You are on page 1of 447

VLMI

WIIINBIBIVI Dll
T E Y L E R S
WEE GE@TSCGLEII
nwWMEQS'S wm
DEVA'ITENDE EEN ANTWOORD OPDE VRAAG OM'IRENT DE
MUNTEN ONZE VOORMALIGE IIERIOGEN, GRAVEN
IIEEBEN EN STEDEN.

TE HAARLEM
,
BIJ
DE ERVEN F. BOIIN.
MDCCCLXVI.
DEMUNTENI
u
FRANK ISHE
EN DUITS H- NEDERLANDSCHE VORSTEN1
P.
0. VAN DER
CHIJS
TEYLERS TWEEDE GENOOTSCHAP.
TE HAARLEM,
BIJ
DE ERVEN F. BOHN.
1 866.
VOORREDE.
Onder veel
lijden
aan het
gezigt
stelden
wij
dit IXe en laatste Deel van
dezen onzen ruim
twintigjarigen
muntarbeid te zamen. Niemand kan beter
overtuigd zijn
dan
schrijver
dezes
van de leemten en gebreken, die, bij
den
besten wil, zijn
werk aankleven en ontsieren. Men
gelieve
hemechter tot
verschooning
van de
gebreken
in
zijnen
arbeid te willen
toerekenen, dat
hij
steeds
afgeleid werd,
zoowel door
'zijne veelvuldige dagelijksche bemoeijingen
met het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogesehool,
een K abinet
dat hemzeer na aan het hart
ligt
en waar
hij jaarlijks
honderde bezoekers
te woord moet
staan,
als te huis door de
correspondentie
voor dat
K abinet,
die hemook steeds zeer veel
tijd
kost.
Hij mag
dankbaar erkennen de
voldoening
te smaken dat het K abinet in
de laatste 30
jaren
tot eene zeer
aanzienlijke uitgebreidheid
is
gekomen
en
VIII

dat
het
een
aantal_
kostbare, en daaronder Vele
wzz'eke,
stukken uit de
vijf
werelddeelenbevat. Niet
weinige
zddzame Nederlandsche muntendes
K abinets,
uit den
tijd
van vr de Pacicatie van Gend,
zijn
in dit werk voor het eerst
in het licht
gegeven.
& gt;
De
indertijd
in het eerste Deel van
_dezen
arbeid
toegezegde
Numismatische
K aart der
Nederlenden
hopen wij
dat den
gebruikers van ons werk
aangenaam
zal
zijn.
Leiden
, September
1 866.
DE SCHRIJVER.
MUNTEN DER FRANK ISCHE VORS'IEN.
Ruim
vier eeuwennaChristus
geboorte
hebbende
volkstaminen, die toenden
Nederlandschenbodembewoonden
volgens
alle
waarschijnlijkheid,
nade vermin
dering
van den ruilhandel in
waren,
zich van ronde metalen
schijfjes, zoovan
goud
als van zilver en
koper, bediend;
welke
schijfjes
den
stempel
droegenvan
de overwinnaars des
lands,
de Romeinen
(1 ).
Toen de kracht van het
Lagere Rijk gebroken
werd
(2)
,
enmisschienreeds
vroeger,
ontstond er een aantal namaaksels van de
goudenmunten, geheeten
trientes solidz', vandat
Rijk, eerst, en wel het
langdurigst,
in
Galli, later ook
misschienbinnende
grenspalen
vanhet
tegenwoordige
Nederland
,
te
Maastricht,
te
Utrecht en te
Wijk bij
Duurstede
geslagen;
in de streken
van het thans
(1 )
Dat in dit land de munten der Gallirs in
gebruik
zouden
geweest zijn, blijkt
daardoor minder
waarschijnlijk,
omdat ze niet dan
bij uitzondering,
en dan wel alleen in
Noord- Braband en
Limburg,
voorkomen,
veelal
bij
vonden van Romeinsche
munten. In
Belgi,
dat een deel van
BelgischGalli
uitmaakte,
zijn
ze meer
algemeen.
(2) Zie daarover, wat de Franken
betreft, voornamelijk
de Salische
Franken, en hun
verdringen
der Romeinen uit deze streken

Dr. :. H. MULLER
[opzigter
van het Muntka
binet vanhet Germaansche Museumte
Neurenberg],
Deutsc/ze
Miinzgeeokzcte
luis
zu der
Ottonenzeit, Leipzig
1 860, 8,
Seite 61
folg.

1
(2)
geheeten
Friesland
schijnt
in die
dagen
alleen
geld
door den handel
gekomen
te
zijn (1 ).
Bijkans legio
is het
getal
der Frankische namaaksels van de trientes solidz' van
het
Lagere Rijk,
later Iz'ers de sa!
genaamd,
en zeer
groot
is het aantal dat
daarvan door denhandel binnende
grenspalen
vanhet
tegenwoordige
Nederland
gekomen
is.
Ongetwijfeld zijn
duizende vandeze
muntjes
inde
jongste
eeuwen
na. de
herleving
van de studie der letteren uit den schoot der aarde of uit de
zee
(te Domburg,
te
K atwijk
en elders)
of uit oude
gebouwen
te
voorschijn
gekomen

voor 200 verre ze niet
dadelijk
uit de handender vinders in den
smeltkroes
overgegaanzijn
-
;
al kwamen ze de
woningen
van meer
geletterden,
ja
van
verzamelaars
van munten en
penningen
binnen toch niet met
zorg
bewaard en bestudeerd
geworden;
want men noemde ze kortweg
barbaarsche
munten
(nummi barban').
Het
vooroordeel,
dat de
wetenschappelijke
man uit de studie dezer barbaar
sche stukken
geen
voordeel
hoegenaamd
kon trekken

was dan ook oorzaak
dat
ze niet met
opzet
bestudeerd,
de
plaats
hunner
vinding
niet
opgeteekend,
in
n woord dat ze verwaarloosd werden
,
en een naast
gevolg
daarvan was weder
dat hun thans in de Nederlandsche
verzamelingen
voorhandenaantal
betrekkelijk
zeer
gering
is. Men zal ze meestal
gebezigd
hebben tot
ruiling
met
goudsme
den
,
wanneer men
bij
deze
eenig
stuk
bespeurde,
dat door inhet
oog springende
duidelijkheid
meer
aantrekkelijks
voor den verzamelaar had

of om
,
inlater
tijd,
met buitenlandsche
Numismatci,
die de waarde dezer
stukjes
beter
inzagen,
ruilingen
aan te
gaan. Wij
laten aan anderen over omzich te
verdiepen
in de
nasporing
van den
oorsprong
der later zooheilzaamontstane zucht tot het
be
studeren en
benuttigen
van deze
zoogenaamde
barbaarsche munten

eene studie
die
wij voornamelijk
aan de
Franschen,
Duitschers en
Belgen
te dankenhebben.
Met
weinigewoorden
willen
wij
er hier alleen
melding
van maken.
(1 ) Vergelijk
Mr. J-
D1 RK S, Geac/ziedkundig 0verzigt vanalenmmlel zler Friezenvr en
gedurende
de
regering van K a1 relden Grooten,
in de
Verhandelingen
van het Provinciaal
Utrechtsch
Genootschap,
XV2 Deel
(1 850),
bl. 1 91 en
volgende (ook afzonderlijk
uit
gegeven).
(3)
Eerst echter iets over den ouderdomdezer munten.
Het is
geheel
onzeker of de Franken reeds vr
Chlodwig (Lodewijk)
I,
of
onder
zijne regering, eigengoudenmunt, en wel met de beeldtenis hunner K o
ningen, geslagen
hebben. De
gevoelens zijn
daaromtrent zeer verschillend. Vooral
gaf
zekere
plaats bij
dan Griekschen
geschiedschrijver Procopius aanleiding
tot
den
strijd
van
meeningen
ten deze. Nadat
hij
- toch verhaald had dat Viti- of
Witiges,
dat deel van Galli,
hetwelk de Oost- Gothen tot
op
dien
tijd
bezeten
hadden,
in 536 aande Frankische
K oningen
had
afgestaan
en dat Justinianus
hundeze nieuwe aanwinst van
grondgebied
had
bevestigd, zegt hij verder: nu
slaan
zij
ook
gouden
munt uit Gallisch metaal en
stempelen
er niet, gelijkan
ders de
gewoonte
is,
s K eizers borstbeeld
op,
maar hun
eigen; terwijl
zelfs de
K oning
van Perzi
zijn
beeld alleen
op
de zilveren munt
plaatst, geenszins op
de
gouden;
evenminals andere
K oningen,
hoewel ze danook
eigen bergwer
kenbezitten; dewijl
hun toch
himne
munten
in
het
dagelijksch verkeer,
zelfs
niet met de barbaren van
eenig
nut zouden kunnen
zijn (1 ).
De Frankenzouden
dan, volgens SPANHEIM,
tot
op
dien
tijd geengoud geld
geslagen
hebben
(2); javolgens
ECK HART zouden
zij
zelfs
doorgaans geengeld
hebben
vervaardigd.
Verder zouden
zij
ook
geene muntplaatsen
hebben bezeten
en eerst nu de van ouds beroemde
muntplaatsen
Arles enMarseille bekomen
hebben
(3).
GREGORIUS vanTours
berigt
met zoovele woordenvan
Chlodwigs
regering: neque
aurum
neque argentum,
sicnt nunc est,
in thesauris habeba
tur.u Ook zoude
Chlodwigs
zoon Theodorik niet
rijker geweest zijn,
nademaal
hij
zeer treurde over eene zilveren
schotel, die hij zijn
broeder Clotar
geschon
ken had
(4).
.

De schranderekenner vanhet middeleeuwschemuntwezen


,
de beroemde JOSEPH
(1 )
Pnocorrus 1 i'e belloGal/zica,
Lib. III, 38,
p.
548,
edit. Paris.
(2)
De uwet
pracstantia
numismatum,
Diss. I,
p.
31 .
(3)
Zie het
aangehaalde
werk van uunnnn,
Deutsc/le
Mnzgescic/zle,
S. 67 en
volgen
de, vooral het
aangevoerde
in de noot
op
bl. 70 en 71 omtrent eene waarschijnlke ver
gissing van de
zijde vanpaocorms,
naar
aanleiding
van het
medegedeelde
in de Revue
de la
Numiematzque Frangaiae van 1 848 enz.
(4)
Zie
ECK HABT,
Commentan'i de rebus Francine Or'zentalia
T. I.
pag.
72, 78.
1 *
(4)
manna, voormalig
siefaad vande Boheemsche
Maatschappij
van
Wetenschappen
te
Praag, wederlegde,
onzes beduukens,
al deze
bezwaren,
vooral het
laatste,
op krachtige wijze.
Wanneer Theodorik,u
zegt hij (1 )
,
veenstuk zilver
wegschenkt,
en daar
later berouwover heeft, bewst
zulks meer
zijne inhaligheid
dan
zijne
armoede.
Het
bewijst
niet dat de Franken
geen geld sloegen;
veeleer dat
zij
edel metaal
bezaten,
waaruit
zij geld
konden
vervaardigen.
Dat; het
Chlodwig
daaraanniet
ontbrekenheeft,
leert toch het verhaal van
zijn
voor 200
gouden
stukken
inge
lost
paard (2).
Het verhaal vanGREGORIUS omtrent
zijne ledige
schatkamer moet
men ook niet
letterlijk opvatten.
Het is eene
strafpredikatie tegenzijne tijd
genooten. Chlodwig
had
niet, evenals
zij,
er zich
op toegelegd
omslechts
goud
op
te
hoopen;
dit was
zijne
schat niet;
door schranderheid en
dapperheid
heeft
hij
zulke
groote
daden
verrigt,
enz.
Aangezien
de barbarensedert
lang
en overal
eigen
munt
sloegen (3)

zouden
dande Franken
alleen, zij
die sedert den
tijd
van
Cblodwig
zoo
rijk
en
magtig
waren,
zich
(even
als de oude Israliten veelal inhun
eigen land)
enkel met
vreemd
geld beholpen hebben,
er zouden
zij
tot aan 536 hebben
gewacht op
eene
vergunning
vanden
Oosterschen
of
Byzantijnsehen
K eizer ommunt te slaan?
of moesten
zij
eerst Romeinsehe
muntplaatsen
moesten
zij
eerst Arles en Mar
seille bekomen
hebben, ommunt te kunnen
vervaardigen?

Wanneer men
nu_
de
geschiedenis
van
den
tijd,
de
wetten, omkort te
gaan
de munten zelve in
aanmerking neemt,
kan de beduidenis
van
bovengemelde

plaats bij
PROCOPIUS niet
langer twijfelachtig zijn.
Inhet
gebied
van denK eizer
(1 )
K ritische
Beitr'ga
zur M'nzkunde des Mittelalters, I, 6.
(2)
had het vr den
slag
met de
Westgothen,
in
geval
van
overwinning,
dan
heiligen
Martinus
gewijd.
Nade behaalde
zege
schatteden de
geestelijken van
Tours het
dier
op
300
goudstnkken. Chlodwig
oordeelde dat
zij
te veel
vroegen.
Vere beatus
Martinus bonus est in auxilio
,D
zeide
hij,
sed carus in
negotio (Dit
camis het latere
chef.)
Zie GeetaFrancorum.
Epitome,_C.
XVII.
(3)
ECK HEL Doctr. nam. vet. IV, 1 70
volgg.,
even als
bij vorige schrijvers aangehaald
bij nemen,
1 :. a.
p.
(5)
was elk muntstuk,
dat
zijne
beeldtenis niet
droeg, ongangbaar.
Envooral was
zulks van
toepassing op
de
aanzienlijkste,
op
de
gouden
munt. Alzoomoesten
de barbaren,
die hun voornaamste
buitenlandsch
verkeer met s K eizers onderda
nenhadden
,
zich of van
K eizerlijke
munt
voorzien, (die zij,
het
zij
voor
koop
wareninruilden
,
of wel buit
maakten,
of als
zoogenaamdegeschenkenafpersten)
of
zij
moesten hunne
eigene
munt,
ofschoon
zij
van den K eizer
onafhankelijk
waren,
echter met diens beeldtenis
gestempeld (1 ).
Zelfs
bij
andere barbaren
had de
K eizerlijke stempel algemeen
vertrouwen.
Zulke barbaarsche nabobtsingen
dan
schijnen
ook in Nederland
gangbaar ge
weest te
zijn;
althans
zijn
ze van
tijd
tot
tijd
inons vaderland
gevonden
, gelijk
ze soms ook
nog
wel eens uit dan
grond
voor den
dag
komen. Die ter onzer
kennis gebragt zijn,
deelen
wij
op
de eerstePlatenvan dit Deel mede.
Op
Pl. 1
geven
wij
dan onder N 1 een namaaksel van eenen Irzens solidz'
vanJustinanus. Menziet dan
oorspronkelijken,
die tot voorbeeld
diende, bij
SABATIER, Descnjptz'on
de
monnoyes Byzantines,
P1 .
XII,
N 5.
Het
omschrit
rondomhet borstbeeld
op
de vz. is
tamelijk
wel
nagemaakt.
Op
de modelmunten luidt het: -
D N IVSTINIANVS P F AVG.
d. i. Dominus Noster
Justnianus,
Pias Felix
Augustus.
Dat
op
de kz. rondomeene
buitengewoon
misteekende
Victorie,
vlak van
voren te zien,
met een kruis inde linkerhand en eene vittaof strikinde
regter,
terwijl
men eene ster met acht
punten
inhet veld ziet:
VICTORIA
AVGVSTORVM.
d. i.
Overwinning
der
vorstelijke personen.
In de afsnede vindt men het in deze
dagen gewone:
CONOB
(1 )
Dikwerf werd deze
zoogenaamde K eizerlke
munt van te
laag gewigt
en
gehalte
bevondenen verboden haar aante nemenof uit te
geven.
Zie b. v. de Novelle van na
mnuuus
de
Curial.,
L. 1 V,
T. 1 ,
in het
aanhangsel op
denCodex Theodosianus. Ver
gelijk
nnscovrns Gesc/u'c/rte der Teutac/ren, XVI B.

35.
(6)
een
opschrift,
welks beteekenis tot dus verre met
geene
zekerheid te verkla
ren is
(1 ).
Wij
lieten deze munt overnemen van de Plaat in de Tweede
Verhandeling
van
wijlen
den Heer RETHAAN MACAR, over
de
bij Domburg gevonderie
R0
meznsc/le, Frankisclze,
Bm'ttanmsc/ze enandere munten
(Middelburg 1 856)
,
Pl. I
,
N 4. Later kwameen
oorspronkelijke,
d. i.
Byzantijnsche,
triens soldz' van
Justinianus, te
gelijk
met een ditovanAnastasius
(491 51 8)
in
Friesland, ten
jare
1 859
gevonden,
in onze handen. Die van Anastasius is
juist
als
bij
SABA
r1 na,
Pl. VIII,
N
27;
die van Justinanus
wijkt
zeer af van SABATIER,
P1 .
XII,
N 5.
Doch alvorens verder te
gaan,
vermelden
wij
hier dat
wij op
de
Supplement
plaat
XX,
onder N
1 , (de
afbeelding
mededeelen van een
goudstukje
dat
in eene der
terpen
van Friesland in de laatste
jaren gevondenis geworden.
Waarschijnlijk
heeft het ook als ruilmiddel
gediend.
Het is van
jn goud, vrij
dik en
heeft, gelijk
menziet,
op
de vz. drie
bolletjes; op
de kz.
eenige
kleinere
dito.
Wij
weten niet wat van het
stukje
te denken
,
daar ons nimmer iets der
gelijks voorgekomen
is. Het
weegt ongeveer
n
wigtje
en berust in de Verza
1 neling
van den Heer BLOEMBERGEN SANTE te Leeuwarden.

Op
die zelfde
Supplementplaat
XX deelen
wij
onder
N_
2 de
afbeelding
mede van eene
andere
nabootsing
van den riemsoldz van Jstinianus.
Op
de vz.
ziet men
het
regts gekeerde,
zeer
ruwe,
borstbeeld des Vorsten
met dendiadeemenvoorzien vandan
K eizerlijken
mantel. Het omschrift is:
DNIVTITIA& gt; I& lt; N . . .
PPAV.
Op
de kz. vertoont zich eene links
gekeerde,
zeer ruwe
guur,
die eene Vic
torie zal moeten voorstellen,
doch zeer
afwijkt
van het
oorspronkelijke
model.
Het
omschrift:
INVVD
(de
twee laatste letters 'aan
elkander)
M : VS= 01
zal wel staanin de
plaats van het Victoria
Augustorum.
(1 )
Talloos
bijnazijn
de
gissingen
der
geleerde
Numismatici over
dit
crux. Met veel
oordeel
zijn
ze alle
bijeenverzameld
door dan bekwamen 00mmin het V1 e Deel
zijner
Dewriptz'on
de me'rlaz'lles
Romaz'nes,
page
392395 (Paris 1 862).
(7)
G.
weegt
1 ,5 w. enberust,
inFriesland
gevonden, bij,
denHeer
BLOEMBER
GEN sarwn te Leeuwarden.
Eene zeer ruwe
nabootsing
van een
K eizerlijken triens,
mede in Friesland
voor
eenige jarengevonden,
beeldden
wij
af
op
de
Supplementplaat XX,
onder
N
4; vanhet omschrift rondomhet
K eizerlijk
borstbeeld
op
de
vz.
is niets te
ontcijferen;
dat rondomde
guur op
de kz.
,
die eene Victorie zal moeten voor
stellen,
zal ook wel eene
navolging
van
het VICTRIAder
K eizerlijke
mun
ten
zijn. _
G.
weegt
1 ,3 w.
Eigendom
van den Heer BLOEMBERGEN sanrn.
Terwijl wij
verder telkens
melding
moeten
gaan
makenvan te
Domburg ge
vondene endoor
wijlen
denHeer RETHAAN macan beschrevene
munten, meenen
wij
dat de
volgende mededeeling
hier niet
misplaatst
zal
zijn.
Het Zeeuwsch
Genotsehap
der
Wetenschappen
ons in der
tijd
de eer aan
gedaan
hebbende omde boven vermelde
Verhandeling
des Heeren
MACAR,
alvorens ze in
zijne
werkenuit te
geven,
ter
beoordeeling
inonze handen,
ge
lijk
ook in die van
wijlen
den zoobekwamenHeer J. 0. AB
UTBEO'HT
nnnssan
uurs,
te stellen,
hebben
wij
aan het verzoek
volgaarne
voldaan: doch nadat
de.
oorspronkelijke
munten
ons, op
onze
aanvrage,
mede
beleefdelijk
waren
toege
zonden, en men
gebruik
maakte van ons
aanbod omdeze,
onder ons
oog,
door
den ervaren noornnaoten
jare
1 856 in Plaat te laten
brengen,
maakten
wij
bij
die
gelegenheid
danHeer MACAR
opmerkzaamop eenige
verkeerde
lezingen
(zoo ligt mogelijk bij
zulke duistere
zaken),
en
zorgden
verder voor de aller
naauwkeurigste afbeelding
der munten. Het
is
dan ook daaromdat niet
aarZelden in dit Deel van ons werk
eenige
muntenvan de Platendes Heeren
macan te laten overnemen.
Dit is alzoodan het
geval
met de munt N 2
op
Pl.
I, eene
munt
die, blij
kens het
aangehechte oogje, waarschijnlijk gediend
zal hebben tot een
oor- of
ander sieraad van eene onzer
vroegere
inlandsche schoonen. Het is
een
{riem
solid of tiers de 80! a0r met de
nagemaakte
beeldtenis van K eizer Mauricius
Tiberius, die van 582602 inhet
Byzantijnsche Rijk geregeerd
heeft. Het
omschrift, zeer misvormd,
luidde
op
de modelmunt:
D N MAVRI TIB. P AVG

(8)
Misschien was deze modelmunt de
bij s_aaarnsa, De'acrz'plz'on
de
mounoyes
Byzantinea,
Pl. XX1 V,
N
1 2, afgebeelde.
Het omschrift
op
de kz. rondomde met een kruis in de hand voorziene
Victorie luidt:
VICTORIAAVGG voor AVGVSTORVM.
Gevonden te
Domburg, vroeger
afgebeeld bij
macaa t. a.
p. P]. 1 ,
\ 6.
N

3,
in
Friesland
opgegraven
endoor den Heer sanrnte Leeuwarden
aan
gekocht, bij
wienze ook
berust,
heeft
op
de vz. de beeldtenis van
Justinianus,
die van
527565
regeerde,
met eenen diadeemomhet
hoofd,
regts gekeerd.
Het omschrift is als van
N 1 .
Ook de
afbeelding op
de kz. is weder
gelijksoortig,
en
hoiewel
niet evenbar
baarsch,
toch alles behalve
sierlijk
te noemen. Achter de
guur
bevindt zich
een kruiseneene
veelstralige
ster. Het omschrift is weder:
VICTORIAAVGVSTOR.
G.
weegt 1 ,4 w.
N 4 heeft de
K eizerlijke
beeldtenis met een
halvemaanachtig
sieraad
op
het
hoofd, thans links
gekeerd.
Het omschrift is
geheel
barbaarsch.
De
guur
met
hetkruis in de hand
op
de kz. is nu met het hoofd naar de
regterzijde gekeerd
en de ster bevindt zich vr de
guur,
en wel onder denarmdie het kruis in
de hand houdt. Achter de
guur
ziet men
thans het
omega- achtig (P)
teeken
(of
wel vitta
of diadeem)
dat zich
op
de N 3 voor de
guur
laat zien.
Het omschrift is zoo
geheel
barbaarsch dat er niets van te maken is.
Het
werd, evenals het
vorige,
in een der laatste
jaren
in Friesland
bij
het
slechtenvan
terpen gevonden (eene zaak, waaraande Numismatiek de ontdek
king
van zoovele munten
verschuldigd is),
en bevindt zich inde
Verzameling
van den Heer SANTE te Leeuwarden. Het
weegt
1 ,3. w.
N 5 heeft
op
de vz. de barbaarsche
Vorstelijke
beeldtenis thans naar de
regter zijde gekeerd.
De diadeemaanhet hoofd is
duidelijk zigtbaar.
Het 0m
schrift bestaat weder uit
geheel
misvormde
letters,
die
geen
zin
opleveren.
De
guur op
de
kz., even zeer
misteekend,
is
blijkbaar
weder de
gaande
Victorie met
het
kruis in de hand en door de ster
vergezeld.
Het omschrift
raakt, gelijk
men
zegt,
kant noch wal.
(9)
Gevonden in Friesland en berust in de
Verzameling
van den Heer sanra.
Weegt 1 ,3 w.
N

6 verschilt in
type,
zoovanvoor- als van
keerzijde,
zeer
weinig
vandievan
N 5. De munt
schijnt
vandenzelfden
weinig geoefenden stempelsnijder
af
komstig
te
zijn. Blijkbaar
heeft
hij
vooral
op
de kz. de zelfde
opschriften
willen
teruggeven.
Mede in Friesland
gevonden
en berust ook in de
Verzameling
van dan

Heer sarvrn.

-
Het
gewigt
is
1 ,3 w.
'
N
7,
in de
provincie Groningengevonden, heeft
weder de zelfde
type
als
de N 5 en 6, doch er is verschil - in de barbaarsche
opschriften.
Indienhet
geene speling
van
derr_ graveur
is,
zouden
wij
meenen dat de letters
D 0 (I
inde
afsnede,
d. i. onder de
gaande Victorie, de eerstenzouden kunnen
zijn
van het
woord
Doccuga
of
Doccunya,
de oude
naamspelling
van Dokkum,
gelijk
men weet eene der
oudste,
zooniet
de
oudste,
stad van Friesland;
maar, gelijk wij aanvoerden, wij
houdende
plaatsing
dezer letters in dier
voege
voor eene
toevalligheid.
Verzameling
van den Heer
ovmrns te
Groningen.
Weegt 1 ,3 w.

N 8
wijkt geheel
in
type
van alle de
vorige
af,
welke
type
thans,
immers
wat de kz. betreft, eene
navolging
is van die der
Byzantijnsche gouden
munten.
Op
de vz. vindt mende
Vorstelijke
beeldtenis
r'cgts gekeerd
en
,
naar het
schijnt,
alleen met een diadeem
omgeven.

De kz. vertoont
ons het aande
punten
versierde kruis
op
een hol
geplaatst;
welk alles door vier letters
(naar
het
schijnt
M, A,
V
enN)
omgevan
wordt.
Blijkbaar
heeft de min
kundige stempelsnijder
in het omschrift het
VICTORIAenz.
van
zijn
voorbeeld willen nabootsen.

Welk voorbeeld
hij
voor het
opschrift
in de
afsnede gehad
heeft,
kanmet
geene mogelijkheid
immers
niet door
ons,
aangegeven
worden.
2
(1 0)
In Friesland
gevonden. Verzameling
van den
Heer samn.
Weegt 1 ,3 w.
N 9
wijkt
in
type
mede
geheel
van de
vorige
munten af.
Op
de
vz. ziet menhet
Vorstelijke
borstbeeld
regts gekeerd,
met eene soort
van diadeem
op
het voorhoofd enmet een kruis
op
den
schouder
(P).
Het om
schrift
is
geheel
niet te
ontcijferen;
onzes bcdunkens
op
deze enandere munten
een
blijk
van de onervarenheid des
graveurs
in het
Latijn.
Op
de kz. vertoont zich thans eene zoobarbaarsch
mogelijk afgebeelde,
naar
de
regter zijde gaande,
Victorie. Het omschrift is evenals dat der
vz. volstrekt
onleesbaar;
dochhet weder voorkomende kruis
toont, onzes beduukens,
geriocg
zaamaan
dat de
graveur
Christen
was,
althans voor een Christenvorst werkte.
Het
muntje,
dat te
Domburg gevonden
is enzich in het K abinet vanhet
Zeeuwsch
Genootschap
der
Wetenschappen
te
Middelburg bevindt,
is door
wijlen
denHeer RETHAAN uscsn in
zijne
tweede
Verhandeling
over
de
bij Domburg
gevondene
munten
uitgegeven geworden,
en wel
op
Pl. I onder N 1 . Men
vergelijke
LELEWEL,
in
zijne Nummatzgue
du
moyen age,
Atlas,
Pl.
I,
l\' 26.
N 1 0 is een ters de sol
dor, waarvan
ons,
slechts zeer
weinig onderling
verschillende, exemplaren
in drie
Verzamelingen voorgekomenzijn.
Het is een
muntstukje blijkbaar
uit den
tijd
dat de Franken zich van het aloude Trier
(Augusta
Trevrorum,
het Home vanllei
noorden,
bekend door
zijne menigvul
dige, nog
hedenten
dage,
immers voor eendeel, voorhandene,
Romeinsche Stich
tingen,
als de Basilicavan
Constantijn,
de
uitgestrekte
baden,
de
triomfpoort (P),
bekend onder den naamvan Porto
nzjyra) kortlings
meester
gemaakt
hadden.
Nog
durft de Frankische Vorst
zijnen
naamniet
op
het muntstuk doen
plaat
sen.
Hij
komt er alleen
op
voor in
zijne
naar de
regter zijde gekeerde
beeldtenis
met den diadeem,
immers naar
het
schijnt omhet
hoofd;
alles vanruwenarbeid.
Het omschrift is:
TREVERIS CIVITA'IE
d. i. in de stad Trier
(geslagen).
Op
de kz. ziet men de naar de
regter zijde gekeerde
Vz'cloriamet een bui
tengewoon groot
kruis in de hand en eene ster in het veld voor bare voeten.
Het verbasterde
ongsehrift
luidt thans in
tamelijk goede
letters;

& lt; 1 1 )

VICTVRIAAGSTRM.
voor
V ictorz'a
Augustorum.
d. i.
Owrwinning
der
Vorstelijke personen;
een
opschrift
dat
(gelijk
deninde
1 Romeinsehe
Numismatiek, bijzonder
in die van het
Lagere Rijk, ingewijden
bekend
is) gansch
niet
ongewoon
is
op
de muntenvandat
Lagere Rijk.
Het
Victzmavoor Victoriais misschientoe te
schrijvan
aan
eenefout,
ontstaandoor
de
uitspraak
der V als
OE,
dus Victoerz'a voor Victoria.
Dit
muntje
is
afgebeeld
in de Revue de la
Numz'smatgae Beige.
Wij
zelve
hebben
er drie
exemplaren
van
in handen
gehad,
n
,
uit de Dom
burgsche
vonden,
inde
Verzameling
vanhet Zeeuwsch
Genootschap
te Middel
burg voorhanden;
ninde
Verzameling
van denHeer u. BLOEMBERGEN SANTI- .
te Leeuwarden;
n bevindt zich in het K abinet der Leidsche
Hoogeschool en
weegt
1 ,1 4. w.
Het komt ook voor
op
P1 .
44,
onder N 1 8
,
vande Montaz'res des Reis M
rovinyz'ens,
Paris
1 843, f.
Waarschijnlijk
hebben de ruwe Franken zich voor de
vervaardiging
van dit
en anderehunner
munten bediend van de
hulp
der Romeinsche of Geromaui
seerde werklieden uit het
vroeger
zoo beroemde Triersche
munthuis, dat zoo
vele millioenen stuks heeft
opgeleverd.
Wij gaan
over tot de
muntjes
van eene
geheel
andere
type
dan de
vorige.
N 1 1 danvertoont ons
op
de vz. een
K oninklijk
hoofd naar de
regterzijde
gekeerd
enmet eenendiadeemvoorzien. Onder den
hals,
als
op
den
schouder,
vertoont zich eenkruis
, gelijk wij
ons
vooistellen dat de kruisvaarders het
op
den schouder
droegen. Wij
hebben vele
vergeefsche pogingen gedaanomhet
omschrift te lezen. Achter het hoofd staat;
JVSTA
en voor hetzelve
NICSIIC.
Het is ons een raadsel wat de
graveur
heeft willen uitdrukken.
Op
de kz. vertoont zich weder eene
regts gaande
Victorie met een
ring,
die
voorzeker een krans zal moeten voorstellen, in de hand.
Het omschrift is:
1 0
ik
'
(1 2)
AVEVCISVPV
en in
hetgeen
de afsnede
schijnt
te
zijn:
ONlO
Deze
munt,
welke te
Domburg gevonden
is, en werd
afgebeeld
inRE'IHAAN
rrac.ans eerste
Verhandeling op
P1 .
I,
N
3,
weegt
1 ,4 w.
N
1 2, een tiers de sol
dor,
die zich inonze
Verzameling
bevindt enwelke
wij
meenen
dat inGelderland
gevonden
is
geworden,
heeft
op
de vz. eenVor
stelijk
borstbeeld,
kenbaar aan den
diadeem
omhet hoofd en een
schepter (?)
naar de
linkerzijde gekeerd.
Het
blijkbaar
verknoeide omschrift is door den
vorm
der letters
gedeeltelijk
onleesbaar.
Wij
meenen er uit
op
te maken:
TAIAISO- OSIAT.
Voor ons weder
geheel raadselachtig.
Misschien
, jawaarschijnlijk,
moet het
zonderlinge (als
met eenvogelkop
voor
ziene) beeldje op
de
keerzijde
eene Victorie
voorstellen; _doch
van
kruis noch
kroon, ja
zelfs van handen, is
geen spoor
te zien. Het omschrift:
1 VSVIAIXZ
geeft
niet de minste
opheldering
en is
blijkbaar
eene
onjuiste nabotsing
van
woorden
,
die de
graveur
niet
verstond;
misschienwel eene
nabootsing
vanreeds
geconterfeite
munten.
De barbaarsche kunstenaar heeft
bij
de
vervaardiging
der
muntplaatjes
echter
het
gewone gewigt
der zzers de sol in het
oog gehouden,
te weten 1 ,3 w.
N 1 3 is een der meest barbaarsche
muntjes
welke
wij nog
immer ontmoet
hebben. Het naar de
regterzijde g'ekeerde Vorstelijke
borstbeeld is allerruwst
en
daardoor voor eenenaan denslechtenarbeiddier
dagenongewonenbezigtiger
als
zoodanig
onherkenbaar. De vormelooze letters:
IHT
(?)
HNI
vertoonen zich vr het borstbeeld.
Op
de kz. ziet men eene Victorie met een
lang
kruis in de hand. Ook deze
guur
is uiterst ruw. Niet minder het omschrift:
VVLIIVIVLIV.
Het
muntje,
dat te
Domburg gevonden
is,
werd
afgebeeld
door RETHAAN
MACAR in
zijne
tweede
Verhandeling,
P].
I,
N 5.
(
1 3
)
Dergelijke
ruwe trzentes solidz' vindt men ook
afgebeeld
op
Pl. 59 vande
Montaires deaReis
Merovingz'ena,
als Imz'tatozzs
Fraukea,
onder N 4 en 5.
N 1 4
,
mede te
Domburg gevonden,
heeft
op
de
vz. eene minder vormelooze
afbeelding
des
Vorsten,
regts gekeerd,
met dendiadeemomhet hoofd.
Waar het
omschrift,
welks letters
wederomgrootendeels
onherkenbaar
zijn,
aanvangt
enwaar het
eindigt,
is door ons niet te
bepalen. Aangenaam
zal het
ons
zijn,
zoo
mogelijk,
daaromtrent eenmaal van de
gebruikers
dezes werks
eenige inlichtingen
te
mogen
ontvangen.

Op
de
kz., die
veel geleden
heeft
(wij
kunnen toch niet denken dat het aan
de niet
genoegzaamdiepe gravure
des
stempels
zal te
wijten zijn,
dat de afdruk
zoo aauw
is),
ziet meneene Victorie met eenkruis in de hand. Ook het om
schrift dezer
keerzijde
is voor ons
wanhopig onduidelijk.
De
munt,
te
Domburg gevonden
is
afgebeeld bij
arrrrrannMACAR, tweede
Verhandeling,
Pl.
I,
N 7.
'
Zij weegt
1 ,3 w.
N 1 5 vertoont
op
de
vz.,
naar het
schijnt,
een
menschelijk
borstbeeld in
den zelfden
smaak
als het staande
beeldje op
de kz. van N 1 2
,
bovenbeschre
ven,
indien
mogelijk nog
ruwer. Het
omschrift, zoovoor als achter het hoofd,
schijnt
uit acht letters te bestaan,
die
wij
niet kunnen
ontcijferen
en waarom
trent het ons dus ook niet
mogelijk
is
eenige gissing
tenaanzien der beteekenis
in het midden te
brengen.

De kz. is
baarblijkelijk
eene
navolging
van die
koperen
of bronzen munten
van het
Lagere Rijk,
welke twee
krijgslieden
vertoonenmet een veldteeken in
hunmidden. Van eenomschrift
op
deze kz. vertoont zich
geen spoor,
doch wel
eentweetal
onduidelijke
letters in de afsnede. Het
muntje,
dat mede te Dom
burg gevonden
is, werd door den Heer RETHAAN MACAR
afgebeeld op
Pl. I,
N 8
zijner
tweede
Verhandeling
en
weegt
1 ,2 w.
N 1 6 is een besnoeid
Merovingisch muntje,
dat
indertijd
in Friesland
ge
vonden is
geworden.
Op
de vz. ziet men
de
vorstelijke
beeldtenis
met den diadeem
regts.
Ook al
ten
gevolge
vanhet
besnoeijen
is deze
munt,
die ons
nergens
elders in duide
lijker exemplaar
is
voorgekomen,
ten
opzigte
van het
omschrift
aan de linker
l
(1 4)
zijde geheel
onherkenbaar. Aan de
regter zijde schijnt
te staan:
.
N'INV
(P)
_
De kz. vertoont een allerruwst
bewerkt,
met het hoofd naar de linker
zijde
gekeerd, Victoriebeeldje.
Het omschrift is in zulke
onduidelijke
letters
vervat,
dat
het,
immers voor
ons,
onleesbaar is. Het bevindt zich inde
Verzameling
vandan Heer
BLOEMBERGEN SANTE te Leeuwarden,
is
indertijd
inFriesland in
eene wierde of
terp, gelijk
de meeste andere
dergelijke muntjes, gevonden,
in
s mans
Verzameling gekomen,
en
weegt
0,9 w.
N 1 7 heeft
op
de vz. mede een
regts gekeerd,
zeer ruw
gewerkt Vorstelijk
borstbeeld,
met ons onbekende
guren
(letters)
vr de beeldtenis
op
het veld
der munt
geplaatst;
achter het hoofd ziet men eene vittaof diadeem.
Op
de kz. vertoont zich
eene mede zeer ruw
gewerkte
Victorie,
met eenkruis
inde
regterhand, terwijl
de
guur,
die
zij
in de linker
houdt,
weder eenevitta
is, evenals zich achter het borstbeeld
op
de vz. vertoont. Ter
zijde
staan de
letters IC. Het omschrift is:
VICTVAAVININV
terwijl
onder de Victorie
(doch
mede inden
kring
van het omschrift enniet als
afsnede) zich_CON
vertoont.
Weegt
1 ,3 w. enbevindt zich inonze
Verzameling.
De
Verkooper
meende
indertijd
dat het in Utrecht of Gelderland
gevonden
was
geworden.

N 1 8 heeft
op
de vz. een weder zeer ruw
afgebeeld Vorstelijk
borstbeeld
naar
de
regter zijde.
Het
is, met
uitzondering
vanN 1 3
,
1 4 en1 5

het meest
ruwe
dat ons tot dus verre is
voorgekomen.
Menlette slechts
op
de
aanwijzing
van mond en kin. Ook van het omschrift is
geene duidelijke voorstelling
te
geven;
blijkbaar
wist de
graveur
zelf niet wat
hij
moest daarstellen. Dat om
schrift dan luidt- z
NVIITVIIIAITVII
(?)
Op
de kz. vertoont zich eene
op
uiterst barbaarsche
wijze afgebeelde
Victorie
van vorente zien,
met een kruis aande
lijn,
die de
regterhand
zal moetenvoor
stellen; aan de
linkerzijde
ziet menweder de zelfde
guur,
welke zich achter
het borstbeeld
op
N 1 7 vertoonde. Ook aan
het omschrift
op
deze
keerzijde
is
geene
beteekenis te hechten:
(1 5)
VITIVAIIIVAIV.
Het
stukje weegt
1 ,1 5 w.;
bevindt zich mede inde
Verzameling
van
Schrijver
dezes en zoude van de zelfde herkomst als N 1 7
zijn.
N
1 9_
wijkt
in
afbeeldingenop
voor- en
keerzijde alleraanmerkelijkst
af van
al de
vroegere
munten.
Op
de vz. ziet men eene
staande
guur
met
uitgestrekte
armen vlak van
voren. Boven het hoofd vertoont zich een
kruisvormig guurtje.
Het
ruwe
omschrift luidt:
VVVNIINV
immers naar het
schijnt.
Wij zijn verlegen
hoe de
afbeelding
der
keerzijde
te
beschrijven.
De daar
voorkomende
guur
heeft iets vanhet
werktuig
dat men
op boerenplaatsen
boven
de
waterput
vindt, en dient omden
emmer,
waarmede
geput wordt, daaruit
op
en neder te doen
gaan.
Het omschrift is
bijkans nog onduidelijker
dan
dat der vz.:
VNVI
(P?)
Weegt
1 ,4 w.
werd te
K atwijk, volgens opgave
van de
vrouw,
die het in
1 858 kwam
verkoopen, gevonden
en bevindt zich in onze
Verzameling.
Op
onze
Supplementplaat,
XX,
geven wij
onder N 4 de
afbeelding
vaneen
tiers de sol dor in Nederland,
doch onzeker
op
welke
plaats gevonden.
Op
de vz. ziet meneenruw
geteekend, regts gekeerd Vorstelijk
borstbeeld
met diadeemen den
Vorstelijken
mantel. Van het omschrift kunnen
wij
niets maken.
IIlV

IF
(P)
NVZCO
(P)
Op
de kz. staat eene mede zeer ruw
geteekende guur
met een
ring (krans?)
in de
hand;
ter
zijde
eene ster. Het omschrift;
O
(P)
V VTOITV
heeft mede
geene
beteekenis.
Inde afsnede ziet men drie
bolletjes.
G.
weegt
1 ,4- w. en bevindt zich in onze
Verzameling.
N 20 en
volgende
hebben meerendeels de
type
der in het
tegenwoordige
Frankr; ijk
oudtijds
door de Frankisehe Vorsten
geslagene
munten.
& lt; 1 6& gt;
Op
de vz. van N 20 ziet men het
Vorstelijke
borstbeeld met diadeem
naar
de
regter zijde gekeerd.
Omschrift:
ROVCIVNSR
van voor ons onzekere beteekenis.
Op
de kz. staat
een
kruis
op
een bol tusschenhet
afgedeelde
woord V1 VA
binnen een
parelcirkel.
Aan het omschrift
schijnen eenige
letters te ontbreken.

Wij
zien alleen:

INm- IAV..IAU
Weegt 1 ,25 w. en bevindt
zich,
in Friesland
gevonden,
inde
Verzameling
van het Friesch
Genootschap
voor Geschied- , Oudheid- en Taalkunde te Leeu
warden. Met
vriendelijke vergunning
teekenden
wij
het reeds voor eenaantal
jaren
af tenbehoeve vandit ons werk. Later Werd het door Mr. J. maxs
uitge
geven
in de Revue de la
Numrsrnatigue Beige.
Eene
dergelijke
munt wordt aan Vienna
toegeschreven
inhet werk,
getiteld:
les 1 1 1 0ntdzrea
Mrovz'ngr'ens.
N 21 heeft
op
de vz. een naar den linkerkant
gekeerd
zeer ruw
Vorstelijk
borstbeeld,
met een
zigzagsche streep
of
lijn
vanvoor ons
onbekende beteekenis
vr zich. Vr de
plaats ,
waar de mond
aangewezen
zoudehebbenmoeten
zijn,
vertoonenzich drie
bolletjes;
vr het voorhoofd eene
guur
die een
kruisje
of

bloempje
zal moeten voorstellen. Achter het
hoofd,
beneden de
bolletjes,
die
waarschijnlijk
den
Vorstelijken
diadeemzullen moeten
aanduiden, vertoonen
zich de letters;
EA
van voor ons
geheel
onzekere beteekenis.
,
Op
de kz. ziet men weder een kruis,
doch thans zonder
bol,
tusschende
letters U en V binneneen
parelcirkel,
waarboven zich eene
guur
vertoont die
eenige gelijkenis
met een waldhoorn_heeft.
Ter
plaatse
van het omschrift ziet
men
als
slangetjes
en
kleine
guurtjes ,
een
cirkeltje
entwee
kruisvormige
bloem
pjes,
en
zulks in de
plaats
van
een omschrift.
Weegt 1 ,3 w. en bevindt
zich,
inFriesland-
gevonden,
inde
Verzameling
van
denHeer a. BLOEMBERGEN sanrate Leeuwarden.
1 Vij
teekendenhet reeds voor
eenige jaren
af tenbehoeve
vandit ons werk. Inmiddels is het door Mr. J. nraxs
(1 7)
uitgegeven
in de Revue de la
Numzlsmatz'gue Beige. Wij
ontdekten later eene
andere
afbeelding
in de Montairee
Merovzngiens,
P1 .
28,
N 9.

Eene ons later inhanden


gekomene,
in
type
niet zeer veel
verschillende,
triens
deelen
wij
mede
op
onze
Supplementplaat
XXonder N 5.

Het
stukje weegt
1 ,1 w. en bevindt zich in onze
Verzameling.
N 22
,
eene ditoliers de sol
d0r,
mede van ruwe
bewerking,
heeft
op
de
vz. de aauwe
sporen
van een borstbeeld,
links
gekeerd,
met diadeem. Vr
en achter ziet men
eenige letters, naar t
schijnt
TONEA
Op
de kz. vertoont zich weder het
gevoete
kruis tusschen de twee letters V
enU
op
een bol;
alles binneneen
parelkrans,
rondomwelkenhet
opschrift:
I& lt;
ONTTWEVN
& gt; X
Weegt 1 ,3 w. en werd ten
jare
1 845 te
Ophemert
in Gelderland
gewaden.
Het bevindt zich in onze
Verzameling.

Hoe vele
dergelijke stukjes
zullenwel
niet, evenals
dit, van
tijd
tot
tijd
uit
denvaderlandschen
grond
te
voorschijnzijngekomenen,onbarmhartig
voor de
wetenschap ,
inden smeltkroes
geworpenzijn.
Warenze alle bewaard
geworden
en
onderling
door
deskundigenvergeleken,
zoude soms
eenig
licht hebbenkun
nen
opgaan
over de
juiste
herkomst en de
vervaardigen;
dezer
munten.
Het
blijkt
uit het
vinden,
nog
inonze
dagen,
van zoovele verschillende
exemplaren
dezer Frankische
muntsoort,
dat het numerair inde
6,
7 en 8e eeuwenin dit
land toch niet
gering
in aantal zal
geweest zijn.
N 23

weder eentiende
801 , als uit de zelfde
muntmeesterswerkplaats
als
de beide
vorige
te
voorschijn gebragt,
heeft
op
voor- en
keerzijde
de zelfde
type
van borstbeeld en
gevoet
kruis
op
een bolletjebinneneen
parelkrans.
Vr het
voorhoofd van t borstbeeld bevindt zich een
kruisje
en
verder de letters N
I2;
achter het borstbeeld ziet meneen
bloempje. Op
de kz. twee
bloempjes
inhet
omschrift,
welks
aanvang schijnt gezocht
te moeten worden
bij:
NV
. . . .
VOE.
Waarschijnlijk
heeft de
graveur
ze maar achteloos
ingesneden,
zonder aaniets
anders
daarbij
te denken dan om
slechts
eenige
letterteekens, onverschillig
welke,
in den rand der muntte
plaatsen.
(1 5)
Weegt 1 ,25 w. Werd in 1 844
tijdens
de
groote opgravingen
te
Wijk bij
Duurstede
gevonden,
door dan Heer J.
u.
BALFOORT
aangekocht
en berustte
langen tijd
in diens
Verzameling.
'
N
24, van
afwijkende type,
heeft
op
de vz. een
regts gekeerd,
als met een
helm
voorzien,
borstbeeld
,
met ruwe letterteekens vr zich.
Op
de kz. ziet meneen
gevoet
kruis boven drie
bolletjes,
waarvan het mid
delste
grooter
is dan de beide
andere;
het kruis
schijnt
als tusschentweeletters T
geplaatst;
alles te zamen weder binnen een
parelrand.

Het omschrift bestaat uit voor ons onleesbare


karakters,
waaruit
wij
dus met
geene
mogelijkheid eenig bepaald
woord kunnen zamenstellen.
Weegt
1 ,3 w.
;
werd in 1 842
bij Maartensdijk
inde Provincie Utrecht
opge
graven
en
ging
uit de
Verzameling
vandenHeer I. n. nanrooar thans
essayeur
bij
den
waarborg
te Utrecht,
in de onze over.
N 25 is een
gouden
trienaof tiers de sol
dor,
die weder zeer
afwijkt
vande
vorige. Op
de vz. vertoont zich een naar de
regterzijde gekeerd
borstbeeld,
met
aanduiding
van het hair door middel van
grootere
en kleinere
bolletjes;
ook de
kleeding
is
op
eene
zonderlinge wijze aangewezen.
Het
zij
doordien de
stempel
te
groot
was voor het veld van het
schijfje
dat
gemunt
moest worden;
het
(iets
wat
wij
voor het
waarschijnlijkst houden)
dat de munt door
afsnoeijing
in
gekort
is
geworden,
althans de letters vanhet omschrift
zijngrootendeels gehal
veerd. Het
schijnt
dat er heeft moeten staan:

HIH1 DIETAII
. . .
Op
de kz. vertoont zich een
gelijkbeenig,
in
bolletjes eindigend, kruis,
hoe
danig
de Fransche numismatici croz'a
pommetee
noemen.
Ter
zijde
van dat kruis
vertoonenzich de letters CA
(eigenlijk
is het eene A);
ook deze letters
eindigen
in
bolletjes. Zij
moeten beteekenen Cz'mtas
Arlesz'a,
de stad Arles. Deze stad
was geruimentijd
de zetel der Frankische
K oningen
uit dan
Merovingischen
stam.
K ruis en letters worden
omgeven
door een blader(?)krans enbuitendezestaat
het omschrift, van welks letters
eenige
zo
geheel
ontbreken
,
dat alleen van
de
eerste en laatste
zigtbaar
is:
C
. . . . . . %
]NO
.
Weegt
1 ,1 5 w. enis in
Friesland, evenals
eenige
der
vroeger
en later aan
(1 9)
geduide, gevonden.
Dat vinden
was, gelijk wij
boven reeds
mededeelden, een
gevolg
van het slechten der
terpen
of
vliedheuvels,
die in een
groot
deel van
Friesland,
nog
tot voor
weinige jaren,
in
aanzienlijken getale aangetro 'enwer
den. Deze
terpen,
wierden,
of vliedheuvels waren door zeer
vroege,
zooniet
door de
oudste, bewoners van dat
geWest gevormd
en
langzamerhand
meer en
meer
verhoogd,
omzich
tegen
de
overstroomingen
der zee met hun
vee (vr
dat men tot het
vervaardigen
van
dijkenoverging)
te
beveiligen. Zij
waren dan
ook
achtereenvolgens gedurende
vele eeuwendoor een aantal
geslachten
bewoond
geworden.
Zulks bleek
bij
het slechten dezer
terpen
of
wierden,
als wanneer
men
overblijfselen, blijkbaar
uit verschillende eeuwen,
in de onderscheidene la
gen,
waaruit
zij bestonden,
vond. Het was een
gelukkig denkbeeld,
ook in
zijne gevolgen
voor de kennis der oudste in ons vaderland
gebezigde munten,
omde vruchtbare aarde dezer
terpen
over de
omliggende
of verder
verwijderde
velden te
brengen.
Verzameling
vandenHeer nr.omranaomv ssrvrnteLeeuwarden.
Weegt 1 ,1 5 w.

N 26 behoort onder die tiers de


801 ,
welke van meer
beschaving bij
den
. werkmeester dande
vroegere getuigen. Op
de vz. ziet menweder een naar de
regterzijde gekeerd borstbeeld, dat,
hoewel van
nog
steeds ruwe
bewerking,
van.
eenige verbetering getuigt.
Het omschrift is:
SANTONA
,
terwijl
het overschietende
guur waarschijnlijk
CI
(eene verkorting
van
Civitaa)
zal moeten voorstellen.
_
Op
de kz. bevindt zich een
op
een hol staand kruis,
waarboven
eene halve
letter
X,
het
begin
van het woord /im'siuc. Het is dan ook daaromdat een
dusgenaamd
kruis
bij
de Fransche numismatici de
benaming
van crm'zv c/rrzsmee
draagt.
Het omschrift is:
FLEDITOMON
d. i. Fleditomonetarius of
monetario;
de monetarius of Muntmeester Fleditus of
Fledito.
Het is eerst in het Frankische
Rijk
dat in de Numismatiek de namen van
Muntmeesters
op
de door hen
vervaardigde geldstukken
voorkomen
, ongetwijfeld
om, bij
veel
bedrog,
voor de echtheid en zuiverheid der munten
borg
te doen
.
3!
(
20
)
staan. In latere eeuwen komen de muntteekene in
plaats
van de namen der
Muntmeesters
op
de
geldstukken
voor.
Weegt 1 ,3 w.;
is
indertijd
in Friesland
gevonden
en bevindt zich
in de
Verzameling
van den Heer
BLOEMBERGEN SANTE te Leeuwarden. 1 .
Indertijd
door ons
geteekend
en later
afgebeeld
en
uitgegeven
door Mr.
J. DIRK S in de Revue de la
Numz'ematz'gue Beige.
Omdit in het
voorbijgaan
mede te deelen.
Wij schrijven
de
aanwezigheid
van zoovele Frankische tiers de 80! dor uit
onderscheidene tijdvakken
toe aan
den
voordeeligen koophandel,
dien de oude Friezen met de Franken voerden.
Het
schijnt
toch dat
bij
de
handelsoperatin
de Friezenmeer uit- daninvoerden
(vooral
voerden
zij
wol en misschien ook Vee
uit);
iets waarder
hun numerair
toevloeide. Zie ook
mnxs,
de
K oophandel
der
Friezen,
in de werken van het_
Provinciaal Utrechtsch
Genootschap uitgegeven,
boven
aangehaald.
Op
de
Supplementplaat XXI,
N
6,
geven wij
een tweede,
later
gevonden,
exemplaar
dezer
muntsoort, wegende
mede
1 ,3 w.
Het is ons
gebleken
dat het
muntje
tot de stad Saintes behoort. Zie PON'ION
DAMECOUR'I

Esaz' sur la
Numz'smatigue Merovz'ngzenne
,
comparee
z la
Geoymp/zie
de
Grqoz're
de
Tours,
Paris
1 864,
page
1 53.
Hij
kende echter den Munt
meester Fledz'toniet te Santonas.

N 27 is eentien: de
801 ,
weder vanbetere,
doch
nog
steeds
ruwe, bewerking.
Op
de vz. ziet men een
regts gekeerd
borstbeeld met.veel te
groot oog
en
oor. Het niet
duidelijke
omschrift moet
waarschijnlijk gelezen
worden:
MVNVDETS
CA
Op
de kz. vertoont zich een
gelijkbeenig, gevoet
kruis,
hebbende aande bo
venste
zijde
eene letter R
vastgehecht, waarschijnlijk
omdaardoor de XPvan
het woord Christus aante duiden. Aan de beide
zijden
van het benedendeel
des kruises ziet men ter
zijde
de letters A en C.
Het omschrift is ter linker
zijde
van het
kruisje,
dat zich bovenaande munt
vertoont:

MVCHO
ter
regter zijde
is
het, ten
gevolge
van minder
juiste stempeling (door onjuiste
plaatsing
van den
stempel op
het
schijfje
metaal,
iets wat
bij
het hameren zoo
(21 )
dikwerf
plaats had) onduidelijk. Wij
lezen:
ALSE
(P)
S.
(Niet duidelijker
is eene
afbeelding
in de Monetaz'res
Mrom'ngz'ens,
Pl. 9
,
N
4.)
Weegt 1 ,25 w.;
werd in 1 844 te Eck en Wiel in Gelderland
gevonden
en
bevindt zich in onze
Verzameling
Inde Monetazres
Mrom'nyz'ens
wil men het
aan Autun toekennen.

-
Wij
weten niet
hoedanig wij
den triens moeten
beschrijven,
dien
wij op
de
'Supplementplaat
XX,
onder N
7,
afbeelden.
Op
de vz.
ziet men
eene
guur,
die het
monogram
van Christus zal moeten
voorstellen. Het omschrift is:
PAVLI
. . .
VNI
. .
1 1 .
Op
de andere
zijde
staat eenkruis, aanwelks
bovenzijde
de Grieksche letter
P
gehecht
is. Van het- omschrift kunnen
wij
alleen onderscheiden:

DAVII
. . .
VVE
Het deed ons leed dat
wij
dit
muntje
alleen naar afdrukken in lak konden
laten afbeelden en wel door de
goedheid
van deszelfs
vroegeren
bezitter,
den
Heer 1 .. n. naansonte Arnhem. Het was aan de
overzijde
van
Wageningen
indertijd gevonden.
Hoogst belangrijk
is het
muntje
dat
wij op
de
zelfdePlaat
onder N 8 af
beelden.
Op
de
vz.
ziet men een
prol
barbare met het omschrift:
CHAGOBARDOX.
Op
de kz. vertoont zich een
gelijkbeenig, gevoet
kruis en het
omschrift, naar
t
schijnt:
CODARIVAI.
G.
weegt
1 ,1 w.
Wij
zochten te
vergeefs
naar
opheldering
van beide namen
in het boven vermelde
jongste
werk over de
Merovingische
munten
, gerangschikt
volgens
de
Geographie
van
Gregorius
van Tours.

Aangezien
het
muntje,
waarvan
wij
de
teekening
aan onzen vriend Jhr.
J. 1 - 1 . 1 1 . noorr VAN 1 DDEK INGE te
Eelde
bij
Assen
verschuldigd zijn, indertijd
in de Provincie
Groningen gevonden
is en van vader tot zoon
overgaande
zich
thans in t bezit bevindt van Ds. J. F. THIENS ananson te Zandeweer,
gissen
wij
dat
Chagobardox
een Frankisch
opperhoofd
uit het noorden
geweest
is.
(29)
N
28, eene ditomunt als de N
25,
doch van
tamelijk afwijkenden
stem
pel,
heeft weder eene
soortgelijke afbeelding,
te weten een naar de
regterzijde
gekeerd
borstbeeld vanruwe
bewerking.
Het eerste woord van het omschrift is
andermaal ten
gevolge
van minder
goede afstempeling op
het
muntschijfje
0n
leesbaar. Het heeft iets van
VETTIE
(kan
t ook METTIS
zijnP)
Het tweede woord is
duidelijk:

CIVE'IATI.
Op
de kz. ziet men een
bijkans gelijkbeenig,
in
bolletjes eindigend,
kruis
(croiwpommetee)
als
op
N
25; ter
zijde
van het kruis de letters CV. Inden
rand staat:
& gt; I& lt;
ITLANDO
. . . . . . .
E
Weegt 1 ,1 w.;
is vanzeer bleek en dus met zilver
gemengd goud,
en werd
op
den 8
Februarij
1 776
op
het strand van
Domburg (eiland
Walcheren in
Zeeland) gekocht
door
wijlen
den Heer A.
K LUIT,
toenRector der
Latijnsche
scholen te
Middelburg,
later,
als
Hoogleeraar,
een sieraad der Leidsche H00
geschool.
Vaneen van s mans
nakomelingen
inde
zijlinie
werd dit
stukje
met
meer andere
overgedaan
aan
wijlen
den Numismaticus
G. VAN
onnmv,
die het
weder aan
Schrijver
dezes verkocht.
Het woord
z'tlana'o,
in verband met de
vindingsplaats Domburg, bragt
ons
eerst
op
de
gedachte
dat het
stukje
in de oude
plaats
of stad Wtlanaof Witlam

die aande mondender Maas moet
gelegengeweest zijn
endoor de Noormannen
verwoest is
geworden,
zoude
geslagen zijn.
Doch daar de
vermelding
eener
muntplaats
(welke
dan
ook)
reeds
op
de
voorzijde
te vinden is,
zal het
ztlando,
welks
vervolg,
helaas! onleesbaar is, wel de naamvan eenen
zonetar'us
(Itlan
dus of Itlando
?)
moeten aanduiden.
N 29 heeft
op
de vz. een
regts gekeerd,
ruwborstbeeld. Omschrift:

HET'IIS CIVETATI
waarschijnlijk
te lezen; Mettz's cz'vetatz'
, gevende
dande stad Meta,
hoofdplaats
van
Austrasiof
Oost- Frankenrijk,
als muntstad aande hand
,
waar vele munten
geslagen zijn geworden.
Op
de kz. ziet menweder het in
bolletjes eindigend
kruis met de letters C A

\
-
(23)
daarnevens;
het een enander
omgeven
door een bladerkrans buiten welken
het omschrift:
HEVDELENVS SIZONE
d. i. de Muntmeester
Heudelenus,
gelezen
wordt.
Deze ambtenaar,
wiens
bediening
indie
dagenhoogst aanzienlijk was,
is van
elders,
immers voor zooverre ter
onzer kennis
kwam,
niet bekend.
Weegt 1 ,3 w.;
werd in Friesland
gevonden
enbevindt zich inde
Verzameling
van dan Heer ammuanaenn sanrate
Leeuwarden.
N 30 levert in den vormen de
plaatsing
der letters
eenig
verschil
op
met
de
vroeger
beschrevene munten.

Rondomhet met een diadeem
versierde,
regts gekeerde, Vorstelijke
borst
beeld wordt het woord
METALS
gelezen, hetgeen
de Heer
aracan,
die dit te
Domburg gevondene muntje
be
schreven
heeft,
verklaart te
zijn
de stad Melle
(Tweede Verhandeling,
bl.
25).
Op
de kz. staat het
gevoete
kruis
op
een
grooten
bol, waaronder weder een
dwarsstreep gezien wordt;
de bol bevindt zich tusschende letterteekens V
en
II. Het omschrift is:

EGISILVS TEV verder onzeker.


De G in
Egisilus
is van
zonderlingen
vorm. Het woord zelf zouden
wij
voor
den naamvan eenenMuntmeester houden
, bijaldien
er MON enniet het rad
selachtige
TEV
..
achter
volgde.
Gelijk wij
zeidenis het
stukje
te
Domburg gevonden
en
afgebeeld op
Pl.
I,
N 1 4 van macans Tweede
Verhandeling.
N 31 is
op
de vz.
grootendeels
en
gedeeltelijk
ook
op
dekz. zeer
onduidelijk.
Op
de vz. ontbreekt het hoofd van het
Vorstelijke
borstbeeld
geheel.
Vanhet
omschrift is alleen leesbaar:
51 2E
. . . . . .
ATI
hetgeen ongetwijfeld aangevuld
moet wordentot mettz's
civetatz, en is dus even
als N 29enhet
volgende
N 32 te Metz
geslagengeworden.
Op
de kz. ziet menhet cr02a.
pommetee
met de letters CAdaarnevens binnen
een
bladerkrans,
omgeven
door het slechts
gedeeltelijk zigtbare opschrift;
(24)
m
. . .
PANSOAIAA
Is mede te
Domburg gevonden
en
afgebeeld bij macaa,
Tweede
Verhandeling,
Pl.
I,
N 1 5.
N 32 heeft
op
de vz. weder een
regts gekeerd Vorstelijk
borstbeeld van
ruwe
bewerking. Gelijk
menziet is de
romp
des
ligchaams op
eenen
tamelijken
afstand van het hoofd
geplaatst.
Het omschrift is weder:
METTIS CIVETATI.
.
De kz.
bevat, even als die van N 29, kruis, letters,
krans enomschrift
HEVDELENVS SRONE.
Zonderling,
dat het kleine
kruisje
in het omschrift
steeds
aan
de
benedenzijd
der munt voorkomt.
Werd mede te
Domburg gevonden,
is
afgebeeld
in rracaas Tweede Ver
handeling,
Pl.
I,
N
1 7,
en
weegt
1 ,3 w.
N
33, een
op
de
voorzijde
weder zeer ruwbewerkte tiers de sol
dor,
heeft
tot omschrift:
TREVERIS CIVETAT.
d. i. de stad
Trier,
die zoo
merkwaardige plaats,
eenmaal zoo
heerlijk
dat
zij,
gelijk wij
reeds boven
vermeldden,
het noordsche Rome
genoemd
werd. Zooals
bekend
is,
heeft
zij nog
vele
overblijfselen
die van bare
grootheid
in het Ro
meinsche
tijdvak getuigen.

Ook onder de Frankenbleef ze


nog
zeer
lang
haren
ouden roemhandhaven. Het
munthuis,
dat onder de Romeinenzootalloos
vele
geldstukken
de wereld
inzond, waarvan
nog
duizende in
openbare
en
bijzondere
K abinetten
aangetroffen
worden
(onder
anderenin dat der Leidsche
Hoogeschool) , zag
er
gedurende
de
heerschappij
der
Franken,
misschien wel
door muntmeesters en
muntgezellen, die,
bij
de
verovering
der staddoor
gemeld
volk,
in handen der overwinnaars
gevallen waren,
- mede een aantal vervaar
digen.
Het
tegenwoordige
is, evenals een boven onder N 1 0 reeds
afgebeeld,

een dier stukken.


Op
de kz. vertoont zich wder het craza:
pommetee
met de letters C V
(thans
in
omgekeerde plaatsing;
het
zijn
toch
geene
A en
9)
binneneen bladerkrans.
Het omschrift is:
& gt; X
BERTNINOS'XIONARIO
althans zoo
lezen
wij
het laatste
woord,
dat als monetariobedoeld zal
zijn.
(25)
Deze munt is mede te
Domburg gevonden geworden, afgebeeld bij MACAR,
Tweede
Verhandeling,
P1 .
I,
N
1 7,
en'weegt 1 ,2 w.
N
34, vanveel ruwer arbeid dande beide laatst beschrevene munten
,
bevat
op
de vz. een slecht
geteekend
borstbeeld
regts.
Het
omschrift, hoewel in
zeer.
groote letters,
is ons niet
duidelijk:

RODESVVSO
(of
SC
?)
Op
de kz. vertoont zich weder het croia:
pommetee, thans
aan de
bovenzijde
voorzien van de letters C
V;
alles binnen een
parelkrans.
Het omschrift
is, met
uitzondering
van de drie eerste en de laatste
letter,
zeer
onduidelijk, zijnde:

;
TRA
.
.
. . . .
m
De daartusschen
geplaatste
letters hebbenechter
geene sporen
van
IECTV,
zoodat
wij
de slotletter voor de eerste van het woord
Monetarz'us houden
ende
voorafgaande
dus den naamvan den Muntmeester zullen
uitmaken.
Ook deze ere de sol dor is te
Domburg gevonden,
door den Heer macaa
afgebeeld
enbeschrevenin
zijne
Tweede
Verhandeling (zie
ook
zijne
P].
1 ,
N
1 8)
en
weegt
1 ,28 w.

Het
muntstukje berust, evenals alle door denHeer maean
beschrevene, in
de
Verzameling
vanhet Zeeuwsch
Genootschap
der
Wetenschappen
te
Middelburg.
N 85
,
vanbetere
bewerking,
heeft thans
op
de
vz. een naar de
linkerzijde
gekeerd borstbeeld, dat echter niet onder de
fraaije
behoort. Het
omschrift is;
& gt; {
MARSALLO
Men ziet de letter S is hier
weder,
gelijk
dikwerf
vroeger,
in
eene
liggende
houding afgebeeld.
Op
de kz. bevindt zich een schuins
geplaatst, gevoet kruisje,
door
een
regt
opstaand,
mede
gevoet, paaltje
of iets
dergelijks
doorsneden
, terwijl
zich binnen
de
inspringende hoeken
vanhet
kruisje
twee
bolletjes
vertoonen. Het
omschrift is:
& gt; I
TROCLINV
(P)
S.
Weegt 1 ,3 w.
;
is in Friesland
gevonden
enbevindt zich in de
Verzameling
van den Heer
BLOEMBEEGEN sanrr te Leeuwarden.
N 36heeft
op
de vz. eenzeer aauw
afgebeeldVorstelijk
hoofd
(of borstbeeld
P)
naar de
regterzijde gekeerd.
Zien
wij wel,
danmoet het omschrift
4
(26)
AVDERICI
gelezen worden, maar het is toch
zonderling
dat er zich een
kruisje
tusschende
(omgekeerde)
R enI van dit woord bevindt. Zouden soms de letters C I de
eerste van
het. woord Uziztae kunnen
zijn
,
omdat
wij
eenen Muntmeestersnaam
op
de kz. lezen?
Op
die kz. toch zien
wij
een aan de drie
boveirzijden gevoet kruis,
staande
op
een hol.
Het omschrift is:
& gt; {& lt;
FREDVLFO.
Weegt 1 ,35 w.;
is inFriesland
gevonden
en bevindt zich in de
Verzameling
van den Heer BLOEMBERGEN SANTE te Leeuwarden.
Nadat
wij
deze munt reeds voor een aantal
jaren
met
vriendelijke vergunning
van den Heer srmrr:
geteekend hadden,
is
zij
door Mr. J. nmxs uitgegeven
geworden
in de Revue de la
Numc'smatz'que Beige.
Op
de
Supplemeutplaat
XXIII deelen
wij
onder N 4 de
afbeelding
vaneentiers
de 801 mede,
die voor
eenige jaren
te K uik in Noord- Braband is
opgegraven
en
zich in de
Verzameling
van het Noord- Brabandsch
Genootschap
bevindt. Het
xmuntje
verkeert in een zeer
afgesleten
toestand.
Op
de
vz. ziet meneen
regts
gekeerd
borstbeeld blootshoofds. Het omschrift
schijnt
te
zijn:
& gt; {& lt;
SOE JIONIS
Op
de kz. vertoont
zich, naar het
schijnt,
eene
regts
ziendeVictore en face,
zonder
eenig voorwerp
in de handen. Omschrift:
RICVLFO.
Het
stukje weegt
1 ,5 w.

N 37,
op
P1 .
1 1 1 ,
heeft
op
de vz. eene
kruisvormige guur
binneneenen
als met
parels
versierdenrand. Er vertoonen zich
geene
sporen
van eenigbp
schrift.
(Menvergelijke
deze vz. met die der ineaorns
Bl'tterfr
Mnzlcunde,
II,
Pl.
XX, N 306 en 307
afgebeelde.)
Zulks is
wel
het
geval op
de
kz.,
waar zich een
kruisje
binnen eencirkelvertoont,
omgeven
door een omschrift,
hetgeen,
helaas! door
besnoeijing
der munt, van welke ons nimmer
een
volle
diger exemplaar
is
voorgekomen,
althans voor ons volkomen onleesbaar is.
Weegt 1 ,2 w. Bevindt zich in onze
Verzameling
enis van onbekende her
komst.
(27)
Wij gaan
over tot de door ons
op
P1 . 1 1 1 en
volgende,
tot enmet
V1 ,
afge
beelde zilverenmunten
,
eene muntsoort van welke het niet met zekerheidbekend
is van welk volk
zij
is
uitgegaan,
endie
wij
dromals
Vroeger bij
ons nationaal
beschouwen,
omdat ze in
vrij groote
hoeveelheden
bij
ons telande,
in
Friesland,
te
Wijk bij
Duurstede ente
Domburg gevonden
is
geworden.
Ze is in
nunuve
(echter
zonder
eenige
de minste
beschrijving
in den
tekst) afgebeeld op
de Pla
ten 1 en 2 als
Angel- Saksische munt; comanoosz,
die er een aantal afbeeldde
op
Pl. 28 noemt ze
vragenderwijs
denieracz'sr/zeuans. Zie
RUDING,
Annals
of
Me
Coina_ge of
Graat
Brittain,
Londen
1 840, eneommousn
, Mormoyes
natio
nales de
France,
Paris 1 840.
Verder
zijn
er eenaantal
afgebeeld
in RETHAAN macans Eerste Verhande
ling,
P].
1 1 , enTweede
Verhandeling, Pl.
I en II. Zie ook nawxms Silver
Cm'm
of Enyland op
de Plaat
zijner
Sceahae,
N 42. Men
vergelijke
de haren
van den helmvan Minerva
bij
anur. Monnoyes
dAt/lnes,
page
41
,
52,
64.
N& quot; 1 heeft
op
de vz. eene
afbeelding
die
wij moeijelijk beschrijven
kunnen.
Is
het, gelijk sommigen
willen,
de kamvan eenen helm;
is het
(doch
danin
eene andere
rigting
als de
afbeelding op
de Plaat
aanwijst
te
nemen)
de ruwe
voorstelling
vaneen
schip
met
roeijers, terwijl
de drie schuinsche
strepen
man
schappenop
het
schip
zouden moetenverbeelden?
wij
weten het niet enookalle
Numismatici,
die
wij raadpleegden,
verklarende zaak als zeer duister.
Op
de kz. vertoont zich een vierkant, waarvan de
lijnen
als uit
pareltjes
za

mengesteld zijn;
inhet midden van het
vierkant, dat
sommige
Numismatici met
den naamvan eene
legerplaats omschrijven,
ziet men een cirkelrond,
tusschen
twee
punten, terwijl
zich bovenhetzelve twee
guren
als de letter T endaar
onder weder een
puntje
of
bolletje
en twee
guren
als de letter 1 vertoonen
;
ter
linkerzijde,
buiten het vierkant of de
dusgenaamde legerplaats,
ziet men eene
guur
die denvorm.der
Grieksche
letter T heeft.
Z.
weegt
1 ,2 w.
;
werd te
Wijk bij
Duurstede
tijdens
de
opgravingen
der
ja
ren 1 844 en 1 845
gevonden
en bevindt zich thans in het K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
Men
vergelijke
met dit ende
volgende muntjes
de
bij
uawxms
Silver Uozns
of Englaud afgebeelde Sceattae,
N

42.
Men kan
eenigzins bepalen
tot welken
tijd ongeveer
deze
muntjes
te
brengen,

4
*
(28)
doordiener in
Engeland
eene
gevonden
is met de zelfde
voorzijde,
hebbende
op
de
keerzijde
inhet
Angel- Saksisch
dannaamvanEthilbert 1
,
K oning
vanK ent,
die van 568 tot 61 5 leefde.
Aangezien
dit
muntje
het
eenig
bekende is met
een
opschrift,
moeten
ongetwijfeld dergelijke,
die
geenopschrift dragen,
ouder
zijn.
HAWK INS
zegt
omtrent
deze
soort van
muntjes,
op
bl. 1 7
zijner
Silver
Coz'm
of Enylana: During
the Saxon
period
the earliest coins
are
those which
are known
by
the name of Sceattae,
but whether
brought
intothis
country by
that
people
when
they
rst arrived

or
actually
struck inthis
country
afterwards
,
there are nownomeans of
ascertaining. They
are not of common
occurrence,
nor does it
appear
that
many
of themhave been discovered
withinthe limits of
this island
(1 )./1
En
verder:
Nosuccesful e ort has
yet
beenmade to
explain
the
types
or the fewletters
they
baar.
Though
the exact
period
of the issue
of the various
types
of sceattae cannot be
ascertained,
it can
scarcely
bedoubted
that
they
formthe
connecting
link between the
genuine
Roman and Saxon
coins. Hiervoor
brengt
HAWK INS daarna
eenige bewijzenbij, volgens typen,
die wel in
Engeland,
maar niet inons vaderland
gevondenzijn,
zooals de na
volging
der
wolvin,
die Romulus en Remus
zoogt,
de overeenkomst der borst
beelden
op
de
voorzijde
van
sommige muntjes
met die der
Romeinsche, enz. enz.
En
eindelijk:
1 1 A careful
comparison
of other sceattae will shewthe connexion
between the Romanand Saxon
coins,
and lead toa convictionthat
they
were
issued some time between the
commencement
of the sixth and close of the
seventh
century.u

N 2 heeft eene vz.


welke van die vanN 1
eenigzins afwijkt,
doch
moeijelijk
te
beschrijven
is.
Wij
verzoeken dus onze lezers deze en de
volgende
munten
steeds
op
de Platenzelve in
oogenschouw
te willen nemen enover denaard en
de beteekenis der
guren
hunne
gedachten
te laten
gaan.
Op
de kz. ziet menweder een vierkant met
gurendaarin
,
die
eenigzins
naar
\
(1 ) Gelijk wij
zien zullen
, zijn
er een aantal
gevonden
te
Wijk bij
Duurstede en te
Domburg,
zoodat het
mogelk,
indien niet
waarschijnlijk,
is dat ze
op
het vasteland
het eerst
geslagen zijn geworden.
(29)
de letter T
gelijken.
Buiten het vierkant vertoont zich vanboven
eenig spoor
van een
kruisje
en links weder eene I.
Het
gewigt
vandit
muntje,
waarvan
zich
drie, te
Wijk bij
Duurstede inder
tijd gevondene, exemplaren
inhet K abinet der
Leidsche'Hoogeschool bevinden,
is
aanmerkelijk
minder danvan N 1 ; twee derz_elve
namelijk wegen
0,75 en
een derde slechts
0,7 wigtje.
Het zilver
schijnt bij
de
vervaardigers
dezer kleine muntsoort in
geene groote
hoeveelheid voorhanden
geweest
te
zijn.
_
Het zelfde is het
geval
met N 3
,
welks
afbeeldingen op
voor- en
keerzijde
veel overeenkomst hebben met die
op gemelde
N 3. Echter
zijn
de
guren
in
het vierkant veel
onregelmatiger.
De twee
exemplaren
in het K abinet der Leid
sche
Hoogeschool,
beide te
Wijk bij
Duurstede
opgegraven wegen
ieder slechts
0,4 wigtje.
De
voorstelling op
de vz. van N 4 heeft
op
de
vz.
weder meer van die,
welke
op
N 1
gevonden
en door ons beschreven werd.
p
de kz. ziet meninhet
vierkant, aande vier
zijden
vanhet thans
grootere
cirkelrond
,
even zoovele
versierde,
in
bolletjes eindigende, kruisvormigeguren.
Twee
exemplaren,
mede van
Wijk afkomstig
en in het Leidsche K abinet
voorhanden,
wegen
ieder
0,6 w. In onze
eigene Verzameling
bevinden zich
drie dito.
N 5 verschilt weder
eenigzins op
de vz.
In het vierkant
op
de kz. ziet men
eenige onregelmatig geplaatste bolletjes,
eencirkelrond, een
kruisje
als boven
op
eene I
geplaatst,
een
versprongen
kruis.
Twee
exemplaren,
ieder
0,6 w.
wegende,
beide mede te
Wijk bij
Duurstede
gevonden,
bevinden zich in het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche Hoo
geschool.
N 6
,
weder met
ongeveer
de zelfde
vz.,
heeft
op
de kz. inhet vierkant an
dermaal
dergelijke guren
als
op
N
1 5, enbuiten dat vierkant een
kruisje.
Thans van
koper (misschien
door eenvalschen munter
vervaardigd), weegt
0,6 w.;
werd te
Wijk bij
Duurstede
gevonden
en bevindt zich inhet K abinet
der Leidsche
Hoogeschool.
N
7,
wat de
vz. betreft, van
ongeveer
de zelfde
type
als de
voorgaande,
(30)
heeft echter
op
die
zijde
ook een
kruisje.
Wat de kz.
betreft,
daarvanis moei
jelijk
eene
beschrijving
te
geven:
een
groot,
in breede einden
uitloopend kruis;
daaronder eene
guur,
inhet midden
als
de helft eener O
omgebogen.
Boven
het kruis twee
guren,
slechts
gedeeltelijk zigtbaar ;
zouden
zij
de letter A twee
maal moeten voorstellen?

Zij
werd ons
indertijd,
in
teekening,
uit de
Verzameling
van den Heer
J. 1 1 . BALFOORT te Utrecht
medegedeeld.
N 8
is,
wat de vz. betreft, aan N 7
gelijk,
echter met dit onderscheid dat
het kruis kleiner is ener zich boven
(of van ter
zijde van)
hetzelve een
cirkeltje
bevindt.
Op
de kz. ziet menweder een vierkant met zich daarin vertoonende
meerendeels onzekere
guren;
indenrand
schijnensporen
vanletters voor te
komen.
In
teekening medegedeeld
door den Heer nu.rooar als
voren.
De vz. van N 9 heeft
bij
de
gewone guur,
naar het
schijnt,
de letters
V H onder
elkander,
benevens een tweetal
kruisjes.
De
guren
binnenhet
lang
werpig vierkant
op
de kz.
zijn
weder
verschillend, en ook de letters
(P) zijn
talrijker
en van eene andere
gedaante.
Dit
muntje
is
opgegraven
of liever
op
het strand
gevonden
te
Domburg
en
uitgegeven
door den Heer
RETHAAN MAcan in
zijne
Eerste
Verhandeling,
P1 .
II,
N 26.
Bevindt zich in het
K abinet
van het Zeeuwseh
Genootschap
te
Middelburg.
N 1 0 heeft weder eene
moeijelijk
te
beschrijven,
vande
vorige vrschillende,
voor- en
keerzijde,
waarom
wij
verzoekendat de
gebruikers
van dit ons werk
ze
op
de Platen met die
vorige vergelijken.
Het
muntje
bevindt zich in het K abinet van het Zeeuwseh
Genootschap
te
Middelburg, zijnde
mede te
Domburg gevonden.
Het is
vroeger uitgegeven
door den Heer mncan in
zijne
Eerste Verhande
ling,
Pl.
1 1 ,
5 80.
N 1 1
schijnt op
de vz. het
getal
XII te vertoonen
,
hoewel
wij
meenendat
dit niet bedoeld is
geworden
enhet
eenvoudig
een
kruisje
is met twee daarne
vens
geplaatste strepen.
Omtrent de kz.
verwijzen wij
naar onze
aanmerking
bij
N 1 0. In den
rand
ziet men weder
sporen
van letters.
Gevondente
Domburg
en berust, evenals alle de
volgende
tot enmet N
21 ,
(31 )
in de
Verzameling van
het Zeeuwsch
Genootschap.
Het
tegenwoordige stukje
is door
wijlen
danHeer RETHAAN macan
afgebeeld
in
zijne
Eerste Verhande
ling,
P1 . I,
N 31 .
_
N 1 2 heeft
op
de vz. in de
gewone guur
als de letters 1 H nevens elkan
der. Rondomhet vierkant
op
de kz.
schijnen
weder letters te staan.
Afgebeeld
door mrrna1 mmacan in
zijne
Eerste
Verhandeling,
P]. 1 1
,
N 33.
N 1 3 heeft
op
de vz. veel overeenkomst met die vanN 4 en5. De
guren
binnenhet vierkant
op
de kz.
zijn
thans zeer
regelmatig;
de letters
(P)
daaren
tegen
in den buitenrand
bijzonder onduidelijk.
Afgebeeld
door arrrnaan
nacaa in
zijne
Eerste
Verhandeling,
P1 .
II,
N 34.
N 1 4
wijkt
al weder
op
de vz. af van alle
vroegere.
Ook de kz. komt met
geene vroegere
overeen en bevat ook in den rand
geene
letters.
Is
uitgegeven
door
RE'IHAAN MACAR als
voren,
Pl.
II,
N 35.
N 1 5
wijkt op
de
vz.
aanmerkelijk
af van de
voorstellingenop
de
vroeger
beschrevene. Door middel
van
parelcirkels
is
er veel
verfraaijing aangebragt.
De
afwijkende versieringen
op
de kz. zettenaandit
muntje
wel
eenige
schoonheid
bij.
Werd reeds
afgebeeld
door nmnaanmaoan t. a.
p.
P1 . II,
N 38.
N 1 6 heeft
genoegzaam
de zelfde vz. als N 1 en 6,
doch de
guren
inhet

vierkant
op
de kz.
zijn geheel anders,
bestaande thans ineen
cirkeltje,
aande
vier boekendoor even zoovele
bolletjes
of
puntenomgeven, terwijl
dat vierkant
weder binneneen ander vierkant omsloten
schijnt
te
zijn,
waarvanechter slechts
twee
zijdenop
het veld der munt
bespeurd
kunnen worden. Aan de
buitenzijde
vertoonen zich andermaal
sporen
van letters.
Afgebeeld bij
MACAR t. a.
p.
onder N
39,
op
P]. 1 1 .
N 1 7 heeft eene
voorzijde, gelijkende
naar die van N 5. De
guren
inhet
vierkant
op
de kz.
wijken
weder af vanal de
vroeger
beschrevene. Er
zijn
ook
aan de
buitenzijde sporen
van letters te zien.
Afgebeeld
door macan
op
P1 . II
zijner
Eerste
Verhandeling,
N 29.
N 1 8 vertoont ons weder eene ditovz. De
guren
binnen het vierkant
op
de kz.
zijn regelmatig (als
vier
regthoeken
omeen cirkel).
Afgebeeld bij macan, P1 . II,
N 27.
N 1 9 heeft
bijnageen
verschil
op
de
vz. aante toonen. Die
voorzijden
der

(32)
muntenhebbenover het
algemeen
meer
onderlinge gelijkenis
dande
keerzijden.
Ook thans ziet men weder eene
groote afwijking
van de
afbeeldingen
op
de vroe
gere.
Een
sierlijk kruisje
alsmede
eenige
letterteekens
(?) zijn
aan danbuiten
kant
zigtbaar.
Afgebeeld bij MACAR
in
zijne
Tweede
Verhandeling,
Pl.
I,
N 25.
Op
onze
Supplementplaat
XXI deelen
wij
onder N 6 de
afbeelding
van een
eenigzins afwijkend muntje
mede;
thans bevindt zich binnenhet vierkant
op
de
kz. eene
cirkelvormige guur
boven twee
bolletjes.
_Z. weegt
slechts 0,3 wigtje
en bevindt zich in onze
Verzameling.

Niet wetende onder welke
afdeeling wij
het
muntje
N

7
op gemelde Supple
mentplaat
N XXI zoudenmoeten
brengen
, beschrijvenwij
het tedezer
plaatse.
Het heeft
op
de vz. een
mensohelijk
hoofd,
vlak van vorente zien,
boven
eenige
bolletjes.
Omtrent de kz. kunnen
wij
niets
mededelen, daar die
geheel afge
sleten is.
Z.
weegt
0,6 w. en bevindt zich inonze
Verzameling.
Het was
vroeger
te
Domburg gevonden.

Omtrent N 20
verwijzenwij,
wat de vz. betreft, naar N 1 en 1 6,
hoewel
toch niet volkomende
zelfde; en wat de kz.
aangaat,
naar N
1 ;
mede echter
met
eenige afwijking.
Niet zeer
aangenaam
was tot dus verre onze taak, om
namelijkbeschrijvingen
van
muntjes
te
geven,
wier
afbeeldingenwij bijkans,
immers niet met
eenigen

dan minsten
graad
van zekerheid,
kondenaanduiden. De thans
volgende
zul
len
ons
eenige
meerdere
aanwijzing geven,
hoewel er toch ook
bij
deze veel
duisters
overblijft.
Laat ons
hopen
dat onze
opvolgers,
ten
gevolge
vande eene
of andere
gelukkige omstandigheid,
beter dan
wij
en onze
voorgangers,
inde
beschrijving
en
toekenning
dezer munten zullen
mogen slagen.
N 21 danheeft
op
de vz. een
regtsgekeerd menschelijk
hoofd met misteekend
oog,
neus enmond; aan de
zijde
van den hals vertoont zich een
parelsieraad.
Vr het hoofd ziet men de letters V
M;
achter en bovendat
hoofd, naar het
schijnt, eenige
sieraden.
Op
de
kz.,
die
wij,
tot
verandering, bij
het onzekere vanhare
beteekenis,
eens ineene andere
rigting lieten afbeelden,
ziet men weder de zelfde
guren
(33).
als
op
de
voorzijden
der
vroeger
beschrevene N 1 20
gevonden
worden.
Dit
muntje
bevindt zich in de
Verzameling
vanhet Zeeuwsch
Genootschap
der
Wetenschappen,
en werd
afgebeeld
door den Heer RETHAAN MACAR in
N II
van
het;
Are/ref. Vroegere
en latere
mededeelingen, voornamelijk
in be
trek/ring
tot
Zeeland, uitgegeven
door lret Zeeuwse/z
Genootsc/zap
der
Wetenschappen,
en wel in
zijne
daarin voorkomende Tweede
Ver/raridelz'ng over de
bij Domburg
gevondene
Romeinse/re, Frankisce,
Brllarzni80/r6 enandere
munten, voorgedragen
op
de
algemeene vergadering
van liet Zeeuwscb
Genootecap,
den5
April
1 854.
Men zie aldaar Pl.
1 ,
N 24.
N 22 heeft
op
de vz. de
afbeelding
van eenmet dan
kop
naar den
grond
gerigten, regts gekeerden, _vogel,
als met driedubbelenstaart. Vr het dier
bevindt zich een
kruisje;
achter hemdrie
bolletjes;
bovenhemde
raadselachtige
guren, hoedanige
ons steeds
op
de
voorzijden
der muntenN 1 20 en
op
de
kz. van N 21 voorkwamen.
.
De kz.
,
door ons weder in eene andere
rigting
dan
op
de
vroegere afgebeeld,
vertoont eenvierkant met
afwijkende gurendaarin;
althans
op
andere
wijze
voor
gesteld,
dan
wij
tot dus verre ontmoetten. .
Z.
weegt
1 ,1 w. en bevindt
zich,
waarschijnlijk
in Friesland
gevonden,
al
thans van daar gekomen (uit Bolsward),
in onze
Verzameling.
Een
dergelijk
is
afgebeeld
in HAWK INS Sz'lver Coina
of ngland, Sceattae,
N43.
geven nog
de
afbeelding
van een ander
exemplaar,
dat zich in
het
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
bevindt,
op
Pl.
XX,
onder
N 9.
N
23,
eene ditomunt van ruwere
bewerking,
heeft
op
de vz. eene afbeel
ding,
die,
wegens
de twee
pooten,
die van eenen
vogel
zal moeten voorstellen.
Tusschen den
kop
en de
voorpoqt
ziet men een
cirkeltje
met een
punt
daarin;
tusschen
depooten
twee
bolletjes.
De staart is andermaal
drievoudig
ende on
zekere
guren
vertoonen zich weder in de
hoogte.
Op
de kz. vertoont zich een vierkant,
waarin
vijf
cirkels,
vrij regelmatig
geplaatst,
met
punten
daarin. De cirkels
zijn
alle door
regelmatig,
twee en
een, geplaatste bolletjes
van elkander
gescheiden.
Berust, te
Domburg gevonden
in de
Verzameling
van
het ZeeuwschGenoot
5
(34)
schap
enis
afgebeeld
door denHeer nnrnaarv macaae,
op
Pl. II
,
N 87'
zijner
Tweede
Verhandeling.
Wederom
gaanwij
over tot eene andere soort van zilveren
munten,
door ons
onder N 24 en 25
afgebeeld.
Beide hebben
op
de vz. eenlinks
gekeerd,
uiterst
ruw,
hoofd. Zelden
zagen
wij
ruwer
afbeelding
vaneenmenschenhoofd, entoch zal het
zoodanig
eenmoe
tenvoorstellen. Het is bedekt met
eenig puntig
tooisel. Vr dat
op
N 24
ziet men een kruis- of
bloemvormig sieraad;
onder hetzelve
bolletjes
of
parels;
terwijl
aan de
bovenzijde
zich
sporen
van een
parelrand
vertoonen.
Op
de kz. vertoonen zich vier naar elkander
gekeerde hoekige
,
als in
bolletjes
of
paarleneindigende, guren,
met een
punt
inhet midden
, terwijl
tusschen
die
gurenregelmatig geplaatste bolletjes,
twee en een
, gezien
Worden.
N 24 is te
Domburg gevonden, weegt
1 ,1 w. en
bevindt zich inhet K abinet
der Leidsche
Hoogeschool.
Een ander
exemplaar, ter
zelfder
plaatse gevonden
enhetzelfde
gewigt hebbende, wordt inonze
Verzameling aangetroffen.
N 25 heeft voor den
kop,
in
plaats
Van een
kruisje
of
bloempje,
drie bol
letjes,
twee en een.
Op
de kz.
zijn
de
vier;
hoekige guren
niet
regelmatig geplaatst,
en ook
de
bolletjes,
die niet zoo
talrijk zijn
als
op
de
vorige,
missen de
regelmatige
plaatsing.
Inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool
bevindenzich twee
exemplaren
de
zer munt,
ieder
0,3 w.
wegende,
zoodat
wij,
schoon ze in door het zeewater
afgebeten
toestand
verkeeren, ze wel als halve van N 24 durven beschouwen.
N 26 heeft;
op
de vz. het
zoogenaamde aiyr'llum
Davids, zijnde
twee door
elkander
geplaatste
driehoeken.
Zij
hebbenin hun middeneenkruisje.
Op
de kz. ziet men eene
guur,
die veel
gelijkenis
heeft met de letter
A,
hoewel het middeldeel
(tusschen
de
beamen)
vandan
gewonen
vorm
afwijkt.
Van
boven ter
zijde
vertoonen zich twee
punten
en van onder twee
kruisjes.
K . Deze
munt, indertijd
te
Wijk bij
Duurstede
gevonden,
is toendoor ons
geteekend geworden,
doch
wij
verzuimdenden naamdes
eigenaars
enhet
gewigt
der munt
bij
onze
teekening
te
plaatsen.
N 27 heeft
op
de
vz. eenige regelmatig hoeksgewijze
schuins
geplaatste lijnen,
(35)
met een kruisje
in het midden en twee
punten
van boven, alsmede evenzoo
vele van onder.
\
Op
de kz. staan
eenige
ruwe
guren,
een
kruisje
en
bolletjes afgebeeld.
K .
Weegt 0,8 w.;
werd den 8
Februarij
1 776
op
het strand van
Domburg
door
wijlen
den
geleerden
A. K LUIT met
eenige
andere
stukjes aangekocht
en
kwamlater,
door
geschenk
van wijlen
den Numismaticus G. van
ononn,
in
het Munt en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
N 28 heeft
op
de vz.
,
doch
eenigzins op andere wijze
dan
op
N
26,
het
mlqillum
Davdz's of de twee door
elkander gestrengelde
driehoeken

met eenkruis
in hunmidden. Thans
zijn
buiten die
guren
ook
nog
vier
bolletjes zigtbaar.
Op
de kz. vertoonenzich rondomeen
kruisje eenige guren,
die naar letters
gelijken.
Ook vanbovenvertoont zich
nog
een
kruisje,
dat door
bolletjes
oni
ringd
is.
_
Z. Een
exemplaar
dezer muntsoort
in het Leidsch K abinet,
dat te
Wijk bij
Duurstede
opgegraven
werd, weegt
0,95 w. ; eenander,
dat te
Domburg
werd
gevonden,
0,8 w.
;
een derde dito, mede aldaar
gevonden,
doch waaraan een
klein
stukje ontbreekt,
haalt slechts 0,3 w.
Wij meenen dat dit een
{zalf
van
de andere zal
zijn.
N 29 heeft
op
de vz. een ruw
,
misteekend,
mensehelijk borstbeeld,
vlak van

voren te zien,
in een cirkel, aan welks
binnenzijden
vanbovenzich
dusdanige
guren
bevinden als men
op
de vz. der munten1 20 aantreft. Aan beide
zijden
van het borstbeeld ziet men twee
kruisjes.

Op
de kz. vertoont zich eene slangvormige guur
ineenniet volkomenronden
cirkel. Aan de
buitenzijde
ziet men gebogene streepjes op
gelijke
afstanden
geplaatst.
Buitendencirkel vertoont zich een
parelrand.
De
guur
der
slang
komt dikwerf voor
op
afbeeldingen
vanschepen
enandere
voorwerpen
der Noord
sche zeeroovers uit de middeleeuwen.
Z.
Weegt 1 ,1 w.;
werd te
Wijk bij
Duurstede
gevonden
enbevindt
zich in
het
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.

_
N 30 heeft
op
de voor- en
keerzijdendergelijke afbeeldingen
als
op
de
vorige
munt. De
strepen
ter
zijde
van het hoofd
wijken
thans echter
zeer
in vormaf.
Ook
ontbreken
de.
kruisst
en vindt men daarentegen
vier
bolletjes
ter
plaatse
.
5
(36)
vaneenderzelve. De
dusgenaamde slang op
de kz. is thans door een
parelrand
omgeven.
Z.
Weegt 1 ,1 w. enis
waarschijnlijk
inFriesland
gevonden geworden,
daar
zij
uit Bolsward in onze
Verzameling,
ruim
dertig jaren geleden, overging.
N
81 ,een, gelijk
men uit de
afbeelding bespeuren
kan,
weder
afwijkend
exemplaar
eener
dergelijke munt,
mede van Z. en 1 ,] W.
wegende,
werd in
1 776,
als
andere,
op
het strand te
Domburg gevonden
en bevindt zich in het
K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
VanN
32,
als
voren, doch,
als ieder slechts
0,6 w. halende, waarschijnlijk
/zalve der
vorige munten,
bevinden zich drie te
Domburg
in 1 776
gevondene
exemplaren
in het K abinet der Leidsche
Hoogeschool.

Lang
nadat
wij
het bovenstaande
gesteld
hadden, gaf
Mr. J. DIRK S inde
Revue de la
Numz'ematz'gue Beige
van 1 863
, page
393,
de
afbeelding
vantwee
dergelijke muntjes
als onze N 2932. In het
geheel
waren er 1 61 zulke
stukjes
inMaart 1 863
gevondenbij
het
dorp Terwispel, gemeente Opsterland,
Provincie Friesland, en wel
bij hetafgraven
van den
bovengrond
van een stuk
lands waaruit menturf haalt.

Deze
grond ligt
een
weinig
ten zuidenvan de
plaats
waar het water het
K oningsdiep
den.
naamvanBoorn
aanneemt, zijnde
dien van de oude
uvz'ua Burdo, zoo bekend in de Friesche
geschiedenis
der
eerste eeuwenonzer
Christelijke jaartelling.
Juist te
dierplaatse
wordt
volgens
den Heer nmxs de Boomof Burdobevaarbaar. Nu is het bekend dat deze
rivier zich
vroeger
ineenzeeboezem
(de
later
dusgenoemde Middelzee) ontlastte,
die Friesland van binnen
bespoelde,
doch sedert
lang opgedroogd
is. Dmxs
meent dat de
plaats
dus zeer
goed
kan
aangenomen
wordenals
geschikt
omer
zich naar
Groot- Brittanjein
te
schepen. Hij
neemt met de Heerenmacan
(1 )
enLELEWEL (2)
aan
,
dat deze munten
Angel- Saksische zijn,
en
oppert
de
gis
sing
dat het hoofd
op
de vz. dat van Wodanzoude kunnenvoorstellen.
Terwijl wij,
lettende
op
de
afbeelding op
de kz. vanhet
muntje,
dat
wij
onder
(1 )
Eerste en Tweede
Verhandeling
over de
b Domburg gevondene
munten.
(2)
Eturles
numismatiquea
el
arcologgues,
T.
1 ,
p.
426 en Pl. XII,
N& quot; 1 1
(37)
N 83 hebbenlaten
opnemen,
meendendat het dier
op
de kz. vanN 2932
een
draak of
slang.zoude
moetenvoorstellen, was de
meening
van LELEWEL dat
het eenhok of
paard
zoude kunnenverbeelden. Deze laatste
meening
wordt ook
door nmxs omhelsd.
Hij
voert eenaantal
plaatsen
van Tacitus enlatere
Schrij
vers
aan,
ten
bewijze
hoe
heilig
het
paard
in de
oogen
der oude Germanen
was (1 ),
zoodat zelfs de namen der aanvoerders
Hengist
en Horst daarmede
in
betrekking
zouden
staan; hij
meent dus dat menhet als zeer
natuurlijk
kan
beschouwendat
de Anglen,
eenGermaansch
volk,
het
Paard op
hunne munten
afbeeldden
(2).
Maar zulks
moge
waar
zijnbij eenige
vanzulke
muntjes , gelijk
er
ook
afgebeeld zijn
in nawxnvs Szlver Coins
of England,
onder N

44 envol
gende;
zeker is zulks niet
op
zijne
N
49, waar het
guur
eene
slang
of
draak voorstelt.
Aangezien_
nu de boven vermelde 1 61
muntjes alle,
zonder
eenige bijvoeging
van andere, ter bewuster
plaatse bijeengevondenworden, meent DIRK S dat ze
op
het vaste land
geslagen
zullen
geweest zijn
en
achtergelaten
door
iemand,
die
bij zijnen voorgenomen togt
naar
Engeland
is
omgekomen.
Dat de
Anglen,
een
Germaansche
volksstam,
in
grootengetale
door Neder
land
getrokkenzijn,
endaarinzelfs
sporen
vanbannen
togt
hebben
nagelaten,
heeft de Heer
P. e. MOLHUYSEN
vroeger
voldoende
aangetoond,
ook
wijzendeop
de
namen van
een
aantal
plaatsen
in
Gelderland, Overijssel,
enz.
,
welke namen
men
voor eendeel in
Engeland terugvindt.
Nu meent de Heer DIRK S dat de\
muntjes
N 2932 aan deze
Anglen
moeten
toegekend
worden;
iets waarvoor
groote
waarschijnlijkheid bestaat, wanneer dande
guur op
de kz.
, gelijk bij gist,
een
paard, bij
heneen
bijkans heilig wezen,
zal moetenvoorstellen. Dat er Friezen
onder de
Anglen
zullen
geweest zijn,
die,
waarschijnlijk
uit de rivier
Burdo,
naar
Engeland overgestokenzijn,
is zeer
mogelijk.
DIRK Shaalt eene
plaats
aanuit
roauaas
History of
Me
Anglo- Saarons,
Londen1 828
,
T.
1 ,
p.
31 8
,
waar staat:
We can
easily
aecredit the intimations
. . . .
that Frisians and their
neighbours

(1 )
Zie de Revue boven
aangehaald, page
397,
398.
(2)
Zie
Oversselse/te
Almanak voor 1 841 en
Bdragen
voor Vaderl. Geached.
en
Oud/leid/c.
1 1 1 , 5072, 1 1 31 36, 221 223, en IV, 1 9421 4, VI, 244256.
(38)
ware
mixed with the Saxons; u en ook de Friesche
volksoverleveringen spreken
vantwee
tegenBrittanje opdernomene togten,
beide door deFriesche
gebroeders
Hengist
en Horst, en wel omstreeks de
jaren
385 en470 onzer
jaartelling (1 ).
Toende Heer macane ten
jare
1 838 in
zijne
Eerste
Verhandeling
over de
bij
Domburg gevondene munten,
op
P1 .
1 1 1 ,
onder N 65
een,
naar het
schijnt,
zeer duidelijk
exemplaar
dezer muntsoort
(immers wij
vertrouwendat de
lithograaf
het
stukjejuist
zal
teruggegeven
hebben) uitgaf,
meende
hij dat, aangezien
het
zelve veel overeenkomst had met eene munt
bij
amennnon
(Specimenantguae
rei monetariae
Danorum,
pag.
35,
N
3),
het door hem
afgebeelde
van de
Deensche of Noordsche volkeren
afkomstig
zonde
zijn.
Wel wist
hij
dat 1 31 1
orrnnon
geene
munten met zekerheid als Deense/ie wil beschouwd hebben dan
die naSueno,
die in 981 aande
regering kwam,
geslagenzijngeworden; maar,
aangezien
deze toch de
afbeeldingen
der kleine munten van
vroegere
Vorsten
geeft
eneene dier muntenveel overeenkomst heeft met de
onderhavige,
meende
wijlen
de Heer MACAR dat
hij
een Noordsch
stukje
vr zich had. In
zijne
Tweede
Verhandeling
is
hij
echter van dit vermoeden
teruggekomen,
zie aldaar
bl. 42.
.
Vandeze muntsoort warener tot den
tijd
vande
uitgave
der Eerste
Verhandeling
(1 838)
uit
Domburg
inhet Munt- en
Penningkabinet
vanhet ZeeuwschGenootsch.
van Wetenschappen
te
Middelburg
2 zilverenen1 1
biljoenen
of
koperenaange
bragt geworden.
Er bevindenzich ook
eenige
inhet Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool,
mede te
Domburg gevonden.
Het aantal der in
Friesland
opgegravene
is
echter, gelijk wij
boven
zagen,
veel
aanzienlijker.
Ma
oaa vermeldt ook het vinden van een aantal dezer
muntjes
inhet
Engelsche
gewest
Marcia, en wel
vermengd
onder
muntjes
van het
Graafschap
K ent. Van
daar dat
hij
meende
(zie
s mans Tweede
Verhandeling,
bl. 42)
dat ze aldaar
geslagen
zouden kunnen
zijn.
LELEWEL was
blijkens zijne aanteekeningen op
zijne
IX Plaat van
gevoelen,
dat ze in Brittannidoor de Saksers
vervaardigd
waren en wel in het
begin
der
heptarchie. geeft
echter niet
op
in welk
(1 )
Mr. 1 .. PH. c. van DEN eenen,
Nederlandse/re
vol/esoverleuerrngen
engodenleer,
bl. 41 47,
1 361 39.
(39)
deel vanhun
Rijk.
LELEWEL meende in de
type
dezer munteneene hernieu
wing
van die der oude Gallische munten te zien, maar DIRK S
bestrijdt
dit
gevoelen,
en
zegt
verder dat de
kruisjes ter zijde
vanhet omstraaldehoofd
geene
betrekking op
het Christendomkunnen
hebben,
aangezienzij
ook
op
oude Gal
lische muntenvoorkomen. Verder,
gelijk wij
reeds boven
vermeldden,
is
zijne
meening
dat het dier
op
de kz. een
liggend paard voorstelt;
dat dit
heilige
dier
door de Germanen
bij
voorkeur,
zonder daar de munten der Gallirs tot voor
beeld te
nemen, op
hunne munten is
geplaatst geworden,
misschien wel om
daaraan
eenige heiligheid bij
te zetten.

