Professional Documents
Culture Documents
J. F. VAN SOMEREN
Bibliothecaris der Rijksuniversiteit te UTRECHT
NIEUWE SERIE
ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG
N IJ ME GEN
H. C. A. T H EME
1895
MUNT-
EN
PENNINGKUNDE.
JAC. ANSPACH.
De , Cameraarsrekeningen van Deventer", voorzoover ze uitgegeven zijn, a 1337-72, bevatten voor de kennis van het voor
muntwezen eene rijke bron. Men raadplege de over de-malig
rekeningen van a 1337 -66 vervaardigde drie Bladwijzers (Deventer boek- en steendrukkerij, 1883, '85, '87), op die van
a 1367---72 bestaat, voorzoover mij bekend, ---- nog geen Blad wijzer, op ,, Monete", Moneta" en Munt". In de in 't latijn
gestelde rekeningen (a 1337-60) is bijv. sprake van Brabantini, Denarii, parvi Floreni, parvi Grossi, Marcae
Brabanticae, Scudati aurei, Solidi Brabantini, Solidi grossi, Sterlingi, Turnenses novi. Insgelijks van
Floreni, aurei, Grossi Flandrenses enRuremundenses,
Clypei aurei, Corremuseri 1 ), Mutones (muttune, mottoenen), S c u d a t i B r u g e n s e s. De in 't Nederduitsch gestelde
rekeningen a 1361-72 vermelden, behalve ' deze, ook Goude n
hellingen (ghuldene hellinghe), Hollandesschen, Kop
schilden, Keizersschilden, Oude-piken,Frasch
schilden. In 1340 is sprake van Moneta Johannis regis,
in dezen post : Pro defectu pecunie indatiue scilicet nouorum tur(nensium) de moneta Johannis regis iiij t l). In 1358 reden Henrick
1) Cameraars- rekeningen I, 333. Vgl. Cam. -rek." II, 164: quolibet grosso
(Rueremundensi) pro vlij Corremiseris computato" (ao 1353).
2) Ibid. I, 93. Opmerking verdient deze post : An vj mottoen waert Vijluordessche groten die Gosen ontfeng van Oden Reyners, Herberte van Rectem,
1895.
18
262
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
Mumme (Mom) en Gerard op Engestraat naar Zwolle tot den Bisschop (van Utrecht), om te raadplegen "de moneta nova percipienda" 1 ). In 1365 had er ter stede muntzetting plaats. Dit blijkt
uit dezen post : "Do die nye mottone ghezat worden op xxvj gr.
do had de Dyric Dirk bi den Brinke, cemener (cameraar) der
stad Deventer, wiens rekening het hier geldt, ligghende an der
stad ghe elde xvj nye mottone daer hi an vorloes (verloor) an elken
stucke eynen vlem. groten 2). Alsmede uit dezen anderen : Do
die Hollandesschen bestonden te gheelden eic stucke eynen koppiken
do hadde Dyric iij x s. an Hollandesschen an der Stad gheelde,
daer hem el c stucke af stond vor ij koppikine daer hi an vorloes
bi der scepen ghehieten (last, bevel, ordonnantie) xxxvs. " 2)
Mr. J. I. Van Doorninck, die de uitgave (op stadskosten) dier
zoo belangrijke reeks van Deventer cameraarsrekeningen op touw
zette, en tot a 1372 bewerkstelligde, toen hij 16 Nov. 1889 aan
zijn belangrijken werkkring als Rijks-archivaris in Overijsel door
den dood werd ontrukt, gaf in 1888 eene "Inleiding tot de rekeningen a 1337-66." Daarin zegt hij op bl. XXXVII, onder de
rubriek : "Munt, maat, gewigt", dat de rekeningen a 1337-92
gevoerd worden in ponden Vlaamsch (librae), stuivers (solidi) en
penningen (denarii), of verkort in `', s. en d., dat een pond 20
stuiver, 1 stuiver 12 penningen had, en men na 1392 met guldens
van 32 grooten rekende, waarvan er 18 tot 20 gingen op een
pond. "Somtijds echter" -- dus vervolgt hij, wordt ook in
de oudste rekeningen met marken, stuivers brabantsch en brabantschen of penningen brabantsch gerekend, of ook wel met
schilden, grooten vlaamsch en penningen" . Nu en dan ontmoet
men in de rekeningen herleidingen in eene andere toenmalige
muntsoort, bijv. "Cameraars-rek." II, 535: vlij scud. quolibet
"
Ghenen, Herm. Lalant in iijc mottonen die sy hem deden van der stad weghen,
daer xxv vor eynen mottoen afgherekent worden ende die hi bi der schepen
ghehieten in den test liet bernen (branden), daer an verloren iij 4 xij s. vi d."
