waarin ze inzicht hebben in oorzaak en gevolg,
fantasie of werkelijkheid, besef van ruimte en tijd, doorlopen kinderen de diverse stadia van
rouw op wisselende manieren. Soms ronden zij rouwfasen af maar komen later weer terug
op bepaalde aspecten van de dood als zij daar aan toe zijn in hun levensfase. Zo kan in de
verschillende ontwikkelingsfasen van hun leven rouw opnieuw opduiken. Vaak is het zo dat
er naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis opnieuw een beroep wordt gedaan op de
rouwtaken die zij eerder hebben doorgemaakt. Omdat zij toen jonger waren, konden de
kinderen allerlei aspecten nog niet bevatten. Zo kan een kind in de middenbouw met meer
tijdsbesef zich realiseren dat de dood echt betekent dat iemand nooit meer terug komt. Ook
kan een kind in de bovenbouw zich ineens gaan realiseren dat hij of zij ook dood kan gaan.
Deze gedachten kunnen het kind opnieuw voor allerlei vragen en problemen stellen. Zij
kunnen actief op zoek gaan naar antwoorden, maar kunnen ook opnieuw allerlei fasen van
rouw doormaken zoals de boosheid, het verdriet en uiteindelijk opnieuw de integratie van het
gebeuren in hun leven.
Voor alle kinderen geldt dat hun heftige emoties zoals verdriet en boosheid korter duren dan
bij volwassenen. Verdriet bij kinderen wordt dan ook vaak snel afgewisseld met andere
emoties.
Bij het doormaken van de rouwfasen worden een viertal rouwtaken onderscheiden. Deze
taken hebben tot doel om met het verlies te kunnen leven. Niet afgemaakte taken kunnen de
groei en ontwikkeling belmmeren.
Rituelen:
Vanuit religieuze of culturele achtergronden bestaan er diverse rouwrituelen. Als iemand
overlijdt, kunnen deze rituelen steun geven. Ze kunnen ook sterk voorschrijven hoe de
omgeving zich dient op te stellen Stel jezelf op de hoogte van de gewenste rituelen en vertel
deze ook aan je kind. Soms kun je terugvallen op rituelen omdat ze een oplossing bieden
voor het gevoel van onmacht en “niet weten wat te doen.” Ook kun je zelf afspreken dat er
bepaalde rituelen worden ingesteld omdat deze bij jullie passen. Voorbeelden zijn: Het
houden van een wake, het balsemen van een lichaam, het branden van kaarsjes, het zeggen
van gebeden, liedjes of gedichten. Maar ook: Het verzorgen van maaltijden en huishoudelijk
werk door een kring van kennissen en vrienden gedurende de eerste 10 dagen na het
overlijden, het sturen van kaarten en brieven (ook na jaren) op belangrijke data, het
vernoemen van kinderen naar een overleden persoon etc. Voor al deze rituelen geldt
uiteraard dat de meest nabije nabestaanden moeten kunnen aangeven in hoeverre zij de
rituelen kunnen aanvaarden. Maar voor de meeste nabestaanden geldt het als een troost dat
de overledene tot heel erg lang na de dood nog in herinnering van velen is.
TIP:
Zeg niet niets als je het niet meer weet; maar zeg dat je het niet meer weet.