Is deze
voorstelling, zijn
deze
gissingen
van danHeer nmxs
juist,
danzien
in deze munten de eerste
voorwerpeu
van den Germaanschenof Duitschen
muntslag
enmoet dande reeks der Duitsche muntenmet deze
aanvangen.
Wij
hopen
dat eenmaal
nog
meerder licht indezeduisterezaakzal ontstoken
worden,
hoewel
wij volmondig
erkennen dat de Heer
nmxs, geholpen
door het
vinden_
op
dezelfde
plaats
van zoo vele niet onder andere
vermengde exemplaren
dezer
muntsoort,
de zaak reeds tot
groote waarschijnlijkheid gebragt
heeft.
N 33 heeft
op
de vz. een naar de
regterzijde gekeerd, blijkens
de
daarop
voorkomende
kroon, vorstelijk borstbeeld;
de bandender kroon of
dusgenaamde
vittae
hangen
over het achterhoofd. Vr het borstbeeld vertoont zicheenkruis,
dat
blijkens
de
plaatsing geenszins
het bovenste van eenen
schepter zijn
kan.
Het
bovengedeelte
van het borstbeeld is binneneenencirkel
vervat, terwijl
het
geheel
door een
parelrand
omgeven
wordt.

Op
de kz. ziet
men,
mede binnen eenen
parelcirkel,
een
draken(?)kop,
hoe
danigc
veelal tot
versieringen
van de voorstevens der
schepen
van de Noorman
nen
gebezigd
werden.
Z. Werd te
Domburg gevonden,
bevindt zich inhet K abinet vanhet Zeeuwsch
Genootschap
en is
afgebeeld
in nnrnaarv uaoans Eerste
Verhandeling,
Pl.
III,
N 53.
N
34, een
muntje
dat
wij
wel
vroeger
hadden
mogen plaatsen
en
beschrij
ven.
(Wij
moetenechter tot onze
verontschuldiging bijbrengen,
dat dePlaten
van
dit ons IX Deel moesten
bezorgd worden,
terwijl wij
ons steeds
onledig
hielden
met het stellenvan dan tekst
bij
de Platen van ons VIII& quot; , en dat daardoor
(40)
onze aandacht steeds te veel verdeeld
was).
Het is aanbeide
zijden
uiterst
ruw
van
stempel
enverraadt daardoor eenenzeer
weinig
ervaren
stempelsnijder.
Men
schijnt
alleen
eenige guren
te
hebben
gesneden,
ten einde het in
omloop
te
brengen schijfje
metaal toch met
eenige
teekens te voorzien.
Op
de vz. bevindt zich eenruw
kruisje, omringd
door
eenige punten
enon
regelmatige schrapjes, terwijl
de kz. een aan de einden van
bolletjes
voorzien
regelmatiger kruisje vertoont,
te midden van naar letters zweemende
guren.
Z. Te
Domburg indertijd gevonden,
bevindt zich in het K abinet van het
Zeeuwsch
Genootschap
en is
afgebeeld geworden
door danHeer RE'IHAAN MA
CAR in
zijne
Tweede
Verhandeling, lil. II,
N 3.
N 35
,
mede een
muntje
van zeer ruwen
stempel (denier
of halve denier
P).
Wij
kunnen met
geene mogelijkheid bepalen
wat de
stempelsnijder op'
de vz.
heeft willen voorstellen. Alleen een
parellijn
in
gebogen rigting
is het
eenige
duidelijke op
deze
zijde.
Op
de kz. vertoonen zich
twee,
in
bolletjes eindigende, kruisjes
bovenelkan
der,
het
grootste
aande
benedenzijde
der munt.
Eenige punten
ennaar letters
zweemende
strepen
ziet men ter
zijde
van die
kruisjes.
Z.
Weegt 0,6 w.;
werd te
Domburg
in 1 776
gevonden,
vertoont
sporen
van
in eenen brand te hebben
verkeerd, en bevindt zich,
als
geschenk
van
wijlen
den Heer . VAN oimmv,
in het K abinet der Leidsche
Hoogechool.
N 36
(zie onze Pl.
V)
heeft
op
de vz. een naar de
regterzijde gekeerd,
ruw
hoofd of borstbeeld
, oogenschijnlijk
met een diadeemvoorzien. Vr enachter
ziet men
eenige
naar letters zweemende
guren.
Op
de kz. staat in het midden van het veld een kruis,
omringd
door vier
regelmatig geplaatste bolletjes;
daaronder bevindt zich een cirkel. Het een en
ander is
omringd
door letterteekens
(P).
Z. Werd te
Domburg gevonden,
bevindt zich in de
Verzameling
van het
Zeeuwsch
Genootschap
en is
afgebeeld
door RETHAAN
MACAR in
zijne
Tweede
Verhandeling,
Pl.
Il,
N 3.
N
37,
op
de vz. slecht
afgestempeld
of
geleden
hebbende,
heeft
daar, naar
het
schijnt,
weder de
afbeelding
van
een,
thans naar de
linkerzijde gekeerd,
ruwhoofd.
Op
de kz. staat een aan de bovenste
zijden
van
bolletjes
voorzien
(41 )
kruis
op
een cirkelrond, terwijl
vier
bolletjes
zich tusschen de armen van het
kruis vertoonen. Er bevinden zich weder letterteekens in den rand.
Z.
Verzameling
Zeeuwsch
Genootschap.
Uit
Domburg afkomstig,
beschreven
bij
mzcsn en
afgebeeld
op
Pl.
II,
N 2
zijner
Tweede
Verhandeling.
N 38 heeft
op
de vz. een
regts gekeerd,
met een
diadeem
enschild
(P) voor
zien,
borstbeeld. De
letters,
vr het borstbeeld te zien, schijnen Angel- Sak
sische te wezen.
Op
de kz. weder in het midden eenin
bolletjes eindigend,
met
bolletjes
tusschende beenenvoorzien
,
kruis boveneencirkelrond
geplaatst.
Letters in den omtrek.
Z.
Weegt
1 ,2 w.
;
werd door den
verkooper opgegeven ergens
in Nederland
(de juiste plaats
wist men
niet) gevonden
te
zijn,
en bevindt zich in onze
Verzameling.
Het zelfde is het
geval
met het
1 ,1 5 w.
wegende muntje,
onder N 39
afgebeeld.
'
Op
de vz. ziet men een zeer
ruw, regts gekeerd,
borstbeeld met diadeeni
en
schild
(P).
Vooral het oor is
op
eene uiterst barbaarsche
wijze aangeduid.
Voor
en achter het hoofd ziet men
Angel- Saksische
letterteekens.
Op
de kz. vertoont
zich weder een
kruis met
bolletjes
als
op
N
39;
thans is echter eenK arolin
gisehkruisje
bovenhet
grootere geplaatst.
Inde rondte ziet men weder letters.
N
40,
met
nog
veel ditoimvolkomener
afbeeldingenop
voor- en
keerzijden;
een
muntje,
dat
sporendraagt
van in
eenenbrand
geweest
te
zijn, weegt 0,95
w.
,
is in 1 776 te
Domburg gevonden,
en bevindt zich als
geschenk
van
wijlen
denHeer VAN ORDEN inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
N 41 heeft in anderen,
doch steeds ruwenvormeen
regts gekeerd
borst
beeld
op
de vz.
,
met een diadeemenschild voorzien. Vr het beeld ziet men
weder
Angel- Saksische
letters.
.
Op
de kz. een in
bolletjes eindigend,
met- vier
bolletjes
tusschende beenen
voorzien, kruis; vanboven,
alsmede ter linker- en
regterzijde,
vertoonen zich
letters.

.
Z. Werd te
Domburg gevonden,
bevindt zichinhet K abinet vanhet Zeeuwsch
Genootschap,
en is
afgebeeld
door MACAR,
Pl.
II,
N 43.
N
42; afbeelding op
de vz. als van N
41 ; er vertoonen zich hier echter

(i
(42)
sporen
van eene kroon. Letters van voren en van achter.
De
kz.,
met
uitzondering
van den vormder letters van het voor ons steeds
even
onduidelijke
omschrift,
is
genoegzaamgelijk aan_die
van N 39.
Z. Te
Domburg gevonden. Verzameling
van het Zeeuwsch
Genootschap
en
beschreven door
uacaa; door
dezen
afgebeeld op
Pl. II
,
N 44
, zijner
Eerste
Verhandeling.
N 43. Ruwnaar de
regterzijde gekeerd
borstbeeld, met hoofdtooisel en drie
bolletjes
vr het
beeld,
alsmede- met
een
Angel- Saksisch (?)
omschrift
op
de vz.
Op
de kz. een in
bolletjes eindigend kruis,benevens daaronder eencirkelrond,
alles tusschenzes
bolletjes.
Inde
hoogte nog
een
kruisje;
in de rondte
sporen
van een omschrift
(achter
het hoofd eene AP).
Z. Inde
Verzameling
van het Zeeuwsch
Genootschap;
te
Domburg gevonden.

Beschrevendoor nsc.m en
afgebeeldop
Pl. II
,
N 45
,
zijner
Eerste
Verhandeling.
N 44.
Op
de vz. hoofd
regts gekeerd,
met tooisel. Omschrift.
'
De kz.
ongeveer
als die van het
vorige
nummer.
Z. Zeeuwsch
Genootschap. Domburg.
Beschrevenen
afgebeeld
door macan,
Eerste
Verhandeling,
P1 .
II,
N 46.
N 45. Borstbeeld
op
de vz. van
geheel
anderen
vorm,
met
stijl opstaande
hairen of hoofdtooisel. Een
parelcirkel
rondomhet hoofd. Omschrift niette
verklaren.
K z.
K ruisje
met vier
bolletjes
tusschen de beenen. Omschrift,
weder van
zeer onzekere
lezing
en beteekenis.
Z. Zeeuwsch
Genootschap. Domburg. Afgebeeld bij MAGAR,
PI.
II,
N
47,
zijner
Eerste
Verhandeling.
N 46.
Allereenvoudigst
,
alleendoor eene neus en
bolletjes,
benevens
streepjes
aangeduid, regts gekeerd
borstbeeld,
omringd
door een omschrift, waarvan de
letters 0
(P) ,_1 en C meer naar de
hedendaagsche
zweemen.
De kz.,
waarop
zich een
kruisje
met twee
punten
tusschen de
beenen,
benevens een kleiner
kruisje
en
opschrift
rondom
bevindt,
is misschien door ons tenonderste boven
afgebeeld geworden.
Z. Ons
indertijd medegedeeld
als te
Wijk bij
Duurstede
gevonden.
Op
de
Supplementplaat
XX deelen
wij
onder N 1 21 4
nog
een drietal
(43)
dergelijke
zilveren,
waarschijnlijk Merovingische (althans
wat N 1 2
betreft) en
Angel- Saksische muntjes mede;
N 1 2
wijkt
in zooverre af vande
medegedeel
de,
ook van de N 1 3 en 1 4,
dat er zich eenkruis vr de beeldtenis
op
de
vz. bevindt, terwijl
de
guur op
de
kz.,
die
wij moeijelijk
kunnen
beschrijven,
door een
kruisje gedekt
wordt. Het omschrift,
inRomeinsche
letters, waarvan
een
gedeelte afgesneden
is,
werd daardoor voor ons onleesbaar.
Z.
Weegt
0,9 w. en bevindt zich in het
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
De N 1 3 en 1 4 hebben beide
op
de vz. een ruwhoofd met diadeemen
daarvoor letters of althans
sporen
daarvan.
Op
de kz. ziet menweder eenkruis,
door vier
bolletjes, gelijk
de
Franschen
het
noemen, gecentonneerd.
Ook hier
zijn
de letters der omschriften onleesbaar.
N 1 3
weegt
1 ,1 w.;
N 1 4 even zoo. Beide
muntjes
bevindenzich inhet
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
N
1 5, eindelijk,
is
eepe
looden
Merovingische munt;
immers zoomeenen
wij
te
mogen
aannemen,
daar
het
stuk met
gouden
en zilveren
Merovingische
te
Domburg gevonden
is
geworden
en er toch ook andere looden
Merovingische
bekend
zijn.
Zie Monetazres des Rots
Jlferovz'ngens,
Pl.
50,
N
1 7, en BE
rnaan araoass Tweede
Verhandeling,
P1 .
1 1 1 ,
N 4 en 5.
Op
de vz. van het
tegenwoordige muntje
ziet
men,
naar het
schijnt,
de af
beelding
van een
kerkje
of
kapelletje. Op
de kz. een
eenvoudig gelijkbeenig
kruis, met
eenige bolletjes
tusschen de beenen.

Weegt 2,9 w. en bevindt zich in het K abinet der Leidsche


Hoogeschool.
N 47
wijkt op
voor- en
keerzijde aanmerkelijk
af van alle tot dus verre door
ons beschrevene
muntjes.
Op
de
vz. ziet meneenkruis, dat aan deszelfs uiteindenvier
cirkeltjes
heeft;
tusschen ieder der beenen vertoonenzich drie
symmetrisch geplaatste bolletjes.
Het een enander is binnen
eenparelcirkel gevat,
die inden buitenrand weder
door een
parelcirkel omgeven
wordt.
Op
de kz. vertoont zich een schuins
geplaatst,
in
bolletjes eindigend, kruis,
tusschenieder van welks beenenweder telkens
drie,
dus in het
geheel twaalf,
bolletjes gezien
worden. Het een en ander binneneen
langwerpig
vierkant van
6
s
(44)
paarlen
of
bolletjes.
Dit vierkant is weder door een ditovierkant
omgeven,
buiten hetwelk zich in dan rand een klein
kruisje
en
sporen van
letters
(9)
vertoonen.
Z. Werd te
Domburg gevonden;
bevindt zich inhet K abinet vanhet Zeeuwsch
Genootschap
en is
afgebeeld
door
wijlen
RETHAAN macaa in
zijne
Eerste Ver
handeling,
P1 .
1 1 1 ,
N 55.
N 48, waaraan een
gedeelte
door
afbreking ontbreekt, heeft
op
de
vz. de
ruwe afbeelding (het ligchaam
is als een vierkant van
lijnen; arm,
hand en
vingers zijn
slechts
lijnen)
vaneen mensch ter halver
lijve ,
met een
kruisschep
ter inde
hand._
Het hoofd is
op
dit
exemplaar bijkans geheel weggesleten.
Op
de kz.
schijnen
zich vier
eirkelrondjes meteenpunt
in t midden bevon
deri te hebben. Slechts twee dier cirkels
zijn nog zigtbaar.

Z. Werd in 1 776
op
het strand te
Domburg gevonden; weegt
in den
afge
brokentoestand
0,45 w. enbevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
N 49 nadert weder, wat de
vz. betreft,
tot
de_ type
der
munten,
die
wij
onder N 4244
beschreven
hebben.
Op
de vz. ziet men
namelijk
een ruw
borstbeeld_met
schild; terwijl
zich vr enachter dat borstbeeld
Angel- Saksische
letters vertoonen.
Op
de kz. ziet
men,
naar het
schijnt,
eenborstbeeld van denruwst
moge
lijken
vorm.
Dat
het
afgebeelde
eenborstbeeld moet voorstellen meenen
wij
te
mogenopmaken
uit het
oog,
den neus en de kin
,
benevens eene soort vanhals
kraag (P),
die veel
gelijkt op
de
afbeeldingen op
de
vroegere
N08
1 1 7, enz.
voorkomende,
welker
juiste
beteekenis voor ons onverklaarbaar bleef.
Ook aan deze
zijde
vertoonen zich vr het borstbeeld
eenige sporen
van
letters.
Z. De te
Domburg gevondene
munt bevindt zich inde
Verzameling
van het
Zeeuwsch
Genootschap. Zij
werd reeds
afgebeeld
door macaa in
zijne
Eerste
Verhandeling,
P1 . II,
N 40.
N 50 heeft
op
de
v(?)z. een in
bolletjes eindigend
kruis, met vier
punten
tusschen deszelfs beenen
en
omringd
door een voor ons
onleesbaar omschrift.
Op
de kz. herhaalt zich het ons reeds dikwerf
voorgekomen
vierkant,
uit
parels
zaamgesteld,
met een
kruis aan het boveneind voorzien; in t midden
l
(45)
hebbende een cirkelrond,
omringd
door vier
onregelmatige guren.
Ook dit
vierkant wordt door een onleesbaar omschrift
omgeven.
Z. Gevonden te
Domburg
en berust in
de- Verzameling
van het Zeeuwsch
Genootschap
te
Middelburg. Afgebeeld
door RE'IHAAN MACAR in
zijne
Eerste
Verhandeling,
P].
1 1 ,
N 23.


N 51 heeft
op
de
vz.
weder eenruwborstbeeld met schild,
regts gekeerd,
en een
drietal
Angel- Saksische
letters vr het borstbeeld.

Op
de kz. ziet men andermaal
eenparelvierkant
met
kruisje
aande
bovenzijde,
onregelmatige guren
in het vierkant en een omschrift aan de
buitenzijde.
Z.
Weegt
1 ,1 5 w.;
werd in 1 842 te
Wijkbij
Duurstede
gevonden
enbevindt
zich in onze
Verzameling.
-
N 52 vertoont
op
de vz. een ruwhoofd,
met eene kroon
voorzien,
regts
gekeerd, met
een schild en letters aan de voor- en
achterzijde
des hoofds.
Op
de kz. eenuit
paarlenzaamgesteld
vierkant,
hebbende inhet middeneen
cirkelrond;
boven hetzelve twee Ts en onder als twee Is; aan de
benedenzijde
onder het vierkant als twee
gespannen
koorden,
waartusschen drie
regelmatig
geplaatste bolletjes.
Verder in den rand
sporen
van letters.
Z.
Weegt
1 ,1 w.
;
bevindt zich in het K abinet der Leidsche
Hoogeschool
en
is van onzekere herkomst.
N 53 heeft weder
op
de vz. een
regts gekeerd,
met kroonenschildvoorzien

hoofd. Tusschende kroon vertoonenzich
bolletjes.
De
letters,
die het borst
beeld
omringen, schijnen
het woord VTIC uit te maken.
Op
de kz. weder een
parelvierkant,
met kruis aande
bovenzijde
eneencir
kelrond,
benevens
onregelmatige
guren
in het midden. In den rand
sporen
van
een omschrift.
Z.
.Lle Dombnrg gevonden.
Bevindt zich in het K abinet vanhet Zeeuwsch

Genootschap
enis afgebeeld
inRETHAAN MACARS Tweede
Verhandeling,
P1 .
I,
N 27. Drie
dergelijke
munten
zijn uitgegeven
door RUDING in
zijne
Annals
of
Me
Coinage of
Great
Brittaz'n,
Pl.
2,
N 2225.
Vergelijk
HAWK INS
Silver Uons
of Enyland,
N 37.
N 54 heeft
op
de vz.
weder een
regts gekeerd
\
gekroond borstbeeld, met
schild en het woord VTIC;
op
de kz. een
parelvierkant,
waarvan de bovenste
(46)
der vier
lijnen langer
is dan de drie
overige.
Aan deze bovenste
lijn
sluiten
zich twee kromme, symmetrisch geplaatste, parellijntjes,
die zich naar denrand
der munt uitstrekken, en in t middendrie
bolletjes,
twee en
een,
bevatten.
Binnenhet vierkant, zooeven vermeld,
ziet menomeenbol of cirkel vanboven
weder twee Ts; van onder even zoovele schuins
geplaatste
Is. Indenrand
der munt vertoonen zich
sporen
van letters.
Z.
Weegt 1 2 w.;
werd in 1 842 met vele
K arolingische
muntenvan
Pepijn,
K arel den
Grooten, Lodewijk
den Vroomen en K arel den Dikken
(P)
te
Wijk
bij
Duurstede
gevonden,
enis
indertijd
door
ons,
met
vergunning
vandentoen
maligen eigenaar,
den Heer J.
n.
nanrooar, geteekend geworden.
Het oude
Dorestadus,
later door
Wijk bij
Duurstede
vervangen, was, gelijk
bekend
is, een
belangrijk emporium
of
koopstad
inden
aanvang
der middel
eeuwen,
die door den
middelrijnmond
handel met
Engeland
Ook Dom
burg
was in
gedurige betrekking
van
handelsgemeenschap
met
gemeld
land.
Geenwonder dus dat deze
Angel- Saksische
munten
op gemeldeplaatsen
D0testad
en
Domburg
inmeer of min
aanzienlijken getale gevondenzijngeworden.
Ook
in
Engeland
komt dit
muntje
in
verzamelingen
voor. Zie nawxms Szlver Goim
of Enyland,
N 37. -
N
55, van veel ruwer
bewerking,
heeft
op
de vz. weder het
gekroonde,
regts gekeerde
borstbeeld; aan de
benedenzijde
vertoonen zich de
knoppen
van
het schild. Het omschrift bestaat uit zes Angel- Saksische
letters.
Op
de kz. weder een
parelvierkant,
met
kruisje
aande
bovenzijde
en
inwendig
andermaal inhet middenmet eencirkelrond,
omgeven
door Ts enschuins
ge
plaatste
Is
(deze
vier thans echter in
omgekeerde rigting).
Aande
buitenzijde
vertoont zich slechts n aauw
spoor
eener letter.
_
Z. Gevonden te
Domburg,
berust in de
Verzameling
van het
Zeeuwsch
Ge
nootschap
en werd
afgebeeld
door den Heer REIHAAN MAcan
in
zijne
Eerste
Verhandeling,
Pl. II,
N 41 .
N 56 heeft eene
groote verandering op
de vz. ten
opzigte
vandenvormvan
het hoofd. Was
op
al de laatst beschrevene munten het
oog
door een enkel
punt aangewezen,
thans is dat
aangezigtsdeel
in deszelfs
lengte
in
plaats
van
en
prol afgebeeld;
iets
wat, gelijk
menziet, eenen
groeten
misstandveroorzaakt.
(47)
Het verraadt dan ook de kindschheid der kunst. Het zelfde is het
geval
met
de
afbeelding
vanhet
oog
in het borstbeeld van Pallas
op
de tetradrachmenen
drachmenvanhet oude
Athene; eene
wijze
van
afbeelding,
welke
menniet alleen
in den oudsten
tijd bezigde,
maar ook
later, naar het
schijnt,
uit een
gods
dienstig beginsel nog lang schijnt volgehouden
te
hebben. Menkandeze
munten
in
vrij groot
aantal,
onder
anderen, beschouwen in het Munt- en
Penningka
binet der Leidsche
Hoogeschool.
Het borstbeeld dan
op
de vz. van N
56_
heeft eendiadeemof iets
dergelijks
omhet
hoofd;
vr
hetzelve, naar het
schijnt,
de letter
A, envan achter een
parelrand, die,
terwijl
het
geheele
veld van den
stempel
niet
afgedrukt
is
ge
worden,
wel het
gansche
borstbeeld
omgeven
zal hebben.
Op
de kz. ziet
men,
mede ten
gevolge
der slechts
gedeeltelijke afstempeling,
drie
zijden
van het
parelvierkant.
Daarineencirkelrond met
punt
of
bolletje
in
het
midden; aan drie
zijden
is dat cirkelrond door in
bolletjes eindigendekruisjes
omgeven, terwijl
de vierde
plaats
door drie
symmetrisch geplaatste bolletjes
in
genomen
wordt. Aan de
buitenzijde
van
het
vierkant vertoonen zich
eenige
guurtjes, die
althans niets van letters hebben.
Z. Mede te
Domburg gevonden,
in de
Verzameling
vanhet Zeeuwsch Ge
nootschap berustende,
en
afgebeeld
door MACAR
op
P1 .
II,
N
48, van
zijne
Tweede
Verhandeling.

N 57
zal, even als
eenige volgende,
wanneer verre de meeste der
vorige
door
Angel- Saksers
misschien in
Engeland geslagenzijn geworden,
en door den
handel in
Friesland,
te
Wijk bij
Duurstede
(door
dan
middelrijnmond,
die te
K atwijk
tot in of
nog
nade 9e eeuwbruikbaar
was) en te
Domburg bij
de in
gezetenen
van het
toenmalig Nederland, gelijk wij
zoostraks reeds vermeldden
,
in
gebruik zijngekomen;
wanneer de
vroegere
dan,
zeggen
wij,
in
Engeland
vervaardigd zijn geworden,
zoois N
57, en
zijn
verre de
meeste
der
volgen
de,
stellig op
het vasteland van
Europa,
enwel
gedurende
de
regeringwan
den
Merovingiseh- Frankischen
stam
geslagen geworden.
Het
geheel
der voor- en
keerzijde
toont ten
stelligste
aan,
dat
wij
hier met Frarikische munten te
doen hebben. Het
kruisje
toch
op
voor- en
keerzijde
heeft denzelfden vormals
de
kruisjes
op
de
gouden
munten der
K oningen
van dan
Merovingischen
stam.
(48)
Het
regts gekeerde
hoofd
op
de vz. is, naar het
schijnt,
van
eenendiadeem
voorzien;
de haren
zijn aangeduid
met
zulke in
bolletjes eindigende
kromme
strepen,
als
ons,
onder anderen
, op
de N& quot; 8 l- 1 7
zijnvoorgekomen.
Vr het
hoofd bevindt
zich, even als
op
de
gouden
Frankische
munten,
een
kruisje
en
daarbovendrie
symmetrisch geplaatste bolletjes.
Hebbendeze ook
eenige
Chris
telijke
beteekenis? Vanhet
omschrift,
dat ons zooveel
opheldering
zoude heb
benkunnenverscha 'en, is, helaas,
niets leesbaar
,
het
zij
door aauwe afstem
peling,
het
zij
door
besnoeijing,
het
zij eindelijk
doordien het
schijfje
metaal
te klein was omden
stempel geheel
te doen afdrukken.
Dit zelfde is
natuurlijk
ook het
geval opde
kz.
,
waar
wij
binnenhet cirkel
rond,
uit
paarlenzaamgesteld,
een
grooter kruisje
dan
op
de vz. aanschouwen.
Bovendat
kruisje
ziet meneen
regts gekeerde,
ruw
afgebeelde vogel (eene
duif?
de
Heilige
Geest moetende
voorstellen?)
,
aan de eene
zijde
twee cirkelronden
,
aan de andere n. Indenrand een
kruisje,
daarnevens drie
cirkelrondjes,
en
eindelijk eenige
sporen
van
omschrift.
Z. Werd te
Domburg gevonden;
bevindt zich in de
Verzameling
van het
Zeeuwsch
Genootschap
enwerd
afgebeeld
door naoan in
zijne
Eerste Verhan
deling,
P1 .
1 1 1 ,
N 49.
N 58 is eene dito
munt,
met
regts gekeerd
hoofd
op
de vz.
,
waaraanechter
geen
uit
paarlenzaamgestelde
diadeem, maar wel, naar het
schijnt,
een
aange
hecht
kruisje
te
bespeuren
is. Het
kruisje
ende drie
bolletjes,
welke zich vr
het
hoofdje op
N 57 vertoonen
,
ontbrekenthans. Ook het omschrift is onleesbaar.
Op
de kz. ziet
men,
als
op
die van N
57, een
kruisje
met daarboven
ge
plaatst, regts gekeerd vogeltje;
thans echter
zijn
er slechts twee
cirkelrondjes,
het eene ter linker- het andere ter
regterzijde
van het
kruisje
te zien,
alles bin
nen een
parelcirkel.
Het omschrift in den buitenrand is onleesbaar.
Z. Van
Domburg; bij
t Zeeuwsch
Genootschap,
en afgebeeld
door MAGAR
t. a.
p. op
P1 .
1 1 1 ,
N 50.

N
59, een dito
muntje, waarvan,
even als van de
vorige,
de naamonzeker
is, vande zelfde
hand, wat de
bewerking betreft,
als N

57 en 58,
heeft
op
de vz. thans omhet hoofd een dubbele
rij
van
paarlen, waarschijnlijk
als aan- '
wijzing
van den
hoofdwrongel
of de
diadeem,
- binnen een
parelcirkel.
Vr
(49)
I
het hoofd is,
als
op
N
58,
niets te zien. Het
omschrift,
in ruwe
letters,
schijnt
naar dat
op
eene andere
munt, en wel zeer ruwen
onduidelijk,
ge
copierd
te
zijn.
Op
de kz. vertoont zich weder de
vogel
bovenhet
kruis,
welklaatstetusschen
twee
eirkelrondjes geplaatst
is,
boven welks
regter
zich
nog
een klein
kruisje
vertoont. Van het omschrift
schijnt
de helft slechts
afgestempeld
te
zijn
en is
het
overige
voor ons onleesbaar.
Z. Te
Domburg gevonden. _Berust
bij
t Zeeuwsch
Genootschap
enwerd af
gebeeld
door RETHAAN uaczn in
zijne
Eerste
Verhandeling,
P1 .
1 1 1 ,
N 51 .
Dusdanige muntjes
vindt men
ook
afgebeeld op
de 2 Plaat van mmme Annals
of
Me
Cbna_e of
Great Brz'zan.

'
N
60, een
oogenschijnlijk
niet
weinig
besnoeid
muntje,
heeft
op
de
vz. een
regts gekeerd
hoofd met diadeembinneneenen den rand
_der
munt thans uitma
kendeu
parelcirkel.
Onder het hoofd bevindt zich eene
guur,
die
naar de
letter S
gelijkt.
Op
de kz. ziet men een
kruisje
van anderen vorm(thans een
K arolingisch)
als
op
de drie
laatstvorige
munten. Boven het
kruisje
een
vogel,
enaan des
zelfs drie
overige zijden
drie
cirkelrondjes.
Het een en ander weder binnen
l
een
parelrand.
Z.
Weegt 1 ,1 w.
;
werd
indertijd
in Friesland
gevonden
enbevindt zich in
de
Verzameling
van dan Heer BLOEMBEBGEN sanrn te Leeuwarden. Nadat
wij het
reeds voor
dit ons werk
bij
voorraad
geteekend hadden,
is het
uitgege
ven door Mr. J.DIRK S
in de
_re
Fries.
Al de
volgende muntjes,
N 61 tot en met
84, zijn,
omzulks maar ineens
te
vermelden, geVonden
te
Domburg,
bevindenzich alle inde
Verzameling
van
het Zeeuwsch
Genootschap
der
Wetenschappen
te
Middelburg
en
zijn
vroeger
bekend
gemaakt
door
wijlen
denHeer RETHAAN MACAR.
Wij
zullen deze ver
melding
dan als voldoende beschouwen enalleen nade
beschrijving van
ieder
hunner
opgeven
waar de
afbeelding bij
MACAR te vinden is.
N

61 _,
slecht
bewaard,
heeft
op
de vz. een
regts gekeerd
hoofd met diadeem.
Op
de kz. een
kruisje
met daarboven
geplaatste
zeer ruwe
afbeelding
van een
regts gekeerden vogel (P);
verder twee
eirkelrondjes
aande
zijden
vanhet
kruis;
7
(50)
eenkleiner ditobovenden
vogel
en drie
symmetrisch geplaatste bolletjes
boven
het cirkelrond aan de
regter zijde.
Even min
opdeze munt
als
op
de
vorige
zijn opschriften
te
zien,
N
62 heeft
op'de vz. een
regts gekeerd
hoofd van
geheel
andere
bewerking
als
op
de door ons tot dus verre beschrevene
muntjes;
de strikkenvandendiadeem
hangen
thans indenhals. Onder het hoofd
schijnt
eennaar de
regterzijdegekeerde
visch
geplaatst
te
zijn.
th61 het borstbeeld ziet meneen
lang kruisje
endaaronder
weder de drie
bolletjes.
Het een en ander bevindt zich binnen een
parelcirkel.
Op
de kz. vertoont zich eene
mensehelijkeguur- (met
nimbus omhet
hoofd)
tot
aan de
voeten,
van vorente zien
,
hebbende inbeide
handen, naar het
schijnt,
bloemen of
takken,
mede binnen een
parelcirkel.
N 63 vertoont
op
de vz. een
regts gekeerd borstbeeld, waaraan hals
ketting (P) en schild
(P)
door
parels
of
bolletjes aangeduid zijn.
Het omschrift
bestaat in voor ons onleesbare karakters.
Op
de
kz.,
die
geheel afwijkt
van al de tot dus verre door ons beschrevene,
ziet men
,
te midden van
eenige symmetrisch geplaatste regte
enkromme
lijnen,
drie
hoofdjes,
mede
symmetrisch
nentwee vlak en face te zien; het bovenste
is als met hoorns
getooid
enheeft ter
zijde, regts
en links,
kromme
lijnen
van
paarlen, terwijl
zich aan de
benedenzijde
der munt een cirkelrond vertoont 'en
het
geheel
door een
parelrand omgeven
is, waarvanechter slechts het bovenste
gedeelte op
het veld der munt
afgestempeld
is
geworden.
N
64,
andermaal van al de
vroeger
beschrevene
aanmerkelijk afwijkende,
heeft
op
de vz. een
regts gekeerd
borstbeeld van uiterst ruwen vorm
, zijnde
de
hals slechts door twee
regte lijnenaangeduid en
wordende de diadeem
(P)
door
eene
lange parellijnaangewezen.
Het omschrift is inons
geheel
onbekendeletters.
Op
de kz. staan
drieguren,
die te zamen misschieneen bloem
(of
wat an
ders
P)
moeten voorstellen,
door
bolletjes
en letters
omringd.
N 65 vertoont ons
op
de vz. een naar de
linkerzijde gekeerden,
staanden
vogel
met een aandenhals
gehechten
kruisstaf
(P).
Ook vr den
vogel
bevindt
zich een
in
bolletjes eindigendkruisje; terwijl
acht
bolletjes op
verschillende
plaatsen
inhet veld
aangetroffen
worden. Het eenenander binneneen
parelcirkel geplaatst.
Op
de kz. ziet men een mede
regts gekeerd,
zeer ruw
afgebeeld viervoetig
(51 5
dier met
omgekromden
staart. Tusschende
pooten
en achter den staart bevin
den zich weder
bolletjes. Alles binnen
eenen
parelcirkel.
RETAAN nrac.sas Tweede
Verhandeling,
Pl.
II,
N 1 2.
N 66 heeft
op
de vz. eene
ruwe, misteekende, mannelijke guur,
vlak van
voren te zien,
met
lange
kruisstaveniniedere hand. Aan elke
zijde
van het
onderlijf
vertoonen zich vier
symmetrisch geplaatste bolletjes.
Er
zijnnog sporen
van'eenen
parelrand,
die het een en ander
omgaf.
Op
de kz. vertoont zich een links
gekeerde,
staande, zeer ruwe
vogel
met
drievoudigen
staart: Tien
bolletjes zijn}over
het veld der munt
verspreid.
Het
een en ander binnen eenen
parelcirkel. _
RETBAAN macza,
Tweede
Verhandeling,
Pl. II,
N 1 3.
N 67 heeft
op
de vz. een naar den
regter
kant
gekeerden,
staanden
vogel
met daarboven
geplaatst,
in
bolletjes eindigend, liggend kruisje
binnen eenen
cirkel,
die
thans; voor het
eerst,
geenparelcirkel
is. Vanhet omschrift inmeer
gewone
Romeinsche letters kunnen
wij ,
ten
gevolge
vaneen
gebrek bij
de af
stempeling,
alleen de letters OCIV onderscheiden.
'
Op
de kz. vertoont zich
eenonvolmaakt, aande linker- en
regterzijde
inbol
letjes eindigend kruisje
boveneene kromme
lijn
die veel
gelijkt op
de benedenste
der letter 2. Het omschrift is:
IANDEBERI.
Dit woord Iandeberi moet
waarschijnlijk Landebertzijn,
de naam
'van
eenen
bekenden Frankischen Muntmeester uit de 7e of het
begin
der 8e eeuw.
Wij
hebben
hier
alzoomet zekerheid eenFrankisehe Denarius voor ons.
N 68heeft,
door
afslijting,
eene
hoogst onduidelijke voorzijde
welke macaa
verklaart als moetende voorstellen eenen Frankischen Vorst met diadeem, met
de sancta
ampul/a
vr zich.
p
de kz. ziet men eennaar de
linkerzijde gekeerd viervoetig
dier met
opge
heven
staart,
welks
kop
veel naar die vaneenrund
gelijkt.
Onder den buik
vanhet dier
zijn
weder
bolletjes,
enwel ten
getale
van
zes, zigtbaar.
Macan,
Tweede
Verhandeling,
Pl.
1 1 ,
N 1 4.
N 69 heeft
op
de vz. een
zesbladerige
bloem, omringd
door
eenige letters,
zoo
duidelijke,
LOI
,
als
eenige uitgesletene
en daardoor onleesbare.
7
1 !
(52)
Op
de kz. vertoont zich
eene
guur,
bestaande in het middenuit eencirkel
rond met
punt
of
bolletje
in het hart. Boven aan
hetzelve ziet meneen K aro
lingisch, gevoet,
kruis
gehecht.
Onder is als een breede
lijn vastgemaakt.
Aan
_
de
regterzijde
vertoont zich
ongeveer
eene
herhaling
inhet klein van het
zelfde;
doch thans is het cirkelrond slechts indeszelfs
regtrhelft voorgesteld
en is de
streep
aan de
benedenzijde gevoet,
als
bij
een
gevoet
kruis. Daaronder bevindt
zich
nog
eenbolletje.
De
overigeguren
of letters latenzich
moeijelijk
beschrijveni
N
70, van minder ronden vorm
,
heeft
op
de vz.
,
naar het
schijnt,
een
regts
gekeerd hoofdje;
vr hetzelve vertoonen zich de
sporen
van twee letters.
Op
de kz. ziet meneene
groote
letter M met daarboven staand
kruisje, bij
kans als
op
eenaantal munten van het
Byzantijnsche K eizerrijk
voorkomt. Van
het omschrift is alleen leesbaar:
v
ERT.
Het deel van het omschrift, ter
regterzijde
van de M
behoorende,
kon
op
het
veld van het
muntplaatje geene plaats
vinden.

N 71
,
van
bijna
vierkanten vorm,
heeft
op
de vz. thans niets meer aante
wijzen dan
de letter M en onder deze in schuinsche
rigting
de
sporen
eener V.
Op
de kz. een aan de linker- en
regterzijde,
in
bolletjes eindigend, kruis,
aan
welks bovenste einde als eene M is
vastgehecht, terwijl
zich als
nog
twee
ls
op
het veld der munt vertoonen.
N 72'heeft
op
de vz. de
aaneengehechte
letters A
R, aan welker linker kant
van
boven zich een cirkelrond met
punt
daarin en een
punt
of
bolletje
onder
het cirkelrond vertoonen.
Op
de kz. zoude men meenen de letters LAte herkennen, terwijl
onder de
eerste drie bolletjes
voorkomen.
N 73 biedt ons
op
de vz. eene
zaamgestelde guur aan,
die
wij moeijelijk
kunnenbeschrijven; zij
bestaat als uit drie staande
palen,
door
dwarsleggers
aan
elkander
bevestigd
en van boven met twee
bogen
voorzien
,
in ieder van welke
zich eenbolletje
vertoont;
de buitenste
boog
heeft, even als de
linkerpaal,eene
naar
buiten
uitspringende scherpe lijn,
zooals het benedenuiteinde van de R0
meinsche L. Zoowel beneden
als aan de
linkerzijde
vande
grooteguur bevinden
zich
cirkelrondjes,
zonder
punt
of
bolletje
in hun midden.
(53)
Op
de kz. ziet meneen ovaal van
parels,
door eene
dwarslijn,
mede uit
pa
reis
bestaande,
doorsneden. Aan het ovaal
is, naar het
schijnt;
een
K arolingisch
kruisje gehecht, terwijl
zich
eenige
min
duidelijke,
letters als omschrift vertoonen.
N 74 heeft
op
de vz.
eenige
kleine,
onduidelijke guurtjes,
welke
wij
althans
niet kunnen
beschrijven.
Vanboven vertoont zich een
K arolingisch kruisje
en

verder het omschrift:


- AIOAILOM
(P)
Op
de kz. vertoont zich weder eene
onduidelijke guur (hoofd
of
bloem?)
te
midden van het omschrift:

VOUIIVA.
.
IT
(P)
Macan,
Tweede
Verhandeling,
Pl.
II,
N 21 .
N 75 vertoont ons
op
de vz. in het
midden als eene
gevoete
T met
bolletje
aande
linkerzijde
en kromme, aan de beide
zijden
in
bolletjes eindigende, lijn
vanonder. Aande
bovenzijde
der munt ziet men een
K arolingisch
kruis; ver
der vertoonen zich
sporen
van een
parelrand
en aauwe ditovan letters.
De
guur op
de kz.
, vrij regelmatig
van
vorm,
is echter minder
vatbaar
voor
beschrijving.
Men
gelieve
het
op
de
afbeelding
in
oogenschouw
te nemen.
Op
deze munt
zijnop
voor- noch
keerzijde sporen
van
eenig opschrift
te zien.
N 76 heeft
op
de
vz. een
gevoet
kruis
geplaatst
bovende letter
A;
links van
het kruis ziet men
twee,
regts
vanhetzelve drie
bolletjes.
Op.de
kz. vertoonen zich alleen een
bolletje
binnen een aauw
aangeduid
cirkelrond en daar
rondom,
hoewel niet
symmetrisch geplaatst,
zes
bolletjes.
Ook
op
dit
muntje zijn geene sporen
van
eenig opschrift
te vinden.
Zie
maoan, Tweede
Verhandeling,
Pl. 1 1 ,
N 23.
N 77 heeft
op
de vz. in het veld eene
guur,
die
waarschijnlijk
de vereeni
ging
van twee letters moet voorstellen,
maar van welke?
Wij
kunnen alleen
gissen
de C enL,
hoewel
wij
ten
opzigte
van de tweede letter moetentoestem
men dat die dan
op
zeer zonderlinge wijze geplaatst
is;
boven de benedenste
haal der letter ziet
men een bolletje.

Het
omschrift,
in ruwe letters,
wordt door ons
gelezen:

TR (of
M
P)
OMOLVS.
Op
de
kz.
ziet men een zeer eenvoudig vierbeenig kruisje, omringd,
voor
(54)
zooverre
zigtbaar
en
afgestempeld,
door het omschrift:
'
.
VSRO
. . (P)
N
78,
door ons
overgenomen
van MACAR,
Tweede
Verhandeling
over de
Domburgsche munten,
Pl.
II,
N
26, heeft, naar het
schijnt, op
de vz. eene
bloemof....?
Op
dekz.
,
inhet
midden, een
kruisje
met. twee
symmetrische boogjes
daar
'
onder;
verder vertoonen zich boven en ter
regterzijde
van het
kruisje
twee cir
kelronden.
.
N 79 heeft weder
op
de vz.
,
door
afslijting, geene
voor ons
duidelijke
voor
stelling.
Op
de kz.
schijnt
men
een
kruis te hebben
afgebeeld,
aan deszelfs uiteinden
met
aangehechte boogjes
voorzien.
Zie
MACAR,
Pl.
II,
N 27.
N 80 vertoont ons weder
op
de
vz. een
gediadeemd, regts gekeerd,
vorste
lijk hoofd, met, naar het
schijnt,
een
palmtak
daarvoor
geplaatst, terwijl
zich
drie letters achter hetzelve bevinden.
Op
de kz. ziet meneen
monogram
of
bij-
en
ineengevoegde
letters,
door
een
kruisje gedekt.
Het was ons niet
mogelijk
uit deze
verzameling
van letters een
genoegzaam
zeker woord
op
te kunnenmaken. Onder het
monogram
vertoonen
zich drie
bolletjes
nevens elkander
geplaatst, terwijl
een
parelcirkel
het eenen
ander
omgeeft.
Maoaa,
Eerste
Verhandeling,
P1 .
1 1 1 ,
N 56.
N 81 had
eigenlijk, wegens
den aard der
type,
door ons nevens N 72
moeten
afgebeeld geworden zijn. Op
voor- en
keerzijde
van beide
zijn
toch
grove,
ruwe letters
geplaatst
en
wijzen
daardoor
op ongeveer
denzelfden
tijd
van vervaardiging en
plaats
van herkomst.
Op
de vz. ziet menthans slechts de enkele letter D.
Op
de kz. staan twee letters, waarvan
de eerste zeer
onduidelijk
is,
zoodat
wij
niet durven
bepalen
wat de
graveur
heeft willenvoorstellen;
de tweede letter
is
duidelijk
eene E.
MACAR,
Tweede_Verhandeling,
Pl. Il,
N 1 5.
N 82 is. eenzeer
belangrijk muntje;
immers indiende
gissing
van
wijlen
den
(55)
Heer RETHAAN macan, deszelfs eersten
uitgever (zie
de Tweede
Verhandeling
over de
Domburgsche Oudheden,
bl.
49), waar
mogt zijn,
dat
namelijk
de
Vorstelijke guur (borstbeeld),
die
op
de vz.
regts gekeerd
is
afgebeeld,
in de
opgeheven
hand de Sancta
ampulla(la
saz'nte
ampoule)
in de hand houdt, waar
in, gelijk
men weet, volgens
de
legende,
de door eene duif uit den hemel aan
gebragte heilige
olie vervat
was,
die voor de
zalving
van
K oning
K loviste Reims
moest dienen en ook
gebezigd
zoude
geworden zijn (1 ).
Het
Vorstelijk
borstbeeld heeft een tooisel
(dat
echter door aauwheid niet
goed
te herkennen
is)
op
het
hoofd; achter dat hoofd ziet
men,
naar het
schijnt,
twee
dooreengevlochten
letters. Aari het borststuk vertoonen zich weder zulke
in
punten
of
bolletjes eindigende lijnen
als ons
vroeger
zoodikwerf reeds voor
gekomen zijn.
Het een en ander wordt door een
parelrand omgeven.
Op
de kz. vertoont zich eene staande
guur
met een
lang
kruis inde
regter
en eene onzekere
(vogel
of
eschje
of wat andere
P)
in de linkerhand. In het
veld der munt
staat, naar het
schijnt,
de letter T.
'
Weder alles een
parelrand.
Macau,
Tweede
Verhandeling,
Pl.
II,
N 1 0.
N 83 en 84 hebbenbeide
op
hunne
vz. twee naar
elkander
gekeerde
hoofden
van
tamelijk
ruwe
bewerking,
met diadeemof hoofdhair,
op
de zelfde
wijze
weder
aangeduid
door middel van in
bolletjes eindigende regte
of kromme
lijnen.
Tusschen de hoofden vertoont zich een
lang,
mede in
bolletjes
eindigend,
staande kruis
op
een breed
uitloopend voetstuk,
dat onder zich
nog
drie naar
onder
gerigte
en
in
bolletjes eindigende,
op gelijke
afstanden van elkander
ge
plaatste, lijnen
heeft. Een
parelrand
omvat het een en ander.
Op
de kz. van N 83 vertoonen zich de
aaneengehechte,
nevens elkander
(1 )
Dit
eschje
werd door de
Republikeinen
ten
tijde
van de eerste
groote
Frausehe
staatsomwenteling
te Beims stuk
geworpen.
Toen in 1 824
K oning
K arel X
gezalfd
moest
worden, en wel weder te Reims even als
zijne voorgangers,
kwamer
nog
van de
heilige
olie te
regt,
die voor de
zalving
zoo
gewenscht
was. Een
geloovig
Franschmanhad
tijdens
de
vernietiging
de
scherven, waaraan
nog
van de olie
gehecht was, zorgvuldig bijeenver
zameld en
bewaard; deze olie werd een
weinig aangelengd
en door den K ardinaal- Aarts
bisschop
tot de
zalving gebezigdll
(56)
geplaatste,
letters
RM,
wier
vorm
eenigzins afwijkt
van die,
welke onder de
Romeinenin
gebruik
was. Boven de beide letters ziet meneen dikke,
liggende
dwarsstreep, hoedanige
ons
weldraook zal voorkomen
op
de muntenvan
Pepijn.
Boven de
dwarsstrecp
vertoonenzich weder de ons reeds zoodikwerf
voorgeko
mene drie nevens elkander geplaatste bolletjes.
Ook beneden de letters ziet men
ze weder
regelmatig, terwijl zij
zich binnenhet bovendeel van de letter
R,
als
mede boVen enter
zijde
van de M
(doch
aldaar inminder
regelmatige plaatsing)
ten
getale
van vier latenzien. Onzes bedunkens hebben deze
bolletjes
enhunne
plaatsing,
meestal ten
getale
van drie,
weleenige
beteekenis
gehad bij
hen die
ze
op
de munten
bragten.
Het
is
geenszins
door
verspringing
onder het
stempelen
dat er zich
op
de vz.
van N 84 een dubbele
parelcirkel
vertoont.
Ook
op
de kz. van deZe munt ziet menzulk een
cirkelvormig
sieraad twee
malen. Het middelste is echter anders dan het buitenste
bewerkt,
want de
parels zijn
daar als aan een snoer
geregen.
Op
deze vz. vertoonen zich rondomeen in
bolletjes eindigend kruisje
vier
guren, symmetrisch geplaatst,
die
waarschijnlijk
de
vleugels van eenen
vogel
moeten voorstellen
Maoan, Eerste
Verhandeling,
P]. 57 en 58.
.
Enzoo
eindigden wij
dan de
beschrijving
van eenaantal zilveren
muntjes
in
de eerste eeuwen nade
invoering
vanhet Christendominons vaderland,
bin
nen dat vaderland
hoogst waarschijnlijk
in
gebruik geweest,
althans binnen
deszelfs
landpalengevonden.
Warenalle
dergelijke stukken,
die de vaderland
sche
grond
van
tijd
tot
tijd
weder heeft te
voorschijngebragt, zorgvuldig
bewaard
en door
deskundigen
onderzocht
geworden,
-
ongetwijfeld verheugden wij
ons
danthans ineene
betere kennis omtrent denaard en de ware herkomst vanhet
numeruir,
dat door onze eerste
Christelijke
voorouders
gebezigd
is
geworden.
Ongetwijfeld wijst
het eenen ander echter
op
de
landen,
die ons de
zegeningen
des Christendoms door middel van de eerste
geloofspredkers
hebben
aangebragt,
op
Engeland
en
Frankrijk.
Deze
Christen- zendelingen,
waarvan de
Engelsche waarschijnlijk
steeds den
middelrijnmond
te
K atwijk
binnen kwamen
en die het eerst tenonzent eene
(57)
geregelde Maatschappij
hebben
beginnen
te
vestigen,
tot welke
Maatschappij
ook het
dagelijks bezigen
van
geld
behoort
(waarschijnlijk
bestond hier
tijdens
de Romeinen onder
de
inlanders
geene geregelde Maatschappij
met
dagelijksch
gebruik
van de muntender
overweldigers).
De
Frankische zendelingen
kwamen
waarschijnlijk uitHenegouwen
en Vlaanderen ons de heilleer enhunnumerair
brengen.
Gaan
wij
thans
over tot de
beschouwing
der oudste
gouden
muntenvan
Ne
derland
,
en danmeenen
wij
in de eerste
plaats
te
moeten
beschrijven
het door
ons
op
Pl.
VII,
onder N
1 , afgebeelde muntje.
Wij
moeten
bij
dit
stukje uitvoerig stilstaan,
daar
het, onzes bedunkens, een
der
merkwaardigste
is van alle die door ons inhet
tegenwoordige
Deel van ons
werk
opgenomen zijn geworden.

De oudste
geschiedenis
vanFriesland, d. i. tot de
invoering
des Christendoms
(en
ook danwordt
zij aanvankelijk
nog
niet
helder)
is in
digte
nevelen
gehuld.
Wij
latende fabelen der
leugenachtige K ronijkschrijvers
daar en vindendanin
hetgeen op
aannemelijke gronden steunt, naauwelijks
de stoe voor
weinige
bladzijden.
Een
gelukkig
toeval stelt ons in staat over Friesland onder deFrankenalthans.
eenig
nieuwlicht te kunnen
verspreiden.

Het is de
ontdekking
door
den,
helaas reeds
ontslapen, jeugdigen geleerde,
nucn.uus
in het
K eizerlijk Penningkabinet
te
Parijs,
van eenklein
gouden
muntje
(Mem,
d. i.
1 /3
solidus of sous dor,
tiers desol cl0r
geheten) ,
slechts
1 ,43
Ned.
wigtje wegende,
dieons toestaat eenen blik te
werpenop
Friesland
in
de 6& quot;
eeuw,
eene eeuwomtrent welke
wij
,
inde
geschiedenis
van dat
land,
tot dus verre
bijna
niets dan een blad wit
papier
vonden. De triens heeft
op
de
voorzijde
eennaar de
regterzijde gekeerd
hoofd van eenenVorst,
kennelijk
aan
zijn
diadeem, terwijl
de
krijgsmantel
of het
paludamentumzijne
schouders
bedekt. Het omschrift is;

AVDVLFVS FRISIA
.
Op
de
keerzijde
vertoont zich het
gevoete
of
Latijnsche
kruis
op
eene soort
van heuvel
geplant.
Aan de
zijarmen
des kruises
hangen
de teekenen des
8
(58)
Christendoms,
de letters A en Q
(1 ).
Inhet veld ziet
men,
aan den
regter
kant, eene ster. Inde
afsnede, naar het
schijnt,
eene
W tussehentwee
punten
of
bolletjes.
Omschrift:

VICTVRIAAVDVLFO

Vzczurz'a staat hier voor Victoria, gelijk wij


ook weldrazullen vermelden:
FLVREAS SEMPER voor FLOREAS.
Het
stukje is, volgens
den Heer
DUCHALAIS, goed
bewaard.
Hooren
wij
wat deze verder
zegt:
Inde 6e eeuwonzer
jaartelling
warende Friezen een
afzonderlijk
volk,
ge
regeerd
door
onafhankelijke
Vorsten

die door de
tijdgenooten
daneens met den
naamvan
Hertogen,
dan eens met dien van
K oningen
vereerd worden. De
lotgevallen
vandit volk
zijnweinig
bekend. Eerst
op
dehelft der 7e eeuw
beginnen
de
K ronijkschrijvers
en de zamenstellers van de levens der
heiligen
er van te
spreken.
Sint Ouen
Schrijver
vanhet levenvanSt.
Eligius, vermeldt,
Boek ll,
Hoofdst.
3,
als
proeve
vanden
ijver,
die
zijn
vriend de
Bisschop
van
Noyon
en
Doornik
aanwendde omde
grenzen
van het
rijk
van Christus zooverre
mogelijk
uit te breiden
,
de door hemte
weeg gebragte bekeering
van
eenige Vlamingen,
eenige
Friezenenvanandere
afgodendienaars
,
die inlahdstreken
woonden, verre
van zijn
bisdom
verwijderd.
Sedert den
tijd
vanSt.
Eligius
tot aanK arel denGrooten
schijnt
de
bekeering
van Friesland
\tot
het Christendomzeer onvolkomen
gebleven
te
zijn.
De be
windhebbers in dat land wordenons daneens als
begunstigers
van de
Angel
Saksische of Frankische
geloofspredikers,
dan weder als hunne
vervolgers afge
schilderd; menzie daarover het met talent
geschreven
werk van aosr,
over
de
invoering
van het Christendomin
Europa (2).
Daar de
onderwerping
van Friesland aan het Romeinsche
Rijk
bekend
is,
(1 ) (Christus
toch zeide: Ik ben de A en de 9 het
begin
en het
eindm)
(2)
En niet minder het werk van
wijlen onzen noyaanns:
Geec/n'edem's der
invoering
van wt Christendomin
Nederland, dat echter in het
jaar
1 864
geheel op
den achter
grond
werd
geschoven
door de
uitgave
van
MO.s
Gesc/redenie aan [zet Christendomin
Nederland vr de
Hervorming.
(59)
moet mener uit
opmaken
dat de
Latijnsche beschaving
indat
land,
hoewel zoo
noordelijk gelegen,
reeds sedert de eerste
tijden
onzer
jaartelling
is
doorgedron
gen,
en dat
zij er,
even als
elders, waar
zij gebragt werd,
belangrijke sporen
heeft
achtergelaten.
Van daar dat de
Friezen,
die ons door de Frankische
Geschiedschrijvers
als half wilde
afgodendienaars
worden
afgeschilderd,
ons slechts
als verharde heidenenzullen
voorkomen, maar die
echter,
wat hunne zeden en
den toestand der kunst
bij
hen
betreft,
niet zooheelveel van de naburenaan
deze
zijde
van den
Rijn
zullenverschild hebben.
Er
is dus niets
onmqgelijks
in
gelegen
dat de Friezen
zich, na
denval vanhet Westersche
Rijk,
eene
eigene
munt hebben
vervaardigd.

De trientes vanhet Frankische Gallihebben


gewoonlijk
tot omschrift de na
mender stedenwaar
zij geslagenzijngeworden;
en
het
is slechts
bij
uitzonde
ring
dat mener de namender
payz'
of
gouwenop
vindt. De Heer
noonar.ars
kende er slechts
vijf,
1 e
Gevaudan, Pagus
Gavaletanus, op
de munt GAVALE
TANOof GAVALETANO
FIIT; lAlbigeois, Pagus Albz'viensz's, ALBIVIENSE;
lOstrevant, Pagus Austreventz'nus, AVSTREBAN'IO, en twee andere tot dus
verre
nog
niet te
bepalenpayz' (BRIENNONE
PAGOenCABBORTESE
PAGO).
Somtijds
wordt de naamder
plaats, waar de munt
vervaardigd is,
tot meer
naauwkeurige aanwijzing, vergezeld
van de
bepaling
der
provincie,
waarin
zij
gelegen
was
,
zooals
bij
voorbeeld
bij
de
vermelding
vanAost,
AVSTA
. GALL,
Austa of
Augusta
Gallz'ae of Galliamm;
op
munten van Bannassac zien
wij
BAN
. GAVALETANO;
op
munten van
Jumiges,
GEMETICOGAL.
,
d. i.
Gemetico
Calelorum, etc. Wanneer men dan dennaamvan
provincin
of
pagi
vermeld ziet achter dien der
plaats, blijkt
zulks
gedaan
te
zijn
ommet meer
naauwkeurigheid
de localiteit te
bepalen,
waar de munt
geslagenwas,
omhaar
niet met andere stedenvan denzelfdennaamte
verwarren;
maar zulks kanhet
geval
niet
geweest zijn
met de andere
categorie,
waar de naamvan den
pagus
alleen voorkomt.
.
Deze voorbeeldenmoeten strekkenomhet
schijnbaar
vreemde vanhet woord
FRISIA, dat ons thans
voorkomt, te
regtvaardigen.
Friesland,
het is
waar,
was
geenszins
een
eenvoudige pagus,
maar wel eenvolk,
daneens
onafhankelijk,
danweder
schatpligtig
aan de Frankenen door
bijzondere
wetten
geregeerd,
die
8
*
(60)
K arel de
Groote, nade
volledige overwinning
van het
land, met
zorg
liet ver
zamelenen waaraan
hij
de kracht van
zijngezag bijzette.
Onze triens
geeft
ons
daneene nieuwe zaak aan de
hand, namelijk den_naamvan eenvolk,
geplaatst
op
eene munt, dadelijk
in het
Merovingische tijdvak,
iets wat
nog
nimmer
voor
gekomenis; maar deze zaak zal minder
buitengewoonschijnen,
wanneer mende
zoov even
bijgebragte
voorbeeldenin
aanmerking
neemt. Men
begrijpt
toch
dat,
indien
eenvoudige
landstreken zich
geregtigd
meendenomhare namen
op
hare
geldstukken
te
plaatsen,
een
geheel
volk
nog
zooveel te meer even zooheeft
mogen
handelen.
De naam
AVDVLFVS komt voor
bij
het woord
FRISIA;
dezen naamwil
nucnana1 s gelijk
stellenmet
Ataqu
of
Astaulf;
welken naamde
opvolger
van
Alarik, K oning
der
Westgothen
, droeg,
en met het Duitsche
Adolf
overeen
brengen. .
_
Wij meenen,
naar
aanleiding
van de
regelen
der
woorda eiding
in Duitsche
eigennamen, hiertegen
te moeten
protesteren.
De naamkomt
op
onderscheidene
plaatsenvoor,
die vermeld wordenin Dr. E.
rnsrnmsnns Altdeutsc/res Namen
uC/t,
2e
Lieferung,
Nordhausen 1 854. Audulfus is een oud- Duitsche
naam,
zaamgesteld
uit de substantivenaucl
possessio, opes,
of ook wel
desertum,
of het
adjectivum
aud
facilis;
verder uit het substantivum
ulf, wolf;
het zonde dus
waarschijnlijk
beteekenen:
wo{f
ui! de
woestijn.
Audulfus komt in andere talen
of dialectenvoor (steeds volgens FRSTEMANN)
als
Autulf, Autolf, A0dulf, Odulf,

Odo, Otulf, 0tlulf, Oto, Ot/zolf, Hoto. Angel- Saksisch Eaavulf, Eaaulf.
(Mededeeling
van Dr. L. A. n:
WINK EL.)
DUCHALAIS
zegt
dat
Audulfus
in het latere Fransche Audoul is
overgegaan.
De
Merovingische
munten
dragen gewoonlijk
de namen van Muntmeesters,
maar menvindt er
ook
K oninklijke
namen
op,
benevens die vande
majoresdomi
(maires
du
palaz's),
alsmede Van
Opperhoofden
van
Abdijen.
Audulfus moet dus of een
K oning
of een
Hertog
van Friesland,
of eenMunt
meester
geweest zijn;
want het zonde
ongerijmd
wezenomhemals een
major
domus of als een
geestelijk opperhoofd
te beschouwen
,
daar dit slecht zoude
pas
sen
bij
het
opschrift
der keerz.: VICTVRIAAVDVLFO.
Een
Muntmeester
was een bediende der schatkist.
Zijne
werkzaamheden
(61 )
bestondeninhet
vervaardigen
vanhet
geld,
in het controleren van het
gouden
en zilverenmuntmateriaal eninhet
vergezellen
vanden
ambtenaar,
die deschat
tingen inde,
gelijk
zulks door Sint Ouen
getuigd
wordt in het leven van Sint
Eligius;
inn
woord, hij
was een
verantwoordelijk
ambtenaar.
Hij
stelde
zij
nennaam
op
de
geldstukken
omhun
goed gehalte
te
waarborgen, terwijl
s K o
nings naam,
waar die
op
muntenuit dezen
tijd gevondenwordt,
daarop
alleen
eershalve voorkomt.

De stukken
,
die den naameens
K onings dragen, zijngemakkelijk
te onder
scheidenvan die
waarop
men Muntmeestersnamen
leest, enwel door de
uitdruk
king
der
titels,
die
op
de namen
volgen;
dan eens vindt
men alleen het woord
REX
;
dan weder worden
eenloftitel met den
wezenlijken
titel
op
dezelfdestuk
ken
vereenigd.
Omb. v. slechts twee munten
bij
te
brengen,
vermelden
wij
aureueaenvanTheodebert entnenteavanClotarius
H,
te Marseille
geslagen. Op
de eerste leest menter
regterzijde:
D. N. THEODEBERTVS
VICTOR,
rondom
een borstbeeld,
dat
op
de Romeinsche
wijze aangekleed
is endat
zekerlijk
be
stemd is oms
K onings
beeld en niet dat des K eizers voor te stellen, zooals
eenige muntkundigen gemeend
hebben uit hoofde van de
groote gelijkenis
die
men aantreft tusschen de eerste
Merovingische
muntenende Romeinsche uit het
laatste
tijdvak. Op
de tweede treft menaanCLOTHARIVSREXaande
reg
terzijde,
rondomeen borstbeeld en
prql
en VICTVRIACLOTHARII
op
de
keerzijde, bij een
als
op trappen geplaatst
kruis met eenwereldbol. Indien
Theodebert zich met den titel vande overwinnaar
versiert,
enindiende Mar
seillaansche
Muntmeester,
op
de trientes vanClotarius
II,
de
roemrijke
daden
van dezen
Vorst,
door het
bezigen
vaneene
dergelijke uitdrukking, prijst;
in
dien
wij
verder de
oogenop
Itali slaan ende bronzenmuntenvande
K oningen
der
Oostgothen
beschouwen,
die
ongeveer
in dan zelfden
tijd vervaardigd zijn,
vinden
wij daarop opschriften
vande zelfde
soort,
als b. v. die van VICTVRIA
PRINCIPVM
en van FLVREAS
SEMPER; het is ons immers daarom
geoor
loofd denAudulfus uit Friesland te beschouwenals eenbarbaarschenVorst
,
tot
wiens eer
zijne
onderdanen wenschenuitboezemen
,
en niet als een
eenvoudigen
Muntmeester? De
uitroep
Victoria
Aua'ulforegi
of ducz' is
geheel natuurlijk
en
volkomenin den
geest
van de 6 en 7
eeuwen, terwijl
de
andere, Victoria
(62)
Audulfomonetario, eenonzin, of, ombeter te
spreken,
iets
belagchelijks
zoude
zijn,
zoowel met het
oog op
die
tijden
als
op
de onze. Hoe toch zoude men
zich kunnen
gaan
verbeelden dat het
bij
een
verantwoordelijk
ambtenaar zoude
kunnen
opgekomenzijn
omzich zelven eene
overwinning
toe te wenschen? Men
zal ons misschien
antwoorden,
gaat
de Heer nncnsmrs voort, dat,
daar inhet
omschrift onzer munt de woordenAVDVLFVS en FRISIAvan elkander onaf
hankelijk zijn,
het ook zoude kunnen
gebeuren
dat die vande kz. mede onder
ling
niet in
betrekking
behoevenbeschouwd te
worden;
dat Vctuvaeene
alge
meene
uitdrukking
is en
Audulfo
de
naamvan eenen ambtenaar,
wiens titel
daaronder verstaanwordt, endat de Muntmeesters
gewoonlijk
de
geldstukken,
die
zij vervaardigden,
teekenden

door zich vandenablativus te bedienen. Hoe
wel deze
bewering
fraai
schijnt,
meent
nncmnsrs onzes inziens
teregt,
dat
zulk een beweren niet in ernst kan
volgehouden worden, wanneer men
op
de
boven reeds
aangehaalde
voorbeelden let.
Ons schiet dus over den
tijd zijner regering
te
bepalen:
Ducmu.srs meende dat men den naam
Audulfus
elders niet
aantreft, maar
de
onderzoekingen
van Dr. FRSTEMANN
wijzen op
onderscheidene
plaatsen
in
Bernard v.
Troyes (uit
de 9
eeuw)
op
den Codex Laurishamensis
(uit
de 8'
eeuw), eindelijk op
het Vita
Leodegarii,
waar deze naamherhaalde malen
,
doch
als die vaneen
bijzonder persoon,
voorkomt. Maar
wij
hebbenhier te doenmet
eenenVorst
Audulfus,
want zulks
blijkt geheel
uit dentooi van
zijn
hoofd. Het
naar de
regterzijde gekeerde prol
heeft
eenzeer antiek
(archasch) uiterlijk;
men
zoude het houden voor eenborstbeeld van Justinus of Justinianus, zooals het
ons wordt
afgebeeld op
de in Galli
vervaardigde
barbaarsche trientes solidi of
tiende 001
dar,
die
op
hare
keerzijde
het Victoriebeeld
dragen,
en waarvande
omschriften,
die uit
onzamenhangende
letters
bestaan,
onleesbaar
zijn.
Deze
stukken klimmen
baarblijkeljk
tot het
begin
der 6e eeuw
op.
Doch,
indien
men,
aandenanderen
kunt,
het
kruis,
dat zich
op
de kz. bevindt,
inaanmer
king neemt,
deszelfs
vormen de twee letters,
die het zinnebeeld vanhet Chris
tendomuitmaken, en die
aan de
zijarmen
van dat kruis
hangen,
leidt dit alles
omons te doen denken dat onze munt niet onder kan
zijn
dande
tijden
van
Mauricius Tiberius
(582- 602)3
want indienmenal, zegt DUCHALAIS, op
eenige
(63)
koperen
munten onder
Constantijn
en
zijne
zoons
geslagen,
het
labarum, tus
sehende letters A en.0, aantreft,
is het eerst
tegen
het einde der 6
eeuw,
dat het
gebruik
daarvan als
munttype algemeen
wordt.

Ook de omschriften
geven
ons
eenige tijdrekenkundige bewijzen
aan
de
hand
,
die men wel inacht moet nemen.
Wij
hebben
gezegd
dat men
op
eenzeker
getal
trientes van Clotarius III leest Vicorz'a
C/rl0tarzz', en het is
opmerkelijk
dat, nadendood vandezen
Vorst,
niets
diergelijks
meer inde omschriften der
munten.
gevonden
wordt. Clotarius ]I nu stierf in 628. De
Oostgothishe
K oningen,
die
op
hunne
koperen
muntenschreven
Victuriaprincz'pum
enFlureaa
aemper,
te weten
Theodahatus
en
Witiges,
leefdende eerste vanhet
jaar
534 tot
535, ende tweede van dien
tijd
tot het
jaar
540
,
ende
K oning
vanAustrasi
,
Theodebert, van 534
tot 548.
Als mendan

naalle deze daadzaken
, bij analogie gaat
redeneren,
schijnt
het
den Heer
n_ucrranars geenszins
gnjuist
toe daaruit af te leiden,
dat de
tijd
der
regering
van Audulfus in Friesland kan
bepaald
wordentusschende
jaren
534 en 628.
Wij
zullen later de
bewijzen bijbrengen,
waarom
wij
het met
wijlen
dezen
hoogst verdienstelijken geleerde
volkomen eens
zijn.
Met zeer
goeden uitslag
heeft menzich inde laatste
jaren
veel
beziggehouden
met de
bepaling
deryinnerlijke
waarde vande door de
Merovingisehe
Vorsten
geslagene gouden
enzilveren
munten;
uit de over deze
belangrijke
zaak aanhet
licht
gekomene verhandelingenblijkt het, zooals de Heer euaanoheeft aan
gewezen,
en wel met
behulp
van eene zeer
naauwkeurige weging
der verschil
lende
stukken,
dat de 801
d0r,
in
gebruik
onder de
Merovingisehe K oningen,
72
greinenhield,
de semi:36 ende triens 24. Latere
nasporingen,
de naauw
keurigheid
van het onderzoek diens Heeren
bevestigende,
hebben daarenboven
nog aangetoond
dat zoowel in
Galli,
als' in de
overige
deelenvanhet Romein
sche
gebied,
sedert de
hervorming
inhet
muntwezen,
die door
Constantijn
den
Grootenwerd
daargesteld,
tot aan Mauricius
Tiberius,
de sol dor 84
greinen
woog,'de
aemis 42 ende triens 28
(24
is
bij
dan Heer nucnanars eene druk
fout)
,
endat eerst onder dezenlaatstenK eizer zich het nieuwe stelsel vertoonde,
dat eenen
aanvang schijnt genomen
te hebbente Marseille,
of zich tenminste
het eerst indeze stad hee: doen
kennen, endat daarenbovende
grenzen
van
(64)
het oude
Overalpische
Galli
(GalliaTransalpz'na)
niet heeft overschreden
,
want
men
ging
in Italiente
K onstantinopel nog lang
naMauricius Tiberius voort
met solz'az' van 84
greinen
te
slaan, evenals menzulks
vroeger gedaan
had. Nu
weegt
de Friesche mens van Audulfus 28
greinen,
enbehoort dus tot een
tijd
vak,
waarin het oude stelsel
nog
in
zwang was,
nademaal
hij
tot de zelfde
categorie
behoort als de 801 8 en tien:de 801 van Theodebert,
die even eens 84
en 28
wegen.
Theodebert beklomden troon in 535 en stierf in
538; Mauricius Tiberius
regeerde, gelijk wij
reeds
gezien
hebben, van 582 tot
602; Clotarius II re
geerde
over de Frankenvan 584 tot 628,
waaruit men moet
opmaken:
1 dat
het Friesche
opperhoofd
Audulfus of ten
tijde
vanTheodebert,
of vanMauricius,
of
eindelijk
in het
tijdvak
van Clotarius II
leefde,
indien men
hierbij
in aan
merking
neemt het
opschrift
der
keerzijde
VICTVRIAAVDVLFO
;
2
dat,
in
dien men
zich
nog
binnen
naauwere grenzen
wil
bepalen
en menhet
gewigt
van het
op zijnen
naam
geslagene
muntstuk indeze zaakter
sprake
wil
brengen,
mener eenen
tijdgenoot
van Theodebert en Justinianus van moet maken, ten
zij
menaanname dat de
munthervorming,
die
bij
de Frankentot stand kwam
,
zich niet tot Friesland heeft
uitgestrekt.

Na
nog eenige uitwijding
over de
onzekerheid,
die
steeds
in deze zaak over
blft, gaat
de Heer
nucnar.ars aldus voort:
Wij
moetenzelve
nog
eene
tegenwerping oplossen,
welke menons
ongetwij
feld zal maken. Indien Audulfus in het middenof inde tweede helft der 6e
eeuwleefde,
zal men
zeggen, regeerde hij, volgens
het
getuigenis
vanalle K ro
nijkschrijvers
envan alle
gelijktijdige opstellers
vanlevens der
heiligen,
overeen
afgodisch
volk. Hoe dan de
tegenwoordigheid
van zeer
duidelijkeChristelijke
teekenen
op zijne
munt uit te
leggen?
Moet men St. Ouenvan
onwaarheid be
schuldigen
? moet men
daarentegen
al de
veronderstellingen,
die uit het onderzoek
vanhet
gedenkstuk
zelf
geput zijn,
voor hersenschimmenverklaren? Deze
schijn
baar zoo
gewigtige tegenwerping
kan
gemakkelijk wederlegd
worden
indienmen
de
muntgeschiedenis
vanalle volkenin
aanmerking
neemt. Ja,
St. Ouenenal
de
volgende Schrijvers ,
die door Bosr
aangehaald
worden
(1 ) ,
hebbenwaarheid
(1 )
En ook romans en nmsr LORGION en nou..
(65)
gesproken,
het heidendomwerd inFriesland niet vr den
tijd
van K arel den
Groeten
geheel nitgeroeid.
Echter toont ons de
aandachtige lezing
vandat
boek,
dat,
volgens nucnanars,
den
stempel
vaneene
gezonde
kritiek envanwaarach
tige wetenschap draagt, gelijk
ook andere
bronnen,
genoegzaamaan,
dat de
Friesche Vorsten daneens
geneigd
waren omde leer van het
Evangelie
aan te
nemen
,
danweder
integendeel
omdie leer te verbannen. Menkent de onver
schilligheid
van vele barbaarsche Vorsten voor al wat
godsdienstigepunten
raakt.
De
geschiedenis
van den
K oning
der
Bourgondirs, Gondebald,
dan eens K a
tholiek,
danweder uit staatkunde Ariaan
, geeft
er een
ontwijfelbaar bewijs
van
,
dat door
onwederlegbare
stukkenbewezen wordt. Menzou dus al
dadelijk
kun
nenaannemen
dat
Audulfus, omaan de Frankische Vorstente
behagen,
en in
zekere
omstandigheid,
zoude hebben kunnen veinzen zich tot het Christendom
te bekeeren
,
want de Friezen moesten toch
eindigen
met deninvloed te onder
vinden van hunne
magtige naburen,
wier
bezittingen
hun land ten oosten en
zuiden
omringden.
Het is echter zeer
mogelijk
dat de
lijdelz'j/ce bekeering
van
eenFriesch Vorst in de 6e eeuwhebbe
plaats gehad.
Het is slechts eene
gis
sing.
De Heer nocnanars wist voorzeker niet dat de
uitgestrektheid
vanhet
land,
dat in de zesde eeuwdennaamvanFriesland
droeg,
eene
groote waarschijnlijk
heid aan deze
zijne gissing bijzet. Wij
lezentoch dat ook Utrecht tot Friesland
gerekend
werd:
Trajectum
urbs Fresiae en de namen der Friesche Vorsten uit
de 6e eeuw
zijn
ons
geenszins
door de
geec/riedem's (wel
door
Ikzelsc/erijvezs)
overgeleverd geworden.
Er kan een Audulfus onder
geweest zijn.
Wanneer
wij
ons Friesland echter voorstellen als toen
nog geheel
en al aan
de
dwalingen
van de
afgoderij overgeleverd,
is er een ander middel
omhet
aanwezen van
Christelijke typenop
in dit land
geslagene
muntenuit te
leggen.
De
muntspecin
vanalle
tijden
envanalle landen
moeten, om
gunstig
door
de
bevolking ontvangen
te kunnen
worden,
voorstellingen
bevatten en beelden
dragen,
die
meer
of min met de
algemeen aangenomene
denkbeelden
overeen
komen. Van daar de
nabootsin'gen
van vreemde
munten,
die reeds in de oud
heid, even als in de middeleeuwen, en
nog
in onze
dagen,
hebben
plaats
gehad.
Deze is de
reden, waaromten
tijde van Philippus,
den vader van Alexander
9
(66)
dan Grooten,
de Pannonirs hunne tetradraczenende Gallirs hunne staters
sloegen
naar het voorbeeld vandie van dezenVorst
;
waarommen
,
in een niet
verre vandie
dagen verwijderd tijdvak,
in
Aquitani
barbaarsche
nabootsingen
van de dracmenvan Marseille, Emporium
en Rhoda
aantreft; waaromde Ara
bieren, nade
verovering
vanAzi,
zonder onderscheid de munten der Seleuci
den,
der
Ptolemen,
der
Romeinen,
derl
Byzantijnen,
der Sassaniden;
de An
gel- Saksers
die der
K arolingers;
de Baronneninde middeleeuwendie hunner
naburen,
welke het meest
gezocht waren;
in Nederland de Heeren van Baten-
-
burg
en Bronkhorst die van
Portugal;
de steden
K ampen
en Zwol de dukaten
van
Spanje,
de rozenobels van
Engeland,
enz. enz.; eindelijk
in onze eeuw
de Vorst vanMonacodie van
K oning Lodewijk Filips
nabootsten. Er zou
geen
einde
zijn,
wanneer
wij
alle
nabootsingen
wilden vermelden.
Er
isjeene
bekende, dikwerf
aangehaalde, plaats
van
Procopius,
waarin deze
Schrijver verhaalt,
dat niet alleen de barbaarsche
K oningengeenegouden
munten
durfden
slaan,
omdat dit
voorregt
aan de K eizers alleen
toekwam, maar ook
omdat het volk ze niet zoude hebbenwillen
ontvangen.
Dit is een
bewijs
dat
de Souverein,
die inde 6c
eeuw
geld
op zijnen stempel sloeg,
wel acht
mogt
gevenop
het
publiek
dat
hij voor zichhad. Weshalve

indienAudulfus
,
de
K oning
vanFriesland,
gelijk wij meenen,
indien
tijd
leefde,
al nemen
wij
aandat
hij
eenheiden
was, hij,
in
zijn eigen belang,
kan
genoodzaakt geweest zijn,
om
eenegeheel Christelijke voorstelling
als
type
van
zijne
munten aan. te nemen.
Tot
dus
verre hebben
wij
meest
gebruik gemaakt
van de
mededeelingen
des
Heeren DUCHALAIS. Slechts hier en daar hebben
wij
die
mededeelingen
of
aangevuld,
of, waar
wij
meendendat
hij
dwaalde, wederlegd. Voegenwij
thans
nog
het een en ander
hierbij :
1 Omte
bewijzen
dat
tegen
het eindeder 6e eeuw
deFrankischeinvloed
zich zoozeer
bij
de Friezendeed
gelden,
dat zulks eene
uitwerking
op
hunne munten kon hebben.
2 Over de
waarschijnlijke muntplaats
van onzen
tnene aoh'di of tiers
de sa! d0.
Wat het eerste
punt
betreft:Eccannbeweert in
zijn
werk

de rebus Franoiae
(67)
On'entalis, I, 283,
dat de Friezen reeds vr
Pepijn
aande
heerschappij
der
Franken
onderworpen waren,
maar dat
zij
zich er
daarnaaan
hadden onttrok
ken,
onder
begunstiging
van de
burgeroorlogen,
die
Frankrijk
teisterden. De
Amzales Metensea,
waarop hij
zich
beroept, zeggen
zulks ook
duidelijk
op
het
jaar
688, waar
wij
nahet verhaal vanden
slag
van Testri lezen: Ex hoe
ergo
tempore jam
nou
de
principatu
Francorum
,
sed de diversarum
gentiumadqui
sitione,
quae
quondam
Francis
subjectae fuerant,
invicto
principi
certamenin
stabat,
id est contra
Saxones,
Frisones
. . . . .
Harameavlm
gentium
duces in
contumaczam
verst, a Francorum88 donzim'o
per
deeidmn
paecea'entiumprinci
pumim'guapraeaumptz'one
aalrawemnt.u
_
Hieruit
blijkt,
onzes bedunkens, ten
duidelijkste
dat zekere
Audulfus, Friesch
_Vorst
en
op
het laatst der 6 of het
begin
der 7e eeuwlevende,
de bewuste
munt, waarschijnlijk
door eenen Frankischen
Muntmeester,
zal hebbenlaten
vervaardigen.

2. Watde
muntplaats betreft,
het is bekend dat
Trajectum
of Triectum
en
Dorstad of Dorestad reeds in dezen
tijd
voor die
dagenaanzienlijke plaatsen
waren,
over
welke de
handel,
die zoozeer behoefte aan muntstukken
heeft,
tusschen Friezen en Franken
gedreven
werd.
De
bewijzen
daarvan
zijn
voldoende
geleverd
door Mr. J. D1 RK S in
zijne
Ge

scbedem's vandan
K oopkandel
der
Friezen, en door Mr. H. J. M. sscnVAN WIJCK
in
zijn
Handelsverkeer der Stad Utreckt.
Het slaan van
geld
te Utrecht en Duurstede,
misschien
aangevangen
in den
tijd
der
vervaardiging
van de
tegenwoordige munt,
kanlater door
opgevolgde
troebelen, waarvanncosan
melding maakt, voor
geruimentijd
hebben
opgehou
den, tot dat later de stukken
vervaardigd zijn geworden,
welke ons thans moe
ten
gaan bezig
houden
(1 ).
(1 )
Na het stellen dezes komt ons voor dan
geest,
of
wij
soms hier alleen te danken
hebben aan zekeren Fries
Audulphus (wiens
dadende
nog overgeblevene geschiedboeken
niet
vermelden),
die, als
Hertog
in
zijn vaderland
erkend, omde eene of andere redenin
zuidelijk
of
oostelijk Frankrijk oorlogende,
aldaar heeft laten
munten; want de
type
dezer
munt is nimmer
op eenige
andere
dergelijke
munteninonze noordelijke
streken
nagebootst
geworden.
Die
typenzijn
allen veel
eenvoudiger, gelijk
ons zoodadelijk blken
zal.
9*
(68)
In de eerste
plaats
behandelen
wij
N 2.
Op
de vz.
ziet men een naar de
regterzijde gekeerd,
zeer ruw
geteekend,
hoofd enborstbeeld, met
wanstaltig
oor
, terwijl
zich aande diadeemweder zulke
in
bolletjes eindigende lijntjes
vertoonen
,
als
wij op
de demeesteder bovendoor
ons beschrevene zilveren munten
opgemerkt
hebben. Het borststuk is
bijna
alleen uit
bolletjes gevormd.
Omschrift:
& gt; X
TRIECTOFIT.
d. i. Wordt
gemaakt
te Triectum.
Op
de kz. een
op
een breed voetstuk
geplaatst gevoet
kruis;
onder het voet
stuk drie en daaronder weder twee
bolletjes.
Omschrift;
MAAELINVS M.
d. i. De Muntmeester Madelirius. Het
bolletje
of
puntje
achter deA
(voor D)
is
waarschijnlijk
een
dusgenaamd poin!
eecrt of
herkenningsteeken,
met
opzet
alzoo
geplaatst.
De eerste Muntmeestersnaam
voluitgeschreven
komt voor
op
eene te
Lyon
in
de 6 eeuw
geslagene gouden munt;
zie
MULLER,
Deutac/le
Mnzgesc/zic/lte,
Seite 81 .
Het
woordjet op
de
voorzijde
is zeer
algemeen op
de muntsoort met welker
beschrijving wij
ons thans
onledig
houden
,
maar
terwijl
de Nederlanders Trectmn
als Utrec/d
aannemen,
verklarende
Belgen
zulks voor Maastrict. Zien
wij
dan
thans,
welke redenen zoowel voor de eene als voor de andere
opvatting pleiten.
Wat WIaaeirz'c/d
betreft,
deze stad
dagteekent
misschien reeds van de
tijden
der
Romeinen, want men vindt dat daar eenRomeinscbe
weg liep,
enhet was
misschien de
plaats
Pons
Mosae,
die
bij
racrros (Hist.
L.
IV,
Cap.
66;
verg.
aurum,
Noiz'tz'a Germ.
Inferzorzs,
P.
I,
1 07
,
en vannmv
eenen,
Mddelne
derlandec/ze
Geograpie,
bl.
21 1 )
vermeld wordt. Er moet toch of een veer of
eene
brug geweest zijn.
Er
zijn
er die meenendat Ammianus Marcellinus (L. XX, Cap. 1 0)
,
inhet
beschrijvenvan
den
togt
vanK eizer J ulianus
_tegen
de
Franken, vanMaastricht
spreekt
onder den
naamvan Obtn'cense M'osae
Oppdum;
zie vannr.a
nouvn,
Handvest- K ronz'j/c, II, 1 32. Doch anderenoordeele'n dat
Gregorius
van Tours
de
eerste
geweest zij,
die vanMaastricht,
onder dennaamvan
Trajectensz'e
Urbe,
(
69
)
& gt;
gesproken
heeft
(zie,
onder anderen
,
scaarns,
les
Paya- Baa
avant et durant la
dominatzon
Bomaine, II, 478), endat men
bij
Ammianus Ob Tricensz'mae
Opi
\dumof de stad daar het
dertigste legioengelegerd
was

lezen
moet;
zie
AL'IING,
Nol. Germ.
Inf. op
het woord Obtrz'cense ]Plasae
Opidum,
P.
1 ,
p.
1 06. CAN
NEGIE'IER
getuigt
ook
(de Brillenburgo, Cap. IV,
p.
24)
dat menalzooinoude
Handschriften
gelezen
heeft.
Eenigen
hebben
geschreven
dat Maastricht elf
jaren
vr de
Christelijke tijdrekening
zoude
gesticht zijn;
zie
nocnsn, Belg. Rom.,
Lib. I, Cap.
1 7
,
t 1 2; mnznaar,
Hiatmre de Fiance avam
Cloma,
Livre
I,
t
1 4. Doch zulks is zeer onzeker
(1 ).
Maastricht wordt voor de oudste stad der Salische Franken
gehouden,
envoor
de hoofdstad der
Tongeren (Tungri).
Omtrent het einde der
vijfde
eeuwwer
den verscheidene Gallische steden
,
en daaronder ook de stad
Tongeren(het
oude
Aduatuca
Tungrorum)
door
Attila, K oning
der
Hunnen,
verwoest. De Bis
schoppelijke
zetel van
Tongeren
werd toen naar Maastricht
overgebragt (2).
In595 werd hier een
rijksdag gehouden;
zie eenDecretumvan Childebert
bij Georgisch Corpus
Germanici
antiqui, p.
474, waar menleest
:
// Simi
liter
Trajecti
convenit nobis
campo.

De stad werd in881
,
naar men meldt,
door de Noormannen
verwoest,
doch
nog
vr het einde der
negende
eeuwweder
opgebouwd (8).
In889 wordt de
Abdij
van S. Servaas vermeld te
Trajeca
inhet
Graafschap
Moselant
(4).
Later wordt van
Maastricht
melding gemaakt
als eene
plaats ,
waar eenemunt
en een
rijkstol gevestigd waren,
welke
K oning
Otto1 aanden
Bisschop
schenkt.
(1 ) Wij ontleenenl
deze citatenaan den
Tegeuw
Staat vanalle
vol/ren, XIIe Deel
(Am
sterdam
1 740),
bl. 324.
(2) Zij
bleef daar tot inden
aanvang
der 8& quot;
eeuw,
toen
zij
door
Hubertus, den 21 sten
Bisschop
van Maastricht
(gerekend
vanSt.
Servaas,
als den
eersten, af), naar Luik
ver
plaatst
werd.
Tcgenw. Staat,
bl. 825.
_
(4!)
Mnunos
Oper. dipl. I,
250: - AbbatiamS. Servatii confessoris,
quae
vocatur Tra
jecta,
in comitatu Moselmit
nuncupato,
consistentem,
aangehaald bij
vanvansneu
Middelnederlandse/ie
Geograp/lz'e,
bl. 21 1 .
(70)
De woorden van het Charter worden ons door
CHAPEAUVILLE, I, 21 1 ,
aldus
_
medegedeeld:
in
Trajectoquicquid regalis jus
sci
exigere poterat
in moneta
,
in
teioneo
tamin navibus et
ponte quam
foroet vicis,
exitibus et reditibus
ipsius
loei. .
Ineen Charter van
K oning Lodewijk
IV van 908
(onarmovrnns, I, 1 68)
staat; //
insuper
teloneumac monetamde
Trajecto
nostra
donatione, cumconsensu
Albuini eo
tempore
illius comitis concessam.
De stad was in de twaalfde
eeuw,
en
mogelijk
reeds veel
vroeger,
aanhet
K eizerrijk onderworpen,
doch in 1 204 werd ze door K eizer
Filips
1 1 aanHen
drik
[, Hertog
van Braband,
in leen
gegeven.
Doch reeds meer dan
genoeg,
voor ons bestek, over oud- Maastricht
(1 ).
Men ziet dat aldaar reeds zeer
vroeg
het
maatregt uitgeoefend
is
geworden.
Beschouwen
wij
thans de oudheid van Utrecht in verband met ons
muntje.
De ouderdomvanUtrecht klimt reeds
op
tot den
tijd
der Romeinen. De
talrijke
overblijfselen
daar ente Vechten
,
inde
onmiddelijkenabijheid
dier stad
, gevonden,
wijzen
ten
duidelijkste op
een
langdurig verblijf
vandat volk
aldaar,
doch nadat
ze door de
onophoudelijke
invallen der woeste stammen
eindelijk
deze streken
verlaten hadden
,
kwamdeze latere zetel van Friesche Vorsten
beurtelings
in het bezit der
Franken, en werd ze door de Friezenweder veroverd.
Bij
dit
eeuwen
lang kampen
tusschen
beschaving
enbarbaarschheid zullende eerst
op
gerigte kloosters,
de
bewaarplaatsen
van de
toenmalige geschiedkundige
aantee
keningen,
wel telkens verwoest
geworden zijn.
Uit de zevende eeuweerst is ons het
berigt overgebleven,
dat de Frankische
K oning Dagobert
omtrent haar middenaldaar eene
kapel
had doenstichten

die
(men vergelijke
het boven
vermelde, bl.
67,
omtrent het
wisselvallige
van
de
onderwerping
der Friezenaande
Franken, endus het
afwerpen
of aannemen
vanhet Christendom
,
dat daarmede
gelijk stond)
sedert weder door de heidensche
Friezen
omvergehaald was,
maar ten
jare
696 werd er onder den
Aartsbisschop
z
(1 )
Indiende
lezing bij nounandistrictumTrectis
juist
is, moet de stad in870 een
graafschap
of
ondergraafschap gevormd
hebben;
in allen
gevalle
was zij
toen
vermoedelijk
de zetel eens Graven
(v.
D. nnnon t. a.
p.
bl.
21 2).
(71 )
Willebrord eenbisdom
opgerigt ,
dat er tot inde laatste helft der 1 6= eeuw
ge
vestigd
is
gebleven.
De stad namdaardoor in
omvang
en welvaart
toe,
vooral
later ten koste van het
naburige
Dorstad of
Dorestadum,
dat verwoest was
geworden.
In een Charter van 722
(of 728)
wordt
Trajectum
reeds als eene
vesting
of
bemuurde stad beschreven,
binnenwelke zich eenklooster bevond
(1 ).
Ineen
brief van
Pepijn
van vr 768 heet het urbs
Trajectensis.
Omstreeks dien
tijd
wordt er ook van een
praqfectns
urbis
gesproken.
Ineenander Charter vandien
tijd
heet het wiens
Trajectumsuper
uvium
Rhenin,
in776
Trajectum
vicus
in 937 Civitas
Trajectensis/l.
Er
zijn
er die meenendat de stad reeds in de 1 0e eeuwharen
tegenwoordi
gen
omtrek zoude
gehad hebben;
immers indiende in de eerste helft der
tegen
woordige
eeuw
afgebrokene
murende zelfde
waren,
waarmede
Bisschop
Balderik
haar in
gemelde
1 0c eeuw(in 934) omringd
had.
Reeds
oudtijds
bestond er een
rijkstol,
munt en markt. Uit een Charter van
779
blijkt
het,
dat toen de
abdij
van St. Germainin
Frankrijk
onder anderen
ook van den Utrechtschentol werd
vrijverklaard.
K eizer OttoI stond
(zie HEDA
,
p.
81 )
de voordeelen der
Rijksmunt
aan den
Bisschop
af.
Dochonzes bedunkens
genoeg
omaantetoonendat zoowel Maastricht als Utrecht
reeds indenFrankischen
tijd
het
regt
bezetenhebbenommunt te slaan
,
of
eigenlijk
dat er aldaar in het Frankische
tijdvak,
waartoe de tierade 801 dor behooren
,
met welker
beschrijving wij
ons thans
onledig
houden,
munt kan
geslagenge
worden
zijn; hetgeenbij opvolging
van de Frankisehe
K oningen
door de Duit
sche K eizers zal
plaats
hebben
gehad.
Gelijk wij
reeds boven
zageneigenen
deZuid- Nederlandsehe of
Belgische
N umis
matiei zich de muntenmet het
opschrift
TRIECTOFIT voor Maastricht
toe;
de
Nederlandsehe voor Utrecht.
Wij
hebben
lang
en
rijpelijk
over
de zaak
nage
dacht en het voor en
tegen
voor iedere der twee steden met de meeste
onpar
(1 )
Zie de
plaats van uana
aangehaald bij vanvaneenen,
Jlliddelnederlandacke Geo
grap/iie,
bl. 1 67.
(72)
tijdighed overwogen,
en danmoeten
wij
als einduitkomst
volmondig bekennen
dat
wij
in deze tot
geene
zekerheid hebben kunnen
geraken.
Een
belangrijk bewijs
voor Maastricht wordt
geput
uit het
onwaarschijn
lijke,
dat er intwee zoo
naburige plaatsen
als Utrec/zt en Dorstad in het
Fran
kische
tijdvak
te
gelijker tijd
munthuizenzouden in
werking geweest zijn.
Het
is zoo
,
maar beide
lagen
aan
grensrivieren
,
enwel aan
punten
waar
groote
handel
gedreven
werd, en men Weet dat de
handel,
zal
zij
met
gemak gedreven
wor
den, geen
ruilhandel inwaren moet
zijn,
maar door
geldspecin geholpen
moet
worden, en
bij
de
gebrekkige wijze
van muntenin die
dagen
had menbehoefte
aan
vele werklieden.
Daarenbovenkomt de Muntmeestersnaam
MADELINUSzoowel
op
de Dorestad
sche als
op
de Triectsche fiere de sol
gelijkelijk
voor. Wat de meerdere kunst
waarde door betere
gravure
der Triectsche
aangaat
,' is het zeer
mogelijk
dat
wij
onder de thans
overgeblevene
munten van Dorstad eenaantal
nagemaakte
be
zitten,
want dat er te Dorstad ook beter
gegraveerd
kon wordendande meeste
muntenvanP1 . VIII
aanwijzen,
toont ons de N 1 vandie Plaat met het
op
schrift Doreatate.
Wij
erkennen
echter,
dat Madelinus ook vanDorstad enhet
noordelijke
Triectumof Utrecht naar het
zuidelijke
Triectumof Maastricht zoude
kunnen verhuisd of
overgeplaatst zijn.
Eenvoorname
bewijsgrond
echter omde bewuste tz'ers de80! aanUtrecht toete
kennen
,
is daarin
gelegen,
dat deze muntenhet meest inNoord- Nederland wor
den
opgegraven,
en daar
zijn
danook
bijna
alle, zooniet
alle,
door
ons
afge
beelde, gevonden geworden.
Een
laatst,
doch onzes
bedunkens allerkrachtigst bewijs
voor de meerdere
waarschijnlijkheid
dat de tiende 80! met het
opschrift
Tn'ecto
t
te Utrecht
vervaardigd geworden zijn,
is daarin
gelegen,
dat de Fransche
Numismatici,
die
men althans van
geene
partijdigheid
voor Utrecht zal kunnen verdenkennoch
beschuldigen,
vande oudste tot de
jongste,
deze munten
bijna
allenaanUtrecht
toeschrijven.
'
Zelfs heeft de oudste Fransche Numismaticus vannaam
,
de bekende LE BLANC
,
in
zijn
Traite
iaton'gue
des
momzoyes
de
France, waar
hij op page
43
en 1 44
de muntsteden
opgeeft ,
binnenwelke
gedurende
de
regering
der
K oningen
vanden
(73)
tweeden stam
geld geslagen
is
geworden,
wel Duurstede en Utrecht,
doch
geenszins
Maastricht
vermeldt; en wat de
jongere betreft,
de werkenvan com
nnousnende
.1 1 0ntaires
des Rozs
Me'rovinyz'ene (Paris 1 843, folio)
,
dat men
daar een aantal muntenaan Utrecht
toeschrijft,
en
eenige andere, vande
vorige
in
type
zeer Verschillende,
slechts
twijfelachtig
aan Maastricht durft toekennen.
Later heeft de Heer nanonornrnnineene
verhandeling,
te vindenindenCa
taloyae Rousseau,
p.
6872,
zich voor Maastricht
verklaard, maar de
jongste
beschrijver
dezer
munten,
de
Burggraaf
PONTON namcouar,
verklaart zich
op
bl. 1 66 en 1 67 van
zijn
Essaz sur la
Numismaligue Merovznyienne compare

la
Geoyrapln'e
de
Gregoz're
de Tours
(Paris 1 864) voor Utrecht.
Wij geven
de
eene en andere
op
onze
Supplementplaten
XXen XXI.
Op
de eerste dier Platenbeelden
wij
onder N 1 6 een
muntje
van Trr'ectum
af,
dat de
gewone
reeds door ons beschrevene
typen
heeft,
doch
op
de vz.
staat:

]& lt;
'IUJEC'IOFIT.
.
G. weegt 1 ,1 w. en bevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
N 1 7
, op gemelde Plaat,
heeft
geheel
de Austrasische
type
enzoude daarom
wel aan Maastricht kunnen worden
toegekend.
Het omschrift der vz. is:
5%
T'IIJDTOS.
Waarschijnlijk
te_lezen Triectoe.
.
Wat de kz.
betreft, verklaren
wij
het
omschrift,
dat
overigens
uit
eenige
dui
delijke
letters bestaat,
niet te kunnen
ontcijferen.
Het komt met de
grootste naauwkeurigheid
overeen met een
afgebeeld op
Pl. 42
,
onder N
1 9, van de Monelaz'ree des 1 2021 9
Mrovz'ngz'ens.
G.
Weegt
1 ,2 w.;
werd ten
jare
1 863 in den omtrek van Utrecht
gevonden
en bevindt zich in
onze Verzameling.
Gaan
wij
thans, na dezen
noodzakelijken uitstap,
voort met het
muntje
N 2 van Pl. VII.