(Gamer. -rek. III, 2de helft, bl. 38). Hij komt voor in de rekening van den ca
meraar Gosen ton Duno a 1367.
') Ibid II, 574. ') Ibid. III, 453.
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
263
264
MUNT-
EN PENNINGKUNDE.
om nog eens weder op die belangrijke uitgave der DeventerCameraarsrekeningen tot den jare 1372, terug te komen, in de
hoop, dat ze worde voortgezet.
In het einde 14e eeuw aangelegde Necrologium en Tijnsboek der
abdij van Elten, door Prof. N. C. Kist uitgegeven in Nieuw Archief voor Kerkgeschiedenis ", dl. II (a 1854), komen m a r ken
en po n de n (librae) voor als de meest gebruikte benamingen, om
eenige grootere waarden uit te drukken : 3 pond = 1 mark ; 1
pond 9 floreni of 1 mud garst ; 4 s. 1.2 gross. ; 1 mark
36 aelde groten ; 1 pond = 1^ 3 mark
12 aelde groten ; 1 aelde
12. penningen ; 3 aelde scilden (scudati antiqui)
gr. (a 1512)
7 gulden ; 25 aelde Sc.
53 ponden ; 1 oud schild = 1
Utrechtsch pond. Van guldens was er eene groote verscheidenheid.
Sommige golden 28 Brabantsche stuivers ; maar ", zegt de
hoogl. Kist t. a. pl. hl. 197, of dit de zoogenaa mde b l a ug u 1 d e n 1 ) was, blijkt niet ". De pacht-gl. stond gelijk met n pond.
Voorts komen nog aldaar voor F 1 o r e n i A r n h e mien s e s, A rnoldi 2), Geirenses, Hornenses, (Hoornsguldens) 3 ), Ducis
F i l i pp i 2), R h e n e n s e s (R i
nguldenS) 2 ), B e ij e r s c h e guldens 2),
enz. Als kleine munten worden genoemd : d e n a r i i, g r o s s i, s t u f e r i 4), en van deze wederom de stuferi 4) p a r v i of pa r v o r u m
d e n a ri o r u m, ook denariorum l e g a l i u m, B r ab a n t i (sic) en H o llandi (sic). Voorts het kopkin, de braspenning, de helling;
vooral echter inzonderheid in de oudste opgaven het b u t k e n 5 ).
Dit laatste, vermoedlijk een onderdeel van den , alden b u d d r e g er"
(botdrager). Een boddrager gold 6 ets. Een butken (buttgen of
buigen) had in 1532 te Kampen de waarde van een stuiver 6 ). In
1450 had men te Arnhem ook o u d e butkens 7 ) .
In 1403 is te Terwolde sprake van derdehalf-honderd oude
gy
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
265
266
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
),
1) Ibid. bl. 479. Brassaye = fr. brassage (het gieten). Zie over She- of Slei
Navr XXIV, 568, 84; 'V, 64, 187; 'VT, 300; XXXI, 394.