Het
kruisje op
voor- en
keerzijde
toont
duidelijk
deszelfs
Christelijkeu oor
sprong
aan. De
letters,
hoewel
ongelijk
van
grootte, zijn vrij
wel
gegraveerd
en veel
duidelijker
dan
op
de
vroeger
beschrevene.muntenuit
voorgaande eeuwen.
Alleenmoeten
wij op
de A
Voor D inhet woord Madeh'nue
opmerkzaammaken,
1 0
( 74)
zijnde, gelijk
menweet,
deGrieksche
Vorm,
en JULIUSCAESAR vermeldt dat de
oude Gallirs zich van de letters der Grieken bedienden.
Het
dusgenaamdepoint
secrt achter
gemelde
letter A heeft voor ons ookeene
secrte,
d. i.
onbekende,
beteekenis.
.
G.
Weegt 1 ,3 w. en bevindt zich inde
Verzameling
vandenHeer BEELAERTS
te
Schipluiden.
N
3,
in beeldtenis even zeer misteekend,
heeft thans een
poz'm
aecret
achter de letter T. Men merke
op,
dat de middelste haal der letter F in
het woord FIT
op
deze,
de
voorgaande
en alle
volgende
munten
gelijk
is
aan de bovenste,
iets wat
bij
onze
kapitale Fs, gelijk
men weet,
geene
plaats
heeft.
Thans staat
op
de kz. uannr.ws M in
plaats
vanMADELINUS. Ook thans heeft
__
de
D,
hoewel
leelijk gegraveerd,
den Griekschen vorm. De S heeft eene
lig
gende gedaante.

G.
Weegt 1 ,25 w. en bevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet te s Graven
hage.
N 4
wijkt
indenvormder beeldtenis
op
de vz. zeer af van
N 2 en3. Die
vormis thans
eenigzins sierlijker.
Het hoofdhaar wordt niet meer door
kromme,
in
bolletjes eindigende, lijnen aangeduid;
het borsttooisel is
eenigzins
anders
ingerigt.
De R inhet woord TRIECTOis echter minder wel
gevormd
als
bij
de
vorige
munten.

Op
de kz. ziet men
onder het
goed geteekende
kruis eerst een
grooter bolletje
en
daaronder
een
kring
van
vijf
kleinere dito.

De D inhet woord Madelinus


op
de
kz._
is thans
ongeveer
vanden heden
daagschen
vorm. De S is weder
liggende afgebeeld;
de enkele
M,
die tot aan
deze munt de
verkorting
vanJlone/an'uavoorstelde, wordt thans
nog
door eene
O
gevolgd.
Verder is
opmerkelijk
de vormvan de letter T
(ook
op
de
volgende
N5 5 en (5), waarvan
namelijk
de linker bovenhaal is
weggelaten
ter
plaatse
waar
deze letter de tweedernaal in het woord TRIECTOvoorkomt.
Waarschijn
lijk
deed de
graveur
zulks om
plaats
te winnen.
G.
Wij
hebben door een toeval onze aanteekening
omtrent
gewigt
enher
komst van dit
exemplaar
verloren.
(75)
Ook het borstbeeld van N 5
wijkt
af van dat
op
de Ns
24;
het is echter
niet minder barbaarsch.

Op
de
keerzijde
is
opmerkenswaardig,
dat de letter M

waar
zij
voordetweede
maal
voorkomt, eenen anderenvormheeft daninden
aanvang.
Zulks had ook

op
N 4
plaats.
G.
Weegt 1 ,38 w. en is door ons ontleend aan het
K onnlijk
K abinet te
s
Gravenhage.

6. Het borstbeeld
op
dit
muntje
heeft eenen
langerenvonn,
dochis echter
mede misteekend
;
vr dan
mond,
onder het woord
FIT,
ziet mendrie
bolletjes,
twee en een
geplaatst.
Het omschrift aldus;
'
%
TRIGCIOFIT.
Men ziet dat de letter E den oud- Duitschenvormheeft, endat,
gelijk wij
reeds boven
aanmerkten,
de linker bovenhaal van de T in TOontbreekt.
Op
de kz. komt
weder, evenals
op
de
vorige,
de naamvandenMuntmeester
MADELINUS voor. De D heeft thans den
gewonen
vorm. Onder het kruis ziet
men een
groot bolletje,- omringd
door
een krans van zes kleinere.
G.
Weegt 1 ,85 w.;
werd
gevonden
te Monferland
bij
Gelderland enbevindt
zich,
door een
geschenk
van Dr.
JANSSEN,
in het K abinet der Leidsche
Hoo
geschool.
. Wij
beelddentot dus
verre
de zes verschillende tiere de 801
af,
welke
ons met
dannaamvan mannnmus voorkwamen;
thans
gaanwij
over tot
die, welke door
den Muntmeester annnanar of anznnnnrus
geslagen zijn;
een naamdie echt
(iermaansch klinkt.
Op
de
voorzijde
van N 7 en 8 ziet men
weder het zeer ruwe borstbeeld,
waaraanhairenen diadeemdoor
stijve,
in
bolletjes eindigende, lijnenzijn
aan
geduid,
en
waarop
het zoosterk misteekend oor
aangetroffen wordt, als ons
op
de N& quot; 5 2 en 8
zijn voorgekomen.
Het omschrift is volkomen het zelfde wat de
woorden
betreft; echter bevindt zich achter het
tweede
woord
nog
een
kruisje;
%
TRIECTOFIT
& gt; X
Op
de kz. ziet menhet
gevoete
kruis
op
een
lang
enbreed voetstuk. Daar
onder een
groot bolletje, omringd
door een krans van
vijf
kleinere.
Het omschri :
op
beideis:

1 0
*
(76)
AAELBERTVS M.
Men merkt weder den Griekschenvormder letter D
op,
even als
vroeger
in
het woord Madelinus.
Een ADALBERTUS komt voor
op
een zilveren
Merovingische
denier
bij
com
BROUSE,
P1 . 1 56 F
(of
op
Pl. 2 der Monetaires des Reis
Mrovzngena,
Paris
1 843),
onder N 9. .
N 7
weegt
1 ,4 w. en berust in het
K oninklijk Penningkabinet.
N 8
weegt
1 ,3 w. en bevindt zich in het
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
N 9 en 1 0
zijn
weder door eenen anderen
Muntmeester, en wel door MA
GANG, vervaardigd,
een naamdie echt Frankisch klinkt.
Ook
op
deze munten
zijn
de borstbeeldenevenruwals
op
de eerste van MA
DELINUS en die van ADELBERTUS
,
te wetenmet het in
bolletjes eindigende
hair en
het
buitengewoon
misteekende oor. De borst bestaat weder alleen uit
bolletjes.
Het omschrift is:

& gt; X& lt;


TRIECTOFIT
& gt; X& lt;
Het kruis
op
de kz. heeft thans aande
bovenzijde
een zeer breed,
plat
stuk
,
echter niet zoobreed als aan den voet. Onder hetzelve vertoonen
zich,
zoowel
op
N 9 als
op
N
1 0, zes
bolletjes,
echter
op eenigzins
verschillende
wijze ge
plaatst.
Omschrift:
MAGANONE MON.
.
De vormvan
eenige
letters is
op
N 9 anders dan
op
N 1 0.
Op
N 9
namelijk
heeft de M den vormder
N, even als men zulks ook
op eenige
mid
deleeuwsehe latere muntenaantreft. De G heeft eene
geheel bijzonderegedaante.
Des Muntmeesters naamis hier inden
Latijnschen
ablativus
geplaatst, gelijk
zulks zeer dikwerf ook
op
andere muntenuit deze
dagen
voorkomt. De naam
Magano
is ons tot dus verre
op geene
andere munten
voorgekomen.
G. N 9
weegt
1 ,39 w. en werd door ons
aangetroffen
inhet
K oninklijk
Penningkabinet.
N 1 0
weegt
als de
vorige._
N 1 1
,
1 2 en 1 3
zijn
tiende
rol, vervaardigd
door den Muntmeester AN
SOALDUS

of,
indiendenaamniet inden
Latijnschen
ablativus- vorm
geplaatst mogt
(77)
zijn,
Ansoaldo.
Zij zijn
alle van
geheel
anderenen beteren
stempel
dande v0
rige
en daaromof te Utrecht inlateren
tijd
ofwel teMaastricht
geslagengewor
den.
Wij
zullen
ze,
n voor
n, een
weinig
nader beschouwen.
N 1 1 heeft rondomhet
borstbe'eld,
dat met een diadeemversierd
is,
niet
anders dan:
is
TRIECTO.
Het FIT
is, gelijk
ook
op
de beide
volgende
tiers de
801 , weggelaten.
Het
schijnt
dat de
stempelsnijder eerst, bij vergissing,
RIECTO
gesneden
had ener
later de
vergetene
letter T vr
geplaatst heeft;
deze althans heeft eene in ver
houding
tot de andere letters zeer kleine
gedaante.
Op
de kz. bevindt zich een
gevoet ,
dusgenaamd
K arolingisch
,
kruis
,
hebbende
van
boven
een
groot bolletje,
te midden van twee
kleinere;
het eenenander
bevindt zich in een
parelcirkel.
In den buitenrand staat het woord:
. & gt; I
ANSOALDO.
Menziet in de
afbeelding,
de S is weder in
liggende houding
en de D niet
zuiver
gesneden.
G.
Weegt 1 ,4 w. en bevindt zich in het
K oninklijk
K abinet.
Het borstbeeld
op
N 1 2 heeft door de
stijve
in
bolletjes eindigendelijnen
iets
meer van de
op
N 25 voorkomende;
de letter Tinhet omschrift is weder klein
in
vergelijking
van de
daarop volgende
letter
R;
inde E is debinnenhaal
vergeten.
Op
de kz.
zijn
de drie
bolletjes
boven het
gevoete kruisje
alle van de zelfde
grootte;
de letter D
juist gesneden,
enhebben de As
niet, zooals
op
N
1 1
,
eenen verschillenden
,
maar allen den zelfden vorm.
G.
Weegt
als de
vorige.
N 1 3 heeft een borstbeeld met zeer
opgesierd
haar. Onzeker is het ons of
de
cirkel|achter
het
borstbeeldal
of niet de letter 0 moet voorstellen, terwijl
zich een klein
rondje
boven het voorhoofd van het borstbeeld vertoont. Het
kruisje
dat zich anders vr het omschrift laat
vinden,
wordt thans achteraan
gezien.
Het een en ander aldus:
O TRIECT
%
De letter R is als ten onderste boven
gegraveerd.
De kz. verschilt
bijna
niet van die van N 1 2.
(78)
G.
Weegt
als de
vorige.
N 1 4 vertoont ons
op
de vz. een
tamelijk goed gegraveerd
borstbeeld met
diadeem, omringd
door het
opschrift:
TRIECTOFIT.
Op
de kz. ziet men het
kruisje
met drie
bolletjes
binneneenen
parelcirkel
als
op
de drie
laatstvorige muntjes,
doch thans
omringd ,door
eenen nieuwen
Muntmeestersnaam:
RIMOALDVS 1 \.
Menziet dat de D eenen
zonderlingen, wij
zouden
zeggen
misteekenden
,
vorm
heeft, en dat het woord Monetarzue
niet, zooals
vroeger,
door M of
M0, maar
door eene M, met een
dwarsstreepje
daarboven,
uitgedrukt
wordt.
G.
Weegt 1 ,37 w. en is door ons
gevonden
inhet
K oninklijk
K abinet.
N 1 5
wijkt aanmerkelijk
van de
vorige
af. Het
regtsgekeerde, vrij
mistee
kende,
borstbeeld is thans ook weder van een diadeem
voorzien;
doch heeft tot
omschrift in
vrij
ruwe letters:
TRIECTV FIT.
Op
de kz. ziet men een in
bolletjes eindigend
zeer
eenvoudig\kruis op
een
breed
nitloopend
voetstuk. Het omschrift
is, terwijl
het kleine
kruisje,
dat het
voorafgaat, juist
onder het
groote geplaatst
is;
. r
GRIMOALVS i.
d. i. de Muntmeester
Grimoahw;
al
weder
een nieuwe naam. Menheeft ook den
nieuwen vormTRIECTV voor TRIECTOkunnen
opmerken.
G.
Weegt 1 ,41 w. en bevindt zich in het
K oninklijk_K abinet.
N 1 6 heeft
op
de vz. een
welgedaan,
d. i. dik borstbeeld met diadeemen
dubbelen
paarlenhalsketen. Omschrift, fautief, en misschien wel een valsch
of
nagemaakt
stuk:
& quot;
TRIECTV EIT.

De drie laatste letters voor FIT.

Op
de kz. vertoont zich weder het
gevoete
kruis
op
eenbreed fundament en
daaronder een
dwarsstreepje. Omschrift_:
(DOM)ARICV
S
M(Q)
Wederomeen nieuwe
Muntmeestersnaam.
(79)
G.
Weegt 1 ,5 w., enwordt
aangetroffen
inhet K on. K ab. te s
Gravenhage.
N 1 7 heeft
op
de vz. eenhoofd of
borstbeeld,
hoedanig
onder N

2

3,
7

8,
9 en 1 0 beschreven. Het omschrift is:
TRIGC
(men
lette
op
den
afwijkenden
vormder
E)
TOFIT
1
Het kruis
op
de kz. is vandenzelfden vormals het zoo evenonder N 1 6
beschrevene,
doch thans voorzienvan
bolletjes,
zoowel tussehende beenenals
van onder.
Omschrift:
BOSONE MO.
Deze 1 3080 is,
gelijk
menziet,
wederomeenMuntmeester, die ons tot dus
verre
nog
niet voorkwam.

_
Weegt 1 ,25 w. en bevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet.
N 1 8 biedt ons een
aanmerkelijk
verschil ten aanzien van de
rigting
des
borstbeelds
op
de vz. met de tot dus verre beschrevene muntenaan. Dat borst
beeld toch, van
tamelijk goede bewerking,
is thans naar de
linkerzijde gekeerd.
Het oor is
nog altijd op
ruwe
wijze aangeduid.
Omschrift;
TRIECTOFIT.
Op
de kz. is het
gevoete
en
op
breed voetstuk
geplaatste
kruis, met een bol
onder dat voetstuk,
thans binneneen
parelcirkel gevat.
Het omschrift bestaat
uit het woord:
(T)RASE (deze
letter
eigenlijk
eene
F) MVNDV(S).
Mede eentot dus verre
nog
niet
voorgekomen
Muntmeestersnaam.
G.
Weegt 1 ,43 w. enbevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet.
Op
PI. VIII komen
wij
tot de munten in het oude,
beroemde
Dorstad,
Dorestad, Dorestade, Dorestado,
Durstad of Dorostadum
geslagen.
Het was in
den
tijd,
waarin
wij
thans met onze muntenverkeeren,
de.
aanzienlijkste
stad
vanhet
toenmalige
Nederland.
Zij
had inde 73 en 8e eeuweneene
Europeesche
vermaardheid bekomen,
zoodat de
schrijvers
van dien
tijd
er zich
somtijds
van
bedienenals eenbekend
punt
omde
ligging
vanandere
plaatsen
indienomtrek
te
bepalen,
als
bij,
boven of onder Dorestad
gelegen (1 ). Geographisch, zegt
1
(1 )
VAN
nmv nnnerr vermeldt in
zijn
Handboek der Middelnederlandece Geograp/zie,
bl.
1 70, het
volgende:
De
Anonymus
Ravennas heeft in
zijne Geogr.
L. IV, ed. Por
(80)
vanDEN
BERGH,
behoorde Duurstede tot de
gouw
Niftarlake, maar inde
rijks- _
verdeeling
van 859 komt
zij afzonderlijk voor,
als behoorende nevens het Her
togdom
Friesland tot aan de
Maas,
Hameland en de
Betuwe,
tot het aandeel
vanLotharius, en
volgens
de Frankische
jaarboeken
werd de
plaats
in850 door
dezenaanden Noorman
Borich, met andere
Graafschappen,
teleen
gegeven
(1 ).
Evenwel is het reeds zeer
vroeg
onder de Utrechtschekerk
gekomen
en
gebleven,
zooals uit de
Charters, door Heda
medegedeeld, blijkt.
Er bestaat eenoud
verhaal,
dat Dorestad ten
tijde
van harenbloei 52 kerken
zoude bezeten hebben
,
waaronder
sommigen
dan ook de kloosters en
kapellen
begrijpen.
Indien
zulks waar is
[maar
anderenbeschouwendit als vanden
pagus
Dorestad
vermeld],
zoude de
plaats
al zeer
uitgestrekt
moeten
geweest zijn.
Dit
verhaal vindt men
bij
twee
schrijvers,
te weten
bij
den
zoogenaamden
MARCELLI
nns in
zijn
Vz'taS. Suzdertz', een
geschrift hetgeen
door danAbt
onasomms,
dien
grooten
kenner en
juisten
beoordeelaar van middeleeuwsche
werken, aan
de 1 4e eeuw
toegeSchreven wordt, en verder in het Leven vanden
Heiligen
Frederik, Bisschop
van Utrecht, dat, volgens
de
Bollandisten,
waarschijnlijk
uit de 1 1 e eeuw
dagteekent (2).
cheron,
p.
1 842
Ingreditur
vero
ipse
Rhenus in mare Oceanumsub J)orosiate
Frigonum
patria.
IdemL.
I,
p.
24: Secundaest horanoctis ex
parte ipsa
Germaniavel Frixo
numDerostates est
patria
- In den Brief van het
jaar
770
bij
Heda,
p.
41 ,
lezen
wij:
In
Trajecto
veteri substus
Dorestado_
(1 )
Ann. Bertz'n. ad annum850, bij 1 na'rz, I, 445: Rorich
nepos Herioldiqui nuper
a Lothariodefecerat,
assumtis Normannorumexercitibus, cummultitudine naviumFrisiam
et Batavoruminsulam, aliaque
vicina Ioea
per
Rhenumet Vahalimdevastat. QuemLo
tharius, cumcomprimre neqret,
indem
recepit eique
Dorestadumet alios comtatus
largitur.
- Ann. Metemes ad A. 850
(rnnr2, I):
Borieus
qui
cumfratre Harialdo
Dorestadum
jure
benecii tenuerat ab
imperatore
Ludovico Zie verder naBROER over
Dorestadumin de
Verhandelingen
van het Zeeuwsch
Genootschap,
D. V,
bl. 848
volgg.
en vannonnurs
de Noormannenin
Nederland,
bl. 1 01
volgg.
Dit alles
volgens
van
om: nsnon
t. a.
p.
bl. 1 71 .
(2) Op
den 1 8
Julij
vindt men in de ActaSanctoruminhet VitaS. Friderici
Epc.
Traject, Cap.
7: Normanni - villae nomine Dorestadt
quondammagnae, quae
nunc
Wijck vocatur,
in
qua
etiamut ferunt
quinquagintaqninque
eeclesiae in De et Sanato
rumsuorum
honore fnerant constructae
(81 )
Inde
overgeblevene
Charters en Jaarboeken
(Annales)
vindt mendaaromtrent
echter niets
vermeld, hetgeenwij ,
indienhet
berigt
waarheid
behelst, met van
DEN BEB.GH
bevreemdend oordeelen. Wat
eenigzinsiot bevestiging
vanhet ver
melde zoude kunnen
dienen,
is dat men in het levenvan den
Heiligen
Anska
rius,
den
Apostel
van het
Noorden, leest,
dat er te Dorstad zeer vele kerken
waren (1 ). Ludgerus
noemt het inhet levenvanden
HeiligenGregorius
eene
beroemde
plaats (2).
In een brief van 776 wordt alleenvande ecclesz'a
guae
eet
super
Dorestad constructaet vocatur Ubkrz'/ca
gesproken.
Zeer
dikwijls
wordt Dorstad een beroemd
emporiumgenoemd.
Tot dus verre meestal
volgens
van DEN
armen,
maar
wijlen
de
kundige
s. 1 1 . vanvannooanas heeft
indertijd,
naar
aanleiding
vaneen inde 9= eeuw
onder K eizer Lotharius te Dorestad
geslagen
denarius of zilveren
penning,
na
veelvuldige onderzoekingen,
eene
monographie
over deze
plaats
enlandstreek
geschreven
en doen afdrukkenin ons
h_jdsc/zrift
voor
Alg.
Munt- en
Penning
kunde,
1 8
Deel,
bl. 778858.
Wij
willen hier het
hoofdzakelijke
vans mans
onderzoekingen
in breede trekken mededeelen.
Ter
plaatse
van het aloude kasteel Dorestadum
,
in de
nabijheid
vanhet te
genwoordige Wijk bij
Duurstede,
heeft men in de
jaren
1 8251 835 de zeer
uiijebrede grondvesten
ontdekt van
gebouwen,
van zulk eene
bijkans
onverbre
kelijke sterkte,
dat het
waarschijnlijk
was dat ze tot den
tijd
der Romeinen
behoorden, en dus uit het
tijdvak
warenvanvr de Frankische
overheersching.
Zulks versterkte danook het vermoeden van Heda,
Buchelius en Oudaan, dat
de
Burg
Dorestadus eene van die sterkten
geweest
is,
welke door de Romeinen
in verschillende
tijden
aan de
Rijnboorden
werden
gebouwd.
Iets
waarvoor ook
pleit
het vinden
, op
verschillende
tijden,
van een aantal Romeinschemuntenin
de
nabijheid
dier
plaats.
(1 )
Rnunmrrr, VitaS. Anskarz'i, C.
1 7, bij mar,
RerumSueccarum
Scrz'ptores,
D.
1 1 ,
p.
21 0, en
bij raarz, II, 705, staat: Vade ad Dorstadum; ibi sant ecclesiae
plurimae
et sacerdotes et
clerici;
ibi
indigentium
multitudo.
(2) Op
den 25
Augustus
inde ActaSanctorumstaat in:
Ludgeri
vz'laS.
Gregorii,
C. 2.
B.
Gregorius Trajectum, antiquam
civitatem,
et vicumfamosumDorstad cumillainra
diavit
parte.
Fresoniae
quae
tune
temporis
Christiauitatis nomine censebatur.
1 1
(82)
Wanneer menhet daarvoor houden
moet,
dat de
gracht
vanOorbulo
gegraven
is
geworden
tusschen
Wijk bij
Duurstede enLeksmonde, enmen neemt er
bij
in
aanmerking
dat eender
Rijnarmen,
toendie
gracht gegraven
werd, stroomde
langs
de
plaats
waar thans het Slot Duurstede
gelegen is, omzich
Vervolgens
bij
dan
Brittenburg
inzee te ontlasten,
is het niet te
ontkennen,
dat de hoek
lands,
tegen
welken
de Rijn,
ten
geVolge
der
gedane doorgraving,
zich intwee
armen verdeelde
,
voor de Romeinen een zeer
geschikt punt
ter
vestiging
van
eene sterkte moet hebben
opgeleverd,
daar toch eenaandie
plaats gebouwd
Slot
hun dienen kon ter
bestrijking
en tot het in
bedWang
houden
vanbeide de
Rijnarmen.
Maar indienmenal,
niettegenstaande zoodanige bewijzen,
denRomeinschen
oorsprong
van den
burg
Dorestadus in
twijfel
zoude willen trekken
,
blijkt
toch
ontegenzeggelijk
door de
ligging
der oude
grondslagen
van deze sterkte onder
den
Lekdijk,
dat de
verwoesting
van dit Slot
plaats greep
vr de 1 0e eeuw
onzer
jaartelling,
en derhalve, dat het
vroeger
als eene
belangrijke sterkte
be
staanheeft;
volgens
Heda immers is de Lek
bedijkt geworden
onder
Bisschop
Hungerus ,
d. i. van het
jaar
856 tot 866
,
en daarnadeze later vervallene wa
terkeering
hernieuwd door Graaf Floris IV omtrent het
jaar
1 234.
Behalve de
bewijzen,
welke de
plaats
zelve voor de zeer oude
stichting
en
belangrijkheid
van den
Burg
Dorestadus
oplevert, blijkt
ookdoor de
geschiedenis
van het bestaan dezer
vesting
reeds omtrent het einde der 7e
eeuw,
wanneer
Pepijn op
dan Frieschen
K oning
Radboud
bij
het CastrumDorestadus eene
overwinning
behaalde
(in
het
jaar 697).
Ook door een aantal
diplomata
is van het aanwezen van Dorestadus in de
8 eeuwen
vervolgens blijke; terwijl
die zelfde staatsstukkenons die
plaats
doen
kennenals een
burg,
aanwelkeneenzeker district
ondergeschikt was;
endus
als de
hoofdplaats
vaneender vici of
villae,
waarin de
pagi
hier te
lande
ver
deeld waren
,
endie daaromeene villa
,
soms een castrum,
eninde Jaarboeken
eenvcus
genoemd
wordt. Menheeft echter inhet
oog
te houden, dat, wan
neer er in de oude oorkonden van Dorestadus wordt
melding gemaakt,
men
door de
benaming
van het
eigenlijke
castrummeestal ook te verstaanheeft de
geheele uitgestrektheid
vanhet
grondgebied,
dat onder dit castrumbehoorde.
(83)
Dorestadus was gelegen
in
een bosohrijk oord;
indeszelfs omtrek vinden
wij
aan
de rivier de Eemverscheidene wouden en wildernissen
opgenoemd,
Welke
in 779 almede aan de St. Maartenskerk van Utrecht
geschonken
werden;
de
ligging
van den
Burg
bood alzoohet
genot
van
het
jagtvermaak
aan
,
en gaf
denzelven ook te dien aanzien het
eigendommelijke
der villae
reyiae;
het is
daaromdes te
waarschijnlijker, zooals
sommigen
hebben
opgeteekend,
dat er
de Frankische Vorsten van
tijd
tot
tijd verblijf
zullen hebben
gehouden.
Van
IDEE NDORDAA
is van
gevoelendat
Dorestadus tot de
pagus
Flehite be
hoord heeft
(1 )

doch vanvananaen
zegt
dat het
geographisch
tot Niftarlake
gerekend
moet worden;
terwijl
het in de
rijksverdeeling
van889 voorkomt,
als
behoorende, nevens
het
Hertogdom
Friesland tot aan
de
Maas,
Hamaland
en
de
Betuwe, tot het aandeel van
Lotharius
(2).
Dorestadus is eenmaal eene zeer aanzienlijke plaats geweest,
enhet is daarom
dat de beambtender
Vorstelijke kanselarij
ende
_
Jaarboekechrijvcrs
de
ligging
vanandere
plaatsenbepaaldelk
hebben
pogen
aante duidendoor te vermelden
dat
zij
zich boven, beneden, of in de
nabijheid vanhet, 200 als
zij
onderstellen
moesten, algemeen
bekende Dorestadus bevonden.
Aan de rivierboorden,
op
het
grondgebied vandezen
Burg,
waren de ver
schillende
rijkstollen gevestigd.
Uit den
aangehaalden giftbrief
van K arel den Grooten van 71 9
blijkt,
dat
Duurstede eene rijkshaven geweest
is;
Verder
blijkt
het dat dehavenvan Dorestadus door vreemde
koopvaarders,
die aldaar uit zeeaankmmen, is bezocht
geworden. Zij
vonden er voor hunne
schepen,
onder
bescherming
des
Burgs,
eene
veilige ligplaats. Vermoedelijk
hebbenhet aankomender zeevarenden enhet
aanbrengen
hunner
kopwaren
in
deze
haven,
het meer en meer aanbouwen van
woningen
en
pakhuizen
in
de
nabijheid
des
Burgs veroorzaakt,
enzoozal
eindelijk
een
aanzienlijk
vlekontstaan
zijn
dat inde Jaarboekeneene markt of
handelle (Emporz'um) genoemd
wordt.
(1 )
Aldaar bl. 809.
(2)
t. a.
p.
bl. 1 70.
1 1 *
(84)
Dit
Emporiumhad,
zoowel als de
Burg,
veel te
lijden
van de aanvallender
Noormannen, en deszelfs bloei
ging
ten
onder;
misschien wel werd het inder
daad
bijnageheel verwoest;
nogtans verkreeg
deze
plaats
inlater
tijd
weder meer
aanzien,
totdat
eindelijk
het
dorp Wijk, bij
het ook weder hersteld kasteel
Duurstede,
onder de Utrechtsche
Bisschoppen,
die er dikwerf inhet kasteel ver
toefden,
tot den
rang
van
Stad verheven werd.
Aangezien
Dorestadus ten
tijde
der Frankische
K oningen
tot de villae
regz'ae
behoorde, was danook
daar, gelijk
in vele
andere, eenmunthuis
opgerigt.
De oudste
munten,
die den naamvanDorestadus
dragen,
behooren
ongetwij

feld tot het


tijdvak
der Frankische Vorsten van den eerstenof
Merovingisehen
stam;
de
wijze
van
bewerking
dezer stukken
,
hars
voorstelling
enhet
daarbij
voorkomende soort van letterschrift,
strekken daarvoor ten
bewijze.
Verschillend
waren
vroeger
de
meeningen
wanneer de eerste muntente Dor
stad
geslagenzijngeworden,
doch over het
algemeen
ziet mendoor VAN
mams,
ennsoman en noxnam
aangenomen,
dat reeds onder
Dagobert
I de Munt
huizenvanUtrecht enDuurstede zouden
zijn opgerigt geworden.
ECK HAR'I
(1 )
meent,
dat de munten met het
opschrift
Triectoen Dorestat zouden
geslagen
zijn
omtrent het
jaar 689,
nadat
Pepijn
van Herstel aan Radboud een
gedeelte
van Friesland, en daaronder Utrecht en Duurstede, ontweldigd
had. Het is
echter niet wel
mogelijk
met
eenige
zekerheid den
juistentijd
aante
wijzen,
wanneer de Franken
hebben
aangevangen
met te Utrecht en Duurstede
geld
te
slaan,
omdat de bedoelde oudste munten vandie
plaatsen
wel een
Vorstelijk
hoofd

doch
geene
namen
dragen
,
en er
wijdere geene
kenmerkenvaneen
eenig
zins
bepaalden tijd op
voorkomen.

Het
Vorstelijk
munthuis is dan
waarschijnlijk
te Duurstede
gevestigd geweest
van omstreeks het einde der 7 tot omtrent de eerste helft der 9& quot; eeuwonzer
jaartelling.
Voorzeker heeft de
muntslag
er
opgehouden,
ten
gevolge
der her
haalde aanvallen van de Noormannen
op
deze
plaats,
vooral vandie der
jaren
847 en 864, en de
verwoestingen,
welke
zij
aldaar hebben
aangerigt, waarbij
(1 )
De rebus Franciac Orientalia.
(85)
de
plaats geheel
werd
afgebrand. Bij
eene dier
verwoestingen
zal het
koperen
doosje
met oud- Frankische of
Angel- Saksische
zilveren muntenvan
laag gehalte
door brand half
ineengesmoltenzijn,
dat aldaar ten
jare
1 837 werd
opgegraven,
nadat het door deninvloed vanden
vochtigengrond
in
geoxydeerden
toestand
was
geraakt.
Dat
doosje
met de zich daarin
nog
bevindende,
vastgehechte
mun-

ten als n
klomp
- wordt onder de sieraden
vanhet Munt- en
Penning
kabinet der Leidsche
Hoogeschool geteld,
enis misschienhet
eenige overblijfsel
uit den
tijd
der
Noormannen,
dat inons vaderlandmeer
aangewezen
kanworden;
De reden
waaromde Munt te Dorestad niet later door de K eizers hersteld is
geworden,
kandaarin
gelegengeweest zijn,
dat K eizer Otto
I,
in937 aanBis
schop
Balderik de voordeelender munt te Utrecht hebbende
toegekend, hij
en
zijne opvolgers
het niet
noodig
hebben
geoordeeld
omtwee munthuizenzoozeer
in elkanders
nabijheid op
te
rigten.
N 1
, op
Pl. VIII, vertoont ons het ruwe borstbeeld van een
Vorstelijk
per
soon,
met een
wanstaltig oor,
met diadeem
versierd, naar de
linkerzijde g
keerd. Omschrift:
DORESTATE.
Men ziet den
zonderlingen
vormder letter
D;
terwijl
deze munt de
eenige
ons
voorgekomene
of bekende
is,
waarop
de naamder
plaats
of stad aldus
ge
speld
WOldt.v
Op
de kz. vertoont zich een
gevoet kruis, waarvanhet bovenste deel tusschen
twee
bolletjes geplaatst is,
binnen een
parelcirkel.
Het omschrift bestaat uit
zulke barbaarsch
gesndene
letters,
dat
wij
er
geen
woord of woorden uit kun
nen zamenstellen.

G.
Weegt 1 ,3 w. enbevindt zichinde
Verzameling
vanhet FrieschGenootsch.
N 2 heeft
op
de vz. de beeldtenis
regts gekeerd,
en even
wanstaltig gegra
veerd als de
guren,
welke ons
vroeger op
de muntenvanTriectum
voorgekomen
zijn.
Het
haar, namelijk, oor, mond, enz.
zijn
alle even ruw
afgebeeld;
het
borststuk bestaat uit enkele
bolletjes.
Omschrift:
'

AORESTATI FIT.
Wederomheeft de eerste letter eenen
vorm,
die aande Grieksche A doet den
ken.
Wij
vermelddenreeds {datcnslm
zegt
dat de oude Gallirs zich van
(86)
Grieksche letters bedienden
, waarschijnlijk
een
gevolg
daarvan
,
dat de Grieksche
koloniestedeninhet
zuidelijk
deel van Galli de eerste
beschaving
in dat land
hebben
aangebragt.
Op
de kz.
vertoont
zich weder het zelfde
gevoete
kruis
op
eenbreed
uitloopend
grondstuk,
dat ons
op
de muntenvan Trieetumis
voorgekomen Onder dat
voetstuk ziet men danook weder het versiersel van
symmetrisch geplaatste
bol
letjes.
Omschrift:

MAAELINVS M.
Achter de A bevindt zich een
punt
of
bolletje, waarschijnlijk
een
dusgenaamd
point
aecrt of
geheim
teekender munters
, hoedanig punt
inlatereeeuwenmeer
malenvoorkomt en
wij
inandere Deelenvandit ons werkvermeldenbeschreven
hebben. Des Muntmeesters Madelinue naamis ons boven, toen
wij
de
munten
door hemte Triectum
(het zij
danUtrecht of
Maastricht) geslagen
beschreven

reeds dikwerf
voorgekomen.
'
Misschienheeft
hij
eerst te
Dorestad, en
, bij herneming
dezer
plaats
door de
heidensche Friezen,
daarnate Utrecht
gemunt,
en moeten
wij
alzooverklaren
,
dat
zijn
naam
op
de munten van twee zoo
naburige plaatsen
voorkomt.
G.
Weegt 1 ,3 w. enbevindt zich inde
Verzameling vandenHeer nummers
te
Schipluiden.
N
3, evenruw
gewerkt,
verschilt,
doch niet
aanmerkelijk,
zoowel inbeeld
tenis als inletterschrift, vanhet
op
N 2
voorgekomene.
Er is thans
geenpoint
score?
op
de kz. te
bespeuren. _
G.
Weegt 1 ,25 w. enbevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet.
N
4,
weder vanzeer ruwen
vorm,
heeft thans
op
de vz. tot omschrift:
AORESTAT FIT.
.
Het MAAELIN VSM
op
de kz. is in
bijzonder
ruweletters
geplaatst.
Het
point
secrt bevindt zich thans mede achter de
A, en.dus
op
de
zelfde
plaats
als
op
N 2.
G.
Weegt
1 ,2 w. in het
K oninklijk
K abinet en 1 ,8
inde
Verzameling van
Schrijver
dezes. -
.

N 5
,
weder van ruwenvormwat beeldtenis enomschrift
betreft,
heeft thans
op
de. kz. hef.
poiz
semi! achter de letter A.
G..'Wegt 1 ,25 w. en bevindtzicb iahet K abinet.
(87)
N
6, bijkans
nog
ruwer dan de
vorige, vooral
wat de beeldtenis
betreft,
heeft ook eenzeer ruw
gevormd
omschrift
op
de
kz._
Vr en achter de E ver
toonenzich
teekens,
welke
wij
niet wetenof
wij
al danniet als
pointe
secrta
moeten beschouwen.
G.
Weegt 1 ,25
w.
en
bevindt zich ook in het
K oninklijk
K abinet.
N 7 heeft
op
de
vz.,
achter de letter R vanhet woord
Dorestat,
drie bol
letjes,
twee eneen
geplaatst,
die
ongetwijfeld
het
geheime
Muntmeestersteeken
uitmaken.

\
Inhet:MAAEL+NVS M heeft de letter
1 ,
gelijk
men ziet,
den vormvan
een
kruisje.
G. Berust in de
Verzameling
van het Noord- Brabandsch
Genootschap
van
K unsten en
Wetenschappen
en
Weegt
1 ,8 w.
N 8 is van
zoodanig
ruwen vormin beeldtenis enomschrift,
dat
wij bij
kans
niet
twijfelen
of het is een barbaarsch namaaksel. Menweet toch dat veel
_in
dan handel
gezochte
muntsoorten wel eens elders
nagebootst
werden. Z00
ging
het
vroeger
met de
rozenobels,
later met de
Spaansche pistolen, nog
later
met de Nederlandsche dukaten.
Nog
inhet
jaar
1 831 werden te Warschau,
tijdens
denPoolschen
opstand, dukaten_op
den Nederlandschen
stempel gesla
gen, waarop
alleen een klein
arendje
als munt- en
onderscheidingsteeken
voorkomt.

Het is alsof de
graveur op
onze
tegenwoordige
munt de letter 1
vergeten
en
die later tusschende L enN in den
stempel gesneden
heeft.
G.
Weegt 1 ,2 w. inhet Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
N
9, zoo
mogelijk nog
ruwer dan de
laatstvorige,
heeft het
oog
nevens den
neus, terwijl
de
aanduiding
van denmond ontbreekt enhet oor slechts door een
omgekeerd
half
maantje afgebeeld
is.
De letter R in Dorestad
ontbreekt, of is althans niet daneen
streepje;
de
F in
t
is
slechts
eene
].
Ook het MADELINVSM
op
de kz. is ineenener
barmelijken
staat.

G.
Weegt 1 ,2 w. en bevindt zich in het
K oninklijk
K abinet.
Er is
bijkans geen twijfel
aan of ook dit stuk is eenbarbaarsch
namaaksel,
misschien wel
geslagen tijdens
door de Friezen
achtergehoudene
of
gevangen
(88)
gemaakte
Frankische Muntmeesters inhet weder Friesch
gewordene
Dorestadus
munt
vervaardigden.
N 1 0 is eene dito
munt,
doch van beteren vorm.
G.
Weegt
slechts
1 ,1 5 w.
Zij
bevindt zich inhet K abinet van het Noord
Brabandsch
Genootschap
te s
Hertgenbosch.
N 1 1 is buiten
kijf
het werk van
eenen
namaker, gelijk
men die lieden in
de Numismatiek noemt. Misschien is
zij
wel in de
tegenwoordige provincie
Groningen vervaardigd,
waar
zij gevonden
werd.
Uitermate ruwenbarbaarsch is het borstbeeld
en
zijn
de letters vanhet om
schrift
op
de
vz.
Zelfs kon de
graveur
het omschrift van
zijn
voorbeeld niet eens
navolgen,
want in
plaats
van FIT leest
men,
achter het woord AORESTAT,
thans alleen FT.
Op
de kz. is s Muntmeesters
naamMAAELINVS achterste
voren gegraveerd;
mede een
bewijs
van
groote
onbekwaamheid van de
zijde
des
vervaardigers.

G.
Weegt 1 ,1 5 w. en bevindt zich in de
Verzameling
van Professor maar
naLA FAILLE te
Groningen.

N
1 2,
mede uitermate ruwvan
afbeelding
en
stempel (zie,
onder
anderen,
het
oor,
dat in eene
liggende houding afgebeeld is,
iets wat trouwens ook
op
andere ruwe voorkomt).
Het omschrift is echter
juist:
DORESTAT FIT.
G.
Weegt
1 ,3. w. en bevindt zich in het
K oninklijk
K abinet.
N
1 3
is uitermate ruwenslecht
geteekend,
vooral wat het borstbeeldbetreft.
Ook is de letter F vanhet woord
F1 T geheel onjuist gegraveerd.
Achter de
letter R in DORESTAT ziet men drie
bolletjes,
evenals
pointe secrets,
doch
wij
houdenze hier voor
slaafsche
nabootsing
der echte
munt; zooook de zon
derling geplaatste
letter I in MDELINVS
op
de kz.
G.
Weegt 1 ,1 5 w. in het
K oninklijk
K abinet. Ook dit zeer
ligte gewigt
duidt, onzes bedunkens
op
eene
nabootsing
vaneen
oorspronkelijk
zwaarder stuk.
De zelfde
opmerking geldt
mede omtrent N
1 4,
die nu 1 ,2 w.
weegt
enzich
inhet
K oninklijk
K abinet bevindt.
N 1 5

mede
misteekend
wat de
afbeelding betreft,
heeft
in
het
omschrift
op
de vz.;

(89)
AORESTTT FIT
en
op
de kz.:
MAAELNVS M.
Zij
heeft echter
het, naar het
schijnt wettig, gewigt
van 1 ,3 w. en bevindt
zich in het
K oninklijk
K abinet.
N
1 6, blijkbaar
door een
hoogst
onbekwamen
graveur vervaardigd,
heeft
op
de vz.:
ARESTAT FIT
Achter de beide eerste letters ziet menkleine
cirkeltjes
inde
hoogte.
Op
de kz. staat rondomhet kruis:
_
MTVELINVS M.
G.
Weegt 1 ,25 w. en bevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet.
N 1 7
,
met het oor indenhals vanhet borstbeeld
,
eneene
omgekeerde
letter
R in het omschrift der
vz.,
heeft
op
de kz.:

MAAELNVS M.
Met eene
punt
in de
hoogte
achter de letter A.
G.
Weegt
slechts
1 ,1 w. en bevindt zich in het
K oninklijk
K abinet.
N
1 8,
wederommet drie
punten
achter de letter R van het omschrift
op
vz.,
heeft in dat der kz.:

MAAEL%MVS
M.
Weder eene
punt
achter de
A; terwijl
men ziet dat de 1 in een
kruisje
ver
anderd is.
G.
Weegt 1 ,3 w. enbevindt zich inde
Verzameling
vanhet FricschGenootsch.
Wij gaan
over tot de door ons
op
P1 . IX
afgebeelde
munten.
N
20, van
eenigzins beteren, enalthans in
vergelijking
met de laatst voor
afgegane
munten
dragelijken,
arbeid,
heeft
op
de vz.:

AORESTAT FT.
_
Omtrent de kz. valt niets
op
te merken.
G.
Weegt
in het
K oninklijk
K abinet
_1 ,3
w.
Op
de N

21 luidt het omschrift der vz.:

ARESTAT FIT.
Men ziet dat de letter 0
vergeten
is, terwijl
er zich achter de A twee en
achter de R drie
bolletjes
vertoonen.
1 2
(90)
Op
de kit. staat thans:
MAAELNS M.
G.
Weegt 1 ,1 5 w. en werd door ons
geteekend
naar het
exemplaar
in de
Verzameling
vanden Heer J. 1 1 . BALFOORT te Utrecht,
die het in1 842 te
Wijk
bij
Duurstede
kocht, waar het
kortelings
te voren
gevonden
was.
N 21
,
weder uitermate
ruw, jabarbaarsch,
heeft tot omschrift
op
de vz. :
IORISTA'I [ I.
Eenomschrift even barbaarsch als de
afbeelding,
die het
omgeeft.
Niet beter is het
gesteld
met het omschrift der kz.:
IIVAEIIIVSII.
G.
Weegt
1 ,3 w. enbevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet.
N
22, van
kleineren vormdan de tot dus verre beschrevene
exemplaren,

heeft rondomhet ruwe borstbeeld


op
de vz.:

ARESTAT FT.
Tusschende T en A bevindt zich een
bolletje.
Het omschrift Madelz'nus II.
op
de kz. is weder in
MAVELIIVS M
veranderd.
G.
Weegt
1 ,3 w. in het Munt- en Medaillekabinet van Professor maar na
LA FAILLE te
Groningen,
werd inde Provincie vandiennaam
opgegraven.
N
23, wanstaltig
ruwwat de beeldtenis
op
de vz. betreft,
heeft tot omschrift:

TVESTAT FIT.
Menmerke deze
verandering
van Dorestat in Tueatat
op.
Op
de kz. staat rondomhet kruis:
MATELINVVII.
G.
Weegt 1 ,2 w. enbevindt zich inhet Munt- enPenningkabinet
der Leid
sche
Hoogeschool.
N 24
(men
lette
op
de
ellendigegravure
vanhet
borstbeeld)
heeft tot
omschrift;
ORESTAT FIT
terwijl
rondomde kz.
gelezen
wordt:

MATEIIIVS M.
Dit
muntje
vanzeer bleek
goud, weegt
1 ,3w. enbevindt zichinhet K . K abinet.
(91 )
N 25 heeft tot omschrift
op
de vz.:
AROESTAT FIT
en
op
de kz.
(op
welke het kruis thans eene
goede gedaante heeft):
_
MAAELINVS M.
Mede van bleek
goud. Weegt 1 ,2 w. enbevindt zich inhet
K on.
K abinet.
N 26 heeft tot omschrift;
AORESTV FIT.
Ook
op
de kz. is het Madeh'nus ]l[. zeer barbaarsch.
Bleek
goud. Weegt
in
het K oninklijk
K abinet
1 ,2 w.
N' 27
(men
lette
op
het misbakken
borstbeeld)
heeft
op
de vz. tot omschrift:
ARESTAT F'I
en
op
de kz. het Madelznus ]l[. weder inzeer ruwenvorm.
Bleek
goud. Weegt 1 ,2 w.
inhet
K oninklijk
K abinet.
N 28 heeft rondomhet ruwe borstbeeld:
AORESTAT F
en
op
de kz. rondomhet kruis:
IIVAINVS M.
B. G.
Woog
1 ,2
w. en werd
vroeger
door ons
geteekend
naar een
exemplaar
ineene
Verzameling,
waarinhet thans niet meer
aangetroffen
wordt.
N 29 is een
muntje
dat zich inzeer verteerdentoestand bevindt inhet Munt
en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
Het werd inder
tijd
te
Wijk bij
Duurstede
gevonden.
Rondom
de beeldtens
op
de vz. ziet men
eenige, in.vergelijking
van die
beeldtens
buitengewoon groote, letters,
uitmakende het omschrift:
EETAFIT.
Op
de kz. staat rondomhet kruis:
IIOE& gt; EIIVS.
Wij
vermelden
wegens
den toestand waarin het
stukje
verkeert
geengewigt.
Op
onze
Snpplementplaten
XXenXXI
geven wij
de
afbeeldingen
van
eenige
nog
nader door ons ontdekte muntenvanDuurstede.
Op
Pl.
XX, onder N
1 8, eendat
op
de vz. heeft:
AORESTAT FIT.
(92)
Op
de kz.:
MAAELINVS
hoewel in
afgesleten
toestand.

G.
Weegt,
in dien
toestand, 0,9 w. Het
muntje
bevindt zich inhet Pen
ningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
Op
Pl. XXI
gevenwij,
onder N 1
,
eenin
type afwijkend exemplaar.
Men
ziet hoe
onevenredig
klein de 0 in
A0RESTAT FIT
thans
is, en dat er zich achter de R drie
dusgenaamde pointe
secrts bevinden.
Op
de kz. ziet men
,
even als
op
de vz.
,
de
letter
A
(inMADELINVS)
in
zeer onvolmaakten toestand.
_
G.
Weegt 1 ,1 w. en bevindt zich in onze
Verzameling.
N 2
, op gemelde Plaat,
heeft
geene
pointe
secrets achter de letter R. Het
omschrift luidt thans:
AORESTATI FIT.
d. i. Wordt
gemaakt
te Dorestad.
De letter A heeft zoowel indit woord als in MADELINVS
op
de kz. den
juisten
vorm.
G.
Weegt
mede
1 ,1 w. enbevindt zich ook inonze
Verzameling.
N
3,
op
Pl.
XXI, vanruwer vormdanhet
vorige,
heeft slechts n
pont
secret achter de
R, terwijl
de S
geheel
voorover
liggende
is
voorgesteld.
Het
omschrift is:

AORESTATIT.
De laatste
letter
ten
gevolge
der onkunde des
graveurs
in de
plaats
eener F.
Het zeer ruwe omschrift

MAAELINVS M
|
op
de kz. toont ons
op
de Plaat de letter A tusschentwee
pointe
secre'ts.
G.
Weegt 1 ,05 w. en bevindt zich mede inonze
Verzameling.
N 4
wijkt
zeer af vanalle
vroeger
beschrevene. Het
Vorstenhoofdje,
hoewel
van den zelfden vorm, is thans naar
de
linkerzijde
der munt
gekeerd.
Het'
omschrift
wijkt
mede
geheel
van dat der
vroegere af. In omgekeerde
orde
go
lezen luidt het thans:
(93)
GESTATET
dat
waarschijnlijk
wel eene
verbastering
vanDORSTAT zal
zijn.
Op
de kz. staat ook het woord

MAAELINVS M
in
omgekeerde rigting.

G.
Weegt,
ten
gevolge
vande slechte
gehalte (zijnde
het stuk
hoogst
waar
schijnlijk
het werk van eenen
valschen
munter)
,
niet meer dan
0,9 w.
N 5
,
vaniets beter
gehalte,
heeft
op
de vz.
,
zonder
pointe
seorts:
AORESTAT FIT
en
op
de
kz.,
weder anders dan
vroeger:
MAVELI
(de
1 inde
L)
NV
(deze
letters aan een
gehecht)
S M.
Men ziet de fout navnvoor MADE. .
G.
Weegt 1 ,1 w. en
bevindt zich in het Munt- en
Penningkabinet der
Leidsche
Hoogeschool.

En zoo
zijn wij
dan
genaderd
tot de muntenvaneen
geheel
nieuw
tijdvak,
dat der
dusgenaamde K arolingers,.
een
tijdvak
dat, hoewel de eerste
Vorst,
die
daartoe
gerekend wordt,
dennaam
van
Pepijn
of
Pippijri draagt,
naar den
groo
tcn
man,
die
zijn
zoon
was,
K arel den Grooten
namelijk,
dat der
K arolingem
genoemd
is
geworden.
Terwijl
onder de
Merovingers
het
goud
de standaardmunt
was,
ende
weinige
voorkomende zilveren
stukjes
slechts
pasmunt waren, verdwijnt
het
goud ge
noegzaamgeheel
uit het nmntwezen
,
en werd dit
bij betalingen
alleen
toegewo
gen.
De zilveren denarius
vervangt
den soliduaenden tremsolidi
(sous
dm
en Iiers de sa!
dor).

1
Pepijn
de K orte of van Herstel
(in
het Luiksche
nabij
het
Limbuigsche
gc
legen
en dus
Nederlander) was het
die, van752768
regerende,
eenen
geheelen
omkeer inhet Frankische muntwezen
bragt.
Deze Hofmeester of
Major
Domus
van denlaatstenRoi faineant
Childerio,
dien
hij
naar een klooster
zond,
deed

ten
gevolge
van dan
vrijwilligen
afstand van zijn
broeder
K arloman, wat
zijn
vader K arel Martel niet had durvendoen.
Hij regeerde
als meester. :
Inhet
jaar
755
gelastte hij
in het te Verneuil
gehoudenParlement,
dat van
(94)
de solidz'
aryerzte
er voortaan slechts 22 uit een
pond
zouden
vervaardigd
wor
den
(iets
waaruit
blijkt
dat er onder de
vorige
Vorstenmeer uit een
pondmogten
komen), endat de Muntmeester er voor
fabricagekosten, alsmede, hoogst
waar
schijnlijk,
voor
belasting
aanden Vorst voor het muntslaan te betalen
(het
later
genoemde
a& quot; r0t du
Sezjqneur
of
Seiyzzeuraye)
,
nzoude
mogen
behouden
,
zoodat
hij
er slechts 21 behoefde te leverenaande
persoon,
die het materiaal naar de
Munt had
gebragt.
Er staat in Canon 27: u de Monetaconstituimus similiter
ut
amplius non
habeat in

libra
pensante
nisi 22
solidps
et de
ipsis
22 solidis
Monetarius habeat solidum
unum,
et illos alios
Domino, cujus sunt,
reddat.n
Deze soliaz nu
vertegenwoordigden
eenzeker aantal
denariz, want de solidus
gold
1 2 denarz'eu of deniers.
De
uitdrukking
vansoldz' enh'brae voor zekere
geldsommeiz
,
steeds onder
Pepijn
in
gebruik, blijkt
onder anderenuit eene
boctebepaling
uit het zesde
jaar zijner
regering,
aldus luidende: // decemlibras auri
purissimi
et
viginti poiidoargenti
regalibus
thesauris solvere
compellatur.
Deze
wijze
van
berekening
hield
nog
lang
stand. Zoolezen
wij
in de
volgende
eeuwen steeds dikwerf van
panden
penningen, ponden Vlaamsch,
ponden
Hollandsch, enz.

Doch beschouwen
wij
thans de munten
uithet
K arolingische tijdvak,
door
ons van vele
zijden lnjeengebragt,
van
naderbij
enwel inde eerste
plaats
die
van
Pepijn.

N 1 heeft
op
de
voorzijde
in
groote
letters:
PIPI
waarvoor
nog
eenonzeker
teeken,
dat
wij
niet kunnenverklaren. Boven s Vor- _
sten naamziet men een
kruisje,
ter
wederzijde omgeven
door drie
symmetrisch
geplaatste bolletjes,
als tot sieraad. Onder dennaamvertoont zich eene
guur,
die
waarschijnlijk
een
scheepstimmermanshamer
moet voorstellen
,
en die ons
ook
op sommige
munten van K arel den Grooten zal voorkomen.
Op
de kz. ziet men eene
groote
R met een
kruisje
als de letter X aanhaar
benedeneinde eneene F,
terwijl
eene
dwarsstreep
bovende beideletters
geplaatst
is. Het eenenander zal rez Francormmoeten
aanwijzen. Nog
moeten
wij
vermelden,
dat er zich
een
bolletje
of
punt
tusschen de beide letters vertoont,
iets wat misschien
eenige
beteekenis heeft
gehad.
(95)
Een
parelrand
wordt zoowel omde voor-
als omde
keerzijde gevonden.
Z.
Weegt 1 ,3 w. inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool (welk exemplaar
in
Januarij
1 844 te
Wijk bij
Duurstede
gevondenwerd),
alsmede ins
Rijke
Munt te Utrecht.

N 2 heeft eene ditovz. als de N 1


,
doch het onderscheid is dat het
kruisje
bovenPIPI thans zeer
eenvoudig is;
dat er ter
linkerzijde
van dat
kruisje
zich
een
bolletje vertoont, hoedanig
ook achter de eerste letter P
gevonden
wordt.
Nog
moet
opgemerkt
worden dat de beide eerste letters,
die
op
Is
gelijken,
niet, gelijk op
1

1
,
door een
boogje
aanelkander verbonden
zijn.
Op
de kz. ziet men de letters R enP door de
langer
benedenhaal der eerste
aanelkander verbonden. Tusschende letters vertoont zich
een\bolletje; boven
dat de letter T
(Trajectum,
enzoude de denarius daar
vervaardigd zijnP).
Aan
het benedeneinde der munt ziet men drie
bolletjes
met een
langen
steel daaraan
bevestigd,
moe de het een en ander misschien een klaverblad voorstellen.
Voor- en
keerzijde zijn
weder door een
parelcirkel
verbonden.
Deze denarius bevindt zich in het K abinet van het Zeeuwsch
Genootschap
en
was' reeds
uitgegeven
in het 1 Stuk van
wijlen
dan Heer RETHAAN MCAR,
Pl.
III, 1

59.
N 3 heeft
bijkans geheel
de vz. van N
1 ,
doch het
kruisje
is
eenvoudig
gevoet
enheeft
geene bolletjes
ter
zijde.
De beide eerste letterteekens vanhet
opschrift zijn
door eene
regte lijn
verbonden.
Op
de kz. ziet men tussehen de letters R
en1 1
eene guur,
die veel naar
een wereldbol
gelijkt, waaraan
het kruis
ontbreekt, en daaronder, ter
zijde,
een
bolletje.
Over de
juistheid
der
afbeelding
van deze uit
Domburg afkomstige
munt
kunnen
wij
daarom
oordeelen,
aangezien wij
die ontleenden aan het 1 1 e Stuk
der
Verhandeling
van
wijlen
den Heer
MACAR,
P1 .
III,
N 1 0.
Wij
hebben
toch
persoonlijk
de
gravure
der
platen
endendruk vandentekst
op
verzoekvan
het Zeeuwsch
Genootschap bezorgd.
N

4
schijnt op
de
vz. bovens Vorstennaamden
sche_epshamer (thans
zeer om
duidelijk) gehad
te
hebben, envertoont nu het
kruisje
onder diennaam.
Op
de
kz. ziet
mende R
enF
,
ten
gevolge
vanverkeerde
gravure,
in
omgekeerde rigting.
(96)
Z. Bevindt zich mede inde
Verzameling
vanhet Zeeuwsch
Genootschap en
is
uitgegeven
inhet 1 1 e Stuk der
Verhandeling
van
wijlen
denHeer
macan,
Pl.
III,
N 1 1 .
N 5
vertoont,
wat de
vz. betreft, zeer veel
gelijkenis op
die vanN 2, maar
het
kruisje
heeft een
eenigzins
anderen vormen er
zijn
thans
geenepointe
ae
crts
(P)
op
onze
voorzijde
te vinden.
_
Op
de
kz.
ziet meneene R enP
(Rex Pipinus P)
onder een
dwarsstreepje,
terwijl
er
onder de R drie
symmetrisch geplaatste bolletjes
zich vertoonen.
Z. Werd te
Domburg gevonden;
bevindt zich in de
Verzameling
van het
Zeeuwsch
Genootschap,
en werd
afgebeeld
in macans IIe
Verhandeling,
Pl.
III,
N 1 2.
N 6 is slechts eene
afbeelding
van een onvolkomen,
doch
stellig
in
type
van
de
vorige afwijkende,
denier.
Op
de vz. is alleen eene R met twee
bolletjes
vr en eene achter haar
zigtbaar. Op
de kz. eene
omgekeerde
E enR;
de
laatste met een
lange opstaande
haal, een
cirkeltje
eneen
bolletje,
enonder haar
eene
guur
van voor ons onzekere beteekenis.
Z. Te
Domburg gevonden,
bevindt zich inde
Verzameling
vanhet Zeeuwsch
Genootschap
enis
afgebeeld
inde
Verhandeling
van macaa,
1 1 '= Stuk.
III, 1 5.
Op
de vz. van N 7 ziet meneene staande,
menschelijke, guur,
vlak van
voren
,
met eenkruis inde
regterhand;
de
overige gurenzijnwegens
denstaat
van
afslijting,
waarinde munt zich
bevindt,
moeijelijk
te onderkennen.
Op
de kz.
staan
drie
groote
letters;
de
middelste
is
onduidelijk. Zij schijnen
te wezeneene R
(waaraan
eene X
verbonden), eene F eneene P, en alzoote
kunnenbeteekenen: Rex Francoru'm
Pipinus.
Onder de letters ziet menden
scheepshamer,
althans naar het
schijnt, alsmede, ter
zijde,
drie
bolletjes.
Z.
Weegt 0,8 w.;
werd te
Wijk bij
Duurstede in
Januarij
1 844
gevonden
en was, tijdens wij
de munt
teekenden,
in het bezit van
den Heer nar.roonr
te Utrecht.
N
8,
hebbende
op
de vz. de verbondene letters R en P
(Rex Pipinus),
be
nevens twee
ongelijk geplaatste bolletjes,
vertoont
op
de
kz.
eene
guur
vanvoor
ons
geheel
onbekende beteekenis
,
bestaande uit drie
lange,
staande
lijnen,
met
een dwarsche
streep
daarboven

door twee half
cirkelvormigegurensymmetrisch
(97)
gedekt;
alles in
bolletjes eindigende
en door twee
cirkeltjes ge ankeerd.
Voor
en
keerzijde zijn
door
parelcirkels omgeven, hoedanige
niet
op
de
voorgaande
N 7 voorkwamen.
Z.
Wij
ontleendende
afbeelding
aan de
Oudheidkundige
mededeefnyen
(Wijk
bij
Duurstede
betreffende) van Dr. 1 .. J. F. JANSSEN.
N 9
(op
Pl.
X)
heeft
op
de vz. weder het IIPIPI met een
kruisje
daarbo
ven en een
scheepshamer
daaronder
op
de vz. enhet RFmet
dwarsstreepjes
daarboven en twee
bolletjes
daaronder,
terwijl
zich even vele
bolletjes,
onder
elkander
geplaatst,
ter
linkerzijde
van de R bevinden.
Z. Berust inhet K abinet van t Zeeuwsch
Genootschap; gevonden
te Dom
burg
en is
afgebeeld
in MACARS II
Verhandeling,
Pl.
IlI,
N 9.
N 1 0
wijkt aanmerkelijk
van al de tot dus verre
afgebeelde
af.
Op
de vz.
ziet menthans de letters IIPIPI in
geheel
andere
gedaante
en meer als
schrijf
letters
voorgesteld.
Het
gewone, dusgenaamde K arolingische
kruis is thans een
eenvoudig langbeenig,
dat aan de eerste letter P verknocht is. De
scheepsha
met ontbreekt niet.

Op
de kz. ziet meneen
mannelijk persoou
met eene soort vanhoed of muts
op
het
hoofd, staande, terwijl hij
een hellebaard inde
regter-
en eenkromstaf
inde linkerhand houdt;
iets
wat, onzes bedunkens,
op
de
vereeniging
der
op
perste wereldlijke
en
geestelijke magt
in s Vorsten handen moet doelen. Aan
de
buitenzijde,
links van den hellebaard en
regts
van den
kromstaf,
bevindt
zich een stand
opschrift,
dat
negen
letters bevat. Hoe vele moeite
wij
ons
ook herhaalde malentot deszelfs
ontcijfering gaven,
is die ons echterniet
mogen
gelukken.
Of het
bolletje onder
de
vloer,
waarop
het
Vorstenbe_eldje staat,
eenige
beteekenis moet hebben of alleenals sieraad te beschouwen
is,
blijkt
niet.
Dit
muntje,
dat te
Wijk bij
Duurstede in 1 844
gevonden
is eninzeer slech
tentoestand
verkeert
(iets
waardoor danook misschien het omschrift zooondui
delijk is),
is door Dr. JANSSEN
uitgegeven
in
zijne Oudheidkundigemededeelingezz.
N 1 1 heeft de
gewone voorzijde
van IIPIPI,
met het
kruisje
van boven
en
den
scheepshamer
van onder.


Op
de kz. ziet men het
R(e_3) F(rancorum)
weder in
omgekeerde rigting
der
letters, terwijl
de R een
zonderlingen
vormheeft
(zijnde
de benedenhaal
aan
1 3
(98)
de bovenhaal
gehecht).
Vanbovenbevindt zich weder een
streepje
eneenK a
rolingisch
kruis van onder.
Wij
ontleenden deze munt aan P1 .
1 39,
N
1 , van G. connaousns werk,
Cataloyue
des .Momaies nationales de Frame
(Atlas).
N 1 2 heeft
op
de vz. intwee
regels
het woord PIPINVS
(de
V
van zon
derlingen
vormen naar eene Y
gelijkende) ;
tusschen de twee
regels
bevinden
zich drie
bolletjes.
Op
de kz. ziet menhet RFmet
bolletjes
ensieraden, waarvaneeneenehalve
maan
schijnt
te moeten voorstellen;
achter iedere letter bevindt zich een
bolletje;
de eerste der letters heeft eenen
zonderlingen
en van andere
geheel afwijken
den vorm.
Wij
vonden deze munt
bij
LEBLANC
,
Tmz'te
istorgue
des
monnoyes
de France
(Amsterdamsche druk),
op
de Plaat van bl.
89,
N 1 .
N 1 3 heeft het woord PIPINUSin drie
regels (de
laatste letter in
liggenden
vorm),
zonder
eenig bijvoegsel
noch
spoor
van
parelmnd (die
echter door LE
BLANCS
graveur weggelaten
kan
zijn).
Op
de kz. ziet menhet RI inletters van
gewonenvorm,
met eendwarsbalk
daarboven en
vijf symmetrisch geplaatste bolletjes
in het veld.
Ook deze munt ontleenden
wij
aan de voornoemde Plaat van
LEBLANC,
N 2.

N 1 4 heeft
op
de
vz.
andermaal in twee
regels
het woord
PIPINVS,
doch
op
andere
wijze geplaatst; de
V heeft weder de zelfde
gedaante.
Thans bevin
den er zich twee
bolletjes
tusschen de
regels
en n onder de tweede.
Op
de kz. ziet menhet
RF,
wat de eerste letter betreft in
omgekeerde rig
ting.
Boven iedere letter vertoont zich een
dwarsstreepje.
Ter
zijde
van de
omgekeerde
R ziet menhet Gallische of Frankische tecken van de twee in een
gehechte
driehoeken. Onder de R staan twee
symmetrisch geplaatste bolletjes;
onder de F bevindt er zich n.

Z. Deze denier werd door ons ontleend aan het werk van LEBLANC
op
de
Plaat van bl.
89,
N 3.
N

1 5 heeft
op
de vz. binnen een
parelcirkel
de aan een
gehechte
letters
RP
(Rex Pipinus),
met een van
bolletjes
aan de eindenvoorzienendwarsbalk
boven deze letters.
(99)
Op
de kz. ziet
men,
mede binneneenen
parelcirkel,
en mede onder eenen
dwarsbalk
,
het omschrift: SCI CAU?
(de
A toch is aan
eenige
andere teekens
gehecht).
Van onder staan vier
bolletjes
in
geregelde rangschikking.
.
Z.
Wij
namendeze munt over uit het werk vaneemnaousn,
P1 .
1 39,
N 5.
N 1 6heeft weder
op
de
vz. het
RP,
doch de benedenachtrhaal
van de R
heeft eenen anderen vormen achter de P ziet men een bolletje.
Op
de kz. vertoont zich het staande
opschrift:
SCA
mAR NB. de A en R verbonden.
(SanctaMaria).
Tusschende beide woorden
ligt
een
dwarsstreepje
enbovenhet
eerste bevinden
zich, naar
het
schijnt,
nog
twee
bolletjes.
Z.
Wij
ontleendendezen denier mede aanhet werkvan
cornmonsn,
Pl.
1 39,
N

6.
N 1 7
,
door ons uit het zelfde
werk, Pl.
1 39,
N
7,
overgenomen, schijnt
door vuur of iets anders
geleden
te hebben; althans er is niet
weinig
weifelends
in den
tegenwoordigen
toestand der
gravure.
Op
de vz. ziet men het
monogram,
bestaande uit de
vereenigde
R enP; wat
zich omdenrand
vertoont, schijnt
een
parelcirkel
te moeten Voorstellen.
Op
de kz. bevindenzich
guren,
waarvan
wij
de middelste als eene P en R
meenente moeten aannemen. Vanal
het_everige betuigenwij
niets met
eenige
zekerheid te kunnen
zeggen.
Aan deze
- zijde zijn
nog duidelijke sporen
van
eenen
parelcirkel
voorhanden.
N
1 8,
die zoowel
bljLEBLANC
als
bij
comaaonsn
aangetroffen
wordt
(LE
ar.anc, page
89,
N 4
; - conaaensa,
P1 .
1 60,
N
8),
heeft
op
de vz. de letters
RP;
de laatste voorzien van
eenige aangehechte lijnen
aan de
opstaande haal;
waarschijnlijk
hebbendeze
lijnen
wel eene beteekenis
gehad, thans, voor ons al
thans,
onverklaarbaar. Van boven tusschen de twee letters vertoont zich een
kruisje;
vanonder eene kronkelende
streep (waarschijnlijk
slechts
sieraad) ;
on
der de R ziet men n
bolletje;
ter
zijde
van de P drie
dito, symmetrisch ge
plaatst.
Een
parelcirkel omringt
het een en ander.

Zeer
moeijelijk
is het ons te
beschrijven
wat er
op
de kz. zich
vertoont.
Tus-
schen twee
regtop geplaatste palen
ziet men eene P, waaraaneene V
(P) gehecht
1 3
*
(1 00)

is;
boven de P drie
bolletjes.
Vr de eerste
paal
een Z,
waaronder vier
sym
metrisch
geplaatste bolletjes;
achter de tweede
paal
een
gekronkelde streep (als
sieraad
P).
Ook deze
zijde
heeft een
parelcirkel
omden rand.
N 1 9 heeft
op
de vz. de
stevig
aanelkander verbondene letters R en P met
dwarsstreepje
daarboven en
bolletjes
op
het veld. Een
parelcirkel omgeeft
het
een en ander.
Op
de kz. ziet men eenin
bolletjes eindigend gelijkbeenig
kruis, te midden
van
guren,
die
waarschijnlijk
letters moetenvoorstelln,
doch in
duidelijkheid
zeer veel te wenschen overlaten.
Men ziet aan de
afbeelding
dat een
gedeelte
der munt
afgebroken
is.
Z. Werd te
Wijk bij
Duurstede
gevonden
en
indertijd
door den
toenmaligen
'eigenaar,
den Heer
aanrooar,
aan ons ter
teekening
toevertrouwd.
Wegens
den
geschonden
toestand hebben
wij
het
gewigt
niet
opgeteekend.
z& quot; 20 heeft
op
de vz. eene R, aan welks benedeneinde eene X verbonden
is, enverder, natwee
opstaande bolletjes,
de letter F. Boven de beide letters
bevindt zich eene
dwrsstreep. Merkwaardig
is
het, dat zoowel de letters R
en1 als de
dwarsstreep
alle met
bolletjes beginnen
en veelal ook
eindigen.
Het omschrift der
kz.,
dat ten achterste
voren
gelezen
moet worden, is,
althans voor
ons,
onleesbaar.
Voor- en
keerzijde zijn
met
parelcirkels omgeven.
Z.
Wij
ontleendende munt aan het werk van
comaaonsz,
P1 .
1 39,
N= 4.
N 21 heeft een
zonderling opschrift op
de vz.
,
waarinmisschienhet
H(eres)
Pipinus
schuilt. De
gewone dwarsstreep
ontbreekt ook thans niet
boven
het
opschrift,
maar het
kruisje
is nu ter
zijde geplaatst. Wij
verklaren niet te
wetenhoe
wij
de
guren (letters?)
onder het
opschrift
moeten
uitleggen.
Op
de kz. ziet men alleenonder een
dwarsstreep;
S C 1
en daaronder drie
bolletjes.
-
Wij
hebben
indertijd
deze
munt,
die te
Wijk bij
Duurstede
opgegraven
werd
en
zich
toenin het bezit van danHeer aanrooar bevond,
met verlof van dien
Heer
geteekend,
doch verzuimd haar te
wegen.
N 22 heeft,
als
vroeger, op
de vz. de aan een
gehechte
letters R enP
(1 01 )
met
dwarsstreep
daarboven en
bolletje
daarachter binnen eenen
parelcirkel.
Op
de kz. ziet men een
K arolingisch kruisje, omringd
door het omschrift:
AAOAATCIV.
Deze munt is door ons
overgenomen
uit comnaonsas
ongenummerde
Plaat,
met het
opschrift;
Sre
Oarlovz'ngz'enne,
N

3.
N 23 heeft
op
de vz. weder de letters R enP,
doch thans niet aan elkan
der
gehecht,
met de dwarsbalk of
dwarsstreep
daarboven. Onder de R vertoont
zich een
bolletje;
onder de P
(die
mede in een
bolletje eindigt),
drie
symme
triseh
geplaatste bolletjes.
Op
de kz. ziet men boven,
tusschenenonder twee horizontaal
geplaatste,
in
bolletjes eindigende, strepen
een
opschrift,
dat
wij
met
geene mogelijkheid
kunnenontcijferen.
Is door ons mede aan het werk van COMBROUSE,
Pl.
1 39,
N
4,
ontleend
geworden.
N 24
heeft, wat de vz. betreft,
groote
overeenkomst met N
1 8,
doch het
aan de letter P schuins
gehechte guur
heeft thans zeer
duidelijk
de
gedaante
der letter A.
Overigens
vindt menonder de R
n,
onder de PA
(P)
drie bol
letjes
en boven de beide letters u
K arolingisch kruisje,
onder drie nevens
elkander staande
bolletjes geplaatst.
Op
de kz. ziet men weder, evenals
op
de laatst
voorgaande,
een onleesbaar
drieregelig opschrift, boven,
tusschen enonder twee horizontaal
liggende lijnen
of
_dwarsbalker_r geplaatst.

Overgenomen
uit
comaaousn,
P1 . 1 60,
N

7.
N 25 heeft
op
de
vz.
binnen een
parelcirkel
de aannverbondene letters
RPonder een in
bolletjes eindigenden
dwarsbalk.
Op
de kz. ziet men het B.Fmet een
bolletje
tusschenbeide onder eendwars
streep
en
gevolgd
door een
bloempje (lelieP);
alles weder binneneenen
parelcirkel.
N

26 heeft
op
de vz. eerst een
K arolingisch kruisje,
daarnade zeer
groote
letters B
(met
eene daaraan verbondene
X)
en F. Boven de eerste letter ziet
men een dwarsbalk.
Op
de kz. vertoont zich een voor ons onleesbaar
opschrift,
waaruit
wij bij
den
eersten aanblik
(in
verband met de letters der
voorzijde)
het woord
Pipuus
(
1 02
)
meendente
mogenopmaken,
doch
bij
nader inzien
zijn
alleende beide eerste
letters van dat woord
op
de munt met
eenige
zekerheid te herkennen.
Ook deze munt ontleenden
wij
aan het werk van
comaaousn, ongenummerde
Plaat, met het
opschrift;
Serz'e
Carlovz'nyz'enne,
NO 4.
Aangezien
de muntenvan
Pepijn
uiterst zeldzaam
zijn,
hebben
wij
eene zoo
volledig mogelijke verzaineling afbeeldingen
van de ons bekend
gewordene
me
degedeeld.
Ten
jare
768 overleed
Pepijn
en werd
opgevolgd
door
zijnen
zoon
K arel den
Grooten,
den
magtigen,schranderenheld,
die
zijnen vader,
den
omverwerper
van het
Merovingische Stamhuis, zoozeer in de schaduw
stelde,
dat K arel en
niet
Pepijn
den naamaan het nieuwe
Stamhuis,
dat der
K arolingers, gaf.
K arel de Groote
,
die vele
jarenzijns woeligen
levens inNederland
doorbragt ,
zag
het eerste licht van dat leven of in Zuid- Nederland of in deszelfs naasten
ointrek. De
juiste plaats
is tot dus verre niet ontdekt enzal
waarschijnlijk
wel
nimmer
gevonden
worden.
K arel werd den 2
April
742
geboren
en
genoot,
naar het
ligchaam,
eene
volmaakte
opvoeding.
Wat aandie
zijnes geestes
te kort
schoot,
haalde
hij
zoo
veel
mogelijk
in
rijper leeftijd'in;
hij
leerde het
schrijven
en het
Latijn;
in het
Grieksch zoude
hij
ten minste
zijne gedachten
hebben weten mede te deelen.
Hij
was zeer
welsprekend
enin
ridderlijke
en
krijgsoefeningen
volmaakt.
Op 26jarigenleeftijd
aanvaardde
K arel,
bij
dendood
zijns vaders,
de
teugels
der
regering.
Doch indan
aanvang regeerde hij nog
niet
alleen;
want
volgens
de oude zeden der Franken moesten de zonenhet
Rijk
des vaders,
in
overleg
met de
Rijksgrooten, onderling
verdeelen. Aldus
regeerde
danook
zijn
oudere
broeder K arlomannevens hem,
besturende het
westelijke
en
zuidelijke
deel van
het
tegenwoordige Frankrijk.
Maar reeds in het derde
jaar
na
Pepijns
dood,
te wetenin771

stierf
K arloman, en de vasallen
van
zijne
landen hieldenhet
voor de sterkte des
Rijks
beter, dat de
krachtige
K arel het
geheel
zoude
rege
ren
,
dandat de
onmondige
zonen van
zijnen
broeder nevens hemzouden
staan;
men koos hemdan tot den
eenigen K oning
van alle Franken.
Het
Rijk
had ook wel behoefte aaneenen
krachtigen
heerscher,
want eensdeels
waren
sommige
der
vroeger onderworpene
volken
nog
niet tenvolle
gehoorzaam,

(1 03)
en anderdeels was het
Rijk
van alle
zijden omringd
door een aantal
magtige
vijanden.
Tenoosten van den
Rijn
tot
digt bij
deszelfs oever woondende
nog
heidensche
Saksers,
die den Franken vanouds
vijandig waren; zij
dedendan
ook
menigvuldige
invalleninhun
land,
iets wat des te
gemakkelijker plaats
kon
hebben,
omdat de beide volken
bijkans
overal in de vlaktenaanelkander
grens
den
,
enniet door
bergketenen
, groote
rivierenof bosschenvanelkander
geschei
denwaren.
De Saksers waren een
krachtig, vrijheidlievend volk, met welke
het
oorlogvoeren
niet
gemakkelijk ging. Zij
woondentoch niet
bij
elkander in
groote
stedenof
dorpen,
maar meestal
op
enkele
hofplaatsen,
over het
geheele

tegenwoordige Westphalen verspreid liggende,


alsmede in de streken aanden
Wezer,
in
_Hannover
enhet
Brunswijksche,
zelfs tot aande Elbe ende
Oostzee;
zij
bebouwdenhunne akkers en weidden hunne kudden. Het was niet
genoeg,
omeen inval in hunland te
doen, ze misschienin eenen
veldslag
te verslaanen
tot
tijdelijke onderwerpingte
noodzaken

want er waren
geene
vaste of beves
tigde punten
in hun
land,
die men inbezit koude nemenomzich van hunne
toekomstige gehoorzaamheid
te verzekeren. Ook was er
weinig
buit of middelen
van onderhoud in hunland te vinden
,
want de Saksers
bragten
hunnenvoorraad
enbeste
goederen,
met vrouwen
enkinderen,
in hunne bosschen enachter on
toegankelijke
moerassen en
poelen,
door welke
zij
alleen den
weg
kenden; er
wanneer de
vijand
indenherfst uit de
landen,
die hemniets konden
opleveren
naar
zijn eigen gebied terugtrok,
kwamen de Saksers uit hunne schuilhoeken
te
voorschijn
en betrokken hunne
hofplaatsen
weder; enwaren deze
eenigzins
verwoest,
danbouwdenze snel weder houtenhutten,
waarin dat harde
geslacht
zich een
tijd lang behielp.
Tot wraak deden
zij, bij
de eerste
gelegenheid
de
beste
, rooftogten
inhet land der Franken
,
verwoesttenalles tevuur ente zwaard
,
en voerdenhunne buit en
gevangenen
naar hunland vr dat het
vijandelijke
leger
aankwam.
Zoodanige vijand
was denFranken
gevaarlijk,
althans zeer ver
ontrustend, en hemte overwinnen was
op
den duur zeer
moeijelijk,
als
men
niet met
gruwzame
wreedheid alles wilde verwoesten en alle weerbare
mannen
dooden.
Naar de
zijdevan
het
noorden,
achter de
Saksers,
woondende Deenenin
Holsteinen
Sleeswijk,
en de Noormannen
op
de Deensche eilandenen verder
(
1 04
)

'
in Zwedenen
Noorwegen;
en hoewel deze volken niet
onmiddelijk
aandeFran
ken
grensden,
kwamen
zij
echter reeds toen met hunne roofvlotenaandekusten
van
Duitschland en
Frankrijk,
verwoestten daar vele landstreken
,
en voerden
grooten
buit aan menschenen
goederen
met zich. Wilde
K oning
K arel zich
tegen
hen
verweren,
zoomoest
hij op
de meest
genaakbare punten
der kusten
vaste
burgen
bouwenen van
bezetting voorzien;
ook
oorlogsvloten
onderhouden
,
omze ter zee te kunnen
vervolgen. Zij waagden
het dan ook
niet,
gedu
rende
zijn leven, zijnen magtigen
toorn te
tergen.
Tenoostenvan de Saksers woondenWendische en Slavische
volken,
de Va
girs
enObotritenin
Meklenburg ,
deWilzenin
Brandenburg
enPommeren
,
enz.
Ook deze waren heidenen, ruwen
roofzuchtig,
en hunne
nabuurschap
was
gevaarlijk.
Inhet
tegenwoordige Oostenrijk
en verder naar de
zijde
van
Hongarij
woon
dende Avaren
,
eenuit Azi
gekomen
volk
, nog
ruwer dande Slavische stammen.
InBoven- Italibevond zich het
Rijk
der
Longobarden
tusschen
zijn Rijk
en
het Romeinsche
gebied,
dat door den Paus bestuurd endoor de
schenkingen
van
zijn
vader
Pepijn
van uit Midden- Italitot aan het
noordelijke
deel vandat
land
uitgebreid was;
want reeds
zijn
vader had met den Paus
vriendschap ge
houden en hem
bijstand tegen
de
Longobarden
verleend.
Hoewel niet met
opzet oorlogende, bragt
de
zorg
voor de
veiligheid
van
zijn
Rijk
K arel tot herhaalde, langdurige krijgstogten.
De eerste was die
tegen
de
Saksers,
die slechts
op
weinige dagen
afstands van
zijne
residentiestad Akenver
wijderd
woonden. In772,
op
den
Rijksdag
te Worms,
werd tot een
togt
te
gen
de Saksers besloten, bij
welke
gelegenheid
hun
heiligdom, d_e
Irminsnl of
Arminzuil
(ter nagedachtenis
van Herman
of Arminius
gesticht
in het
jaar 9?)
vernield werd, waarschijnlijk
omdat daar een zetel
van het heidendomwas.
De Saksers baden omvrede en
gaven
1 2
gijzelaars,
die K arel naar
zijn
land
zond, omze daar in het
Christengeloof
te doen
onderwijzen.
Doch de invoe
ring
der
tienden,
ets waartoe K arel
yvaarschijnlijk
door de
Geestelijkheid
werd
aangespoord,
was het aannemenvanhet Christendomdoor de Saksers inden
weg.
Hierop volgde
een
oorlog
met
Desiderins,
den
K oning
der
Longobarden,
wiens dochter K arel, nahaar eerst
gehuwd
te hebben,
reeds in het tweede

(1 05)
jaar
verstiet; en
terwijl
Paus Hadriaan
op
K arels
zijde was,
werd
hij
door der
Longobarden K oning
te Rome
bedreigd.
K arel kwamhemin 773 met twee
legers
ter
hulpe.
Een derzelve werd
aangevoerd
door
Hertog Bernhard,
die
waarschijnlijk zijn
naamaan den aldus
geheeten berg gegevenheeft.
- Het
Pinksterfeest van 774 werd door K arel te Rome
gevierd,
werwaarts
hij
ook
zijne
gemalin. Hildegardis
en
kinderen ontbood.
K arel was te Rome met allen eerbied en
hoogaehting ontvangen.
De Paus
enK arel
zwoeren
elkander
eeuwige vriendschap.
De laatste verscheeninRo
meinsche
kleeding
als
palrz'cius
der Romeinen
,
eentitel,
dien
hij
ook
op sommige
muntenheeft doen
plaatsen, zijnde
de naamder
hoogstewaardigheid
nade K eizer
lijke,
en die ook
zijn
vader
Pepijn
had
gedragen,
evenals dienvan
K oning
der
Longobarden
nahet overwinnenvan hunnenlaatsten
K oning Desiderius,
wiens
Geheimschrijver
Paulus Diaconus
hij
in
zijne
dienst nam.
Nog
ns
droeg hij
de Romeinsche
kleeding
onder Hadriaans
opvolger,
Paus
Leo, maar anders was K arel de Groote steeds
hoogst eenvoudig gekleed;
een Friesche wollen mantel
was voor
hemeen sieraad, en alleen
bij hoogst
plegtige gelegenheden
versierde
hij
zich met meer
kostbare kleedingstukken.
Van772779
beoorloogde
K arel
beurtelings
Saksers enItalianenendeArabie
ren
,
aan de andere
zijde
der
Pyrenen
in
Spanje. Tegen
de laatste was
hij
door de
Christenenaldaar te
hulp geroepen.
Nahet veroverenvan
Pampelona, Saragossa,
enz. stichtte
hij
er de
dusgenaamde Spaansche
mark. - Van 779 tot 785
moest K arel steeds
krijgstogtentegen
de Saksers
ondernemen,
omdat
zij
telkens
opstonden
als
hij zich
met
zijnleger verwijderde.
Evenals
vroeger
Hermanof
Arminius
tegen
de
Romeinen, zoo
verdedigde
thans
Widukind, meer
bekend
als Wittekind
,
de
vrijheid
der Saksers
tegen
de Franken.
Dikwijls
moest
hij
voor
de
overmagt
van K arel onderdoenennamdanmeestal de
wijk
naar de Deenen.
In 782
versloegen
de Saksers
op
hunne beurt eene
legerafdeeling
der Fran
kenen doodden de aanvoerders. Zulks
gaf aanleiding
tot zulk eenen
geweldigen
weder- aanval
van K arel,
dat de
Saksers, geheel verslagen,
omvrede baden.
Hunne
Hertogen
Wittekind en Abbiokwamenin
7850p
de
Rijksvergadering
te Paderborn
omover den vrede te onderhandelen. K arel won hunvertrouwen.
Zij
beloofdenhet Christendomte zullenaannemenen
hieldenhunwoord. K arel
1 4
(1 06)
zelf was
doopgetuige bij
Wittekind
en diens
gemalin
Geva. In
zijne blijdschap
over deze
gebeurtenis
meldde de Vorst haar aandenPaus enaan
K oning
O a
van Mercie in
Engeland
in
brieven,
die
nog
bekend
zijn.
Wittekind leefde
verder,
Christen
geworden,
als
bijzonder persoon.
Alleeninde uiterste deelen
van het land der Saksers aande Elbe duurde de
strijd tegen
de Frankenvoort. Omduurzaameeneinde aan den
tegenstand
te
maken
,
liet K arel
eenige
duizende der
wederspannigsten
uit hunland midden
onder de
Christelijke
inwoners aan
Rijn
en Mein
overbrengen. Nog
heden ten
dage
wordt hieraan herinnerd door de namenvan
plaatsen
in Frankenland
,
zoo
als Sachsenhausen
bij Frankfort, Sachsenheimen Sachsen naPin Frankenland;
misschien ook Saksenheim
bij
Leiden. Verder werden een aantal
Christelijke
kerken of hersteld of nieuw
gebouwd.
In 803 hield alle
oorlog
in het land
der
Saksers
op,
en van nu af aan be
handelde K arel ze als leden van het Duitsche
Rijk.
Aan de Avaren werd in eenen
krijg
een stuk van hun land
ontnomen
en
daaruit aan deze
zijde
van
de Raab een
Markgraafschap gevormd,
dat later den
naamvan
Oostenrijk verkreeg,
en met Duitsche
volkplanters
bevolkt.
Zulke Mark- of
Grensgraafschappen,
met eenen
Markgraaf
als
krijgsbevelheb
ber in
een sterken
burg wonende, rigtte
K arel
langs
de
geheele oostzijde
van
zijnRijk
op,
te Weten
tegen
de Slavische enchdische volkstammenin
Boheme,
de beide
Lausitzen, Brandenburg
en
Meklenburg ;
want alle landenaan_de over
zijde
vanSaale enElbe waren door deze
volkstammen
bezet. Aande
westzijde
van
zijnRijk
vinden
wij
onder anderende
Markgraafschappen
van
Antwerpen
Bergen op
Zoom,
Veere en
Vlissingen,
doch misschien
dagteekenen
deze uit
eenigzins
lateren
tijd.
Het
Rijk
vanK arel strekte zich alzoouit van de monden der Elbe
langs
de
kusten der Oost- en Noordzee en van den Atlantischen Oceaan. Ten zuiden
begrensde
de Ebrode
Spaansbhe
mark. Van de mondender Ebro
liep
het
Rijk
langs
K arels zeehavens aan de
zuidelijke
kustenvan Frankrijk
enhet schoone
Itali
heen,
dat aan
K oning
K arel
gehoorzaamde
of althans
zijne opperleenheer
schappij
erkende tot aan de
zuidelijke punten
van Calabrien Apuli,
die
nog
tot het
Rijk
der Grieksche K eizers behoorden. Aan de
noordoostzijde
van
Itali
('1 07 )
raakte de
groote golf
der A.driatische zee de
grenzen,
die K arels
Rijk
van dat
der Grieksche K eizers scheidden.
Dit schoone
Rijk
vanK arel,
dat de meeste landenvan.het oude Westersche
K eizerrijk
der Romeinenmet de hoofdstad Rome bevattewas wel vandienaard
,
dat
zijn
beheerscher mede de oude Romeinsche K eizerskroon zoude
dragen.
En
ook deze viel dan
dapperen
K arel ten deel.
Als
Pa_us
Leo1 1 1 in 799 door de hem
vijandige ingezetenen
van Rome ver
dreven
was,
kwam
hij
troost en
hulp
zoeken
bij
K arel den
Grooten,
die toen
te Paderborn
zijn ho eger
hield. K arel beloofde den Paus
zijne hulp
entrok
met dezenin denherfst van 800 naar Rome,
welke stad
K prel
nu voor devierde
maal binnentrad. De
opstandelingenontvingen
hunne straf.
Toen K arel
op
den eersten
K ersdag
de
godsdienstoefening
inde kerk vanden
Apostel
Petrus
aandachtig
biddend bijwoond,
zette de Paus hem
eensklaps
eene
kroon
op
het hoofd en zelfde hemmet de
heilige
olie; enhet verzamelde
volk,
onder welk zich
personen
uit
bijna
alle landen der Christenheid
bevonden,
riep
drie malen:
Lang
leve en overwinne K eizer
K arel,
de van God
gekroonde,
vroome, vredebrengende
K eizer der Romeinen. De Paus was de
eerste,
die
den nieuwen
K eizer, voor hem
knielende, zijne
hulde
bragt.
Deze
krooning
tot K eizer had
ongetwijfeld
met voorkennis van K arel
plaats,
hoewel
hij
toch door de
wijze,
welke de Paus
gekozenhad,
verrast werd.
Waarschijnlijk
had
hij
zich liever
persoonlijk
de kroon
op
het hoofd
gezet,
gelijk hij later,
in.
81 3, zijn
zoon
Lodewijk
zich te Aken de kroon zelf
op
het
hoofd liet
plaatsen. Hij
namze dan
aan,
en werd alzoode hernieuwer
vanhet
oude Romeinsche
K eizerrijk
in het Westen
,
324
jaren
nadat het onder Romulus
Augustulus
ten
ondergegaan
was.

K arel hechtte eene


groote
beteekenis aan de
K eizerlijke waardigheid enliet
al
zijne
onderdanendeneed vantrouwzweren.
Het was niet alleen de oude
eerwaardige glans
van den
K eizerlijkennaam,
maar het waren ook de Vorste
lijke regten
der Romeinsche
K eizers,
welke hemin eene
hoogere betrekking
tot
zijne
onderdanen
bragten,
dan
erfregt
en
verovering gedaan
hadden. Zelfs de
Paus ende
geheele geestelijkheid
was hemin
wereldlijke
zaken
gehoorzaamheid
schuldig,
en de Pausen
plaatsten zijnen
naamen dien
zijner
naaste
opvolgers
1 4
*
(1 08)
(hoe geheel
anders dan
later!)
op
hunne munten. K arel beschouwde zich als dan
Opperheer
vanRome,
noemde in
zijne verordeningen
de Romeinen
zijne
onder
danen, en telde in
zijnen
uitersten wil Rome onder de hoofdsteden
vanzijn
Rijk.
Hoe K arel over het
K eizerschap dacht,
leeren ons
zijne eigene
woorden
in vele
omstandigheden
enin een
merkwaardig schrijven aan Paus Leozalven:
/ De K eizer is de Beschermheer van
regt
en orde in de
Ohristenheid,
in zoo
verre de
wereldlijke magt
de wettenmoet handhaven
,
derzelver overtreders moet
straffen, en
geroepen
is omvrede en
eendragt
onder de mensehen te onderhou
den. Al het
wereldlijke
is den K eizer
onderdanig.
Ook de K erk heeft behoefte
aan
zijnen
beschermenden arm. Doch de
eenigheid
des
geloofs,
de
regte
kennis
der
Goddelijke wet,
en denzinder mensehen voor het
hoogere
en
onzigtbare
te
onderhouden,
is de taak
der
kerk en vanhaar
opperhoofd,
den
HeiligenVader,
wiens woord ook de K eizer in
gelobfszakeneert.v_ Dit was het denkbeeld
,
waar
mede
K arel zijne
nieuwe
waardigheid beschouwde, envolgens
deze
grondslagen
handelde
hij. Zijne
wettenen
zijn ijver
voor de
vestiging
van kerken,
bisdom
men
enabdijen,
voor het stichtenvan scholen was
onbegrensd.
K arel telde 58
jaren,
toen
hij
de K eizerskroon
ontving; nog
stond
hij
daarin
de
volle kracht des
mannelijkenleeftijds. Nog
tien
jaren
hield deze kracht hem
even zoo staande,
hoewel hoofdhaar en haard verbleekten en
hij, volgens
het
getuigenis
van
Eginhard, eerwaardig
was omte aanschouwen en als
grijsaard
het beeld eens
geboren
heerschers
vertoonde, aan wiens
overwegende grootheid
zich de
geheele
wereld moest
onderwerpen. Franken, Friezen, Saksers, Beije
ren
,
Allemannen
, Thuringers , Bourgondirs , Longobarden
,
de
gemengde
volkeren
der Gallirs en der
Spanjaarden
het in
zijne nakomelingennog
trotschevolkder
Romeinen,
dat eenmaal de wereld beheerscht
had,
ook
Avaren,
SlavenenWen
deninde
grenslanden, huldigden
hemals hun Heer.

Doch dit
zijnRijk beperkte.
de
grenzenzijner bedrijvigheid
niet. Waar
nog
ergens Ohristelijkermaansche
mannen woonden,
vereerde menhem
bijna
als
Opperhoofd.
De
AngehSaksische K oningen
in
Engeland
noemdenhembannen
Heer en lieten zich door hemtot
eendragt
en
dapperen
wederstand
tegen
de
Deenen
vermanen;
'
met eenhunner, K oning
O avanMerci
,
heeft K arel vriend
schapsbetrekkingen
onderhouden en brieven
gewisseld.
De Thane of Clans in
(1 09)
de Schotsche
Hooglandenbogen
zich voor
zijn roem; ja, zijn
naam
drong
tot
inandere werelddeelendoor;
Haroen al
Raschid,
d. i. de
regtvaardige,
K alif
van
Bagdad,
die in de schriften dier
dagen gewoonlijk K oning
der Perzen
ge
noemd
wordt,
vereerde hem
heerlijkegeschenken,
waaronder twee
groote
metalen
kandelaars, en,
een wonder indie
dagen, bragten
s Vorsten
gezanten
uit die
verre streken, na
langen
en
gevaarlijkentogt,
een
kunstig uurwerkvoor K arels
troon,
dat
door,water gedreven
werd. De ruwe Frankenstondenechter
nog
meer verbaasd over den
reusachtigen
olifant,
dienHaroendoor den Jood Isaak
over de Middellandsche zee naar Akenliet
brengen.
Onder de
geschenken,
die
K arel
terugzond,
en die meest uit
voortbrengselen
vandenlandbouwenveeteelt
bestonden, aangezien
de
nijverheid
in het westen
nog weinige vorderingen ge-
maakt
had,
merken
wij
vooral Friesche wollen mantels van verschillende schit
terende kleuren
op,
als
wit,
graauw,
groen
en
gestreept.
K arels
vriendschap
met den
n_mgtigen
K alif werkte
voordeelig
voor de
veilig
heid der Christenenin het
Oosten,
voornamelijk
te Jeruzalem.
De veertienlaatste
jaren
der
regering
vanK arel, na
zijne krooning
tot
K eizer,
gingen rustiger voorbij
dan de drie en
dertig
eerste. Enkele
oorlogen
met de
Slavische volksstammenaan de
grenzen,
vooral met de
Sorben,
liet
hij
door
zijn
oudsten
zoon, K arel, van wien
hij groote verwachtingen koesterde, en twisten
over de
grenzen
met de Grieken van _t ByzantijnscheRijk
in Dalmatidoor
zijnen
tweeden zoon
Pepijn
ten einde
brengen.
Indeze
rustige jaren
heeft de door
langelevensondervinding gerijpte
K eizer zeer
veel voor de
inrigting
van
zijn groot Rijk
door
heerlijke
wetten
gedaan,
hoewel
hij
ook
vroeger, gedurende
de
talrijke oorlogen,
dit
gedeelte
van
zijnen regen
tenpligt
met de
grootste naauwgezetheid uitgeoefend
heeft. Het is
verwonderlijk,
ja
men moet zich
verbazen, wanneer men het
getal
enden
rijken
inhoud der
wetten
overziet,
die K arel in
zijn Rijk
heeft laten
uitvaardigen.
Tolken
jare
hadden er twee
Rijksvergaderingen plaats,
eene
groote
in
Mei,
en vandaar Meiveld
genoemd (Camp
de
Mui)

waar de
wereldlijke
en
geestelijke
Grootenbijeenkwamen
,
doch waar echter ook ieder
gemeene vrije
man
zijn
stem
uitbrngt.
K arel hield deze
vergaderingen
ter
plaatse
waar
hij
alsdan
zijnho eger
had. Daar moestenalle weerbare mannen
verschijnen;
het was alzoote
gelijkertijd
(1 1 0)
eene
monstering.
Hier werden de
gewone geschenkengebragt
ende
aangele
genheden
des
Rijks besproken;
ook nieuwe wetten
voorgesteld
en
overwogen,
enin s
K onings
naamlater als
rigtsnoer
voor het
ganscheRijk
bekend
gemaakt.
Eens kleinere
verzameling
vanminder
belang
had in denherfst
plaats.
Inhet bestuur schafte
hij
de
veelheerschappij
van
magtige Hertogenaf, waar
die
nog
bestond, wijl
de eenheid van het
geheel verstoorde, en stelde over
iedere landstreek een Graaf,
die het
grootste regterlijke ambt,
alsmede de be
zorging
vanhet
krijgswezenhad, terwijl
de
Bisschop
de
kerkelijke aangelegen
hedenbestuurde. De Graven waren mannen van
gewigt,
doch hadden
geene
erfelijke magt,
enWerdendoor den
K oning aangesteld.
En
opdat zij niet, ver
wijderd
van
zijne
wakende
oogen,
misbruik van hunne
magt
zouden kunnen
maken,
stelde
hij
over
eenige
landstrekente zamen
Zendgraven,
steeds eenen
wereldlijken
en eenen
geestelijken bij
elkander. Deze moesten rondreizen en
overal onderzoek doen of alles
volgens regt
en
billijkheid geschiedde. Zij
hielden
landdagen
inieder
Zendgraafschap ,
enieder
mogt zijneklagtenbij
hen
inbrengen.
DenK eizer zelven moesten
zij regelmatig naauwkeurige berigten
indienen. Zoo
waren
zij
de
eigenlijke helpers
des K eizers in
zijne
alles omvattende endoor
dringende bedrijvigheid.
Met hunne
hulp rigtte hij
denblik naar alle
zijden,
beschermde,
regelde
en verbeterde
hij,
enliet echter iedere zaak zich naar haar
eigen
aard ontwikkelen.
Deze
grootsche inrigting
was K arels
eigen schepping; helaas,
zij ging
onder
zijne
zwakke
opvolgers
weder verloren.
K arel
zorgde
steeds voor eene
onpartijdige regtsbedeeling.
Voor de verbete
ring
vanhet lot der ware armen
zorgde hij
als een vader, maar
vadzige,
rond
trekkende bedelaars werden
op zijn
last met
geweld
tot arbeiden
genoodzaakt.
Dit was de
grondslag
van alle
armenverpleging,
die K arel de Groote reeds voor
ruimduizend
jarenaangenomen
en
wettelijk ingevoerd
heeft.
Gelijk
inzooveel
was
hij
ook hierin
zijnen tijd
verre vooruit. Waarheen
wij
ons ook wenden,
overal was
zijn
ordenende
geest
werkzaam.
Hij regelde
den handel,
de matenen
gewigten,
doch
zijne dagen
waren
nog
niet
geschikt
voor
de
toepassing der
later
waar bevondene
regelen van staathuishoudkunde. Dat de landbouwonder
zijne
regering
met reuzenschreden
vooruitging
is aande
wijze
voorschriftentedanken
,
(1 1 1 )
door hemin
zijne Capitularianedergelegd,
die
nog
de
bewondering
der laatste
nakomelingsehap
zullen
wegdragen.
Indien
zijne opvolgers
ook hierinins mans
voetstappen getreden waren,
voor welk eene zee van
jammeren
zoude
Europa
bewaard
gebleven zijn.
De K eizer zelf
toch, zijn huisgezin
ende onder
zijn
oog
vertoevende
Grooten,
gaven
het voorbeeld vanden meesteneenvoud
bij
de
grootste
bedrijvigheid
in landbouwen
nijvere
kunsten.
Omde barbaarschheid te
verdrijven,
verzamelde
hij
rondom
zich,
zelfs uit
vreemde
landen,
de
geleerdste
mannenvan
zijnentijd,
b. v. Alcuinuit
Enge
land, en leerde
persoonlijk gaarne
en met
ondergeschiktheid
vanhen, terwijl
hij, gelijk wij
boven reeds
zagen,
waar
hij
slechts
kon,
scholen
oprigtte,
het
eerst
bij
kerken en kloosters,
daar zelfs de
geestelijkheid nog
zeer
onkundig
was.
Persoonlijk
oefende zich de
grijze krijger zelf, zooveel hem
slechts
moge
lijk was,
omde
gebrekkige opleiding,
die
hij
in
zijne jeugd genoten had,
eenigzins
te
vergoeden,
in
lezen,
schrijven
enal wat de
beschaving
vanden
geest
en de
uitbreiding zijner
kennis
bevorderlijk
kon
zijn.
Wij
vermelddenAlcuinals door K arel met dat doel uit
Engeland ontboden,
maar behalve dezenmoet ook Winfried of Bonifacius
genoemdworden,
de
Apos
tel van
noordelijk Duits_chland
,
die onder K arels vader en
grootvader
het Chris
tendomonder
Friezen,
Hessen

Saksers en
Beijerengepredikt,
enalzoode latere
pogingen
van K arel zeer in de hand
gewerkt
had.
Op
Alcuins
aandrang spaarde
de K eizer k0sten noch moeite omde
belangrijkste
boeken,
in de beroemde boe
kerij
van York
voorhanden, te laten
afschrijven;
nadat Alcuin vele
jaren
K arel
ter
zijde
had
gestaan
inalle zakenvankunst en
wetenschap,
stelde
hij
hemin
796 aan het hoofd der
zoo
belangrijke
school te Tours. Ook in
Parijs
had Al
cuin,
op
K arels
last,
de
gronden gelegd
voor de
Hoogeschool,
die later als
Universiteit
van
Frankrijk
zooberoemd
gewordenis,
dat duizenden

ook uit het
tegenwoordig Nederland,
daarheen
togen,
om
wijsheid op
te doen.
Angilbert
of
Engelbert,
een man van zeldzame
geestesgaven,
was ook een
vertrouwde vanK arel.
Hij
bekleedde eenen
geruimentijd
het ambt van diens
geheimschrjver;
later
gaf hij
hemals eerstenRaad
zijnen
zoon
Pepijn
medenaar
Itali.

Ook als Missus of


Zendgraaf
zond
hij
hemnaar die
gewesten,
waartoe
steeds de
kundigstengekozen
werden.
Terwijl Engelbert
tevens een bekwaam
(1 1 2)
dichter
was,
bezitten
wij
van hem
nog
een
gedeelte
van
zijnlofgedicht
op
K arel
den Grooten
,
die hem
zijne
dochter Berthaten
huwelijk
had
gegeven.
Uit dezen
echt was een
zoon, Nithard,
gesproten,
die eene
geschiedenis
van
zijnentijd
heeft
geschreven,
waaruit
wij
de
vereering
vol
geestdrift
leeren
kennen,
die de
eerstvolgende geslachten
den
grooten
K eizer
toedroegen.
Van Einhard of
Eginhard,
den
geheim-
en
levensbeschrijver
vanK arel, spraken
wij
bovenreeds.
Hij
was als
knaap ,
sedert omstreeks 780
,
aanhet
K oninklijke
hof
opgevoed geworden.
Evenals K arel werd
hij een
leerling
vanAlcuin, enoefende
zich zoo
voortreffelijk
in de
schriften
der oudheid
,
dat
zijne levensbeschrijving
des
K onings
daarvande uitmuntendste
sporen draagt.
Verder was
hij
een uit
stekend
bouwkundige,
en heeft denK eizer
bij
diens
groote bouwwerken, waar
schijnlijk
ook wel
bij
de
stichting
vanhet
paleis
te
Nijmegen,
met raad endaad
bijgestaan.

Eginhard
overleefde den K eizer
nog dertig jaren,
en stichtte
hem, gelijk wij
zagen,
een
heerlijk gedenkteeken
indiens
voortreffelijke levensbeschrijving,
die
hij
kort nas Vorstendood
vervaardigde,
want het
blijkt,
dat
zij
reeds in 8521
onder de boeken van eene kloosterbibliotheek voorkomt.
Eene
groote
verdienste van K arel hebben
wij nog
niet
vermeld, namelijk
die
jegens
de volkstaal. K arel wilde het
Latijnzijne overheersching
ontnemendoor
de
beoefening
van de taal der meerderheid. Daartoe
sloeg hij
zelf met
zijne
geleerde
vriendende handenaande
vervaardiging
vaneene Duitsche
spraakkunst.
Hij gaf
aan de maanden en winden Duitsche namen. Ook liet
hij
de oude
Duitsche liederenverzamelen
,
een bundel die echter in den nacht der
volgende
tijden
weder verloren
gegaan
is;
hij
beval dat de
Geestelijken
hunne leerredenen
in de volkstaal zouden
uitspreken,
en liet stukkenvanK erkvaders inhet Duitsch
overbrengen,
omin de kerken te worden
voorgelezen;
want het was
zijn
ern
stige
wil dat ook de
leeken, zooveel
mogelijk, kennis
van de
godsdienst
zou
den bekomen.
Nademaal,
op
s Vorsten
bevel,
bij
ieder
bisdoin,
ja bij
ieder
klooster,
eene
school werd
opgerigt,
en alzoob. v. de
geleerde
school aan den Dom
te
Osnabrug
naar hem
nog
heden ten
dage
den naamvan Uarolz'num
draagt
(waar
reeds
toen,
eene zeldzaamheid,
het Grieksch onderwezen
werd), meent
(1 1 3)
men dat ook de scholen te
Munster, Minden, Bremen, Verden, Paderborn,
Halberstadt en andere
(die van Utrecht was onder)
reeds uit K arels
tijd dag
teekenen.

Bij
alle
zijne
verschillende uitstekende
goede
eigenschappen
was K arel ook
een
liefderijk
huisvader. Steeds had
hij,
zooveel
mogelijk, zijne
kinderen
bij
zich;
zelfs
zijne
dochters moestenhem
op zijne
reizen
vergezellen.
Van
zijne
geliefde gade Hildegard
had
hij
drie
zonen, K arel,
Pepijn
en
Lodewijk,
als
mede
vijf
dochters. Maar
zij
zelve en vele van hare kinderenwerden door hem
overleefd, en in 800 stierf ook
zijne
laatste
gemalin Luitgaard.
De zwaarste
slagen ontving hij
door den dood
zijner
beide oudste
zonen, op
welke
hij groote
hoop gebouwd
had. De
grijze
vader moest beide ten
grave dragen, Pepijn
in
81 0, K arel in 81 1 .
Zijne eigen,
eenmaal zoo sterke, gezondheid begon
te
wankelen;
daaromontbood
hij zijnen jong_sten zoon, Lodewijk,
wien
hij
het
bestuur van
Aquitaniopgedragenhad,
in81 3
bij
zich te Aken. De Grooten
des
Rijks
waren
vergaderd. K arel
stelde hunde
vraag
voor of
zij
dezen
zijnen
laatstenzoontot medebestuurder des
Rijks
wilden aannemenenhemdenK ei
zerstitcl verleenen. Alle aanwezendenstemden
toe, uitroepende;
het is Gods
_wil. Op
den
eerstvolgendenzondag
dankleedde K arel zich met
zijne
K eizer
lijke kleeding,
en
begaf
zich,
met de kroon
op
het
hoofd,
op
dan arm
zijns_
zoons leunende,
naar de Lievevrouwenmunster. Hier liet
hij
eene tweede kroon
opd1 et hoogaltaar plaatsen,
knielde in den
gebede
met
zijnen
zoon neder en
vermaande hemdaarnamet luider stemtot de
vervulling
van alle
pligten
van
eenen vroomen en
regtvaardigenOpperheer;
u dat
hij
vooral God moest liefheb
benen vreezen, Zijne geboden onderhouden;
de K erkbesturenen
tegen
roeke
loozen
beschermen, zijn
volk liefhebbenals
zijne
kinderen, een trooster der ar
men
zijn,
trouwe
engodvruchtige
dienaren
aanstellen,
niemand zonder vonnis
van
zijne waardigheid ontzetten, en zelf voor God en het
geheele
volk onstraf
felijk
te wandelen.
Op zijne vraag,
of
hij
zulks wilde
nakomen, antwoordde
Lodewijk;
Met Gods
hulp
wil ik
volijverig
alles
volbrengen,
wat
mij geboden
is.
Hierop
Liet de K eiZer hemmet
eigen
hand de kroonvan het altaar
nemen

en zich
op
het hoofd
plaatsen.
Na
geindigde
Godsdienst trok de
feestelijke
optogt
naar
het
K eizerlijke paleis terug. Weinige dagen
daarnaliet K arel
zijnen
1 5
(1 1 4)
zoon naar
Aquitaniteruggaan; zij
omhelsden elkander onder vele
tranen; zij
zagen
elkander niet weder.
Volgens
de
bijgeloovige meening
dier
tijden kondigden
vele voorteekenen aan .
denhemel en
op
aarde
groote gebeurtenissen
aan. ToenK arel in 81 1
nog
een

maal eenkrijgstogt tegen


Gotrik, K oning
der Deenen
,
ondernam
,
had
hij daarbij
het
ongeluk
van
zijn paard
te
storten, waarbij zijn
zwaard brak.
In
Januarij
81 4 keerde de
koorts,
die hemvan
tijd
tot
tijd
kwelde, met
grootere hevigheid terug.
Geene middelen
baatten, ennazeven
dagen
overleed
de
groote
K eizer
op
den 28
Januarij daaraanvolgende
in
zijn tweenzeventigste
jaar,
naeene
regering
van
zesenveertig jaren. Zijnligchaam
werd
gebalsemd
en
inzittende
houding,
op
eenen marmerenzetel,
met een
aantal reliquin
en in
signin
inden
grafkelder geplaatst,
die tweehonderd
jaren
daarna,
op
bevel van
K eizer Otto
1 1 1 , en later,
in 1 1 66
nogmaals
door K eizer Frederik 1
geopend
is
geworden;
deze laatste keer toen K arel door Paus Paschalis 1 1 1 onder het
getal
der
heiligen
was
opgenomen.
De
K eizerlijke insignin van den
groeten
Vorst,
later door verschillende K eizers
gedragen,
berusten thans te Weenen.
K arel heeft vele
gedenkteekenen
van
zijne grootsche regering nagelaten.
Tot
deze
neigde
vooral
zijn groote geest. Hij
verschafte door deze aan duizenden
nuttigen
arbeid en wekte den zin des volks
op
tot het verhevene en schoone.
Over de
betrekkelijke
schoonheid
zijner munten,
nadat
hij
Itali had leeren
kennen, spreken wij
weldra. Ook
zijne bouwwerken, volgens
de Romeinsqhe
voorbeelden
,
die
hij voornamelijk
inNoord- Italien
zuidelijk Frankrijk
aantrof,
getuigen
van
zijnengrootschen aanleg
en voor
zijnen tijd goeden
smaak. Be
halve de zooaanstonds door ons te vermelden
paleizen, grondvestte hij
onder
scheidene
steden,
die
nog
bestaan,
b. v. Halle aan de
Saale,
Itzeho in Hol
stein,
Hochbuchi aan de
Elbe,
het
tegenwoordige Hamburg;
in
Westphalen
aan
de
Lippe
eene stad, naar hemK arlstadt
geheeten, waarschijnlijk
waar
thans
Lipstadt ligt. Bij Boulogne
bouwde
hij
eenen vuurtoren
tenbehoeve der zee
lieden,
die
bij
nacht
langs
de
gevaarlijke
kust
voeren; bij
Mentz eene
schipbrug,
later,
helaas! door brand
vernietigd. Hij begon
ook eene
grootscheonderneming
tijdens zijnenoorlog tegen
de
Avaren,
toen
hij
door een
deel van
zijnleger
een
kanaal liet
graven,
dat den Donau met den
Rijn,
enalzoode Zwarte- met de
(1 1 5)
Noordzee in
verbinding
moest
brengen.
Ten
gevolge
van de onervarenheid der
toenmalige waterbouwkundigen,
althans van die zich in s Vorsten dienst bevon
den, stortten de wanden van het kanaal in en werd het onbruikbaar. Het
grootsche
denkbeeld vanK arel werd inonze
dagen
door
K oning LodeWijk
I van
Beijeren
weder
opgevat
en
gelukkig
voltooid,
zoodat het
kanaal,
dat de Donau
met den
Rijn
verbindt,
teregt
s Vorstennaam
draagt.
Een
vaartuig
kan nu
regelregt
van Weenen naar Amsterdamkomen.
Onder de
groote
bouwwerkenvan K arel behooreninde eerste
plaats
vermeld
te wordenhet
paleis
te
Nijmegen,
waarin de
groote
Vorst dikwerf Vertoefde; van
zijnverblijf
in
hooger gelegene plaatsen
van Nederland vermeldt de
geschiedenis
niet,
doch
waarschijnlijk
zal
hij
ook
Tiel, en de
merkwaardige
handelstadDuur
stede
(Dorestadus)
enook de
tegenwoordige
Frie'sche strekenwel bezocht hebben.
Het
K eizerlijke paleis
te
Nijmegen
is
op
het einde der 1 8e eeuwdoor de revo
lutionnaire barbaren voor afbraak verkocht
geworden,
en slechts
geringe
over
blijfselenzijn
daarvan
nog
te vinden. Het
droeg
toendennaamvanleet
Valk/qu;
misschien omdat de
groote Vorstelijke jagtpartijen vroeger
van daar
uitgingen.
Verder stichtte K arel het
paleis Ingelheim,
dat 1 00 zuilenbevatte.
Doch
van
al de 1 60
paleizen,
die
hij bij
het doorreizen der verschillende
gewesten
van
zijn
groot Rijk
van
tijd
tot
tijd bewoonde, was hemhet
geliefdste
dat van Aken,
waar of in welks
nabijheid hij waarschijnlijk geboren was,
te midden der
Austrasische Franken
, op
echt Duitschen
grond.
Dit
paleis
was van
buitenge
wone
pracht
en van voor die
dagen
uitstekende schoonheid. De
heerlijkheid
van
Itali, van
Zuid- Frankrijk
en van de Levant was er aan
cijnsbaar gemaakt.
In
dat
paleis,
vr hetwelk het ruiterstandbeeld van Theodorik,
den
K oning
der
Oost- Gothen,
prijkte,
uit Ravennaderwaarts
overgebragt,
was de
grootegerigts
zaal,
waarinK arel zestienmalen den
Rijksdag verzamelde,
waarin
hij jaarlijks
de hulde vande
afgevaardigden
uit de verschillende deelen van
zijn groot Rijk
ontving,
en waar
gezanten
van den
Paus, vandenGriekschen
K eizer, van den
Patriarch
van
Jeruzaldm

van
denK ander Avaren

vanden
K oning
der
Deenen,
van den
K oning
der Perzen en den K alif van Bagdad, gelijk
de verdrevene
K oningen
der Moeren in
Spanje
voor hem
verschenen,
meestal met
rijke
ge
schenken beladen.
'
1 5*

_
(
1 1 6
)
Van
_dat_heerlijke paleis,
een wonder der
middeleeuwen,
heeft de tand des
tijds
slechts
weinig overgelaten;
wat er ten
tijde
der
verovering
van Aken door
de Franschen in 1 794
nog overig was,
is deels
verwoest,
deels naar
Parijs
overgebragt geworden.
Omtrent de
kapel
vandit
paleis
heeft de
nakomelingsohap ,
uit
groote vereering
van s K eizers
nagedachtenis,
fabelen in
omloop gebragt.
Die fabelen
gelden
ook s K eizers
persoon
en
zijne
naaste
omgeving.
Toeneen
zwak
Vorstengeslacht,
nog
zwakker
door de
vreeselijke oorlogen
die
zij
veroor
zaakten

half
Europa
ineene
poel
van
jammeren gedompeld had, knoopte
men
aan die
herinneringen
uit het
voortreffelijke tijdvak
vanK arels levenen
regering
alle
goede
denkbeelden. De
groote
K arel,
die
bijna
alle
Christelijke
volkenvan
Europa
onder
zijnenschepter vereenigd
had
gehad,
moest wel een wonderman
geweest zijn
en door de
voortre'elijksten
van het
menschelijk geslacht omringd
zijn geworden.
Van daar dat s K eizers
jeugd, mannelijke leeftijd, krijgstogten
en
veroveringen,
evenals
zijnpersoon
zelf,
op
de meest
grootsche wijze
werden
opgesierd
en
verheerlijkt.
Het liefst
verwijlde
de
phantasie bij
den Saracenen
krijg
in
Spanje,
die den K eizer met
het- aan
ve_rdichtselen
zoo
rijke
Oostenin
aanraking brengt,
en
pwaartoe
een
oorlog
tot
uitbreiding
van het
Christelijk
geloof nog bijdroeg.
Alles werd wonderbaar en
avontuurlijk opgesierd.
Uit de raadsliedenenveld
heerenvan K arel ontstonden
,
met
terugzigt op
eene
prachtige
met
goud
bekleede
tafel,
die in s K eizers bezit was
geweest,
de door de
Proven9aalsche
dichters
en troubadours uitgedachte
fabel vande ronde
tafel, van de twaalf
Paladijnen,
van
Ogier
den
Deen, van Haemon
,
van den
veelbezongenen
Roland, enz. enz.
Nog
hedenten
dage bezingen
de Baskiers Rolands of Roelands
strijd
met den
reus Eisenhart, zijn
afscheid van
zijn
zwaard
Durranda,
zijn
dood te Ronceval,
even als
zijne
liefde voor
Donna
Alda, en inhet Noorden
,
waar
hij
nimmer een
voetstap
zette, waar Wittekind inden mond des volks niet meer
vermeld
wordt,
noemt men
nog
de oude zinnebeelden van den
stedelijken
bloedban,
de reus
achtige
standbeeldenmet zwaard en schild; Roeland, den schilddrager
van den
grooten
K arel, zooals b. v. te
Bremen, te
Staveren, Halberstadt, Bonn, enz.
Zooleefde K arel,
nog
na
zijn dood, een schitterend levenals het
middelpunt
van eenensagenkring, ja
van de
geheele
Romantische
dichtkunst; en
opdat
hem
(1 1 7)
niets zoude ontbreken
,
waarvoor de
vroegere
middeleeuwen zich in aandacht en
geestdrift bogen,
zooverhief ook de
kerk,
op
aanzoek van K eizer Frederik
1 ,
_
denoudenK eizer
op plegtige Wijze
onder de
heiligen,
en tenallen
tijde
wordt
nog op
den 28
Januarij
de naamvan den
grooten
K eizer K arel
plegtig
herdacht.

Het muntstelsel
,
door K arel
ingevoerd,
week van het
vroeger
in
gebruik ge
weest
zijnde
af. K arel deed het Romeinsche
pond inzijn Rijk
door eenander.
vervangen,
dat naar hemdennaam
ontving.
Zulks
blijkt
uit een aantal
gelijk
tijdige
stukken, terwijl Gruterus
ons de
afbeelding
van
eenrond
koperengewigt
mededeelt,
dat het
opschrift
Pondus Caroli
draagt.
En
bij
de
invoering
vaneen
nieuw
pond
heeft de
groote
K eizer ook
bepaald, dat
er voortaan 20 denarien
,
in
plaats
van 22, gelijk
vroeger,
uit eensolidus zilver zouden
vervaardigd
wor
den. LEBLANC
geeft
ons daarvan de
bewijzen
in
zijn
Traite
kistorigue
des Mon
zoyes
de
France,
page
94 en 95. Dit
pond
van K arel,
dat 20 solidi of sols
bevatte,
werd
langzamerhand
door de meeste volken van
Europaaangenomen
en
heeft
bij
henstand
gehouden
tot de
invoering
van het metrieke
stelsel, waarbij
het
kilogram
daarvoor in de
plaats
trad.
De solidus of sol
werd, gelijk wij
reeds
gezien
hebben,
in 1 2 denarii of de
niers, bij
ons
penningengeheeten,
verdeeld.
K arel
vaardigde
ten
jare
794
te Frankfort een
capitulare
over
de munten
uit.
Wij bespeuren
daaruit dat sedert
779, gedurende
de
lange oorlogen
en
reistogten
des
K eizers, zij eenige vermindering
in waarde hadden onder
gaan,
het
zij
danin
gewigt,
of wel in zuiveren inhoud van metaal, en dat ze
op zijn bev_el
weder tot bare
vroegere dengdzaamheid teruggebragt
waren. Het.
stuk luidt:
De denariis autemcertissime sciatis
nostrumEdictum, quod
in omni
loco,
in omni civitate et in omni
empturio
similiter vadant isti novi denarii et acci
piantur
ab
omnibus;
si
autemnominis nostri nomismahabent
jet
merosunt
argento, pleniter pensantes.
Si
quis
contradicit eos in ulloloco,
in
aliquo
ne
gotio
emtionis aut
venditionis;
si
ingenuus
est homo1 5 solidos
componat
ad
opus Regis;
si se'rvilis
conditionis,
si suumest illud
negotium
proprium, per
dat illud
negotium,
aut
agelletur
nudus ad
palum
coram
populo.
Si autemex

& lt; 1 1 8& gt;


jussione
Domini sui
fecerit,
tune ille Dominus solidos 1 5
componat,
si ei ad
probatum
fuerit.
LEBLANC meent dat K arel met de
uitdrukking:
nomims nostrz' nomama
zijn
monogram
heeft bedoeld, dat
hij
indie
dagenop zijne
muntenhad laten
plaat
sen,
omdat de valsche munters
zijn
naam
[in
drie
regels op
vele muntenvoor
komende] nagemaakt
hadden. In allen
gevalle bewijst gemelde uitdrukking,
dat er eene
verandering
met den
uitwendigen
vormder munten had
plaats
gegrepen.
Daar deze
verordeningen nog
niet voldoende bleken te
zijn
omde wanorde
voor te komen,
die door de valsche munters veroorzaakt
werd, was K arel, tij
dens hij
zich te Diedenhoven
(Thionvillle)
ten
jare
805
ophield, genoodzaakt
om
te
bepalen
dat voortaanalleen munt in
zijnpaleis
zoude
geslagen
worden, ut
nullolocomoneta
percutiatur
nisi ad Curtem
,
et illi denarii Palatini
mereentur,
et
per
omniadiscurrant.v Dit bevel wordt
uitvoeriger aangetroffen
ineen Ca
pitulare
van het
jaar 808,
tot
opschrift
hebbende: // de falsis monetis.
Wij
lezen daar: nQuiain multis locis contra
justitiam,
et contraedictumnostrum
ant,
volumus ut nulloaliolocoMonetasit,
nisi in Palatio
nostro,
nisi forte
aliter a nobis fuerit
ordinatum;
illi tamen denarii, qui
modomonetati
sunt,
si
pensantes
et
meri
sunt,
habeantur.
Doch
wij
meenen over K arels
bemoeijingen
met het Muntwezenverder niet
beter te kunnenhandelendandoor hier ter
plaatse
over te nemenwat daarom
trent
gevonden
wordt in Dr. MULLEBB
Deutsc/n; Mnzgeachic/rte,
bovenreeds
eenige
malen
aangehaald. Hij zegt
dan
op
bl. 1 02 en
volgg.=
Von demhhern
Gesichtspunkte
sind auch die
Verordnungen
K arls im
Mnzwesen zu betrachten;
auch hier waltet das Bestreben,die Gesetzlosigkeit
und Willkr zu unterdriickenund die dadurch
erzeugten
Uebelstnde imHan
del und Wandel aufzuheben. 1 mJ. 808 ndenwir die bereits friiher
getrolfene
Bestimmung
inhnlicher Weise wiederholt:nur amHofe soll Miinze
geachlagen
werden
und die im
Palatium
geschlagenen
Denare sollenberall
Geltung
haben
und imHandel und Wandel umlaufen
(1 ).
Auch
muss,
nach einer Andeu

(1
Bannzrns I,
p.
463,
C.
6,
7. Pnnrz,_ H1 ,
p.
1 52,
C. 1 .
(1 1 9)
tung (1 ),
die
Bestimmung
ber die falschenMnzen
zu dieser Zeit wiederholt
worden sein
,
sowie im
folgenden
Jahre ber Mnzenund Mass zusammenver
fgt
wurde
(2).
Er
trgt
aber erkennbar
ganz
den Charakter der
Capitularien
K arls, es
bekundet das Streben
K arls,
denK erndes Reiches und die neuen
Provinzen stra 'er mit einander zu verbinden,
dort die Einheit und K raft der
Verwaltung
sozu strken,
dass ihre Aus sse- auch inden entfernternLand
schaften noch eine
gengende Wirkung
bten. Gleiche Mnze und
gleiches
Mass sind die Zeichnen
,
dass die
Verbindung
der verschiedenen Theile des Rei
ches
enger
zu werden
beginnt,
sie rumenmanche Schranken
hinweg,
die sich
demfreiemVerkehr und demHandel herneuend
entgegenstellen.
Diese Einheit
imMnzwesen
hervorzubringen,
war der Zweck des
vorliegenden
Gesetzes.
Dessenerstes
K apitel
ist
unvollstndig,
es bestimmt dass diese Vorschriftenfr
alle Mnzsttten
gelten sollen,
dass
die
Mnze unter der besondern Aufsicht
des Grafenstehen,
alsovon
Staatswegen
berwacht werden soll. Der Graf ist
der Vertreter des
K nigs,
ihmist die
Geltendmachung
der
Befugnisse
bertra
gen,
welche derselbe nicht aller Orten
persnlich
auszuben
vermag.
Sein
Amt erstreckt sich auf die
Sorge
fr Recht und
Gerechtigkeit,
fr Friedenund
Ruhe, er hat die militarische
Gewalt,
ausserdembesonders die
Erhebung
der
kniglichen
Einknfte.
Dagegen
hat er dem
K nig
fr das Einkommender
bestimmten
Abgaben
znhaften. Fr seine Dienste erhlt er
knigliches
Gut
(3).
In seiner
Amtsgewalt
fhrt der Graf auch die Ansicht ber die Mnze des
Stadtgebiets,
demer
forgesetzt
ist. Offenbar ist hier nicht von dem
Stadtgebiet
im
Allgemeinen
die
Rede,
sondern der Zusatz illius deutet eine nhere Bezeich
nung
an
,
die im
Vorhergehenden
oder inder Ueberschrift verloren
gegangen
ist.
Es wird in dem
Gapitular
zwischensolchen
Stadtgebieten,
worineine Mnzsttte
angelegt ist,
und solchenohne eine
derartige
Anstalt unterschieden
,
und
gewiss
ebenhierauf deutet der Zusats. Im
ganzen
Reiche warenbestimmteMnzsttten
(1 )
Pnn'rz
III,
p.
1 54
Capit. Aquisgranense
A 808, Cap.
5.
(2)
Pzn'rz
III,
p.
1 55
Capit. Aquisgr.
A 809:
Capitulaquae propter justitias
intra
patriam
faciendas constituta
sunt,
C. 20.
(3) WAITZ,
Verfassungagescicte, II,
S. 320
fg.
(1 20j
verlheilt
und diese waren
K niglich;
daneben
gabes von Altersher noch Mnz
sttten
geistlicher Wrdentrger;
aber auch diese
warenim
Grunde
K niglich,
7
da die Inhaber nur die
Nutzniessung zogen,
sonst aber in allemunter dem
K niglichen
Gesetze standenund auch eben vom
K nig
das Mnzrecht erhalten
hatten. Die
Mnzthtigkeit
der weltlichen Grossen
zeigte
sich nur selten und
beruhte dannauf
Eigenmclitigkeit.
Umdie
Entwicklung dieser Zustnde des
Verhltnisses dieser verschiedenen Mnzsttten zu einander zu
begreifen,
darf
mannur die
Entwicklung
der Provincialverhltnisse
sich vergegenwrtigen.
Die
gallische
Civitates wurden den deutschen Gauen
gleichgesetzt;
in
jenenbildete
regelmssig
eine bedeutende Stadt den
Mittelpunkt
des
Distrikts,
der ebenals
ihr Gebiet
angesehen
werdenkonnte. Darnach wurde die
Ernennung
der hhern
K niglichen
Beambten
bestimmt,
whrend
schon von Alters her ein Bischof als
Vorsteher der K irche hier seinen Sitz und in demGebiet die Grenzeseiner
Wirksamkeit hatte. Gewisse stdtische
Einrichtungen
blieben
freilich,
imGan
zen
aber ndet sich von einer
selbststndigen
autonomen
Stellung
der Stdte
innerhalb des frnkischen Reiches keine
Spur.
Der
Gauvorsteher,
Graf
gilt
alles,
die Stdte sind demRechte nach nur den kleinen Dorfschaftenzu ver
gleichen,
sie
gehen
als rIheil imGaue auf. DemGrafen
gegenber
stand nur
der
Bischof;
es nden sich
Beispiele,
dass beider
Befugnisse
in einer Person
vereinigt waren,
und war imGanzendies auch selten der
Fall, so
erlangte
der
Bischof doch oft eine solche
Stellung,
dass man ihmeben so
gut
wie dem
Grafen die
Regierung, ja
die Herrschaft der Stadt zuschreibenkonnte
(1 ).
Dies
bewirkte die Macht der Verhltnisse. Aus diesen Verhltnissen aber und ihrer
Entwicklung ergeben
sich
folgende Thatsachen. In
den ltern
Zeit, vor der
Unterwerfung
unter die
Rmer,
wurdeninmehreren Theilen Galliens von den
einheimischen Vlkerschaften Mnzen
geschlagen;
dies
geschah
auch
spter
in
den
unabhngigemGegenden,
zumal inden
Stdten,
die sich von demrmi
schen Ein usse freier zu
halten
wussten,
inden nordwestlichen
Landschaften,
wo die
ursprngliche Verfassung erfolgreicher behauptet
wurde
(2).
Dieser
(1 )WAI'1 z, Verfaasungageachichte,
II, S.
277, 288,
353.
(2)
BABTHELEMY,
Manuel de
Numimazquaanciemze,
p.
1 86 sv.
(1 21 )
Zustand des Mnzwesens dauerte in den ersten Zeiten der Frankenherrschaft
fort,
die
Vielfltigkeit
der
Mnzthtigkeit
mehrtesich
sogar
bis zu der vollendeten
Durchbildung
der frnkischen
Verfassung,
indemerst nunvermittelst der Grafen
eine
strengere Ueberwachung eingefhrt
und aufrecht erhalten wurde. Somit
schwand das Mnzwesen der Stdte. Je nach der Umstnden und der Anmas
sung
der
Grossen,
auch
spter
der Grafenselbst, erlaubtensich
einige
von die
sendas Mnzwesenfr sich zu bentzen,
aber sobald das
K nigliche
Ansehen
erstarkte,
schwand auch diese WillkmDie
geistlichenWrdentrger bentzten
ihre Macht zu
gleichenVorgngen,
nur insofern
uneigenntziger,
als sie
weniger
fr sich als fr ihre K irche die daraus iessendenVortheile suchten. Auch hier
widersetzte sich das
krftigere K nigthum,
nnd .soweit nicht dessen
Freigebig
keit und
Frmmigkeit
zumwohl der K irche mit
Ertheilung
von
Privilegien
nachgab,
musste auch vonder Geistlichkeit das ausschliessliche Recht der K rone
anerkannt und die
eigene Mnzthtigkeit aufgegeben
werden. Das
Privileg
selbst.
aber
bezog sich,
wie schon bemerkt
ist, nur auf die
Nutzniessung
des
Schlag
schatzes. Ueber die
gehrige Wahrung
der
K niglichen
Rechte wachte alsonun
in der Provinz der
Graf, dagegen
stand aber die moneta
palatina
unter der
Aufsicht des Domesticus.
Nach der zweiten
Verfgung
des
Capitulare'
sollen sich die Mnzer der Auf
sicht nicht entziehen
,
sie sollendarumffentlichmnzen
,
undzwar andemOrte

der ihneneinmal dazu
angewiesen
ist. Es
geht
ferner daraus
hervor,
dass die
Mnzsttte nicht inder
Stadt,
demSitze des Grafen
,
zu seinbrauchte
,
sondern
auch dawo besondere
Verhltnisse,
lebhafter
Verkehr,
reiche Einknfte des
Fiscus,
Ertrge
von
Berg-
und Salzwerkeneine
derartige Anlageempfelenswerth
machten. Wir nden auf diese weise Namen von Ortschaftenauf den Mnzen
angegeben,
die nur durch solche besondere Umstnde zu dieser
Anzeichnung
gekommen
sind. Auf denandern Seite
geht
aus derselben
Bestimmung
auchdas
hervor,
dass eine Mnzsttte nicht ohne weiteres willkrlich
verlegt
werden
konnte.
Allerdings wurde,
besonders unter
Ludwig
d. Fr. das Mnzrecht oft
als Benecium
verliehen,
aber auch dann noch haftete es aneinembestimmten
Orte, es stand unter der
gr ichen
Oberaufsicht und wurde nach denbeste
henden
Reichsordnungenausgebt;
imGrunde wurdenalsonun
die Einknfte
1 6
(1 22)
einer bereits bestehendenoder an
eiiiem
bestimmtenOrte erst einzurichtenden
kniglichen
Mnzsttte an die
Begnstigter)
verliehen.
Die
folgenden
Wortendes
dritten,
vierten und fnften
K apitels
sind uns zu
lckenhaft
erhalten, umdaraus deren
Bestimmungenvollstndig
und'mit Sicher
heit erkennen
zu
knnen. Sie' beziehen sich
jedoch jedenfalls
einmal auf das
nicht erlaubte und nicht in
gesetzlicher
Formbetriebene
Mnzen,
obwohl des
sen
Erzeugnisse
dem
vorgeschriebenen
Schrot und K orn
entsprechenmochten,
dannauf das
eigentliche
Falschmnzen
Jias Schlagen
slechter und
geringhafti
ger
Mnzen. In demerstemFalle ist die Conscation des Materials dazu als
Strafe
angegeben;
ob noch eine andere ausser dieser
eintrat,
ist aus dem
Capi
tular nicht mehr zu erkennen. Die
eigentlichen
Flscher trof zudemdie Strafe
des Schindens im
Rcken,
des Haarabscheerens
(?)
und der
Brandmarkung
im
Gesicht mit denWorten: Mnzflscher
(F.
M. = falsator
monetae).
Umalle
Verletzungen
des_
Mnzgesetzes
zu
verhindern, umdarber zu Wachen,
dass
nur
gut
und
gesetzmssig geschlagene
Mnzen aus denWerksttten
hervorge
hen
,
soll der Graf eine
strenge
Aufmerksamkeit auf diese verwenden
,
und be
sonders auch
diejenigenStadtgebiete,
welche nicht indemBesitz einer
eigenen
Mnze sind,
sollenzu diesemZwecke von ihrer Grafen
sorgfltig beaufsichtigt
werden,
damit nicht von hier aus eine unerlaubte Mnze indenVerkehr
ge
lange.
Ausser der
eigenen
und der
Nachforschung
seiner
Collegen
wird dem
Grafen
vorgeschrieben,
sich hierzu besonders der K au eute zu bedienen,
welche
auf ihren
Zgen
durch das Land und durch den Verkehr mit vielen Personen
leicht von solchen
Gesetzwidrigkeiten
K unde erhalten konnten. Aus dieser Be
stimmung,
welche die
umsichtigste
und umfassendste Wachsamkeit anordnet,
geht
klar hervor,
dass K arl der
Grosse,
vorausgesetzt
dass er wirklich Mnz
privilegien
ertheilt
hat,
sich vielleicht
gern
des
pecuniren
Vortheils,
der Ein
knfte durch das Mnzrecht an einembestimmtenOrte zu
Gunsteneines an
dern
begeben mochte,
aber bestimmt nicht daran dachte,
des
darinliegenden
Theils seiner Souvernitt sich zu entassern. Inder Persondes Grafenwurde
diese
streng gewahrt
und dieser hatte vermittelst seiner Richtergewalt
auch die
Befugniss ,
alle
Verletzungen
der
bezglichenVerordnungensogleich
zu bestrafen.
Tot dus verre MLLER.
(1 28)
Aangezien
de munten vanK arel denGrooten in zeer verschillende
plaatsen
van
zijn uitgestrekt Rijk geslagen zijn geworden
en daardoor zeer verscheiden
zijn,
hebben
wij,
na
lange aarzeling, eindelijk
besloten slechts zeer enkele,
doch dan
nog
voor verre het
grootste gedeelte
binnen de
grenzen
van het te
genwoordige
Nederland
gevondene
denarin
op
tenemen
,
dieinde
tegenwoordig
buiten Nederland
gelegene plaatsen
van K arels
uitgebreid Rijk geslagen (of
gegoten?) zijn geworden.

Zoo
gevenwij
dan
op
Pl. XI
,
onder N 1
,
eendenarius of zilveren
penning,
die
op
de
vz.
het woord Carolus in twee
regels vertoont;
de A enR aaneen
gehecht;
de V indenzelfden vormeener Y,
als ons
op
de munten van
Pepijn
voorgekomen
is. Het een en ander
omringd
door een
parelcirkel.
Op
de kz. ziet meneen
monogram
of hoe zullen
wij
het noemen? met vier
bolletjes
daar tusschen en een
kruisje
daar boven.
Is door ons ontleend aan het werk van oomsaonsns ongenirmmerde Plaat,
met het
opschrift
Srie
Carlom'rzgz'emre,
N 5.
N 2 heeft
op
de vz. weder het woord Carolus intwee
regels.
Thans bevindt
er zich een
bolletje
onder de
A,
in het midden der munt.
Op
de kz. staat het R F
(aan
de R een strikvormig
sieraad
,& quot;
dat eene X zal
moeten
beteekenen) en daarboven een dwarsbalk. Dit R F is. weder Re.v
Francorum.
Deze
afbeelding
werd door ons
overgenomen
uit
LEBLANC,
Traite
llistorz'gue
des
Mormoyes
de
France;
zie de Plaat
tegenover page
98 van danAmsterdam
schen
druk,
N 1 0.
.
-
N 3
is,
wat de vz. betreft, gelijk
aan N 2.
Op
de kz. bevindt zich een
monogram,
dat
waarschijnlijk
Rea:Francorummoet beteekenen.
De munt werd te
Domburg gevonden,
bevindt zich in de
Verzameling
van
het Zeeuwsch
Genootschap
enis
afgebeeld
inde Eerste
Verhandeling van
den
Heer
nnrnaanmacaa,
P1 .
1 1 1 ,
N 60.

N 4 is eendier
talrijke
te Dorstad of
Wijk bij
Duurstede
tijdens
de
regering
vanK arel denGrooten
geslagene deniers, hoedanige
er in
veelyuldige
verschei
denheid
aangetroffen
worden.
De
vz. bevat weder intwee
regels
het woord Carolus
(de
A enR
vereenigd).
1 0

(1 24)
Op
de kz.
staat,
mede intwee
regels,
het woord
Doralat;
de eerste letter in
verkeerde
rigting, terwijl
alle letters van zeer
ongelijken
vorm
zijn.
Onder
de laatste letter bevindt zich een
punt
en onder alles ziet men weder dan
scheepshamer
enz.

'
Ook deze te
Domburg gevondene
munt bevindt zich inhet K abinet van het
Zeeuwsch
Genootschap
en is beschreven als voren onder N 61 .
Het zelfde is het
geval
met N 5

eene munt van
nog
ruwerenarbeid als de
voorgaande,
en
waarop
het woord Doratat
op
de kz. zoo
bedorvenvoorkomt dat
wij
niet
twijfelen
of
zij
is het werk van nabootsers,
het
zij
hier te lande of
wel elders.

Is
afgebeeld
in de Eerste
Verhandeling
van denHeer BETHAAN MACAB,
onder N 62.
N 6 heeft
op
de kz. andermaal eene bedorvene
gravure
van het woord
Doratat.


.
Z. Bevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet te s
Gravenhage enweegt
1 ,1 w.
N
7, van
afwijkende,
doch mede
bedorvene,
gravure
wat den naamder
muntplaats
betreft,
wordt mede in het
K oninklijk
K abinet
aangetroffen
en
weegt
even eens 1 ,1 w.

N 8 is even zeer het werk of van eenen


onkundigengraveur
of van eenen
onbekwamen nabootser.
Zij weegt
mede
1 ,1 w.
Wij
teekendenze
indertijd,
doch
verzuimdentoende
plaats
van herkomst
bij
de
teekening
te
voegen.
N
9,
gravure
als voren
,
ontmoetten
wij
in twee
Verzamelingen,
te wetenin
het
K oninklijk
K abinet enin dat der Leidsche
Hoogeschool, wegende
steeds als
voren 1 ,1 w.

N 1 0 overtreft in ruwheid al de
vorige stukken,
ook wat s K eizers naam
op
de vz. betreft.
Gewigt
als
vroeger;
van onzekere herkomst.
N 1 1
wijkt tamelijk
af vanalle de
vroegere,
vooral wat de kz.
betreft,
als
komende
daarop
de naamder muntstad als Duralat
gespeld
voor (de
S enT
op
zonderlinge wijze
aanelkander verbonden ende A als
A);
de
cheepshamer
ent
breekt nimmer.
Deze in de
vorige eeuwte
Domburg gevondene
munt
schijnt
vanouderen
(1 25)
oorsprong
te
zijn
dan de meeste tot dus verre beschrevene.
Zij
weegt
dan
ook
1 ,3 w. en bevindt zich in onze
Verzameling.
N 1 2 nadert weder in
type
tot de meeste der
vroeger afgebeelde
enbeschre
vene, doch,
gelijk
menziet,
is de
type
der kz. echter
eenigzins afwijkende
ter
plaatse
waar het
DUR, van DORSTZT, staat. -

Z.
Weegt 1 ,1 w. en bevindt zich in het K on. K abinet te s
Gravenhage.
N
1 3,
nog
ruwer
van
type op
de
kz.,
is het werk van eenen all'eronbe
kwaamsten
graveur.
Z.
Weegt 1 ,1 w.
K oninklijk
K abinet.
N
1 4,
op
de
kz., wat het
opschrift betreft, geheel
verward, is, onzes be
dunkens,
het werk vaneenenvalschen
munter,
althans vaneenen
graveur,
die
lezennoch
spellenkon,
en
op
de
gis
slechts
eenige guren
inden
stempel
sneed.
z.
Weegt 1 ,1 w.
K oninklijk
K abinet.

N 1 5 heeft
op
de kz.
nog eenige aanduiding
van het woord Doratat. Wat.
de
guur
vanden
scheepshamer (P) betreft,
die is
op
alle munten
tamelijk
wel
afgebeeld, doch,
gelijk wij
reeds meermalendeden
opmerken,
vanhet
behoorlijk
plaatsen
der naamvan de
muntplaats,
daarvanhad
de stempelsnijder geen
denk
beeld
hoegenaamd.

Z.
Weegt
thans
1 ,3 w. enbevindt zich inhet K on. K abinet te s
Gravenhage.
N 1 6
is, wat het woord Carolus
op
de vz. betreft, waarschijnlijk
door on
bekwaamheid vanden
stempelsnijder,
in
omgekeerde rigting gegraveerd.
Men
zal
opmerken
dat er in den vormder letters
eenige afwijking plaats heeft; er
bevindenzich
namelijk eenige Verbindingsteekens
in de
K ; aan de C enL
gaf
de
graveur bij vergissing
denzelfden
vorm.
Op
de kz. is de eerste
lettergreep
van het woord DORSTZD
(men
lette
op
de
slotletter,
die
thans, bij afwijking
vanalle
vroeger
beschrevene
munten, eene
D in
plaats
van eene T
is)
in
omgekeerde rigting gegraveerd, terwijl
de tweede
lettergreep
ineene
goede rigting
indan
stempel gesneden
werd.
Bovenhet woord Dorstadbevindt zich
thans, bij afwijking
van
vroegere
mun
ten, een
cirkeltje.
Z.
Weegt 1 ,1 w. inhet
K oninklijk
K abinet.
N
1 7,
welker
voorzijde
weder het woord Carolus als
op
de meeste
vroegere
5
(1 26)
bevat,
heeft
op
de kz. weder
aanmerkelijke afwijking
in de
gravure
vanden
naamder
muntplaats
Dorstaa.
Z.
Weegt
slechts
0,9 w. enbevindt zich inhet K on. K abinet tes
Gravenhage.
N 1 8 vertoont ons inde A van s Vorstennaameen tweetal
verbindingstee
kens. Het woord Dorstat
(met
een
cirkeltje daarboven)
heeft boven de T een
bolletje, terwijl
de sluitletter
bij vergissing
eene C is. De
guur,
waaraande
soheepshamer (P) gehecht is,
is aan het
vooreinde,
bij afwijking
van alle vroe
gere voorstellingen,
naar boven
omgebogen
en
eindigt
ineen
knop
of bol.
Z.
Weegt 1 ,3 w. enbevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet te s
Gravenhage.
N
1 9,
met
gewone
vz.
heeft
op
de kz.
(die waarschijnlijk
door denzelfden
graveur
als de N
_1 4 vervaardigd
is
geworden)
weder eene
b_edorvene
voorstel
ling
vanhet woord Dorstaz
(immers wij
wetenniet wat er anders mede zoude
bedoeld
zijn),
met eene
groote letterguur
inhet
midden,
die wel eene S zal
moeten voorstellen.
Z.
Weegt
1 ,3 w. in het
K oninklijk
K abinet.
N 20 vertoont weder
verbindingsteekens
inde letter A

en
op
de kz. eene
al weder vande
vroegere afwijkende voorstelling
vandennaamder
muntplaats
)orstat.

Z.
Weegt 1 ,3 w.
in het
K oninklijk
K abinet.
N
21 ,
door
ons,
ter
vergelijking, overgenomen
uit carrns Mnzen de'r
/)eutsclzen
K az'ser,
op
P1 . XXI,
N
21 7,
heeft
op
de
vz.,
in
eenigzins afwij
kenken
vorm,
s K eizers naam. Het omschrift
op
de kz. heeft inhet midden
eene ZZ enrondom
deze
eenge letters,
uit. welke
wij geen
zin kunnenmaken.
Het
gewigt
dezer munt is ons onbekend
gebleven.
N 22 vertoont
op
de vz.
geene afwijking.
Op
de kz. staat:
TRI
IECT
\
of
Trectum,
de oude
naamspelling
vanhet later
genoemde Trajectum, zijnde
of
Utrecht of Maastricht.
Beide
plaatsen
toch
droegen
dien naamten
tijde
van
K arel den
Grooten,
onder wiens
regering
deze munt
vervaardigd
is
geworden.
De
afbeelding
vandit
stukje
werd het eerst
opgenomen
in LEBLANCB Traite'
(1 27)
leieton'gue
des
Monnoyes
de
France,
op
de Plaat
tegenover
bl.
98, endaarnain
comnnousns
Monnoyes
Nazz'onales de France.
N 23 heeft
op
de vz. weder s Vorstennaamen
op
de kz.:
TRI
waaronder eene krul
(de
letter
E?) eneen
kruisje.
Onder aan den
aanvanghaal
van de T is
nog
een naar beneden
gaande,
ineen
punt eindigende, dwarsstreepje
gehecht;
een
parelrand omringt
voor en
keerzijde.
N 24 is een denier van zeer
groot belang,
vooral voor de
geschiedenis
van
Nederland,
daar
zij
te St.
Truijen
in
Limburg geslagen
is.
Op
de vz. staat het
gewone opschrift:
CAROLVS.
Op
de kz. leest men:
SCI -
TRV
_
vo

Wij
haddenhet
geluk
deze
munt,
diete
Domburg gevonden
is eninhet K abinet
vanhet Zeeuwsch
Genootschap aangetroffenwordt,
te
bepalen. Wijlen
de Heer
RETHAAN MACAR had die
geheel onjuist gelezen
en wist
niet, aan welke
plaats
ze toe te
kennen, toen
wij,
die
indertijd
met
wijlen
den
geleerden
J. AB UTRECHT
DRESSELHUIS door het Zeeuwsch
Genootschap
verzocht waren
geworden
omhet
Handschrift vande Tweede
Verhandeling
van
gemelden
Heer MA0AR nate le
zen enons oordeel daarover uit te
brengen,
van
meening
waren dat tot eene
rigtige beoordeeling
der zakenhet volstrekt
noodig
zoude
zijn
de
oorspronkelijke
muntenvr den druk
eens
naauwkeurig
te beschouwen- en met dentekst des
Heeren MACAR te
vergelijken.
Wij
boden ons dan aan omde munten onder ons
oog
door denbekwamen
lithograaph
noomnne in
plaat
te laten
brengen.
Zulks dankbaar door het Bestuur
vanhet Zeeuwsch
Genootschap
en door dan Heer MACAR beide
aangenomen
zijnde,
hadden
wij overvloedig
de
gelegenheid
omde munten
allernaauwkeurigst
tebestuderen; iets waarover
wij
ons zeer
verheugden,
vooral
bij
het beschouwender
tegenwoordige munt, die
door denHeer MACAR6
geheel
verkeerd
gelezenwas;
iets
waarover menzich niet behoeft te verwonderen
aangezienzij
tot dus verre
eenig
is.
(1 28)
De
abdij
vanSt.
Truijenis, gelijk
ook uit deze munt
blijkt,
vanzeer oude
dagteekening,
en minstens uit den
tijd
van K arel den Grooten.
Merkwaardig
is
op
deze munt de
afwezigheid
van dan
scheepshamer,
die
op
de muntenvan de beroemde
havenplaats (porlus)
Duurstede telkens
voorkomt,
doch niet
op
deze van St.
Truijen gevonden
wordt; een
bewijs,
onzes beduu
kens,
dat de
scheepshamer
wel
degelijk
een
parlus,
haven,
aanduidt.
N 25 heeft weder
op
de
vz. Carolus en
op
de kz. onder een
kruisje
het
woord BONA, wijzende
op
de stad Bonn aan
den
Rijn.
Onder dezennaamziet
men
weder den
scheepshamer;
iets
dat, gelijk wij
zoo evenbovenzeiden,
op
eene
plaats
aan het water
wijst.
De muntenvanK arel den
Grooten,
te Bonn
geslagen, zijn
zeldzaam.
Het
tegenwoordige exemplaar,
dat te
Domburg gevondenwerd,
bevindt zich
in de
Verzameling
van het Zeeuwsch
Genootschap.
N 26 is een denier vaneenennieuwenvormen
waarschijnlijkgeslagen
nadat
het K arel
gelukt
was het Heidendommeer en meer door het Christendomte
doen
vervangen.

Op
de vz.
ziet meneen klein
dusgenaamd K arolingisch
kruis door vier bol
letjes gecantonneerd,
binnen een
parelcirkel.
Buiten omdezen staat:
& gt; I
C7RLVS REXFR.
Op
de kz. bevindt zich een
Christenkerkje (kenbaar aanhet kruisteekendat
zich
daarop
endaarin
vertoont),
omgeven
door het
opschrift=
XPISTIT NK RELIGIO.
Men ziet de Grieksche
schrijfwijze
der
beginletters
van het eerste woord:
XPinde
plaats
vanCHR.
Men vindt vermeld dat deze soort vanmuntenin meerder of minder aantal
aan de nieuwbekeerdenuit de Heidenen
bij gelegenheid
vanhunnen
doop
zonde
zijn uitgedeeld.
Z.
Weegt
1 ,5 W. enbevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
N 27,
al
weder, naar men
meent,
uit den lateren
tijd
der
Regering
van
K arel
den
Grooten,
bevat
op
de
vz. het
monogram
des naams van dezenVorst
(eenmonogram
waarin al de letters vandennaamK arolus
gevonden
worden)
binnen een
parelcirkel.
Het omschrift is als
vroeger:
(1 29)
& gt; X
C?RLVS REXFR
eenomschrift,
dat rondomeen
op
andere
wijze zaamgesteld monogram
binnen
een
parelcirkel op
de
vz. aldus
vervolgd
wordt:

& gt; X
ET L7NGOB PK TR ROM.
Wij zagen
reeds
boven,
dat K arel de Groote ook de kroon van
Lombardij
heeft
gedragen
en zich ten
jare
774 te Rome dentitel van Patrcz'us der .Ro
meinen heeft doen
geven.
Z.
Weegt,
inzeer
uitgesleten
toestand,
inhet
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
1
w.,
zoodat men
veilig
kan
aannemen,
dat het
oorspronkelijk
ge
wigt
wel
ongeveer
de helft meer zal
geweest zijn.
N 28 is ten
opzigte
der
wijze
van
plaatsing
van het
K arolingische
kruis
(waarin
slechts nin
plaats
van vier
bolletjes zigtbaar zijn)
binneneenen
parel
cirkel
op
de vz. afwijkende
van N

26. Ook
zijn
de letters van het omschrift
& gt; X
CARLVS REXPR
van veel minder zuiveren vormdan
op gemelde
munt. Men lette ook
op
de
gedaante der A,
die veel van onzen
tegenwoordigen
vormheeft.
Op
de kz. ziet menhet
monogram
vandennaamCarolus binneneenen
parel
cirkel,
terwijl
het omschrift luidt:

& gt; I& lt;


DORESTADO.
De letter S in dit
woord, evenals in Carolus
op
ds
vz.,
in
liggenden
vorm.
Z.
Weegt 1 ,5 w. en bevindt zich inhet
K oninklijk Penningkabinet.
N 29 heeft tusschen twee beenen van het
K arolingische
kruis binnen
een
parelcirkel op
de vz. twee
dwarsstreepjes,
waar anders,
b. v.
op
N
26,
bol
letjes gezien
worden. Het omschrift
is, terwijl
de A en U
eene meer ronde
gedaante
dan
vroeger
hebben:
is
C' RLVS REXF
Op
de kz. staat weder rondomhet
monogram:
& gt; X
DORESTK DO
Z.
Weegt 1 ,5 w. en bevindt zich mede inhet
K oninklijk
K abinet.
N 30 is eenobool of halve denier.
Op
de vz. ziet menalleenhet
monogram
van het woord
Carolus, terwijl
de kz. niet anders bevat daneenzeer
eenvoudig
K arolingisch kruis, omringd
door het woord:
1 7
(1 30)
DORESTADO.
Z.
Weegt 0,75 w.;
werd
bij gelegenheid
der
opgravingen
te
Wijk bij
Duur
stede
gevonden
enbevindt zich thans inhet K abinet vans
Rijks
Munt teUtrecht.
N 31 is eendenier,
die
op
de vz. weder een
K arolingisch kruis,
doch zon
der
bolletjes
tusschende beenen
,
binneneen
parelcirkel
vertoont. Het omschrift is:
. & gt; X& lt;
CARLVS REXFR.
Op
de kz. ziet
men,
weder binneneen
pareloirkel,
het
monogram
des K ei
zers, omgeven
door
het
woord

1
INPVRIAS.

d. i.
Emporias
inde marca
Hispanica,
thans een
deel
vanK ataloni.
Z.
Weegt
1
w.;
werd
indertijd
te
Wijk bij
Duurstede
gevonden
enbevond
zich, toen
wij
het stuk
teekenden,
inde
Verzameling
vanden Heer I. E. BAL
rooa'r te Utrecht.
N 32 is eene dito
munt,
met de zelfde
afbeeldingen,
doch met
aanwijzing
op
de
keerzijde
vanBEDERRIS
(de
stad Beziers in
Frankrijk)
als
muntplaats.
Het oord der
vinding,
het
gewigt
ende
eigenaar zijn
alle als van N 81 .
N 33
vertoont,
ten
opzigte
der
vz.
, weinig
onderscheid
(alleen
is het K aro
lingisch
kruis wat
grooter
en dunner van
vorm),
doch
op
de kz. ziet
men
thans
het
monogram
van s K eizers naamin eene ten
opzigte
van het kruis inden
buitener minder schuinsche
rigting.
Het omschrift is:
1
METVLLO.
d. i. Melle in Poitou.
Z.
Weegt 1 ,2 w. en bevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
N 34 heeft
op
de vz. een klein
K arolingisch
kruis binnen een
parelcirkel.
In het omschrift:
_
& gt; {
CARLVS REX. FR.
is de tweede letter veel te kleinvan vormen ruw
gegraveerd.
Op
de kz. vertoont zich
weder
het staande
monogram
van s K eizers naam

dat
echter thans
niet, gelijk op
de N08
2733,
met eene K , maar met eene C
aanvangt.
Het
omschrift,
bevattende dannaamder
muntplaats,
is weder:
& gt; 1
METVLLO.
Z.
Weegt.
1 ,6 w. en bevindt zich in onze
Verzameling.
(1 31 )
Zonde deze
munt,
het meerdere
gewigt,
enz. in
aanmerking genomen,
soms
van eenenlateren
Vorst, eenenanderenK arel, kunnen
zijn?
N
35, waarvan de vz. zeer
geleden
heeft en
afgesleten is,
heeft
op
die vz.
nog sporen
van eennaar de
regterzijde gekeerd,
met een band
omgeven,
Vor
stenhoofd;
het
krijgskleed
is
op
denschouder
nog zigtbaar.
Van het omschrift
is alleen
nog
te
bespeuren:
K ARLVS
. . . .
Op
de kz. ziet men twee aambeeldenbovenelkander
geplaatst
enwel met de
bovenzijden
naar
elkander
gekeerd.
Een
bolletje
of
punt
scheidt de beide stuk
ken. Aan hunne
zijden
vertoonen zich twee munthamers met de stelennaar.
boveneninnaar elkander
gekeerde rigting.
Het omschrift is:

%
METALLAGERMAN
d. i. De
bergwerken
vanDuitschland.
Z.
Weegt 1 ,4 w. enbevindt zich inde
Verzameling
vans
Rijks
Munt teUtrecht.
Reeds onder de
Romeinen
werden
hoogst waarschijnlijk eenige
Duitsche
mijnen
bewerkt;
Wij
lezen toch
bij
TACITUS in
zijne
AnnaleaXI, 20
(in
de 2e eeuw
naChristus
geschreven),
omtrent zekerenCurtius Rufus:
qui
in
agro
Mattiaco
recluserat
specus quaerendis
venis
argenti.u
De Mattiaken nu woonden
bij
Wiesbaden
,
enonder
a_yer
]VIattrzcus moet het
Taunus- gebergte
verstaanworden.
Onder de Frankische monarchie vindt men de eerste
sporen
van
K oninklijke
in
komstenuit
bergwerken,
zooals b. v. van eene omstreeks het
jaar
635
gedane
schenking
van
K oning
Dagobert
aan de monnikenvanSt. Denis,
waarinhun
uit het
gedolven
lood
jaarlijks 8,000 ponden
tenbehoeve hunner kerk
geschon
ken worden. Ook vindt men daaromtrent het een enander inhet
Capitulare
van K arel den
Grooten,
de vilh'a
reyzs (nsnuzrus,
'1 .
II, act. 62,2
p.
332).
Doch het
blijkt
niet uit de voorbandene stukken,
dat er ten
tijde
van dezen
Vorst inDuitschland andere
mijnen
danvan
ijzer
en lood bewerkt werden. De
eerste
ontdekking
vanzilvererts inhet
Hartzgebergte
klimt niet
hooger
danhet
jaar 968,
alzooruimeene eeuwnaK arel denGrooten, Maar er wordt dikwerf
uit het lood zilver
gescheiden.
Zilver zal er dus ook inde
dagen
vandezenVorst
gewonnenzijn,
voor zooverre het
iu_de loodmijnengevonden
werd. Zulks
blijkt
vooral uit een
Capitulare, waarbij
denbewerkers van het erts
ernstig
aanbevolen
1 7
*
(1 32)
werd,
dat er
bij
de
scheidings- processen
vanhet zilver uit het lood
met.grooter
zorgvuldigheid
moest worden te werk
gegaan.
Nu
gissen wij
dat de
denarip,
die het
opschrift dragen
METALLAGERMANICA
vervaardigd zijn
uit
zilver, gescheiden
uit de looderts van Duitschland. Zoo
vinden
wij nog
in onze
dagen op gouden
Duitsche muntenewawoR/1 em', ea
auraIsarae, ewauraOem', enz. juist
uit hoofde van de
weinigeopbrengst
van
goud
uit die rivieren. K arel de Groote zal
zijne
meeste denarinhebben laten
vervaardigen
uit de in
zijne dagennog
zeer
talrijke
zilverenRomeinsche en an
dere munten,
gelijk
menook
nog
heden ten
dage geldstukken
versmelt omer
weder andere uit te
vervaardigen. .
N 36 is
ongelukkigerwijze
mede
op
de
vz. zeer
afgesleten,
doch heeft toch
niet z veel
geleden
als N 35.
Menziet
daarop
weder eennaar de
regterzijde gekeerd, gelauwerd
borstbeeld
in
krijgsgewaad.
Van het omschrift is leesbaar:

K AR0LVS....IM...AV r .
Op
de kz. vertoont
zich, even als
wij bij
N 26
opmerkten,
een Christen
kerkje;
de kolommenhebbenthans
kapiteelen,
die
duidelijk op
den
K arolingi
schen
tijd wijzen.
Het omschrift is:
XPICTIANARELIGIO.
d. i. De
Christelijke godsdienst.
Hoogstwaarschijnlijk
is
deze, even als de
voorgaande
en de
eerstvolgende
munten,
uit het latere
tijdvak
van
K oning
K arels
leven,
toen
hij
uit Itali
kunstenaars had
medegebragt,
die in bekwaamheid verre de Franken, vanwier
hulp bij
zich
tot dus verre bediend
had, overtroffen. Deze toch durfden zich,
naar
het
schijnt,
niet aan de
afbeelding
vaneenborstbeeld
wagen,
terwijl
ook
de vormhunner letters veel ruwer was.
Z.
Weegt 1 ,35 w.
Wij
teekenden deze munt
indertijd
toen
zij
zich
nog
in
het bezit van denHeer
J. 1 1 . BALFOORT te Utrecht bevond.
N 37 heeft thans
op
de
vz. eene meer
duidelijke voorstelling
van s K eizers
gelauwerd,
naar de
regterzijde gekeerd, borstbeeld,
weder in den
krijgsmantel.
Het omschrift is nu
volledig
en luidt:
(1 33)
K ARLVS IMPAVG.
Op
de kz.vertoont zichandermaal de Christenkerkmet het kruis
op
den
geveltop
alsmede inhet middenvanhet
gebouw.
Door eene
zonderlinge vergissing
vanden
graveur
bevindenzich de
rondingen,
die aande
kapiteelen
moestenvoorkomen
,
thans aan het benedeneinde der kolommen. Het omschrift is:
XP- ICTIANARELIGIO.
Men ziet dat de Grieksehe
schrijfwijze
inhet eerste woord zich niet alleentot
het
begin
XP
bepaalt,
maar dat ook de vierde
letter,
die
op
de kz. vanN 26
nog
als S voorkomt,
thans
op
de Grieksche
wijze
als C
geschreven
wordt.
Z.
Weegt 1 ,45
w. enbevindt zich inhet K abinet vans
Rijks
Munt teUtrecht.
N
38, een denier van
kleineren
middellijn
dan de
vorige,
heeft de zelfde
soort vanborstbeeld
op
de vz. Het omschrift echter verschilt enluidt thans:
& gt; {& lt;
D N K ARLVS IMPAVG REXF ET L.
d. i. Dominus Noster K arolus
Imperator Augustus
ItemFrancorumet
Lanyobar
dorum
,-
of
:
Onze Heer
K arel,
de
doorluchtige
K eizer, K oning
der Frankenen
Longobarden.
Ten
gevolge van den laatsten titel kanmendus aannemen dat deze
munt,
onder den invloed der Italiaansche
kunst, en,
wat den vormvan het
opschrift
betreft,
in
navolging
vande muntender oude Romeinen
geslagen
is
geworden
inof nahet
jaar
800,
toenK arel voor de vierdemaal zich
eenigen tijd
inItali
en te Rome
ophield.
Op
de kz. ziet men weder het
Christenkerkje
met de beide
dusgenaamde
K arolingische kruisjes.
Thans
zijn
de
kapiteelen
met de ronde
guren
versierd
,
hoedanige
de
K arolingische tijd
ze kende, enis die soort van
versiering niet,
gelijk op
N 87
(waarschijnlijk
door
vergissing
vanden
stempelsnijder),
aan de
benedenzijde aangebragt geworden.
Het omschrift is weder:
XPICTIANARELIGIO.
Z.
Weegt 1 ,25
w. Ook deze munt bevond
zich, tijdens wij
haar teekenden

inhet bezit van denHeer nar.roonr te Utrecht.
_
Op
de
Supplementplaat
XXII deelen
wij
eenons later bekend
gewordene
de
nier
mede,
hebbende
op
de vz. rondomhet met vier
bolletjes geeantonnerde
kruisje
het
gewone;

(1 34)
%
CARLVS REXFR
en
op
de kz. rondomhet
kerkje
thans het fautieve:
XRISTIANARELI(IO.
Z.
Weegt 1 ,8 W.
en
bevindt zich in het Munt en
Penningkabinet
der
Leidsche
Hoogeschool.
Onder N
5,
op
bovengenoemde Supplementplaat, geven wij
de
afbeelding
van eene der
belangrijkste
munten

die er van K arel denGroeten
overgebleven
zijn. Op
de vz. ziet men het
gelauwerde
borstbeeld des K eizers naar de
reg
terzijde gekeerd.
Omschrift:
K AROLVS IMPAVG.
Op
de kz. vertoont zich een
schip, op
welks mast een kruis
geplaatst
is;
onder het
schip
ziet men andermaal een kruis. Omschrift:
DORESTADO.
Z.
Weegt 1 ,48 wigtjes.
Dit
geringe gewigt
is
eengevolg
van het ontbreken
van een klein
gedeelte
aan de munt.
Het stuk
(van fraaijer stijl
dan
dergelijke
van
Lodewijk
den
Vroomen),
dat
indertijd
te
Wijk bij
Duurstede
gevonden
is
geworden en,
voor.
zooverre be
kend
is, uniek, ging
uit de
Verzameling
van
wijlen
Dr. munmxs vancr.nnrr
te Utrecht over in die
vandan Heer nacosrnate BrusseL
En zoo
eindigden wij
dande
beschrijving
der in Nederland
vervaardigde
of
in Nederland
gevondene
munten van den
voortreifelijken
K arel den Grooten.
Zijne
muntenwaren
algemeen
in
Europageacht
en
gavenaanleiding
dat ze ook
in andere landen
gangbaar
warenen
nagebootst
werden. Vandeze
geven wij
er
drie, ons door
wijlen
dan
geleerden
Deenschen Numismaticus rnorrsante
K op
penhageri medegedeeld, op
onze
Supplementplaat
XXI,
N

81 0.
Zij zijn
van
zeer dunne
plaatjes
zilver endus
blijkbaar vervaardigd
omdaarmedewinst tedoen.
Gaan
wij
thans over tot die van
zijnenopvolger,
navooraf
kortelijk eenige
regels
aan dezen Vorst te hebben
toegewijd.
K arels oudstezooninleven
, Lodewijk, bijgenaamd
deVroome
(bij
deFranschen
de
zachtmoedige,
le
cleonnaire)
, volgde zijnen
vader
op
ten
jare
81 4
,
en
regeerde
26
jaren,
alzootot in840.
Hij
was
op
een
togt
van K arel denGroetennaar
Spanje
als
tweelingbroeder van den
vroeg gestorven
Lotharius in
Aquitani
(1 35)
geboren,
en
zijn
vader besloot hemindie
provincie
te laten
opvoeden,
althans
hemlater dantitel van
K oning
van
Aguz'tam'e& quot;
te doen
dragen. Hij
deed zulks
met
wijze, staatkundige, inzigten.
Nog geene
drie
jaren oud,
werd
Lodewijk
door Paus
Adriaan, zijns
vaders
vriend,
te Rome tot
K oning gezalfd
endaarnaweder naar
Aquitani terugge
bragt, zijnde hij
te Orleans, aanden
ingang
van
zijn Rijk, gewapend,
te
paard
gezet
en
zijn Rijk binnengeleid geworden.
K arel, gevoelende
wat er aan
zijne
eigen opvoeding
ontbroken
had, droeg
eene teedere
zorg
voor die van dezen
zoon,
doch
vergat daarbij
niet dat een
K oning (vooral
in die
dagen)
eenman
van
wapenen
moest
zijn. Lodewijk
werd dan ook een
voortreffelijk geoefend
krijgsman,
niet minder dan
zijn
vader. Ware
zijngeest
evensterk
geworden
als
zijnligchaam,
zoude het
geslacht
der
K arolingers
niet sedert hemreeds hebben
beginnen
te zinken. In785 door
zijn
vader
opontboden,
kwam
hij
met
Aqui
tanische
krijgsbenden
te Paderborn. De
strijd
met de Saksers was aan den
gang.
Van dezen
tijd ongeveer
af
dagteekent
de
wederkeerige
liefde tusschen
Lodewijk
ende
Saksers,
die toenoverwonnenwaren
geworden.
Die liefdeduurde
tot aan
Lodewijks dood;
hij
verzachtte vele harde
maatregelenzijns
vaders. Naar
Aquitaniteruggekeerd,
werd
hij
in 790 andermaal door
zijnen
vader
opontbo
den. In eene
groote vergadering
van Franken,
Saksers enFriezen
(Nederlan
ders) omgordde hij
hem.
plegtig
te
Regensburg
het zwaard.
Daarop
vertrok
K arel tot den
krijgstogt tegen
de
Avaren, terwijl Lodewijk
te
Regensburg bij
K oningin
Fastrade inmiddels de dienst van
beveiliging,
met de onder
zijn
bevel
staande
krijgslieden
,
bewees. In 791 deed
Lodewijk zijn
eersten
veldtogt tegen
Hertog
Grimoald
van Benevent.
Teruggekeerd, genoot hij
in
zijns
vaders na
bijheid
het
onderwijs
van den
voortre elijken
Alcuin. Misschienheeft dezeechter
zijnenkweekeling
te veel
toegegeven
indiens
neiging
tot een
bespiegelend
leven
,
iets wat eenenVorst, vooral van die
dagen,
minder
voegde.
Lodewijks
zwak karakter toonde zich reeds
vroeg
daarin,
dat
hij
alles
weg
gaf
wat
hij
bezat. Deze
zwakheid,
bij
hem1 eeds als kind
begonnen,
veroorzaakte
dat
hij
later in
Aquitani
de
K oninklijke goederen
aan de
groote
leenmannen
wegsehonk.
Hierdoor ontstonden
verwarringen,
aan welke K arel de
Groote, toen
hij
in 794
Lodewijk
weder vanzich
zond, eeneinde maakte door de
krachtige
(1 36)
maatregelen
van den ervaren raadsman
Meginar,
dien
hij
met hemzond.
In 795 huwde
Lodewijk Irmengard,
dochter van
den
Hertog Ingoram,
die
hem,
nog bij
t leven des
grootvaders K arel,
drie zonen schonk, Lotharius
Pepijn
en Lodewijk.
De
Aquitaansche K oning zorgde goed
voor de
opvoeding zijner geestelijkheid
en voor eene
juiste bediening
des
regts.
Met de Arabieren in
Spanje oorloogde
hij
inde marcaHspanica,
doch met afwisselend
geluk.
Zooveroverde
hij
in
808
Barcelona,
in 805 Navarre, maar in 808
belegerde hij
te
vergeefs Tortosa,
enleed
op
den
terugtogt
eene
nederlaag.
Van80981 2 moest
hij
eenstilstand
van
wapenen
in acht
nemen,
en in
laatstgenoemd jaar
sloot
hij
een duurza
men
vrede.

-
Deze
jaren
warende roemvolste
zijner regering.
In eenenkleineren
kring,
en in de kracht der
jeugd
wist
hij
veel
goeds
daar te
stellen, wat
hij
later in
grootereu kring
niet meer
vermogt.
Nadat
zijne
beide oudere broeders overleden
waren,
verviel de aanstaande
troonsopvolging _op
hem. Daarom
riep
K arel hemin 81 3 naar Aken
en liet
hemzich zelf de K eizerskroon
op
het hoofd
plaatsen.
Niet
lang
was
Lodewijk
weder in
Aquitani,
of in
Februarij
81 4 kwamde
tijding
van
zijns
vaders
overlijden
tot hem, en trok
hij
in
dertig dagen,
zeer
snel, wanneer men
de middelen van
gemeenschap
uit dien
tijd
in
aanmerking neemt,
weder
naar Aken.
In de toen
volgende
beslissende
dagen
bleek het
duidelijk
wat er voortaan
van Lodewijk
te wachten was. Indien er iets van dan
grooten geest zijns
va
ders in hem
overgegaan
ware,
dan zoude
hij, al_mogt hij
in
sommige opzig
ten anders denken
,
toch het
grootsche
denkbeeld van vasthouden aan de een
heid des
Rijks,
met alle kracht ook als het
zijne
hebben
aangenomen
endaardoor
de
K eizerlijke waardigheid
hebben
gehandhaafd.
Endaartoe stondenhemuiterst
bekwame
mannen,
eene erfenis
zijns vaders,
ter hand,
vooral de ervarene
Adelhard,
door K arel
tot.
Abt van Corbie in
Frankrijk
verheven; en Wala, een
uitstekend
krijgs-
en staatsman.
Hij
was door K arel tot
oppersten
Graaf in
Saksen
aangesteld.

Wanneer
Lodewijk
deze twee
groote
mannenaanzich verbonden
had,
die uit
(
1 37
)
eerbied voor den uitersten wil vanhunnenmeester
hem,
denzwakken
zoon,
huldigden, terwijl zij
liever het
Rijk
hadden zien
overgaan op
den
kraphtigen
neef Bernhard,
die
K oning
van Itali was.
Doch
Lodewijk
mistrouwde de brave raadslieden
zijns
vaders,
luisterende
naar
de
inblazingen zijner gemalin
Irmengard,
die meende dat
zij op
de hand van
Bernhard
waren,
en dit was de oorzaak van tallooze
rampen.
Inden
beginne, zoo
lang nog
het
geheel
vanK arels
inrigtingen
instandbleef
enhet
K eizerlijk
aanzien
nog
voortwerkte,
ging
alles
tamelijk goed, ja
ontwik
kelde
Lodewijk
meer
bedrijvigheid
dan men had
mogen
verwachten.
Tegen
Augustus
81 4 schreef
hij
te Akeneen
grootenRijksdag
uit enzond vertrouwde
mannen naar alle deelendes
Rijks
omderzelver toestand te onderzoeken. En
als deze hem
berigt gaven
van vele
onderdrukkingen
door Gravenen Leenman
nen
,
zoostelde
hij daarop dadelijk
orde ennam
maatregelen
voor de toekomst.
Gelijk zijn
vader
ontving
ook
hij
buitenlandsche
gezantschappen
en zond er
ook zelf. Dit alles
gaf
aanzienaan de
K eizerlijke magt.
Ook
zijne handelwijs
jegens
de Saksers deed hemde liefde van
dit deel
zijns Rijks
winnen.
In81 6
ontving Lodewijk
den nieuwenPaus
Stephanus IV, Leos
opvolger,
te
gast
in
zijnRijk, gelijk
ook
zijn
vader bezoeken vanPausen
ontvangen
had.
Met LeoIII was er s_edert Lodewijk
zonder diens
medewerking,
de
K eizerlijke
kroon van
zijn
vader
ontvangen
had, eenige spanning
ontstaan.
Stephanus
liet
echter
dadelijk
nazijne troonsbestijging
het Romeinsche volk deneed
vantrouw
aan den K eizer
zweren,
en
vaardigde
tevens een bevel
uit,
dat de keuze
van

eenPaus int
vervolg
slechts in eene
vergadering
van
Geestelijken,
denSenaat
en het volkvanRome,
doch de
wijding
des
gekozenen
slechts inde
tegenwoor
digheid
der
K eizerlijke gezanten
zoude
geschieden; dadelijk hierop spoedde hij
zich naar den K eizer.
Zeer
verblijd
door de welwillendheid des
Pausen, liet
Lodewijk
hemdoor
geestelijke
en
wereldlijke rijksambtenaren
inhalenenreed
hem, toen
hij
Reims
naderde,
duizend schredenverre te
gemoet, boog
zich driemaal voor hemneder
en
groette
hemmet de woorden: // Geloofd
zij bij,
die komt indennaamdes
Heeren.
Vroeger
was het anders
geweest.
Paus
Stephanus
III
boog
zich voor
Pepijn;
Leo omarmde
K arel den
Groeten;
thans
zag Stephanus
IV K eizer
1 8
(1 38)
Lodewijk
zich driemalen voor hem
buigen.
Ook
gelukte
het hemden
vroomen
K oning
te
overreden
dat
zijne
eerste
krooning
slechts eene
voorloopige geweest
was endat die door hem

deneersten
Bisschop
der Christenheid
,
herhaald moest
worden. En zulks
geschiedde
ook.
Op
den
eerstvolgenden zondag
verscheen
Lodewijk
met
zijne gemalin
voor denPaus indenDomte Reims, endeze
nam,
na
voorafgegane zalving,
twee
gouden
kroonen,
die
hij
uit Itali
medegebragt
had, enzette ze
op
beider hoofd. Met
K eizerlijke geschenken begiftigd
reisde
hij
daarnanaar Itali
terug, verheugd
van voor denRoomschen stoel eenenieu
we
zegepraal
te hebben behaald.

Noodlottig
was verder
Lodewijks
denkbeeldomhet
Rijk
onder
zijne
zonente
verdeelen

iets wat
hij
het eerst ten
jare
81 5
verwezenlijkte,
want vandat
oogen
blik af tot aan
zijn
dood in 840 leefde
hij
in voortdurende
oneenigheid,
het
zij
met
zijn
vollen neef
Bernhard,
het
zij
met
zijne
kinderen.

Lodewijks
oudste
zoon,
Lotharins, een
jongeling
van 1 8
jaren,
werd tot
K oning
van
Beijerenbenoemd;
de
tweede,
Pepijn,
tot
K oning
van
Aquitani.
De
aanstelling
vanLotharius in
Beijeren
was omeen waakzaam
oog
te houden
op zijnennabuur,
K oning Bernhard,
in
Itali,
dien
hij
steeds mistrouwde. De
jongste
zoon
, Lodewijk,
Was in 81 5
nog
te
jong,
de K eizerhield hem
bij
zich.
Het
instorten, ten
jare
81 7
,
der houten
gang,
die te Aken den Dommet
het
K eizerlijk paleis
verbond, een
ongeval, waarbij
onderscheidene
personen
van
s K eizers
gevolg omkwamen,
deed
de.
K eizerin
Innengard
en hare vrienden
ernstig
nadenken,
dat er
maatregelen
omtrent de
troonsopvolging
moesten
ge
nomen
worden
,
indiensoms den
K eizer eens iets
noodlottigs
overkwam. Daar
om
werd
op
eene weldra te Aken
bijeengeroepen volksvergadering bepaald
dat Lotharius,
met den titel van K eizer, rijksgenoot zijns
vaders, en dat
zijne
beide broeders
K oningen
zouden
zijn; Lodewijk,
van
Beijeren,
welk land
Lotharius afstond, Pepijn
van
Aquitani. Bij Beijeren
werdnu een deel van
Boheme,
Neder- Oostenrijk,
K arinthienNoord- Stiermarken
gevoegd.
De K o
ningen,
alsmede Bernhard
van Itali,
zouden den
jongen
K eizer evenzooonder
worpen zijn
als den ouden. Eens in het
jaar
zouden ze met
geschenken bij
Lotharius komen, enz. enz.

Men ziet het denkbeeld om


, bij
de
deeling
des
Rijks, volgens
de
wijze
der
(1 89)
Franken,
toch deszelfs eenheid te bewaren,
stond
op
den
voorgrond;
doch het
had thans
ongelukkige gevolgen.
Reeds
dadelijk
vertoonde zich de ontevredenheid
van Bernhard,
die wel
zijn
oom
had willen
gehoorzamen,
doch zich thans
beleedigd gevoelde
door aan
zijn
neef
ondergeschikt
te worden.
Opgeruid
door de hem
omringenden,
bezette
Bernhard in 81 7 de
pas
aande
Alpen. Lodewijk,
zulks zeer euvel
opnemende,
riep nog
inhet zelfde
jaar
eene heirvaart
op,
doch het
jaargetijde
was te verre
gevorderd
om
geweld
te
gebruiken.
Mennam
zijne toevlugt
tot list. Verrader
lijk
werd Bernhard naar Duitschland
genoodigd,
enomstreeks
Paschen
81 8ver
oordeeld en hemde
oogen
uitgestoken,
waarop hij
stierf.
Indien het waar is dat dit
gruwelstuk
het werk van
Irmengard geweest is,
dan
volgde zij
haar
slagto'er spoedig
inden
dood, want
zij
overleed reeds in
October des zelfden
jaars.

'
De
hovelingen deden
alle
mogelijke pogingen
omdan
diep
ter neder
geslagen
K eizer,
die zich van de wereld wilde
terugtrekken, teverstrooijen.
Het
gelukte
hun
eindelijk Lodewijk
tot een tweede
huwelijk
en wel met de
buitengewoon
schoone Judith over te halen. Deze werd,
door den uit haar
geboren
zoon
K arel,
de bron van een aantal nieuwe
rampen;
want
zij
wist
te bewerken-
teneinde aan dit haar kindookeendeel vanhet
Rijk
te
bezorgen
dat
Lodewijk
op
de
vroegere verdeeling terugkwam
iets
wat niet dan met de uiterste
moeije
lijkheden
en onheilen
gepaard
was. Omkort te
gaan,
in
829
ging Lodewijk
tot de nieuwe
verdeeling
over en verhief
zijnen
vierden zoonK arel tot
Hertog
van
Allemanni

zijnde
het land aanbeide
zijden
vanden
boven- Rijn,
met een
deel vanhet oude
K oningrijk Bourgondi.
Vandaar
hevige
onlusten.
Eindelijk
werd K eizerinJudith
gevankelijk weggevoerd, en,
onder
anderen, beschuldigd
dat
zij
denK eizer door drankenbehekst enbuiten
zijnverstand
gebragt
had.
Dit alles was het werk
vanhet
leger
van
Pepijn,
dat uit
Aquitani
was aan
gerukt,
maar toen K eizer Lotharius met het
zijne
aankwam,
werd de oude
K eizer tot
regeren
onbekwaamverklaard en aan
monniken overgeleverd, terwijl
zijne gemalin
in een klooster
gestoken
werd.
In deze
omstandigheden
ontwikkelde
Lodewijk
eene vastheid van karakter,
die men hemniet zoude
toegekend
hebben.
Hardnekkig weigerde hij
zich
1 8
*
(1 40)
verder aan den
geestelijken
stand te
wijden
en zich in een klooster te
begeven.

Hij riep
in stilte de
hulp
van
zijnen
zoon
Lodewijk
van
Beijerenin,
die dan
ook met een
goed toegerust leger
naar den
Rijksdag
kwam,
dien
Lodewijktegen
October 830 te
Nijmegen
beschreven
had, ten einde daar
mededeeling
te doen
van
zijn
besluit omtrent de
regering
des
Rijks. (Daar
zullen dus ook de Fran
kische Grooten uit het
tegenwoordige
Nederland verschenen
zijn.)
-
Hij
ver
ijdelde
alzoo de
plannen
der
zaamgezworenen en verzoende zich
eindelijk
met
denom
vergeving
biddendenLotharius. K arel de Grootes
gunsteling
en ver
trouwde,
zijn levensbeschrijver Eginhard,
die
tegenwoordig was,
heeft daar
voorzeker invloed
op gehad.

Inhet
volgende jaar
831 werden de
zaamgezworenenop
een
Rijksdag- te
Aken
veroordeeld,
doch Judith
vrijgesproken,
en daarna door den Paus van bare
geestelijke gelofte ontslagen.
Zij vergat
echter, tot
vorigen
staat
hersteld,
zich te
matigen
en
begon
weder
te
kuipen
tenbehoeve vankarenzoon K arel,
dien
zij gaarne
boven
zijne
half
broeders verheven zoude hebben
gezien. Zij
wist het
zoo ver te
brengen,
dat
haar
gemaal Aquitani
aan
Pepijn
ontnamenaanK arel
gaf. Pepijn,
als
ge
vangene
naar Trier
vervoerd,
wist echter onder
weg
te ontkomenen
daarna
zijne
broeders
tot
zijne hulp
te
roepen;
ook
riep hij
die invanPaus
Gregorius
IV,
die naar Duitschland
kwam, omde
verzoening
tusshendenvader en de zonen
te
beproeven;
het lachte dan Paus
toe, zoo
mogelijk
als
scheidsregter op
te
'
treden en daardoor
zijne geestelijke magt
te
vergrooten.
Lodewijk
rusttezich tot den
strijd tegenzijne
zonentoe; zijne
leenmannen
uit
noordelijk Frankrijk
en
noordelijk
Duitscbland
(dus
ook die uit het
tegen
woordig Nederland){begaven
zich met bunne
manschappenbij
hem.
Bij
Colmar
zoude het tot eentreen
gekomenzijn,
indien
,
door verraad
, Lodewijk
niet van
het meerendeel der
zijnen
verlaten ware
geworden
en
hij
daardoor in de
magt
zijner
zoons geraakte.
Deze scheiddenhem
spoedig
van
zijne gemalin,
die naar
Tortonaover de
Alpen
werd
gevoerd.
Hiernakeerdende
jongere
broeders naar
hunne landen
terug.
Lotharins namdenoudenK eizer met zich naar
Compiegne
en
stak
zijn
stiefbroeder K arel in het klooster van Pruim.
(1 41 )'
Hierop bragt
men
Lodewijk
op smadelijke wijze
zoo
ver,
dat
hij
zich zalven
voor de
Regering
onbekwaamverklaarde.
Doch het volk konzulks niet
verkroppen.
Aanhet
regtmatig gevoel
van
spijt
over het
gebeurde
gaven
vooral
zijne
zoons
Pepijn
en
Lodewijk
lucht. Weldra
zag
Lotharius zich van drie
zijdenbedreigd.
Alvorens naar het zuidende
wijk
te
nemen, bergaf hij
aan
zijn
vader en stief broeder de
vrijheid.
Ook
Pepijn,
de zoon van den
ongelukkian
Bernhard van Itali,
verheugde,
met
eenige
anderen
Lodewijk,
door hem
zijne gemalin
uit hare
gevangenis
te
Tortona
bevrijd,
naar Aken
terug
te voeren.
Eindelijk
verzoende
Lodewijk
zich niet
zijn
zoon Lotharius, die, zeer in het
naauw
gebragt,
beloofde,
zonder s vaders
verlof,
Itali niet meer te zullen
verlaten.
Dit alles had in 835
plaats. Lodewijk,
thans 51
jaren oud,
zoude eenen
gelukkigen
ouderdomhebbenkunnen
doorbrengen,
indienhet
ongeluk
hem
wij
zer
gemaakt
had,
doch de
vijf
laatste
jarenzijns onrustigen
levens zoudenweder
niet kalm
zijn. Hij
was niet bestand
tegen
de
kuiperijen
van
zijne gemalin
J
u
dith. Deze
begon
weder
op
nieuwe
deelingsplannen
tenbehoeve vanharenzoon
K arel bedacht te worden. Het
gelukte
haar in837. Toen
ontving
haar
lieveling
alle
noordelijke
deelen des
Rijks,
daaronder
begrepen Saksen,
bij
Mentz over
den
Rijngaande,
Verdun
,
Toul en
Parijs omvattende, en,
de Seine
volgende,
tot aan zee zich uitstrekkende.
In838 verklaarde
Lodewijk
den
jongen
K arel als weerbaar enzette hemeene
K oninklijke
kroon
op
het
hoofd,
welke de andere zonenniet
ontvangen
hadden.
Het verzet vanden
jongerenLodewijk,
die zich Saksenniet wilde latenont
nemen
,
leidde slechts daartoe,
dat
hij
zich met
Beijeren
alleen moest
vergenoe
gen,
en in 839 was de laatste
verdeeling
voor hem
nog nadeeliger. K oning
Pepijn
van
Aquitani
toch was in
hetvorige jaar gestorven,
enzonder acht te
slaan
op
diens twee
onmondige zonen,
werd het
geheele Rijk,
met
uitzondering
van
Beijeren,
in twee
groote
helften verdeeld. De
scheidingslijn liep
van de
Middellandsche zee af,
de Rhone
opgaande, over
het meer vanGenve
en het
Jura- gebergte
tot aan de Maas en
langs
deze tot in zee.
Lotharius, aan wien de keus
gelaten was,
namde
geheele oostelijke helft,
(1 42)
K arel de
westelijke;
voor
Lodewijk
bleef
enkelBeijeren
over. De
begimstiging
vanLotharius had daarinalleen haren
grond,
dat de K eizerinin hemeen be
schermer voor harenK arel
hoopte
te winnen, enLotharius beloofde ook
plegtig
hemte beschermen
,
jegens
wien
hij
ook,
als
doopgevader ,
de
pligten
vaneenen
geestelijken
vader moest vervullen.
Verbitterd over het hem
gedane onregt,
vatte
Lodewijk
de
wapenen tegen
zijnen
vader
op,
die zulks
insgelijks
deed. Doch het kwamvooreerst tot
geen
treffen tusschenbeide
legers, aangezienLodewijk
zich in
Aquitanibezig
moest
houden met een daar,
ten voordeele der onterfde zonen van
Pepijn, uitgebro
ken
opstand;
doch daarnadeed
Lodewijk zijnen
door ziekte
uitgeputten
vader
eenen
ernstigen oorlog
aan
,
die indenwinter van 839
op
40
gedurende eenen
krijgstogt
naar
Thuringen, op
een klein eiland in den
Rijn, bij Ingelheim,
overleed
(20 Junij 840,
in het (35
jaar zijns ouderdoms), nazeer verschrikt
te
zijn geworden
door eene
zonsverduistering,
aan
welke zelfs Vorsten in die
_
dagen
eenen
bovennatuurlijken
invloed
op
den menseh toeschreven.
De
geschiedenis
der
verwarringen gedurende
het leven van
Lodewijk
den
Vroomen leveren een
getrouw
beeld van den
tijd,
die
op
K arel den Grooten
volgde,
en daaruit wordt het
duidelijk,
hoe de
scheppingen
vandit
groot genie
zoosnel weder te niet konden
gaan. Aangezien
de krachten
,
die te voren
op
n doel
gerigt
waren en door n wil werden
aangedreven,
verlamd werden
en niet
op
elkander
werkten, wijl
het
middelpunt
ontbrak; aangezien
de
voor
treffelijkste mannen, dewijl
de zwakke Vorst het
overwigt
vanhunnen
geest
niet
verdragen
kon
, teruggestooten
en
middelmatige
menschenvan
beperkte
vermo
gens
tot de
leiding
der zaken
geroepen
werden, moest reeds daardoor het
alge
meen
welzijn
nadeel
lijden.
En
terwijl
nu vader en zonenen
broeders het on
der elkander oneens werden, ja
tot
vijandschap oversloegen
en met de
wapens
in de hand elkander
bestreden, en
terwijl
alle slechte roerselendes menschen:
eigenbaat, hebzucht,
eergierigheid, wraakzucht,
door de
partijhoofden
in bewe
_ ging gebragt werden, omhun
aanhang
zoo
groot mogelijk
te maken,
- -
zoo
moesten wel
godsdienst en
zedelijkheid
steeds
meer achteruitgaan,
de trouw
jegens
de
voorvaderlijke
beheerschers verzwakt
worden,
de wettenhare kracht
verliezen;
het voordeel beheerschte van nu af de
handelingen
der mensehen.
(1 43 ).
Het zal niemand verwonderen
,
dat de leenmannen in het Frankische
Rijk
steeds
overmoediger werden,
hunne
magt
tenkoste der
K oninklijke waardigheid
zoowel als van de
algemeene vrijheid vergrootten,
endat reeds nu de
grond
voor
die
heerschappij
vanvelen
gelegd
werd,
die zich in de latere
geschiedenis
van
Nederland, Duitschland,
Italien
Frankrijk vertoond
heeft. K eizer
Lodewijk
zond wel
nog, op
het voorbeeld
zijns vaders, Zendgraven
door
zijnRijk,
om
het
opzigt
over het bestuur der Grooten te houden,
doch
zij genoten weinig
aanzien, dewijl
de K eizer het zelf niet had. Ook liet
Lodewijk
den
stelregel
zijns
vaders, omniet meer dannambt aann
persoon,
het
zij geestelijk
of
wereldlijk,
toe te
vertrouwen, varen. Daar
zijne
zonen
zijn
voorbeeld
volgden,
namdit kwaad hand over hand
toe,
tot verderf der nheid des
Rijks.
Lodewijk
deed veel tot
verbetering
van het
onderwijs
der
geestelijkheid. Zijn
uitvoerig
bevelschrift
daaromtrent, ten
jare
81 4 te Aken
gegeven, getuigt
ook
van
zijnen regt
vroomen zin. Doch het
onderwijs
der
leeken,
door den
grooten
K arel zoozeer
behartigd,
verwaarloosde
hij
tot
oneindige
schade der toekomst.
Steeds der
geestelijkheid
te veel
genegen,
schafte
hij
het
beroep
van
Bisschoppen
en
Synodenop
denK eizer af. Zeer
op
al wat heidensch was
gebeten,
is
hij
voornamelijk
de oorzaak
geweest
dat de
voorvaderlijke liederen,
door K arel ver
zameld, voor de
nakomelingschap
verloren
zijn gegaan.
Groote verdiensten had
Lodewijk
omtrent de
uitbreiding
des Ohristendoms
door het stichtenvan de
Abdij
van
Corvey
en de
oprigting
van het Aartsbis
dom
Hamburg,
waardoor de
kerstening
van Scandinavie werd voorbereid. De
beroemde
Ansgar
was de eerste die den
Hamburgschen
zetel beklom.
Hij
was
harei
waardig,
enzoooefende Duitschland van dien
tijd
af aaneene
kerkelijke
heerschappij
over het Noorden.

Gaan
wij
thans over tot het beschouwender muntenvandezenVorst.
Is er van K arel den
Grooten, naar het
schijnt,
slechts eene enkele
gouden
munt
overgebleven;
van
zijnen
zoon en
opvolger
komener vele
voor,
dochalleen
zeer ruwesolidi of sols
dor;
sommigen
meenendat
zij geene
munt zouden
geweest zijn.
Wij
beeldener vier verschillende
exemplaren
vanaf
op
Pl. XIII onder N& quot; 1 4.
Zij
hebben alle
op
de vz. de ruwe
voorstelling
van een naar de
regterzijde
gekeerd,
met
eenen band of diadeem
omgeven,
borstbeeld, waaromeen
_(1 44)
omschrift,
dat inde ruwheid vandanvormder letters niet onderdoet voor die
der
afbeelding
van het
Vorstelijk
hoofd,
in welk
laatste, onder
anderen,
het
nog
slechts door een
bolletje
is
aangeduid.
Blijkbaar
verstond de
graveur
vanhet omschrift het lezen
niet;
of moet
hij,
die hemdat omschrift ter
gravure
in dan
stempel overhandigde,
een uiterst
onkundig
mensch
geweest zijn.
Op
de vz. van N 1
staat,
of althans
schijnt
te staan:
IHDVVOINVX'ZIVV
Op
die van N 2:
IIIIVIM JOIIIIAVC
Op
die van
N 8:

DIHIILVOHVH
en van N 4:
IIIIVVDOIIIIIAVG
Alles voor: Hludovvicus
imp. aug.
d. i.
Chlodwig, Lodwig, Lodewijk,
de door
luehtige
K eizer.
Op
dekz. ziet meneen
K arolingisch
kruis binneneen
parelcirkel ,
welkecirkel
op
N 3 zeer
onduidelijk
is
aangewezen.
Tusschendebeenenvanhet kruis vertoonen
zich
op
N 2
driehoekige
sieraden.
Op
de andere munten ontbrekendeze.
Zijn
de omschriften
op
de vz. inde
hoogste
mate
onduidelijk
enzeer
moeijelijk
uit te
leggen,
die der kz.
zijn nog
veel
onduidelijker
enbarbaarscher.
Ten
gevolge
van
bij
LEBLANC en comaaousn
afgebeelde duidelijkeexemplaren
blijkt
het dat er bedoeld is te
plaatsen:
mzmuaaz'v2'num,
d. i. het
goddelijk ge
schenk,
met het
oog op
het
kruis,
dat zich binnen den
parelcirkel
bevindt.
N
1 , waarvan ons eene
naauwkeurige teekening
door
wijlen
den
ijverigen
HaarlemsehenNumismaticus K .
K AAN, naar een zich in
zijne Verzameling
be
vindend
exemplaar
werd
medegedeeld, weegt
4,4
w.
N
2,
in het bezit van den Heer BLOEMBEGEN ssnrnte Leeuwaarden,
weegt
mede
4,4 w.
N
3,
inonze
Verzameling (indertijd
in Drenthe
gevonden
en ons
afgestaan
door onzen
ambtgenoot,
den
Hoogleeraar
J. maar nu LAFAILLE te
Groningen),
weegt 4,45 w.

(1 45)
N'4, in het
K oninklijk K abinet te s
Gravenhage, weegt
4,35 w.
Nahet
graveren
onzer Platen is het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
mede in het bezit van eenen
Solidus als voren
gekomen,
dien
wij op
de
Suppler,nentplaat
XXI
,
onder N
1 1 ,
hebbenlatenafbeelden. Het
exemplaar
is, gelijk
de zoo even beschrevene, van barbaarsche
type,
ende omschriften
zijn
even
onduidelijk
als die der vier
voorgaande exemplaren.
G.
Weegt 4,5 w.
N 5
,
de eerste der door ons
afgebeelde
zilverenmunten
,
heeft eenvoor deze
soort van muntenin dien
tijd
zeer
grooten middellijn.

Op
de vz.
bevindt zich een
K arolingisch
kruis met vier
bolletjes
tusschen de
beenen,
alles binneneenen
parelcirkel.
Het omschrift is:
1
LVDOVVICVS REX
en is weder door een
parelcirkel omgeven. _
Toen deze te OdoorninDrenthe
opgegravene
munt aan ons vertoond
werd,
waren
wij juist bezig
met de
teekeningen
en munten voor Pl. XIII
aan den
Lithograaph
ter hand te stellen en
nog
even inde
gelegenheid
haar te latenaf
beelden.
Wij schijnen
niet
gelet
te hebben
op
het ontbreken der
adspirate
HLV en
op
dentitel REXachter s Vorsten
naam;
thans
blijkt
het ons dat. de
munt niet in dit werk te huis
behoort.
N 6 is een denier te
Wijk bij
Duurstede
geslagen
en wel in den
tijd
toen
deze beroemde
plaats
reeds veel te
lijden
had
van de invallen der barbaarsche
Noormannen,
die haar
herhaaldelijk uitgeplunderd
en verbrand hebben.
Op
de vz. ziet men s K eizers
regtsgekeerd
enmet eendiadeemversierd borst
beeld,
in den
krijgsmantel.
Omschrift:
HLVDOVVICVS IMPAVG
een
opschrift
dat
geene
verdere
verklaring
behoeft.
Op
de kz. vertoont zich een ruw
afgebeeld vaartuig,
enwel,
blijkens
het zich
op
den
top
der mast bevindend
kruis, een
Christelijkvaartuig,
met het omschrit't:
DORESTATVS.
-
Menziet alzoodat de ruwe
scheepshamer,
die
op
de muntenvan K arel den
Grooten het toen
geheetene
Dorestadoof Dorstad als
havenplaats aanduidde,
thans door een
geheel vaartuig vervangen
is
geworden.
'
1 9
(1 46)
Z.
Weegt 1 ,55 w. in een
bijzonder goed
bewaard
exemplaar
vanhet K onink
lijk Penningkabinet;
iets minder
weegt
een ditoin het K abinet der Leidsche
Hoogeschool, indertijd
te
Wijk bij
Duurstede zelve
opgegraven,
en
eveneens
eenderde,
mede van daar
afkomstig,
inhet zelfde
K abinet; eindelijk
een dito
in de
Verzameling
van den
Schrijver.
N
7, eene
dergelijke munt,
doch vananderen
stempel,
heeft dezelfde af
beeldingen
en
ongeveer
de zelfde omschriften
op
voor- en
keerzijde.
De letters
zijn
echter van anderen vormen het
opschrift op
de vz.
eindigt
inAV.
Z.
Weegt
1 ,85 w. inhet
K oninklijk K abinet, en 1 ,7 w. indat
vandenHeer
BEELAER'I'S te
Schipluiden.

Onder N 1 2
geven wij
op
onze
Supplementplaat
XXI de
afbeelding
vaneen
cenigzins afwijkend exemplaar,
dat zich sedert
eenigen tijd
inhet Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
bevindt. Het is
blijkbaar
het
product
vaneenenanderen
graveur,
zooals te zien is aan denvormvanhet
hoofdje
en
vanhet
scheepje.
De omschriftenverschillenalleen in de
plaatsing
der letters.
Z.
Weegt 1 ,1 w.
N 8 heeft
op
de
vz.,
binnen een
parelrand,
een
K arolingisch kruis, met
vier
bolletjes
tusschen
de. beenen. Het omschrift luidt:
& gt; X
HLVPOVV1 CVS IMP
(men
ziet de P voor eene D).
Op
de kz. vertoont zich weder een
Christenkerkje,
voorzienvande twee krui
sen. Onder hetzelve ziet mende letter
S, waarvan
wij
met
geene
zekerheid de
beteekenis kunnen
opgeven,
zelfs niet
gissen.
Zoude het de naamdes Munt
meesters of van
de
muntplaats zijn?
Het omschrift is thans:
XPISTIANARELGIO.
Menziet de fout
Relgz'o
voor
Relzjqz'o, waarschijnlijk
daaraan haren
oorsprong
hebbende,
dat de
graveur
of
stempelsnijder,
in ANAzich van te veel ruimte
meester
gemaakt
hebbende, aanhet einde
plaats
te kort kwam.
Nu, mennam
het indie
dagen
zoonaauwniet met de
juistheid
inde omschriftender
munten,
zoo
als
wij
zelfs later inGelderland vinden; Monetade Aememensis enzoovele
andere fouten.