-schat:
Bijdragen tot de Geschied. van Overijsel" IV (a 1877 bl. 2, noot 2.
3) Ibid., noot 3. 4
Tijdrekenk. Register" boven genoemd, IV, 293.
2)
268
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
269
270
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
'
2) Vgl. Navr XXIX, 343: Plakkaat a 1548 ; Navr XXXV, 598 (klimmers).
3) Ibidem XXI, 278;' 551.
4) Vgl. ibidem XXXIII, 427 ; 'IV, '94, 459.
5 ) Registers" t. a. pl. bl. 14.
s) Hierbij herinnere men zich de vraag van Navr XXXIII, 122, of er onderscheid bestond tusschen goudgl. en gouden gl. Zie ook ibidem, XXXV, 598.
7
) de goederen der
) Ibid. bl. 80.
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
273
).
') Ibid. bl. 118. 2) Ib. bl. 160. ') Ib. bl. 174, 5.
4) sedert 1881 het koninklijk landgoed Oranje -Nassau -Oord te Renkum bij
Wageningen ; vgl. Nomiiia Geogr. Neerl." III, 114 ; Geld. Volksalm. 1883, bl. 216.
274
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
MUNT - EN PENNINGKUNDE.
275
276
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
277
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
BEL GA D 1 )
LEGIMP.
Bij het uitbaggeren der vaart te Nijehaske (Fr.) vond men Juni
1888 eene munt van verzilverd koper. Aan de eene zijde staat
een ridder te paard in gevecht met een draak, en het opschrift
S. Georgius Equitum Patronus". Aan de andere ziet men een
schip met storm kampen, waaromheen de spreuk In tempestate
securitas". Waarschijnlijk is het dus een penning van het schippersgild, dat St. Joris tot schutspatroon had.
Zie de waarde van verschillende munten uit de jaren 1659, 84
specifiek aangegeven in Nay. V, 197, 8. De waarde van den gouden
ducaat in verschillende tijden ziet men vermeld in den Tegenw.
Staat d. Vereen. Nederl. XI, 339, 40. Aldaar ook, de aanteekening.
dat Leycester ter eere der Koningin van Engeland, de munten
met hare beeltenis, ver boven de innerlijke waarde uitgaf ; met
aanhaling van v. Reid, ,,Nederl. list." B. V. bl. 79, zoowel als
van E. v. Meeteren, B. I fol. 6 D., en fol. 12 A, B. XII fol. 224.
Mitsgaders eene aanteekening aangaande den muntslag, met den
zilveren dukaat van 50 st. a. 1660 ten voorbeelde, welke tevens
eenige historische toelichting geeft van Sleyschat (d. i. het aan
den landsheer uit te keeren bedrag, voor de vergunning van muntslag), -- waarover men Nay. XXXI, 394; 'III, 388, 9, en vooral
XX V, 64, 5 raadplege! met aanhaling van v. Aitzema, , Saecken
van Staet en Oorlogh", B. XXXIX, bl. 598, 9.
Zijn in het archief te Deventer menigvuldige papieren voorhanden
over de munt - aldaar 2 ) ; tot de stukken, welke aan de aandacht van
den Leidschen hoogleeraar Dr. P. 0. v. der Chijs en zijne voorganers ontsnapt zijn, behoort, volgens Bijdragen tot de Geschied. van
Overijsel" I (ao. 1874 b]. 279), de instructie van den jare 1534,
gegeven aan den provincialen muntmeester Willem v. Viersen. Ze
staat t. a. pl. afgedrukt, met het opschrift: ,Ordre waernae de
Landtschaps Munt mr van Overysel sich hebbe te regulieren in 't
slaen van eenige gouden en silveren penningen".
1) Omtrent deze en de voorgaande letter ben ik niet geheel zeker.
2) Bijdr. III (a. 1876) bl.- 156.
1895.
19
2 7 8
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
MUNT- EN PENNINGKUNDE.
279