Z.
Weegt
1 ,6 w. enwerd door ons
indertijd geteekend
uit de
Verzameling
van
den Heer aanrooar.
(1 47)

N 9 is eene dito
munt,
met
grooter
kruis binnen den
parelcirkel
op
de
vz.
Inhet omschrift staat in
den
aanvang
eene M inde
plaats
van eene H.
Op
de kz. ziet men thans
geene
losse letter onder het
Christelijke kerkje.
Het
omschrift heeft
thans,
zonder
fout, RELIGIO.
Z.
Weegt
1 ,6 w. in de
Verzameling
van den
Schrijver.
N 1 0 heeft
op
de vz.
een,
in
vergelijking
van die
op
N

8 en 9,
buitenge
woon klein
kruisje
binnen dan
parelcirkel op
de vz. De letters hebbenweder
eenen
afwijkenden
vorm.
Omtrent de kz.
geldt
de zelfde
opmerking.
Z.
Weegt 1 ,1 w. enbevindt zich inde
Verzameling
vanden
Schrijver.
N 1 1 nadert weder meer tot de
type
van N 8
,
doch heeft
geene
losse letter
onder de
afbeelding
vanhet
Ohristenkerkje.
Ook
geene
fout inhet woord
Rel:lyo.
Z.
Weegt 1 ,6 w. enberust in het K abinet der Leidschc
Hoogeschool.
N 1 2 is
blijkbaar
het werk vaneenenmeer bekwamen
stempelsnijder;
zoowel
de
gravure
vanhet kruis
op
de
vz. als vanhet
kerkje op
de kz.
, gelijk
ook de
vormder
letters,
zijn
veel
fraaijer
dan
op
de N
5
81 1 .

Op
de kz.
loopt
het kruis in veel breedere
punten
uit. De kolommen
vanhet
kerkje
op
de kz.
zijn
zoowel aan de boven- als
aan
de
benedenzijde
met rond
uitloopende kapiteelen
en voetstukken
voorzien.
Z.
Weegt 1 ,3 w. en bevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
N
1 3, van eene
type
die het meest heeft vandie
op
N 1 0 en 1 1
vertoont
ons tusschen de twee letters V
(uit welker zamenvoeging
later de letter W ont
staan
is) twee
bovenelkander
geplaatste punten, waarschijnlijk
met een
bepaald
doel
door den muntmeester alzoo aan den
stempelsnijder
verordcnd, en dus
behoorende tot de
dusgenaamde pointe
secrtc.
Op
de kz. is het
kruisje
inhet middenvan
het tempeltje
vanzeer kleinen
vorm.
Z. Weegt 1 ,7 w. (dus een verschil van0,4 wigtje
met de N 1 2 envan
niet
minder dan
0,6 w. met de N
1 0)
en berust in het K abinet der Leidschc
Hoogeschool.
N 1 4 is het werk vaneenen
tamelijk
onbekwamen
graveur. Op
de vz. toch
vergat hij
de
bolletjes tusschen
de beenenvanhet kruis en is er
reeds dadelijk
in de tweede letter vanhet omschrift eene fout
op
te merken. Er staat eene I

1 9*

(1 48)
in de
plaats
vaneene L;
verder is de
daarop volgende
letter D
geheel
misvormd
en
zij,
even als de
O,
veel te klein van
gedaante,
vooral wanneer men
op
de
volgende
V let. - Wat het
opschrift op
de kz.
betreft,
ook dit is zeer
ongelijk
in de
grootte
der
letters; men zie b. v. de twee
As;
verder staat er weder
RELGIOin de
plaats
van RELIGIO.
Z.
Weegt 1 ,5 w. in het K abinetder Leidsche
Hoogeschool.
N 1 5 is weder van eenen
geheel
anderen
stempel.
Tot dus verre kwamen
ons alleen vier
bolletjes
tusschende beenenvan het
kruisje voor,
dochthans ziet
men er tusschende twee
regter
bovenbeenenin
plaats
van ndrie
(waarschijn
lijkpozuls secrts);
de S vanhet woord H/uaowz'cus staat verkeerd en s K eizers
verkorte titel is thans Imin
plaats
vantot dus verre
Imp.
Het
kerkje
op
dekz. is
kleiner dan
op
de
vorige
munten;
de S inXPISTIANAstaat verkeerd, enook
hier vindt men weder de fout RELGIO voor RELIGIO.
Z.
Weegt 1 ,3 w. en bevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
OnderN 1 6 deelen
wij nogmaals
een verschillende denier of denarius
mede,
hebbende
op
de vz.
een.weinig gevoet,
ruwkruis binnen den
parelcirkel. Op
de kz. merke men den
afwijkenden vormder letters van het
omschrift,
alsmede
de fout RELGIO voor numero
op.
Z.
Weegt 1 ,3 w. in de
Verzameling
der Leidsche
Hoogeschool.
Eindelijk geven wij op
onze
Supplementplaat XXI,
onder N
1 3,
nog
eene
afbeelding
vaneen
afwijkend exemplaar
dezer muntsoort in Drenthe
gevonden.
In het omschrift
namelijk
der vz. is de titel des K eizers in
plaats
vanIMP,
gesteld MIP, natuurlijk
door onkunde des
graveurs.
Z.
Weegt 1 ,5 w. en bevindt zich in de
Verzameling
van Jhr. noorr van
1 DDEK INGE
op
den Huize Vennebroek te Eelde
bij
Assen.
Wij gaan
over tot de
beschrijving
der obolenof halve deniers vandezenK eizer.
N 1 7, eene dusdanige munt,
heeft zoowel
op
de voor- als
op
de
keerzijde
de zelfde
typen
als de deniers. Ook het omschrift der
voorzijde
verschilt
niet;
dat
op
de kz. is alleen aan het einde
verkort,
te weten name voor numero.
Z.
Weegt 0,65 w.
inhet Academisch K abinet te Leidenen komt dus
onge
veer overeen
met de helft van het
gewigt
der deniers.
N 1 8 heeft tot omschrift
op
de vz.:
(1 49i
& gt; {& lt;
HIVDOVVICVLI
Op
de kz. ziet menthans
geenkerkje,
maar wederomeen
K arolingisch kruis,
thans zonder
bolletjes
tusschende beenen
,
binneneen
parelcirkel.
Het omschrift
is in
omgekeerde rigting der
letters, wanneer men het
kruisje mederekent,
dat
anders
bij
het omschrift niet in
aanmerking pleegt genomen
te worden:
XPISTIANARE.
Z.
Weegt 0,65 w. en werd door ons
indertijd geteekend
uit de
Verzameling
van den Heer J. K . aanrooar te Utrecht.
N 1 9 heeft
op
voor- en
keerzijden
de zelfde
type
als de zooeven beschre
vene;
alleen is
de
vormvan het eenenander
jner.
Het omschrift der kz. is:
& gt; {
ORIU1 TIAIIARI.
Z.
Weegt 0,6 w. en werd ons
indertijd
in
teekening
door
wijlen
den Heer
K AAN te Haarlemuit
zijne Verzameling medegedeeld.
N 20
(op
P1 .
XIV)
is een denier,
hebbende zoowel
op
de voor- als
op
de
keerzijde
een
K arolingisch
kruis binneneen
parelcirkel,
zonder
bolletjes
tusschen
de beenen. Het omschrift der vz. is:
& gt; I& lt;
HLVDOVVICVS IMP
dat
op
de kz. luidt weder:
& gt; {& lt;
XPISTIANARELIGIO.
Wij
ontleenden
de afbeelding
dezer munt aan eomanosn, Cola!qque
des
lomzoyes
Nalz'onaleade
Frrznce,
Pl. 1 71
,
N 5.

De
volgende
munten
,
N 21 26
, zijnalle,
blijkens
het
opschrift op
de kz.

te
Wijk bij
Duurstede
geslagen. Zij
hebben alle
op
de vz. het
K arolingisch
kruis binnen eenen
parelcirkel;
echter met
uitzondering
vande N
23,
die er
twee in
tegenover
elkander staande
rigting
telt,
zonder
bolletjes
tusschende
beenen. Het omschrift is steeds:
& gt; {
HLVDOVVICVS IMF.
Alleen
op
N 25 ontbreekt het
verbindingshaaltje
tusschende twee beenen van
de eerste letter en is de S misteekend.
Op
de kz. leest menalleenin meer of minder ruwe letters:
DOR
ESTA .
TVS.
(1 50)
Terwijl
zich
op
N 21
,
23,
24 en 25,
tusschende letters S
en T of
juist
in het middenvan het veld der
munt,
n
bolletje vertoont,
wordener
op
N 22
te dier
plaatse
drie
(pointe
secre'ta
?) gevonden
en het
bolletje
ontbreekt
geheel
op
N 26.
N 21
woog
1 ,5 w. inde
Verzameling
van
wijlendenHeer K AAN,
en1 ,1 w.
in die van
Schrijver
dezes
(te Wijk bij
Duurstede
gevonden).
N
22,
mede
te Wijk gevonden, weegt
1 ,7 w.
in de Verzameling van
dan
.
Schrijver.

N
23, een
exemplaar
dat mede te
Wijk gevonden werd
en door
langdurig
in
het
water
liggen
zeer
afgesleten
is,
weegt
1 ,1 w. in de
Verzameling van
den
Schrijver.
N 24
,
waarbij nog opgemerkt
moet wordendat vr de
letters
vandentwee
den
regel
zich eene
guur,
naar het
schijnt
een
scheepshaak vertoont,

weegt
1 ,5
w.inde
Verzameling
van
Schrijver
dezes
(te Wijk bij Duurstede gevonden).
N 25,
inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool,
mede te
Wijk bij
Duur
stede
gevonden weegt
slechts
0,9 w. enis door het water zeer
uitgebeten.
N 26

eindelijk,
die minder door het
water geleden
heeft en mede te
Wijk
bij
Duurstede
gevondenis,
weegt
1 ,1 w. enbevindt zich in het K abinet der
Leidsche
Hoogeschool.
N 27
,
eenobool,
is
door
ons uit
hetmeermalenaangehaalde
werk
van
com
rmonsr:
overgenomen,
omdat het
muntje waarschijnlijk
aan
geenebepaaldeplaats
toegekend
kan
worden,
hebbende
op
de vz. een
K arolingisch
kruis
(niet
binnen
een
parelcirkel), omringd
door:
%
HLVDOVVICVS IH
en
op
de kz. twee aanbeeldenof
muntstempels,
nevens welke
een
munthamer.
Het omschrift is:
METALLVH
d. i.
Mijnwerk.
Welk
mijnwerk
er bedoeld
is, blijkt
niet.
Duidelijker sprak
N 35
,
onder
de munten van K arel den
Grooten,
waarop
menMetallaGermam'ca,
de Duit
sch8
mijnwerken,
leest.
Onder N 28
gevenwij
eendenarius van onzenVorst,
wier
type
veel
gelijkt
naar de
waarschijnlijk
in
Itali,
of
althans
door
Italiaansche
kunstenaars vervaar
(1 51 )
digde, dergelijke
muntenvan K arel den
Groeten,
die
wij
bovenonder N 36
38
op
P1 . XII
medegedeeld
hebben.
Op
de vz. toch ziet mens K eizrs
regtsgekeerd
borstbeeld met denlauwerkrans
getooid
en in den
krijgsmantel.
Het omschrift luidt;
HLVDOVVICVS IMPAVG
.
Op
de kz. ziet menhet
Christenkerkje
met het omschrift:
XPISTIANARELIGIO
Wij
ontleenden de
afbeelding
aan carrns Deutsc/zlcnde K az'semnzen des
Mttelalters,
Pl.
XXI,
N 222.
Onder N 29
geven wij
de
afbeelding
vaneenen denier,
die
op
de
vz. binnen
een
parelcirkel
een
K arolingisch
kruis
vertoont,
dat inbreede
puntenuitloopt,
geene bolletjes
tusschende beenenheeft en
omringd
is door het omschrift:
& gt; {& lt;
HLVDOVVICVS INP
Op
de kz. ziet men binnen eenen
parelcirkel
het ruwe
omschrift!
PALA
TINANO
NEIA
d. i. Palatinamoneta. Men zal
opmerken
dat de M enN indit
opschrift
door
denzelfden lettervormworden
aangeduid, terwijl
de derde A zeer misvormd is
ende T door eene I wordt
uitgedrukt.
Palatz'namonela beteekent: munt in het
K eizerlijk paleis geslagen.
Het is
toch van elders bekend,
dat de K eizers den
eenvoudigen
munttoestel soms in
hun
paleis bezigden, terwijl
ze ook inden
krijg
dikwerf munttoestel enmunt
meesters met zich voerden.

De
tegenwoordige munt,
die inFriesland
gevonden
werd en zich inde Ver
zameling
vandenHeer anonmnnaennsanrnteLeeuwarden
bevindt,
is misschien
wel te
Nijmegengeslagengeworden
,
waar
het bekend is dat K arel deGrooteeen
paleis
bezat,
dat later het
Val/cenkof geheeten
en
,
aandenoever der Waal
gelegen,
eerst in de laatste
jaren
der
vorige
eeuw
gesloopt,
met
uitzondering
van twee
kapellen,
die
zich
nog
inde
wandeling
of
wandelplaats,
thans
nog
het
Valkhof
geheeten,
aan den vriend van de
overblijfselen
der middeleeuwen vertoonen.
Z.
Weegt 1 ,6 w.
N

30, eene
dergelijke
munt, doch
van'fraaijer
enbeter
stempel,
heeft
op
de
(1 52)
vz. binnenden
par_elcirkel
een
kruisje,
dat invorm
weinig afwijkt
vandie welke
ons
vroeger
inzeer
groote menigte zijnvoorgekomen.
s K eizers titel wordt thans
door IMP
uitgedrukt,
en
op
de kz. is het omschrift thans
juister geplaatst=
PALA
TINAMO
NETA.
Z.
Weegt 1 ,8 w.,
werd mede inFriesland
gevonden,
enbevindt zich in de
Verzameling
des voornoemden Heers.
'
Ook deze munt zal
waarschijnlijk
te
Nijmegengeslagenzijngeworden.
Deze
stad toch wordt
op
de munten van
K arel
denGrootenevenminvermeld als
zijn
geliefd
Aken.
Wij
houdendaaromde
gissing
van
eenige
Numismatici
voor
zeer
gegrond,
die meenen dat de munten met Palatz'namonetain
laatstgenoemde
stad zouden kunnen
geslagen zijn,
mits menniet ontkenne dat
dusdanige
ook
binnen
Nijmegen zijn vervaardigd geworden.
Nadat
Lodewijk
de Vroome ten
jare
840 het
tijdelijke
met het
eeuwige
ver
wisseld
had,
kwamzijn
zoonLotharius I aan het bestuur dezer landen. Deze
leefde voortdurend in
openbarenoorlog
met
zijne
broeders:
Lodewijk,
naderhand
bijgenaamd
de
Duzlac/eer, en K arel,
later
geheeten
de K ale. Na den vrees
selijkenslag bij Fontenaille,
die door de overwinnende der beide
partijen
als een
Godsoordeel beschouwd
werd,
besloot mentot eene nieuwe
verd_eeling
vanhet
Rijk,
die echter met vele
moeijelijkhedengepaard ging. Eindelijk
werd men
het
eens en het
vdeelingsverdrag
werd in
Augustus
843
bij
Verdun onder den
blootenhemel
plegtig bezworen,
waarschijnlijk
onder
eenen
geregts- eik.
Zulks
gaf eenige verademing.
'
Er was echter veel
voorafgegaan
dat de kracht des
Rijks
al meer enmeer
ge
schokt en verbroken had en wel
voornamelijk
door de schuld van Lotharius.
In den
strijd
met K arel den Grooten hadden zich de
Edelingen
of
adelijke
Grooten des Duitschen lands
achtereenvolgens
aan de Franken
aangesloten
en
warendoor den
K oning
met
goederen
en
waardigheden
beloond
geworden;
doch
het
geringe
volk had den
strijd
zoo
lang mogelijk voortgezet
enwas daarvoor met
het verlies van
vele
regten gestraft geworden,
vooral
met
dat vanhet
vrije
erf
regt.
Het
ergst
was
het echter met de
liten,
leuten of
hoorigen gegaan.
Nadat echter de
Edelingen
tot Gravenen
Voogden
verhevenwarengeworden
(1 53)
en
zij
van de Frankische leenmannen
geheel
de trots vandenleenadel haddenover
genomen,
die ieder klein
achtte,
welke niet in s
K onings
dienst
was,
hadden
zij
de litenals
lijfeigenen
behandeld, en er was een
overgroote
haat tusschende liten
en
vrijen
aande eene ende
Edeliugen
aan de andere
zijde ingeworteld geraakt.
Nu had
Lodewijk hierop zijn plan
tot verderf
zijner
broeders
gebouwd
enver
klaard dat de
Edelingen
die de
partij
van
zijnen
broeder
Lodewijk
hadden
begunstigd,
hunne
goederen
verbeurd
hadden; aan de liten
gaf hij
volkomene
vrijheid
en stelde de
verordeningen
van
zijn grootvader
buiten
werking.
Het
volk moest
gelooven
dat de oude
vrijheid, gelijk
die ten
tijde
des heidendoms
bestaan had,
zoude
terugkeeren.
Er ontstond een
groote opstand
en uit deze
een verbond,
dat zich dennaamvandat der
Stellinja
of
Stellingen (herstellers
der oude
regten) gaf;
het was de eerste
boerenkrijg
in
Duitschland,
die
tegen
de
verdrukking
vandenleenadel
gevoerd
is
geworden, gelijk
die inlatere eeu
wenweder
plaats
had. Maar in de 9
eeuw,
evenals in de 1 5e en 1 6,
bleek
het dat de
menigte,
wanneer
zij
voor haar
regt
de
wapenen
in de hand
neemt,
zeer
spoedig
alle maat verliest en over de
grenzen
van dat
regt voortgestuwd
wordt._
De mensch kan in
zijne eigen
zaak niet te
gelijk aanklager
en
regter
zijn. Zij
verdreven de Hoeren,
die over hen
gesteld
waren
geworden, en,
zich
herinnerende,
dat te
gelijk
met de
heerschappij
der
Franken,
hunhet Christen
domende tienden
gebragt waren,
verschoonden
zij
ook de kerkenen
priesters
niet. Door
geheel
Duitschland, en dus ook door het
grootste
deel vanNeder
land,
ontstond bezorgdheid,
dat het voorbeeld der Saksers de
gemeene
lieden
en
hoorigen
in het
geheele Rijk
zoude doen
opstaan.
Doch omdit alles bekreunde zich de trouwelooze Lotharius niet.
Toennu eindelijk, gelijk wij
boven reeds
zeiden,
de nieuwe
Rijksverdeeling
tot stand was
gekomen, verkreeg hij,
behalve
Itali,
de
uitgestrekte.streek
lands,
die
langs
den
Rijnloopt,
tot aandenmondvandenWezer aande Noord
zee,
alzoo
langs geheel
Duitschland
voortloopt,
en aan de andere
zijde
van de
landenvan K arel den
K alen,
door de
Rhone, Saone,
de Maas en de Schelde

gescheiden
wordt,
zoodat ook Walls en Waadland van Zwitserland,
het zuid
oostelijke Frankrijk,
de Elsas en de strekenvan Moezel,
Maas enSchelde, even
als de monden van de
Rijn
en de
Eems, tot
zijn Rijk
behoorden.
20
(1 54)
Het bevatte de beide
K eizerlijke
stedenRome enAken
,
enalzoo
bestendigde
zich in dit
Rijk nog
steeds het denkbeeld vanhet
K eizerrijk,
dat de nheid
des
Rijke
van K arel den
Grooten
zoude bewaren.
Deze verdeeling van het
groote, heerlijke Rijk
kwamaandoordenkende
tijdge
nootenals een
ongeluk
voor. De bewoners der beide oevers vanden
Rijn,
dietot
dus verre door taal en souverein
op
het naauwst verbonden
waren,
behoorden
van nu
af tot twee verschillende Rijken;
de Friezen
daarentegen
aande Noordzee
,
waren
met de bewoners van Beneden- Itali onder hetzelfde
gebied gebragt.
Menkan
begrijpen,
dat er indeze
tden
van
groote verwarring weinig
orde
in het muntwezen bestond.
Wij
hebben dan ook in onze
nasporingengeene
nieuwe
muntverordeningen
uit die
dagen
kunnen
ontdekken, en
spoeden
ons
dus omde door ons
gevondene
muntente
beschrijven,
die
waarschijnlijk op
den
ouden
voet, doch, bij
het verval der
kunst,
veel ruwer dan de
vroegere ge
slagen zijn geworden;
de schranderheid toch van den
grooten
K arel,
die zoo
veel orde en kunstzinhad doen
geboren
worden
,
was
geweken. Zijn lieveling
Eginhard,
die
nog
eenmaal in dan
stormachtigen
nacht te
Nijmegen,
waarin
Lotharius in 830 zich met
zijn
vader
Lodewijk
denVroomenverzoendhad, eene
laatste
gewigtige
dienst aanhet
groote Rijk
had
bewezen, en zooveel invloed
ook
op
de kunsten had
uitgeoefend, was,
nazich uit het
openbare
leven
terug
getrokken
te hebben
,
in 844 overleden te
Selingestadt (de plaats
der
zaligen,
de vele
overblijfselen
van
Heiligen,
die de vroomc maner verzameld
had)
,
vroe
ger
Mulinheim
geheeten.
De eerste munt, een denarius van
grootenvorm,
welken
wij tijdens
het
rang
schikken
der
munten voor deze Plaat aandezenVorst meendente
mogen
toe
schrijven,
omdat ze in ons vaderland,
en wel in de Provincie
Groningen,
is
gevondengeworden,
heeft
op
de vz. een
K arolingisch kruis, gecantonneerd
door
vier
bolletjes
binnen een
parelcirkel.
Het omschrift S
J& lt;
AREPISVHATOI.
Op
de kz. ziet men een
Christenkerkje omgeven
door:
XNSTIANAIEIMNO.
Z.
Weegt
1 ,3 w. en bevindt zich inde
Verzameling
van Professor J. maar
naLA FAILLE te
Groningen.
(1 55)
Thans,
bij
het stellen vanonzentekst, zeer
geruimentijd
na het
verzorgen
der Platen
(wij
hielden ons toen met den tekst onzer Munten de& quot; Leenen
Brband en
Limbwrg onledig),
meenen
wij
dat de munt ten
onregte
door ons
aan K eizer Lotharius is
toegekend geworden
en dat het veeleer eene munt is
van
eenigen
Duitschen
Aartsbisschop.
Het AREPIStoch vanhet omschrift der
vz.
schijnt
eene
verbastering
van
Archiq; scopus
te
zijn.
Verder moeten
wij
be
kennenmet het
overige
van het omschrift
verlegen
te
zijn.
Men
ziet, dat ook
het omschrift der kz. zeer
verhaspeld
is.
Beter is het
gesteld
met dendenier of denarius dien
wij
onder N 2 mededeelen.
Op
de vz. ziet men s Vorstenhoofd naar de
regterzijde gekeerd.
De afhan
gende
bandenvan den diadeem
zijn nog zigtbaar.
Het omschrift is;
LOTAPIVS IM AVG
d. i.
Imperator Augustus.
Dit
Augustus
is ons reeds
op eenige
muntenvanK arel denGrooten
voorgekomen.
Op
de kz. vertoont zich weder het
Christelijke kerkje.
Omschrift:
XPISTIAN
.
RILIGIO.
Z.
Weegt
1 ,2 w.
,
te Maastricht
gevonden,
enbevindt
zich inde
Verzameling
van den
gepensioneerdenK apitein
o. Graaf vanLIMBURG srrmmte
Nijmegen.
N 3

weder eendenarius,
heeft
op
de vz. een
K arolingisch
kruis binneneen
parelcirkel,
Daar
buiten,
mede binneneen
parelcirkel,
staat het omschrift:
& gt; X
IIIOTIAIVS IMIA.
Men ziet welk eene ruwe
wijze
van
voorstelling
van:
LOTARIVS IMP.
Op
de kz. leest men:
DOR
ESTA
TVS
Z.
Weegt 1 ,6 w. en bevindt zich in het
K oninklijk Penningkabinet
te
s
Gravenhage.

Van deze muntsoort bestaat een


groot
aantal verschillende
stempels. Wij
deelen er slechts
eenige
mede onder N
4, 5,
6 en 7.

N 4 heeft
op
de
vz.:

20
(1 56)
ik . .
OTIAIIIVS IIITI
terwijl
de vormder
letters,
hoewel inverschillende
rigting geplaatst, genoegzaam
de zelfde
is, en er zich, even
als? op
N 3 en 7, een
punt
of
bolletje
in het
midden der munt
bevindt,
welks beteekenis
wij
niet kennen.
Even als
op
N 3 is het omschrift binneneen
parelrand
besloten.
Z.
Weegt
mede
1 ,6 w. enbevindt zich ook inhet
K oninklijkPenningkabinet.
De
teekeningvan
N
5,
het werk van eenen zeer
onbekwamen en ruwen
graveur,
werd ons
indertijd medegedeeld
door
wijlen
den ervaren muntkenner
K AAN te Haarlem.
Rondomhet binnen eenen
parelcirkel bevatte,
thans
kleinere,
K arolingische
kruis ziet menthans in den rand niet het kleine
kruisje,
dat het omschrift
ge
woonlijk voorafgaat,
maar alleen,
in
buitengewoon
ruwe letterteekens:
IOTIAIIIAS IIIPATlI.
Het woord
DOR
ESTA
TVS
op
de kz. is mede
blijkbaar
door eenen
hoogst onkundigen graveur daargesteld.
Is het eennamaaksel vaneenen falsaris?
Z.
Weegt
1 ,5 w.
N 6 heeft
op
de vz. tot omschrift:
{& lt;
IIIOTIAIIVS IIIEIIA
terwijl op
de kz. rondomhet woord Doreslalu8
(waarin
zich thans
geene punt
bevindt)
zich niet danzeer aauwe
sporen
van een
parelkrans
vertoonen.
Z.
Weegt,
in
vrij afgesletentoestand,
slechts
1 ,25 w. en bevindt zich in de
Verzameling
vandenHeer BEELAERTS te
Schipluiden.
N 7 heeft rondomden
parelcirkel,
die het
K arolingische
kruis omvat:
& gt; I& lt;
HIOTIAIS IEIA
De vormder letters
op
de kz.
is
weder
even ruwals
vroeger;
thans is de V
inDoreatatus in
omgekeerde rigting afgebeeld gewordenl
Z.
Weegt 1 ,3 w. en bevindt zich inhet
K oninklijk Penningkabinet.
Wij gaan
over tot eene andere
type,
die der denarin met de
afbeelding
van
(1 57)
het
Christenkerkje op
de kz. De letters der omschriften
van
deze
muntsoortzijn
thans
op
N 8 en9 veel beter
gegraveerd
dandie der
vorige,
iets wat misschien
daaraan is toe te
schrijVen,
dat de
plaats
waar
zij vervaardigd
werdenminder
aande aanvallender woeste Noormannenblootstond
en
er daardoor meer rust was.
Op
de vz. van N 8 leest
men als omschrift:
& gt; I& lt;
LOTRIVS IMPERAT
terwijl op
de kz. rondomhet
Christenkerkje
staat:
PZZSIL7TINAHONIT7
het laatste voor moneta. Reeds boven hebben
wij medegedeeld,
dat de K eizers
op
hunne reizende zeer
eenvoudige
munttostellen
met zich voerdenen_alzoo
in hunne verschillende residentinof
paleizen,
waar ze zich
tijdelijk bevonden,
munt konden laten slaan.

Mogelijk
is
het, aangezien
K eizer Lotharius zich dikwerf
(P)
in deze landen
ophield,
dat deze munt
op
het
dusgenaamde
Valkenhof te
Nijmegenvervaardigd
is
geworden; waarschijnlijk
komt het ons echter niet
voor, aangezien
eene oor
spronkelijke
vandeze
munt,
wier
afbeelding wij
aanLEBLANCS
_werk ontleenen
,
ons
nog
nimmer in Nederland is
voorgekomen. Wij
kunnendus ook haar
gewigt
niet mededeelen.

N 9 heeft
op
de vz. tot omschrift:
& gt; I& lt;
HLOTIZRIVS IMF
en
op
de kz. rondomhet
Christentempeltje:
XPISTIZN
RELGIO.
N 1 0 heeft weder
op
de vz. het
K arolingische kruis,
gecantonneerd
door
vier
bolletjes
binnen eenparelcirkel.
Het omschrift
,
inzeer ruwe letters,
luidt:
& gt; 1 & lt;
IOTARIVS IMIIIIAT.
Rondomhet
Christenkerkje op
de kz. staat thans:
DORISTATVS MON
hetgeenwij
meenente moetenverklarendoor Munthuis
(monela)
vanDuurstede.
Over Dorstad of Duurstede handelden
wij
boven
uitvoerig;
zie bl. 7985.
Z.
Weegt 1 ,8 w. en bevindt zich inde
Verzameling
vanhet FrieschGenoot
schap
voor Geschied- , Oudhed- en Taalkunde te Leeuwarden. Het muntstuk
is ook in dat
gewest gevonden.
(1 58)
N

1 1 , eene ditomunt van


afwijkendenstempel,
heeft thans tot omschrift
op
de vz.:

%
IOTAIIVS
.
PEIAT.
Men ziet hoe ruwbehandeld; waarschijnlijk
door eenen zeer
onkundigen
stempelsnijder vervaardigd.
Het omschrift der kz. luidt:
DORESTATVS MOI.
De door
afslijting
zeer dunne
munt,
die zich mede inhet K abinet van het
Friesch
Genootschap
bevindt,
weegt
thans slechts
1 ,1 w.
N:
1 2 heeft rondomhet
K arolingische
kruis
op
de vz.:
& gt; {
IOTAPIVS IPIEIRAT.
Het laatste voor
Imperaor.
Op
de kz. staat rondomhet
Christenkerkje:
DORESTATV S MON.
De munt,
te
Wijk bij
Duurstede
opgegraven
en zich in onze
Verzameling
bevindende, weegt
1 ,45 w. .

Door eenen
bekwamen
Essayeur
is ons
opgegeven,
dat het
stukje,
dat
van een zeer
laag gehalte is,
geen grooteren
zilverinhoud heeft dan van
1 60

250/1 000
Het omschrift der vz. van N 1 3 is:
& gt; {
IOTANVS IPEIRAT
dat der kz. weder:
DORESTATVS MON.
De munt,
die
1 ,6w.
weegt,
bevindt zich inhet K on. K abinet te s
Gravenhage.
N 1 4 heeft rondomde vz.:
& gt; I
IOIAIIVS IPINEIAT
terwijl
het omschrift rondomde kz. niet
afwijkt
van dat
op
de laatst beschre
vene munten.
Z.
Weegt 1 ,45 W. en werd door ons
vroeger geteekend, terwijl wij
verzuim
den
daarbij
te
voegen
in welke
Verzameling
zich het
stukje
bevindt.
N 1 5 heeft het omschrift
op
de vz. in
omgekeerde rigting geplaatst, terwijl
dat
op
de kz. zich
juist gegraveerd
bevindt.
Wij gissen
daaromdat de
stempels
_
(1 59)
van voor en
keerzijden
door twee verschillende
stempelsnijders vervaardigd
zul
len
zijn geworden. Op
de vz. staat:
{& lt;
TAIIIIIPIS VMV
.
01 .
Z. Werd in 1 842 onder de fundamentenvaneenhuis te Gouda
gevondenen
ons
indertijd
in
teekening
door
wijlen
den Heer van
DIJK ,
een
kundig
Verza
melaar, voornamelijk
van
legpenningen,
te Schiedam
medegedeeld.
_N 1 6 heeft weder rondomde vz. het
opschrift:
& gt; X& lt;
IOTAIIVS IPNEIRAT
terwijl
dat der kz. wederom
luidt:_
.
DORESTATVS MON.
Z.
Weegt 1 ,3 w.,
werd te
Wijk bij
Duurstede
gevonden
enbevindt zich in
het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
N 1 7 heeft rondomhet
K arolingische
kruis
op
de vz.:
{s
IOTAMVS IPEERAT
terwijl
het omschrift
op
de kz.
geen
ander verschil
oplevert
dandat er
geen
dwars
streepje
voorkomt in de laatste letter vanhet woord MON
(Moneta, Munthuis).
Z. Bevindt zich inhet K abinet der Leidsche
Hoogeschool, weegt 1 ,55 - w. en
werd
indertijd
te
Wijk bij
Duurstede
gevonden.
N
1 8, eindelijk,
want
wij
hebben reeds
genoeg
varieteitenvan deze munt
soort
medegedeeld,
heeft rondomde vz.:
-
& gt; I
IOTAMVS IPNEIRAT.
Ook
op
de km. vandezendenarius ontbreekt het
dwarsstreepje
in het woord
MON.
Weegt 1 ,5 w. enbevindt zich inde
Verzameling
vanhet Friesch
Genootschap.
Nadendood vanLotharius
ging
de
regering
dezer landenover
op zijne
zonen
Lotharius [1
(855869),
die over het
noordelijke
deel
zijns vaders,
dat onder
hemden naamvan
Lotharingen drodg, regeerde. Wij
kunnen
zijne munten,
bijaldien hij
er al heeft laten
vervaardigen,
niet vandie van
zijnen
vader on
derscheiden. Van
Lodewijk
1 1 ,
die van855 tot 875 het bestuur inhandenhad
in
Itali,
hebben
wij
misschieneene munt uit
vroeger tijd,
want in842 hadden
Lodewijk
en
zijn
broeder
K arel, omaan de
geweldenarijen
van Lotharius
perk
te
stellen, zich te zamen verbonden, en na het leveren van twee
bloedige
(1 60)
veldslagen,
dreven
zij
hemmet
zijne
voornaamste bevelhebbers, waaronder de
Noorman Heriold, met wien
hij zich, tot
zijne
schande,
tegenzijne
broeders
verbondenhad,
op
de
vlugt,
enverdeelden
zijnRijk,
aandeze
zijde
der
Alpen,
onder
zich,
waarbij geheel
Friesland
, gelijk
toen Nederland benoordendenmid
delsten
Rijnmond heette, aan
Lodewijk
ten deel
viel, eene
verdeeling
die van
korten duur
was, dewijl bij
het door ons boven vermelde
verdrag
van Verdun
eene nieuwe
Rijksverdeeling bepaald
werd.

Wij
hebben slechts ne munt kunnen
opsporen,
die
wij
aan dezenVorst
durven
toekennen;
het is de N 1 1
op
Pl. I vanCAPPES Mnzender Deutscen
K az'ser.

De
type
is volkomende zelfde als van de zooeven beschrevene munten van
zijnenvoorganger,
te weteneen
K arolingisch kruis,
door vier
bolletjes
of
punten
gecentonneerd op
de vz.
,
door eenen
parelcirkel omgeven
en daaromthans het
opschrift:
1
HLVDOVVICVS
1 MP.
Op
de kz.
staat,
rondomhet
Christenkerkje:
XPISTANARELICLO.
Nadendood van
Lodewijk
1 1
ging
het
gebied
over
op
K arel den
K alen,
die
daarna- over deze landen
regeerde.
Aan dezenVorst
meenenwij
de twee muntente
mogentoeschrijven
die
wij
op
Pl. XV mededeelen:
zij
toonenmede door bare ruwheidaantot welkeen
lagen
trap
de
wijze
van bewerking
der munten in die
dagen
vervallen
was. Men
schijnt
toch
geene behoorlijke schijfjes
metaal meer te hebbenkunnen vervaar
digen.
Men
ziet,
de
omvang
der stukkenis thans veel
grooter
danonder eene
vroegere regering.
De
type
is
overigens
de zelfde. Een
K arolingiseh
kruis
op
de
vz.,
binnen de
inspringende
hoekenWier
bolletjes
en
omgeven
door eenen
parelrand.
Daaromhet omschrift:
& gt; {& lt;
K AROLVS IMP
weder door een
parelcirkel omgeven.
Op
de kz. van N 1 ziet menhet
Christenkerkje
enhet omschrift:
XPISTIANARELIGIO.
(1 61 )
De vz. van N 2 is de zelfde als die vanN 1
,
doch het omschrift
op
de kz.
is thans in verkeerde
rigting geplaatst:
HISTIANAREIIGIOT.
Wat men met de laatste letter van dit omschrift bedoeld hebbe is onzeker.
Z. N 1
weegt
1 ,6 w.;
N
2, 1 ,8 w.
Beide stukken werden in den
aanvang
des
jaars
1 860
bij veenvergravingen
te
Zuidbarge, gemeente
Emmen in
Drenthe,
met meer andere munten uit de
9 eeuw
gevonden.
Wij
ontleenen het
volgende
door
ons afgebeelde muntje
aan het werk van
LEBLANC,
die meent dat het onder de
regering
van
Lodewijk
enK arloman
,
dat
is tusschende
jaren
879 en
884,geslagen
moet
zijn.
Het is eenhalvedenarius
of obolus.
Op
de vz. ziet men het
monogram
van Carolus en in dan raad staat het
omschrift:
& gt; I
HLVDOVVICVS REX.
Op
de kz. bevindt zich een
K arolingisch kruis, omringd
door de woorden:
& gt; X
IN VICOTRIECTO.
Vz'cus is
, volgens
de
schrijfwijze
der eerste middeleeuwen
,
denaameener stad.
Zoolezen
wij
in den
giftbrief
van
Pepijn
van 23 Mei 752 van het vicue Tra
jeclum,
en
nog eenige jaren
later
droeg
de
plaats
die zelfde
benaming;
beide
keerenwordt de St. Maartenskerk
aangeduid
als uecclesiaSancti
Martini,
quae
est constructain vico
Trajectosuper
uviumRheni
(1 ).
In
zijne Verhandeling
over Duurstede
(2)
vermeldt de Heer
J. K . vannna
NQORDAA,
dat
gemelde
stad
ook
somtijds
den naamvanvicue heeft
gedragen. Vroeger zagenwij
dat Maas
tricht mede onder den naamvan vcus voorkomt.
Het is zeer
moeijelijk
te
bepalen
inwelk der beide Triecta, superius
of in
ferius,
Maastricht of
Utrecht, onze
tegenwoordige
munt
geslagen
is
geworden;
voor beide steden toch
zijn gewigtige bewijsredenen
aan te voeren.
(1 )
Zie Ham,
p.
3t et 39.
_
(2) Tdschrift
voor
Algem.
Jl[mzt- en
Penningkunde, I,
bl. 795.
21
(1 62)
Wij
kunnen,
daar LEBLANC (zie zijn
Traite
z'storz'gue
des
Momuoyea
de
France,
p.
1 37)
zulks niet
doet,
gewigt
noch
gehalte
dezer munt
opgeven.
En hiermede
eindigen
de munten der Frankisch- Nederlandsche
Vorsten,
die
hebbenkunnen
opsporen.
Wij gaan
thans over tot deinNederland
geslagene
munten der Duitsch- Nederlandsche
Vorsten, enonder deze kennen
wij geene
andere dan die van K eizer Otto
III,
die van983 tot 1 002
regeerde.
Deze
Vorst kwam
nog
als kind aan het
rijksbestuur
enwel zeer
spoedig
onder
ge
dwongene voogdij
van
Hertog
Hendrik van
Beijeren
,
die,
vroeger
uit
zijn
Her
togdom
verdreven
,
aan
Bisschop Poppo
van Utrecht inverzekerde
bewaring ge
geven
was.
Het
gelukte
echter aan
eenige
Saksische en
Thuringsche
Grooten,
toenHeu
drik, omzich vande Duitsche kroontenkoste vanOttomeester temaken,zich
met
eenige
Slavische volkstammen
(waaronder
zich
nog
vele Heidenenbevon
den)
trachtte te
verbinden,
dit
plan
te doen
mislukken,
s K eizers
grootmoeder

en moeder uit Itali te doen komen en Hendrik te noodzakenden


jeugdigen
Vorst weder aan deze
wijze
en
verstandige
vrouwenover te
geven,
iets wat van
eenen
allergelukkigsten
invloed voor Duitschland was. Ottotoch werd eerst
op
gevoed
door denberoemden
Meinwerk,
later
Bisschop
Van
Paderborn
,
daarna
door denmede schranderen
Bernward,
later
Bisschop
van Hildesheim
,
die
tij
dens
zijnoponthoud
inItalimet den
jeugdigen
K eizer eene
groote
liefde voor

de beeldende kunsten
verkreeg,
welke
hij
ook
persoonlijk
beoefende.
Eindelijk
was ook een der leermeesters van OttoII de
geboren
Franschman
Gerbert,
monnik te Aurillac,
later Paus onder dan naamvan
Sylvester II,
de
geleerdste
manvan
zijnentijd. Hij
had
het,
onder de
leiding
der Arabierenin
Spanje,
zooverre in de
wiskundige wetenschappen gebragt,
dat
hij
voor een
toovenaar
gehouden
werd.
Terwijl hij bij
dit alles
vlugheid
in het handelen
paarde,
was
hij
indeze
dagen
eender
invloedrijkste
mannen
in
Lotharingen
en
Frankrijk
en later in
Itali.
Bij
deze leermeesters kwam
nog
Johannes van Placentia,
een
geleerde
Griek
uit Calabri. Was het wonder dat Otto
III,
bij eenengelukkigenaanleg,
onder
zulke leermeesters zich
allervoorspoedigst
ontwikkelde? Het Grieksche bloed
zijner moeder,
de Oostersche K eizersdochter
Theophano,
verloochende zich in
(1 63)
hemniet.
Zijne
kennis overtrof verre die
zijner
voorvaderen.
Hij
werds werelds
wonder,
mirabz'lz'a
mundi, genoemd.
Maar eene
groote
feil in
zijne
opvoeding
was het,
dat zoowel
Theophano
als Gerbert s
knapen ijdelheid streelden,
zoodat
hij, opwassende,
trotsch en
hooggevoelig
van zich zelven werd. Reeds
het kind van zes
jaren
had een stoet
krijgsgevangene
Vorsten en aanzien
lijken
voor zich zienknielen. En
hij
,
de
knaap
uit Griekseh bloed
gesproten,
met voor die
dagenjne beschaving opgevoed,
had eenafkeer vande
gebruiken
der ruwe Duitschers en
voegde zich,
vooral in
Itali, meer naar de zedender
Italianen. In996 toch had
hij
eenen
togt
naar Itali
ondernomen,
zoowel om
de daar ontstane
verwikkelingen
als wel vooral omer de Duitsche K eizerskroon
te verwerven. In 988 had
zijne
moeder daar het Duitsche
overwigt
hersteld.
Zij
was echter, daarna
teruggekeerd,
reeds in991 te
Nijmegen
overleden,
tot
groot
leedwezenvanallen
,
zelfs vanhenwienhare Grieksehe trotsehheid
tegen
de borst stuitte.
Aanhet hoofd danvaneen
leger
uit alle Duitsehe
stammen, Beijeren,
Zwa
ben, Frankenlanders, Saksers en
Lotharingen (het tegenwoordige
Nederland
heette toen voor een
aanzienlijk
deel
Neder- Lotharingen),
trok de
1 6jarige
Roomsch- K oning
OttoIII in 996 naar Itali
en
tuchtigde
teRomedenPatricir
Crescentius,
die er zich vanhet
oppergezag
meester
gemaakt
had.
Onderweg
dendood vanPaus Johannes XV
vernemende, was het
op zijnaandrang
dat te
Rome
zijn
bloedverwant
Bruno, zoon des
Hertogen
van K arinthi,
tot Paus
gekozen
werd.
Hij
was de eerste Paus uit Duitschen
bloede, ennamdennaam
van
Gregorius
V
aan. Den 21 Mei van dat zelfde
jaar
kroonde
bij
Ottotot
K eizer.
Op voorspraak
vandenPaus
gaf hij
Crescentius
vergienis
enbenoemde
hemtot Prefekt van Rome.
Doch als de
oproerige Romeinen,
denDuitschen Paus niet kunnende verdra
gen,
dezenuit de stad
gedreven
hadden,
kwamOttoin
Februarij
998 weder
met een
geducht leger
te Rome. Crescentius werd inden
Engelenburg
bele
gerd,
deze
ingenomen,
de
opstandeling onthoofd, en
Gregorius
V
op zijnen
zetel
hersteld,
die
echter,
slechts 27
jaren
oud,
reeds in den
aanvang
van het
volgende jaar
overleed.
Ottos
leermeester, Gerbert, een
jaar
te vorentot
Aartsbisschop
vanRavenna
21
*
(1 64)
verkozen,
werd nu door
bewerking
van
zijnenleerling
als
Sylvester
1 1 tot Gre
gorius opvolger gekozen.

Droevige sterfgevallen
ins K eizers
geslacht,
die hem
hevig aangrepen, brag
tenheminde laatste
jarenzijns kortstondigen
levens tot
raadselachtige
daden.
llij ,
de trotsehe en
nog
zoo
jeugdige K eizer,
verviel tot
dweepzieke
daden en
strenge boetedoeningen,
vooral nahet bezoeken van een beroemden kluizenaar
in
Itali, waar
hij
de laatste
jaren zijns
levens meestal
doorbragt.
Zulks had
vooral
plaats
nahet
jaar
1 000, wanneer het menschdomin
groote angst
het
einde der wereld verwachtte,
terwijl
de
verschijning
eener
groote
komeet eneene
geweldige aardbeving,
die
belangrijke verwoestingen aanrigtte,
den
algemeenen
schrik niet
weinig
dedentoenemen. Naeerst eene bedevaart naar het
graf
van
den
heiligen
Adelbert te GneseninPolen
gedaan
te
hebben, en
op
de
terugreis
het
graf
vanK arel denGrootente Akente hebbenlaten
openen (bij
welke
ge
legenheid hij
met twee
Bisschoppen
en denGraaf vanLaumel
(1 )
inhet onder
aardsche=gewelf afdaalde, waar menK arels
lijk op
eenen stoel zittende
vond),
begaf
Ottozich dan
, gelijk wij
zeiden
,
naar Itali, omvan daar alleen als
lijk
naar
Duitschland weder te keeren.
Hij bragt
het
jaar
1 001

in
ziekelijken
toestand,
inverschillende deelen van Itali
door;
onder de
zijnen
vertoonde
hij
zich
opgeruimd,
doch instilte leide
hij
zich de
gestrengste boetedoeningenop.
Hij bragt
den
vastentijd
inhet klooster van St.
Apollinaris
te Ravenna
door,
droeg
onder
zijnverguld
en
purper gewaad
een harenkleed en
sliep op
stroo.
Inde stilte des nachts stond
hij op
omte biddenen
vergoot
vele tranen
wegens
zijne
zonden.
Te midden hiervan kwamde
tijding
eener
zamenzwering
van
geestelijke
en
wereldlijke
VorsteninDuitschland
tegenhem,
waardoor het hembleek hoezeer
hij
zich vande liefde
zijner stamgenooten
vervreemd had, terwijl
het hemtoch
niet
gelukt
was die
zijner
Italiaansche onderdanen te winnen.
Dit alles brak
zijnhart,
terwijl zijne gezondheid
door het warme klimaat van
Itali
nog
meer leed.
Hij
kon echter niet besluiten naar
Duitschland weder te
(1 )
Deze heeft
omstandig
de
bijzonderheden
van het bezoek beschreven; zie K om.
aausorr,
Bldnisse der Deutsc/oen
K m'ge
1 md
K aiser,
S. 1 54,
1 55.
(1 65)
keeren. Nadat
hij
reeds
lang_aan
eene hemverteerende
koorts,
die
hij
verzweeg,
geleden
had,
werd
hij
in
Januarij
1 1 02 in het kasteel Paternozoo
ernstig
on
gesteld,
dat
hij op
den
23m,
indenouderdomvanslechts 22
jaren,
overleed.
Niet dan met de
grootste
moeite
gelukte
het de hem
omringende Duitschers,
bijgestaan
door
eenigen
uit de
bezettingen
van
naburige
kasteelen,
om,
midden
door de van alle
zijden
toeschietende
Italianen,
die het vervoer des
lijks
niet
wilden
toestaan,
dat
lijk
naar
Duitschland te
voeren,
waar het te Akeninde
kapel
van K arel den Grooten
bijgezet
werd.
De
eenige
Nederlandsche
munten,
die
wij
vanOttoIII hebbenkunnen
op
sporen,
zijn
die welke door ons
op
Pl. XV worden
afgebeeld.
N 1 heeft
op
de vz. een
K arolingisch kruis, gecantonneerd
door vier bol
letjes
,
binnen eenen
parelcirkel.
Het omschrift is:
& gt; I& lt;
OTTOREX.
Wij
zullenzoo
dadelijk
ziendat de Duitsche
spellinngijze
van Otto
op
andere
munten Oddois.

Op
de kz. ziet men
op
drie
regels:

& gt; X
NVS'B G
& gt; X
ongetwijfeld
de stad
Nijmegen
of
Numayeuum
als
muntplaats aanwijzende.
Sedert
K arel denGrooten
was deze
stad,
die reeds uit het Romeinsche
tijdvak dagtee
kent,
dikwerf
getuige
vanhet
verblijf
der Duitsche K eizers binnende
muren
Van
haar
paleis,
door het volk [zet
Valkhof genoemd.
Deze denier is uiterst zeldzaam.
De tweede door ons
medegedeelde
heeft
op
de
vz.
het ruwe hoofddes
K eizers,
vlak vanvorentezien
,
met eenmederuw
hoofdtooisel
, op
welks middelste
gedeelte
zich
eenkruis
vertoont,
alles binneneen
parelcirkel.
Vanhet omschrift is alleen
leesbaar het woord
ODDO
eene
schrijfwijze
van Ottoof Othoindeze eeuw. Ook
op
de inhet
overige
van
Duitschland
geslagene
denarin
(de eenige
muntsoort in de 1 0e
eeuw)
wordt
's K eizers naam
op
deze
wijze gespeld.
Op
de kz. vertoont zich
een_K arolingisch
kruis,
door vier
bolletjes gecanton
neerd,
mede binnen een parelcirkel.
Het omschrift is:
(1 66)
. {& lt;
DAVNTR6
voor Davemre,
de oude
naamspelling
vande overoude Nederlandsche sselstad.
Deventer
komt,
volgens
Mr. 1 :. PH. c. vanmmeenen
(l),
reeds voor in
899. De
plaats
ontleent harennaamvanzekeren
navo,
een
bijzonderen
vriend
van den
heiligen
Lebuinof Lebuinus. Zulks
blijkt
uit het Levenvandezenlaat
stendoor Hucbald
(een
werk der 1 0
eeuw),
te vinden
bij rnnrz,
Monumenta
Germam'ae, II, 864, waar
wij
lezen: Humoreconditur
(Lebuinus) cumde
bitahonorcentiainecclesia
portus
Daventriensis. Cui locohoc inditumconstat
vocabuluma Davone
quodam,
honoricoac
potenti
viroS. Lebuinodumad
huc viveret familiarissmow
Wij
zien hieruit dat
Deventer,
de
hoofdplaats
der
gouw
Hamaland,
reeds
toen als havenstad vermeld werd.
In 954 heet de stad Urbs Davindre in
pagoqui
dicitur
Hamalant,
incc
mitatu
Wigmanni ;
zie
Sagittarius Antiq. Magdeburg
, p.
30. Ookinhet
register
van
_Sarrachobij
Falke in
zijn
God. Trad.
Corbej.
heet het:Davindre in
page
Hameland. Twee
jaren
later
werden, volgens normau, I,
N
51 , 52,
indie
stad
dertig
huizen
(casae) weggeschonken,
en in 1 046 wordendaar
(vroegere
vermeldingen
der Munt
schijnen
verloren
gegaan
te
zijn)
vermeld
munt,
tol en
gerigt
over het
Graafschap (2).
Dit
regt
vanmunt,
enz.
schijnt
aande hoofd

stedender
gouweneigengeweest
te
zijn.
Inlater
tijd,
in1 486

toenDeventer
door K eizer
Frederik,
die aande stedenZwolle en
K ampen
de zelfde
voorregten
schonk,
ook
bevoorregt werd, ontving zij daarbij, gelijk wij
inonze Muntenvan
Overssel,
bl. 295 reeds
medegedeeld
hebben
,
ook het
regt
der
gouden
munt.
Wij
ontleendende
afbeelding
vandendoor ons
medegedeelden
denarius aan
mrrn,
in
zijn
werk:die Mz'inze der DeutscenK az'aer und
K niqe,
onder N 1 72.
De derde denarius
eindelijk,
welken
wij
aan OttoIII meenente
mogen
toe
kennen,
heeft
op
de vz. weder een
K arolingisch kruis,
door vier
bolletjes ge-
cantonneerd,
binnen eenen
parelcirkel.
Het omschrift is:
\

(1 )
Zie
zijne
Middelnederlaudace
Geograpie,
bl. 1 85. VAN DE]; LA vermeldt in
zijn
Aardrkakundz'g
Woordenboekder Nederlanden,
op
welken
grond
is ons onbekend,
dat de stad
reeds
vroeger
door de Saksers
ingenomen
en
door
de Noormannenverwoest was
geworden.
(2)
Zie vannn1 v BERGH t. a.
p.
bl. 1 85.
(1 67)
& gt; I
OTTOREX.
Men lette
op
den
zonderlingen
vormder letter E.
Gp
de kz. vertoont zich
binnen
een cirkelrond eene
guur,
die veel vande
Grieksche
omega
((1 )
heeft. Deze letter komt ook
op
andere munten uit de

vroege
middeleeuwen
voor;
zie b. v. N 1 vanHendrik
II,
doch dan
vergezeld
vande mede Grieksche letter
A, terwijl
beide
vereenigd op
Christus
wijzen.
De Heiland toch zeide eenmaal: Ik bende
alplia
ende
omega,
het
begin
en
het einde& quot;
(de omega
is,
gelijk
menweet,
de laatste letter vanhet
alphabeth,
even als de A de eerste
is).
Het omschrift
schijnt
te
zijn:
DAVVEIZTR
hoewel, wij
bekennenhet, de zaak niet
uitgemaakt
is.
Wij
ontleendende af
beelding aan
carrns Mnen der Deutecez K az'eer und
K mlge,
Pl.
XIII,
N 21 2. Men
vergelijke
daarmede N 239.
Andere,
binnen de
grenzen
van het
tegenwoordige
Nederland
vervaardigde,
munten van K eizer OttoIII
zijn
ons nimmer
voorgekomen.
Naden
vroegtijdigen
dood van dezen invele
opzigtenvoortre'elijken
Vorst
kwamHendrik II van 1 0021 024
op
den
K eizerlijken
troon.
OttoI had de
vereeniging
der
waardigheid
van
K oning
van Duitschland met
die vanRoomsch K eizer of K eizer der Romeinenhernieuwd;
hij volgde daarbij
een
grootsch denkbeeld, enal is danook de verbindtenis van Duitschland met
Itali
voor eerstgemeld land, endus ook voor het
tegenwoordige Nederland, dat
er een deel
van uitmaakte,
in
menig opzigt nadeelig geweest, blijkt
het toch
uit de
geschiedenis
ten
duidelijkste,
dat
zij
voor de
Christelijke
kerk in het
Westenvanhet
grootste belang geweest
is. Ware het
middelpunt,
dat de kerk
in den
Pauselijken
stoel
verkregen had,
zonder eenen
magtigen wereldlijken
steun
gebleven,
zoude
zij ligtelijk bij
het wilde woelen der
partijen
inItalite
gronde gegaanzijn
of door de
magt
der
Grieken,
die
nog bijna
half Italiin
hadden,
onderdrukt
gewordenzijn
enRome ware aan
K onstantinopel
onderwor
pengeraakt.
En welke
gevolgen
zulks voor
Europa
zoude
gehad hebben,
is
ligtelijk op
te maken. Het
verouderende, innerlijk kranke,
reeds door het voort
dringende
Mohamedanismus
bedreigde
Grieksche
Rijk
zoude voor
Europageen
vereenigingspunt
hebben kunnen
zijn
en zoude de kerk niet hebbenkunnen
(1 68)
staande houden. Nu echter won
zij
onder de
bescherming
der vroome Saksische
K eizers steeds
grootere
kracht;
zij
breiddezichniet alleenvoortdurend
wijder
inde
landen der
Heidenen
uit, maar werd ook steeds
krachtiger
inde landender
Christenen
zelve, ende
talrijke Geestelijke
Vorstenmet hunneniet onbeduidende
wereldlijke magt ,
kondende woeste dadenvanruw
geweld
,
dat zoodikwerf inden
krijgszuchtigen
leenadel
opbruischte, tegengaan;
de stiften
,
kerken
,
kloosters en
scholen konden aan den stillen
voortgang
van de
bedrijvigheid
des
geestes
in
kunst en
wetenschap
eene
schuilplaats verleenen; en ook de onderdrukte stand
vanhet
landvolk, ende ontkiemende
kunstvlijt
der
burgers
inde stedenvonden
onder de
bescherming
der
geestelijke
Heerenveel
ondersteuning,
die hunvan
de mannendes zwaards niet tendeel zou
gevallen zijn.
Dit eenenander moet
men
niet uit het
oog
verliezen, wanneer mende onmiddelbare
gevolgen
der ver
binding
vanDuitschland met Italibeschouwt. Het Saksische
K oningshuis
heeft
ze smartelijk
ondervonden. De
geheele nakomelingschap
vanOttodenGrooten
had
zijne
beste krachten
op
Itali
verspild,
zonder
eenig blijvend
voordeel te
gewinnen,
en werd ten laatste door Itali
uitgeworpen
en
ging
te
gronde.
Eerst had zulks
plaats
met
Ludolf,
denzoon vanOtto,
verder met diens zoon
Otto, Hertog
vanZwaben;
dan
zijn
tweede zoon en
zijn
kleinzoon,
de K eizers
OttoII enIII. Van het
geheele geslacht
van Hendrik I was
nog
alleen diens
achterkleinzoon,
Hendrik III van
Beijeren, overig.
Deze
sloeg
het
oog op
de
K oninklijke waardigheid,
enhad,
behalve de
Rijks
kleinodin,
die
hij
van de
Vorsten, welke het
lijk
uit Itali
begeleid
had
den,
had
overgenomen,
ook de
stemmen van een deel der Duitsche Grooten
voor
zich.

Wel behoorde
hij
tot het niet zeer
geliefde Beijersche Huis, maar
hij
was toch
nog
uit den Saksischen
K oningstam,
en
persoonlijk
was
hij vriendelijk
,
gods
dienstig,
ecn
goed
Vorst in
zijn Hertogdom;
daarenboven was
hij
een
eerlijke
vriend van den overledenen OttoIII.
Doch
nog
twee andere Duitsche Vorsten
dongen
naar de kroon:
Hertog
Her
manvan
Zwaben

een ink,
krachtig
en
geestig man,
ende
Markgraaf
Eckard
van Meissen, een der
dapperste
vanalle Vorstendes
Rijks,
welke
dapperheid
hij tegen
Slaven
,
Bohemers enRomeinen
getoond
had. Ook was
hij gehuwd
met
(_
1 69
)
eene zuster van
Hertog
Bernh'ard van Saksen, Swanehilde, en had daardoor
eene
groote partij
in Saksen
gewonnen.
De Saksische Grootenverzameldenzich
op
de
paltz,
of het
paleis,
te Frose,
inhet
Maagdenburgsche,
enEckard zoude
gekozenzijn
, bijaldien
Graaf Lotha
rius van
Bernburg
zich er niet
tegen
verzet had. Deze
had,
wegens
eenfamilie
twist, een
grooten
afkeer vanhem.
Wij
kunnenhier zulks niet nader ontvouwen
,
doch vermelden
alleen,
dat Lotharius de Saksische Vorsten overreedde omte
Frose
geen
besluit
wegens
de
opdragt van
het
Rijk
te
nemen,
maar tot
op
eene
nieuwe
bijeenkomst
te Werlauit te
stellen, endaar
gelukte
het aan
zijne
be
moeijingen, geholpen
door de zusters des overleden K eizers
Otto,
Adelheid en
Sophia,
omde Vorstenvoor Hendrik van
Beijeren
te winnen. De
vergaderden
riepen;
Hendrik zal met
hulp
van Christus, en
volgens erfregt,
onze K o
ning
worden.
Tegen
wil endank vertrok Eckard vanWerla
; hij
wilde zich met Hermanvan
Zwaben
verbinden, doch verraad deed den
dapperen
manmidden
op zijnenloop
baanomkomen. Het zoude ons te verre a eidenhet eenenander in
bijzonder
hedenmede te deelen. Dit
zij genoeg:
nadat
hij
door toedoenvan
Siegfried
van
Northeim
gedood was,
werd
zijnlijk
door
zijne gemalin
in
zijne
stad Jenater
aarde besteld.
Weldraondervondende
oostelijke
marken
(grensdistricten)
des
Rijks,
dat de
dappere
armvanEckard niet meer verhevenwerd. Boleslaus
, Hertog
vanPolen
,
viel
op
het
bergt
van
zijnen
dood in Eckards
Markgraafschap
en veroverde
de steden Budissen
,
Strehlaen Meissen.

Hertog
Hendrik verzekerde zichinmiddels vande
goede gezindheid
van die
enkele
Rijksvorsten,
die hem
nog
niet
gekozen
hadden,
ontving
te Mentz de
huldiging
der
Beijeren
en
Franken, ente
gelijk
de
krooning
en
zalving
vanden
Aartsbisschop Willigis;
kort
daarop
de
huldiging
der Saksische en
Thuringsche
Vorstente
Mereeburg
en
eindelijk
te
Duisburg
die der
Lotharingers,
waaronder
ook,-
de
tegenwoordige
Nederlanders
gerekend
werden. Door de
Lotharingers
werd
hij
naar Aken
begeleid endaar
op
den stoel vanK arel den Grooten
ge
plaatst.
Zoowas
hij
danindenzomer van1 002,
zonder eene
algemeene
kies
vergadering
vanalle
stammen,
door de verschillende volkeren,
als
K oning
van
22
(1 70)
Duitschland
gekozen geworden.
De Zwabenalleenontbraken
nog,
dochookhun
Hertog
had
erkend,
dat
hij
alleenzich niet
tegen
denwenschder
overige
Duit
sche volkerenkonde verzetten. ToenHendrik vanAken
terugkwam,
verscheen
Hermanden 1 October
bij
hemte Bruchsal endeed deneed van dienstmanen
Rijksvasal. Hij
werd inhet
Hertogdom
Zwabenof Alemanni
bevestigd.
Zoo
was
Duitschland weder tot nheid
gekomen.
De vredelievende
K oning
Hendrik zoude het ook inrust hebben kunnenbe
sturen
,
bijaldienhij
niet inden
oorlogzuchtigen
en
eerzuchtigenHertog
Boleslaus
van
Polen eenzeer
onrustigen
vasal ennabuur
gehad
had. Boleslaus had zich
wel te
gelijk
met de Saksische Vorstentot
erkenning
van Hendrikte
Marseburg
bevonden, had vergiffenis
bekomen
voor
zijn
inval inhet
oostelijke Markgraaf
schap,
enwas daarommet het bestuur over de Lausitzers enMilzirners beleend
geworden;
maar Meissen, wat
hij
ook
verlangde, weigerde
Hendrik
hem, en
zoo
trok
hij
met wrok inhet hart naar
zijn
land
terug. Tweedragt
onder de
ledenvanhet
Hertogelijk geslacht
vanBoheme
gaven
hem
gelegenheid
om
zijn
invloed ook indat land uit te breidenenhet zelfs voor
eenigen 'tijd
met Polen
te
vereenigen,
zoodat
hij, aangezien hij
ook Silezi
bezat,
het
geheele
land der
Slaven,
van de- Oostzee tot aan
Hongarije,
en van de Elbe tot aande
grenzen
der Russen,
beheerschte.
Boleslaus,
met den
bijnaamChrobri,
de
koene, was
niet alleen een
roover- Hertog
,
die met snel
zamengebragte
benden
naar oud
Slavische of
Hongaarsche wijze strooptogten
maakte, maar
zijne krijgsonderne
mingen
waren
op
duurzaamheid
berekend; hij
onderhield eenesoort
van staand
leger,
dat
spoedig bij
de hand konde
zijn
en
bijzonder
aande
grenzengebruikt
worden, gelijk
eens de
Merseburger legerbenden
van
K oning
Hendrik 1 . Er
ontstond dannu een
gevaarlijke grensoor1 0g,
die int
bijzonder
zwaar drukte
op
de landenaan
de Elbe
gelegen
,
maar toch ook uit Boheme
Beijeren
verwoestte.
In
plaats
van dezen
oorlog dadelijk bij
deszelfs
begin
met nadruk tot een
einde te
brengen,
meende
Hendrik,
op
het
voetspoor zijn_er voorgangers,
ook
Italiniet te
mogen
verzuimen. Daar
was,
nadathet
lijk
vanOtto1 1 1 over de
Alpen gevoerd was,
de
heerschappij
der Duitschers
vernietigd,
en weder een
inlandsch K oning,
de
Markgraaf
Harduin vanIvrea, gekozengeworden.
Hen
drik zond, dadelijk
na
zijne troonsb6stijging
in1 002
, Hertog
OttovanK arinthi
(1 1 1 )
naar Itali,
in de
meening
dat het
gemakkelijk
zonde
zijn
dit land weder tot
gehoorzaamheid
te
brengen,
doch Ottowerd inde
engten
der
Alpen
door Har
duinovervallenen
teruggeslagen. Thans,
inhet
voorjaar
van1 004
,
trok Hendrik
zelf over
de
Alpen,
en
op
de
nadering
van
zijnleger
verstrooidenzichde aanhan
gers
vanHarduin;
Hendrik
ontving
de
huldiging
der
aanzienlijkste
Vorstenvan
Opper- Italie
en
werd den1 5 Mei 1 004 te Paviamet de
ijzeren
kroon der K o
ningen
van
Itali
gekroond.
Er ontstond echter onder de ItalianenbinnenPavia
oproer
enmoord,
die wel
door de Duitschers
bedwongen
en
gewrokenwerden,
doch
waarbij
niet alleen
het overoude
K eizerlijk- K oninklijke paleis,
maar ook de
geheele
stad Paviain
asch
geraakten.
Hendrik trok
daarop
met
tegenzin
naar Duitschland
terug.
Inde beide
volgende jarengelukten
hemeen tweetal
moejelijke krijgstogten
naar
Boheme enPolen, om
zijnK oninklijk oppergezag
indie landenweder te
herstellen. Eerst voerde
hij,
ineenevensnel als koen
doorgezettentogt,
Jaro
mir,
die door
Hertog
Boleslaus verdrevenwas
geworden,
naar Boheme
terug ,
verjoeg
de Polenuit het land, en
plaatste
Jaromir
weder,
onder het
oppergezag
des Duitschen
Rijks,
als
Hertog,
te
Praag.
Enin 1 005 trok
hij,
in
vereeniging
met Jaromir,
uit
Maagdenburg tegen
Boleslaus
op
en
vervolgde
hemonder
ge
stadigen strijd
tot ver over den
Oder,
twee
mijlen
van Posen.
Toenkwamener bodenvandenVorst der Polen met
vredesvoorslagen.
De
Aartsbisschop Tginovan
Maagdenburg
werd door denK eizer naar Posen
ge
zonden ensloot eenen vrede,
welks voorwaardenmenniet meer kent;
doch uit
de
volgende gebeurtenissen
kanmen
opmaken,
dat Boleslaus onderscheideneland
streken,
die
hij
bezeten
had,
had
teruggegeven,
doch ook
nog
onderscheidene
aan deze
zijde
van dan Oder behouden.
Intusschenduurde de vrede niet
lang;
reeds in1 008vond Boleslaus eennieuw
voorwendsel tot den
oorlog,
namde
geheele
NederLausitz met destadBndissin
weder inen bleef
gedurende
vele
jaren
inhaar bezit. Verschillende
togten,
die
in de
jaren
1 01 0 en1 01 1
tegen
hemondernomen
werden,
kondenhemniet uit
zijne veroveringen verjagen;
eerst in 1 01 8 liet
hij
zich overhalen
om, tegen
afstand der bewuste landstreken in
leen, van nieuws den eed van trouwte
22*
(1 72)
zweren,
en
op
het
Pinksterfeest, bij
den
feestelijken kerkgang
des
K onings
te
Morseburg, bij
welken de
aanwezige
Grootendes
Rijks
hunnehofambten
moes
ten vervullen,
dan
post
van
wapendrager
uit te oefenen.
Aandezenkant voor het
oogenblik
tot rust
gekomen,
ondernamHendrik in
het zelfde
jaar
1 01 3 eentweeden
togt
naar Itali,
op
welken
hij
inde St. Pie
terskerk te Rome
gekroond werd,
doch door den onwil der Romeinen konook
thans de Duitsche
heerschappij
in Itali
geen
wortel vatten.
Naauwelijks
was Hendrik naar Duitschland
teruggekeerd
of Harduinkwam
weder uit
zijne bergen
te
voorschijn
en de oude toestand werd hernieuwd.
Er was eene
onaangename
wankelbaarheid inde
regering
vanHendrik;
geene
zijner ondernemingenbragt
iets duurzaams of heilzaams voort.
Naauwelijks
was
hij
uit Itali
teruggekeerd,
of
hij
moest weder de
wapenentegen
Boleslaus van
Polenkeeren. Deze had
zijnen leenpligt
in den
togt tegen
de Romeinen niet
vervuld, eninhet
gevoel
van
zijne
schuld
wapende hij
zich zoosterk,
dat Hen
drik het
noodig
oordeelde hemmet den aanval voor te komen. Zulks
ge
schiedde in
1 01 5, en
werkelijk drong
de
K oning
inde
eene,
en
Hertog
Bern
hard inde andere
rigting
over den
Oder,
doch door eenmisverstand tusschen
den
K oning
en Bernhard mislukte de
togt,.leed
Hendriks
leger
zelfs
groote
verliezen,
rukte Boleslaus zoon Mieskotot aan Meissen
voort,
en zoude
hij
die stad veroverd
hebben, bijaldien
zelfs niet de vrouwen kloeken werstand
geboden
hadden. Nadat er
eindelijk
in 1 01 7
nog
een
togt
des
K onings tegen
de Polen zonder
belangrijk gevolg plaats
had
gehad,
werd in 1 01 8 een min
voordeelige
vrede
gesloten.
Boleslaus bleef niet alleen inhet bezit van Silezi,
maar ook,
hoewel zulks niet
uitdrukkelijk gezegd wordt,
echter
hoogst
waar
schijnlijk,
ook in dat van den
Opper-
en Nederlausitz.
Voor deze herhaalde
ongelukken aan de
oostelijke grenzen
zijns Rijks
vond
Hendrik
vergoeding
inhet Westen
,
naardienhet hem
gelukte
een
erfverdrag
te
sluitenmet denkinderloozen
K oning
Rudolf 1 1 1 van Bourgondi, volgens
welk
dat land nadendood van Rudolf aan het Duitsche
Rijk
zoude komen. Rudolf
had, even als
zijne voorgangers,
veel last van
zijne oppermagtige
vasallen; hij
hoopte
rust te
verkrijgen
onder de
bescherming
van denDuitsehen
K oning;
in
tusschenwas Hendrik,
de zoon
zijner
zuster Gisela
,
die met Hendrik
,
dentweeden
(1 73)
Hertog
van
Beijeren, gehuwd geweest was,
alzoo
zijn
naaste bloedverwant.
Eerst in1 01 6 werd
op
eene
zamenkomst te
Straatsburg
het
erfverdrag gesloten
en daarna,
in
1 01 8,
te Mentz andermaal
bevestigd.
Het waren
de
heerlijke
landen van
zuidelijk Frankrijk,
Provence en
Dauphin,
verder
Savoye
en een
deel van Zwitserland,
met. de
groote
handelstedenaande Middellandsche
zee,
Marseille
enToulon,
verder
Arles, Lyon, Besan90n,
Geneve enandere,
welke
daardoor aanhet Duitsche
Rijk
kwamen. Wel beleefde Hendrik.zelf den dood
van
K oning
Rudolf niet, maar
zijn opvolger,
K oenraad
1 1 ,
heeft de vruchten
van dit
erfverdrag geoogst.
Inhet
gemoed
van
K oning
Hendrik was steeds eene
groote overhelling
tot
rust envroome daden, en
hij
werd daarin versterkt door
zijne bijzonder gods
dienstige gemalin K unigunde,
dochter van Graaf
Siegfried
van Luzilinburg
(Luxemburg),
welke danook
later,
in 1 201
,
door Paus Innocentius III
heilig
verklaard is
geworden.
Beide
echtgenooten wedijverden
in vroome stichtingen,
waaronder die van het Bisdom
Bamberg
de
gewigtigste
is. Het schoone land
aan de Rednitz en aan de
Mein,
dat ten
tijde
van
Lodewijk,
liet
kind, aan
den
dapperen Markgraaf
Adelbert van
Babenberg,
toen
hij
inden
Rijksbange
daan was
,
hemontnomenentot
K oningsgoed
verklaardwas
,
had
K eizer
Otto1 1 1
aanhet
Beijersche
Huis inleen
gegeven;
thans
bestemde
K eizer Hendrik1 1 het
tot eene
Stichting,
die
zijn
naam
inde Christenheid
verheerlijken
zoude.
Hij
bouwde te
Bamberg
eene
Bisschoppelijke
kerk, en onderhandelde nu met de
Bisschoppen
van
Wurzburg
enEichstadt,
wier
grondgebied
inhet
Bambergsche
zamenliep,
omeen
gebied
voor het nieuwe Bisdomaf te staan. Doch de beide
prelatenweigerden
s K eizers verzoek.
Hierop vergaderde
Hendrik in 1 006 de
Bisschoppen
van
zijnRijk
te Frankfort aanden
Mein, en,
in
zijnijver
voor
zijn
vroomwerk, vernederde hij
zich omvan
zijnen
troonte
stijgen,
zich voor de
prelatenop
de kniente
werpen,
enmet tranenin de
oogen
omverlof te sme
kenom
zijnvaderljk goed
tot eene
kerkelijke stichting
te
mogen
aanwenden.
Na
lang
aarzelen der
Bisschoppen
en herhaalde
kniebuigingen
des Vorstenver
wierf deze
eindelijk,
door
bemiddeling
van
Willigis
vanMentz en
Tagino
van
Maagdenburg,
dat de
vergadering
toestemde, ennademaal Paus Johannes XVII
reeds den
bevestigingsbrief
verleend
had,
werd
Eberhard,
s
K onings K anselier,
(1 74)
tot eersten
Bisschop
van
Bamberg gewijd.
Vier
jaren
later kwamPaus Bene
dictus
VIII, bij zijne aanwezigheid
inDuitschland,
de
Bisschoppelijke
hoofdkerk
van St. Joris
persoonlijk inwijden.
In dat zelfde
jaar
was Hendrik te Verdun, bij gelegenheid
van een bezoek
aanhet klooster van den
heiligen
Vitus aldaar,
op
het
punt
omer als monnik
te
blijven,
doch de schranderheid van den Abt voorkwamhet
gevaar,
dat het
Rijk
door dezen dwazen
stap dreigde.
Onder de vroome stichtingen
van
zijne gemalinK unigunde
behoorenhet kloos
ter
Neuburg
aan de Donau eninhet
bijzonder
het
groote
klooster
K aufungen
in
Hessen,
waarin
zij zelve, nahet
overlijden
baars
gemaals,
de laatste
vijftien
jaren
vanhaar leven
doorbragt. Zij
hield zich
daar,
bij
de
vroome
oefeningen
als
non, bezig
met
kunstige vrouwelijke handwerken,
waarin
zij bijzonder
uit
muntte. Deze
handwerken, grootendeels
van zeer
prachtigenaard,
tapijten,
kleedingstukken,
sluijers, goud-
enzilver- borduurwerk, enz. behoorden
juist
in
de nonnenkloosters te huis, enhieldenniet alleen de
kloosterju ers, maar ook
buiten de muren
der kloosters vele handen
bezig
enverschaften
goede
verdien
sten. Ook
Quedlinburg en
Gandershemwaren door deze
handwerken, onder
de
leiding
der Abdissen
aldaar, zeer beroemd, envele derzelve
zijn
tot in
onze
dagen
inwezen
gebleven.
Reeds
K oningin
Mathilde,
weduwe van Hendrik
I,
onderwees de normenvan de door haar
gestichte
kloosters in
vrouwelijke
hand
werken.
Bijzonder
warenindeze eeuw
werken in
goud
enzilver
geliefd.
K ei
zer
Hendrik beschonk kerkenenkloosters
gaarne
met kostbare vatenenkleino
din; - zoo
gaf hij
b. v. aan het beroemde klooster te
Clugny
een
gouden
schepter,
een
gouden Rijksappel,
een met
goud geborduurden K eizersmantel,
een kroon en kruisbeeld, te zamen tot een
gewigt
van 1 00
ponden.
Terwijl
de K eizer zich alzoo inDuitschland met
vroomc
werken
bezig hield,
hadden de Grieken hunne
heerschappij
in Itali
op
nieuw
bevestigd, ja
verder
dan
vroeger uitgebreid,
enzelfs Paus Benedictus VII begon
te
vreezen,
dat de
Roomsohe kerk vanhet Westendoor de Oostersche uit haar
middelpunt
Rome
verdrevenzou worden.
Hij spoorde dan, bij gelegenheid
der
inwijding
vanhet
Bisddm
Bamberg,
den K eizer
dringend aan,
omhet verder voortrukken der
GriekeninItalite beletten. En
Hendrik,
die dit
beroep op
zich,
als
oppersten
(1 75)
Beschermheer der Boomsche kerk, tenvolle
gevoelde,
rustte zich toe entrokin
1 021 met eenvoldoend
leger
naar Itali, waar
hij
in drie
togten
tot aan het
zuidelijk
uiteinde
doordrong.
De door de Grieken
gebouwde
en
hardnekkig
verdedigde vesting Troja
viel inde derde maand der
belegering; Capua,
Salerno
en
Napels gaven
zich aandenK eizer
over;
deze
plaatste
overal hem
toegedane
Vorstenen
gaf,
onder
anderen, eenige
landstrekenin
Campanie
aaneene bende
Noormansche
krijgers,
die reeds
vroeger
de Lombardische Vorsten in Beneden
Itali.tegen
de Griekente
hulp gekomen
warenennu ook met hem
tegen
deze
gestreden
hadden. Uit dit
gering begin
van eene
volkplanting
inBeneden- Itali
is
allengs
de
magt
der Noormannenover
Napels
enSicili
uitgebreid geworden.
Ook deze keer verliet Hendrik Italiweder
spoedig;
in den herfst van 1 022
was
hij
weder
op
Duitschenbodem
en
volgde zijne neiging
omzich met kerke
lijke zaken,
verordeningen
en
schenkingen bezig
te houden.
Zijne gezondheid,
die nimmer sterk
geweest was,
werd
zigtbaar
zwakker.
Op
het Pinksterfeesr
van 1 024 was
hij
met
zijne gemalin
te
Maagdenburg;
daarna
ging hij
over Hal
berstadt en Goslar naar
zne
Paltz Grona
bij Gttingen
enstierf
hier, zwaar
ziek,
den 1 8
Julij ,
inhet 52
jaar zijns
ouderdoms en
het 22e
zijner regering.
Hij
was de laatste uit de
rij
der Saksische
K oningen,
want
zijne
echt was kin
derloos
geblevennHij
werd in
zijngeliefd Bamberg begraven.
1 22 Jarenlater
werd
hij
door Paus
Eugenius
II
, op
aanzoekvan
Bisschop Egilbert
van
Bamberg
heilig
verklaard. Daardoor voert
hij
in de
geschiedenis
den naamvan de
heilige.
De door ons
opgespoorde
muntenvandezenVorst worden
afgebeeldop
Pl. XV1 .
N

1 heet
op
de vz. de bovenreeds vermelde letters T2 enO,
zinnebeeldvan
Christus,
binneneencirkelrond;
boven
gemelde
letters ziet men
nog
eene A en
onder dezelve eene
liggende S,
beide van voor ons onzekere beteekenis. Het
omschrift is:
HENRICVS. .
Op
de kz. vertoont zich een
K arolingisch kruis,
door vier
bolletjes gecanton
neerd, binnen
eenen
parelcirkel, omgeven
door het woord:
DAVANTRIA.
Zijnde duidelijk
de
aanwijzing
vanDeventer als
muntplaats.
(1 76)
Wij
ontleendende
afbeelding
dezer munt aancarrns
meermalenaangehaald
werkje,
P1 .
XIII,
N 225.
N
2,
die misschien ook tot den
tijd
van Hendrik 1 II
gebragt
kan
worden,
heeft
op
de vz. het
Vorstelijke
hoofd links
gekeerd,
met het omschrift:
HEINRICV
alles binnen eenen
parelcirkel.
Op
de kz. ziet men eenen staanden
Heilige,
met eenen mantel
bekleed, en
een kromstat inde
regterhand,
naar de
linkerzijdegekeerd.
Het omschrift is:
SOS MARTINIVS
buiteneenen
parelcirkel,
die inhet middendoor twee
dwarsstreepje_s,
medevan
pareltjes, afgebroken wordt.
Wij
durvenniet met zekerheid aannemendat deze denarius binnen Utrechts
muren
geslagen
is
geworden,
waar de St. Maartenskerk in deze
dagen
toch
reeds
lang
bestond.
Zij
was
oorspronkelijk
inde 7e eeuw
gebouwd,
en werd,
navele
lotwisselingen,
eerst door de invallen der woeste
Friezen,
daarnadoor
die der niet minder
geweldige Noormannen, herhaaldelijk verwoest, waarbij
bijkans
de
geheele
stad
vernietigd werd; maar,
nadat
Bisschop
Balderik Utrecht
weder van nieuwe wallen en
poorten
voorzienhad,
werd de St.
Maartenskerk
door
Bisschop
Adelbold sedert 1 01 5 weder
herbouwd, endit valt
juist
in
het
tijdvak
van onzen vroomen K eizer Hendrik 1 1 .
Het is echter
bekend,
dat ook
vele
andere
hoofdkerken
vanDuitsche steden
St. Maartentot
Beschermheilige hebben, envan daar dat
wij
niet danaarzelend
de
tegenwoordige
munt,
als binnenNederland
geslagen,
durvenaannemen.
Wij
vondenze
afgebeeld
inK OENES
Zeitacn'ftfr
Mnz-
, Sieyel-
uml
Wappenkumie,
1 1 1
(1 843),
Pl. V1 ,
N 7.
N3
wijst duidelijker op
Nederland, daar,
behalve Utrecht enMaastricht,
geene
andere
plaats
in het
Rijk
van onzen K eizer den
daarop
voorkomenden
naamvan
Trajectumdroeg.
Op
de vz.
ziet men thans s K eizers hoofd naar de
regterzijde gekeerd,
om
geven
door het omschrift:

HEINRICVS.
Op
de kz. vertoont zich eene
guur, hoedanige wij
tot dus verrenimmer
op
(1 77)
eenige
andere munt ontmoet hebben. Ook weten
wij
niet hoe haar
regt
te
beschrijven. Zij
bestaat uit
zes_
lange lijnen,
dwars over de munt
regelmatig
verdeeld;
vier dier
lijnen eindigen
in even zoovele letters van het
omschrift,
dat in
omgekeerde rigting
aan de
buitenzijde
te zien
is,
dobh de middelste
dwarslijn
is slechts aan
ne letter
gehecht.

Het omschrift luidt:


_
TRAIECTVM
endoelt
waarschijnlijk op
Utrecht. Deze munt werdoris in
teekening'medegedeeld
door
wijlen
den Heer
THOMSEN, Inspecteur
der
K oninklijke
Museate
K oppen
hagen,
met
berigt,
dat
zij
zich in het
K oninklijk
Munt- en
Penningkabinet
al
daar
bevindt, en voor
eenige jaren
inDenemarken
gevondenis,
te
gelijk
met
eenige
andere
munten,
die omstreeks het
jaar
1 030
geslagen
moeten
zijn.
N 4 heeft
op
de vz. eene naar boven
gerigte uitgestoken hand,
als aan een
schild
gehecht;
ter linker- en
regterzijde
der hand ziet men de letters uitma
kende het woord
REX.
Het omschrift is:
1
HINRICVS
(de
s in
omgekeerde rigting)
IMPAERIO
voor Hin- of Hehrcus
Imperator.

Menwil dat het teekender


uitgestoken
hand
zinspeelt
op
de
betaling
vantol
en dat deze denarius alzooeentolpehning
is. Verder tot
bewijs
verstrekt dat er
zich te Deventer een
Rijkstol (de sseltol)
bevond. Menweet dat deVorstenin
die
dagen
een
groot
deel hunner inkomsten uit tollen
op
de
rivieren, havens,
landwegen, bruggen,
enz. trokken,
iets Waarvan de Charters onder de
namen
van
ripatz'cum, portatz'cum, pontatz'cum,
enz. telkens
melding
maken.

Op
de kz. vertoont zich weder het
K arolingische
kruis met de vier
bolletjes
binnen een
parelcirkel.
Het omschrift is:
DVVANTRIA.
Wij
ontleenendeze munt aancarrns
aangehaald wrkje- Pl. 1 1 7,
N- & quot; 54.
N
5, eene dito
munt,
heeft de zelfde
afbeelding
als de N 4
op
de
vz.
Het
omschrift is:

HEINRICVS IMPE'.K T0.

& quot;

23
\
(1 78)
Ook de
afbeelding op
de kz. is weder als van de N

4,
doch het
omschrift
beter
geschreven:
_
DAVANTRIA.
Z.
Weegt
1 ,1 w. en werd door ons
indertijd geteekend
uit de
Verzameling
van
wijlen
den K olonel nu normvan
wrcnnn,
wiens
afbeelding
met die van
eenige
honderde andere Numismatici van
vroegeren
en lateren
tijd
zich inhet
Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
bevindt.
N
6, eene dito
munt,
doch van ruwer
bewerking
en minder
duidelijke
af
slag,
bevindt zich in het Munt- en
Penningkabinet
der Leidche
Hoogeschool.
Z.
Weegt 1 ,1 w.
N 7 heeft dat
onderscheid,
dat thans
op
de vz. zich het
K arolingische
kruis
vertoont,
met het omschrift:
& gt; X
HENR
. . . . . ..
terwijl
de
hand,
in zeer ruwe
afbeelding, op
de kz.
gezien
wordt.
Z.
Weegt
1 ,3 w. en bevindt zich mede in het
Penningkabinet
der Leid
sche
Hoogeschool.

Zeer
ruw,
en
waarschijnlijk
even als de N
7,
is de N

8. Ter
zijde
van de
hand bevinden zich
thans,
in de
plaats
der letters van
het woord
REX, links
drie
bolletjes
en
regts
n.
Aangezien
dit
exemplaar,
dat
indertijd
inDuitschland
gevondenis, enons uit
Berlijn
is
geworden,
vanzeer slecht zilver is enniet
meer
dan
0,95 w.
weegt,
meenen
wijv
het er voor te moeten houden,
dat
wij
hier het
product van een
valschen munter voor ons hebben.
N'E 9 heeft eene
geheel
andere
type
dan
de
vorige deniers. Op
de vz. ziet
menthans een
linksgekeerdhoofd,
zender
eenigtooisel,
binneneen
parelcirkel.
Het omschrift is:
HEINRCVS
1 M. ERIIO
voor Henricue
Imperator.
'-
{

Menziet dus een
opschrift,
dat
bkans
even bedorvenis als ons
op
de deniers
van Lotharius
voorgekomen zijn.
Op
de kz. bevindt zich inhet middender munt eenklein
K arolingisch
kruis,
tegen
ieder van welks beenenzich
eene
letter
vertoont,
die te zamenhet woord
(
1 79
)
BONV
(voor BONA)
uitmaken. Tusschen de letters ziet men vier
cirkeltjes.
In den buitenrand staat in verkeerde
rigting
het woord:
DAVANTR. K .
Zonderling
is
het,
dat
terwijl
de beide eerste As ruw
gevormdzijn
,
delaatste
behoorlijk
in den
stijl
der middeleeuwen
gegraveerd
is.
De woordenBonaenDavantrz'abehooren
bij
elkander, enbeteekenendat de
munt een
goede penning
of denier vanDeventer is. Straks zal ons dit
opschrift
Bomz ook
op
Tielsche munten voorkomen.
Wij
ontleenden de
afbeelding
aan CAPPES
werkje,
meermalen
aangehaald,
PI.
IV,
N 55. Geen
gewigt
is daar
opgegeven.
N
1 0, eene
dito
munt,
doch veel
onduidelijker,
bevindt zich in het Munt
en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool. Zij weegt
1 w.
N 1 1
,
weder eene dito
munt,
immers naar
wij
meenen mede in Nederland
geslagen,
hoewel het omschrift
op
de kz. niet
juist
het woord Davantn'aaan
geeft,
bevindt zich mede in de Munt- en
Penningverzameling
der Leidsche
Hoogeschool
en
weegt 1 ,05 w.
Eindelijk geven wij op
onze
Supplementplaat
XXI,
onder N 1 5
,
eendui
delijker exemplaar
dezer
muntsoort,
dat
op
de
vz.
eenige
letters heeft van het
omschrift;
HEINRICVS IMP
terwijl op
de kz. rondomhet kruis staat:
BONV
en in de rondte:
is
DE
. . .
ANT.
Z.
Weegt 0,9w. en bevindt zich in de
Verzameling
vanProfessor maar na
namuur: te
Groningen.
Bij
den dood vanK eizer Hendrik Il
,
met
wien, gelijk wij zagen,
de Saksi
sche
K oningsstam
uitstierf,
had
ongeveer
het zelfde
plaats
als toenhet K arolin
gischeHuis
inDuitschland
geene erfgenamen
had. Men moest
beproeven
of er
inhet
Rijk genoeg eenheidsgevoel
bestond
omweder een Vorst
aangesteld
te
krijgen,
die
het
geheel
kon
beheerschen,
want de
magt
der
grooteRijksvasallen
.
(1 80)
had zich
gedurende
de
afwezigheid
der laatste Ottos inItalienonder dezwakke
regering
van denvroomen Hendrik
buitengemeen verheven, ener warenvelen
onder hen,
die even zoo
goed zelfstandige
heerschers
kondenzijn,
als de K 0
ningen
van
Bourgondi
ende
Hertogen
vanBoheme envanPolen.
Doch het denkbeeld
vaneen
eenig
Duitsch
Rijk,
door n
K oning geregeerd,
dat zonder
tegenspraak
het
aanzienlijkste
van de
geheele
Christenheid
zijn
kon,
was door het Saksische Huis
nog
meer
bepaald algemeen
heerschend
geworden.
De Duitsche stammenaarzelden
geenoogenblik
omaante nemendat detroon
weder bezet moest worden;
de verschillende volkenhieldeneerst
onderling
over
leg,
wien
zij
de eer vanhet
Rijksgebied
zouden kunnen
toekennen, en
daarop
kwamen
zij,
reeds acht weken
nadan dood van K eizer
Hendrik, met de Her
togen
aan het hoofd hunner
Grooten, aanden
heerlijken
vaderlandschen
Rijn
bijeen,
die indeze eeuwen
nog nergens
aan vreemde
heerschappij onderworpen
was. Men verzamelde zich ter
plaatse
waar
ongeveer
de
overgang
tusschen
Noord- enZuid- Duitschland
gevonden wordt, in
de vlakte
bij Oppenheim
tus
schen Mentz
en Worms, en
op
den
tegenoverliggenden
oever.
Op
de linker
Rijnzijde,
niet ver vande
wijngaardhoogten
vanhet
tegenwoordige
Nierstein.
stond de oude
K oningsstoel; omdeze verzamelden zich de
Rijnfranken,
bene
vens de
Opper-
en
Neder- Lotharingers,
van
de oevers der Moezel enMaas aan
gekomen; op
den
regteroever
bevondenzich de Oostfranken, Zwaben, Beijeren
en Saksers, aan welke zich ook
eenige
Slavenuit de
onderworpene grenslanden
aangesloten
hadden. Behalve de
Aartsbisschoppen
enBisschoppen
van het
Rijk
warenalle
Hertogen
te zamen
gekomen
alleen van den
Hertog
der Bohemers
Othelrich of Ulrich is dit minder zeker - - als: de stoute
Hertog
vanSaksen
Herman
,
der
Beijeren Hertog
Hendrik uit het
Luxemburgsche
Huis, eenbroe
der der K eizerin- weduwe
K unignnde;
uit Zwaben de
jonge Hertog
Ernst
II,
zoonvan Gisela,
die in tweede
huwelijk
zich met Graaf K oenraad verbonden
had,
dien
wij
weldraals
K oning
en
grondvester
van een nieuw
Vorstengeslacht
zullenzien;
uit
Opper- Lotharingen
kwam
Hertog
Frederik;
uit Neder- Lotharin
gen(eengroot gedeelte
van het
tegenwoordige Nederland) Gozelo;
uit K arinthi
Hertog
Adalbert;
eindelijk
uit Frankenland zelf K oenraad de
jonge,
die hier het
Hertogelijk
bestuur indennaamdes
K onings voerde,
want de
eigenlijke Hertog
(1 81 )
der Franken was de
toenmalige K oning zelf, gelijk wij
uit de
instelling
van
Otto1 weten.
Op dezenijongen
K onraad waren de
oogen
der kiezers mede
gerigt,
maar
nevens hem, en wel
wegens zijne deugd
en
wijsheid nog
veel
meer,
had
zijn
oom,
de oude K oemaad,
de harten
gewonnen, hij
diemede uit denFrankischen
stam
was;
uit dezen toch
zoude, volgens
de
voorloopige afspraak, gekozen
worden. Beide waren
voortreffelijke mannen,
zonen van twee
broeders,
wier
vader,
Otto van K arinthi, een zoon vandan
dapperen
K oenraad denrooden
vanWorms
was,
die
in
den
slag
van
Lechfeld
viel, envan
Luitgard,
dedochter
van OttoI. Zookonden beide ooms zich
op
de edelste
afkomst,
zoowel van
vaders- als van
moederszijde,
beroemen.
Als de keus tussehen beide
stond, sprak
de oudere K oenraad aldus tot den
jongeren:
//
Ikwerheugzmij zeer,
dat zulk eene
vergadering
ons beiden de K 0
ninklijke
eer
waardig
keurt.: Laat ons danvanonze
zijde toezien,
dat
wij
ons
niet door
tweedragt zoodanige eer onwaardig
toonenendat het volk eenender
den tot
K oning
kieze..
Mij dunkt,
dat wanneer de keuze
op
u of
op mij valt,
de een door denanderenindan
gekozene geerd
wordt. Daaromzal
ik, wan
neer de volken
1 1 1 k1 6261 1
de eerste
zijn,
die u als
zijnenK oning huldigt,
en
voorzeker zult
gij mij
het zelfde belooven.u - De
jongere
K oenraad stemde
hiermede
in, enals
hierop
beidede Vorsten elkander voor
_aller oogen
omarm
den,
erkenden
allen,
dat hoe ook de keuze
mogt uitvallen,
geen
bloedige strijd
over
de kroon
tusschen
beden
gevoerd
zoude worden.
Daarop volgden
de
op
dan
K oningsstoel
verzamelde Vorstenhunne
vrije overtuiging,
enals de eerste Gees
telijke
des
Rijks,
koos de
Aartsbisschop
Alibovan Mentz met luider stemden
ouderenK oenraad.
Vrolijk volgden
alle
geestelijke
Vorsten
zijnvoorbeeld; enals
de
jongere
K oenraad,
de eerste der
Franken,
onder de
wereldlijke
Vorstenhet
eerst
zijne
stemmoest
uitbrengen, kooshij .mede zijnenoom.
Deze
greep zijne
band en
plaatste
hemraan
zijne zijde;
de
overige
Vorsten
volgden
het voorbeeld
van dan
jongeren
K oenraad
,
hoewel er onder de
Lotharingers
velen
tegen
dan
_ouderen
K oemaad
gestemd waren. Het volk
gaf
door
gejuich zijne goedkeuring
tekenenen
verlangde dadelijk
de
quoning
van dennieuwen
K oning.
Zoo
Wendd
zich
dande
schitterende vergadering, jubelend
vanbeide
zijden
vanden
(1 82)
Rijnoptrekkende,
naar het oude
eerwaardige
Mentz, om
de
zalving
en
krooning
te vieren. De
K oningin- weduwe K unigunde,
die de
Rijkskleinodin,
de
kroon,
het zwaard ende
heilige lans,
tot dus verre in
bewaring gehad had, verscheen
en
gaf
ze ten behoeve der
feestelijke handeling
over. 2: I
- - & quot;
! .& quot;
Toen
de
togt
inMentz naar denDom
ging,
waar
deAartsbisschop
Ariboden
verkozen
K oning
wachtte,
traden
eenige
mannen uit de
lagere
volksklasse met
hunne
klagten
naar hemtoe. K oenraad stond stil enhoorde ze aan.
Eenige
Bisschoppen
herinnerden
hem,
dat de
heilige handeling
in de kerk
op
hem
wachtte,
doch
hij
antwoordde: // Het is
mijn
ambt om
geregtigheid
te
doen, en
een
man,
die de
inspraak
van
zijn
geweten volgt,
aarzelt
geen oogenblik
om
ieder
oogenblik
te doen wat alsdan
gedaan
moet worden. Als ik
gelijk gij
zegt, mij
naar de
wijding
moet
Spoeden,
moet ik
juist
des tebedachtzamer
mijne
schreden
op
Gods werk latensteunen
; & quot;
hoe meer ik inzie dat ik een
moeijelijken
post
te
gemoet ga.
Deze
treelijke
woorden vervulden allen met
vrolijke
hoop,
en eene der eerste daden van K oenraad, nadat de
wijding enkrooning
te Mentz
plaats
had
gehad, was,
omnaar Akente
gaan
en
op
danmarmeren
troon van K arel den Grooten
regt
te
spreken
en zich met de
geestelijke
en
wereldlijke
Vorsten over het bestuur des
Rijks
te verstaan. Reeds
bij
dezeeerste
daden betoonde K oenraad zich een dier zeldzame mannen,
die
tot regerenge& quot;
horen
zijn
nademaal
zij
de
ontwikkelingen
vanden
tijd inhetgroot
omvatten
en de kunst verstaan omaan deze eene
bepaalde
voor detoekomst te
geven.
Het was thans de
post
van eenenDuitschen
K ohing',
die het
K oninklijk
aanzien weder
op
vaste
grondslagen
wilde
vestigen,
om
de
testoute eerzucht
der
groote
vasallente breidelen.
Dezegroote
lenmannenhaddenzichreeds eene
aanzienlijke magt verworven,
het
grootste
deel vandan
geringeren
adel vanzich
afhankelijk gemaakt ,
denstand der
gemeene
vrije
lieden
bijnageheel
onderdrukt,
nademaal
zij
ze
gedwongen
hadden
,
zich als dienstmannenonder hunnebescher
ming
te
plaatsen;
enzookonden
zij
met hunnen
grootenkrijgsstoet
dan
K oning
zelf onder de
oogen
zien
,
wanneer
hij
hunne
aanmatigingen
wilde te keer
gaan.
Een stand van
vrije grondbezitters en landbouwers,
waaruit de
K oningen
en
Vorstenthans de kern vanhunne
gewapende:magt
ontleenen,
bestond er
bijna
niet meer ; = wanneer de
K oning geene
zeer sterke
troepenmaasa
uit
zijn
er and
(1 83)
bezat, - enK oener was
geen
der
magtigste
Vorsten des
Rijks

hing hij
af van
de
goede gezindheid
der
groote leenmannen; hij
was inde
ongelukkige
stelling ,
omzichof door
gunsten
en
geschenken
,
of door
toegevendheid
,
eene
partij
onder de Grootendes
Rijks
te moetenmaken.
K oning
K oenraad was echter van
het denkbeeld,
dat de ware' kracht vaneenVorst niet in eene
partij ligt,
maar
inde
liefde,
deneerbied en
de
gehoorzaamheid
vanhet
geheelevolk,
dat inhem
denbeschermer vanhet
regt,
de
orde,
de
veiligheid
naar binnenenbuitenziet.
Daarop
zocht
hij
het
grootste gedeelte
der
lagere Ridderschap,
inwier armen
de kracht des
legersbestond,
daardoor te
winnen,
dat
hij verordende,
dat de
leengoederen,
welkede vaders bezaten
,
niet naar willekeur aande
zonenkonden
ontnomenworden, en
alzoo
droeg hij
de
erfelijkheid
der leenen

welkede
groote
leenmannenzich reeds
zoogoed
als
toegeigend
hadden
, op
de kleinere leenen
over
,
welke door deGrootenals achterleenen
uitgegevenworden;
daardoor maakte
hij
de
groote menigtevanomlogslieden
veel
onafhankelijker. Zij
waren nu van
zelf trouwe
aanhangers
der
K oninklijke magt,
die ze inhun
erfregt
beschermde.
Even zootoonde K oenraad zich den
burgers
der steden
genegen,
wier
regten
hijbeschermde
enwier
nijverheidc hij
bevorderde. Deze
maatregelen,
welke.den
grondslag
vanK oenraads
wijze
vanbestuur uitmaakten
,
zijn
het
rigtsnber voor
het
geheele
Salieche
K oningsgeslacht geworden;
de stedenen de
geringere
leen
adel
zijn
hunne
getrouwe aanhangers tegen
de
overmagt
der
groote
Vorsten
ge
weest,
wier
verdeemoediging
het doel vandit
geslacht was;
en
bijaldien
niet zeer
ongelukkige, tijdsomstandigheden
onder denderdenK eizer van dit Huis
plaats
gegrepen
hadden, en ware niet uit Rome het
K oningschap
in Duitschland
op
het,heftigst aangetast geworden,
zoudehet, volgens
alle
menschelijke berekening
,
veel
vroeger
versterkt
zijngeworden,
ende
overmagt
over
alle
geweld
der Groo
ten
verkregenhebben,
gelijk
zulks in
Frankrijk plaats
heeft
gegrepen.
De Duit
schers zouden dan eenen anderen inhoud hunner
Rijksgeschiedenis
hebben als
die van den
strijd
tusschen de
K oninklijke magt
en de
onafhankelijkheid
der
Vorsten en de
zegepraal
der laatste.

Het is te
bejammeren
dat er
geene
beschrijving
vanhet
uiterlijke
van K eizer
K oenraad
bestaat; slechts
zijne
dadenen de
groote achting zijner tijdgenooten
getuigen
voor de kracht van
zijnen geest,
waarmede
zijne ligchaamsgedaante
(1 84)
zeker
overeenkomstig
was. De
Geschiedschrijvers
dier
dagenzeggen
vanhem,
dat
geen
K eizer sedert K arel denGrootenzoo
krachtig geregeerd heeft; eneen
hunner besluit met de woorden: // Menstelt zichaande
verdenking
van
vleijerij
bloot,
als menverhalen
wil,
hoe
grootmoedig,
hoe
standvastig,
hoeonverschrok
kan,
hoe
ernstig tegen
de
misdadigers,
hoe
goed jegens
de
burgers,
hoe hard
tegen
de
vijanden,
hoe onvermoeid en
ijverig hij
in zaken
geweest is,wanneer
het
welzijn
des
Rijks
het eischte. s.
Enzoowas inderdaad
zijne wijze
van
regeren;
veel over het hoofd ziende en
ligt
te
bevredigen
inzaken van minder
aanbelang, maaronbewegelijk
wanneer
gewigtige belangen
inhet
spel waren; goedig
en bereid omte
vergeven,
ivan
neer bij
berouw
bespeurde,
maar zeer
streng
in het
bestraffen, wanneer een
kwade wil zich
vertoonde;
rusteloos in
zijne pogingen
om
regt
enorde tehand
haven,
de verdrukten te beschermen,
den overmoedte
tuchtigen.
Dadelijk
nahet
eindigenzijner
eerste
bezighedente Akenwing hij zijne
toch
tenaandoor de verschillende
gouwen
des
Rijks
omzichaande volken te ver
toonen en hunne hulde te
ontvangen. Nog
inden' herfst van 1 024
(1 ) ging
hij
over
Luik en
Nijmegen (bij welke gelegnheid'hij
misschien ook Utrecht
bezocht heeft,
hoewel de
Geschiedschrijvers
zulks niet
vermelden) naar Saksen
,
die
belangrijke
Provincie des
Rijks,
envierde K ersmiste Minden. Daarnabe
zocht
hij
de
Bisschoppelijke
zetels van Paderborn, Hildesheim, Halbersta'dt,
Maagdenburg
en
Merseburg,
en
ging
door
Thuringen
naar
BeijerenenZwaben,
vierde Paschente
Augsburg
en Pinksteren te Oonstanzf Men
ziet, het reizen
ging
toen minder snel; bij
den veelal
afschuwelijken
toestand der
wegen,
de
geheele
middeleeuwendoor, was
het
reizenvoor beide
geslachtenbijkans
alleen
te
paard mogelijk.

Overal
liet K oenraad
op zijne togten
denindruk
van
K oninklijke' waardigheid
en
kracht achter.

& quot;

: .& quot; -
(1 )
MEIK WERK , Bisschop
van Paderborn, verhult(0. 93),
dat er in
ditjaareene
Rijksvergadering
te Hirschfeld
plaats had,
waarop,
onder anderen,
tegenwoordig
was
- Thiedericus Fresoniae,
die
geen
ander
geweest
kan
zijn
dande Hollandsche Graaf
Dirk 1 1 1 ,
die in
1 089,
het zelfde
jaar
als K eizer
K oenraad, overleed. Zie onze Munten
(Ier Graven van Holland en Zeeland,
bl. 1 7..

& quot;
\
(1 85)
Zijne
naaste blikken waren nu
op Bourgondigerigt, op
welk
land, gelijk
wij weten, zijn voorganger
Hendrik de
aanspraak
der
opvolging
verworvenhad.
Wel warende
heerschzuchtige
Grootenvan dit land van oordeel,
dat deze aan
spraken
als
persoonlijkverstaanimoestenworden, dewijl
Hendrik de zusterszoon
van
K oning
Rudolf
geweest Was,
endat alzoomet Hendriks dood het
verdrag
geindigd was;
enook de zwakke
K oning
Rudolf had zich latenbelezendat het
zoowas. DochK oenraad was niet vanzins omdit
belangrijke land, met
zijne
_ rijke
vlakten,
stedenenzeehavens,
uit welke de Middellandsche zee bevaren
werd, aanhet Duitsche te laten
ontsnappen. Spoedig
rukte
hij op
Bour
gondilos, namdeszelf
grensvesting Bazelin, entoonde zichzoo
ernstig,
dat
K oning
Rudolf wel
zag
dat
hij
zichvan
zijne
belofteniet ontslaankon.
Hij
tradin
onderhandeling,
endeschrandere
K oningin
Gisela,
de dochter vanRudolfs
zuster,
wist harenoomzoo
behendig
teleiden

dat
hij
ten
jare
1 027zoowel aanK oenraad,
als aandienszeonHendrik,
de
erfopvolging
in
Bourgondiplegtig
verzekerde.
Nog
vr deze
handeling.
haar
beslag
bekwam
,
trokK oenraadooknaar Itali,
omdit land met de
K eizerlijke waardigheid
onder
zijne magt
te
brengen;
want
een Duitsche
K oning
zoude
volgens
de
begrippen
der eeuwzonder dit teeken
vandaneersten
rang
inde Christenheid
zijne waardigheid
niet bezeten hebben.
Ook
riep
hemeene
magtige partij,
aanwelker hoofd de
Aartsbisschop
Heribert
vanMilaanstond,derv?aarts, omhet streven
der driftendoor een
magtig leger
te
bedwingen.
Heribert zelf kwamte Constanz
bij K oenraad,
huldigde
hemin
dan naamvan
vele geestelijke
en
we'reldlijke
Grooten enverzekerde hemvan
hunnen
magtigenbijstand tegendevijandelijke partij,
dieeenenFranschenVorst
naar Itali wilde
roepen.
Ook Paus Johannes
begeerde dringend
K oenraads
overkomst. Toen bereidde deze zich tot
zijnen
eersten
togt
naar Rome, verza-
melde in 1 026 de
aanzienlijken
des
Rijks
te
Augsburg,
en zoo
groot
was reeds
toenhet vertrouwen van deze
op zijnebekwaamheid
endie van
zijn geslacht,
dat
zij
zelfs
van hem
verlangden,
dat
hij zijnenachtjarigen
zoon Hendrik tot
zijn opvolger
zoude
aanwijzen.
- Alzoo
geschiedde het,
dat de
erfopvolging
in
het Saksische
K oningshuis
reeds toen
vastgesteld
werd.
K oenraad
gaf zijnen
zoon over aan de
leiding
en
opvoeding
van
Bisschop
Brunovan
Augsburg,
broeder des overleden
K onings Hendrik
1 1 . Deze
begeleidde dadelijk,
in
24
(1 86)
gezelschap
van
zijnenkweekeling
ende
K oninginGisela,
dan
K oning op zijnen
togt
over de
Alpen (1 ).
Niemand durfde in Itali
openlijk
wederstand
bieden, maar de
hardnekkige
stad Paviasloot voor hemhare
poorten,
meer uit vrees voor de
K eizerlijke
straf
als wel in de
hoop
van
zijne heerschappij
over Italite zullen kunnen beletten.
K oenraad,
die zich met de
belegering
der sterke stad niet wilde
ophouden,
moest naar Milaan
trekken, omzich daar door
Bisschop
Heribert tot
K oning
van Itali te laten kroonen. Paviawerd door de
verovering
der
geheele
om
liggende
streek
gestraft,
doch de
K oning
trok naar Ravenna, om
ook het oos
telijke
deel van
Opper- Itali
aanzich te
onderwerpen.
Het duurde niet
lang
of
hier brak de
onverzoenlijke
haat der Italianen
tegen
de Duitschers ineen
oproer
uit. In den nacht
begon
de moord der
Duitschers; maar deze,
snel naar de
wapenengrijpende, overweldigden
het woeste
volk, enals de
K oning,
het alarm
vememende, van
zijne legerstede
opsprong,
zich
wapende,
het
paard besteeg
en
voortreed,
vond
hij
de Ravennatenreeds
vlugtende
enindekerken
bescherming
zoekende.
Hij
namde
burgers
weder in
genade
aan
,
beloonde
zijnekrijgslieden,
volgens zijne gewoonte, rijkelijk;
voor een
derzelve,
wieneen voet
afgehouwen
was,
liet
hij, gelijk Wippoverhaalt,
zijne
beide laarzenmet zilver vullenen
bij
zijne legerstede plaatsen.
In het
volgende jaar
werd Paviawederom
omsingeld
enmoest het zich aan
den
K oning onderwerpen; op
de
dringende
bede van Odilo,
Abt vanClugny,
dien K oenraad
wegens zijne
vroomheid in
hooge achting
hield,
werddestadniet
verder bestraft, maar in
genade aangenomen.
Nadat
geheel Opper- Itali
onder
worpenwas,
trok K oenraad naar Rome en
ontving
er
op
het Paaschfeest,
dan
26 Maart
1 027,
benevens
zijne gemalinGisela,
de
K eizerlijke
kroon van Paus
Johannes XIX. Twee
K oningen
zetteden door hunne
tegenwoordigheid
luister
aanhet feest
bij;
Rudolf van
Bourgondi
en K anut deGrootevanDenemarken,
Noorwegen
en
Engeland,
een der schranderste Vorsten van
zijntijd,
die als
vroome
pelgrim
naar Rome
gekomenwas. Met Rudolf was de
vraag wegens
de
erfopvolging
in
Bourgondi
reeds zoo
goed
als in
orde;
met K anut sloot K oen
(1 )
Zie
K OHLEAUSCH
Bldniue der Deutsc/len
K nige
und K aiser,
S. 1 72
folg.
( 1 87
)
raad een verbond van
vriendschap, gaf
hemde stad
Sleeswijk
met het Mark
graafschap
aande Schlei
terug ,
zoodat deEider weder de
grens
tusschenDuitsch
land enDenemarkenwerd
,
gelijk
ten
tijde
vanK arel den
Grooten, enbeschonk
hemdaarenbovenmet
gouden
enzilveren vaten.
Daarentegen
verloofde K anut
zijne
dochter K unihild aanden
jongen
K eizer
Hendrik,
met wien
zij
dan ook
later,
in
1 036,
huwde. De Deenen
waren,
nadat
zij
het
Christengeloof
had
den
aangenomen,
voor Duitschland
geene gevaarlijke
naburen
meer, tegen
wier
invallen een
Markgraafschap noodig was,
en thans werd eene
vriendschap ge
sloten,
die
zoo
langhet
Salische K eizershuis
op
den troon zat
geduurd
heeft.
Nog
was
de K eizer met de
herstelling
vanhet
K eizerlijk
aanzieninBeneden
Itali
bezig,
toen
hij
het
berigt ontving
vanden
opstand zijns stiefzooirs,
Her
tog
Ernst vanZwaben

welk
berigt
hemnaar Duitschland
terugriep,
als
zijnde
eene
hoogst ernstige
zaak.
'Het
is hier de
plaats
niet om
bijzonderheden
van
dezen
opstand
mede te deelen.
Genoeg zij
het te vermeldendat
Ernst,
ten
laatste indenban
gedaan
en
voortvlugtig,
te
vergeefs hulp
zocht
bij
Graaf Odo
van
Champagne,
s K eizers
vijand wegens Bourgondi; hierop wierp hij
zich in
de meest woeste
gedeelten
vanhet
Schwarzwald,
doch daar
ingesloten
sneuvelde
hij
met
zijne getrouwste aanhangers; zijn lijk werd,
nadat de ban
opgeheven
was,
naar Constanz
gebragt
en aldaar
begraven.
In 1 027
begaf
de K eizer zich ook naar Nederland, en hield zich onder
anderenook te Utrecht
op, waar, tijdens
dandood van
Bisschop Adelbold, een
hevige
twist ontstaan was over de keuze vandiens
opvolger.
Deze twist
liep
zoo
hoog
dat de
K eizer,
in
eigen persoon,
Vergezeld
door
zijne gemalin,
de
K eizerin
Gisela,
zich te Utrecht van
zijn regt
wilde bedienen omzelf eenen
Bisschop
te kiezen.
Op
dezenindie
dagen
zoo
moeijelijkentogt gebeurde
het
dat de
hoogzwangere
K eizerininhet
dorp
Oosterbeek
ten
huize vandenPastoor
(waarschijnlijk
indie
dagen
het meest
geschikte verblijf,
Arnhemwas toen
misschien minder
aanzienlijk),
inhet kraambed
kwam, entoenPastoor Bernulf
of Bernoldus denK eizer te Utrecht
persoonlijk
het
berigt
der
heugelijkegebeur
tenis kwam
brengen, gaf deze, geslingerd
tusschende twistende
partijen,
en
geen
van alle te wille
kunnende
zijn,
de
Bisschoppelijke waardigheid
aan den
Oosterbeekschen
Pastoor,
die weldratoonen
zou,
dat
hij
voor
zijne groote
taak
24
**
(1 88)
berekend was
(1 ).
Indit zelfde
jaar
trok K oenraad.ook
nog
naar andere deelen
van
zijn uitgebreid Rijk
om
op
alles orde testellen.

Terwijl Hertog
Ernst van Zwaben in1 030 een treurig
levenseinde onder
vond, was de K eizer
nog
met
K oning Stephanus
van
Hongarijbezig (2), die,
hoewel Christen
envaneene vreedzame
geaardheid,
echter met dan
oorlogzuch
tigen Markgraaf
Albrecht van
Oostenrijk
in
strijd geraakt
was en invallen in
Oostenrijk
en
Beijerengedaanhad,
het
Markgraafschap Oostenrijk
behoorde
in die
dagen
aan
Beijeren,
K oenraad
dwong,.door
eeninval in
Hongarij,
den
K oning
tot vrede en wendde zich nu
tegen
Polen. De
dappere
Boleslaus was
gestorven; zijn
zoon Miesko,
woest en
oorlogzuchtig,
was herhaalde malen in
de aanhet Duitsche
Rijk onderworpene
Slavische
grenslanden
en zelfs
in Thu
ringengevallen;
de
K eizer, zijne
handenvol hebbendeeerst met
Zwaben,
daarna
met
Hongarij,
kon hemniet
dadelijk stra en,
doch in 1 031 trok
hij
uit
Saksen met een
leger tegen
Miesko
op,
bragt
heminde
engte
ennoodzaakte
hemomvrede te verzoeken, bij
welke
hij
dedoor Boleslaus vermeesterde
Opper
Lausitz weder
teruggat. Ja,
in het
volgende jaar
verscheen Mieskozelfs in
eigenpersoon
inhet
K eizerlijke Ho eger, legde
den
K oninklijkentitel,
die
zijn
vader
aangenomen
had
,
weder
af, ennamandermaal de
verpligting op
zich
omde
oude
schatting
aan het
Rijk
te betalen. Polenverviel daarnadoor binnenland
sche twisten, en Duitschland had van dien kant niets
meer; te vreezen.
In 1 032 stierf ook
K oning
Rudolf van
Bourgondi,
nadat
hij
de K onink
lijke
diadeemvan
zijn Rijk,
benevens de lans van den
heiligen
Maurits aan
den K eizer
gezonden
had,
die zich
dadelijk naar
dit land
spoedde.
Te Straats
burg
verzamelde
hij
een
leger,
rukte in dan
aanvang
van1 033 in
Bourgondi
en werd er door de Grooten des
Rijks
tot
K oning uitgeroepen
en
gekroond.
(1 )
Zie onze Muntender
Bissc/loppen,
vande
Heerlk/leid
ende Stad
Utrecht,
bl. 20.
(2)
Er had ook indit
jaar
eene
Bijksvergadering plaats,
waarvanMeinwerk, Bisschop
vanPaderborn,
melding
maakt.
Daarbij was,
onder anderen, Graaf Dirk III vanHolland
tegenwoordig,
die in dit zelfde
jaar, vergezeld
van een
aantal
Edelen,
onder anderen
JanvanArkel, een
togt
naar het
Heilige
Land ondernam. De woordenvan Meinwerk
zn:
mstantibns, legitimnmque
huic rei testimonium
perhibentibus.....
Theodorim
Fresoniae & amp; c.
(1 89)
Intusschenbezat de
tweede,
die
op
dit land
aanspraak maakte, Graaf Odo
van
Champagne,
een zusterszoou van
K oning Rudolf, magt genoeg
om
zijne
aan
spraken
te doen
gelden.
K oenraad moest
tegen
- hem
strijden.
De eerste oor
logsdaden gelukten
niet
dadelijk,
daar
hij
de kasteelenMurtenen
Neuenburg
(Neuchatel)
inZwitserland,
die Odobezet
had,
in denwinter
belegerde;
want
de koude was zoo
groot,
dat de soldaten dikwerf met
bijlen
hunne
paarden
uit
sneeuwen
ijs
moesten uithakken, en dat
grijsaards
en
jongelingen, gelijk
een
K ronijkschrijver zegt,
door de sneeuw
op
hunne lokken niet
meer te onder
scheiden
waren;
de
belegeringen
moesten
opgebroken
worden. Doch in den
volgenden
zomer voerde K oenraad
zijnleger
in het hart der landenvan
zijnvij
and,
in
Champagne,
verwoestte het en
dwong
Graaf Ododaardoor omvrede te
smeken' en de
ontruiming
van
Bourgondi
te belooven. K oenraad vertrouwde
zijn
woord enverliet de
landstreek;
Cdohield echter
desniettegenstaande
vele
kasteelenin
Bourgondi
bezet,
zoodat K oenraad in1 034 eenennieuwen
veldtogt
tegen
hemondernemenende
nog
bezette steden met
geweld
veroveren moest.
Tenlaatste
beproefde
Odo,
toenK oenraad inItali de handenvol
had,
het
nog
eenmaal in 1 037 om
Bourgondi
aante
tasten, maar toen
hij
door
Lotharingen
Wilde trekken,
werd
hij
door
Hertog Gozelo,
s K eizers
leenman, bij
Bar- le- Duc
ineen
geweldigenslag
met 6000 der
zijnengedood,
nadat
hij twintig- jarenlang
met twee K eizers over de
Bourgondische
kroon
gestreden
had. Het schoone
land bleef nu
ongeveer
300
jaren
met Duitschland
vereenigd,
zond
zijne afge
vaardigden
naar de
Rijksdagen
ensloot zich
gaarne
aanhet
Rijk aan,
dat
zijne
vrije
en
zelfstandige ontwikkeling
niet inden
weg_stond.

Nieuwe
bezigheden
wachttendenK eizer in
Itali,
veroorzaakt door dentwee
spalt,
die ook hier tusschende
grootegeestelijke
en
wereldlijke
Vorstenenhunne
leenmannen onstaan
was;
de eerstenstreefdennaar de
onbepaaldste heerschappij
over de laatsten;
deze weder naar de
grootst mogelijke
zekerheid voor het bezit
hunner
leenen,
die
zij erfelijk
trachttente maken. Het luidst warende
klagten
tegen
den trotschen en heerschzuchtigen Heribert, Aartsbisschop
van Milaan.
Reeds had
menvanbeide
zijden
naar
de
wapenengegrepen
enwarener
bloedige
veldslagenvoorgevallen.
Beide
partijenverlangden
de
hulp
des K eizers
en
riepen
die
in,
zoodat
hij
weder naar Italikomenmoest. De landadel kende reeds de
(1 90)
geneigdheid
des
K eizers, om
zijne onafhankelijkheid tegen
de Vorsten.teonder
steunen,
en Heribert vertrouwde
op
de
persoonlijke gunst
van
K oenraad, wien
hij
de
belangrijkste
diensten tot
verkrijging
der kroonvanItalibewezen
had,
enwien
hij
zelf had
gekroond.
K oenraad kwammet denvasten
wil,
dien
reeds inhem
opgemerkt
hebben, om
geene gunst
te
verleenen, maar
datgene
te doen,
wat
hij noodig
zoude oordeelenvoor het
overwigt
der
K oninklijkemagt
envoor
het daarstellenvan vaste
bepalingen.
Toen
hij
de
stemming
der
burgers
van Milaan voor hunnen
Aartsbisschop,
deze had ze
geheel
weten te win
nen
,
-
bespeurde,
verliet
hij
de stad en
riep
eenen
Rijksdag
te Pavia
bijeen,
omover
beide
partijen
het
gerigt
te houden.
Zulks
had de trotsche Aartsbis
schop
niet
verwacht; hij
meende dat de K eizer
hen,
die
hij
voor
ongehoorzame
onderdanen
hield,
niet
eens zoude hooren. Met
verachting weigerde hij
zich
wegens
de
aanklagt zijner
tegenstanders
te
Verantwoorden
nog
minder wilde
hij
iets van
hetgeenhij
inhet bezit vanhet Milaneschei Aartsbisdom
gevonden
had
afgeven,
zelfs niet
wanneer een
K oning
of K eizer zulks beval. Verstoord
stond K oenraad van
zijnen
troon
op
enbeval den
overmoedgen
man
gevangen
te nemen. Geender Italiaahsche Ridders
waagde
het de hand aanhemte slaan;

toen
grepen
hemde
Duitschers,
voerdenhem
op
bevel des K eizers naar Pia
cenzaenvertoefden
eenigen tijd
met hemonder tentenaande 'lrebia. Maar
de schrandere manwist
zijne
wachters teverkloeken.
Heimelijkdeedhij berigt
aan
de Abdis vanhet
naburige
klooster vandan
heiligen
Si1 tts toekomen
,
endezezond
verscheidene
wagens
met vleesch,
lekkernijen
enkostbaren
wijn,
die
rijkelijk
met kruiderijen
en
specerijen
voorzien
was. Deze
geschenken,
die zeer
goed
berekend warenvoor de
gulzigheid
der Duitsoher
,
mistenhunne
werking
niet;
weldra
lagen
de waehters beneVeld
op
hun
leger
enontvlood de
Aartsbisschop
met zijne
dienaars
op gereed gehoudene paarden
en kwam
gelukkig
naar Mi
laan; Een
algemeen gejubel
des volks
ontving
'hemdaar ende
geheele
stad
rustte zich met
ijver
toe
tot
zijne verdediging.
Heribert wist zich dan
krijgshaf
tigen geest
van
deze zich koen verhe ehde
burgers voortreffelijk
ten nutte te
makenen
diente leiden. Indeze
dagen
vormde er zich indeItaliaanschesteden
voor
het eerst een
krachtig voetvolk,
dat weldradoor
zijne geslotene,
met
speren
gewapende,
massas zich
bij
de
ruitetij
des adels
gevreesd
zoude maken.
(1 91 )
Tot
aanvoering
der Milanezen
en
als
middelpunt
vanhunne
slagorde
vond He
ribert het daarnazoo beroemde carocium
(caroccz'a) uit,
dat
eigenlijk
eene na
volging
vande Isralitische arke des verbonds was.
Op
eenrooden
wagen
met
vier wielen, de doorvier
paar
stieren, eveneens met roode dekkleedenbehan
gen, getrokkenwerd,
verhief zich ter
hoogte
vaneenmastboomeenroodesteak
met een
goudenappel
aande
spits;
onder dezen
appel woeijen
twee wittevanen
eninhet middender
stang
was eenkruis waaraan het
Christusbeeld,
dat met
uitgestrekte
armenhet
leger
scheente
zegenen.
Voor
op
den
wagen
was
plaats
voor gwapenden;
daarachter voor
speellieden.
Vr het uittrekkenwerd er
op
dencaroccioeene
hoogmis gevierd; eene
wacht van de
uitgelezenste krijgslieden
omgaf
den
wagen,
omdit
oorlogsheiligdom
tot aanden laatsten
droppel
bloeds
te
verdedigen.
Thans, nu Heribert zich weder binnen de muren van Milaan,
door 300 torens
verdedigd, bevond,
konhemzelfs de
magt
des
vermogenden
K eizers K oenraad niet
bedwingen.
Deze verklaarde hem
wel,
als
een,vijand
des
Rijks, afgezet,
en trok met
zijnleger
voor Milaan
,
doch naonderscheidene ver
geefsche bestormingen
moest
hij
de
belegering opheffen. Op
den
dag,
dat
zulks
geschiedde,
den28 Mei
1 037, gaf hij nog
dat beroemde leenbevel of wet
op
de
leenen,
dat later als den
grondslag
vanhet
geschreveneleenregt
beschouwd

is
geworden. Hij
voerde daarin het
gronddenkbeeld,
dat
hij
reeds in
zijne
vroegste
ordonnantinover dit
onderwerp
te Akenvoor Duitschland
geuit had,
verder door: Alle
groote
enkleine vasallender
Bisschoppen,
Abten,
Markgra
venenGraven, enallen,
die
K eizerlijke
of
kerkelijke goederen
inleenhebben
,
zulleninhaar
erfelijk
bezit
blijven,
vanvader
op zoon,
ener zal aanniemand
een
derzelve kunnen worden
afgenomen,
wanneer
hij
niet door eene
regtbank
zijner gelijken
van misdaad
overtuigd
wordt. Wil
hij
van hunne
uitspraak
in
beroep
komen, zoozal de
groote
vasal zich
onmiddelijk
tot den
K eizer,
demin
dere tot de
ommegaande regters, dusgenaamde
maai dominici of
K eizerlijke
afgezondenen,
moetenwenden. De
groote
schrede tot de
erfelijkheid
der leenen
was daardoor
gemaakt.
Ook voor K eizer K oenraad zoude Italidoor
familierampen verderfelijk
wor
den, evenals voor vele
zijner voorgangers.
Nadat
hij
voor
de tweede maal te
Rome
geweest was,
en in Benedenltali de twisten der Noormannen met de
(1 92)
ingeborenen
des lands had
bijgelegd,
orde en
geregtigheid
had
hersteld, over
vielenhemen
zijnleger
indanzomer van 1 038,
ten
gevolge
der
groote hitte,
verderfelijke ziekten,
raapten
vele mensehen
weg,
en onder deze ook de
jonge
gemalin vanzijnen
zoonHendrik,
de Deensche Vorstin K unihild, verder den
tweedenzoonvan Gisela, Hertog
Hendrik
vanZwaben, een
jongeling
van
groote
verwachting,
en
Hertog
K oenraad
van K arinthi. De K eizer zelf keerde met
zijne gemalin ongesteld
naar Duitschland
terug.

Bij
het
gevoel van
de
afneming zijner krachten,
haastte
hij
zich omvele aan
gelegenheden,
die
hij
van
belang achtte,
in orde te
brengen.
Zooliet
hij
in
Bourgondizijn
zoon Hendrik tot
K oning
kroonen
,
en
bevestigdeop
denzelfden
Rijksdag
te Solothurn eene
gewigtige zaak,
die kort te voren door de
geeste
lijkheid
des
lands,
op aansporing
van
Bisschop Hugo
vanLausanne, daargeateld
was;
eene zaak,
die het ruwe
geweld
vanhet
vuistregt eenigermate
zoude be
dwingenen_ ten
minste
gedurendeeenige dagen
der week in de
feesttijden
Van
het
kerkelijke jaar
aan de
vreedzame
handelingen
des levens rust verschaffen
zoude. Deze zaak was de
dusgenaamde
Godsvrede,
treu_qaDez',
volgens
welke:
iniedere week van
zonsondergang op woensdag
tot n uur naharen
opgang
des
maandags,
en
jaarlijks
vanChristus
geboortedag
tot aan dan
achtstendag,
naDriekoningen
envan
Septuagesima
tot acht
dagen
naPaschen
geen
Christen
tegen
dan anderende
wapenen
zoude
mogenopheffen.
Wie dezen
,
door God
geboden,
vrede niet
hield,
zonde vande
gemeenschap
der kerk en; van
de hei
lige bondzegels uitgesloten
worden. Het denkbeeld vanzulk een
wapenstilstand
tenbehoeve des vredes endes
regts
was het
eerst,
ten
gevolge
vaneenen
groo
ten
hongersnood
endaaruit
geboren
ellendeder menschen
,
in
ZuidelijkFrankrijk,
inAquitani, ontstaan, en de
Bisschoppen
enAbten
hadden,
zonder
bijstand
der
wereldlijke magt,
de vermelde
verordening
tot stand
gebragt.
Weldravond

zij
in
geheel Frankrijk bijval
en
navolging;
bovenallenwarenindeze zaak zeer
ijverig
de beroemde Abt Odilovan
Clugny
en Rioher
van
Verdun. Lotharin
gen,
Bourgondi, ja
zelfs
Engeland volgden
het
voorbeeld.
In
Duitschland
verkreeg
de Godsvrede door K oenraads
opvolger,
K eizer Hendrik
LlI- ,
inhet
vierde
jaar zijner regering,
evenzeer kracht van wet.
_
Op
dezen
zijnen
zoonkonK eizer
K oenraad, wanneer hij
aan
zijne
toenemende
(1 93)
zwakte
dacht,
dan blik slaan met het denkbeeld dat
hij
het door hem
aange
vangene
werk,
de
versterking
der
K oninklijke magt
en
de
verzwakking
der
groote Rijksvorsten
met kracht zoude
vervolgen.
Reeds waren
belangrijke
schre
den
op
dezen
weg gedaan.
Van alle
groote Hertogdommen
van Duitschland
hadden nu
nog
slechts alleen Saksen en
Lotharingen
hunne
eigene Hertogen;
Beijeren,
K arinthi en Zwaben had K oenraad van
tijd
tot
tijd,
nadat hunne
Hertogen
overleden
waren,
aan
zijnen
zoon
overged'ragen;
Frankenland
was
op
zich zelve,
volgens
de
ondebepalingen, K oningsland
of
domein; door Bour
gondi
was de
magt
des
K onings belangrijk vermeerderd, en omzich
regt
vele
middelen te verschaffen,
had K oenraad ook het
kroongoed
in alle Duitsche
gouen,
dat voor een deel door de
vroegere K oningen
veronachtzaamd was
,
weder laten
opzoeken
en
terugvorderen;
het werd ins K eizers naamdoor
zijne
Paltzgraven
bestuurd.
Uit
Bourgonditrok
K oenraad met
zijn
zoon en
zijne gemalin
door Oostfran
kenland enSaksen
naar
Friesland, eender
gewigtigste
deelen van
zijnRijk,
aan
zee
gelegen,
door
koophandel
en
betrekkelijk
veel
nijverheid
toen reeds zeer
bloeijende.
Overal waar de K eizer kwamtrachtte
hij
den
inwendigen
vrede te
bevestigen.
Maar reeds in
Februarij
1 039 werd
hij
te
Nijmegen,
toeneenezeer
aanzienlijke plaats
van
zijn Rijk,
waar het oude kasteel van K arel den Grooten
in volle bloei
was, heviger
door de hem
ondermijnende
ziekte
aangetast. Hij
lag
daar tot in Mei
op zijn leger. Tijdens
het
Pinksterfeest,
dat
hij
te Utrecht
vierde,
keerde de kwaal met meer
hevigheid weder, en
hij
overleed er
op
den
4
Junij,
in
bijwezen zijns zoons,
dien
hij
met
ontroering vermaande, en van
zijne diep
bedroefde,
getrouwe
Gisela, hoopvol
en
standvastig, gelijkbij geleefd
had.
Zijn lijk
werd
gebalsemd
en onder
geleide
der
Bisschoppen,
van
zijne

gemalin
en
K oning
Hendrik door de stedenaanden
Rijn
naar
Spiers gebragt.
Iniedere stad werd het
lijk
in derzelvpherken
gedragen
,
endanverzuimde de
vroome
K oning
Hendrik
niet, bij
het binnenkomenvandenstoet iniedere
kerk,
zelf de
lijkkist
des vaders mede
op zijne
schouders te nemen. Het
lijk
van
K oenraad
werd inden
Domte
Spiers bijgezet,
waarvan
hij
in 1 030 de
grond
slagen gelegd had, en ook hier bewees
zijn
zoon hem
op
de zooeven vermelde
wijze
de laatste eer K oenraad had de stad
Spiers
met murenentorens
bevestigd

25
(
1 94
)

en het Bisdommet vele


voorregten
beschonken. Hier zoude de laatste rust
plaats
der
K oningen
uit
zijn geslacht zijn.
Naalzooin
groote
trekkenhet levenvandezenDuitsch- NederlandschenV0rst
geschetst
te hebben
gaanwij
thans over tot de
beschrijving
der
weinige
munten
,
die ons van hem
zijn overgebleven,
althans tot dus verre slechts bekend
zijn
geworden.
Het
zijn
alle denarin of zilveren
penningen,
de
eenge
muntsoort,
naar het
schijnt,
uit de 1 1 c eeuwin Duitschland in
gebruik geweest.
N

1
,
de beroemde denarius van Friesland,
heeft
op
de vz. s K eizers hoofd,
met den diadeemvlak van vorente
zien,
binneneen
parelcirkel,
omwelken
het omschrift:

& gt; X
CONR7D IMPEX
Het verkorte IMPE voor
Imperator wijst
ons
op
den
tijd,
nadat K oenraad ten
jare
1 027 als K eizer
gekroond
was
geworden.
Op
de kz. staat eendoor vier
bolletjes gecantonneerd K arolingisch
kruis bin
nen een
parelcirkel.
Omschrift:
%
FRESONIZ
d. i.
,
ook
blijkens
deze
munt,
de naamvanFraz'aof Friesland inde 1 1 e
eeuw,
een naamons reeds uit Tacitus
bekend,
want de Romeinen
zijn
dikwerf in
aanraking geweest
met
de overoude
Frisi,
toenreeds een
magtigen
volkstam.
Zeer
dikwijls
streden de Romeinen met de
Friezen,
vooral onder
Apronius,
doch hebbenze nimmer
geheel op
den duur tenonder kunnen
brengen,
hoewel
ze er eenige vestigingen gesticht
hadden.
Nade
verzwakking
van het Romeinsche
Rijk
hernemen de Friezen vanhet
tegenwoordige
Friesland
langzamerhand
hunne
onafhankelijkheid,
enhebbendie
geruimen
tijd,
met afwisselend
geluk,
ook
tegen
de Franken
verdedigd.
Zie
boven bl. 58 en
volgg.
Oorspronkelijkbepaalde
zich
,
naar het
schijnt, tijdens
de Romeinendenaamvan
Friesland meerendeels tot de kustlanden
,
inlatere
tijdenbepaaldelijktot
die kust
landen
,
gelegen
tusschenhet
riviertje
deK inhem
,
later deZaan
genoemd,
oudtijds
de
grensscheiding
tusschen het
dusgenaamde
West- Friesland en K ennemerland
(K inheimerland)
en de Eems. Het werd intwee
groote
deelen verdeeld, waar
van
het
westelijke,
dat zich van de mondender Maas tot aanhet Flie
(meer
(1 95)
Flevo, later
Almere,
thans de Zuiderzee
geheeten) uitstrekte, enWest- Friesland
genoemd werd, en
het oostelijke
deel van het Flie tot aande
Wezer,
dat men
Oost- Friesland noemde.
De laatste staat werd in drie deelen verdeeld: vanhet Flie tot aande Lau
wers of Lauwerzee of
Groningerdiep ,
het
tegenwoordigeFriesland; vandeLauwers
tot aan de
Eems,
de
tegenwoordige
Provincie
Groningen;
envande Eems tot
aan de
Wezer,
het
tegenwoordige Oost- Friesland, K niphausen, Varel,
alsmede
het
noordelijke
deel van
Oldenburg
en
Butjadingerland (1 ).
Er
zijn
er die aan
nemen dat Friesland reeds
bij
Oostende
(het oostelke
einde vanVlaanderen)
eenen
aanvang
nam. Dit was ook het
gevoelen
van srrannneanen
;
zie
zijne
kaart
van 861 .
Het thans Nederlandsche Friesland werd inhet Frankische
tijdperk
in drie
deelen
verdeeld,
welke ieder drie
gouwen
bevatteden.
In het deel tusschende Eems en de Lauwers had men
Hunsingo, Fivilgo,
Humaterland en
Middagsterland;
in dat tusschende Lauwers enhet Flie:Oos
tergo
en
Westergo; tusschen
het Flie ende Maas envandaar oostwaarts':Texel
en
Wieringen
of West- Friesland, K ennemerland, Maasland, Rijnland,
Lek en
IJssel, Germepi
en Niftarlake
(2).

De
belangrijkste gouw
was Niftarlake, aangezien
hare hoofdstad de
groote
en
belangrijke
stad Utrecht
was,
welke meninzekeren zinonder deFrankischeK o_
ningen
als de hoofdstad van
geheel
Friesland kanbeschouwen. Het is dus
zeer
waarschijnlijk
dat onze
tegenwoordige
denarius daar
geslagen
zal
zijn (3),
te
meer
daar sedert
lang
eene munt binnende muren van Utrecht
gevonden
werd
ende stad met
geheel
Friesland door K arel denGrootenoverwonnenenaanhet
Duitsche
Rijk gehecht
was
geworden,
welks
Vorsten
de verschillende
gouwen
(1 )
Zie
wvunna, Oa'rieeiac/w
Geec/zicte, I, 93, en van noomvmcx de Friaz'ae
1 '
mnia,
op
onderscheidene
plaatsen.
(2)
Zie vannar:eenen,
Middelnederlandse/ie
Geograp/tz'e,
bl. 1 29.
(3) Wij waren
vroeger
van
meening
dat deze munt te
Nijmegen
of teTiel zoudehebben
kunnen
vervaardigd zijn,
doch deze
plaatsen
behoorden in de 1 1 e eeuwtot Frankenland
en men kon daar dus dan naamvan Fresonianiet
op
de munt
plaatsen.
25*
(1 96)
door Gravenlieten besturen. Deze Graven
droegen
in het
noordelijke
Friesland
den naamvan Potestaten.
Er werd
dan,
aangenomen
dat deze denarius te Utrecht
geslagenis,
iets
wat,
naar
wij
meenen
, op geenengoedengrondwersproken
kanworden
,
indeze
dagen
binnendie
stad,
zoowel voor den K eizer als voor den
Bisschop , gedurende
K oen
raads
regering gemunt.
Het is toch
bekend,
dat de eerste
Bisschoppelijk
Utrechtsche munten
gedurende
de
regering
van K eizer K oenraad daar
geslagen
zijn geworden (1 ).
Deze
munt, ons uit
Berlijn
in
ruiling
voor het Munt- en
Penningkabiuet
der
Leidsche
Hoogeschool toegezonden,
is uitermate zeldzaam.
Zij
werd met
nog
slechts twee andere ten
jare
1 857 in Pruissen
gevonden.
Z.
Weegt 1 ,2 w.;
de
afbeelding op
onze
Plaat is
echter,
daar het
oorspron
kelijke
stuk zich toen niet in Nederland
bevond,
genomen
naar de
afbeelding
in
de
Vre Fm'ee, enis
daardoor, wat de diadeemdes Vorstenbetreft,
minder
juist.
De N
2,
mede inde
gemelde
Akademische
Verzameling
voorhandenenmin
_
der
duidelijk
is, naar het
schijnt,
het
voortbrengsel
vaneenen valschenmunter
.
uit die
dagen.
Het omschrift
op
de
vz. is
aauw;
dat
op
de kz. in het
geheel
niet te lezen.
Slecht
zilver,
weegt
0,8 w.
N 3 is in Saksenlahd en wel te Deventer
vervaardigd.
Op
de vz. ziet men weder een ruwmenschenboofd, waaraan
geene
K eizer
lijke
diadeemte
bespeuren
is,
vlak van vorente zien,
binnen een
parelcirkel.
Het omschrift is:
CVN
. . .
EX.
d. i. Cunradus m2.
Een
opschrift
waaruit
blijkt
dat deze munt
geslagen
is toen K oenraad den K ei
zerlijkcn
titel
nog
niet voerde. Men lette
op
den vierkantenvormder letter 0
in het
opschrift.
(1 )
Zie ze
afgebeeld op
Pl. I en II onzer Muntender
Bisschoppen,
vande
Heerlkheid
en de Stad Utrec/rl, Haarlem
1 859, waar ook de munten van Bernoldus voor het Over
sticbt, te
Groningen
en Deventer
geslagen,
voorkomen.
(1 97)
Op
de kz. ziet meneen
K arolingisch kruis, gecentonneerd
door vier
guren,
waarvaner twee
gelijken,
of liever
vrij duidelijk zijn,
de letters P
E;
de derde
guur
zoude misschieneene T kunnenvoorstellen
,
maar wat de vierde
betreft,
verklaren
wij
niet te weten hoe haar te noemenof te
beschrijven.
Ook
betuigen
wij
niet te weten wat het woord
Petrus,
indienhet bedoeld
ware,
hier zoude
kunnen beteekenen.
Buiten eenen
parelcirkel
staat:
(D7 V)7NTRIT
wijzende op
de stad Deventer als
muntplaats.
Wij
ontleendende
afbeelding
dezer munt aan CAPPES Mnzender Deutscen
K aiser uml
K 'mjge,
Pl.
XXII,
N 865.
Wij
hebben later
getwijfeld
of
wij tijdens
het in Plaat
brengen
dezer munt
wel
goed
handelden,
door ze
op
het
voetspoor
vanCAPPE aan K oenraad lI toe
te
schrijven.
Zonde
zij
niet
veeleer,
wegens
de ruwe
type
en het CVNR
(de
andere muntenvanK oenraad II hebben toch alle
CONRADVS,
terwijl
in
de
Charters van K oenraad I. diens naam(J/moumdus
gespeldwordt)
,
aanK oenraadI
(91 1 91 8)
moeten
toegekend
worden? de muntender 1 0e
eeuw,
die tot ver
gelijking
zoudenkunnen
dienen, zijn,
helaas,
uiterst schaarsch.
N 4 heeft
weder,
doch in anderen
vorm,
op
de vz. het
K eizerlijke hoofd,
vlak van voren te zien,
met diadeem
,
en als met
afhangend
hoofdhair
(of
is
het eene soort vanstralenkrans
P).
Buitenden
parelcirkel,
die het hoofd
omvat,
staat het
opschrift:
CORADVS 1 .
Op
de kz. ziet men een
K arolingisch kruis,
door vier
bolletjes geeantonneerd
en het omschrift:
DAV(A)NTRG.
Z.
Wij
ontleendende
afbeelding
aan carrns
aangehaald werkje,
Pl.
VIII,
N
1 32;
zie ook
Numiamatiek,
door Mr. J.
DIRK S, p.
1 3 en
op
dePlaat N 1 6.
N 5 heeft de zelfde
afbeeldingen
op
voor- en
keerzijde;
alleen merken
wij
op
dat de diadeem
op
s K eizers hoofd thans
eenen anderen vormheeft. Van
het omschrift vertoonen zich alleen de letters:
N 00
(1 98)
en
op
de kz. alleen
R2 .
De
munt,
die
1 ,1 w.
weegt,
bevindt zich in onze
Verzameling.
N 6
wijkt
weder
eenigzins
vande N 4
en
5 af. Vanhet omschrift
op
de
vz. ziet men alleen
CORA
. . . .
II
en
op
de kz.:
AV6NTR.
Deze munt troffen
wij
aaninvier
Verzamelingen:
een
beschadigd exemplaar,
dat
0,95
w.
woog,
in het K abinet van
wijlen
danK olonel nanormvanwronnn
te
Nijmegen;
eenbeter
exemplaar
inhet K abinet van Professor J. BAART naLA
FAILLE te
Groningen 1 ,25
w.;
dat inhet
K oninklijk
K abinet
weegt
0,95 w.;
eindelijk
dat inhet Munt-
en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool 1 ,1
w
N 7 heeft
op
de
vz. een
K eizerlijk
borstbeeld met de
diadeem,
vlak van
.
voren
te zien, gedeeltelijk
binnen een
parelcirkel.
Omschrift;
CVONRD REX.
Op
de.kz. staat als
op
den buitenkant van eene
Christelijke
kerk;
T
RA

I E C
TV
Het
kerkje
is door eencirkelrond
omgeven.
Buitendien cirkel staat het ons
reeds uit den
tijd
van
Lodewijk
den Vroomen bekende omschrift:

. . . . STIAIA
RELC.

(C/arzszana relzjgz'o.)
-
Wij
vonden deze munt in de Revue
de
la_Numiamatgue Beige
van 1 851 ,
Pl XVII,
N 1 .

N 8 heeft
op
de vz. een
Vorstelijk
borstbeeld en
prol regts gekeerd.
Het
verwarde omschrift luidt;
_

DVDN& gt; EICV.

Op
de kz. ziet meneen
K arolingiseh
kruis binneneen
parelcirkel.
Omschrift:
X
TR2SIECTV.

(.
1 99
)
Is door ons mede ontleend aande zooeven vermelde
Revue,
P1 . XVII,
N 2.
De
type
van de N 9- 1 3
wijkt
zeer af van de tot dus verre door ons be
schrevene munten.
Zij
hebben
op
de vz. eenlos met diadeemvoorzien
K eizershoofd,
_slechts
tot
aan den hals
afgebeeld,
binnen een
parelcirkel.
Omschrift:
CONRADVS
(de
laatste letter inverkeerde
rigting).
Op
de kz. bevindt zich een
K arolingisch kruis, door vier
bolletjes gecanton
neerd,
mede binnen een
parelcirkel.
Het omschrift luidt:
; .1 1 .]31 A.E
De oude
naamspelling
der stad
Tiel,
welke
plaats,
aan de Waal
gelegen,
na
de
geheele verwoesting
van
Wijk bij
Duurstede door de
Noormannen,
de voor-
_
malige
handel dezer
belangrijke plaats
tot zich
getrokken schijnt
te hebben.
Tiel,
oudtijds
'lheole
genoemd,
encastrum
geheeten,
d. i.
burg, kasteel,
is
eene zeer oude
plaats.
Mr. L. PH. (2. VAN DEN amen
berigt
ons in
zijn
Handboek der Middelnederlandse/ze Geograp/n'e,
dat
zij
de
hoofdplaats
was
van het
Graafschap
Teisterband,
oudtijds (in een stuk van 709)
pagus
Teste
enti
geheeten& gt; ,'
waarvoor men wel Testrevent zal moeten
lezen, gelijk
men
danook in772
pagus
Testreentz' vindt enin 81 5
pagus
Teataramo.
Volgens
Sigebert
vanGembloux of
Sigebertus
Gemblacensis was deze
plaats
reeds inhet
middender 5e eeuweene haven
(portua)
vanGalli;
in889 komt
zij
onder den
naamvan T/ieole
voor;
in 896
verkreeg (eenbewijs
dat er
toen
handel
gedreven
werd)
de Utrechtsche kerk er
vrijdom
van tol. Door eenendichter der 9e eeuw
wordt Tilumonder de
Ripheische (d.
i.
oever- )
steden
genoemd,
aanhet einde
des
Duitschen Rijks gelegen
en waar steeds met de barbaren
gestreden
werd:
I
Ripheas
habitant urbes Tilum
Neumagnmque ,
Extremos
regni
nes. ubi belle. moventur
Semper
et hostili crudescit
sanguine
terra.
In 950
gaf
de Duitsche
K oning
Otto1 aanden Utrechtschen
Bisschop
een
klooster met de vansteen
gebouwde
stad aldaar. Dit bouwen vansteenduidt
indie
dagen
eene
groote
welvaart aan
,
daar
bijna
alle huizenanders vanhout
opgetrokken
werden
,
van
welk bouwmateriaal het land toen
nog overvloedig
(200)
voorzien
was,
doch de steenvoor de Tielsche huizen zal
langs
de rivier
aange
voerd
zijngeworden.
Intwee brievenvan997 en 1 000 wordt het een
Rijks
hof
(juris
nostri
curlis) genoemd.
Inhet
begin
dezer vermelde 1 1
eeuwwordt
Tiel als
ee_ne
bloeijende koopstad beschreven,
wier
rijke
en
weelderige
inwoners
zich
op K eizerlijke voorregtenberiepen.
Ook had het toen
(gelijk
trouwens uit
de door ons
afgebeelde geldstukkenblijkt)
eenMunthuis enTol
(1 ).
In1 1 74
wordt er van
K eizerlijke schepenen
te Tiel
gewaagd.
De
opkomst
vanhet meer aanzee
gelegene Dordrecht,
misschienook vermin
dering
der bevaarbaarheid van de
Waal,
heeft dan handel vanTiel en daardoor
de
belangrijkheid
dier stad
allengs
doen afnemen.
Oudtijds
bestond
er, volgens
RINK
, Besckrijviny
vanTiel,
aldaar aande rivier
een
groot
kasteel, waarvan tot inlateren
tijd nog sporen
te zien waren. Indit
gebouw
zullen
waarschijnlijk
de
K eizerlijke
Tielsche munten
vervaardigd zijn
geworden.
De
kundige
steller van het artikel Tiel inhet
Aardrkskundig
Woordenboekder
Nederlanden van
wijlen
den Heer
A. J. vanvanAA (Mr. J. R.INK ?)
vermeldt
dat Tiel
waarschijnlijk
in de 9e eeuw
nog
de
eenigeplaatsin
Gelderland
was,
die
dannaamvanstad verdiende; verder dat
zij oudtijds,
mede
waarschijnlijk,
een
eigendom
der 'Friesche Vorstenwas
(aan
welke ze door deFrankendanontnomen
is
geworden,
die
ze, volgens hem,
in696 aan de Frankische kroon hechtten,
of wel dat eene
bijzondere bezitting
der Groothofmeesters werd); eindelijk
dat de K eizers er inde 1 0e eeuwdikwerf een
langdurig verblijf (waarschijnlijk
in het
castrum) gehouden
hebben.
De handel der
K eulenaars,
uit den
Rijn
over de Waal met
Engeland,
had na
de
verwoesting
vanDuurstede over Tiel
plaats. Zij
was ook het
middelpunt
van
denhandel tusschenhet land der Franken
enDuitschland. De landhandel met
laatstgemeld
land werd
voornamelijk
door
kooplieden
uit
Quedlinburg,
Goslar
en Maagdenburg gedreven.
'
Later kwamTiel
gedurende geruimen tijd
onder de
Hertogen
vanBraband.
(1 )
Zie nnrnarus METENSIS de diversilalo
lemporum, bij nccnnn Corpus
kisloriae mollii
aevi, I, 1 1 8, aangehaald bij
v. 1 ). eenent. a.
p.
bl. 203.

(201 )
Dat Tiel in de 1 1 e eeuweene
belangrijke
haven
was,
waar zelfs
schepen
voor zeer verre
togten, je
ten
oorlog, uitgerust werden,
blijkt
ook
daaruit,
dat
bij
de
vloot,
waarmede Winkmar van
Boulogne
het
beleg
van Laodicea
uit zee ondernam,
zich mede
schepen
van die stad bevonden.
Hoewel de handel vanTiel, gelijk wij
boven reeds
vermeldden,
zich
langza
merhand vooral naar Dordrecht
verplaatste,
vinden
wij
echter
opgeteekend (zie
v. D. AA in
gemeld
Woordenboek),
dat men in het midden der 1 5 eeuwvan
daar
nog
handel
op
de Oostzee dreef in
wijnen, zout, vijgen
en
rozijnen.
Doch keeren
wij,
nadeze
uitwijding
over de
muntstad, tot de Tielsche mun
ten
terug,
die thans zeer zeldzaam
zijn.
N

9 ontleenden
wij
aan CAPPES Mz'inzen der Deuzsc/zen K az'ser und
K m'ye,
Pl. V,
N 67. Een
twijfelachtig exemplaar (zeer
onduidelijk gestempeld
of
afgesleten)
bevindt zich in het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche Hoo
geschool.
N 1 0 heeft
op
de
vz.
rondomden
parelcirkel,
die het
K eizerlijke
hoofd om
ringt,
het in
omgekeerde rigting geplaatste opschrift:
& gt; x
CVON_RADVS.
Op
de kz. staat thans:
BO
X TIELE
'
NA
moetende
gelezen
worden:Bona
Tiele, en
beteekenende:
Bom; illoneta
ele(nsie).
d. i. Goede munt van Tiel.
_
Dit bonakomt ook
op
andere munten van die
dagen,
b. v.
op
die van De
venter, voor,
enwil te kennen
geven
dat de munt van
goed
of zuiver
gehalte
is.
Ook deze
afbeelding
werd door ons
overgenomen
uit carrns zooevenaan
gehaald werk,
Pl. V,
N 68.

N 1 1 heeft
op
de vz. rondomhet
K eizerlijke hoofd, naar het
schijnt,
twee
malen het
begin
van het woord
CVONRADVS.
Op
de kz. staat
weder,
doch voor een
gedeelte
slecht
afgestempeld;
bonaTiele.
De letter T is ten onderste boven
gegraveerd.
26
(202)
Z.
Weegt
1 ,3 w. en bevindt zich in onze
Verzameling.
De N 1 2 heeft rondomhet hoofd
op
de
vz.:

& gt; XTI.....eSVIA(P)


Op
de kz. ontbreekt de letter A aanbonaende E aan Tiele.
Z.
Weegt
1 ,1 w. enbevindt zich mede inonze
Verzameling.
N 1 3
,
eindelijk,
is eenzeer aauw
afgestempeldexemplaar
eener Tielschemunt.
Op
de vz. is het
K eizerlijke
hoofd
naauwelijks zigtbaar
enstaat het omschrift
weder in
omgekeerde rigting. Op
de kz.
schijnt
de naamder stad Tele
ge
schreven te
zijn.
Z.
Weegt
1 ,3 w. (dus nog
meer danhet
exemplaar
N
1 2,
dat
goed afge
stempeld is)
en
bevindt zich in onze
Verzameling.
Op
onze Supplementplaat
XXI
geven wij
onder N 1 4
nog
de
afbeelding
van eenlater inhet bezit van het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche Hoo
geschool gekomenexemplaar.
Men zal zien dat de
type eenigzins
vandie der
zooeven
beschrevene
afwijkt.
Z.
Weegt
1 ,3 w.
Wij gaan
over tot de
tijden
vanK eizer Hendrik
III,
die van1 039 tot 1 056
regeerde.
In
eerstgemeld jaar
was de
jeugdige 22jarige K oning,
nadat
zijn
vader, gelijk wij
boven
zagen,
in Mei te
Nijmegen op zijne terugkomst
van
Utrecht overleden
was,
weldr
gekozen,
gekroond, algemeen
erkend, en even
als de
hoogachting
waarin
zijn vader
gestaan
had hemondersteunde, zookoes
terde menook vanhemzelven
groote verwachtingenwegens
de
uitdrukking
van
zijn
schrander
gelaat.
Er was in
zijnK oninklijk uiterlijk
evenveel verhevenheid
als in
zijn geest. Hij bezat eene
hooge gestalte,
zwart haar
(van
waar ook
zijn
dikwerf
gebezigde bijnaamvande
zware),
met donkere, doordringende oogen,
een ernstig gelaat,
met de
uitdrukking
van rust en vastheid.
Zijne vorming
was voor dien
tijd
uitstekend, dank
zijner
schrandere moeder Giselaen
zijnen
opvoeder
Bruno; hij
las
boeken, eene zeldzaamheid voor eenleek. Wanneer de
gelegenheid
zich daartoe
aanbood,
sprak hij
met overredende
welsprekendheid.
De geschiedenis geeft
hemals Vorst eene
nog hoogere plaats,
danaan
zijnen
reeds
voortre elijken
vader;
want daar deze, hetgeen
niet ontkend kan
worden,
zich dikwerf door de
hevigheid
van
zijn
karakter en
strengheid zijner grondbe
(203)
ginselen
tot harde daden liet
vervoeren,
vinden
wij bij
Hendrik III
grootem
bedaardheid en
zelfbeheersching
en daardoor een beter
overleg
en meer kalme
handelingen,
waardoor
zijne wijze
van
regeren
meer doortastend werd. Indien
deze
K eizer,
in
plaats
vanslechts 1 7
jaren,
er 50
geregeerd
had
, gelijkzijnzoon,
die door het lot en
zijne
driftenher- enderwaarts
geslingerd
is
geworden
,
zoude,
naar menschelijk doorzigt,
het
K oningschap
in
Duitschland, ja
het
K eizerschap
over de
gansche
Christenheid
_eene
vastere enmeer duurzame
magt
bekomen
hebben
(1 ).
Reeds inhet 1 040 vinden
wij
hemin het
tegenwoordige
Nederland en
wel te Utrecht, waar
hij
in Mei diens
jaars
aan de Utrechtsche kerk het
regt
vantol enmunt inde villa
Gruoninga (het tegenwoordige Groningen)
schonk
,
welke
plaats
door
Bisschop
Bernqu of Bcrnoldus
aan het Sticht
gehecht
was
geworden.
Deze
giftbrief
des K eizers is het oudste
nog overgeblevene
Neder
landsche Charter enis ook door ons
afgedrukt
inonze Muntender
Bissc/roppen,
van de
Heerlijk/acid
en de Stad
Utrec/zt,
bl. 22 en 23.
Van de verdere
verrigtingen
des K eizers in Nederland in die
dagen
vinden
wij
niets vermeld, maar men kan
bijkans
met zekerheid
aannemendat
zijne
aanwezigheid
toen ter
tijde
een
gevolg
was van de voortdurende
oneenigheid
tusschen de Utrechtsche
Bisschoppen
en de Hollandsche Graven.
Doch
wij
moeteneenen
korten
tijd teruggaan.
De eerste daad vanHendrik,
nadat
hij
het
lijk zijns
vaders naar
zijne
laatste
rustplaats gebragt had, was de
bevestiging
van het
verwigt
der Duitsche
magt
aande
oostelijke grenzen
des
Rijks.
De
onrustige
en
oorlogzuchtige Hertog
Bretislav van Boheme had Polen
overvallenen
uitgeplunderd,
K rakau enPosenverwoest en zelfs uit Gnesenhet
lijk
vanden
heiligen
Adalbert,
dien
wij
in het leven van K eizer OttoIII ver
meld
hebben, weggevoerd
ennaar
Praag gebragt.
Nedemaal Polenonder Duit
sche
heerschappij
stond, en de
minderjarige Hertog
van dat
land, Casimir, met
zijne
moeder de
bescherming
van
K oning
Hendrik was komen
inroepen,
zoo
vorderde deze
genoegdoening
en
teruggave
van de
geroofde
schatten. Bretislav
weigerde.
Toen deed Hendrik hemden
oorlog aan,
en
dwong
hemnatwee
(1 )
Zie K OHLBAUSCH
aangehaald werk, bl. 1 81 .
'
26
*
(204)
veldtogten,
ten
jare
1 041
,
voor
zijne
hoofdstad
Praag deemoedig
omvrede te
smeken

de
achterstallige schatting
te betalenen in het
volgende jaar
in
persoon
te
Regensburg
als een
smeekeling
te verschijnen enden
vroegeren
leeneed af
te
leggen (1 ).

Even zoo
ging
het in
Hongarij,
welk land tot
dus
Verre van Duitschland
onafhankelijk geweest
was.
Hier was
K oning
Petrus, zusterszoon van den hei
ligen Stephanus, grondvester
des Christendoms in
Hongarij,
door
zijn
oom
Samuel Aba
verjaagd geworden.
Ook
hij
zocht
bescherming bij
Hendrik, en
als deze hemaan
Abaniet wilde overleveren
,
vielen de
Hongaren
ten
jare
1 042
verwoestend in
Oostenrijk.
Tot straf ontnamHendrik hemeerst het land tus
schen den
K alenberg
en de Leitha.
Zij
moesten dit afstaan en daarenboven
eene
jaarlijksehe schatting
belooven. Van dien
tijd
af is de Leithatot
op
dan
huidigen dag
de
grensrivier
tusschen Duitschland
en
Hongarij gebleven.
Toen
K oning
Samuel in 1 044 nieuwe
aanleiding
tot
oorlog gaf, drong
Hen
drik, naeenen
gelukkigen veldslag
aan de
Raab, tot aande hoofdstad Stuhl
weissenburg
door, en
plaatste K oning
Petrus weder
op
dentroonvan
Hongarij.
In het
volgende jaar,
1 045
,
kwamdeze
persoonlijk
naar
Regeneburg,
deedaan
K oning
Hendrik afstand van
zijn Rijk
en liet er zich door hemmede beleenen
,
waarna
hij
hemden eed van trouwzwoer. Z00 kwam
op
nieuween
naburig
land, was het danook slechts voor een korten
tijd,
in
de afhankelijkheid
van
het Duitsche
Rijk.
In
Augustus
1 046 vinden
wij
den
BoomschK oning (eerst
op
K ersmis van
dit
jaar
werdhemte
Rome, gelijk wij
later zien
zullen,
de
K eizerlijke
kroon
op
het hoofd
gezet)
te
Spiers,
waar
hij,
onder
anderen, aandenUtrechtschenBis
schop
Bernoldus alle
K eizerlijke regten
van tol, munt, enz. te Deventer ten
behoeve van
zijn
Sticht afstond.
Wij
deelden den
giftbrief
mede inonze Munten
der
Bisschoppen,
van
de
Heerlijkheid en de Stad Utrec/it,
bl. 28 en 24.

Het.
blijkt
dat de K eizer ook in het zelfde
jaar
1 046zichinhet
tegenwoordige
(1 )
Zie
xonr.aauscrr,
Bildm'sse de1 Deutsclen
K nige
mul K aiser
vanK arl demGros
sen, enz., Hamburg 1 844,
bl. 1 81 en
volgg.
door ons meermalen in dezen tekst
30-
bezigd.
(205)
Nederland heeft
opgehouden,
en wel ten
gevolge
van de aanhoudende twisten
tusschendanUtrechtschen
Bisschop
Bernqu met
_den
HollandschenGraaf DirkIV.
Deze laatste verzette zich steeds
tegen
de
aanmatigingen
des
Bisschops op
we
reldlijk gebied.
Het
opkomende
Dordrecht, nabij
het oude Frankische kasteel
Meriwidoof
Merwede, was den
Bisschop
steeds een doorn in het
oog.
Ten
jare
1 046 dan
bragt Bisschop Bernulf,
door
K oning
Hendrik III onder
steund,
het huis Merwede met het
landschap
waarinhet
gelegen was,
benevens
de stroomde Merwe,
onder
zijn geweld.
Toenechter de
Roomsch- K oning
naar
Opper- Duitschland teruggetrokken was,
namGraaf Dirk het hem
afgenomene
weder
terug ,
entrok,
alles verwoestende
, op
Utrecht aan
,
verder,
zich met Graaf
Boudewijn
van
Vlaanderen verbonden
hebbende,
testte
hij
ook s K eizers lan
den aan.
In1 047 kwamHendrik III weder den
Rijn
afzakken, en
vervolgens langs
de Merwe
zijnen togt voortzettende, nam
hij Flarditinga,
het
tegenwoordige
Vlaardingen,
in. De winter echter eninvallende
plasregens
belettedenhemdoor
de
lage
en
nog
niet afwaterende landen
zijne overwinning
te
vervolgen
en
zijnen
vijand,
den Hollandschen Graaf,
in diens
ongenaakbare
schuilhoken
aan te
tasten. Toen
hij daarop
tot den
terngtogt
besloot, vervolgde
Dirk hemmet
zijne
aan
het land
eigene, weinig diepgaande,
kleine
vaartuigen,
en sneed daarmede
telkens de achterste vande zooveel
dieper gaande K eizerlijke schepen
af, waar
door
hij
aan s Vorsten vloot
geene geringe
afbreuk deed.
Dirk,
te Dordrecht
teruggekeerd,
liet al de
schepen
en
koopmanschappen
der
K eulenaars enandere
bovenlanders,
die zich
aldaar, tot
groote
schade
van
den
handel der
K eizerlijke
stad Tiel, bevonden, in
beslag nemen;
de
kooplieden
zelve, voor zooverre
zij K oning
Hendrik
begunstigd hadden,
deed
hij
inver
zekerde
bewaring
stellen.
Ten
gevolge
van het
K eizerlijke misnoegen tegen
den Hollandschen Graaf
trok indenwinter van 1 048
op
49 een
Duitsch
leger, vereenigd
met de
krijgs
lieden van
Bisschop
Bernult en die van
eenige
andere leenmannen vanHen
drik
III,
tegen
Holland en Dordrecht
op.
Deze benden, ettelijke mannenver
kleed
uitgezonden
hebbende, verrasten of kochtende wacht te Dordrecht omen
maakten zich meester van
de
stad, waarin Dirk zich toen niet
bevond, doch
(206)
door denEdelmanGerard van Putten aanstonds van den stand der zaken ver
wittigd,
overviel
hij
door de
zorgeloosheid
der wachters de stad Dordrecht
nog
des nachts en herwon
haar, waarbij
vele Duitsche Edeleden sneuvelden.
Toende Graaf zich des anderen
daags
aan de Maaskant
verluchtte,
werd
hij
door eeninzeker huis
verborgen
K eulenaar
zoodanig
met een
pijl getro 'en
,
dat
hij op
den 1 4
Januarij
overleed.
Hiernawerd de
K eizerlijke
Bewindhebber in
K ennemerland,
Dirks broeder,
Floris I
,
met het
Graafschap
Holland door HendrikIII beleend

het eerstevoor
beeld van
erfopwlging
inde
zijlijn
in het Hollandsche
Huis, eneen
bewijs
dat
de
Rijksvorst
het voorbeeld van
zijnen
vader K oenraad
volgde,
omde
geslach
telijke opvolging
in de
leenroerigheid
zooveel
mogelijk
te behouden.
Doch keeren
wij
tot de
beschouwing
der
algemeene Rijkszaken
onder Hen
drik IIIs
regering terug.
Deze Vorst wendde
zijne
meeste en aanhoudende
zorg gedurendezijnegeheele
regering
aande
aangelegenheden
der
kerk,
welke in
diep
verval warenen
groote
inwendige verbetering
behoefden.
Hij ging daarbij
met zuivere en vroome
in
zigten
te
werk,
want
hij
bezat eene
ongehuichelde vroomheid, geenszins
eene
zwakke, aan den invloed der
geestelijkenovergegevene,
zooals met
Lodewijk
.
den Vroomen en Hendrik II het
geval
was
geweest;
want Hendrik III had
eenen krachtigen, zelfstandigen
inborst en eene vaste
overtuiging
van
zijn
ver
heven stand,
die hemtot
beheersching
ook van de dienarender kerk inalle
uitwendige aangelegenheden regt gaf;
-
maar
die
vroomheid,
welke
eigene
reinheid enootmoed voor God als eerste voorwaarde
eischt,
doch
daarbij
ookden
wereldlijken
beheerseher der
geheele
Christenheid tot
krachtig
handelenvoor eene
Gode
welgevalligen
toestand der kerk enharer dienaren
verpligt. Persoonlijk
hield
hij
zich
streng
aan de
geboden
der
kerk,
ook in bare
uitwendige
voor
schriften
,
biechtte
zijne
zondenenoefende zelfs de
strengstekerkelijke
boete aan
zijneigenligchaam
uit,
gelijk hij
zich danook dikwerf denPriesters ter
geese
ling
aanbood. Ook zette
hij
zich nimmer de kroon
op
het
hoofd,
zonder vooraf
gebiecht
en van
zijnen
biechtvader
vergeving zijner
zonden
ontvangen
tehebben.
Daarbij
echter bedroefde hemde toestand der
Geestelijkheid,
zoovan velender
hoogeren
als der
lagereu , diep
inhet hart. Er waren
groote,
zeer
groote
mis
(207)
bruiken
ingeslopen, voornamelijk
daardoor dat de kerk te zeer met
wereldlijke
goederen verrijkt was,
en dat de
Geestelijken
hun
ambt,
door de
zorgen
voor
wereldsche
bemoeijingen,
verwaarloosden. Aande Hovenvervulden
zij
de
pos
ten der
rijken;
in de
oorlogen
enbinnenlandsche twisten trokken
zij
in volle
wapenrusting
aan
het hoofd hunner leenmannen ten
strijde;
de
jagt
was voor
velen hunne
hoofdbezigheid;
inItalistondenvelenaanhet hoofd der
partijen,
die over de
heerschappij
inde eene of andere landstreek
kampten.
Hunne on
dergeschiktenvolgden
hun
voorbeeld;
de K anunniken
,
die tot hiertoe een
ge
meenschappelijk
leven in
kloosters geleid
hadden,
lieten die
zamenleving
varen
en zochten hun
genot
in wereldsche
vermaken;
de domstiftenwerdenverzon
gingsoorden
voor de
jongere
zonen uit de eerste
huizen, want
geenszins
ontbe
ring,
maar een
aangenaam
leven,
wachtte henin den
geestelijken
stand. Onder
de medeleden van het Luiksche domstift bevonden zich eenmaal
twintig
zonen
van
K oningen
enVorsten. De zedeloosheid moest wel de overhand nemen en
de
achting
voor de kerk enbare dienaars
diep
zinken. Het zoude
onbillijk zijn,
het verval der
kerkelijke
tucht in
vroegere dagen
tot zulk eene
hoogte
aan te
nemen
, bijaldien
niet onwraakbare
getuigenissen
vanPausen
, hoogeGeestelijken
en vroome mannen daarvan zeer
bepaald melding
maakten.
Een
grondkwaad
was
hierbij,
dat
bijna
alle
geestelijke
ambten, van
dehoogste
tot de
minste, voor
geld
te
koop waren,
vooral in
Itali, en dat daardoor
zoo
vele
onwaardige
lieden in het bezit van
aanzienlijke geestelijke waardigheden
kwamen. Ook K eizer K oenraad was vandit misbruik niet
vrij
te
spreken,
na
demaal
hij
de Bisdommen dikwerf voor
rijke geschenken weggaf,
om
zijne ge
ringe eigene
of
huismagt, wij
zouden thans
zeggen zijne garde,
uit
provincie
genooten
of directe onderdanen
bestaande,
op
deze
wijze
te kunnen vermeerde
ren. Het was
geeneigenlijk verkoopen,
maar de
voortzetting
van het
oude,
in
het
tegenwoordige
Oosten
nog
bestaande, gebruik, volgens
hetwelk Vorstenen
Edelen,
die
ombeleend te
worden,
of om
dergelijke zaken, aanhet Hof des
K onings
verschenen
,
met
rijke geschenken
kwamen
,
en zoo
ging
het nu ookmet
de
geestelijke grootwaardigheidsbekleeders,
wanneer
zij
de
beleening
hunner
goederen
met staf en
ring ontvingen.
Maar dit ontaardde echter in eene soort
vanhandel; en
gelijk
de
K eizer,
dedenook de
Aartsbisschoppen, Bisschoppen
(20e)
enAbtenmet de hun
ondergeschikte Geestelijken,
en
waar,
zooals dikwerf in
Itali,
de
groeten
of
gemeenten
het
regt
der keuze
bezaten,
had de handel me
nigmaal op
schaamtelooze
wijze plaats.
JainRome zelf kwamendeze verkeerd
heden
op grooten
maatstaf
voor,
waar de
partijen
der
magtige grooten
omhet
voorregt
streden de
Pauselijke
stoel te
bezetten;
gelijk
omstreeks dezen
tijdhij
zonder de Graven van Tusculumdit
regt
uitoefenden. Enhoe kononder zulke
omstandigheden
er
eerbied voor den
Pauselijken
stoel ende
uitoefening
van het
ambt des
geestelijkenopperstenregters,
dat
zij,
welke de
goede
ordeindekerk
verlangden,
den Paus zoo
gaarne
zouden
toekennen,
bestaan?
Het kwaad was in Rome tot
zijn toppunt gestegen,
toen drie Pausen
te
gelijker tijd
omdenStoel vanPetrus streden. Graaf Alberik van Tusculum
had het in 1 033 door
omkooping
van
invloedrijke
mannen
, gelijk
ook door uit
deeling
van
geld
onder het
Romeinsche
volk, zooverre
gebragt,
dat
zijn
zoon
Theophylactus,
die
nog
eenkind enzelfs
nog
niet
gewijd was,
tot Paus verko
zen
werd.
Hij
namdennaamvanBenedictus IX
aan,
doch maakte zich weldra
door een
zedeloos leven veracht en
gehaat. Tegenover
hemverhief het Romein
sche volk,
door
groote geschenken omgekocht,
in 1 044 den
Aartspriester
Jo
hannes tot Paus,
onder dennaamvan
Gregorius
VI
,
en
tegen
beidenwist Graaf
Gerardde Saxomet
zijne partij Bisschop
Johannes vanSabinaals
Sylvester
III
op
den
Pauselijken
stoel te verhetfen.
Zulke
onbetamelijke handelingen
kon
K oning
Hendrik,
die eene
grondige
herstelling
voor de kerk slechts uit Rome
verwachtte,
niet
langer rustig
aan
zien, en toen
de stemmen van vele
vroome
Bisschoppen
en
Geestelijken
hem
om
hulp
baden,
talmde
hij
niet en trok in, 1 046 naar Itali.
Te Sutri hield
hij
eene
groote K erkvergadering
omhet bederf in het ker
kelijk
bestuur te doen
eindigen.
Paus
Gregorius
VI verscheen zelf;
de beide
andere Pausen niet. Het eerst werd over
Sylvester
III
gerigt gehouden;
de
Synode sprak
over hem,
als een door
partijgeweld onregtmatig ingedrongenen,
het vonnis der
afzetting
en
opsluiting
in een klooster uit. Benedictus IXhad
reeds zelf, bij
de zwakte van
zijn
karakter, en het
bewustzijn
van zich niet
te kunnen staande
houden,
vroeger zijn
ambt ten
gunste
van
Gregorius
VI
nedergelegd
en zich naar
zijn landgoed teruggetrokken.
Met den
tegenwoordig
(209)
zijnden'Gregorius
VI bewandelde men den
weg,
dat
hij
zelf de
onregtmatigheid
zijner verhefng
door
omkooping
des volks inzien en
zijne waardigheid
neder
leggen
zoude. De
redelijke
mandeed
daarop
afstand van
de
Pauselijke waardig
heid en
begaf
zich
op
s K eizers
bevel, omonrust voor te
komen, naar Duitsch
_land.
Met hemtrok een
persoon,
die weldrain de
geschiedenis
eender eerste
plaatsen
innemen en de
gewigtigste veranderingen
zoude
daarstellen,
de Bene
dictijner
monnik
Hildebrand, een
leerling
en vriend van
Gregorius,
de latere
Paus
Gregorius
VII, van wien de
geschiedenis
van Duitschland enNederland
zooveel te verhalen heeft.
.
De K eizer
begaf
zich naar Rome voor de keuze
vaneenennieuwenPaus. In
eene
groote vergadering
van
Bisschoppen,
van
aqnzienlijken,
des Adels en des
volks
, kondigde hij
het
openstaanvan
den
Pauselijken
stoel aan
,
enverklaardehun
dat
zij
de
vrije
keuze vaneenennieuwenPaus hadden. Hoewel
gij, Romeinen,
zeide
hij,
tot heden dwaas en met
ligtzinnige
willekeur
gehandeld hebt,
zal
echter, volgens
oud
gebruik,
de keus inuwe hand
zijn.
Doch allenantwoord
den: In
tegenwoordigheid
des K eizers hebben
wij geenregt
omte kiezen
,
enwanneer
deze niet
tegenwoordig
is, komt toch
zijn
Patricius in
zijne plaats.
Wij
hebben
gedwaald,
en daar onze keus
op onwaardigen gevallen is,
is het
thans uwe zaak, omde kerk der
Apostelen
weder daar te stellen.
Hierop
werd
door de
Geestelijken,
Senatorenenhet volk
besloten, aan
K oning
Hendrik en
zijne opvolgers
de
Patricinwaardigheid op
te
dragen, gelijk
eenmaal met K arel
denGrooten
geschied
was. Hendrik werd met een
groen
kleed
omhangen,
hem
werd de
ring
van
Patrieii aan dan
vinger gestoken en alle de
overige plegtig
heden werden
verrigt. Hierop
baden
allen,
dat
hij volgens
de hemverleende
wijsheid zoodanigen
Paus
mogt
kiezen,
door welke de krankheid der kerk zoude
kunnen
genezen
worden, en zwoeren
zij
hemnimmer zonder
zijn
verlof de
keus vaneenenPaus te zullen ondernemen.

De
K oning zag
dannaar eenen man uit,
die
waardig
was omde
hoogste
waar
digheid
inde Christenheid te
bekleeden, ennademaal er in
Rome
geen deugd
zame
Geestelijke
te vinden was
,
die of niet
gehuwd
was of zich niet door Simonie
bevlekt
had=,
koos
hij
eenenDuitscber,
den
Bisschop Suidger
van
Bamberg,
die
ook,
hoewel niet zonder veel
tegenstreven,
onder dennaamvanClemens II
,
de
27
(21 0)
waardigheid
moest aannemen.
Hij ontving
vande Romeinendeneed van trouw,
en
op
het K ersfeest van 1 046 kroonde
hij K oning
Hendrik en
gemalin
met de
K eizerlijke
kroon.
-
Van dezen.Paus Clemens II

die met de
grondbeginselen
van Hendrik
over
de
wederinvoering
van eene
strengere kerkelijke
tucht
geheel overeenstemde,
maakte de K eizer
dadelijk gebruik
omhandenaanhet werk te slaan.
Op
eene
in Januarij
1 047 in
tegenwoordigheid
des K eizers
gehoudene kerkvergadering
werd de Ivloek der kerk over iedere
verkoop
eener
kerkelijke waardigheid
of
wij
ding uitgesproken.
Entoende K eizer
daarop dadelijk
naar Duitschland
terug
gekeerd was,
verzamelde
hij
er de
Bisschoppen
des
Rijks
en
sprak
hun in
dezer
voege
toe:
Met droefenis
spreek
ik tot
U, Gij
die aan het hoofd der K erkvanChristus
staat. Toen
Hij zijne Apostelen
ter
verlossing
door de
geheele
wereld
zond,
beval
hij hun, omniet te
geven
wat
zij
omniet
ontvangen
hadden. Doch
Gij,
door
gierigheid
en hebzucht
bedorven, zijt vervloekt, dewijl Gij
daarvoor
geeft
enneemt. Ook
mijn vader, voor wiens ziel ik zeer
bezorgd
hen,
heeft in
zijn
levente veel aan de
doemwaardige
hebzucht
toegegeven.
Wie uwer danzich
op
dusdanige wijze
bevlekt
heeft, moet
volgens
het voorschrift der
kerkelijke
wetten
van
zijnkerkelijk
ambt ontzet worden; want het
blijkt duidelijk,
dat door deze
zonde veel
ellende, hongersnood,
dood en
oorlog,
over
de mensehen
gekomen
is. - De
Bisschoppen
verschrikten zeer en smeekten den K eizer
deemoedig
om
genade,
en
hij
schonk hun
die, terwijl hij
zeide: Gaat en
gebruikt
dat,
wat
ge langs onregtvaardige wegen verkregen
hebt,
ten
goede.
Bidt voor de
ziel
mijns
vaders,
die met U
gelijke
zonde bedreef, opdat hij genade bij
God
verwerve.
Hierop gaf hij
eene wet voor het
geheele Rijk,
dat
geene
geestelijke
waardigheid
voor
eenigenprijs
zoude
verkregen
kunnen
worden;
de
overtreding
vandit
gebod
zoude met het verlies der
waardigheid
en denvloek der kerk
ge
straft
worden, en de K eizer zwoer zelf
: Even als God
mij
de
Rijkskroon
om
niet,
uit enkele
genade, geschonkenheeft, zoowil ik ook
alles,
wat
Zijne
dienst
betreft, omniet
geven.
En\dit
woord heeft
hij
trouw
gehouden, gelijk hij
ook
vroeger
reeds zuiver en zonder
eenigen
blaamindeze zakente werk was
gegaan.
(21 1 )
Met
behulp
van Duitsche Pausen van
ernstigen
en
deugdzamen
aard wilde
hij
het
aangevangen
werk verder uitvoeren. Als Clemens lI reeds na
verloop
vaneen
jaar
overleed en
zijnopvolger
Damasus
II,
vroeger Bisschop
vanBrixen,
wienHendrik
aangewezen
had, eveneens reeds
weinige dagen
na
zijne
aankomst
te Rome
gestorven was,
wees
hij, op
het
verlangen
der
Romeinen,
denderden
Paus vanDuitschenstamaaninden
Bisschop
BrunovanToul,
zijn
nabestaan
de,
die reeds ten
tijde
van het leven van K oenraad veel invloed aanhet K eizer
lijke
Hof had
gehad
en
onberispelijk
was van hart en wandel, gelijk hij
ook
door
geregtigheid
enwerkzaamheid
algemeengeacht
was. Brunoaarzelde
lang
en namde
Pauselijke waardigheid
alleen aan onder
beding,
dat de Roomsche
Geestelijkheid
en het volk hem
onvoorwaardelijk
hunne
toestemming
zouden
geven. Hij ging
te
voet,
in
pelgrimsgewaad,
naar Rome, eneerst nadat de
algemeene goedkeuring
hemten deel
gevallenwas, besteeg hij
als LeoIXden
Pauselijken
stoel.
Het is niet te ontkennen,
dat indit
beroep op
eene
vrije
keuze te Rome de
invloed vandenmanwerkzaam
was,
die het tot
zijn
levensdoel
gemaakt had,
omde
Pauselijke waardigheid
van allen wereldschen
invloed,
zelfs dien des
K eizers, vrij
te maken, te weten vanden
Geestelijke Hildebrand, vanwienbo
ven reeds
melding gemaakt
is,
die met
Gregorius
naar Duitschland
gekomen
was,
zich ook door
K oning
Hendrik had doen
achten, enthans met Brunovan
Ton],
die hem
zijn geheele
vertrouwen
schonk, naar Itali
terugkeerde.
De
nieuwe Paus verhief hemtot Subdiaconus der Roomsehe
kerk, en
hij
werd
van
nu af aan als de ziel der
verordeningen
van dezen
Paus, gelijk
ook van
zijne
opvolgers,
tot
hij zijntijd gekomen
zag,
en zelf dan stoel vanPetrus beklom.
LeoIXheeft
zijne geheele zevenjarige regering
besteed, en wel met Duitschen
ernst, aande
verbetering
der
kerk, endat met zulkenonvermoeiden
ijver,
dat
hij
onder de
eerwaardigste
Pausen
geteld
moet worden. De
herstelling
der ze
delijke
reinheid
bij
de
Geestelijken en de
uitroeijing
der Simonie waren
zijn
oogmerk,
en
hij
heeft veel
belangrijks
te
weeg gebragt.
Niet door
decreten,
die vanRome
uitgingen,
maar door
persoonlijke tegenwoordigheid
en
bewerking
wilde
hij
het betere
daarstellen, en dit is ook de
weg
voor den
degelijken
menseh. Geene bezwaren van verre reizen, zoo
minin den winter als
zomer,
27
*
(21 2)
ontzag hij;
door
geheel
Itali, Frankrijk,
Duitsehland, tot aande
grenzen
der
Slavenen
Hongaren,
deed
hij
herhaalde malen
reizen;
vier keeren hield
hij
te
Rome,
twee. malente
Mentz,
verder in
Augsburg, Bamberg
en Reims
groote
kerkvergaderingen,
oefende
regtspraak
over de
Bisschoppen,
die
wegens
Simonie
of andere misdaden
aangeklaagd
waren
,
zette er verscheidene
af,
vermaande alle
met den meesten
aandrang
tot eenhunner
hooge betrekking waardig leven, en
maakte
verordeningen
tot
afschafng
van
ingeslopene
misbruiken. Inalles werd
hij door
denK eizer
op
de
bereidwilligste wijze
ondersteund. Deze
zag
het,
in
.
zijnenijver
voor de
godsdienst, gaarne,
dat de Paus inde
meening
der men
schen,
tot den
hoogsten Regter
in
de
Christenheid verheven
werd, eninhet
gevoel zijner eigene
kracht en
hoogheid,
alsmede van
zijn,
naar Gods wil
gere
geld,
streven
vreesde_hij
niets voor zich en
zag
er voor de
K eizerlijke waardig
heid ook
geen gevaar
in
(zijn
zoon en
opvolger
zoude
het,
helaas! andere on
dervinden) ;
ware hemde
leeftijd
te beurt
gevallen,
diende
gewone
mensehbe
reikt,
geen Gregorius
VII zoude Duitschland als van eenhebben
gescheurd.
Paus LeoIXhad
nog tegen
het einde
zijns
levens de Noormannenin Bene
den- Italiin
betrekking
tot den Roomsehenstoel
gebragt,
iets wat van
gewigtige
gevolgen
zoowel voor Itali als voor Duitschland
geworden
is. Het is. bekend
dat een
klein
getal
Noormannen

uit het Fransche
landschap
Normandie
,
eerst als
gelukzoekers
naar Beneden- Itali
gekomen
was en zich daar had
gevestigd. Z
werdendoor de Duitsche K eizers ook in de
oorlogentegen
de Grieken
gebezigd.
Weldraechter
veroorloofdep zij
zich harde
verdrukkingen
der
inboorlingen;
grootere
en
grootere
scharentrokkensteeds uit
Frankrijk
henna,
en_erkwamen
bittere
klagtenbij
Paus
Leo,
vooral omdat
zij
hunne
rooverijen.
ook tot de
goe
derender Roomsehe kerk in
Apuli
enCalabriuitstrekten.
Zij
luisterdenniet
naars1 ausen vermaningen
en verachtten zelfs
zijnen
ban.
Hierop
vatte Leo
het
plan op
omze met
geweld
van
wapenen
te
tuchtigen; hij
bekwam
eenige
hulp
vanDuitsehland,
alsmede
van den
G_riekschen
K eizer, en rukte
tegen
de
Noormannen
op. Bij
Civitellakwamhet ten
jare
1 053 tot eenen
veldslag;
maar
de Noormannen,
hoewel
gering
in
getal, versloegen
onder hunne
dappere
aan
voerders Hnmfred en Robert
Guiscard, zonen van Graaf Tancred van Houte
ville - - dit
heldengeslacht
had zich daar
gevestigd
- - de
Pauselijke
benden en
(21 3)
namen
denPaus zelven
gevangen.
Echter werkte
zijn eerbiedwaardig uiterlijk
zoo
sterk
op
hunne ruwe
gemoederen,
dat
zij
zich voor hem
nederwierpen
en
omzijnen zegen
smeekten.
Hij
sloot vrede met hen, en
zij gaven
alle hunne
bezittingen
in
Apuli,
CalabrienSicili,
ook die welke
zij nog
zouden
verkrij
gen,
tot eenleenaan de Romeinsche kerk. Zoowerdende Noormannenvasallen
van den
Pauselijken
stoel enhebbendien
menigerlei belangrijke hulp
verleend.
K ort daarnastierf Paus Leo, enHildebrand,
wien het
nog geen tijd
scheen
omzelf Paus te
worden,
doch die echter
gaarne
de
goedegezindheid
des K eizers
voor de
Pauselijke magt
behouden
wilde, ging
zelf naar Duitschland, omdaar
eenenDuitschenPaus te zoeken
,
en
werkelijk
verhief Hendrik denzeer
degelij
kenen
ondervindingrijkenBisschop
Gebhard vanEichstdt; een
zijner
vertrou
welingen,
tot de
hooge waardigheid,
hoewel
hij
hemzeer
ongaame
als
raadgever
in
zijne eigene
zaken verloor.
Gebhard ging
naar Rome, waar
hij
in 1 055 tot
Paus
gewijd
werd endennaamvanVictor 1 1 aannam. Hij
zette het werk
zijns
voorgangers
voort;
de
Pauselijke magt
werd steeds hoe
langer
zoo
grooter; ja
Victor_kon
reeds, zonder zelf rond te reizen,
zijne Legatenzenden, omdeK ei
_
zerlijke
wettenoveral te handhaven. Als
zoodanig
zond
hij
b. v. reeds in het
zelfde
jaar
Hildebrand naar
Bourgondi,
die
op
eene
kerkvergadering
te
Lyon
zes
Bisschoppen,
die
wegens
verschillende misdaden
aangeklaagdwaren,
afzette.
Welk eene
vlugt
moet het Pausdomdanniet inminder daneen tiental
jaren
door deze
ernstige
Duitsche
mannen
genomen
hebben,
die hunne kracht tot het
regte
doel
aanwendden,
de
verbetering
der wereld meer voor
oogen
haddendan
hun
eigen eer,
en
daarbij
in
overeenstemming
met de
hoogste wereldlijke magt
handelden! Enhoe
groot
moet de behoefte des
tijds
enhet
verlangen
der men
schennaar eene
strengere
tucht in de kerk niet
geweest zijn
dat de
openbare
meening
de
moedige pogingen
der Pausenzoo
gewillig
ondersteunde eniederen
wederstand krachteloos maakte!
Wanneer
wij
K eizer Hendrik
bij
deze
gewigtige handelingen,
tot welke
hij
zoo
krachtig n_1 edewerkte,
als eenen
vroomen, Christelijken
man hebbenleeren
kennen, moet menechter daaromniet
gelooven,
dat
zijn geest
in deze
rigting
eenzijdig
en
vooringenomen
te werk is
gegaan. Hij
was veel meer eveneens
eenvriend der
wetenschappen
ender
beschaving. Geleerde,
kennisrijke
mannen
5
(
21 4 )
warenhemzeer dierbaar.
Inrigtingen
van
onderwijs,
die wat
degelijks
te
weeg
bragten,
konden
op zijne bescherming
rekenen. De
K apellaan zijns vaders,
Wippo,
eendoor de klassieke dichters der Romeinen
gevormde man,
schreef de
geschiedenis
van K oener II in eenen
stijl,
die niet zonder
verhefng is, en
droeg zijn
werk
op
aan Hendrik
1 1 1 ,
die hemin waarde hield. Als de bloei
jendste
scholen in Hendriks
tijd
worden die van Luik, Lobbes, Gembloux,
Fulda,
Reichenau enandere
genoemd.
Aan de
spits
van allenstond echter de
schoolvan het klooster van
St.
Gallen,
dat
wij
bovenreeds vermeld hebben.
Hier werd het
Latijn
enGrieksch naar
aanleiding
vande beroemdste
grammatici
onderwezen;
hier werden
Homerus, Sophokles, Plato, Cicero, Horatius,
Virgi
lius, Terentius, Livius, Sallustius, Quinetilianus enandere klassieken
gelezen;
hier
vervaardigde
Notker LabeoGrieksche verzenenzette
hij
de Psalmeninhet
Duitseh over
;
hier
gebruikte
men reeds den tubus en het astrolabium
enver
vaardigde
eene
hemelglobe.
In deze school bekwam
ook, volgens
de
berigten
van
sommigen,
een der uitstekendste
geleerden
van
zijnen tijd zijne
eerste vor
ming,
te weten Herman, zoonvan Graaf
Wolfhard,
in
Zwaben, geb. 1 01 3,
gest.
1 054,
monnik inhet even eens door
zijne voortreffelijke
school beroemde
klooster Reichenau. wordt
gewoonlijk
Hermannus Contractus
genoemd,
dewijl hij
van
zijne jeugd
af lam
was, geheel
kromin elkander zat en in een
draagstoel
vande eene
plaats
naar deandere
gebragt
moest worden.
Zijne spraak
was
moeijelijk
en
bijkans
onverstaanbaar;
ook het
schrijven
viel hem
zwaar,
maar
zijn geest
bezat zulk eene
buitengewone vaardigheid
en kracht van
inspan
ning,
dat
bij
de
moeijelijkste
studin
ondernam,
vele
talen,
zelfs de Arabische,
die hemvoor
zijne lievelingsstudie,
de
sterrekunde, nuttig was, aanleerde, en
daardoor een uit verre landenbezochte leermeester werd. Hoe
rijk
aan
dege
lijken
inhoud moet niet
zijne voordragt,
hoe
opwekkend
voor de
geestengeweest
zijn,
als
hij
de
leerlingen,
die zich eerst met moeite aan
zijne spraak gewennen
moesten

zoozeer aan zich wist teverbinden! Behalvede zeer bruikbare
K ronijk,
die tot de beste bronnen voor de
geschiedenis
vandien
tijd behoort, eneene
geschiedenis
van K oenraad II en Hendrik III in
verzen,
die
,
helaas,
verloren
gegaan
is,
schreef
hij
ook over de
meetkunst, over
sterrekundige werktuigen,
berekende voor ieder uur des
daags
endes nachts de
verlichting
der maandoor
(21 5)
de
zon, gelijk
ook de
maansverduisteringen,
en
vervaardigde
met
groote
be
kwaamheid
uurwerken,
alsmede mathematische- en
muzijkwerktuigen.
Daarbij
was
hij
een vroomen
zedelijk, voortreffelijk
mensch.
Jammer,
dat
hij
reeds zoo
vroeg
stierf,
in
zijn
41
jaar.
Hij
heeft eene
menigte degelijkeleerlingengevormd

enonder deze ook Benno
,
naderhand
Bisschop
te
Osnabrug,
die een zeer
wetenschappelijk
man
was,
en
zich
jegens
de scholen te Hildesheimen later te
Osnabru'g,
zeer
verdienstelijk
heeft
gemaakt.
Er was een
geheel
nieuw
leven,
ook
op
het
gebied
des
gees
tes
,
in Duitschland
ontwaakt, terwijl
deszelfs beheerscher daar zelf zinvoor had,
en tevens de
inwendige
orde met
krachtige
hand wist te
handhaven,
onder
welker
bescherming
de vreedzame
handelingen
konden
gedijen.
Duitschland, enNederland,
dat er indie
dagen
een
aanzienlijk
deel vanuit
maakte,
hadden in
lang
zulk eenen
rustigen tijd
niet beleefd,
als onder den
krachtigenHendrik, en
ongelukkig
was met
zijnen
dood ook de rust teneinde.
'len
opzigte
vande.
grootwaardigheidsbekleeders
des
Rijke ging hij
met
wijsheid
en verstand te werk,
zoodat
hij geen
Huis te
magtig
liet wordenenechter die
genen, op
welke
hij
zich verlaten
kon,
beloonde. De
Hertogdommen,
welke
zijn
vader hemzelf
gegeven
had,
behield
hij
niet voor zich;
hunbestuur zoude
hemte zeer vande
Rijkszaken afgetrokken
hebben;
alleen verminderde
hij
de
magt
der
Hertogeninvergelijking
van
vroeger tijd;
verder koos
hij
zulke mannen
tot
Hertogen,
die niet vele
goederen
bezaten inde
Hertogdommen,
welke
hij
hun.toebedeelde, en waardoor
zij
niet te
gelijker tijd op
hunne
huismagt
kon
den
steunen; - - .
gelijk hij
dan b. v. het
Hertogdom
Zwaben,
waarin Graaf
Welf zeer vele
goederenbezat, niet aan dezen, maar aan den
Paltzgraaf
Otto
bij Rhijn
toedeelde,
doch Graaf Welf tot
Hertog
in K arinthi
aanstelde;

en
eindelijk
liet
hij
de
Hertogelijke waardigheid
niet
erfelijk worden, maar koos de
opvolgers
naar
zijn welgevallen.
Alzoo
heeft, nahet sneuvelenvan
Hertog Ernst,
geene noemenswaardige
onrust in het
inwendige
van Duitschland onder Hen
drik IlI
plaats gehad;
alleenin
Lotharingen
ontstond een
levendige
en
langdu
rige krijg
naden dood van
Hertog
GozeloI in 1 044. Hendrik,
die de
magt
van dit
bijna
immer
onrustige Hertogdom
wilde
verzwakken,
vervulde
gaarne
zijn
aanGozelo
gegeven
woord, omhet tusschendiens beidezonente
verdeelen;
(21 6)
hij
liet alzoo
Opper- Lotharingen
aan den oudsten zoon Godfried, met den
bij
naamde
geaarde,
die dit deel des
Hertogdoms
reeds ten
tijde zijns
vaders
bezeten
had;
doch
Neder- Lotharingen (het
latere
Hertogdom
Braband en
nabij
gelegene streken) gaf hij
aanden
jongeren
zoon Gozelo1 1
,
en
,
nadiens
spoedig
voorgevallen
dood
,
aan Graaf Frederikvan
Luxemburg.
Hierover verstoord
,
vatte
de
krijgszuchtige
en
heftige
Godfried de
wapenen op,
verbond zich met Graaf
Boudewijn
van Vlaanderen en anderen, en verwoestte eene
aanzienlijke uitge
strektheid
lands, bij
welke
gelegenheid
ook het
Rijkspaleis
te
Nijmegen
inde
asch
gelegd
werd. In
regtvaardigen
toorn
ontstoken, zette de K eizer dan
op
ro'ermaker af enschonk
OpperLotharingen
aanGraaf Adalbert of Albert van El
senzgau,
en nadat deze kort
daarop
ineenen
veldslag gedood
was
,
aandiens neef
Gerhard,
vanwienhet
tegenwoordige Lotharingsch- Oostenrijksche
Huis afstamt.
Godfried moest te Aken denK eizer om
genade
smeeken en
ging
voor
eenigen
tijdnaar
Itali, omdaar
zijngeluk
te zoeken. Eerst onder Hendrik IV is
hij,
gelijk wij
later zien zullen
,
naar
Lotharingen teruggekeerd.
Wij
hebbenK eizer Hendrik III als beheerscher des Duitschen
Rijks
van de
meest
grootsche zijde
leeren
kennen,
beschouwen
wij
hemthans als huisvader.
Was
hij
in
zijn gezin
zoo
gelukkig,
inhet bezit van zulk eene
voortreffelijke
gemalin,
als de meeste
zijner voorgangers?
Helaas,
Hendrik III is te
vroeg
uit
het leven
gerukt,
dandat
hij zijne
kinderenkoude zien
opgroeijen,
en dat
hij
persoonlijk zijnen opvolger
tot het
regeringsbestuur
kon
opleiden;
Eerst
trof
hem, gelijk wij
reeds
zagen,
het
ongeluk,
dat
zijne jonge gemalin
K unihild in
den bloei harer
jaren,
reeds in het tweede
jaar
van hun
huwelijk,
in.1 038,
in Itali hemdoor den dood ontrukt werd. De rouwover
haar verlies ende
zorgen
der daarna
overgenomene regering
hielden hemvan een
tweede huwe
lijk
af,
tot
hij
in 1 043 zich aan
Agnes,
dochter vanGraaf WillemvanPoitiers,
Hertog
van
Aquitani,
verbond. Deze Willemwas uitstekend door
zijne
liefde
voor
de
wetenschappen,
enhad
zijne
dochter ook die liefde
ingeboezemd,
waar
door
zij
Hendriks
achting nog
meer won.
Here edele
gezindheid
maakte hem
haar dierbaar, en
zij
heeft ook de
pligten
van
gade
enlater als moeder
op
het
trouwst vervuld. Hendrik schonk aan
zijne gemalin
enallenlateren
K oninginnen
voor altijd
de
rijke Abdij
van St. Maximinus te Trier als
huwelijksgoed.
(21 7)
Behalve onderscheidene dochters
bragt Agnes
eerst in het
jaar
1 050 eenenzoon
ter wereld, en Hendrik kende
daarop geen gewigtiger zorg,
dan om
zijnen
zoon in het
Rijk
als
zijn opvolger
te doen erkennen. Het
gelukte
hemreeds
met K ersmis 1 050
bij
de Saksische
Vorsten; een
jaar
later werd de
njarige
Hendrik
op
den
Rijksdag
te Tribur
feestelijk
tot
K oning gekozen, en twee
jarenlater,
in
1 053, te Aken
gewijd.
Eentweede
zoon, K oenraad, werd
in 1 052
geboren;
de vader
gaf
aanhet
kind, toen het n
jaar
oud
was,
het
aanhet
Rijk
vervallen
HertogdomBeijeren;
doch K oenraad stierf reeds in den
ouderdomvan 4
jaren,
en de K eizer
zag zijne mannelijke nakomelingschap
tot
den enkelen zoon Hendrik
bepaald.
In1 054 vond K eizer Hendrik
aanleiding
tot eenentweeden
togt
naar Itali,
op
welken
hij, gelijk
boven reeds vermeld
is,
dennieuw
gekozen
Paus Victor 1 1
met zich
bragt.
Doch
hij
bleef er slechtskorten
tijd
en keerde reeds inhet
volgende jaar
naar Duitschland
terug.
Een
onderhoud, dat
hij
in 1 056 te Ivois
aande Cher met
K oning
Hendrik I van
Frankrijk had,
gaf aanleiding
tot eenen
twist,
waarin de Fransche
K oning
den K eizer
verweet,
dat
hij
hemdikwerf
onregtvaardig
behandeld
had, en de
teruggave
van
Lotharingen eischte, dat
door s K eizers voorvaderen met list en
wederregtelijk
aan
Frankrijk
ontnomen
zonde
zijngeworden.
De K eizer antwoordde met het aanbod om
zijn goed regt
door een
tweegevecht
met denFranschen
K oning
te
bewijzen;
doch deze trokin
den
volgenden
nacht zoosnel
mogelijk
over de
grenzen.
- Hendrik
begaf zich,
nadat
hij nog
vele
beschikkingengemaakt had, naar
zijne lievelingsplaats
Goslar
in de
Harz, waar
hij rijke bergwerkenbezat;
deze stad werddoor hemverfraaid
en
vergroot; hij voorzag
ze van
vestingwerken,
bouwde er een
paleis
en ver
scheidene kerken. Herwaarts had
hij
ook Paus Victor en verschillende Vorsten
genoodigd; zijn
werkzame
geest
hield zich steeds met de toekomst van
zijn
uit
gestrekt Rijk bezig.
Doch
plotseling
werd
hij ongesteld,
nadat
hij
zich slechts
kort
op zijn
kasteel Bothfeld
bij Blankenburg
bevond omte
jagen. Hij gevoelde
de
nadering
des doods en
bezigde zijne
laatste urenmet helderheid van
geest,
om
zijne rekening
met de wereld af te doen.
Allen,
wien
hij onregt mogt
kun
nen
aangedaanhebben,
bad
hij
om
vergeving; hun,
die
tegen
hemof het
Rijk
misdreven
hadden,
schonk
hij vergi 'enis,
met name aan
Hertog
Godfried
van
28
(21 8)
Lotharingen,
beval
zijnenzesjarigen
zoonaandenPaus en de
Vorsten, enont
sliep
in hun
bijzijn op
den 5 October
1 066,
in volkomene
onderwerping
aan
den
zijns
Hemelschen
Vaders,
inhet 39e
jaar vanzijnleven, nadat
hij
het
Rijk
1 7
jarenop
eene
wijze geregeerd
had,
die het
levendigste getuigenis
van
de
grootheid zijns geestes geeft. Zijne overblijfselen
werdeninde domkerk van
Spiers bijgezet,
waar
hij
zelf
zijn eigen
vader ter laatste
rustplaats gebragt
had
en waar ook
zijne
moeder rustte.
Gaan
wij
thans over omde door dezenVorst
nagelatene,
door ons
op
Pl. XVII
afgebeelde,
munten te beschouwen.
N 1 is eendenarius,
t
zij)
binnende stad
Tiel, of,
wat
waarschijnlijker is,
in de
K eizerlijke burg aldaar, geslagen (1 ).
Op
de vz.
ziet menbinneneen
parelcirkel
de
K eizerlijke
beeldtenis met den
zelfden diadeemals
op
de munten van
zijnen
vader K oenraad versierd. Het
omschrift luidt:
_
HEII2RICVS IMPERZTOR
waaruit
blijkt
dat de munt
geslagen
moet
zijn
na het
jaar 1 046,
waarin de
Paus onzenVorst te Rome tot K eizer van het
dusgenaamde Heilige
Boomsche
Rijk
heeft
gekroond. _
Cp
de kz. vertoont zich een door vier
bolletjes gecentonneerd K arolingisch
kruis binnen een
parelcirkel.
Het omschrift is:
TIELE
(de
L in verkeerde
rigting geplaatst).
Wij
kennendeze munt alleenuit carrns Mnzen der Deutec/zen K az'eer 1 md
K mlqe,
Pl.
VI,
N 87.
N 2 is eene dito
munt,
alleen met
onderscheid,
dat het omschrift
op
de
vz. eindigt:
R7O
_

en dat het omschrift


op
de kz.
bijkans geheel
ontbreekt.
Dit
stukje,
dat
1 ,2 w.
weegt,
bevindt zich inhet Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool.
(1 )
Men
voege
bij
het
vroeger
over Tiel vermelde
nog
het voorkomende
hij nou,
K arl
geackiedem's
van
Nederland vr de
Hervorming,
bl.
31 6,
31 7.
(21 9)
N 3 heeft
op
de vz. het zeer versierde borstbeeld des Roomsehen
K onings.
Het omschrift is:
HEINRICVS
REX
alzoo
geslagen
tusschen de
jaren
1 039 en 1 046,
d. i. vr dat de
K eizerlijke
kroon
op
het hoofd van
Hendrik III
geplaatst
was
geworden.
Op
de kz. staat binneneendoor eenkruis
gedekten
cirkel in
_vier regels
de
Latijnsche
naamder stad Utrecht, te weten:
T
R A

I E C
TV
Rondomleest men:

XRISTIANARELIGIO
of
: C/zrialelijke
Godsdienst; een
opschrift
dat ons het eerst
op
zeer zeldzame
munten van K arel den Grooten is
voorgekomen.

Ook de2e munt ontleenden


wij
aanhet boven
aangehaalde werkje
van
CAPPE,
waar
zij
'voorkomt
op
P1 . VI onder N 1 0.. Er werd ons later eenclichme
degedeeld,
enwel door denBaron naK OEHNE te St.
Petersburg , vaneenexem
plaarin
het bezit van
wijlen
denberoemdenNumismaticus VON anrcnnr. aldaar,
wiens
nagelaten Verzameling
thans een deel uitmaakt vande
K eizerlijke.
De N 4 en 5
zijn
ons bekend
geworden
uit de Revue de la
Numismatz'gue
Bede
voor 1 851 , waar
zij
voorkomen
op
Pl.
XVII, onder
N 3 en 4.
Zij
worden daar aan onzen Hendrik
toegeschreven. Wij
durven over
de
juistheid
der
bewering
niet te beslissen en vermelden
alleen,
dat
op
de
vz.
van N 4
eene min
duidelijke voorstelling
van een K eizershoofd
schijnt
voor te komen,
omringd
door de letters ER2S
(P), terwijl
dat hoofd
op
N 5 zeer
duidelijk
is, en daar
omringd
wordt door de letters:
'
HEN....VSIofPP
Op
de kz. vanN 3
staat, naar
gissing,
de
afbeelding
vaneen
kerkgebouw
en daarnevens TR7
(Trajectum,
Utrecht of Maastricht
P).
Ook
op
de kz. van
N 4 vindt men
de
afbeelding
van een
kerkgebouw
en
daarnevens de letters:
. . .
M - - RIV?
28*
(220)
voor ons van zeer onzekere beteekenis.

N
6, eindelijk,
hebben
wij
ontleend aan eene
afbeelding,
voorkomende in
den tekst van LELEWELS
Numamqlzgue
du
mogen aye.
Op
de vz. ziet men s Vorsten beeldtenis binnen een
parelcirkel.
Het om
schrift is:
HEIN
. .
1 M.
(dus
onder Hendrik als K eizer
geslagen).

Op
de kz. komt het woord
Trajectum
weder,
doch thans
op
andere, en meer
verkeerde, wijze
dan
op
N

3 voor. Het omschrift is:


XRISTIANARELIGIO
waaraan echter
op
de munt
eenige
letters ontbreken.
De
noordelijke
strekenvan het toen
geheeten
Friesland waren
gedurende
de
regering
van Hendrik III onder het bestuur van Graaf Bruno
III, zoon van
Ludolf,
Graaf
van
Brunswijk,
die ten
jare
1 038 was
gestorven. Hij
voerde
namelijk
in s K eizers naamhet bewind over Stavoreii,
Oostergo, Westergo
(Ostraga
en
Westraga) (1 )
en
Islego (de
streek omden
ssel).
Misschien
maakten Ooster- en
Westergo,
waarvanDokkumde hoofdstad
was,
toenslechts
n
Graafschap
uit. -
_
Over dezen Graaf BrunoIII hebben
wij uitvoerig gehandeld
in onze Mau
/en
aan
Friesland,
Groningen
en Drent/ze,
bl. 1 8 en 1 9.
Hij
wordt
bij
Duit
sche
Geschiedschrijvers
,
evenals
op zijne
munten
,
BRVN
genoemd.
De Duitsche
K eizers waren dezen
magtigen
en
luisterrijken
tak van hun
geslacht bijzonder
genegen,
enniet danschoorvoetende
,
enna
herhaalde, ontwijfelbare, blijken
van

ontrouwen verraad te hebben
ondervonden,
gingenzij
eerst in het laatst der
1 1 eeuwer toe
over,
omvoor
altijd
aan dezen
zijtak
de leenen van Staveren,
Oostergo, Westergo
en
Islego
te ontnemen enaande
Bisschoppen
van Utrecht
te schenken.
Doch beschouwen
wij
thans de onder de
opperheerschappij
van K eizer Hen
drik I1 1 door
zijnen
leenmanBrunoin Ooster- en
Westergogeslagen
munten.
Deze
zijn
alle
denarin
en wel van de
hiyte_
soort.
(1 )
Zie
v.
1 ). armen,
JlIirlr/elnderlandsc/ze
ngrap/ue,
bl. 1 35 en 1 41 .
(221 )
N

7 heeft
op
de vz. het naar de
regterzijdegekeerde
borstbeeldde Boomsch
K onings ,
vanzeer ruwe bewerking.
Vr dat borstbeeld vertoont
zich
de
Rijks
staf met het kruis
daarop.
Het omschrift is:
& gt; {
HEIIZR- ICVS RE
blijkbaar
het werk vaneenzeer
weinig
bedreven
stempelsnijder,
misschieneen
leerling,
uit de
K eizerlijke
Munt te Utrecht ontboden. Het woord RE
voor
REX
(of menzoude het
daarop volgende kruisje
als de letter X moetenaanne
men)
duidt
op
den
tijd
dat Hendrik de
K eizerlijke
kroon
nog
niet bekomenhad.
Het
muntje
is dus
geslagen
tussehende
jaren
1 039 en 1 046.
Op
de
keerzijde
leest mentussehentwee
parellijnen
den naamdes
Leengra
ven Brunoals
BRVN
Het omschrift is:
DOCCVCCA
voor
Doccuyya.
Men
ziet, er is
geen
onderscheid tussehen de letters C en G;
ook dat de A het
dwarsstreepje
mist. Friesche handSchriften met
kapitale
let
ters uit de 1 1
eeuw,
ter
mogelijke vergelijking,
bestaaner niet meer.
Vroeger
zullen e wel voorhanden
geweest zijn

doch of
bij
de invallender Noormannen
of
gedurende
de binnenlandsche
oorlogen
der
Schieringers
en
Vetkoopers
verlo
ren
gegaanzijn.
Hoe dit ook
zijnmoge,
er bestaanook
op
muntenuit
andere
landstreken voorbeelden van de
verwarring
tussehen de C en G of derzelver
identiteit.
'

Wat nu de muntstad Dokkumzelve


betreft, de hoofdstad van
Oostergo,
deze komt reeds
op
het
jaar
755
voor,
toen Bonifacius aldaar omhet leven
werd
gebragt (1 ).
Deze
ligte penning weegt 0,8 w. enbevindt zich in het
K oninklijk
K abinet
te s
Gravenhage
en in dat der Leidsche
Hoogeschool.
Zonderling
dat
ze,
even als
bijna
alle de
volgende denarin,
in beide
deze K abinetten uit het: buitenland
zijn aangebragt geworden,
te
weten uit
(1 )
Zie v. 1 ).
eenen,
:Middelzellerlqndaclte Geograp/ie,
bl. 1 37

en
norm, K erkgesclie
derde van Nederland vr de
Hervorming,
bl. 1 46.

(222)
Denemarken enRusland.
Ongetwijfeld zijn
ze door den handel derwaarts ver
strooid
geraakt.
Maar het is toch
merkwaardig
dat ze nimmerin
Friesland, noch
ergens
elders in
Nederland, meer
gevonden
worden
, terwijl
toch demuntenvan
K arel
den Grooten en
zijne opvolgers nog
van
tijd
tot
tijd
uit den
grond
of
oude
gebouwen
voor den
dag
komen.
N 8 heeft
op
de vz.
eene
dito,
doch thans iets beter
gegraveerde, afbeelding
des K eizers. Het is echter
zonderling
dat de mond van het borstbeeld door

twee
bolletjes aangeduid
wordt. Het omschrift
is,
doch thans zonder een twee
tal
puntjes
of
bolletjes
tusschen de letters
(misschien geheime
Rekens van den
Muntmeester,
althans komende
zoodange
inlater
tijd
dikwerf
op
middeleeuw
sche munten
voor),
weder:
.
HENRICVS REX
De kz. is evenals die van
N
7,
met die
uitzondering,
dat de letter B
van
BRVN eene zeer ruwe
gedaante
heeft.

Ook dit
exemplaar,
mede in de
K oninklijke-
en
Leidsche Akademie- K abi
netten voorhanden,
weegt 0,8 w.
N
9,
eene
dito
munt,
is van zeer ruwenarbeid;
het hoofd des Vorsten is
geheel
misteekend;
het kruis
aan dan
schepter
buitenalle
verhouding groot
en
het omschrift zeer
onduidelijk gegraveerd.
De onbekwaamheid van den
stempelsnijder blijkt
ook
daaruit,
dat de naam
der
muntplaats Doccugga
ten achterste
voren
gegraveerd
is
geworden, terwijl
ook de naamvan den
Leengraaf
in
buitengewoon
slechte letters
geplaatst
is.
Weegt 0,8 w. en bevindt zich in het
K oninklijk Penningkabinet.
N 1 0 is van
betere gravure
zoowel wat voor- als
keerzijde
betreft;
het Vor
stelijk
borstbeeld is thans
vrij
wel
gesneden, en de letters van het omschrift,
dat nu luidt: .
& gt; I& lt;
HENRICVS IE
(voor Imperator)

zijn
zeer
goed gegraveerd.
Dit
muntje
moet tusschen 1 047 en 1 056
geslagen zijn,
want in
eerstgemeld
jaar
bekwamHendrik III de
K eizerlijke waardigheid
en in het laatste over
leed
hij.
Weegt 0,6 w. enbevindt zich in de
Verzameling
van Jhr. J. E. noorr vN
(223)
IDDEK INGE
op
denHuize Vennebroeck onder Eelde
bij
Assen.
Vergelijk
ook

onze MuntenvanFriesland, Groningen


enDrent/ie,
Pl.
I,
N 8.
Tot dus verre behandelden
wij
de
munten, voor Ooster- en
Westergooge
slagen;
bezien
wij
thans die voor Staveren
vervaardigd.
N 1 1 heeft
op
de vz. het
K eizerlijke
borstbeeld naar de
linkerzijde gekeerd,
weder met den kruisstaf vr hetzelve. Het omschrift is thans
, HEINRICVS REX
gespeld;
dus
geslagen,
misschien wel door eenen anderen Muntmeester dan te
Dokkum,
tusschen de
jaren
1 039 en 1 047.
Op
de kz. ziet men
,
evenals
vroeger,
het woord BRVN tusschentwee
pa
rellijnen, terwijl
het omschrift luidt:

STAVVERO
zijnde
eene oude
naamspelling
der muntstad
(Westergoos hoofdplaats)
Staveren
,
welks
oorsprong
zich in dennacht der
tijden
verliest. Reeds in 991 werd
zij
door zeeroovers verwoest
(1 ), doch, gelijk
uit onze munt
blijkt,
daarnaweder
opgebouwd.
Het
muntje weegt
0,65 w. enbevindt zich inhet K ab. der Leidsche
Hoogesch.
N 1 2 heeft
opde
vz..
het
Vorstelijke borstbeeld,
thans naar de
linkerzijde
gekeerd.
Het omschrift is weder:

HEINRICVS
REX.
Op
de kz. staat in den rand zeer aauw:
STAVVERO.
Z.
Weegt 0,65 w. en bevindt zich in het
K oninklijk Penningkabinet.
N 1 3 is door ons
overgenomen
vanPl.
I,
N 1 onzer Muntenvan
Friesland,
Groningen
enDrente. Men
ziet,
op
deze munt is de
naamvan Staveren, even
als
bij
rnarz
op
het
jaar
991
,
Staverun
gespeld.
(1 )
Inde nnales Hildea/eeimensea
bij rnnrz, Corp.
Hat.
Germam'ae, V, 68,
lezen
wij:
Piratae etiamStaverun
depredando
vastaverunt, aliaque
inlitore loca
perdiderunt,
aangehaald bij vannaar
eenen,
Handboek der Mrlelnederlanrlrcke
Geograp/Iz'e,
bl. 1 4- 2.
Die van Staveren zouden reeds van K arel den Grooten zekere
regten
bekomen
hebben,
aldaar.
'
(224)
Even zoo is zulks het
geval
met de N
1 4,
die
wij
van
gemelde
Pl.
I,
N
2, overnemen.

Behalve te Dokkumen Staveren


,
heeft K eizer Hendriks
Leengraaf
BrunoIII .
ook munt latenslaan te Bolsward enLeeuwarden. Van de Bolswardsehe dena
rin
geven wij
er twee onder N'1 5 en 1 6.
Wij
nemen ze beide over van
Pl.
I,
onder N 1 en 2, onzer ldunten van Friesland,
Groningen
en Drent/ze.
Zij zijnnog geslagen
vr dat Hendrik III den
K eizerlijken
titel
mogt
aannemen.
Op
de kz. van N 1 5 komt de naamvan Bolsward onder den vormvan
Bodliswert voor (de
letter L in verkeerde
rigting geplaatst).
Op
de vz. vanN 1 6 is s K eizers naamthans weder HENRICVS
gespeld,
en is het woord B0dliswer
(Bolsward)
in
omgekeerde rigting gegraveerd ge
worden.
'
Het
blijkt
uit deze munt dat Bolsward reeds in de 1 1 eeuwbestond. Dat
geene
andere
plaats
dandeze bedoeld
wordt,
hoezeer de naamverschille,
heeft
Mr. J. maxs ten
duidelijkste aangetoond (1 ). Wij
meenen hier
nog bij
het
door dezen
aangeteekende
als ons
gevoelen
te
mogen
vermelden: dat Bolsward
en Leeuwarden,
onzes bedunkens, even
goed
het
muntregt
hebbenkunnenuit
oefenen als Winsumen Garre- of Gerrlsweer
en
wel inhunne
hoedanigheid
van
marktplaatsen.
Het toeval heeft alleenvande
laatstgenoemde plaatsjes
het
diplomavan schenking
of
vergunningbewaard.
Onder N 1 723
geven wij
eenzevental
muntjes,
door Hendriks
Leengraaf
Brunote Liunvert,
Liuwert of
Liuwero,
d. i. Leeuwarden,
geslagen.

N 1 7 heeft rondoms Vorsten borstbeeld het omschrift:


& gt; {
HENRIGVS RE

en
op
de kz.:
L - 1 VNV6RT.

d. i. Leeuwarden, blijkens
het daarover door Mr. J. DIRK S
geleverde betoog,
door ons medegedeeld
in onze Munten van Friesland, Groningen
en Drent/w,
bl. 4554.
(1 )
Zie het
aangehaalde
in onze MuntenvanFriesland, Groningen
en Drent/w,
bl. 40
volgg.
(225)
Wij
namendeze onze
afbeelding
over uit ons
laatstgenoemdwerk,
Pl. I
,
N 1 .
Op
N 2 staat thans rondomde
Vorstelijke
beeldtenis:
& gt; I\
HENRICVS IR.
d. i.
Imperator.
En
op
de kz. het zelfde LIVNVERT.
Wat de
plaatsing
vanhet eerste
gedeelte
des woords
betreft,
thans ineene an
dere
rigting.

Ook dit
muntje
ontleenden
wij
aanonze MuntenvanFriesland, enz. Pl. I
,
N 2.
N 1 9 heeft
op
de
vz.,
voor zooverre
zigtbaar:
HEN RICVS I
-
P
En
op
de kz.:

LIVAVERO.
Z.
Weegt 0,6 w. en bevindt zich inonze
Verzameling.
N 20 heeft thans weder rondomhet borstbeeld
op
de vz.:
HENRICVS REX.
_Op
de kz. ziet men tusschen de letters R enV vandennaamBRVN eene
punt
of
bolletje,
misschieneen
dusgenaamdpont aecrel;
mogelijk
ook sieraads
halve alzoo
geplaatst,
nademaal er zulke
punten
of
bolletjes
ook
voor enachter
den naam
BRVN voorkomen. Het omschrift is:
LIVAVERT.
Z.
Weegt
mede 0,6 w. en bevindt zich ook in
onze
Verzameling.
N 21 met HENRICVS RE of REX
op
de
vz. heeft
op
de kz.:

LIAVVERO.
De denarius,
die
0,8 w.
weegt,
bevindt zich in de
Verzameling
van het
K oninklijk Penningkabinet
te s
Gravenhage.
N
22,
mede in
gemeld
K abinet voorhanden enslechts
0,75 w.
wegende,
heeft rondomde vz.
het
gebrekkige
omschrift:
H I I CVS H
Op
de kz. is de naamdes
Leengraven
in verkeerde
rigting geplaatst.
Ook
de naamder
muntplaats
.
'
LIAH
. . . .
R0
komt in
dusdanige rigting voor.
29
(226)
N

28, eindelijk,
heeft weder eenen anderen vormder omschriften. Men
leest toch
op
de kz:
AVII
. . .
RO.
Ook deze
munt,
die
0,8 w.
weegt,
bevindt zich inhet
K oninklijk
K abinet
te s
Gravenhage.
Ten slotte deelen
wij
onder N 24 hier een
zware
dener mede door den
Utrechtschen
Bisschop
Bernqu of Bernoldus onder het
opperbewind vanK eizer
Hendrik III
geslagen.
Op
de vz. ziet meneen
K arolingisch kruis, door vier
punten
of
bolletjes ge
cantonneerd,
binnen een
cirkel. Het omschrift
luidt:
& gt; {& lt;
HEINRCVS REK .
Op
de andere
zijde
vertoont zich s
Bisschops
ruwborstbeeld met
geschoren
kruin, en het omschrift:
BERNOLDVS EI.
De laatste letters eene
verkorting
van het woord
Episcopus.
Wij
hebben deze
munt,
die
0,85 w.
weegt,
reeds
vroeger medegedeeld
in
onze Munten der
Bisscoppen
,
van de
Heerlijkheid en de Stad
Utrecht,
P1 .
XXVII,
N 2.
Wij gaan
thans over tot de
regering
vanK eizer Hendrik
IV',
wiens
doorgaans
ongelukkige, ja
veelal
rampzalige, lotgevallen
van 1 056 tot 1 1 06
wij
zoobe
knopt mogelijk
willen vermelden. Het is toch
ondoenlijk
om.de
groote
reeks
van
belangrijke gebeurtenissen,
die
gedurende
deze
vfqu jaren
,
zooinDuitsch
land in het
algemeen,
als indat deel vanhetzelve
,
dat Nederlandtoenuitmaakte
,
voorvielen
,
meer daninhoofdtrekkente
beschrijven,
iets
wat
ook voor ons
oog
merk voldoende is. De
jammerlijke
toestand, waarinDuitschland indeze halve
eeuwverkeerde,
heeft
aanleiding
gegeven
dat de Nederlandsche
gewesten
al meer
en meer hunne
onafhankelijkheid
vanhet Duitsche
Rijk,
zooniet in
naam,
dan
toch inderdaad bekwamen
,
en
grootendeels
van de ellende verschoond
bleven,
die het
eigenlijke
Duitschland trof en
nog
eeuwen daarnahare
gevolgen
deed
voelen.
Als kind vanzes
jaren
verloor Hendrik IV - dien
zijn vader, gelijk wij
in
(227)
diens leven
gezienhebben,
door de Duitsche Vorstenals
zijnpvolger
haddoen
erkennen ten
jare
1 056 dandien
vader,
wiens
leiding
enbestuur
hij
zoozeer
behoefde. Het
was
eene zware taak voor s kinds
moeder,
de K eizerin- weduwe
Agnes,
het Duitsche
Rijk
als
voogdes
te besturen
,
hoewel haar de raad en
bij
stand van
eenige welgezinde,
vooral
geestelijke,
Vorstenniet ontbrak. Maar het
getal
vanhen,
die reeds
lang
ontevreden waren over het
strenge
bestuur van
harenoverleden
gemaal,
enthans naar de oude willekeur en
teugelloosheid
ver
langden,
was
nog grooter.
Een
groot geluk
was het voor haar enharenzoon
,
dat Paus Victor,
de
trouwevriend van haar
Huis, tijdens
het
overlijden van
Hendrik III
tegenwoordig was;
het
gelukte
aan
zijne bemiddeling,
door het
ontzag
waarin
hij stond,
iedere
geweldige uitbarsting
tevoorkomenende
leiding
der
openbare aangelegenheden
van de K eizerin in
handen te kunnennemen.
Volgens
harenedelenenzachteninborst zocht
zij
door
inschikkelijkheid
en
goed
heid de
gemoederen
te
winnen, en met
menigeen gelkte
haar
zulks,
immers
voor een
tijd.

Eene
gewigtige
en tevens bezwarende
aangelegenheid
had er met het Her
togdom
Zwabcn
plaats. Hierop had,
in
geval
van dan dood van
Hertog Otto,
K eizer Hendrik III reeds aan Graaf Berthold van
Zaehringen
het
uitzigt gege
vencn zulks door het overreikenvaneen
ring bekrachtigd.
Toenechter
Hertog
Ottoeen
jaar
naden K eizer
stierf,
trad eenandere,
nog belangrijker
mede
dinger
omhet
Hertogdom
Zwaben
op,
de
eergierige
Graaf Rudolf vanRhein
felden,
die tevens
op
het hart der
moeder,
op
eene sterke,
hoewel danook
smartelijke, wijze
werkte.
Hij
had
namelijkdadelijk
nadandoodvanHendrikIll
hunne
elfjarige
dochter
Mathilde,
die zich onder de hoede vanden
Bisschop
van
Constanz bevond
, geroofd.
Te zwak omdeze
geweldenarij
te
straffen
,
beschouwde
de K eizerinhet als eene schrandere
daad, omhare dochter aan Rudolf te ver
looven,
waarop zij
tot aan den
tijd
van het voltrekkendes
huwelijks
aan den
Bisschop
van Constanz
teruggegeven
werd, en omzich en haren
onmondigen
zoon
eenenvermogendenbondgenoot
te verschaffen, droeg
de K eizerinaanharen
toekomstigen
schoonzoonzoowel het
HertogdomZwaben,
als ook het bestuur
vanhet
K oningrijk Bourgondi op.
Den
onvergenoegden
Berthold vanZaeh
ringen
kon
zij gelukkigerwijze
doorliet weldra
daarop opengevallenHertogdom
29
*
(228)
K arinthischadeloos stellen. Eenenanderen
bondgenoot
zocht de K eizerinzich
inden
dapperen
Graaf OttovanNordheim
,
een der
magtigste
Saksische Groo
ten,
te verwerven
,
terwijl zij
hembeleende met het
HertogdomBeijeren,
dat
zij volgens bepaling
van
harenoverleden
gemaal
tot
op
dien
tijd
zelve bestuurd
had. Doch
beide, zoowel OttovanNordheimals Rudolf van Zwaben,
hebben
weinig
aanhet inhen
gestelde
vertrouwenbantwoord, zooals nader
blijken
zal.
Het meest was haar
en harenzoonde haat der Saksische Grooten
hoogst
na
deelig, die,
reeds sedert
lang
der Frankische
heerschappij vijandig

ookhet volk
opgezet
hadden
,
enals
hoofdgrond
hunner bezwarenaanvoerden
,
dat HendrikIII
op
Saksischen bodemkasteelen
gebouwd
ende Saksers
daarbij
tot leendiensten
gedwongen
had
endat deze kasteelentot
onderdrukking
der Saksische
vrijheid
bestemd waren. Doch de
gevolgen
vandeze
vijandelijke stemming
ontwikkelden
zich eerst
later, ennooit zoudendeze voor den
jongen K oning
zoo
verderfelijk
gewordenzijn,
indienniet te
gelijker tijd veranderingen
met het Pausdom
plaats
gegrepen
hadden, die de
K oninklijke heerschappij
in Duitschland met eenen
geheelen ondergang dreigden.
De
grondstellingen,
welke de tot K anselier der Roomsche kerk benoemde
Hildebrand en de
streng
Roomsehe
partij
in het
algemeen
tot
verhe ing
der
Pauselijke magt
boven alle andere
magtenop
aarde
aangenomen
hadden, ont
wikkeldenzich meer enmeer. De
getrouwe
en
welgezinde
Paus Victor III
was
een
jaar
naK eizer
Hendrik,
op zijne terugreis
naar Itali, overleden;
zijn op
volger, Stephanus IX,
stierf een
jaar
na
zijne verkiezing,
en de nu
volgende
Paus,
Nicolaas
1 1 , was een man naar Hildebrands
hart;
op
diens raad deed
hij
in1 059 eene
groote kerkvergadering
in het Lateraan
bijeenkomen, scherpte
hier in
vereeniging
met 1 1 8
Bisschoppen
de wetten
tegen
de Simonie enhet
huwelijk
der
Priesters, welke beide,
wegens
het
algemeen
in
zwang zijn,
nog
bij lange
naniet
uitgeroeid waren,
en
vaardigde eindelijk
de voor de toekomst
zoo
hoogst belangrijke verordening
uit: dat na
den dood
eens
Pausen de
K ardinaal- Geestelijken
der R00msche kerk
(de K ardinaal- Bisschoppen
van dan
eigenlijken
Romeinschen omtrek of
bodem,
de K ardinaal- Priesters en Diakens
van
de Romeinsche
hoofdkerken) zijnen opvolger
zoudenverkiezen. Daardoor
zonde,
inallen
gevalle,
wanneer
zij
als
regel
werd
aangenomen
het
schandelijk
(229)
misbruik
voorgekomen
worden
,
dat de
partijen
der Romeinsche Grooten met
behulp
van
het
omgekochte
of
opgestookte
volk den
Pauselijken
stoel dikwert'
met
geheel onwaardigc personen
bezetteden; maar werd echter ook tevens het
nog
zoo
kortlings
aan
Hendrik III
toegekende regt
des Roomschen
K eizers,
dat
geen
Paus buiten
zijne goedkeuring gekozen
zoude worden,
geschonden.
Wel
voegde
Nicolaas
hierbij:
I/ de keuze zoude
geschieden
onder voorbehoud der ver
schuldigde
eer en
achting (salvo
honore debz'loet
reverentz'a)
omtrent dan
K oning
en
toekomstigen
K eizer Hendrik endiens
opvolgers;
maar door de
bijvoeging:
welke dit
regt persoonlijk
vanden
Heiligen
stoel
verkregen
zullenhebben
,
leide
hij
het in de hand des
Pausen, omdenK eizer het
regt
der
bevestiging
van de Pauskeuze te verleenenof
niet, wees denPaus als
eenige
bron van dit
regt aan, ja
baande den
weg
tot de
veronderstelling,
dat de
K eizerlijke
waar
digheid
van den Paus
afhankelijk
was.
De K eizerin
Agnes
ende vriendenvan het Duitsche
K eizerschap
kondenmet
deze
ingrijpsels
niet te vrede
zijn,
maar de
magt
ontbrak omze af te werenen
het Romeinsche Hof had zich
nog
kort
geleden
inden
dapperen
Noormanschen
Graaf Robert
Guiscard,
die
bijnageheel Apuli
enCalabri
bezat, eenen
mag
tigen
leenman verworven. Nicolaas benoemde hemtot
Hertog
en beleende hem
met de
landen, waarover
hij
zelfs
geenregt
had;
doch daarover bekommerden
de Noormannenzich
weinig,
die slechts
eenigenschijn
van
regt
inde
oogender
mensehenhebbenwilden. Echter was de
K eizerlijke partij
in Itali
nog
zeer
sterk enzoude, wanneer
zij
uit Duitschland
krachtig
ondersteund ware
gewor
den,
de bovenhand hebbenkunnen
bekomen;
doch daar verwarden de
aangele
genheden
van het
K eizerlijke
Huis zich al meer en meer.
De K eizerinhad haar
geheele
vertrouwenaan
Bisschop
Hendrikvan
Augsburg
geschonken,
wiens
raadgevingenzij
inalles
volgde;
Hendrik was echter
gebaat
bij
vele der
overige Grooten,
die ook
gaarne
deel aan het bestuur wilden heb
ben;
zijne overmatige
trots
beleedgde
ze alle. Weldraverbonden velen zich
tegen
hem; aanhunne
spits
stond
Bisschop
Hannovan K eulen
(1 0561 076).
Deze
man,
wiens karakter ons uit
zijn
levenzoo
duidelijk blijkt,
was eenstren
ge, ijverige
en in den
geest
van
zijn tijd
zeer vroome
man; daarbij
bezat
hij
eene
wetenschappelijke vorming
en
ervaring
in
openbare
zaken; indien
hij
zich
(2250)
tot het
zorgvuldig
bestuur
vanzijnkerkelijk regtsgebied bepaald had, zoude
hij
eene eervolle
plaats
onder de
geestelijke
Vorsten van Duitschland
ingenomen
hebben. Maar
hij
was in
hooge
mate trotsch en
heerschzuchtig
enkonniet
verdragen,
dat de
voogdij
des
jongen
K eizers zonder hem
uitgeoefend
werd.
Hij
ontwierp
het
plan
omdie in
zijne
handente doen
overgaan;
de eerst
kortlings

door de K eizerintot
Hertog verhevene
Ottovan
Beijeren(OttovanNordheim),
Graaf
Egbert
van
Brunswijk,
enook de
Aartsbisschop Siegfried
vanMentz wa
ren
op zijne zijde.
Toende K eizerinmet haar zoonin 1 062 het
Pi_nksterfeest
op
het eiland vanden
heiligen
Suibert inden
Rijn,
thans K eizersweerd
genoemd,
vierde, begaven
de
zaamgezworenen
zich
bij
haar tenHove. Naeenenfeest
maaltijd,
toen de
jonge 1 2jarige K oning zeenopgewonden was, noodigde
de
Aartsbisschop
Hannahem
uit, ommet hemhet
prachtigeschip
te
gaan
beschou
wen,
waarmede
hij
van K eulen
aangekomen was;
de
knaap volgde zorgeloos;
maar toen
hij
zich aanboord
bevond,
stietende
sturlieden,
op
een.wenk van
den
Aartsbisschop,
snel vandenoever en
stuurdenmiddenindenstroom. De
jonge K oning,
die vaneenzeer
levendigenligt opgewondengestelwas,mesde
verraad en
gevaar,
en
sprong,
voor dat
iemand
het belettenkon,
in den
Rijn.
Hij
zoude verdronken
zijn, bijaldien
niet Graaf
Egbert
hemsnel
nagesprongen
ware enhemmet
eigenlevensgevaar gered
had. Men overlaadde hemnu met
liefkozingen
en beloften, en
hij
liet zich mede naar K eulenvoeren. Het aan

de beide oevers verzamelde


volk,
dat het
gebeurde
aanschouwd
had, begeleidde
de varenden met
zijne verwenschingen.
_..
De verschrikte, diepbedroefde K eizerin,
die hare
goede
voornemens zoozeer
miskend
zag,
kon niet
besluiten,
iets wat echter, met het
oog op
haren0n
mondigenzoon,
misschienzeer
wenschelijk geweest ware,
haar kind te
volgen
en
trok zich
op
hare
goederen terug.
De
Aartsbisschop
Hanno; omaan
zijne
daad den
Schijn
te
geven,
als had die tot s
Rijks welzijnplaats gehad, bepaal
de,
dat steeds die
Bisschop,
binnen wiens
regtsgebied
de
jongepK eizer
zich
zoude bevinden,
de eerste
plaats
in het;
Rijksbestuur
bekleeden zoude; maar
natuurlijk
dacht
hij
toch steeds de hoofdrol te
spelen.
Met den
jongenK oning
gelukte
het hemechter. niet. De
indrukkenvanhet
voorgevallene waren, gelijk
steeds
bij knapen
van
zijnleeftijd, onuitwischbaar; hij gevoelde
deondervondene
l
(281 )
valsche
behandeling diep.
Vanden
beginne
af had
hij
eenen
grooten
haat
tegen
Hanno
opgevat,
en noch het
karakter,
noch de daden vandan
Aartsbisschop
waren geschikt,
omhet hart van den
knaap
te winnen.
De donkerziende en
strenge
man vorderde wat het van
zijne
moeder
ge
scheidene kind niet kon doen.
Zijne geaardheid
was zeer
levendig, zijngevoel warm, ja
tot de uiterste he
vigheid
in
staat; daarbij
bezat
hij
eenverheven, ridderlijkenzin, die, wanneer
hij
met liefde bestuurd
gewordenware, zijn
levenen streveneene edele
rigting
had kunnen
geven.
Maar nu was
hij
inzich zelven
gekeerd
en voedde inwen
digen
wrok. Enhoe
weinig
warenook de
handelingen
der
menschen,
die
hij
omzich
zag ,
geschikt
omhemware
achting
inteboezemenl Reeds inhet eerste
jaar zijns
levens onder de
voogdij
van
geestelijke
Vorsten,
leerde
hij eenige
van
hen van de kwaadste
zijde
kennen. Zelfs de
strenge
Hannoversmaadde het
niet
om,
tot
bevestiging zijner magt, zijne aanhangers
met
Rijksgoederen
te
beloonen en daarvan ook voor
zijne eigene
kerk
rijkelijk
te
nemen;
anderen
maakten het
nog erger; eigenbaat
trad inde
laagste gestalten
te
voorschijn
en
daarbij slopenteugelloosheid
enwillekeur immer steeds
meer in. Een
voorbeeld,
dat de
jonge K oning
met
eigenoogen
moest aanschouwen
en dat mede zal
bij
gedragen
hebbenomaan
zijnbuigzaam
karakter eene kwade
wending
te
geven,
moge
in
plaats
van vele andere hier tot
bewijs
strekken.

De
jonge
K eizer vierde het K ersfeest van1 062 te Goslar. Toende
zitplaatsen
inde kerk voor de
avondgodsdienst
verordend
werden,
ontstonder een
rangstrijd
tusschenhet
gevolg
vanden
Bisschop
van Hildesheimendat vandenAbt van
Fulda; volgens
het oude
gebruik
had de Abt vanFulda
zijne plaats dadelijk
naden
Aartsbisschop
vanMentz;
doch thans eischte de
Bisschop
van
Hildes
heimdeze
plaats, dewijl
Goslar tot
zijn regtsgebied
behoorde. Men
twistte,
je
werd zelfs
handgemeen,
en alleen de tusschenkomst van
Hertog
Otto
van
Beijeren
die danAbt in
zijnregt handhaafde,
maakte
eeneindeaanden
strijd.
Doch
op
het
volgende
Pinksterfeest
van 1 063 brak die met
grootere hevigheid
weder uit. De
Bisschop, innerlijk nog
meer verbitterd, ende
nederigheid
van
zijnen grooten
Meester Christus
geheel vergetende,
die
gezegd had,
dat
zijn
Rijk
niet van
deze wereld
was,
had Graaf
Egbert
van
Brunswijk,
denzelfden
(232)
die den
jongenK oning
uit den
Rijngered had,
met
gewapende
lieden achter
het
hoogaltaar verborgen,
enals zich nu de
strijdwegens
de
plaatsen
hernieuwde

drongen
de
Bisschoppelijken
vooruit en verdreven de verraste Fuldaschen met
vuistslagen
ter kerke uit. Doch deze
riepen
de hunnente
hulp; gewapende
ben
den
drongen
weder binnende
deuren, ente middenvanhet koor der
zingende
Geestelijken
kwamhet tot een
bloedigen strijd
met het zwaard. De altaren
werdenmet bloed bezoedeld. De
Bisschop
vanHildesheimstond
op
eene ver
hevenheid en
spoorde
als in eenen
veldslag (gelijk
Lambert zich
uitdrukt)
de
zijnen
tot
dapperheid aan, terwijl hij
hun de absolutie
wegens
het
ontwijden
der
heilige plaats
beloofde. De
jonge K oning zelf, verschrikt en in
angst,
weende en vermaande
volgens zijne K oninklijke majesteit;
doch te
vergeefs;
slechts met moeite en
gevaar
kon
hij
zich uit het woeste
gedruisch
in
zijnpaleis
redden. Vele Ridders van beide
zijden
vielen in hun bloed badende neder.
Eindelijk
behieldende
Hildesheimers,
die zich
op
den
strijd
voorbereid
hadden,
de bovenhand,
verdreven hunne
tegenstanders
uit de kerk enslotende deuren.
Doch de
gezamenlijke
Fuldasche leenmannen
legerden
zich thans
gewapend
voor
de kerk en
wachtten de naar buitenkomenden
af, ener zoude
nog
veel bloed
vergoten zijn geworden, bijaldien
de nacht niet een einde aan den
strijd ge
maakt had.
Op
den
volgendendag
werd er eenonderzoek naar dentwist
ingesteld; maar
strenge geregtigheid
vond
geenplaats.
Graaf
Egbert,
eennabestaande
envriend
des
K onings,
wist zich weldra
vrij
te
pleiten
en alle schuld
op
den Abt van
Iuldate
werpen;
de
Bisschop
van Hildesheim
ging nog
verder;
hij
deed alle
Fuldaschen,
zelfs de zielen van hen die in den
strijd gevallenwaren,
in den
kerkelijken
ban. De haat der
wereldlijke
Heeren
tegen
de monniken kwam
hierbij
den
Bisschop
te
hulp. Bijaldien
de van alle
zijden bedreigde
Abt Wi
derad niet
geheel
het
onderspit
wilde delvenenmisschien
zijn
ambt
verliezen,
moest
hij
door
omkooping
trachtente verwervenwat
hij
door
regt
niet
verkrijgen
kon.
Hij
bezwaarde
zijn
klooster met zware schulden, omden
K oning,
diens
raadsliedenenden
Bisschop
met
groote
sommenomte
koopen. Daarop
trof hem
geene
meerdere straf; maar de
rijke Abdij
verviel tot
armoede, en de Abt had
deswegens nog
eenzweren
strijd
met het
jongere
deel
zijner monniken,
diehem
(233)
bij
den
K oning hevig aanklaagden,
iets wat hun echter zeer slecht bekwam;
thans was de Abt
bij
het Hof in
gunst;
hentrof eenzwaar vonnis; onderschei
denen hunner werden inhet
openbaar
met roeden
gegeeseld
en
n1 etgeschoren
kruinuit de orde
verjaagd;
anderen werdenna
onderganetuchtiging
in
naburige
kloosters
opgesloten.
K eizer Hendrik IV is dikwerf
wegens
vele
zijner
daden
gelaakt geworden;
mennoemde hem
onregtvaardig,
aanluimenendriften
overgegeven;
eninder
daad
zijn
vele
zijner handelingen_geenszins
te
regtvaardigen;
maar waar zoude
hij regtvaardigheid geleerd
hebben, wanneer de
aanzienlijke
Vorsten, Bisschop
pen
en Heeren,
die hem
omringden,
en wel reeds in zoo
jeugdigen leeftijd
omringden,
waarin de mensch voor
goede
en kwade indrukkenzoo
vatbaar
is,
_
(welke aazienlijken
den
jongeling op
den
weg
der
regtvaardigheid
moestenlei
den
,)
alleennaar willekeur, eigenbaat
en
inblazing
hunner driften handelden?
Weldrawerdde
op
hem
uitgeoefende
invloed
nog
slechter en meer bedorven.
De
Aartsbisschop
Hannohad het
noodig geoordeeld om,
behalvedenoudenen
onbeduidenden
Aartsbisschop Siegfried
van Mentz,
ook
nog
den
magtigsten
geestelijken
Vorst uit
Noord- Duitschland,
den
Aartsbisschop
Adalbert of Albert
vanBrementot
de afwisselende
voogdij
van den
jongenK oning
Hendrik uit te
noodigen.
Deze Adalbert behoort tot de
gewigtigste personen
van den toenma
ligen tijd
en
zoude iets uitstekende te
weeg
hebbenkunnen
brengen;
want de
natuur had hemmet de schoonste
geesteshoedanigheden toegerust,
en
daarbij
zoo
groote bevalligheid
enschoonheid des
ligchaams geschonken,
dat
hij
de
ge
moederen derv mensehen tot zich wist te trekken. Wanneer
hij
inde Aartsbis
schoppelijkekleeding op hooge feesten,
in dan
glans
der verlichte
kerk, zijne
geestelijke
werkzaamheden
verrigtte, verhoogde
de indruk
zijner persoonlijke
verschijning
het feest
als
met eene tooverroede.
Zijn
mond vloeide over van
welsprekendheid; & quot; veelvuldige
kennis
maakte.zijne redevoeringenbelangrijk; zijn
uiterlijk
was dat van iemand die tot
regerengeboren.scheen;
ook stamde
hij
af
uit het edele
geslacht
der GravenvanWettin, terwijl
Hannovan
lage
afkomst
was. Adalbert
was, gelijk
een
tijdgenoot zegt,
in
tegenstelling
vande
vroegere
Bisschoppen, vlugger
inhet
geven
dan. inhet nemen van
geschenken. Jegens
geringeren
was
hij welwillend, je om, zijne nederigheid
te toonen wiesch
hij
30
(234)
dikwerf
nog
des avonds
eigenhandig
de voeten van
dertig
armen. Doch
even
trotsch was
hij jegens
de
aanzienlijken, voornamelijk tegen
de
wereldlijke
Vor
sten,
en het
gebeurde
niet
zelden,
dat
hij
hunne
gezanten
weken
lang
in
zijn
voorportaal
naar
gehoor
liet wachten. Over het
algemeen
was het
grootsche
indezenmensch door
eergierigheid,
heerschzucht en
ijdelheid,
die kinderender
zelfzucht, bevlekt, enwerd
hij
daardoor tenslotte tot
gemeene
dadenvervoerd.
Zijne
trots was
daarop gerigt
om
zijne geestelijke heerschappij
zoover
moge
lijk
over het noorden van Duitschland, ja
van
Europa
uit te
breiden; hij
hoorde
zich
gaarne
denPatriarch vanhet Noorden
noemen; ja
de
ijdelheid
verblindde
hem
zoozeer,
dat
vleijers
hemals
openbaringen
van
engelen
durfden verkondi
gen,
dat
hij
Paus zoude wordenen de
gouden
eeuwzoude daarstellen. Doch
deze
verregaande ijdelheid openbaarde
zich eerst inlatere
jaren;
in
zijnen
krach
tigentijd,
onder Hendrik
III,
die hemook het Aartsbisdomtoevertrouwd
had,

enwienhij
op
diens
togten
naar
Hongarij
enItalihad
vergezeld,
werkte de
nabijheid
vandat bezonnenen welwillend karakter zonder
twijfel weldadig op
hem
terug.
In ne
neiging,
of misschien beter
gezegd
afkeer,
kwamen
zij
beide overeen
,
te wetenvan de zeer
groote magt
vanhet Saksische
Hertogdom,
dat
bijnazelfstandig
inde
noordelijke
streken onder de
50jarige regering
van
Hertog
Bernhard bestond. Adalbert wilde
zijn Aartsbisschoppelijk regtsgebied
gaarne
van alle
wereldlijke magt
en
geregtsonderhoorigheid bevrijden,
eninhet
algemeen
was
hij
een tegenstandervan
alle
Vorstelijkgeweld
ensloot zich nauw
aanhet
K oningschap aan, terwijl
Hanno
daarentegen
de
magt
der
groote
Vor
stenzoosterk
mogelijk,
doch die van het
K oningschap
zwak wilde maken.
Deze trekkenuit Adalberts wezen
verklaren
voldoende,
hoe
hij juist
de man
was om
K oning
Hendrik weldra
geheel
aan zich te verbinden.
Hij gaf
hemin
alles
toe, vervuldezijne wensehen,
vleide
zijne luimen, en
werkte alzoointe
gengesteldengeest
als Hanno. Ook de K eizerinwon hij
voor zich, en
zij
ver
scheen weder aanhet Hof. Eenvriend der
jeugd
vanHendrik,
de Graaf Wer
ner,
moest steeds
bij
hem
zijn,
ofschoon
deze,
een aan driften en
hoogmoed
overgegevenwezen,
niet
weldadig
werkenkon
op
deneven
eens
gezindenjeug
digenK oning.
Hendrik
was vatbaar voor trouwe
vriendschap
en
toegenegen
heid, dankbaar voor bewezene
diensten, grootmoedig
in
zijne gedachten.
Men
(235)
had hemmet
jongelingen
moeten
omringen,
welke deze edele roersels
zijner
geaardheid
kondenontwikkelen en
zijne vriendschap verdienen; maar Werner
was
zijne
driftente
wille,
die
hij
zelf met den
K oning
deelde. Adalbert trachtte
de andere DuitscheVorstendoor
vrijgevigheid
met
K oninklijke goederen,
over
welke
hijvan
den
K oning
de
vrije beschikking bekwam,
te
winnen; zoo
verkreeg
de
Aartsbisschop
van Mentz de
Abdij Seligenstadt,
vroeger
door Einhard of
Eginhard gesticht; Hertog
Ottovan
Beijeren
de
Abdij K empten; Hertog
Or
dqu van
Saksen,
die kort te voren
zijn
vader Bernhard
opgevolgd was,
het
kasteel
Ratzeburg.
De
Aartsbisschop
Hanno
vergat
zich zelven
niet, enliet zich
niet alleenhet
negende
deel van den
K oninklijken
schat
schenken, maar ook de
AbdijenMalmedy
enCornabismunster,
welker
gerust
bezit
hij
echter niet
mogt
deelachtig
worden,
want de
K oninklijke magt
was niet voldoende omhemin
het
bezit,
althans van de
eerste,
te stellen. Ook de
hofhouding
des
K onings,
die Adalbert zeer
verkwistendlhad
ingerigt
omhemvermaaken
verstrooijing
te
bezorgen,
kostte veel
geld,
en de
K oninklijke
domeinen werdenzwaar belast,
verwaarloosd enveronachtzaamd
;
en wat
nog erger was,
omaan
geld
te
geraken
werden
Bisdommen, Abdijen,
ambten
van allerlei soort
op
de
ergerlijkstc
wijze
verkocht.
De
aangelegenheden
vanItalienvanden
Pauselijken
stoel
gingen
onder deze
omstandigheden
ook steeds meer
onafhankelijk
van het
K eizerlijk goeddunken
hunnen
weg.
Reeds was in1 061 door de
streng kerkelijke partij,
onder
leiding
vanHildebrand,
de Paus Alexander II
;
door de
K eizerlijken,
onder toestem
ming
der K eizerin
Agnes,
de Paus Honorins II
gekozen geworden,
en beide
stredenomhet bezit van Rome. Nu
spraken,
tot
groot ongeluk,
ook de beide
Vo0gden
des
jongen K onings,
HannoenAdalbert, volgens
hunne
grondbegin
selenenl
neigingen
elkander ook indeze zaak
tegen;
Hanno
begunstigde
Paus
Alexander, Adalbert dan Paus der K eizerin
,
Honorius; wat de een wilde,
werktede andere
tegen;
de
hoogere
invloed
ging
daardoor verlorenendenieuwe
scheuring
inde kerk
eindigde
eerst met denin 1 064
voorgevallen
dood van
Honorius.

Inmiddels haddener in Duitschland
belangrijke veranderingenplaats gehad.
De verkeerdheden van
Bisschop
Adalbert hadden haar
toppunt
bereikt.
Hij
30*
(236)

kende, bij
de
bevrediging zijner ijdelheid,
geene
maat
meer; zijne verkwisting
puttede
alle bronnen
uit;
het
verkooperi
der
kerkelijke-
en staatsambten werd
door hemenGraaf
Werner,
s
K onings gunsteling ,=
steeds schaamteloozer
ge_
dreven.
Hierbij
klommen
zijne persoonlijke prikkelbaarheid
en
zijne
luimen;
hij
konin
zijnegramschap zijne ondergeschikten,
zelfs Priesters
,
tot den
bloejd slaan;
en
op
eene
andere keer schonk
hij
aan
armen,
Wier
ongeluk
hem
trof, in eens
honderd
ponden
zilver.
Zijn
overmoed
tegen
de
grootenspootde dezen
tot den
grootsten
haat
aan; zij
maakteneene
zamenzwering
omhemtenval te
brengen.
ToenAdalbert
eindelijk
de zwakheid
zijner stelling begon
in
te
zien,sloeg hij
een
nieuwen
weg
in omzich staande te
houden;
op
den derden
Pinksterdag
des
jaars
1 065 liet
bij
den
1 5jarigen Hendrik,
in
tegenwoordigheid
derK ei
zerinen
vanvele Vorsten
,
te Worms door
omgording
met
het.zwaard mondig
verklaren. Doch
zijne tegenstanders
Waren niet voornemens. heminde
nabheid
des
K onings
te laten. Toen
Siegfried
van eenen
pelgrimstogt
naarJeruzalem
teruggekeerd was,
verbonden
hij
enHanna,
benevens de
Hertogen Rudolf en
Otto
,
zich
nog
naauwer,
en
riepen
in 1 066eene
groote Rijksvergadering
te
Tribur aan
den
Rijnbijeen,
omAdalbert
verre vanzijnBisdom
te
verwijderen.
Deze viel indenstrik entrok met den
K oning
naar den
Rijn
; _

hij hoopte bij
deze
gelegenheid
zich
nog
met
geweld
van
wapenen
in het bezit der
Abdij
Lorsoh te stellen
,
die zich niet aanhemhadwillen
onderwerpen.
Als
deK oning ,
op
weg
naar Tribur,
inde
K eizerlijke
Paltz of Paleis te
Ingelheimpvernaohtte;
ontstond er een
oploop
der inwoners vandie
plants,dewijl het hofgezin,
vzoo
als
gewoonlijk, begon
te
plunderen.
Graaf Werner schoottoe om
de
zijnen
te staan, maar een uit het volk
gaf
hemmet een stok zulk een
slag op
het
hoofd,
dat
hij
half dood van
het
paard
stortte en kort
daarop,
in s
K onings
bijzijn,
overleed. Ontzettend verschrikt d00r het
ongeluk
van
dan
vriend
zijner
jeugd,
kwamHendrik te Tribur, enhier dedenhemde
vergaderde
Vorstenden
bepaalden
eiseh,
dat
hij
of den
Aartsbisschop
Adalbert van het bestuur- des
Rijks
enuit
zijne nabijheid verwijderenmoest,
of zelf afstand vande
regering
doen. De
K oning
stelde
zijne beslissing
uit.
Hierop
ried hemde
Aartsbisschop
omuit deze strekenmet de
Rijks- insig'nen
naar Goslar te
vlugten
,
en
werkelijk
werdenreeds de schattenenz.
ingepakt
ominden
eerstvolgenden
nacht de
vlugt
(237)
te
nemen;
doch de Vorstenbemerktenhet voornemen
en bewaakten het
paleis
den
geheelen
nacht met
gewapende
benden.
Op
den
volgendendag
bestormden
zij
den
jongenK oning
met de
dringendste voorstellen,
janaauwelijks konzijne
tegenwoordigheid Adalbert
voor
mishandelingen vrijwaren; hij
moest zich naar
zijn
Aartsbisdom
terugtrekken.
Hier
verging
het hemook slecht. De
Saksische
Vorsten, over
zijn
val
verheugd, grepen
de
gelegenheid
tot
wraakneming aan,
vielenin
zijnland, en hielden Bremen zoo
goed
als
helegerd.
Inden
angst
voor
vzijn
leven vlood
hij op
een
zijner goederen,
waar
hij
zich een
halfjaar
ver
borgen
hield.
Hertog
Ordqu en
zijn
zoon
Magnus
verwoestten
zijne bezittingen,
zijne
kasteelen, en
geen
hunner, aan
welke Adalbert
vroeger
weldadenbewezen
had,
stond voor
zijne verdediging op.
In
zijnen
nood moest
hij,
omdeVorsten
te
bevredigen,
hunde
goederen
des Bisdoms inleen
geven,
aan
Magnus
alleen
duizend hoeven. Het
rijke Aartsbisdom
werd
versnipperd,
en Adalbert had
alleen de
eer,
dat de Vorsten hemhunnen Leenheer noemden.
Een
grooter
hartzeer
,
danover het verlies vanwereldsche
goederen
,
hadAdal
bert
,
zoo
lang zijn geest nog
de
vroegere
veerkracht
bezat, over het lot vanhet
Christendominde Slavische landenaan de
Oostzee, bij
de Obotriten en Lni
tizers. Vorst
Gotschalk
had hier inden
tijd
van
Hendrik ]II het Christendom
met alle krachtenbevorderd
en
bijna
tot de heerschende
godsdienst verheven,
en
Adalbert,
tot wiens
kerkelijkgebied
deze strekenbehoorden
,
had met
vreugde
dit werk
ondersteund;
drie Bisdommen
,
te
Oldenburg , Ratzeburg
en
Meklenburg
(later Schweringeheeten)
vormdende
middelpunten.
Dochde
Christelijke
Priesters
verstondenookthansde
kunst niet omde harten des
volks
te
winnen; hunne
trots enhebzucht verwekten de oude haat
op
nieuw, entoen zich
Pl_usso,
de
zwager
van
Gotsehalk,
aande
spits
der
nog Heidenschgezinde bevolking plaat
ste,
ontbrandde de
opstand weldraopnieuw.
Gotschalk
werdpmet
een
Chris
tenpriester te Lenzen op
de
altaren
der oude
godengeofferd;
andere Priesters
te Rethra;
de
grijze Bisschop
Johanvan
Meklenburg vermoord
en
zijn
hoofd
op
een
paal
in
den} tempel
van
dengod Radegast geplaatst. Hamburg
en
Sleeswijk
werden
verwoest,
enalle
sporen
vanhet Christendom
uitgedelgd. K ruko, een
_Hejdensehejj/orst
uit'
den.
Rugischen stam,
maakte
zich van
het
bewind
over
deze.
landenmeester,
strekte het
vervolgens over
Holsteinende
Bardengau
uit.
(238)
en bood het hoofdaan de aanvallen der Saksische
Grensvorsten, ja
later zelfs
langentijd
aan die van
K oning
Hendrik zelven. Z00
onmagtig
was Duitschland
(waarvan
Nederland
nog
steeds een deel
uitmaakte)
door
zijn inwendig
verval
geworden.
Vandit verval
getuigden
dan
hier,
dandaar,
de
schrikkelijkste gruwelen
der
wetteloosheid. Slechts daarvaneenenkel
voorbeeld, dat tevens
bewijst hoedanig
de
handelingen
waren der nu
weder
magtig gewordene partij.
Alles zocht
zijn
eigen
voordeel en de
heilige
Hannobleef niet achter. Toen de
Aartsbisschop
pelijke
zetel van Trier
opengevallen was,
kozen
geestelijkheid
envolkdaar eenen
opvolger;
doch Hannowist
bij
den
K oning
te
bewerken,
dat deze
K oenraad,
een
neef van Hanno,
tot
Aartsbisschop
van Trier benoemde. Maar die van
Trier waren
daarover zeer verstoord, en de
voogd
van het
Aartsstift, Graaf
Dietrich of
Diederik, een
jonge, driftige man,
overviel dan nieuwenAartsbis
schop,
toen
hij
met een
groot gevolg,
onder
begeleiding
vanden
Bisschop
van
Spiers, zijnenintogt
wilde
houden,
te
Bitburg,
inde
nabijheid
van
Trier,
velde
hen
,
die weerstand wildenbieden
,
neder, plunderde
de schattenvandenAarts
bisschop
ennamhemzelven
gevangen.
De
Bisschop
van
Spiers,
die inde kerk
van
Bitburg gevlugt
was
,
werdvanachter het altaar
weggetrokken, geslagen,
sma
(lelijk
uit de kerk
geworpen
en half
gekleed,
barrevoets,
op
een slecht
paard
Weggevoerd. Hij
overleed kort daarnaaan de
gevolgen
der
mishandeling
envan
ergernis. Nog akeliger verging
het dan
gevangenenAartsbisschop K oenraad;
vier Ridders
kregen
denlast omhemte dooden.
Zij wierpen
hem
eenige
malen
van eenrots, entoen
hij
nog
leefde werd
hij
met het zwaard om
_t
leven
ge
bragt. Niettegenstaande
deze euveldaad blevendie vanTrier
ongestralt ;
dezaak
werd
bijgelegd,
toen
zij
eenenanderenneef van Hanna, Udo, tot
Aartsbisschop
kozen. Het volk had in
zijnbewustzijn
van
regt
de
eenige troost,
dat de
moor
denaars van den
Aartsbisschop
K oenraad toch later door
ongelukken ellendig
om
het leven kwamen.

:
Met
nog
veel meer
treurigheid
moet men
vervuld
worden,
als men
nagaat,
hoe de
voortreffelijke aanleg
vandan
jongenK oning op
allerlei
mogelijke wijzen
bedorvenwerd, enhoe al wat
gemeen
was inhemwerd ontwikkeld?

Menver
gunde
hemde
bevrediging
van
iedere
drift, omhemslechts met andere zaken
(239)
bezig
te houden.
Achting
voor
deugd
en
godsvrucht
koninhem
geen
wortel
vatten,
want
geen
uitstekend voorbeeld dezer
deugd
kwamhemvoor
oogen.
De
Aartsbisschop Hanno,
die tenminste in
zijne
zeden een
strenge
man
was,
meende den
jongenK oning
tot eene
ordelijke levenswijze
te zullen
brengen
als
hij
heminhet
huwelijk
liet
treden; hij dwong
hemin1 066,
alzoo
op
denleef
tijd
van 1 6
jaren,
een
huwelijk
aante
gaan,
dat
zijnvader,
Hendrik
III,
reeds
vr tien
jarenafgekeurd had,
te weten met
Bertha,
de dochter vanden Mark
graaf
vanSusa.
Doch,
nademaal
hij gedwongen werd, vatte de
jonge K oning
zulk eenen
tegenzintegenzijne gemalin op,
dat
hij
ze
dadelijk
nahet sluiten
der
huwelijksverbindtenis
verliet. Alle
pogingen
omze
bij
elkander te
brengen;
alle trouwen
geduld
vanBertha
vermogten
niets;
Hendrik leefde vanhaar
ge
scheiden, endeed zelfs
na
drie
jaren
eene
poging
omhet
huwelijk
met
behulp
vanden
Aartsbisschop Siegfried
weder te ontbinden;
tot
belooning
beloofde
hij
hemde
Thuringers
te zullen
dwingen
tot
betaling
der tienden
,
welke de Aarts
bisschop
voor de kerk vanMentz
eischte,
doch die de
Thuringers weigerden.
De
zelfzuchtige' Aartsbisschop,
die inden
beginne
het denkbeeldeener echtschei
ding verworpen
had, ging
nu met
ijver
aanhet
werk, riep
eene
Rijksvergade
ring
te Mentz
bijeen
,
omde zaak tot stand te
brengen
enzocht inmiddels de
Pauselijke toestemming
daarvoor te
verkrijgen.
Doch tot
zijne
endes
K onings
schrik verscheen de
strenge
Peter
Damiani, Bisschop
van Ostia,
als
Pauselijk
Legaat, dreigde
den
Aartsbisschop
met
kerkelijke
straffen, dewijl hij
de smade
lijke scheiding
had willen
bevorderen, en
sprak op
de
Rijksvergadering
in de
hardste
uitdrukkingentegen
het voornemendes
K onings,
als
zondig
niet alleen
voor ieder
Christen, maar
voornamelijk
voor eenen
K oning,
wiens kwaad voor
beeld voor de
geheele
Christenheid
verderfelijk
zoude kunnen worden. De Vor
sten,
deze keer door de
zedelijke strengheid
van dit denkbeeld
getroffen, gaven
hunne
goedkeuring
over het
gesprokene
te kennen en bezwoerenden
K oning
zijner Vorstelijke waardigheid geene
schande aan te doen. Hendrik konzich
niet verzettenen zeide;
Welaan,
indien
gijl.
uwbesluit vasthoudt,
wil ik
mij
bedwingenendenlast
dragen,
dienik niet van
mij afwerpen
kan. Maar
zijn
gemoed
was
nog
verhard; met den
grootstenspoed
keerde
hij
naar
Saksen
terug;
langzaam
en
droefgeestig volgde
de
K oningin hem; maar bare onverbreekbare
(240)
trouwen
onderwerping
vermurwden
eindelijk
Hendriks
hardheid,
die voor eenen
edelenzin niet
ongevoelig
was.
Hij ontving
haar
vriendelijker
dan
vroeger
te
Goslar;
weldraleefden
zij vereenigd;
de
achting,
tot welke
zij
hem
gedwongen
had, namtoe,
envannu af aanwas
zij zijne
onscheidbare
medgezellin
in
vreugde
endroefheid; zij
verliet hemniet inde
grootste gevaren,
en
was zijn
troost te
middender
akelige wederwaardigheden,
die hemherhaalde malen troifen. In
1 071 schonk
zij
hemden eersten zoon en daarna
nog
drie kinderen.
Wij zijngenaderd
tot de
vermelding
vaneene
afdeeling
vanHendriks
leven,
die voor
zijne geheele
toekomst
besliste,
daar
namelijk
de
wederkeerige
argwaan
en
lang gevoede
haat tusschenhemendeSaksers tot
uitbarsting
kwamen. Reeds
Hendrik 1 1 1
had, gelijk wij
indiens levenvermeld
hebben, zijnoog op
Saksen
gerigt,
inwelke
groote afdeeling
des
Rijks (waarth
ook een
aanzienlijk
deel van
Nederland, te wetenhet land over den
IJssel,
met_
Deventer enz. en
gedeelte
lijk
ook over den
Rijnbehoorde)
het
K oninklijk
aanzienniet zoo
hoog
stondals
inde
overige
deelenvan Duitschland, en de
Hertogelijke magt daarentegen
in
het
geslacht
der
Billungen
zoo
goed
als
erfelijk
was. Maar
Hendrik III was
verstandig
en
regtvaardig
enwilde
geen geweld bezigen.
Doch de onbezonnen
zoon,
die door Adalbert met s vaders
plannen
bekend
gemaakt was,
en des
Aartsbisschops
haat
tegen
de
Billungen
enandere Saksische Grooten
ingezogen
had,
maaktevan
zijngevoelen
omtrent de Saksers
geengeheim. Zijn gezegde
ging
in Saksen in den mond des volks van man tot man: Saksenwas een
schoonland, maar die het bewoondenwaren verwenschte knechten. Wanneer
hij
iets
gelijksoortige gezegd heeft,
lag
daarinhet
duidelijke blijk
dat
hij
deoude
Saksische of veelmeer Duitsche
gebruiken
niet
kende,
die het
langst
inSaksen
stand
gehouden
hadden,
daar
namelijk
de
vrije
man zich
op zijn
erf
nog
onaf
hankelijk
van de hof- en leendienstender
K oningen
enVorsten
gehouden
had.
Inde andere Duitsche landenhad het Leenwezen de
gemeene vrijheid bijkans
geheel
onderdrukt, en de Leenadel
z_ag
trotsch
op
den
vrijen
man neder,
die
geenrang
indenDienstadel
bekleedde, evenals ware
hij
een wezen van min
deren
rang.
(Helaas,
nog
is een
groot
deel van Duitschland vandezenzuurdee
sem
niet
bevrijd!)
Deze trotsehheid zal zich
waarschijnlijk
onder
hen,
die Hen
drik
omgeven,
ten
opzigte
van de Saksische
vrijen uitgelaten
hebben enzich
(
241 I)
misschien ook indat
gezegde
des
K onings
hebbendoen
blijken. Nog zijn
som
mige
Duitsche Vorstenvandit euvel niet
geheel genezen.
Maar een
vrij
volk

laat zich niet


beschimpen,
enmen
geloofde
nu van Hendrik,
wiens
afkeer
be
kend
was, ligtelijk
al dat
kwaads, wat het
gerucht
als
zijn inzigt
deed voor
komen.
Daarbij
kwamin 1 068 de
Aartsbisschop
Adalbert weder aan het
Hof,
enhoewel hemhet
ongeluk voorzigtiger gemaakt
had
,
al had het hemdan ook
zijne opgeruimdheid
ontnomen en een sombere ernst over hemals
uitgestort,
was echter de haat
tegen
de
Billungen nog
sterker
geworden
dan
vroeger,
en
hij
stookte het vuur
bij
den
K oning
aan. In
gelijken
zin werkte
Bruno,
die
kortlings Bisschop
van
Osnabrug gewordenwas,
van
geboorte
een Zwaab, die,
hoewel soms een
wakker
man,
echter het Saksische wezen niet
verstond
en de
Saksers mistrouwde.
Daarbij schiep
Brunoer een
groot
vermaak
in, omals
beminnaar en kenner der
bouwkunst,
het
opzigt
over het bouwen de'r kas
teelen uit te
oefenen,
die de
K oning
in het land der
Saksers,
vooral in de
Harz,
liet daarstellen. De
Harzburg,
niet verre van Goslar, was daaronder de
voortreelijkste,
tot
groot
verdriet der
Saksers,
die
nog
daarenboven leendien
stenmoesten
bewijzen,
endie indeze werken slechts eene
beteugeling
hunner
vrijheid zagen. Smadelijk
was daarenboven de
handelwijs
der
bezettingen
van
deze kasteelen,
die door den omtrek onderhoudenmoesten worden, en welke
bezettingen,
wanneer haar het een of ander
ontbrak,
ook dikwerf wanneer
zij
daartoe denlust
kregen,
uit de
burgentegen,
wat
zij
slechts vonden
wegroof
denenmeer
dergelijken
euvelmoed
begingen.
Dat was de manier van die ruwe
tden,
waarinde wetten
geen_kracht
en de
magthebbers
voor een deel volstrekt
dan wil misten omhet
regt
te beschermen.
Onder de VorstenvanSaksischen stamwas Ottovan Nordheim,
thans Her
tog
van Beijeren,
zonder
eenigen twijfel,
de
dapperste
en
aanzienlijkste.
In
moed enveldheerstalentenovertrof
hij
allen;
inhet heetste
gewoel
van den
slag
verloor
hij zijne
bezonnenheid niet en
zijne
koenheid klommet het toenemen
des
gevaars.
Daarbij
was
hij gevat
in het
ontwerpen,
volhardend
bij
het uit
voeren
,
enwist
hij
door
zijne welsprekendheid
de
gemoederentot_
zich te trek
ken
,
zoodat in
tijden
van
tweespalt
niemand eerder tot aanvoerder van anderen
gekozen
werd dan
hij.
Met ware
zielsgrootheid
en vaderlandsliefde zoude deze
31
(242)
man een weldoener voor het
verscheurde
Duitschland hebben kunnen
worden;
doch
helaas,
ook
hij
was
zelfznchtig,
door
eergierigheid
en heerschzucht
gedre
ven,
zonder de kern van
grootmoedige, mannelijke deugd.
De
Aartsbisschop
Adalbert haatte
hem, wijl hij bijgedragen
had omhemvanden
K oning
te ver
wijderen;
Hendrik wantrouwde hem
, dewijl hij
aan alle
zamenzweringen tegen
hemdeel had
genomen.
Beiden kwamhet zeer
gewenscht voor,
toen zekere
Egino,
van
adellijke geboorte, maar van een zeer slecht
levensgedrag, tegen
Otto met de zware
aanklagt optrad,
dat de
Hertog
hemherhaalde
malen!
tot denmoord des
K onings
had
aangezocht; hij bragt
zelfs het zwaard te voor
schijn,
dat
hij
daartoe zoude
ontvangen
hebben. De
K oning,
door de
vijanden
des
Hertogerfopgehitst
,
ontbood denlaatstenvoor eene
vergadering
vanVorsten
te Mentz,
hield hemde
aanklagt
van
Egino
voor enbeval
hem, toen
hij
de zaak
loochende, omna
verloop
van zes wekente Goslar te komenomdaar
zijne
on
schuld door een
tweegevecht
met
zijnenaanklager
te
bewijzen.
Dit Godsoordeel
was, bij
ontstentenis vanandere
bewijzen,
een
gevolg
vanhet
gewoonteregt
dier
dagen.
De
Hertog
was bereid,
hoewel
zijne
vrienden het
misprezen,
dat een
man van
zijnen rang
met iemand,
die ter kwader faam
stond, kampen
zoude.
Hij'
kwam
op
den
bepaaldendag
inde
nabijheid
van Goslar eneischte vanden
K oning vrijgeleide
en eennieuwonderzoek van de
zijde
der Vorsten. De K o
ning weigerde
het
geleide
tot nieuwe
behandeling eener,
tot
op
het
bewijs
der
onschuld door
tweegevecht,reds uitgemaakte
zaak, en
dreigde dat, wanneer
de
Hertog
niet verscheen omte
kampen, hij
hem,
zonder verder
verwijl,
aan
de
groote
misdaad
schuldig
zoude kennenen straffen. Hendrik handelde hierin
niet
tegen
den
strengen regtsvorm,
maar hard en zonder
verschooning,
en de
Hertog
kon daaruit
argwaan opvatten,
dat de
aan zijne
driften
overgegevene
K oning
tot het uiterste
tegen
hemin staat ware. Omzich niet inde handen
zijner vijanden
over te
leveren,
keerde
hij terug
en
begaf
zich weder naar
zijn
land. Zulks was den
K oning welkom;
reeds
op
den
volgenden dag
verzamelde
hij
eene
regtbank
vanVorsten, bestaande uit Saksische
Leenmannen,
die met
den
Hertog
in
vijandschap leefden, en deze, begeerig
naar
zijne bezittingen,
verklaarden hem
schuldig.
Als
majesteitschender
had
hij
leven en
goederen verbeurd, en met woede
(248)
vielen nu s
K onings aanhangers
op zijne rijke bezittingen, zengden,
brandden
en moordden en
ontheiligden
zelfs
de
door Otto
gebouwde
kerken. Ook de
K oning
kwam
daarbij
enverwoestte Ottos
burg
HansteininEichsfeld. Verstoord
over het
ongeluk zijner landen,
verzamelde Ottoeene schaar van3000
strijdbare
mannen,
deed eeninval in
Thuringen,
omaan de
bezittingen
des
K onings zijne
wraak te
koelen, namde stad
Eschwege
inen
gaf
ze aande
zijnen
ter
plunde
ring
over. Eene
talrijke
schaar
Thuringers,
die zich
tegen
hem
verzetteden,
joeg
hij op
de
vlugt. Daarop
keerde
hij
naar Saksen
terug,
onder
beveiliging
van
zijn vriend,
den
dapperenMagnus,
zoon van
Hertog
Ordulf. Doch de
K oning
schonk nu in 1 070 het
HertogdomBeijeren weg,
en wel aan den stamvader
van het nieuwe Welfsche Huis

Wolf
IV, zoon vanden
Markgraaf
Azzovan
Este,
die de dochter van denin 1 055 zonder
mannelijk
kroost
gestorven
oude
ren
Hertog
Welf van K arinthi, K unigunde, gehuwd
had en daardoor in het
bezit der
rijke
Welfsche
goederen gekomen
was. Deze uit Itali
afkomstige
Welf IV
was de schoonzoon van
Hertog
Ottovan
Beijerengeworden,
nademaal
hij
diens dochter Ethelinde
gehuwd
had. Zoo
lang
Otto
voorspoedig was,
bleef
hij
diens
partij toegedaan, doch
zoodrahet
ongeluk
hem
vervolgde,
verliet
hij
hemtrouweloos,
verstiet weldra
zijne gemalin
Ethelinde,
dong
door
rijke ge
schenken naar de
gunst
des
K onings
en verwierf het
Hertogdomzijns
schoon
vaders. Het is bedroevend zoo
weinigen
indie bedorvene
tijden
aante treffen
,
die onze
geheele achting
verdienen!
Overigens
was Welf
dapper
en koen en
van eenen schranderen
geest.
De ook door dit
ongeluk
zwaar
geschokte
Ottoliet zich,
hoewel
hij
eeneniet
onbeduidende
magt
onder
zijne
vanenverzameldhad
,
door Hendriks
verstandigen
raadsman,
Graaf Eberhard van
Nellenburg,
tot vrede en
onderwerping aan
den
K oning
overhalen; en deze,
die den
oorlog
moede
was,
hief den ban
op
en
vergenoegde
er zich mede dat Ottoen
Magnus,
met andere hoofden
van den
opstand, op
eene
vergadering
vanVorstente Halberstadt, bij
heminonderwer
ping
kwamen.
Zij
werdenonder
toezigt geplaatst,
en Otto
mede_naverloop
van
eenigen tijd, tegen
afstand van
nog
meerdere
zijner bezittingen,
in
vrijheid
gesteld. Zijne overige goederen
bekwam
hij terug.
Niet zoo
voorspoedig ging
het met denSaksischenVorst
Magnus,
wiens vader
31
*
(244)
.. 4.- s
w
in 1 071 overleed.
Volgens
een meer dan
honderdjarig gebruik
in het Huis der
Billungen
zoude
Magnus
inde
Hertogelijke waardigheid
hebben moeten
opvol
gen;
volgens
het
gestrenge Rijksregt
kon
hij
het niet
eischen;
de Saksers er
kenden hemals
zodanig,
doch de
K oning
wilde de
gunstige gelegenheid
om
het
Billungsche
Huis te verzwakkenniet
ongebruikt laten;
hij
hield
Magnus op
den
Harzburg gevangen.
Zelfs toen
hij
met
K oning
Swen van Denemarken te
Bardewick eene
bijeenkomst hield
enhet
Oog sloeg op
de sterke veste der Bil
lungen
te
Luneburg,
kwamde
begeerte bij
hem
op
omzich van deze meester
te maken, en
ook in deze
noordelijke
streken van Saksen eene
bevestigde plaats
te bezitten.
Hij
zohd 70
zijner
meest
beproefde
Ridders
af,
liet het kasteel over
rompelen
ende
gansche streek
aanzich
onderwerpen.
Welken indruk deze
ge
beurtenissenin
geheel
Saksenmaakten
,
hoe dehaat en
argwaantegen
den
K oning
moesten
aangroejen,
is
ligtelijk
te
begrijpen.
Te
vergeefs
bood Graaf
Herman,
oomvan
Magnus,
een
groot losgeld
voor diens
bevrijding,
te
vergeefs
wilde
Ottovan
Nordheimin
zijne plaats
naar de
gevangenis terugkeeren;
Hendrik
bleef
onverbiddelijk.
_
In 1 072 was ook de stichter van veel
onheil, de
Aartsbisschop Adalbert,
overleden.
0 had ik
toch,
zegt zijn Geschiedschrijver
Adamus
Bremensis,
van
een zoo
grooten
manmeer
goeds
hebbenkunnen
schrijven;
want ook
mij
had
hij
lief. Hendrik,
die niet
gaarne
vele zaken
behandelde,
riep hierop
weder
den
Aartsbisschop
Hannotot
zijne hulp ,
endeze,
zulks moet tot
zijn
lof
gezegd
worden,
heeft den korten
tijd
van
zijn
laatst bestuur met
lotfelijke inspanning
en strengheid
besteed, omde
ingeslopene
wanorde zooveel
mogelijk
te keer te
gaan.
Hij
bestrafte
deverdrukkers, verwoeste de
roofkasteelen, en liet zelfs
voorname misdadigers
inketenenslaan. Ook
Egino, Hertog
Ottos
aanklager,
die
wegens
rooverijen
in
regten
was
aangesproken,
liet
hij,
omaan het volk
genoegdoening
te verschaffen,
in ketenen rondvoeren. Wel kwam
hij
later we
der
op
vrije
voeten,
doch werd
bij
eenen nieuwenroof door het volk
gegrepen
envan
het
gezigt beroofd, terwijl hij
als bedelaar
zijn
brood aandedeurenmoest
ophalen. Lang
echter konden zulke
ongelijksoortige
menschenals Hanno
ende
K oning
niet te zamen werken.
Nog
in het zelfde
jaar
1 072
vroeg
Hanno
zijn
ontslag;
drie
jaren
later
is
hij
te K eulen
gestorven.
De kerk heeft hem
(245)
wegens
zijnen
vroomen
ijver
en de
strengheid zijner
zeden
heilig
verklaard.
De
verdrukkingen
ende euvelmoed der
bezettingen
inde
K oninklijke
kasteelen
vanhet landder Saksers
bragten
het volk
eindelijk
tot woede
,
enhunneaanvoerders
waagden
eenen
grootenstap tegen
den
K oning.
Aanhet hoofdder
beweging
ston
denOttovanNordheimenGraaf
Herman, over het lot vanPrins
Magnus
ver
bitterd, enals derde
Bisschop
Burchard of BuccovanHalberstadt,
Ottos
neef,
die in
zijns
ooms
grondbeginselentegen
de
overmagt
vanhet
K oningsgeweld
was
opgevoed,
doch ook
wezenlijk
in
geestdrift
was ontbrand voor de
vrijheid
enhet
regt
vanhet land der Saksers. Ook de
Aartsbisschop
Werner van
Maagdenburg,
Hannos
broeder,
de
Bisschoppen
van
Merseburg,
Meissen, Minden,
Hildes
heim,
PaderbornenMunster
(onder
het
gebied
van
deze laatsten stonden ook
eenige
streken van het
tegenwoordige oostelijke gedeelte
van
Overijssel
enGel
derland)
, gelijk
ook de meeste
wereldlijke
Vorsten, namendeel;
alleendrieBis
schoppen,
Bennovan
Osnabrug,
de vroome Liemar vanBremen,
dienHendrik
kort te vorentot
opvolger
vanAdalbert benoemd
had, en
Eppo
vanZeitz,
wei
gerden
hunne
toetreding
en moesten weldrahunnen zetel
verlaten;
zij
bleven
gedurende
den
geheelen oorlog bij
den
K oning.
De naaste
aanleiding
tot het
uitbreken van den
opstand
was een bevel des
K onings
tot een
togt tegen
de
Polen,
die eeninval inBoheme
gedaan
hadden;
het
gerucht
werd
uitgestrooid,
dat dit slechts eenvoorwendsel was endat de
K oning
met een
leger
in Saksen
wilde vallen. De
zaamgezworenen
verzamelden zich nu met een
groot
aantal
mannenin J
ulij
1 073 te Haldensleben, envaneenen
heuveltop
hield Ottov'an
Nordheimeene
aanspraak
vol leven en vuur tot de
menigte; vervolgens ver
melddenvele
aanzienlijken
een aantal van den
K oning ondergane smaadheden;
tenlaatste zwoerenallen,
zich trouwaan elkander verbondente zullen houden
en de
vrijheid
vanhunSaksenland te zullen redden. Graaf Hermanbrak het
eerst
op en dwong
de verraste
bezetting
van
Luneburg
zich aan hemover te
geven.
Weldrawas er een
leger
van 60,000 mannen verzameld entrok
men
tegen
Goslar
op.

Inden
beginne
vanAugustus
verscheener een
gezantschap bij
denverschrik
ten
K oning
en
verlangde
de
volgende punten:
//
Hij
zoude hunden
togt tegen
de Polen
schenken,
daar
zij
reeds
tegen
de Luitizers
dag
en nacht
moesten
\
(246)
waken; hij
zoude de sterke kasteelen
op
alle heuvels en
bergen,
die
hij
tot
verderf der Saksers
gebouwd
had, slechten;
hij
zoude de Saksische
Vorsten,
wier
goederen hij
zonder
regt
en vonnis
genomen
had,
schadeloos stellen;
het
land,
waarin
hij
sedert
zijne
kindschheid in overdaad en
lediggang geleefd
had,
eindelijk
eens verlaten, en
zijnho eger
naar andere deelen des
Rijks
overbren
gen;
de slechte menschen,
die hemen het
Rijk
door kwade
raadgevingen
ten
verderve
gebragt
hadden, vanzich
verwijderen
enin
overleg
met de
Rijksvorsten
treden;
de dwaashedenenschanddaden,
waarmede
hij zijne jeugd
bevlekt
had,
eindelijk op
zijnenrijperen leeftijd
laten varen. Wilde
hij
dit alles
belooven,
zoozouden
zij
hemverder als hunnen
K oning dienen,
doohslechts zooals
vrij
geboren
mannen
behoefden te doen;
indien
niet, zoohielden
zij
den hem
ge
zworeneed voor
nietig
enzouden
tegen
hemals hunnen
vijand
enonderdrukker
eenen
regtvaardigen oorlog
voeren. De
K oning
wees de
gezanten verachtelijk
met een
nietsbeduidend antwoord af.
Hierop
rukte het Saksische
leger
met allen
spoed tegen
Goslar
op
enHendrik moest de
wijk op
den
Harzburg
nemen. Ook
deze werd naauw
ingesloten,
en reeds
hoopten
de Saksers hunnen
vijand,
die
geene
middelenbezat om
lang
werstand te kunnen bieden
,
inhunne
magt
te
zullen
krijgen.
Doch Hendrik wist hendoor
onderhandelingen eenigzins zorge
loozer te maken;
het
digte bosch,
dat de beide
bergtoppen omgaf, op
welks
laagste
de
Harzburg lag,
maakte de
bewaking
vanieder
punt moeijelijk;
enzoo
gelukte
het den
K oning
ineenendonkerennacht met
zijne
vertrouwdstenover
de murenvan het kasteel naar benedente
stijgen.
Drie
dagen lang
trok
hij,
onder
begeleiding
eens
jagers,
door de
onherbergzame
bosschenen
berggroeven
vande
Harz,
toen
nog
alleendoor
woeste
mensehen
bewoond, naar
Thuringen;
het suizen van den wind door de
toppen
der donkere
denneboomen,
het
ge
druisch van
het
opspringende
verschrikte
wild,
vervulden hemmet
angst
voor
zijne vervolgers; honger
en
mangel
aan alle behoeftendes levens kweldenden
door weelde verwenden
K oning;
drie
dagen
duurde de
angstige togt; op
dan
vierden kwam
hij, geheel afgemat,
te
Eschwege
aande Werraaan.
Van daar
begaf hij
zich naar Herzfeld,
werwaarts
hij
de Vorsten tot den
togt tegen
de
Polen
opontboden
had, omze thans
tegen
de Saksers aante voeren. Doch deze
oordeeldenzich niet sterk
genoeg
en
beloofden
eene
grootere heirmagt tegen
den
(247)
herfst. Hendrik
begaf
zich naar Tribur aanden
Rijn
enschreef eene
algemeene
wapening
door het
geheele Rijk
uit. Eerst echter
gaf hij nog
bevel om
Magnus
op
den
Harzburg
in
vrijheid
te stellen
en
tegen
de 70 in
Luneburg gevangene
Bidders uit te wisselen
,
nademaal Graaf Hendrik
gedreigd had, ze alle als roo
vers ter dood te zullen laten
brengen,
indien
Magnus zijne vrijheid
niet her
kreeg.
Deze werd met een
groot gejuich
door de Saksers
ontvangen
enstelde
zich als
Hertog
aanhunhoofd.
Zij belegerden
nu s
K onings
kasteelen in hun
land enslechtten
eenige
van deze;
de
bezettingen,
vooral dievanden
Harzburg,
verdedigden
zich echter
dapper,
en de laatste
bragt
zelfs aan de Goslarers eene
geduchte nederlaag toe,
doch de
K oning
was niet in staat omhaar
hulp
te ver
schaffen. Het
ongeluk,
waartoe
hij
vervallen
was, bragt
de valschenonder
zijne
vrienden tot hiertoe, aan den
dag; zijn
vroegere
opvoeder
en
voogd,
Hanno
van K eulen, zijn zwager
Rudolf van Zwaben
,
de
Aartsbisschop Siegfried
van
Mentz en anderen,
die de zaken tusschen hemen de Saksers weder in orde
zouden trachten te
brengen,
stelden de Saksers inhet
gelijk; ja zij
kwamen
weldra
onderling
overeen
,
dat er eenandere
K oning gekozen
zoudemoetenworden.
Hierbij
kwam
nog
eene voor Hendrik
onheilspellende gebeurtenis.
Een
zijner
tot
op
dien
tijd vertrouwden, Regingr, overigens
eenmanvan
onbesprokengedrag,
trad
eensklaps op
enverklaarde onder
eede,
dat de
K oning
hem
aangeweest was,
omde
Hertogen
Rudolf vanZwabenenBerthold vanK arinthidoor
sluipmoord
uit den
weg
te ruimen.
Hij
noemde de medebewusten en bood zich tot het
tweegevecht
met den
K oning
zelven
aan,
wanneer de wettenzulks toelieten. In
zne
eerste
ontroering
verklaarde Hendrik
openlijk
voor het volk: // dat de zaak
eenverzinsel van
Hertog
Rudolf
was. en dat
hij,
met ter
zijde stelling
van
zne K oninklijke waardigheid
,
met het zwaard deonwaarheid
tegen
Rudolf zoude
staande houden.r Maar Ulrich vonK osheim, een trouwdienaar des
K onings,
die door
Reginger
als modebewuste was
opgegeven geworden,
smeekte denK o
ning,
omniets
zijner waardigheid onwaardig
te doen; hij
zelf wilde met
Regim
ger kampen. Hertog
Rudolf verklaarde echter niet of
hij
dit aanbod wilde aan
nemen,
maar
beriep
zich
op
eennader
overleg
met de
overige
Vorsten. Men
scheidde met
verbittering;
de
stemming tegen
Hendrik werd steeds
heftiger;
de
Aartsbisschop Siegfried
van Mentz
riep
eene kerkvergadering
van Vorsten
(248)
te Mentz
bijeen
tot het doen eener keuze van eenen nieuwen
K oning.
De elkander
opvolgende slagen
van het noodlot deden Hendrik inde
nabij
heid vanWorms,
op
het
K oninklijke
Hof te
Ladenburg,
in eene
hevige
ziekte
vervallen;
de dood scheen
zijn hevig aangegrepen ligchaam
te willen
slopen;
doch de
jeugdig- krachtige
natuur vanden
23jarigenK oning
behielddeoverhand
en
spaarde
hem
nog
voor veel
lijden,
te middenvan vele korte
zegepralen.
De
eerste
vreugde
na
zijn
herstel bereiddenhemde
getrouwe burgers
vanWorms;
zij noodigden
hemin
hunne stad,
verdrevenhunnen
Bisschop
met
zijne
Ridders,
die den
K oning
het binnenkomen
wilden_beletten,
entrokkendenlaatstenmet
hunne
geheele jongelingschap ,
die de
wapenen
kon
dragen,
invollen
wapendosch
te
gemoet,
welk alles
zij
ten
zijnen
dienste aanboden. Indier
voege
beloonden
deze wakkere mannende
zorg
welke de eerste K eizers
van den Salischen stam
besteed haddenvoor denbloei der
steden, enzoozeer waren deze inkorten
tijd
tot
magt
en
welgesteldheid geklommen,
dat eene enkele stad het voor haren
K oning
durfde
opnementegen
de
magt
vanalle Vorsten des
Rijks.
Enwerke
lijk bragt
dit voorbeeld
,
hetwelk andere steden zich weldra
geneigd
betoonden
nate
volgen,
de te Mentz verzamelde Vorstenzoozeer in
ontsteltenis,
dat
zij
het niet
waagden
tot de keuze van eenen nieuwen
K oning
over te
gaan,
maar
op
Hendriks
uitnoodiging
tot eenonderhoud,
bij
hemte
Oppenheim, kwamen,
waar
besloten werd,
dat s
K onings
onschuld door het
tweegevecht
van Ulrich
van
K osheimen
Reginger uitgemaakt
zoude worden. De 1 4
Januarij
1 074 en
als
kampplaats
eeneiland inden
Rijn
in de
nabijheid
van Mentz werdenvoor
dit Godsoordeel bestemd. Doch
eenige dagen
te voren stierf
Reginger, plotse
lijk
door
krankzinnigheid aangetast,
onder
vreeselijkestuiptrekkingen,
zoodat het
volk de
werking
van eenenboo'zen
geest
en eene straf van den meineed daarin
meende te zien.
Echter werd Hendriks zaak hierdoor toch niet
beter; bij
besloot
wel, ten
einde aan
den onzekeren toestand eeneinde te
maken, ommet een
leger
der
trouwgeblevene
leden des
Rijks
den Saksers een
veldslag
aante bieden, en
brak in
Januarij 1 074, bij streng
winterweder, naar Saksen
op;
doch aande
Werratrokken hemde Saksers met
40,000 man te
gemoet,
en
daar_
de
zijnen
geen
moeds
genoeg
hadden ommet deze
overmagt
te
strijden,
moest
hij
tot
(249)
onderhandelingen
de
toevlugt nemen,
die te
Gerstungenplaats
hadden
en tot
eenen
voorloopigen,
onder de door de Saksers
gestelde
voorwaarden
,
vrede
leidden.
Deze voorwaarden warenin de hoofdzaak de oude;
Vernietiging
der kasteelen
,
teruggave
der
onregtvaardig genomene erfgoederen, herstelling
van
Hertog
Otto
in
Beijeren,
schuldvergeiring voor allen
,
dievanhem
afgevallen
waren
,
met name
voor
Hertog
Rudolf ende Aartsbisschoppen
van Mentz en K eulen
,
behoud van
de oude
vrijdommen
van Saksen, eindelijk verplaatsing
van
zijn verblijf
van
Goslar naar andere
gewesten.
Het hardste inHendriks
oogen
was de
vernieling
van
zijne
schoone kasteelen,
in t
bijzonder
vanden
Harzburg; hij beproefde
nog
eenmaal,
nadat
hij
zich van de Werranaar Goslar
begevenhad, omdezaak
op
het
sleeptouw
te houdenenbetere voorwaarden te
bedingen,
dochdeSaksers
trokken
gewapend
naar
het
paleis
,
en
hij
moest
dadelijk
het bevel tot
slachting
der
kasteelen
geven.
Ze werd onder de
oogen
der
Saksers
voltrokken;
doch
op
den
Harzburg
bleven de
gebouwen
inhet
inwendige
der
vesting
met het kloos
ter ende kerk staan. De kerk was door Hendrik met vele
heiligdommen
opge
sierd;
ook rustten
zijn
broeder K oenraad en
zijn eigen
oudste
zoon,
die
bij
de
geboorte gestorven
was,
daarin.
Naauwelijks
had de
K oning, onwillig
en
droefgeestig,
Goslar
verlaten,
toen
zich de haat des volks
tegen
den
Harzburg
lucht
gaf.
Deomwonendelandlieden
hadden door de
onderdrukkingen
der
bezetting
te veel ente
lang geleden; zij
vreesdendat de murenvanhet kasteel niet tot inden
grond
verwoest waren
,
en
dewijl
de
K oninklijke gebouwen
vanbinnen
nog
waren
blijven
staan
(zoodat
men
toch zeer
spoedig
weder aande
versterking
der
gehate
veste zoude kunnen
denken),
zoodeed
op
een
o genblik, terwijl
de Saksische Vorsten
afwezig
wa
ren,
het volk eeninval inden
burg
,
verwoestte
wat
nog
vande muren
overig
was tot inden
grond,
vernielde enverbrandde de
gebouwen,
alsmede de
kerk,
nadat de schatten en
heiligdommen
er
uitgeroofd
en zelfs het
gebeente
van
s
K onings
broeder enzoon uit denkelder
gehaald
ende asch her- enderwaarts
gestrooid was, opdat
niets
overig
zoude
blijven,
wat den
K oning
deze
plaats
dierbaar
mogt
kunnenmaken.
Naauwelijks vermogt
de Abt van het
naburige
klooster
Ilsenburg
de
overblijfsels
der
heiligen
te redden en in
zijne
kerk te
brengen.

32
(250)
Deze harbaarsche daad
bragt geheel
Duitschland in
beweging
en verwekte
de
hevigste gramschap bij
den
K oning.
De Saksische Vorsten
betuigden
hunne
onschuld aan
het
misdrijf,
bestraften de
Voornaamste
schuldigen
en bodenalle
mogelijke genoegdoening aan;
doch Hendrik hield zich vanhet nakomender
overige
vredesvoorwaarden
jegens
de Saksers
ontslagen, en
spande
alle krachten
inom
de Zuid- Duitsehe Vorsten
,
alsmede die aanden
Rijn,
onder de
wapenen
te
brengen.
Het
gelukte
hem. Rudolf van Zwaben achtte zich
voorbijgegaan
door de
Saksers,
die te
Gerstungen
alleen met Hendrik onderhandeld hadden;
Welf van
Beijeren
moest de
partij
des
K onings houden, opdat
deze niet
ge
dwongen
zoude worden de vredesvoorwaardennate komenen
Beijeren
weder
aanOttovanNordheimte
geven.
Z00 verbonden de
omstandigheden eenigen

aanden
K oning,
anderen weder won
hij
door
bewilligingen,
weder anderendoor
beloften;
hij
was door het
ongeluk wijzer geworden
enbehandelde de mensehen
met meer
voorzigtighed
enbeleid. Toen
hij
de veranderde
stemming bespeurde,
liet
hij
door
zijngeheele Rijk
eene heirvaart
tegen
de Saksers
afkondigen,
en
bepaalde
Breitenbach aande Fuldatot
verzamelplaats op
den 8 J
unij
1 075. Er
kwameen zoo
talrijk
enwel
toegerust leger bijeen,
als menin
langentijd
in
Duitschland niet
gezien
had;
zelfs de
Lotharingers (waaronder
een
groot
deel

der Nederlanders behoorde) enBohemers hadden
voortreffelijke
bendenvoet- en
paardevolk gezonden.
Door
oorlogsmoed bij
den aanblik van dit
voortreffelijke
leger
vervuld,
brak Hendrik weldra
op,
trok over de Werraen stiet
op
den
1 3
Junij op
de Saksers aande Unstrut,
niet verre van
Langesalza.
Het was
middag;
de zon
brandde zeer sterk; omvanden
ingespannen
marsch uit te
rusten
,
werd het
leger opgeslagen,
ende
K oning
zelf
wierp
zich vermoeid in
zijne
tent
op
t bed.
Daarop
trad zoo
spoedig mogelijk Hertog
Rudolf binnen
met het
berigt,
dat de Saksers zich in hun
leger zorgeloos aan spel
en drink
gelagen overgaven,
en vermaande den
K oning
omze
op
het
oogenblik
aante
vallen.
Dadelijk sprong
Hendrik
op, rangschikte zijn leger
en voerde het tot
danaanval. De verraste
Saksers,
die hem
nog
verre waanden,
grepen
inver
warring
naar
de
wapenen;
hunne moed was niet verzwakt. Hunne
ruiterij
ver
zamelde zich
bij
het klooster
IIohenburg
onder den
dapperen
Otto
vanNord
heimtot eene
vreesaanjagende wigge
,
en
joeg
met
dusdanig geweld op
de Zwaben
(251 )
in
,
die
volgens
hun
voorregt
de voorhoede uitmaakten
,
dat
zij
aanhet zwichten
geraakten
en slechts door
Hertog Welf
met
zijne Beijerschen tegengehouden
werden. Menwerd
handgemeen, waarbij
de korte zwaarden
der
Saksers, waar
van
ieder ruiter er twee of drie
bij
zich
droeg,
een
groot
bloedbad onder de
vijandenaanrigtten;
vooral vielen vele Edelen en aanvoerders aan de
zijde
van
Hendrik;
b. v.
de
Markgraaf
Ernst van
Oostenrijk,
die zoo
dapper tegen
de
Hongarengestredenhad, zoo
ook twee zonen vandan Graaf van
Nellenburg,
die Raad des
K onings was,
Graaf
Engelbert
envele Edelen uit
Beijeren
en
Zwaben. Het sterke harnas van
Hertog
Rudolf was alleen
zijn
behoud. Overal
waar het
gevaar
het
grootst was,
bliksemde het zwaard vanOttovanNordheim
aanhet hoofd eener
uitgelezene
bende, en
alleen
de
overmagt
was instaat hem
de
zege
te ontrukken. Er
ijlden
boden naar
K oning
Hendrik omondersteu
ning, dewijl
Zwaben en
Beijeren
aan t wankelen
geraakten; hierop
kwamen
de Franken;
daarnaruktende
Ldtharingers (waaronder
dus ook
Nederlanders)
enBohemers aan en ten laatste de
K oning
met de
achterhoede, die uit eene
uitgelezene
bende Frankenlanders bestond. De vermoeide Saksers kondenzulke
aanvallenvan steeds nieuwe benden niet
werstaan; zij weken;
Hertog
Ottos
stemvermaande te
vergeefs
tot hernieuwdcn
strijd;
de
vlugt
werd
algemeenen
over verscheidene
mijlen
strekte zich de
bloedige vervolging
uit.
Bijzonder
woeddende
Bohemers,
die het Saksische
leger bestormden,
onder het
voetvolk;
8000 Saksers bedektenhet
uitgestrekte slagveld,
maar ook 5000
K oninklijken
waren
gevallen,
enonder deze meer Edelen
danaande
zijde
der Saksers. Hen
driks wraak was
vreeselijk; hij
verwoestte Saksen te vuur ente zwaard tot aan
Halberstadt en
Maagdenburg;
en nademaal
hij zijn leger,
uit
gebrek
aan voe
dingsmiddelen,
moest
terugvoeren,
schreef
hij tegen
den
tijd
nadan
oogst,
te
wetenin October, een nieuwenheirvaart
tegen
de Saksers uit. Al hunne
ge
zantschappen
om
vrede vermogten niets bij hem; hij
eischte
onbepaalde
onder
werping.
Maar de
lIertogen
uit Zuid- Duitschland kwamen in den herfst
niet;
zij
wildenhet Saksische volk niet
geheel
laten
vernietigen. Desniettegenstaande
bragt Hendrik, bijzonder
met de
hulp
van
Hertog
Gozelovan
Lotharingen (ge
maal der bekende GravinMechteld of
Mathilde), een
groot leger bijeen
enrukte
naar
Thuringen.
Er
begonnen
nieuwe
onderhandelingen,
nademaal de
Bisschoppen
32
*
(252)
van Hendrik en ook Gozelo verzoenend tusschen beide traden.
Zij
raadden
de Saksers
dringend
tot
onderwerping
aanenbeloofden
op
hun
Vorstelijk
woord
,
dat den
Saksisc_hen
Grooten
geen
nadeel aan leven,
bezittingen
noch eer
ge
schieden
zoude, wanneer
zij
zich aanden
K oning onderwierpen
en
zijnen
toorn
verbaden. Het volk
drong op
vrede
aan; daarop gaven
de
Vorsten
hunne toe
stemming
en
verschenenmet de Edelenen
vrije mannen,
die door afkomst en
rijkdom
uitmuntten, voor
K oning
Hendrik omzich te
verootmoedigen. Op
de
uitgestrekte
vlakte aan
de oevers der
Helbe,
bij
Hebraen
Spier,
omstreeks
Sondershausen, was voor den
K oning
een zetel
opgerigt,
en
zijn leger
stond in
twee
rijenopgesteld,
zoodat het de
overgave
der Saksers koude aanschouwen.
De
Aartsbisschop
Werner van
Maagdenburg,
de
Bisschop
Burchard vanHal
berstadt,
Magnus, Hertog
van Saksen,
Graaf Ottovan Nordheim,
Graaf Her
manende
Paltzgraaf
Frederik,
Graaf
Diederik_
van
K atlenburg
en vele andere
werden voor den
K oning gebragt, gaven
zich aan hem
over,
en werden ieder
aaneenverschillenden Vorst in
bewaring gegeven;
echter
verwachtten zij,
vol
gens
het door s
K onings gevolmagtigdengegeven
woord, spoedig
weder in
vrij
heid eninhet bezit hunner
goederen
hersteld te worden. Doch
zij
worden naar

Zwaben, Beijeren Bourgondi, ja


naar Italials
gevangenenweggevoerd,
hunne
leenen werden
ingetrokken
enaanvriendendes
K onings gegeven;
maar de K 0
ninklijke
kasteelenwerdeninSaksenWeder
op
het
ijverigst
herstelden
opgebouwd.
Dit
geheele gedrag
van Hendrik was
onedelmoedig
en te veel aanhaat toe
gevende,
al waren zelfs
zijne
onderhandelaars inhunne beloftente ver
gegaan;
een
grootmoedig vergeven
zoudehemde harten van het- Saksische volk hebben
doen Winnen, maar zoowas Hendriks
karakter;
inhet
ongelukkonhij
stand
vastigheid,
moed en
groote bedrijvigheid
aanden
dag leggen;
de
gebeurtenissen
van dit
jaar
1 075 hadden
zijne groote
bekwaamheden in eenhelder licht
ge
plaatst,
en de
25jarige K oning
kon
op
de
zegenrijke bevestiging
van
zijn
K o
ninklijk
aanzientrotsch
zijn. Maar,
in
plaats
van nu de ware
grootmoedigheid
eens overwinnaars aan den
dag
te
leggen,
die eerst de
zege
behaald
heeft,
werd
hij overmoedig; jahij vergat
de bedachtzaamheid zelfs zoo ver,
dat
hij
den
voornaamSten
enmeest verbitterden
zijner vijanden,
OttovanNordheim,
inden
beginne
van 1 076 alleen weder in
vrijheid stelde, tot aller
verbazing
hemtot
(253)
zijnen
vertrouwde
maakte, enweldraals Stadhouder over Saksenaanstelde. Hoe
dit alles
plaats greep,
weten
wij
niet
naauwkeurig;
doch dat Hendriks
plan
om
dezen manaanzich te verbinden
(welk planhij
buitenalle
kijf gekoesterdheeft)
niet
gelukt
is,
zal het
vervolg
aantoonen.

,
Wij gaaneenige jarenterug,
omde nieuwe
verwikkelingen,
waarinHendrik
geraakte,
inhunnen
zamenhang
te leerenkennen. In1 073 was Paus Alexan
der II
,
die ook al onder de
leiding
vandenK anselier enK ardinaal Hildebrand
gestaan
had, overleden, ende
partij
des laatsten
riep dezen,terwijl hij
zich
nog
met de
lijkplegtigheden
des
gestorvenen
Pausen
onledig hield, met
behulp
van
het
opgestookte
Volk tot Paus
uit,
dreef de wederstrevenden naar de
kerk, en
de K ardinalen

omaan
dezeoproerige handeling
den
schijn
eener keuze te
ge
ven
,
vergaderden
ook
dadelijk
inde
kerk, en kozen,
onder eenluid
geroep
van
goedkeuring
door het
volk,
denK ardinaal Hildebrand tot Paus.
Hij
namden
naamvan
Gregorius
VII aan. De
geheele
keuze had
plaats
in
strijd
met de
door Nicolaas II
uitgevaardigde verordening op
de
Verkiezing
der Pausen
vol
gens
welke
K oning
Hendrik ook eerst
zijne toestemming
zoude hebben moeten
geven.
Hendrik zond
dadelijkzijn
vertrouwdenraadsman
,
denGraaf Eberhardvan
Nellenburg
naar Itali, omvan de Romeinen
rekenschap
te vorderenvanhun
eigendunkelijk
handelen; en
Gregorius,
die indeze
oogenblikken
nog geenstrijd
met de
nog magtige K eizerlijke partij
wilde
aanvangen,
was sluw
genoeg,
omte
verklarendat
hij
slechts aan
dwang
had
toegegeven,
die hemtot het aannemen
der
Pauselijke waardigheid genoodzaakt had, maar dat
hij
de
feestelijke wij
ding uitgesteld
had totdat de
bevestiging
des
K onings
ender VorstenvanDuitsch
land zoude
ingekomenzijn.
Hendrik was met deze
verklaring
te vrede enver
leende de
bevestiging; hij
vermoedde het
gevaar
niet,
dat hemenalle wereld
lijke magt
door dan koenen Priester bereid
werd; hij
had
het
echter
moeten
kunnen
bespeuren
uit alle
toebereidselen,
die reeds
gemaakt waren,
enhet om
brak mede niet aan stemmen onder de Duitsche en Italiaansche
Bisschoppen

die hem
waarschuwden;
doch
hij
was toenzoozeer met zich zelvenenmet
zijne
plannen tegen
de Saksers
bezig,
dat
hij
in
zijne jeugdige ligtzinnigheid
de
groote
beteekenis
eener
magt,
die hemniet niet het
geweld
des zwaards kon
tegentreden, gering
achtte.
(254)
Het doel van
Gregorius was,
de kerk eerst van alle
wereldlijke magt vrij
te
maken, en wanneer dit bereikt zonde
zijn,
die kerk tot beheerscheres van die
magt
te verheffen. Zeldenis inde
geschiedenis
een
genie opgetreden,
dat zulke
grootsche
denkbeelden gevormd
en die met
zoodanige
kracht en
volharding
in
het leven
geroepen
heeft,
als
Gregorius.
Er
waren twee middelen,
die
hij
tot
bereiking
van
zijn
doel als de
gewigtigste
beschouwde: het verbod van het hu
welijk gier
Priesters en de
opheffing
van de
afhankelijkheid
der
Geestelijkheid
vande
wereldlijke
Vorstendoor de
beleening
met hunne
goederen,
welke men
de Investz'tuur noemde. Wanneer het
gelukte
omde banden
geheel
los temaken
,
door welke de Priester inde
zorg
voor vrouw en kinderen aan het
burgerlijke
levenverbonden
was,
enwanneer te
gelijker tijd
het
groote grondbezit,
dat de
kerk verworvenhad, vanalleninvloed en
gunst
der
K oningen
enVorsten
vrij
gemaakt
werd,
zoodat de kerk hare dienarenzelvekon
onderhouden;
de
ijverigen
en
getrouwen
beloonen;
hun wel enwel
geheel
inde hand kon
hebben;
- zoo
beschikte
zij
over eene
magt, grooter
dan
ergens eenige K oning
of Vorst bezat;
want deze
magt
strekte zich over de
geheele
Christenheid
uit, en verbond met
uitwendige
middelenook de
heerschappij
over de
gemoederen.
En
zij
was reeds
een
groot
einde
op
dezen
weg voortgegaan.
Het
huwelijk
der
Priesters,
dat
vroeger
door de kerk meer
afgeraden
dan
ontzegd was,
was reeds door delaatste
Pausenverboden
geworden; Gregorius
maakte dit verbod
nog strenger;
enniet
tegenstaande
den
hevigen
wederstand der
Geestelijkheid
invele
landen,
werd
het met
behulp
des
volks,
dat de
gehuwde
Priesters
dwong
zich van vrouwen
kroost te scheiden,
steeds
algemeener ingevoerd.
Veel
heviger
en
moeijelijker
was de
strijd tegen
de Inveatz'tuur;
deze had
vijftig jaren lang
de
grootste beroeringen
veroorzaakt en werd, gelijk
later
zien
zullen,
op
eene onvolkomene
wijze
tot stand
gebragt.
De
ijver
van den
Pauselijken
stoel
tegen
de
Simonie,
het
koopen
van
geestelijke waardigheden,
was billijk,
en daardoor
gelukte
ook hare
uitroeijing;
doch inden
strijd tegen
denveslz'luur was het
regt
niet volkomen aan
zijne zijde;
want de
goederen
der
Geestelijkheid
wareninderdaad ten' dienste der
leenpligtigheid
aandenStaat
verbonden, waarvande Investz'tuur het
bewijs
zonde
zijn;
en
dewijl
de Pausen
hierbij
te veel
eischten,
bereikten
zij
hundoel slechts tenhalve. Het
groote
en
(255)
kwade
gevolg
daarvan echter
was,
dat in den verbitterden
strijd
tusschen de
geestelijke
en
wereldlijke magt
de heilzame band tusschen
beide,
dien K arel de
Groote,
de Ottos ende beide eerste Salirs voor de
verbetering
der
zedelijkheid
en de
beschaving
der volken instand hadden
gehouden, langzamerhand losge
retenwerd;
dat het
K eizerschap
en het
Pausdom,
het eerste
vroeger,
het andere
later,
hunne
groote
beteekenis voor de wereld
verloren, en dat
Duitschland,
voor een
tijd lang
ook
Nederland,
als
grootendeels
een deel van het Duitsche
vaderland, het meest van alle landen de
ongelukkige gevolgen van den
strijd
ondervonden hebben.
Gregorius
liet reeds
op zijne
eerste
synode
te Rome in 1 074 een Decreet
opstellen,
dat
ieder,
die eenBisdomof eene
Abdij
uit
wereldlijke
handen ont
ving,
noch als
Bisschop
noch als Abt erkend zoude
worden,
doch veeleer in
denban
gedaanworden;
iedere
K eizer,
Hertog, Markgraaf
of welke Vorst ook
,
die zulk eene Inveetituur
uitdeelde,
zoude in
gelijke
straf vervallen.
Aangezien
deze
verordening nog weinig
inacht werd
genomen,
herhaalde
hij
ze
op
detweede
synode
te Rome in 1 075

verbood den
Bisschoppen
vanBremen, Straatsburg
en
Spiers,
die
beschuldigd
warenhunne ambtenvan
K oningengekocht
te heb
ben,
de
uitoefening
hunner
betrekkingen,
vernieuwde denreeds door Alexan
der 1 1 over
vijf
Raden van Hendrik,
die
kerkelijke
ambten verkocht zouden
hebben, uitgesproken, doch
buiten
werking gebleven,
banvloek. Enals Hendrik
desniettegenstaande
de
Bisschoppen
inhunne ambtenen de indenban
gedane
Raden in
zijne
dienst
behield,
meende
Gregorius
dat het
oogenblik
voor hem
daar
was,
omden beslissenden
stap
vanden
strijd tegen
de
K oninklijke magt
van
Hendrik te doen.
Op
den 8
Januarij
1 076 schreef
bij
den
K oning
een
brief,
waarin
hij
hemonderhield over
zijne minachting
der
kerkelijke
bevelen.
Men
zegt,
dat
gij
met de door besluiten der kerk indenban
gedanen
voor
bedachtelijk omgaat.
Indien dit waar is,
kunt
gij
de
genade
vanden
Aposto
lischen
zegen
niet
deelachtig worden,
ten
zij gij
de
zoodanigen
van u
verwij

dert,
boete doet voor uwe
overtreding
vande voorschriften der
kerk, enalzoo
vergienis
bekomt.
Vervolgens
vermaande
hij
hem
nog
verder, enherinnerde
hemaan Sals
lot, toen deze de
vermaning
des Profeten in den wind had
geslagen.
(256)
Nog
zwaarderenlast haddende
gezanten,
die dezenbrief
overbrugten,
nade
maal
zij
den
K oning op maandag
in de tweede week des
Vastens, 22 Febru
nrij,
te Rome
noodigden
te
komen, omverhoord te worden over de hemte
laste
gelegde misdragingen,
onder
bedreiging
van den
ban, wanneer
hij
niet
verscheen.
Dat was te veel voor dan overwinnaar der
Saksers;
in toom
riep
Hendrik
dadelijk tegen
den24
Januarij eene synode
der Duitsche
Bisschoppen
teWorms
bijeen,
die ten
getale
van
27
opkwamen,
waaronder ook Willemvan Pont,
Bisschop
van Utrecht,
zich bevond
(l); en zoo
groot
was
zijn
aanzien in dit
tijdegewricht, zoo
belangrijk
de invloed van
eenige tegenstanders
van
Grego
rius,
die
op
deze
synode
verschenen en hemover
de grootste
misdaden aan
klaagden,
zoo
vijandig
was over het
algemeen
de
stemming tegen
het
strenge
opperhoofd
der
kerk,
dat de
vergadering,
waaraanook vele Vorstendeel namen

de_ afzetting
van
Gregorius uitsprak:
nademaal
hij
niet
langer
Paus kende we
zen,
die
zijn
leven met zoo
vele schanddaden en
misdrijven
bevlekt had. De

driftenwaren nu eenmaal involle


werking,
en Hendrik
verkondigde
denPaus
het besluit der Wormser
synode
ineen uitermate
krachtig schrijven,
aldus be
ginnende:
Hendrik,
niet door
aanmatiging,
maar door Gods
heiligeinzetting,
K oning,
aanHildebrand,
niet dan
Paus, maar denvalschenmonnik. Dezen
groet
hebt
gij
door de
verwarring,
die
gij
in de kerk
gebragt hebt, verdiend.
(1 ) Bij
dezen
verwijlde
Hendrik
soms,
als
hij zich, evenals velen
zijner voorgangers,
in de Nederlandsche Gewesten,
de
rijkste van
zijn uitgestrekt Rijk, bevond, waar hij
bij
dezen
zijnen getrouwen
vriend ook wel eens het Paaschfeest vierde,
die danschier
alken
feestdag
voor Hendrik
predikte;
zie
LAMB. scnarnannnc.
p.
405, ende Annalisla
Sa:ro
bij nccnnn, Corp.
Hisl. mediz wel, 1 , 533,
welkeook vermelden
,
dat het de Utrecht
sche
Bisschop was,
die Hendrik versterkte en
aanmoedigde
omhet
Pauselijk
banvonnis
in denwind te slaan.
Sommige
der
volgende
Utrechtsche
Bisschoppen
trokken
part
voor
_
den Paus
tegen
den K eizer;
de voor hunnen
tijd magtige
Graven van Holland meestal

voor
dan Paus
tegen
denK eizer, teneinde zich
onafhankelijker
te maken;
zieonze Mun-
{ender
Graafschappen
HollandenZeeland, bl.
1 6, 1 7 noot.
Bisschop
\Villems
onmiddelijko
opvolger,
K oenraad van Zwaben, was zeer
op
de hand des K eizers, wiens leermeester
hij
geweest
was.
(257)
Gij
hebt de bestuurders der
heilige kerk,
de
Aartsbisschoppen, Bisschoppen
en
Oudsten
,
als
knechten
onder uwe voeten
vertrapt
enu daardoor
toegenegenheid
uit den mond des volks verworven.
Wij
hebbenzulks
lang verdragen, dewijl
het ons aan het hart
ging,
omde eer vandenBoomschenstoel te handhaven.
Maar
gij
hebt onzenootmoed voor
vreesachtigheid gehouden
enu niet ontzien
,
u
tegen
de door God aan ons verleende
K oninklijke rriagt
te
verzetten, ja
te
dreigen ze ons te
ontnemen, even als hadden
wij
de kroonvanu
ontvangen,
enevenalsof het
K oning-
en
K eizerschap
niet in
Gods, maar inuwehandware.
Nadat
hij
hem
nog
harde
woorden toegevoegd
had over de
wijze waarop hij
zelf tot den
Pauselijken
stoel
gekomen was,
besloot
hij: Gij dan, met vloek
beladen, en door ons en der
Bisschoppen
vonnis
verdoemd,
klimaf. Verlaat
den
aangematigden Heiligen
stoel.
Ik, Hendrik,
door Gods
genade K oning,
en alle onze
Bisschoppen zeggen
1 1 : klim
af,
klimaf! .
Toende
gezanten
of bodenvanHendrik met deze besluitennaar Italikwa
men, voegden
zich ook vele
Bisschoppen
vandat land
op
eene
synode
te Pavia
daarbij,
en ontzeiden mede aan
Gregorius
alle
gehoorzaamheid.
Het was een
storm,
die eenminder sterk karakter zoude hebben doen beven. Maar onver
schrokken stond de
man,
die
nog
kort te voren door
Cencius, eenroekeloos,
aanzienlijkingezeten
van Rome,
in een
moorddadigen
aanval in
levensgevaar
geweest,
mishandeld en als
gevangene
met dendood
bedreigd
was
geworden,
totdat het volk hem
bevrijd had;
onverschrokkenstond
hij
voor de
vergadering

inhet Lateraan,
hoorde de besluitender Duitsche en Italiaansche
Bisschoppen
enantwoordde door denbanende
verklaring
vande
afzetting
des
K onings
,
even
als van hen,
die het
grootste
aandeel aan de besluiten
tegen
hem
genomen
hadden. u Thans is het
tijd, zoo
sprak hij
tot de
vergaderde Geestelijken,
om
het wraakzwaard te
trekken,
den
vijand
Gods ender kerk te
verslaan;
dat
zijn
hoofd
valle,
die zich'
tegen
de
grondvesten
der kerk verheven heeft. Onder
algemeenenbijval
der
vergadering
enin
tegenwoordigheid
vandeK eizerin
Agnes
,
die zich van haren zoon
gescheiden
had ente Rome leefde,
werd tot het inden
bandoenende
afzetting
van Hendrik besloten
,
en
Gregorius
zeide:
Volgens
de vanU, heilige Petrus,
bekomene
magt,
ontneemik indennaamdes Al
magtigen
Gods aan
K oning Hendrik,
dan zoon van K eizer Hendrik,
die zich
83
1

(258)
met
ongehoorde
trots
tegen
Uwe kerk verheven
heeft,
de
regering
vanhet Duit
sche en Italiaansche
Rijk,
ontbind alle Christenen van den
eed,
dien
zij
hem
gedaan
hebben of zouden
doen, en verbied,
dat iemand hemals
K oning ge
hoorzame. En
dewijl hij
als Christenniet
gehoorzamenwil, maar
scheuring
in
de kerk tracht te
brengen, spreek
ik Uwenvloek over hem
uit, opdat
alle vol
ken zullen weten dat
Gij
de rots
zijt, waarop
de Gemeente is
gegrondvestm
Dit vonnis werd door brieven aan
alle Christenen bekend
gemaakt.
ToenHendrik het
berigt zijner veroordeeling op
het Paaschfeest van 1 076 te
Utrecht
ontving ,
waar
hij
zich
, op
het voorbeeld
zijner voorgangers
inde
regering
over Duitschland
(waartoe, gelijk wij
reeds
eenige
malen
herinnerden, een
groot
deel van
Nederland indie
dagenbehoorde),
dikwerf
ophield,
daar deze streken
tot de welvarendste van
zijnRijk behoorden, was
hij nog
zoo
onbezorgd
over
de
uitwerking
van den
Pauselijken ban,
dat
hij
den Paus zelven door
zijnen
aanhanger,
den
kortlings gekozenWillem, Bisschop
vanUtrecht,
indenker
kelijken
ban liet
doen,
die ook door de Italiaansche
Bisschoppenop
eene
synode
te Paviaherhaald
werd;
doch weldrazoude Hendrik uit
zijne
rust wordenwak
ker
geschud.
s Pausen
uitspraak
was een
gedacht wapen
in de handen
zijner
vijanden
en
dewijl hij
niet zelf door een
deugdzaamleven,
door
regtvaardigheid
en vroomheid de
achting
der menschen had weten te winnen,
verschafte hem
de
K oninklijke hoogheid geene bescherming tegen
den vloek der
kerk,
die
thans voor het eerst in
zijne vreeselijke uitwerking op
grootsche wijze
te voor
schijn
trad. Duitschland verdeelde zich in
hevige vijandschap;
de driften be
zigden
kier
de- godsdienst,
daar de trouw
jegens
den
K oning
ten dekmantel,
waaronder
zij
zich
vertoonden; maar de den
K oning vijandige
elementenbehiel
den de overhand
(1 ).
Saksen verhief zich weder
tegen
Hendrik;
Ottovan
Nordheimkon de
aansporingenzijner landslieden, om
zich andermaal aan hun
(1 ) Op eene
vergadering
te
Gerstnngen
voerde
Bisschop
K oenraadvanUtrecht,
Willems

opvolger,
het woord tenvoordeele van den
K eizer, maar Gebhud, de
Bisschop
vanSalz
burg,
ten
voordeele van dan
Paus;
de eerste met veel
krachtiger hewijsredenen
dan de
laatste; zie, onder anderen
, BRANDT,
Hiet. der
Rezrmate,
D. 1

hl. 1 0. Nade
meineedige
handelingenvanHendriks Stadhouder in
Friesland,
denSaksischenGraaf
Egbert,
schonk
de K eizer dit toen reeds
vermogende gewest
aan den
Bisschoppelijken
stoel van
Utrecht.
(
259)
hoofd te
plaatsen,
niet
wederstaan;
hij
zeide dan
K oning
weder de
gehoorzaam
heid
op,
wanneer deze niet
op
nieuwalle kasteelen in Saksen wilde latenaf
breken,
de
gevangene
Saksische Vorsten in
vrijheid
stellen, en andere harde
voorwaarden
vervullen, hetgeen
deze
natuurlijk
niet kondoen. De
gevangene
Saksische Vorstenwerdendoor
hen, aanwie ze ter
bewaking overgegevenwaren,
voor een deel
losgelaten;
anderen stelden zich zelven in
vrijheid, gelijk
onder
anderen s
K onings hevigste vijand, Bisschop
Burchard van Halberstadt, toen
hij
over denDonau te
scheep
naar
Hongarij
vervoerd zoude
worden;

aande
overige gaf eindelijk Hendrik,
in de troosteloosheid van
zijnen
toestand,
zelf

de
vrijheid,
omze
eenigzins
door
grootmoedigheid
aanzich te
verbinden.
Het
ergst
was echter dat ook de
Hertogen
Rudolf vanZwaben,
Wolf van
Beijeren
enBerthold vanK arinthiden
K oning
verlieten
,
en dat de
wankelmoedige
en
wraakzuchtige Siegfried
vanMentz zich mede met denPaus verzoende eneenen
grootenRijksdag
te Tribur
bijeenriep
omeenennieuwen
K oning
tekiezen. Voor
de tweede maal bleven den
K oning,
behalve de indenban
gedane Bisschoppen
en Raden, bijna
alleen de
getrouwe
inwoners van Worms,
benevens die van
eenige
andere steden
,
over. Te Tribur verzoende zich Ottovan
Nordheim
met
Rudolf vanZwaben, niettegenstaande
Rudolf dan Saksers
bij Hohenburg
zoo
groot
nadeel had
toegebragt,
enOttomet Wolf van
Beijeren,
ofschoondeze
zijn
voormalig Hertogdom
inbezit had. De haat
tegen
den
K oning vereenigde
allen.
Wel maakte een deel der
vergaderdeu nog bedenking,
of ook de Paus denK o
ning
vanDuitschland, enwel zonder hemte hoorcn,
mogt
afzetten;
doch een
schrijven
van
Gregorius onderrigtte
hen: // dat de Paus buitenallen
kijf
het
regt
had om
K oningen
indenbante doenenaf te
zetten;
de
geestelijke magt
stond
bovende
K oninklijke,
die slechts eene
wereldlijke was;
beide stondentot elkan
der als
goud
tot lood. ToenChristus tot Petrus zeide; nweid
mijne schapen,
ik
wil u de sleutelendes hemels
geven;
alles wat
gij op
aarde zult bindenof ont
binden,
zal indanhemel
gebonden
of ontbonden
zijn,
sloot
hij
de
K oningen
niet uit. De K erk
was
geene
aande
K oningenonderdanige Maagd,
maar
hunne
Beheerscheres, enz.

Hendrik had zich inde


nabijheid
vanTribur, aan
de andere
zijde
des
Rijns,
naar
Oppenheimbegeven;
van hier
gingenzijne boodschappers
heen en weder
33
'
(260)
naar Tribur met de
dringendste
heden omtoch
op
te
houden;
de bezwarender
Vorsten wilde
hij
uit den
weg
ruimen;
niets zonder hunnen raad
doen; zij
moestenniet toelatendat de
onbevlekteglans
vanhet Duitsche
Rijk
thans door
eenzoo
smadelijk
voorbeeld
ontheiligd
werd.
Maar alles,
wat
hij erlangde,
was
dat hemeenuitstel tot aan
Februarij
des
eerstvolgendenjaars
1 077 zoude wor
den
gegeven.
Danzoude de Paus worden
uitgenoodigd
om
op
eenen
Rijksdag
te
Augsburg
te
komen, ten
einde, nahet aanhoorender
beschuldigingentegen
Hendrik en diens
verantwoording,
het vonnis uit te
spreken. Mogt hij
vr
den
verjaardag
van den
tegen
hem
uitgesproken
ban de
bevrijding
van dezen
niet bekomenhebben,
danzoude er zonder uitstel tot de keuze vaneenennieu
wenK oning overgegaan
worden. Z00
lang
moest
hij
als
bijzonder
persoon,
zon
der
eenig
teekenof
uitoefening
vande
K oninklijke waardigheid,
zich te
Spiers
ophouden,
en vr alles de in den ban
gedane Bisschoppen
enraadsliedenuit
zijne nabijheid verwijderen.
Hendrik namdeze harde voorwaarden
aan,
omslechts denstormdes
oogen
bliks te
ontwijken,
enleefde
eenigentijd
stil te
Spier.
Doch in
zijnebedrijvige
en
verslagene
ziel
rijpte
eenonverwacht besluit. ()mde
gevaardreigende
hande.
lingen
te
Augsburg
te
ontgaan,
waar de Paus door
zijnevijanden
zoude
omringd
geworden zijn,
wilde
hij
trachten zich snel'met dezen te
verzoenen; ter;
dien
einde brak
hij, weinige dagen
vr
K ersmis,
ineenzooharden
winter,
dat de
Rijn
van St. Maarten tot
April
van het
volgende jaar toegevrozen
bleef, met
zijne gemalin, zijnenjongen
zoon en slechts n
getrouwe
bediende van
Spiers
op.
Hemontbraken alle
middelen; menschen,
wien
hij
inde
dagen
van
zijn
geluk
weldadenbewezen
had, weigerden
hemthans alle
hulp;
eerst te
Besanr; on
verkreeg hij
van
zijnen moederlijken oom,
den Graaf van Bourgondi,
en in
Savoye
van
zijne schoonmoeder,
de
Markgravin
Adelheid van Susa, eenig geld
en
bedienden. Maar de
hemelhooge Alpen
met hun
eeuwig ijs
bodenhemont
zaggelijke zwarigheden
en
gevaren
te overwinnenaan. Toenmenze beklommen
had - de
weg
over den
berg
Cenis was
gekozengeworden
- scheende
togt
naar
beneden
geheel onmogelijk,
want
op
de steile en gladde afhellingen
be
klijfde geen
menschenvoet. Maar de
tijd,
daar de ban
opgeheven
moest
zijn,
dwong
tot
spoed.
Alles moest
gewaagd
worden.
Gehuurde,
met den
weg
bekende
(261 )
bergbewoners sleepten
de
K oningin
en hare
vrouwen,
in runderhuiden
gewik
keld, over de
ijsvelden
naar beneden;
de mannen
kropen op
handen
envoeten
en
gledendikwijls geheele
eindennaar beneden.
Eindelijk
was de voet der ber
gen
en weldraook Paviabereikt. In Italivond Hendrik eene
geheel
andere
stemming
daninDuitschland. Hoe verder van Rome,
hoe fanatieker
Pausge
zind. De door
Gregorius
in den ban
gedane Aartsbisschoppen
en
Bisschoppen,
waaronder ook die vanMilaanenRavenna
waren,
en vele
wereldlijke
Groeten
vande
K eizerlijke partij, begroetten
met
blijdschap zijne aankomst,
inde
hoop
dat
hij
met de
wapenen
inde hand het
K eizerlijk
aanzien zoude
herstellen; en
wanneer
hij
met welberadenheid van deze
stemming partij getrokkenhad,
zoude
een
dadelijk welslagen naauwelijks
te
betwijfelen geweest zijn.
Gregorius
hield zich
bezig
met de toebereidselenvoor
zijne
reis naar Duitsch
land en de
Rijksvergadering
te
Augsburg,
enwas
getroffen
over Hendriks aan
komst in
Itali;
hij begaf
zich
dadelijk
ter
zijde
inde
Apennijnen, op
het sterke
kasteel der Gravin
Mathilde,
de vriendin vandenRooms0hen
stoel, Canossa,
omaf te wachten met welk
plan
Hendrik
gekomen ware. Mathilde,
door hars
tijdgenooten
alleende
groote
Gravin
geheeten,
was de
rijke
erfdochter vanden
MarkgraafBonifacius
vanToscane, en heerschte in een
groot
deel van
Opper
ItalienToscane als eene
K oningin. Zij
leefde
gescheiden
van haren
gemaal
Godfried of Gozeloden
bultenaar, Hertog
van
Neder- Lotharingen (de
stichter
der stad
Delft), zoon vandan
strijdbaren
Godfried den
gebaarden,
van wien
wij
bovenonder Hendrik III
melding gemaakt
hebben;
hunne
grondbeginselen
en
karakters stemden niet
overeen;
Godfried of Gozelowas voor eenK eizer;
Mathilde, gelijk
zoovele andere
vrouwen,
die voor den
geestelijken
vader zich
inhet stof
werpen,
voor Hildebrand.
Zij
was eene zeer schrandere, met
bijna
mannelijke
kracht
begaafde,
zeer beschaafde
vrouw,
die de
wetenschappen
be
schermde,
zelve inonderscheidene talenervaren was en in deze de brieven
aan
den
Paus, aan
K oningen
enVorsteninde
pengaf, terwijl
andereVorstenzelfs -
niet inhunne moedertaal konden
schrijven.
De
Heilige
Schrift
ke_nde zij
beter
dan vele
Bisschoppen
uit haren
tijd
en
putte daaruit
troost in
bange
oogen
blikken,
die ook inhaar levenniet ontbraken.
Innige vereering
en
vriendschap
verbondenhaar aanPaus
Gregorius,
wiens
strengere
enmeer ver- hevene
geest
de
(262)
bare met zich
sleepte,
zoodat
zij geheel
in
zijnewereldbeschouwing
deelde. Zulk
eensteunvan
belangrijke uitwendige magt
was dankoenenman
tegenzijne
vele
vijanden
inItalivan
groote
waarde;
thans diende haar sterk Canossatot eerste
toevlugtsoord
ook
tegen
den
K oning
der
Duitschers, wanneer
deze als
vijand
kwam. Doch Hendrik was door het inDuitschland
voorafgegane
tezeer ontmoe
digd; hij
bedacht dat hemde
overmagt
in
Itali,
al
verkreeg hij
die ook,
niet
veel voordeel zonde
aanbrengen,
zoodrade DuitscheVorsteneenanderen
K oning
kozen
,
enomzulks te verhinderen, moest vr alles de ban
opgeheven
worden.
Daarop
doelde indit
oogenblik
al
zijnhandelen, en
hij
wendde zich tot Gravin
Mathilde, zijne bloedverwante, omhems Pausen
toegenegenheid
te doen her
winnen. Zoodra
Gregorius
deze
stemming bij
Hendrik
opmerkte,
besloot
hij
daarvantot diens
demoediging gebruik
te
maken, en de eerste
groote zegepraal
over de
hoogste wereldlijke magt
te vieren.
Hij weigerde
in den
beginne
alle
onderhandeling
met Hendrik en
beriep
zich
op
dan
Augsburgschen Rijksdag;
eindelijk, op
steeds
dringender
hedenvanallen
zijden,
bewilligde hij,
dat Hen
drik als een
boeteling
te Canossazoude
binnengelaten
worden.
Hij kwam; voor
de deur vandanderden
ringmuur
des kasteels werd
zijn gevolg ternggewezen
enHendrik alleen
op
de
binnenplaats gelaten.
Hier stond
hij
inhet harenkleed
eens
boetelings
met
ongedekt
hoofd enbloote
voeten,
zonder
voedsel, vanden
morgen
tot aandenavond. Drie
dagen
werd dit
smadelijk
feest vanden
gees
telijkenhoogmoed
herhaald. Het was inden hardsten
winter,
inde eerste da
gen
van
Januarij
1 077. Vervuld met schaamte entoornsmeekte Hendrik om
maar weder naar buiten
gelaten
te
worden, en
Gregorius
zelf
schrijft
in eenen
brief,
dat de
aanwezigen
hemhard
gevallen
warenen
berispt
hadden, omdat
zijngedrag
meer had vande
gruwzaamheid
eens
dwingelands,
danvan
aposte
lischen ernst.
Eindelijk, op
den vierden
dag,
liet
hij
den
K oning
voor zich
komen,
nadat deze de hardste voorwaarden
aangenomen
had, namelijk:
om
op
eenen door denPaus te
bepalendag
en
plaats
voor eene Duitsche
Rijksver
gadering
te zullen
verschijnen,
en de
regterlijke uitspraak
des
Pausen,
of
hij
K oning
zoude
inogen blijven
of
niet, te,willenaannemen
,
entot
op
dien
tijd
zich vanhet
dragen
vanalle
K oninklijke
kenteekenenen alle
regeringsdaden
te
onthouden.u
Daarop& quot; ontsloeg
de Paus hem van den ban en vierde de mis.
(263)
Hierbij
zoude Hendrik
nog
de zwaarste
beproeving ondergaan. Terwijl Grego
rius het misoffer
aanbood,
hield
hij
de hostie inde
hoogte
en zeide; Ik ben
door u enuwe
aanhangers beschuldigd geworden
dat ik den
Heiligen
stoel door
Simonie
beklommenen
mijn
levenzoovr als nadien
tijd
door misdadenbe
zoedeld heb. Ik zoude deze
beschuldiging
door de
getuigenis
vanhen
allen,
die
mijnen
levenswandel van den
beginne
af
kennen,
kunnen
wederleggen
,
doch ik
wil liever het
goddelijke
danhet
menschelijke getuigenis aanroepen.
Hier is het
ligchaam
des Heeren
,
dat ik tot
bewijs mijner
onschuld
gebruikenwil, opdat
de
Almagtige
God
mij
heden door
zijn
oordeel vanalle
verdenking reinige
of
met eenen
plotselijken
dood
stra 'e, wanneer ik
schuldig
ben. Nadeze woor
denbrak
hij
de hostie intwee helftenenat de
eene.
Daarop juichte
het ver
zamelde volk zoo hard
mogelijk
over dit
bewijs
der onschuld
van
danPaus.
Nadat
de_
kalmte hersteld
was,
wendde
hij
zich tot Hendrik en zeide: Doe
gij thans, mijnzoon, gelijk mij
hebt ziendoen. De Duitsche Vorsten kla
gen
u
dagelijks bij mij
aanover de zwaarste
misdrijven,
en
verlangen
dat ik u
niet alleenhet
Rijksbestuur ontzeggen,
maar u ook vanalle
kerkelijke
enwe-
reldlijke gemeenschap
zal buitensluiten. Wanneer u
onschuldig gevoelt,
zoo
neem
dit
overige
deel vanhet
ligchaam
des
Heeren, opdat
uwe onschuld door
God
gestaafd
worde en de mond nwer
beschuldigers
verstomme.u
Deze daad van
Gregorius
is steeds zeer
gelaakt geworden. Hij wist,
dat
Hendrik zich naar waarheid niet
onschuldig
kon kennenten
opzigte
vanvele
beschuldigingen,
die hem
gedaan
werden. Doch
hoe,
indien
hij
dan
nog van
jeugdige ligtzinnigheid
vervulden
, eergierigen
man
,
die ook zoovele
Geestelij
ken
ligtzinnig
met de
godsdienst zag
handelen,
door het
gevoel
vanschaamte
voor de
vergaderde menigte
zoover had kunnen
brengen,
om
zich te
vergrijpen
aanhet
heiligste bondzegel
des Christendoms? - InHendriks
gemoed
hadden
op
dezen
oogenblik
betere
gevoelens
de
overhand; hij
stond daar
diep getroffen;
hierop
beraadde
hij
zich
langentijd
met
zijne
vrienden, enantwoordde
eindelijk:
1 1 dat
aangezien
zoo
weinige zijner
vrienden
tegenwoordig
waren en ook
zijne
aanklagers
ontbraken, zoude zulk eene
regtvaardiging
in
tegenwoordigheid
van
weinigen
toch de
ongeloovigen
niet
overtuigen; Gregorius
moest danmaar alles
tot
op
eene
algemeene kerkvergadering
uitstellen. De Paus
gaf gaarne zijne
(264)
toestemming,
daar
zijn
doel, omden
K oning
in de
oogen
des volks te verne
deren, jazedelijk
te
vernietigen,
bereikt was. Maar inHendriks ziel was een
angel
der
diepste beleediging achtergebleven; zijn
verder levenendoen
toont,
dat
hij tegenover Gregorius
alle middelenvan
tegenstand
voor
geoorloofd hield;
dat list en
bedrog,
zoo
lang
de
tijd
van
openbaar geweld nog
niet
gekomen
was,
en dan weder het
laatste,
hemevenzeer welkom
waren. Het misbruik
van
Priesterlijke magt
inhet
plegtigste oogenblik
door het
geestelijke
hoofd der
geheele
Christenheid,
had
zijne natuurlijke
trotsohheid
nog
doentoenemen. Te
gelijk
had de
aanschouwing
der
heftige vijandschap
van de meeste
geestelijke
en
wereldlijke
Vorstenvan
pperItali tegenGregorius,
enhadden
rijpereervaring
en harde, inwendige strijd
denblik vanHendrik in dezen
tijd
meer
gescherpt
envaster gemaakt;
en van dezen
tijd
af aan heeft
hij gedurende dertig jaren
den
strijd tegen
alle
zijne wederpartijders,
zoowel vanhendie met
geestelijke,
als die met
wereldlijke wapenentegen
hem
streden,
met mannenmoed en
onge
meene volharding, dikwijls zegerijk gestreden.
In
den_ eerstvolgendentijd
trad
hij
met
zijne vijandige stemming tegen
Gre
gorius nog
niet voor den
dag,
doch verbond zich
heimelijk
met diens
vijanden
in
Opper- Itali,
enliet ook weldra
zijne
in den ban
gedane
raadslieden weder
bij
zich komen.
Zijn
doelwit was eerst
op
Duitschland
gerigt,
want hier werden
hemde
ergste rampen
voorbereid.
De Duitsche VorstenhieldeninMaart 1 077 eene
Rijksvergadering
te Forch
heim, aangezien
de
op
een
dag
in
Februarij bepaalde
te
Augsburg geene plaats
gehad
had; en
dewijl Gregorius
ook hier niet
verschijnenkon,
nademaal
hij
den
togt
over
de
Alpen
niet durfde ondernemen
,
maar hunliet
boodschappen,
dat
zij
voor
zich enhet
Rijk maatregelen
van
voorzorg
moesten
nemen,
tot
tijd
en
wijle
dat het hem
gelegen
zoude komenommet benover het heil des
geheels
te be
raadslagen,
zookozen
zij Hertog
Rudolf vanZwabentot
K oning,
ende Aarts
bisschop Siegfried
van Mentz kroonde
en zalfde hem
op
den 25 Maart te dier
stede. Doch reeds
op
dezen
dag
had er eene
ongelukkige gebeurtenis plaats,
waarin
velen een
slecht voorteeken voor
Rudolfs
regering zagen; zij gaf
ten
minste een
bewijs
dat de
burgers der
steden
nog
immer
op
de hand van K 0
ning
Hendrik waren. Als er
namelijk na
de
krooning wapenspelen
van edele
(
265
)

jongelingen,
uit het
geslacht
des nieuwen
K onings gevierd werden, mengden
zich de
burgers opzettelijk
daaronder, eneen trok eenen
adellijkenjongeling
de
halskraag af;
deze ontrukte ze hemweder met een
slag
inhet
aangezigt,
ener
ontstond een
strijd,
waarin de
K oninklijken,
die zich
daarop
niet voorbereid
hadden, teruggedreven
werden.
Zij
verzamelden zich in de St. Maartenskerk
en
verjoegen
ineen uitval de
burgers
weder naar hunne
woningen,
zoodat de
K oning
ten minste
veilig
de stad verlatenkon.
Hij
namden
Aartsbisschop
Siegfried
met zich, en beide hebben Mentz nooit weder aanschouwd.
Over het
algemeen
moest Rudolf weldra de
onstandvastigheid
der menschen
envan het
geluk
ondervinden; want niet alleende bewoners der meeste steden
aanden
Rijn
enin Zuid- Duitschland, maar ook vele
geestelijke
en
wereldlijke
Vorstenverklaardenzich voor Hendrik, entoendeze
nog
in den zelfden
zomer
uit Itali
terugkwam,
sloten velen uit
K arinthi,
Beijeren
en Frankenland,
weldraook uit Zwaben
,
zich aanhem
aan;
de
Bourgondirs
warenmeerendeels
op zijne zijde,
en Boheme had
hij geheel
voor zich.
Zijne magt
namweldra
zoozeer toe,
dat Rudolf uit
zijn Hertogdom
de
wijk
naar de Saksers moest
nemen.
Nu
begon
de oude
rampvolle strijd
inDuitschland
weder,
die
geheele
landstreken verwoestte en de
gemoederen
deed verwilderen. De
optelling
der
vele
gruwelen,
die
plaats hadden,
is
onnoodig
en
zoude vermoeijend zijn;
alleen
de hoofdgebeurtenisseri
moeten hier vermeld worden.
Op
den7
Augustus
1 078 kwamhet
bij
Melrichstadt inFrankenland tot een
veldslag
tusschende twee
K oningen.
Rudolf voerde het bevel over deneenen
vleugel,
die meest uit de benden der hem
toegedane Bisschoppen
bestond,
Ottovan Nordheimover de andere.
Tegenover
den laatsten stond
K oning
Hendrik,
tegen
den anderen Graaf
Eberhard de
gebaarde.
Menstreed met
groote verbittering,
die slechts dente
genoverstaandenvijand
voor
oogen
had
en
weinig op
den
zamenhang
des
geheele
de aandacht
vestigde.
Zoo
gebeurde
het dat Rudolfs
vleugel,
trots
zijne eigene
dapperheid, bij
den eersten aanval door de
vijandenverslagenwerd; want de .
Prelaten,
die hier
stonden,
kondenbeter Psalmen
zingen,
zooals
Bruno, de
Geschiedschrijver
van dezen
oorlog, zegt,
dan
legers aanvoeren;
zelfs werden
de
Aartsbisschop Siegfried
vanMentz ende
Pauselijke Legaat
Bernhard
bij
het
34
(266)
vervolgengevangengenomen,
en
Bisschop
Werner van
Merseburg gedood.
Doch
op
dan anderen
vleugel
behaalde Ottovan Nordheimde
overwinning
en
joeg .
K oning
Hendrik tot aan
Wurzburg terug; zijn
meest
vertrouwde
raadsmanen
verstandigste aanhanger,
Graaf Eberhard van
Nellenburg,
werd met vele andere
Edelen
gedood;
ook den
gevangenSiegfried
en den
PauselijkenLegaat bevrijd
den
de
zegevierende
Saksers
weder_
Beide
partijen
schrevenzich de
overwinning
toe ende
onzalige krijg
hield
aan.
In
Januarij
1 080 stonden beide
K oningen
wederom, enwel thans te Fladenheim
bij Muhlhausen,
tot eenenbeslissenden
strijd tegenover
elkander. Ook hier haddende zelfde voorvallenals indenvori
genslag plaats;
Rudolf werd door Hendrik
teruggedreven;
maar toenOttovan
Nordheimverscheenomhem
bij
te
staan, onderging
Hendrik eene niet onbe
duidende
nederlaag.
Endeze
slag
had ook ten
gevolge
dat Paus
Gregorius
ein
delijk
zich voor Rudolf verklaarde.
Op
eene
onbegrijpelijke wijze
had
hij
steeds
met
zijn
besluit
gedraald,
ofschoonde
partij
van Rudolf meende
geheel
en al
volgens zijnen
wil
gehandeld
te hebbenende Saksers hemde bitterste
verwijten
deden, enals de oorzaak der
rampen
van Duitschland
aanklaagden:
die een
maal
bij
den
opperstenRegter geene vergiffenis wegens
hunnen
ondergang
zoude
vinden. Doch,
eindelijk, sprak Gregorius op
eene
synode
te Rome in Maart
1 080
op
nieuwdenbanover ende
afzetting
van Hendrik
uit, en erkende
hij
Rudolf als
K oning.
Hoezeer Hendrik's
partij
inmiddels aan
inwendige
sterkte
gewonnen
had,
bleek
daaruit,
dat
negentien
Duitsche
Aartsbisschoppen
enBis
schoppen
ineene
vergadering
te Mentz dan Paus de
gehoorzaamheid opzeiden

endat
dertig
Italiaansche
Bisschoppenop
den25
Junij op
eene
vergadering
te
Brixenniet alleen hunne
toestemming
tot het
afzettingsbesluit gaven,
maar da
delijk
tot de keuze
vaneenennieuwenPaus inde
persoon
vandan
Aartsbisschop
Wibert van Ravenna,
dan
hevigsten tegenstander
van
Gregorius, overgingen.
De
tegen- Paus
namden naamvan Clemens III
aan.
K oning Hendrik,
die
dadelijk
met dezenommekeer der zakeninItali
zijn
voordeel wenschtete
doen,
wilde eerst in
Duitschland, zoo
mogelijk, zijnen tegenstander overwinnen;
hij
rukte dan
op
nieuw
tegen
Saksen
op,
en
op
den 1 5 October 1 080 kwamhet
aandenElster tot eenderde
hevig
treffentusschende beide
K oningen.
Hendrik
was weder de
overwonnene,
ten
gevolge
van de
dapperheid
van
Hertog
Otto,
(267)
en de Saksers verwierven een
onmetelijken
buit in
zijnleger.
En echter was
deze
slag
het
keerpunt
van
zijn strijd
met
Rudolf, want deze werd in dezen
slag doodelijk gewond;
een
vijandelijk
ruiter - latere
narigten
noemen
Hertog
Godfried vanBouillon,
den.
bevrijder
des
Heiligen
Grafs - had hem
zijne speer
of lans inhet
onderlijf gerend
en
daarbij
was hemin het
gedrang,
waar men
het
hevigst handgemeen was,
de
regterhand afgehouwen.
De stemvan het
gevoel
van
regt
onder het
volk,
dat hetwerbrekenvan
gezworen
trouwmet on
verbiddelijke strengheid veroordeelt,
heeft den stervendenRudolf de woordenin
danmond
gelegd;
Zie,
dat is de hand met welke ik
K oning
Hendrik trouw
gezworen
heb.
Gijl.,
die
mij overgehaald
hebt om
zijnen
troonte beklimmen

ziet wel
toe,
of
gij mij op
den
regten weg gebragt
hebt.
Hij
stierf den
volgenden dag
en werd indenDomte
Merseburg begraven.
Doch Hendrik,
wiens
standvastigheid
enmoed in
wederwaardigheden
alle
erkenning
verdienen,
verzamelde ook deze keer nieuwe krachten
en besloot
omzich dit
tijdsgewricht,
nu zijne tegenstanders
inDuitschland zonder hoofd
waren,
tot een
togt
naar
Italitennatte te maken. In Duitschland liet
hij tegenzijne vijanden
eenen
dapperen
en
krachtigenplaatsbekleeder
achter uit een
geslacht,
dat thans voor
t eerst inde
geschiedenis
van Duitschland
merkwaardig
wordt entot het
spelen
eener
groote
rol
bestemd
werd
, namelijk
Graaf
Frederik vanBuren,
die kort te
voren
zijnen
zetel
verplaatst
had naar het door hem
op
de HohenStaufen
ge
bouwde kasteel.
Hem,
denstichter vanhet beroemde
geslacht
der Hohenstau
fen,
benoemde
Hendrik, naRudolfs
dood,
tot
Hertog
van Zwaben, en
droeg
hemhet
voeren van dan
oorlog
in Duitschland
op,
toen
hij
zelf in het
begin
van 1 081 naar Itali trok.
Hier was Hendriks
partij,
althans in
Upper- Itali, nog
steeds sterk
genoeg
om
hem,
zoodra
hij
er met eene Duitsche
magt verscheen,
de bovenhandtever
schaffen;
doch de GravinMathilde hield zich
getrouw
aan
Gregorius.
Hendrik
vierde het Paaschfeest van1 081 te Veronaenstond reeds omstreeks Pinksteren
met Paus Clemens voor Rome.
Hij
kon echter de stad niet
binnendringen,
dewijl Gregorius
de Romeinendoor het schenkenvanveel
gelds
tot hare verde
diging aangevuurd
had. Hendrik moest zich tevrede houden met Rome te laten
insluiten,
iets wat hemmet
behulp
der
landlieden,
die
grootendeels
op zijne
34*
(268)
zijde
waren
, tamelijk
wel
gelukte,
en
middelerwijl
zoowel in
Opper- Italitegen
Mathilde. als inBeneden- Itali
tegen
Robert
Guiscard,
die daar de
bondgenoot
en leenman des Pausen
was, oorlog
te voeren. Het
gelukte
hemook steeds
meer terrein te
winnen, en toen
hij
in 1 083 voor de derde keer voor Rome
verscheen, nam
hij,
naeene
insluiting
vanzeven
maanden,
dat deel vanRome,
hetwelk de stad van Leo
heet, met de
Pieterskerk, in, endreef
Gregorius
in
den
Engelenburg terug,
die toen
nog
de torenvan Crescentius
genoemd
werd.
De Romeinen,
den
langdurigen oorlog
en het
gebrek moede, verlangden
naar
vrede, en
drongen
er
bij Gregorius op
aanomzich met Hendrik te
verzoenen,
endeze bood zelf de hand daartoe. Met
zijne
schranderheid had
hij
zich den
weg
tot zulk eene verzoening nog
steeds
opengehouden;
de
tegen- Paus
Clemens
was
nog altijd
niet
gewijd; nog
kon Hendrik hemlaten
slippen,
wanneer Gre
gorius
daardoor
gewonnen
ware; hij
bood thans aande K eizerskroonvanPaus
Gregorius
aante nemenenhemals den
regtmatigen
Paus te willen erkennen.
De
scheuring
der
kerk, evenals die vanhet Duitsche
Rijk,
zoude daardoor heb
ben
opgehouden,
enalle vriendenvan
Gregorius drongenbij
hemaanomtoete
geven.
Doch
zijne
trotsche ziel kontot zulk eene
verootmoediging
niet beslui
ten;
want
duidelijk
ware in dit
geval
de
zege
aanHendriks
zijde; hij
had met
de
wapenen zijne erkenning
en
krooning afgedwongen. Gregorius verklaarde,
dat
hij
zich met Hendrik over niets koninlaten
,
vrdat deze zich met de kerk
verzoend, zijne
foutenerkend ende
vergeving zijner
zondenvanhem
verkregen
had. Er werd
nog
een
tijd lang
over enweder onderhandeld,
totdat de over
het
tegenstreven
des Pausenontevredene Romeinenden
K oning
Hendrik hunne
stad,
tot aan
de door
Gregorius
bezette
Engelenburg, openden. Op
den20
Maart 1 084 betrok Hendrik met Paus Clemens het Lateraan;
de laatste werd
nu
door de Romeinen
volgens
de
gebruikelijke wijze gekozen
eninde Pieters
kerk
gewijd,
en
hij
kroonde
op
het Paaschfeest Hendrik en
zijnegemalin
Bertha
met de
K eizerlijke
kroon. Nadat
Hendrik
alzoo
zijn doel,
hoewel niet door
Gregorius, gelijk bij gewenscht had,
bereikt
had,
verliet
hij
inden
beginnevan
Mei Rome weder, enliet de
belegering
van den
Engelenbuig
aande Romeinen
over.
Doch
dadelijk
na
zijn
vertrek verscheen
Hertog
Robert Guiscard met
zijne
Noormannentot
bevrijding
van denPaus. De Romeinen steldenzich tot
(269)
tegenweer
in
staat,
doch Robert trok de stad
om, drong
er
op
eene slecht be
vestigde plaats in, en
gaf
nu het
ongelukkige
Rome ter
plundering
aande wilde
Noormannenover. De stad werd
vreeselijk verwoest; ja,de
vlammenverteerden
een zoo
groot
deel van het oude
Rome, vanhet
Amphitheater
van
Vespasianus
(dat bij
deze
gelegenheid
een
reusachtige bouwval werd,
thans het Colosseum
of Coliseum
geheeteu)
tot aanhet Lateraan
toe,
dat het van dezen
tijd
af
groo
tendeels woest
gebleven
is;
de
heerlijke gedenkteekenen,
die door
Gothen,
He
rulenenWandelen
gespaard
waren
gebleven, lagen
in
puin;
de
bevolking
trok
zich meer in het
vroegere Campus
Martius
bijeen.
Vele inwoners werden
gedood
of
gevankelijk weggevoerd
entot slavenverkocht.
Gregorius,
die zich aanden
haat der Romeinen niet
prijs
wilde
geven,
trok met de Noormannennaar Be
nedenItali inhet klooster Monte
Casino, envandaar naar Salerno, waar
hij
den25 Mei des
volgendenjaars
1 085 overleed.
Op zijn
sterfbed hief
hij
dan
ban
nog op
van
allen,
die
hij
daarin
gedaan
had, met
uitzondering
van
K oning
Hendrik enden
tegen- Paus Clemens, en
zijne
laatste woorden
waren: Ikheb
geregtigheid liefgehad
en
goddeloosheid gehaat;
daaromsterf ikin
ballingschap.& quot;
De
geschiedenis
kanPaus
Gregorius
het
getuigenis
niet
onthoudendat hij ,
vol
gens zne opvatting
der wereld en van hare
behoeften, met alle
kracht, met
standvastigheid
en
opoffering
voor het
welzijn
der menschheidheeft willen
zorgen.
Hoe verre
hoogmoed
en heerschzucht,
die
zijnen geest
niet vreemd
waren,
in
enkele daden
zijne
schreden
gerigt;
hoe ver
zij
hemverleid hebben
omhier
en
daar den
regten weg
te verlatenenlist en
bedrog
te
hulp
te
nemen;
hoe
hoog
alzoo
zijne
ware
zedelijke
waarde
gerekend
moet
worden,
dit is in
eenenvan
partijschap, gewelddadigheden,
list en verraad veelzins vervulden
tijd
zeer
moeijelijk
te
bepalen.
Doch daarinstemmenzoowel de
aanhangers
als de
tegen
standers van
Gregorius overeen,
dater een sterke wil en een zeer
krachtige
_
geest
inhem
gevonden
werden. Endeze
geest
woonde ineen
overigens onaan
zienlijk ligchamelijk
hulsel;
want van
gestalte
was
hij
, volgens
de
schildering
zijns levensbeschrijvers,
klein
(staturaprm'llus).
Het oordeel over
Gregorius
aande eene enover K eizer Hendrikaandeandere
zijde
is des te
moeijelijker,
omdat de
geschriften
van dien
tijd,
die tot ons
ge
komen
zijn, grootendeels
tot de eene of de andere
partij
behooren
,
eninhunne
(270)
haat en
hunne voorliefde het ware envalsche
ondereenmengen.
Met de
grootste
bepaaldheid
wordenaan de
tegenpartij
de
schandelijkste
daden en
nog
schande
lijker
voornemens toegedacht;
met het
bezigen
der
grootste scherpzinnigheid
worden de
eigen grondstellingenverdedigd;
vanbeide
zijden
tredenzeer
geleer
de, geestrijke
enkrachtige
mannen met woord enschrift inhet
strijdperk.
Het
was een
tijd,
waarin reeds de
openbare meening
hare
regten begon
te doen
gelden,
enhet is eenteekender steeds meer en meer
algemeen
wordende be
schaving,
die weldraonder de Hohenstaufenharenbloei zoude
ontwikkelen,
dat
men meende met woord
en'schrift
de mensehente zullenkunnentreffen. En
hoe
gewigtig
waren ook niet de
denkbeelden, waaromde
groote strijd
zich be
woog;
hoe
diep grepen
zij
niet inhet levenvan denStaat ender
K erk, enhoe
diep
niet inhet
belang
vanvele
bijzondere personen,
die hunne
bezittingen
be
dreigd zagen,
naarmate of het denkbeeld
over
de
magt
des K eizers en der we
reldlijke
Grootenten
opzigte
der
geestelijke goederen,
of die over de onafhan
kelijkheid
der laatste vanalle
wereldlijke magt
de overhandbehield! Duitschland
en Nederland,
dat daarvan in die
dagen
een
groot
deel
uitmaakte,
werd even
als Itali in twee
groote
deelen
gescheiden.

Gelijk
er twee Pausenentwee
K oningenwaren,
zoohaddenook onderschei
dene
Hertogdommen
twee
Hertogen,
de meeste Bisdommen twee
Bisschoppen,

de Stiftentwee Abten, ensteeds,


naarmate het
geluk
der
wapenen
afwisselde,
werd daneens de
Pauselijke,
dan weder de
K eizerlijke
uit
zijnen
zetel verdre
ven,
endwaalde
dikwijls
inarmoede
rond, tot het noodlot zich keerde en hem
op
nieuwde
zege
verschafte. Iedere
ommekeer,
die
dikwijls
drie- of viermalen
plaats
had, bragt
eene
overmeestering
met zich.
Duitschland, enook een
groot
deel vanNederland, was inde
treurigste verbrokkeling;
menhieldzich door de
wettender
menschelijkheid
des te minder
gebonden,
naarmate de
tegenstanders
bnaaltijd
te
gelijk
in den ban
waren,
aan den eenen kant van den
eenen,
aan gindsche zijde
van den anderen Paus. En vele Ridders maakten van de
verwarring gebruik,
om
op eigen
hand te rooven en te
plunderen en, gelijk
men
het noemde, van den zadel te leven. Inalle landen
hoopten
zich
gruwe
len
bij gruwelenop.
Vele
menschen,
zelfs uit
hooge
standen
,
begaven
zich
,
hun
nentroosteloozen toestand
moede,
in de
kloosters,
welke het meest
verborgen
(271 )
lagen
enalzoo
nog
tot
eenig toevlugtsoord
verstrekten. Vele warenmet
Graven,
Markgraven
enRidders
opgevuld,
die den
monniksregel
hadden
aangenomen
of
ook zelve als leekebroeders de
geringste diensten,
op
het veld enindehuishou
ding, ja
als herders der kuddenrundvee of
zwijnen, verrigtten
enhunne
goede
ren aan de kloosters vermaakten.
Aan de
scheuring
van Duitschland onder
twee K oningen
had het best een
einde kunnen
gemaakt geworden zijn,
toen Rudolf in 1 080
gesneuveld was;
doch
naauwelijks
had Hendrik Duitschland
verlaten,
toen de
jegens
hem
vijan
delijk gezinde
Vorsten
, op
aanstekenvan
Hertog Welf,
reeds in
Augustus
1 081
Graaf Hermanvan
Luxemburg,
een
dapperenRidder,
die
wegens zijnrijkdom
in aanzien
was,
in
zijne plaats
tot
K oning
kozen. OttovanNordheim,
die
misschien zelf naar de kroon stond, was in den
beginne
ontevredenmet deze
keuze,
doch een
ongelukkige beenbreuk,
door eenval met het
paard,
verlamde
zijne bedrijvigheid; hij
erkende Herman
,
enverschaftehemdaardoor dan
bijstand
der Saksers;
doch inden
beginne
van 1 083 stierf Otto, en Herman verloor in
hem
zijnen
bestensteun. De Vorstender Saksers
geraaktenonderling verdeeld;
de
Billungen
waren
op
de
zijde
Van Hendrik;
de meeste
Bisschoppen,
ook de
zonen van Otto
van
Nordheim, en boven allen de
krijgszuchtige
en
eergierige
Markgraaf Egbert
II van
Thuringen,
waren voor Herman;
doch deze
onderging
_
weldrahet zelfde noodlot als
zijn voorganger
Rudolf. De
achting,
die
hij
als
Graaf van
Luxemburg genotenhad,
verloor
hij
als
K oning,
want inde landen
der Vorsten

die hemtot den troon verheven
hadden,
werd hem
geene rege
ringsdaad veroorloofd, en
hij
durfde ook
geen gebruik
maken van de
goederen
der
geestelijke stichtingen,
daar
hij volgens
de
grondbeginselen
der
Pauselijke
partij,
waarth
hij behoorde,
niets over dezelve te beschikken had. Het volk
gaf
hemden
spotnaam
vanden
K no ookkoning.u
De
ongelukkige toestand,
dien
wij
reeds
geschilderd hebben,
daar
bijnageen
vlek in.
geheel
Duitschland
vande
gruwelen
der
verwoesting
verschoond bleef,
zonder dat
ergens
iets dat
voor het
geheel
beslissend was voorviel,
werd steeds
erger gedurende
den
tijd
dat K eizer Hendrik inItalimet
Gregorius bezig was,
en werd ook inderdaad
niet beter toen
hij
in1 084
,
nadevlucht van
Gregorius
uit
Rome, naar Duitsch
land
terugkeerde.
Wel bekwam
hij aanvankelijk eenig overwigt
over
zijnen
(272)
tegenstander,
nademaal het hem
gelukte zijne partij
in Saksente doentoene
men,
K oning
Herman met de
Bisschoppen
van
Maagdenburg
enHalberstadt
tot de
vlugt
naar de Deenente noodzaken
, ja,
onder het
jubelgeroep
des
volks,
dat hemzoo
lang
als
zijndoodvijand
beschouwd
had, zijnintogt
binnen
Maag
denburg
te doen;
doch
naauwelijks
had
hij
Saksenweder
verlaten,
of
zijne
te
genstanders
keerden
terug
en
bragten
met
hulp
van
Markgraaf Egbert
weder
een
groot
deel des lands in hunne
magt.
Inmiddels moest Hendrik in Zuid
Duitschland
tegenHertog
Welf
strijden,
enverloor
hij
ook in 1 086
bij
Bleich
feld in Frankenland een
veldslag tegen
dezen. Dat aanhoudende dobberen
van
zijn
leven tusschen winnen en verliezen,
tusschen
zege
en
nederlaag,
her
haalde zich
onophoudelijk.
Ook de dood van
_Paus Gregorius
had voor hem
geene
beslissende uitkomst
ten
gevolge,
want diens
partij
erkende
zijnen
Paus Clemens toch
niet, maar
verkoos
tegenover
dezeneerst danAbt Desiderius vanMonte
Casino, ennadiens
kort
daarop gevolgd overlijdenzijnen hevigentegenstander,
den
Bisschop
Otto
van Ostia,
die als Paus Urbanus II weldraeenen
duurzar_nen
naamin de
ge
schiedenis verwierf door
zijne oproeping
tot deneersten
kruistogt. Tegen
Hen
drik zwaaide
bij
den banbliksemder kerkevenzeer als
zijngroote voorganger.
In1 087
putte
Hendrik nieuwe
hoop,
doordien
zijntegenstander
Hermanvan
Luxemburg
afstand van de
regering
deed.
Door de
ijverzucht
vanden
Markgraaf Egbert,
die zelf naar de kroonstond
en ten
gevolge
daarvan door Hendrik van
zijne uitgestrekte leengoederen
in
Friesland vervallen werd
verklaard,
had Herman ook inSaksenalle
regerings
kracht verloren, en
verdrietig,
niet
langer
de
speelbal
der
partijen
willende
zijn,
deed
hij
afstand van de
K oninklijke waardigheid,
verzoende zich met
Hendrik, verkreeg zijne goederen
in
Lotharingen terug
en namnaar deze de
wijk.
Inhet
volgende jaar
sneuvelde
hij
daar in eenen
strijd.
Indat zelfde
jaar
1 088 verliet ook Hendriks
onverzoenlijkste vijand, Bisschop
Buccoof
Burchard van Halberstadt door dendood dit ondermaansche. Het uiteinde van
dezen
man,
die indertien
veldslagenpersoonlijk tegen
Hendrik
gestredenhad,
is een
sprekend
beeld van
den toestand dier
tijden.
De
eergierige
en woeste
Markgraaf Egbert meende
dat
hij
hembenadeeld
had, en
gelijk
dan in dat
{273)
ziedender driftenineen
oogenblik
uit vrienden
vijanden
konden
ontstaan, zoo
deed ook
Egbert,
al
veroverende, eeneninval inhet Stift Halberstadt. Burchard
had omeenstilstand van
wapenen
en verwierf dien ook tot aan
Palmzondag,
waarop
mentot een
vergelijk
indestadGoslar zoudetrachtente
geraken. Egbert
ging vroeger
daarheen
en hitste de
burgers, die
reeds
tegen
den
Bisschop ,
als
dan
driftigenaansteker
vandensteeds weder herlevenden
oorlog, gestemdwaren,
nog
meer
op.
Burchard kwamende
onderhandelingen
zouden
daags
daarnabe
ginnen.
Des nachts
grepen
de
burgers
naar de
wapenen, versloegen
eerst Graaf
Wolfer,
die met de leenmannen des
Bisschops
zich
tegen
hen te weer stelde,
en
drongentegen
het
paleis
vandenlaatstenaan. Burchard,
inschrik
opgestaan,
treedt aan het venster en strekt,
tot teekendat
hij
zich
overgeeft,
de armen
uit, maar men hoorde niet naar hem.
Hij
sloot zich
hierop
binnen een
zeer
sterk vertrek van den
burg,
doch de bestormers beklommen het dak
,
braken
de
zoldering
der kamer
weg,
wierpen
hout en steenen
op
den
weerloozen, en
eindelijk
doorboorde een hemmet
zijn speer.
De
Bisschop
wilde dezenzelf
weder uittrekken,
doch de steel brak enhet
ijzer
bleef steken. Inmiddels had
den
zijne
leenmannenzich weder verzameld en
wierpen
vuur inde stad
,
zoodat
de
burgers,
om
hunne huizente
redden,
zich vandaar
spoedden.
Zoowerd de
gewonde Bisschop
uit hunne handen
gered
enin
het;
klooster
Ilseburg gebragt,
waar
hij
dan
volgenden dag
overleed.
Doch zelfs nu kwamSaksen niet tot
rust;
de
ongedurige Markgraaf Egbert
woedde
nog
te vuur en te zwaard totdat het noodlot ook hemtrof. Ineenen
twist met
Markgraaf Hendrik, zoon vanOttovanNordheim,
verloor
hij
in1 090
een
slag
en dwaalde daarnaals
vlugteling
rond. Toen
hij
te
Eisenbttel,
niet
verre van
Brunswijk,
in eenen
afgelegen
molen de
wijk
had
genomen,
werd
hij
daar overvallenen
gedood.
Met hemsneuvelde Hendriks laatste
vijand
in
Saksen ennamdeSaksische
oorlog
eeneinde
,
die
bijna
zonder
ophouden
zeventien
jarengeduurd
had. De
aanzienlijken
warenthans met Hendrik verzoend en het
volk
verlangde
naar rust en vrede.
& quot;
Er scheen een
rustpunt
inhet leven van Hendrik
gekomen
te
zijn;
ook
zijn
eigen gemoed
was kalmer
geworden;
wanneer de stormen van buiteneenmaal
ophielden,
zoude de bittere
ondervinding zijns
levens
nog
vruchten des vredes
35
(274)
voor
hemzelvenen
zijn groot Rijk
hebbenkunnen
opleveren.
En
hij
was
nog
in den
krachtigen leeftijd,
die hemnaar
menschelijke berekening
een
langen
loopbaan aanbood, omveel dat verzuimd was weder
goed
te maken; want
hij
was eerst 40
jaren
oud. Doch het noodlot hield niet
op ,
hemsteeds weder met
schrik te doen
opspringeu, wanneer hij
eventot rust meende
gekomen
te
zijn.
Het eerst was het de
oude, onvermoeide, Hertog Wolf,
die danvrede inZuid
Duitschland in den
weg
stond,
nadat die inNoord- Duitschland herstld
was,
ente
gelijk
vermeerderde
hij zijne magt
door het sluwberekende
huwelijk
van
zijnenachttienjarigen
zoon
Welf met de reeds tweemaal weduwe
geworden
drie
enveertigjarige
GravinMathilde, een
huwelijk
uit
berekening
enuit
partijzuoht,
dat daaromook aan
geen
vanbeide
echtelingengeluk
heeft
aangebragt.
Maar
nu konden toch vader
en zoon van beide
zijden
der
Alpen
elkander de hand
reiken, en hunne
vereenigde
krachten warensterk
genoeg
omdenK eizer de
spits
te bieden,
die inde
jaren
1 090 tot 1 093 zich te
vergeefs bezig
hield met het
bestrijden
vande
magt
des
jongen
Welfs envanMathilde inItali.
Niettegen
staande onderscheidene
op
zich zelf staande
overwinningen
moest
hij
in 1 093
Itali weder verlatenzonder
zijn
doel bereikt te hebben.
_
Maar
nog
veel harder trof hem
eenslag,
die te
gelijk zijn
vaderhart wondde:
het
gelukte namelijkder Pauselijke partij, zijn eigen
zoon K oenraad,
die reeds
in 1 089 tot
Rooms0h- K oning gekroond was,
endien
hij
thans als
zijn
Stadhou
der inItali
achtergelaten
had, van
zijnen
vader af
keerig
te maken
,
je
hemals
diens
tegenstander
te doen
optreden.
K oenraad, een
jongeren van schoonen
ligchaamabouw
enzachteninborst,
die meer
geneigd
was tot de
beoefening
der
wetenschappen
envroomc
overpeinzingen,
werd door
geene
eerzucht
gedreven,
maar des te sterker werkten
op
hem
deyoorstellingen
der
Geestelijken,
welke
hemhet
gevaar zijner
ziel onder het
oog hragten,
wanneer
hij nog langer
met
zijn
onder den ban
liggenden
vader
gemeenschap
hield. Het was
zijn pligt, zop
stelden
zij
het hem
voor,
omzich met de kerk te
vereenigen
enalle harevrien
den omzich te verzamelen. K oenraad
gaf toe, namde
vlugt, terwijl zijn
vader
argwaan
koesterde en hem
gevangen
wilde
zetten, naar GravinMathildeenwerd
door de
Pauselijke partij
met
open
armen
ontvangen.
Onderscheidene steden
van
Opper- Itali,
en aan haar hoofd
Milaan,
sloten een verbond
tegen
den
(275)
K eizer en bezettedende
engten
der
Alpen
-
zoozeer ontwikkeldendeze
mag

tige
steden reeds toen haar
vrijheidszin
en het
gevoel
harer kracht - en de
Aartsbisschop
Anselmus vanMilaankroonde den
jongen
K oenraad te Monzain
1 093 als
K oning
vanItali. Nu was voor Hendriks
vijanden
in
Itali,
zoowel
als in Duitschland, een
middelpunt gevonden,
waar om
zij
zich met meer
schijn
van
regt
dantot dus verre konden
aansluiten, en
menigeen
die
aarzelde,
dietot
dus verre door
gewetensbezwaren
er van
teruggehouden
was omden
K eizer,
wienmen trouw
gezworen
had,
te
verlaten, geloofde
zich nu
geregtigd
omden
zoonen
erfgenaam
des
Rijks
aante
hangen.
Hendriks
gemoed
werddoor dezen
allerhardsten
strijd
dermate
getroffen,
dat
hij
zich in
vertwijfeling
in
zijn
zwaard
wilde storten en slechts met moeite door
zijne
vrienden
teruggehouden
werd.
Hij
sloot zich binnen een kasteel
op
entooide zich in
langentijd
niet- met de
K eizerlijke
sieraden;
zelfs
bragt hij
verscheidene
jaren
inwerkeloosheidbinnende
hem
nog toegedane
stedenvan
OpperItali
door. .Paus Urbanus kon
nu'gerust
naar
Rome
trekken, en de
tegenPaus Clemens,
die tot
op
dezen
tijd
in
gemelde
stad de overhand
gehad
had,
moest de
vlugt
naar den K eizer nemen.
Zijn
in
vloed werd
gaande weg
kleiner; hij
trok zich ten laatste in
zijn
Aartsbisdom
Ravenna
terug
en overleed daar, bijnavergeten,
in het
jaar
1 1 00.
In Duitschland had de
K eizerlijke partij
in deze
dagen
ook
geenen
vasten
. steun,
en Hendriks lot scheen meer en meer ten val te
neigen,
toen eene
onverwachte
gebeurtenis
hemuit
zijnen
sluimer
opriep
ennieuwe
vervmehtingen
in hemdeed ontstaan.
Hetonnatuurlijke huwelijk
van den
jongen
Welf met
de oude GravinMathilde kon inbeider
gemoederengeene
wortelenvanvertrou
wenenliefde doenschieten;
daarbij
had de Gravinreeds
vroeger heimelijk
hare
groote bezittingen
aandan
Pauselijken
stoel
geschonken
,
en Welf kon daardoor
het
eigenlijke
doel
zijner verbinding
met haar,
het bezit dezer
goederen,
niet
bereiken. Vol werzinin
zijn
hart verliet
hij Mathilde, en
geene pogingenzijns
vaders, ombeide weder te
hereenigen,
wilden
gelukken.
Daar wenddenzich nu
vader enzoonin 1 095 onverwacht tot K eizer Hendrik.
Deze,
door de
geluk
kige gebeurtenis
op
nieuwmoed
scheppende,
keerde in
1 097,
nadat
hij bijkans
zeven
jarenachtereenvolgens
inItali
doorgebragt had, naar Duitschland
terug,
gaf
aan
Hertog
Welf
op
nieuwde
beleening met Beijeren
,
enverzekerdeookdan

35
*
(276)
jongen
Welf de
opvolging
indit
Hertogdom. Op
een
Rijksdag
te
K eulen,
in
1 098, klaagde hij zijn
zoon K oenraad,
die zich door
geene
redenen tot
zijn
vader liet
terugvoeren
als
Majesteitschender
aan
,
liet hemdoor de
Rijksstanden
op
de
gebruikelijke wijze
de
K oninklijke waardigheid
ontnemenendeze
op
zijn
tweedenzoon
Hendrik
overdragen.
Deze werd
op
den 6
Januarij
1 099 teAken
feestelijk gekroond.
Omzich
tegen
een
dergelijk verraad,
als K oenraad
jegens
hem
gepleegd had,
te
beveiligen,
liet K eizer Hendrik
zijn
zoon zweren: dat
hij
zich zonder
zijne toestemming,
zoo
lang hij
K eizer
leefde,
noch de re
gering
des
Rijks,
noch de
vaderlijke bezittingen
zoude
toeigenen.v
K oen
raad,
die
middelerwijl
inItali een
tamelijk
onbeduidend leven
geleid
had, en
weldra bespeurde,
dat Paus Urbanus en de trotsche Gravin Mathilde hem
slechts tot
werktuig
hunner voornemens
gebezigd hadden,
onttrok zich aan het
beleid der
regering
en leefde
eenigejaren
in
afzondering,
soms zelfs
gebrek lij
-
dende,
op
eenkasteel aan de P0.
Nog
steeds won
hij
door minzaamheid de
hartenvanhen,
die in
zijne nabijheidkwamen, en
zijn
zachteinborst
openbaarde
zich ook
daarin,
dat
hij
niet
toeliet,
dat er in
zijne tegenwoordigheid
kwaadvan
zijnen
vader
gesproken
werd.
Hij
stierf in 1 1 01 te
Florence,
in den bloei
zijner jaren
en met ontstelde hersens.
Terwijl
het lot van K eizer Hendrik en
zijngeslacht op
deze
wijze zijnloop
nam,
hield Paus Urbanus eneen
groot
deel der Christenheid zich met eene veel
grootere aangelegenheid bezig, namelijk
met deneersten
K ruiatoyt,
tot welken
de Paus
op
de
synoden
te PiacenzaenClermont in1 095 deChristenheid
opriep.
Hoe deze
buitengewone wereldgeschiedenis
in 1 096
werkelijk
tot stand is
geko
menenin1 099 tot de
verovering
vanJeruzalem
geleid
heeft,
behoort hier niet
aangestipt
te
worden;
want noch K eizer
Hendrik,
nochdeDuitschers,
slechts de
Zuid- Nederlanders
(Brabanders en
Vlamingen,
onder
Hertog
Godfriedvan
Bouil_
lon en Robert van
Vlaanderen) voor een klein
deel,
hebbenaan deze
eerste
bewegingenbijzonder deelgenomen.
Doch nadat de
verovering
van het
Heilige
Graf bekend
geworden was,
trokkenin 1 1 01
eenige
Duitsche
Vorsten, waaron
der de oude
Wolf, naar het
Heilige Land;
hun
togt
was niet
gelukkig;
de
meesten kwamen door
honger
enzwaard inde woeste strekenvanAzi omhet
leven;
slechts
eenigen
met Welf bereikten Jeruzalem. Doch
op
den
terugtdgt
(277)
stierf de
Hertog
te
Paphos op Cyprus.
Daarnabeleende Hendrik den
jongen
Welf met het
HertogdomBeijeren.
In 1 099 was Paus Urbanus overleden, en,
daar Clemens zoo
goed
als
verge
tenwas
en
ook inhet
volgende jaar stierf,
zoude,
aangezien
er nu
geen tegen
K oning
en
geen tegenPaus
meer
aanwezig waren,
de vredetusschendenK eizer
ende K erk hersteld hebbenkunnenwordenenHendrik
zijnen
naderendenouder
domin
eenige
rust hebben kunnen
doorbrengen,
wanneer de nieuwe
Paus,
Paschalis
II,
de
verzoening,
die Hendrik
aanbood,
had willenaannemen. Doch
Paschalis, eenkweekeling
van
Gregorius,
was niet
gezind
omhet minste toe te
geven; hij
vernieuwde veelmeer de
strenge
eischen der kerk enslingerde
op
nieuwden banbliksem
tegen
Hendrik. De
hoop op
vrede, waaraan
Europa
zoo
zeer behoefte
had,
verdweenweder, enhet laatste
bedrijf
vanhet aan wisselin
gen
zoo
rijke
leven vanK eizer Hendrik zoude aande
vroegere jarengelijk zijn.
Ten
gevolge
vandenaanhoudenden
oorlog,
die in het
inwendige
van
Duitsch
land sedert
dertig jarengewoed had, waren de
gemoederen verwilderd;
inhet
bijzonder
was de Adel zoozeer aanveeten,
roof en
plundering gewoongeraakt,
dat
hij
den
vrede,
die voor
burger
en landman
gewenscht was,
haatte. Een
schaar van
jonge,
koene en
ligtzinnige
Ridders
omgaf
den
jongenK oning
Hen
drik; van hen bedienden zich de
geheime vijanden
des K eizers omdenzoon
vijandig tegenzijnen
vader te stemmen. Men
droeg
hem
zijne afhankelijkheid
van denouden aan
zijne
luimen
overgegeven
vader als eenedienstbaarheid
voor;
prikkelde zijnen,
toch reeds tot het kwade
geneigden,
zin door eerzucht
aan,
en
bezigde eindelijk bij
hemde zelfde
in uisteringen,
die men
bij zijn
broeder
K oenraad
gebruikt
had: dat het
namelijk zondig
was met dendoor de kerk in
den ban
gedanen
K eizer
gemeenschap
te hebben. De den vader
gedane eed,
omzich
gedurende
diens leven niet in de
regering
te zullen
mengen,
zoude
geen
beletsel
zijn,
dewijl
menaan iemand,
op
wiende banvloekrustte
, geen
eed
behoefde te houden;
veelmeer was het voor hem
pligt,
omhet
Rijk van den
vloek der K erk te verlossen. - De
jonge K oning,
tuk
op
heerschen, luisterde
gemakkelijk
naar zulke
ophitsingen;
op
een
togt, waarbij hij zijnen
vader
bege
leidde,
verliet
hij
dezen
heimelijk
in de lente van 1 1 04 te Fritzlar en
begaf
zich
naar
Beijeren,
waar
nog
steeds veel ontevredenheid bestond. De bedroefde
vader
(278)
zond herhaalde malen vertrouwde en
aanzienlijke
mannennaar hemtoe en liet
hemvermanen omhemniet zoote bedroeven en zich zelven
bij
de wereld in
minachting
te
brengen;
doch het antwoord van dan
zoon was: dat
hij
met
een in den ban
gedanen
niet
langer
te doen wilde hebben.& quot;
Paus Paschalis was over dezen
stap
des
jongen K onings
zeer
verheugd,
ont
ving
diens
gezanten
met
bereidwilligheid, ontsloeg
hemvan den
zijnen
vader
gedanen
eed,
alsmede
van dan hun der
kerk, Waarin
hij
uit hoofde van
zijn
vader verkeerde, en
gaf
hem
zijnenapostolischen
zegen.
Nu
begaf K oning
Hen
drik zich ook naar Saksen, en het
gelukte
hem
,
met de
hulp
vandenAartsbis
schop
Ruthard van Mentz,
het meerendeel der Saksische Grooten en Bis
schoppen
voor zich te winnen.
Op
eene
synode
te Nordhausen verscheen
hij
met
gehuichelden
ootmoed,
in
armoedige kleeding,
zwoer met vele tranen en
onder
aanroeping
der hemelsche
heirscharen,
dat
hij
niet uit heerschzucht zich
de
regering aanmatigde,
maar zich
gaarne
aan
zijnen
vader en K eizer onderwer
pen
wilde, wanneer deze zich met dekerkverzoende
;
en
zijnegehuicheldetranen
dedenhem
bijval bij
de
menigte
vinden
,
die niet inhet hart ziet.
Daarop reisde
hij
verder inhet
Rijk
rond
(of hij bij
die
gelegenheid
zich ookinNederland heeft
opgehouden
vermelden de
Geschiedschrijvers niet),
verwierf vriendenen rustte
zich tot den
krijg toe; evenzoodeedde
K eizer;
deheillooze
oorlog
tusschenbloed
verwanten
begonop
nieuw. Vader enzoonstondendikwerf
tegenover
elkander;
maar
de Vorstenschuwden
nog
steeds het
bloedvergieten
in eene zoo
hatelijke
zaak; eindelijk
zoude men een onderhoud
beproeven,
toen vader enzoon
bij
K oblentz aan de beide
zijden
vandanMoezel
tegenover
elkander stonden. De
zoon
trok
de rivier over naar
zijn
oudenvader. Toen deze hemaanschouwde,
overweldigden
liefde en verdriet hem
zoozeer,
dat
hij
voor
zijn
zoon nederviel
en
inde woorden uitbrak:
Mijn zoon,
wanneer ik door God
wegens mijne
zonden
gestraft
moet worden,
bevlek
gij
dantoch uwennaamenuwe waardig
heid niet,
want er is
geengoddelijk gebod
dat
beveelt,
dat eenzoon
regter zij
over
de schuld
zijns
vaders.
Hierop wierp
zich de zoonvoor
den vader ter
aarde,
bad met tranenom
vergeving
enbeloofde
gehoorzaamheid,
wanneer
deze
zich slechts met dan
Pauselijken
stoel verzoenen wilde. Toen
bij
den vader tot
alles bereid
zag,
sloeg hij
hemvoor met hemnaar Mentz te
gaan,
ommet de
(279)
Vorstenen den
PauselijkenLegaat
te onderhandelen;
zij
zoudeninmiddels ieder
hun
leger
tot
op
300 mannen
afdanken. Beide zakennamdeK eizer
aan,
dankte
_
zijn leger
af en vertrok met
zijn
zoon.
In
Bingen
hielden
zij
het laatste nacht
verblijf
te zamen en
bragten
dennacht in
vertrouwelijke gesprekken,
omarmin
gen
en
liefdesverzekeringen
door. Maar indezenzelfdennacht
ontving
de
jonge
Hendrik de
tijding,
dat vele
zijner
vriendenuit Zwaben en
Beijeren
te Mentz
aangekomen waren,
en deed nu huichelend aan
zijnen
vader het
voorstel, om
hemalleen naar Mentz te latenvooruitreizen enzich zelven naar het
naburige
kasteel
Beckelheim,
niet
verre
vanK reuznach,
te
begeven;
als reden daarvoor
gaf hij op,
dat de
Aartsbisschop
Ruthard
weigerde
omdenonder denban
lig
genden
K eizer
bij
zich te
ontvangen.
Hendrik
bespeurde
thans de trouweloos
heid
zijns zoons, en zeide waarschuwend: Il
Mijn zoon,
heden
zij
God
getuige
en
regter
der
gesprekken
enbeloftentusschen
ons. Doch de zoon zwoer ten
derdenmale met de
plegtigste verzekeringen,
dat
zijn eigen
hoofd inieder
ge
vaar voor dat
zijns
vaders
borg
zoude
zijn.
Zootrok dande
K oning
het kas
teel binnen; 1 naar
naauwelijks
bevond
hij
zich met drie die hem
vergezelden
daarin,
of de deurenslotenzich achter hem.
Hij
was de
gevangenezijns zoons,
die zich nu naar Mentz
,
naar
zijneaanhangers spoedde,
en
Bisschop
Gebhardvan
Spiers ,
eensluw
en
eergierig
mensch

tot
zijns
vaders bewaker achterliet. Hendrik
werd
smadelijk
en hard behandeld; menliet hem
dikwijls gebrek
aanvoedsel
lijden,
onthield hemhet
bad,
het scheren van den
baard,
zelfs
op
het K ersfeest
van 1 1 05 het
gebruik
des Avondmaals.
Eindelijk bedreigde
men den
beang
stigden
met dan
dood, wanneer
hij
de
Rijkskleinodin
niet overleverde. Ook
dit deed
hij;
kroon,
schepter,
kruis en lans,
welke
op
het
naburige
kasteel
Hanunersteinbewaard
werden, moesten
op
zijn
bevel worden
overgegeven.
Nu
zoude
hij
ook
nog
tot het doenvan afstand van
zijne waardigheid genoodzaakt
worden, en
dewijl
men
,
wanneer
hij
naar Mentz
gebragt
werd, voor een
oproer
der
burgers vreesde, gingen
de
vergaderde
Vorsten naar de
K eizerlijke
Paltz
Ingelheim
en lieten den K eizer ook derwaarts komen. Hier stond
hij
als een
misdadiger tegenover zijn
zoon en de
Vorsten;
op
nieuwwerd
hij,
onder be
dreiging
des
doods,
aangezet
om
dadelijk
afstand van de
regering
te doen.
Schreijende
en knielende smeekte
hij
dat menhemden
tijd
zoude
Vergunnen,
(280)
; mzich
tegen
alle
beschuldigingen
te
regtvaardigen; zijne
woordenen
zijn
uiter
lijk bewogen
velen der
aanwezigen
tot
tranen;
doch de
hardvochtige
zoon bleef
nngeroerd. Hierop
deed
hij
alles wat
verlangd werd,
gaf zijn Rijk, zijne
kas
teelen, zijne bezittingenover,
en
verklaarde
zich der
regering onwaardig.
Nadat
men dit
verkregenhad,
trok de
jonge K oning
weder met deVorstennaar Mentz
,
aanvaardde den 1
Januarij
1 1 06 de
regering
des
Rijks
enliet zich
op
het Drie
koningenfeest
door den
Aartsbisschop
Ruthard de
Rijkskleinodinovergeven,
hetgeen
deze deed met de woorden; dat het hemevenals
zijn
vader
mogt
ver
gaan,
wanneer
hij
niet een
regtvaardig
heerscher en
verdediger
van Gods kerk
zoude
zijn.
Inmiddels had de vader
gelegenheid gevonden
omvan
Ingelheimte ontvlug
tenen
zich naar K eulente
begeven.
De
getrouwe burgers
namenhem
jubelend
op.
Vandaar
ging hij
naar Luik, naar
zijnvriend,
den
Bisschop
Otbert.
Zijn
lot wekte veler
deelneming; voornamelijk
rustte zich Hendrik
I, Hertog
van
Neder- Lotharingen(het
latere
Hertogdom
Braband
,
enz.)
,
tot
zijnebescherming
toe,
endiens zoon (daarna. Hertog
Hendrik II van
Braband) versloeg
de voor
hoede vanhet
K oninklijke leger,
toen dit zich
tegen
Luik in
beweging
stelde,
hij
Viset aan de Maas. De
jonge K oning
wendde zich
daarop tegen
het
ge
trouwe K eulen, maar de
dappere burgers
verduurden eene
lange belegering
met
standvastigheid; hij
moest het
beleg opbreken
,
enwilde nu
zijngeluktegen
Aken
beproeven,
- - toen
hij
de
tijding
van dendood
zijns
vaders
ontving;
deze was
op
den7
Augustus
1 1 06
,
naeene korte
ziekte, te Luik
gestorven. Zijn
ge
trouwe
K amerheer
Erkenbold,
die hemtot in
zijn
laatste
oogenblik
niet verlaten
had, bragt
denzoonhet zwaard ende diadeemdes overledenenover,
delaatste
teekenen
zijner waardigheid,
die
hij nog
behouden
had;
verder het woord van
zijnen
stervendenvader; dat
hij
aanallen
vergiffenis
zoudeschenken
,
diehem
,
denvader,
trouw
gebleven
waren
,
en
zijnlijkbij
dat
zijner
voorvaderente
Spiers
laten
bijzetten. Bisschop
Otbert had het
dadelijk
inde kerk van dan
Heiligen
Lambertus te Luik
bijgezet;
maar
op
bevel vandannieuwen
K oning
moest het
weder vervoerd en
op
een eiland in de Moezel in een
ongewijd gebouwzonder
kerkelijke plegtigheid nedergezet
worden. Slechts n
monnik,die toevallig
uit
Jeruzalem
teruggekeerd was, zong eenige dagen
en nachten
psalmen bij
de
(281 )
lijkkist.
Later werd het
lijk
naar
Spiers overgebragt.
De
getrouwe Erkenbold,
benevens
eenige
oude
dienaren, begeleidde
het en
bragt
het in danDom

dien
Hendrik
vroeger met.
goud,
zilver en
edelgesteentenrijkelijk
versierdhad. Maar
Bisschop Gebhard,
die zich reeds
op
het kasteel Beckelheimzoohard
jegens
den
gevangen
K eizer
gedragenhad,
liet ook
zijnlijkgeenrust, maar deedhet uit den
Dom
wegnemen
enineene steenen
lijkkist
buiten eene
nog
niet
gewijde kapel
plaatsen.
Wrevel vervulde de
burgers
der den
ongelukkigen
K eizer
nog
steeds
toegenegene
stad, en
lang nog
werd het
lijk
door henmet rouwen
weeklagt
bezocht.
Eindelijk werd
in 1 1 1 1 de banvloek vanhem
weggenomen
en is het
lijk
inde
Domkerk, bij
de asch
zijner voorvaderen,
plegtig bijgezet geworden.
Wanneer
wij
ons een
getrouw
beeld vanK eizer Hendrik zullenvormen
,
moe.
ten
wij
de
getuigenissen zijner tijdgenooten
met
groote voorzigtigheid
onderzoe
ken; diegenen
,
die der aanwassende
Pauselijke overmagt vijandig
waren
,
stellen
hemals eenheld envoorvechter van de
vrijheid
des
geestes
voor en
prijzen
zelfs
zulke
daden,
die hemniet tot lof
verstrekken;
de vriendenvandanRoomsehen
stoel
daarentegen
smalen hemals eenen
onzinnigen,
eenen
dwingeland, gelijk
Nebucadnezar enJulianus, enzienniets danboosheid en
verraderij
inalles wat
hij
deed. Doch er
zijn
ook mannenonder de
Geschiedschrijvers
vandien
tijd,
die door hunne
eigene redelijke geaardheid gedreven
werdenomde waarheid te
zoeken; ender zulken
getuigenis
moet
bij
ons het zwaarste
wegen.
Het
bij ons
bovendrijvende gevoel,
wanneer
wij zijnlevensloop
in
oogenschouw
nemen
,
zal
echter steeds dat vanweemoed en
treurigheid blijven,
omdat eenzoouitstekende
aanleg
door eene
gebrekkige opvoeding,
slechte
omgeving,
trouwelooze
vrienden
en
onverzoenlijke' vijanden, gelijk
ook door aanhoudende stormen des
noodlots,
we
zeer bedorven
werd,
dat
bij groote, voortreffelijke eigenschappen
,
zelfs
deugden,
eVen
groote
foutenen
afdwalingen
in
zijn
binnenste, even als in
zijn
leven
plaats
vonden.
Hendrik was van nature
krachtig
van
ligchaam
enziel. De
Auersbergsche
K ronijk zegt
vanhem: 1 1
Wij
zouden door velerlei
getuigenissen
kunnen
bewij
zen,
dat niemand in onzen
tijd
door
natuurlijke gaven, geest,
moed en
dap
perheid, ja
zelfs door den
hoogen
en edelen bouw
zijns ligchaams, waardiger
Was omden
K eizerlijken schepter
te
dragen
danHendrik, wanneer de mensch
36
(282 )
slechts niet inden
strijd
met de zonde ontaardde en
zich aanhaar
onderwierp
!
Hendriks
ongenoemde Levensbeschrijver zegt:
Wanneer
hij
den blik
zijner
oogenop
iemands
aangezigt vestigde, doorzag hij
de
bewegingen zijner
ziel
en
bespeurde hij , gelijk
men
gewoon
is te
zeggen,
met de
oogen
vanden
lijnks,
of
zulk een
persoon
haat of
liefdejegens
hemin het harte
droeg. Zijn
blik onder
vreemdenveroorzaakte
ontzag,
doch onder de
zijnen
was
hij
minzaamen liefe
lijk. Zijnheerlijk uiterlijk
had hemals tot beheerscher der menschen
gevormd.
Daarbij
was
zijn gemoed,
wanneer
het niet
door
drift, toorn enwraak ont
vlamd
was,
tot zachtheid en
grootmoedigheid
overhellende. Aan
zijne vijanden
schonk
hij
dikwerf al te
ligtzinnig vergienis.
Dodechin, een
hemdikwerf zeer
vijandige Schrijver ,- zegt
van hem; Ove
rigens
was
hij ,
omalles vanhemte
zeggen,
zeer medelijdend.
Zelfs moorde
naars,
die het
op zijn
leven
toelegden,
doch,
gegrepen,
hunvoornemenbeken
den
,
liet.
hij ongestraft
weder in
vrijheid
stellen. Ookniet
weinigVorsten
,
diehem
veel kwaad hadden
gedaan
en
zijne waardigheid
veracht hadden,
verkregen,
zoodra
zij
zich
verootmoedigden, zijne vergeving. Daarbij
was
hij
zeer
weldadig
jegens
de armen maar
ongelukkig
verhardde
hij
zich
hardnekkig tegen
den
ban der kerk. Het
gejammer
der vele
armen,
die
hij goed gedaanhad,
werd, zeer tot
zijne eer,
zoowel te Luik als te
Spiers bij zijne lijkkist gehoord.
Dat hem
dapperheid
in het
gevaar
en
volharding
in
zijnen strijd tegen
het
noodlot niet ontbrokcn
hebben, bewijzen
de 63
veldslagen,
die
hij
in
zijn
leven
geleverd heeft,
alsmede
zijnstrijd tegenGregorius.
Evenzooontbrakaan
zijnen
geest geene scherpzinnigheid
in de
aangelegenheden
des levens. Wanneer de
raad der Vorstenverzameld
was,
hoorde
bij
stil
de verschillendegevoelens
aan
,
enwanneer
de
meeningen
verschilden
,
hakte
hij
snel den
knoop
door, gelijk zijn
Lovensbeschrijver zegt,
[1 als ware hemhet
geheim
der
wijsheid
toevertrouwd.
Het
pleit
inhet
algemeen
voor
zijne
ongewone geestesgaven
ende edeletrekken
in
zijn
karakter, dat vele der meest
onbesprokene
en der
degelijkste
mannen
met onwrikbare
standvastigheid zijne zijde
hebben
gehouden,
zonder door
eigen
belang
te
wordengedreven, ja
dikwerf tot hun
eigengroot
nadeel, zooals b. v.
de
Bisschoppen
Liemar van Bremen
,
UdovanTrier,
Bennovan
Osnabrug,
de
groote
Diederik vanVerdun,
Burchard vanBazel,
Otbert van
Luik
,
en
eindelijk
(
zes
)
de
heilige
Ottovan
Bamberg,
benevens verscheidene
wereldlijke
Grooten, waar
onder
wij
slechts alleen Ulrich van Cosheimen Eberhard van
Nellenburg
wil
len noemen.
Doch ook
,
hoe zeer werdende
voortre'elijkste eigenschappen
van
zijn
karakter
weder door
groote gebreken
bevlekt! In
zijne jeugd
aan alle
teugelloosheid
der
driften
overgegeven,
wist
hij
ook deze in
rijpere jaren
niet te beheerschen
; zijne
begeerten
moesten
gestild, zijne
lusten
bevredigd
worden. Wanneer
zijn
trotsche
zin
opgewekt was,
kende
zijntoor_n
geene grenzen. Daarbij
kon
hij
echter ook
traag
en
langzaamzijn,
wanneer
geen
nood of een
driftig verlangen
hemaan
spoorden.
De slechtste trek in
zijngeheele
wezenis echter
gebrek
aanwaarheid.
De
eeuwigdurende strijd
met
sluwe, ondeugendetegenstanders
hadhem
gewend
,
om
de middelenter
bereiking
van
zijn
doel niet
volgens
hare
deugdelijkheid
af
te meten; hij gebruikte
niet zeldenlist en
bedrog,
vooral ommaar
spoedig
uit
eene
oogenblikkelijke verlegenheid
te
geraken,
endaarom
vervolgde
hemook het
wantrouwen
gedurende zijn geheele
leven.
Enzookomen
wij
tot het
besluit,
dat de ware
Vorstengrootheid, strengheid
vanzeden,
zieleadel en
zelfbeheersching ,
alsmede dewaarheidsliefde
,
aanK eizer
Hendrik
ontbraken; van daar dan
ook,
dat
hij
tot aan
zijn
dood een
spelbal
van
het noodlot
gebleven
is
(1 ).
Inkorte trekken
doorliepen wij
de
vftig jaren
der
regering
vaneenenVorst,
onder wiens
gebied
ook het meerendeel vanNederland behoorde endie
het,
ge
lijk wij gezien
hebben,
ok onderscheidene malenheeft bezocht.
Gaan
wij
thans over tot de
beschrijving
der munten
van
Hendrik
IV, voor
zooverre
zij
binnende
grenzen
van het
tegenwoordig
Nederland
geslagen zijn
geworden.

Wanden
wij ons
het eerst naar Friesland.
Hier heerschte,
als leenman des
K eizers,
de Saks
Egbert II,
doch het is
waarschijnlijk
dat het s K eizers beeldtenis is,
die
op
de
munten,
door hem
geslagen,
voorkomt.
(1 )
Zie vooral
K OHLRAUSCH,
meermalen door ons
aangehaald,
bl. 1 91 236,
wien
wij
voor een deel
gevolgd zijn.
36& quot;
(284)
De beeldtenis,
vlak van vorente
zien, is, naar het
schijnt, gedekt
met een
diadeem, en heeft, waarschijnlijk
tot sieraad,
eenige bolletjes symmetrisch
ge
plaatst,
ter
zijde.
Het omschrift is:
is
ECBERTVS.
Op
de kz. van N 1
,
enook vande
volgende
munten
(denariussen, deniers
of zilveren
penningen),
ziet
men,
even als
op
de munten van Goslar,
zoodat
ook deze deniers hunnenhalf- Saksischen
oorsprong
verraden
,
de
Heiligen
Simon
en Judas,
met een boven hen
geplaatst kruisje,
binnen een
parelcirkel.
Het
omschrift is:
& gt; {
DOC
. . .
NCVN
voor Doccunyun. Vroeger,
d. i.
tijdens
de
regering
vanHendrik
III,
kwamons
deze
plaats
met dennaam
Doccunga
voor. Deze zware
penning (alzoogenoemd
in
tegenstelling
vande
vroegere ligtere) weegt 0,8 w.
Wij
namen dien over uit
onze
MuntenvanFriesland, Groningen
en Drente,
Pl. III,
N 3. Het stuk
bevindt zich thans in het K abinet der Leidsche
Hoogeschool.
Op
N 2 ziet men de
bolletjes
alleen aande
regterzijde
van het
hoofd, en
heeft de diadeemeenen anderen
vorm.
De kz.
verschilt
niet. De omschriften
zijn
dezelfde.
Weegt
ook als de
vorige.
Overgenomen
uit onze MuntenvanFriesland, Groningen
enDrent/ze,
P1 .
1 1 1 ,
N 4.
Op
N
3,
even als N 4 en 5 het
produkt
van eene andere
muntplaats,
komt het hoofd
op
de vz. in
grooterenvorm
voor,
en
zijn
de sieradenter
zijde
eenigzins
verschillend. Het omschrift der
vz. is:
1 & lt; VECBERTV(S).
De eerste letter
waarschijnlijk
de
aanvangsletter zijnde
vanhet woord
Venerabz'lis,

ongetwijfeld
des leenmans eeretitel. Rondomde beeldtenissen der
Heiligen
Simon en
Judas
op
de kz. leest men het omschrift:
'
& gt; { STA(V)GRO(N)
d. i. Staveren,
de bekende oude Friesche stad.
Deze munt,
die
0,8 w.
weegt,
bevindt zich in de
Verzameling
der Leidsche
Hoogeschool.
Op
N
4, waar het borstbeeld weder
op
de zelfde
grootte
als van N 1 en2
voorkomt,
luidt het omschrift:
(285)
1 ECBERTVS I.
Het is ons niet
gebleken
wat de beide letters
I,
vr enachter
Ecertus,
zouden kunnen beteekenen.
Op
de kz. ontbreekt het
kruisje
bovende beeldtenis der beide
Heiligen
en
luidt het omschrift:
& gt; {
ISTAVGRON.
Weegt
als de
vorige
en werd door ons
overgenomen
uit onze Munlen
van
Friesland, Groningen
en Drent/ze,
P1 .
1 1 1 ,
N 8.
Op
N 5 leest menrondomde beeldtenis
op
de vz. het
zonderlinge
omschrift;
I& lt;
HENERTVS.
Rondomde
Heiligen op
de kz. staat het mede
zonderlinge:
& gt; {
SVENRONV.
Weegt
als de
vorige,
en is
overgenomen
uit onze Munten van Friesland,
Groningen
en Drenle,
Pl.
III,
N 1 2.
N 6 heeft weder rondomhet borstbeeld
op
de vz. het omschrift:
& gt; {& lt;
VECBERTVS
en rondomden
parelcirkel,
die
op
de kz. de
Heiligen omringt:
& gt; X& lt; (B)ODLINVVE(R)T.
Zijnde
de oude naamvan Bolsward.
Z.
Weegt 0,8 w. enis
overgenomen
uit onze Muntenvan Friesland, enz.
,
Pl. III,
N 1 3.
N 7 is
volgens
de
type,
zoowel vanvoor- als van
keerzijde,
eene
munt,
die
in
navolging
der
geldstukken
van BrunoI
geslagen
is
geworden. Op
de vz.
ziet meneen
Vorstelijk
hoofd met
driepuntig
hoofdtooisel endaarvoor
geplaatsten
kruisschepter, regts gekeerd,
binneneenencirkel. Het omschrift luidt:
I& lt;
ECBERTVS.
Op
de kz. ziet
men,
even als
op
de
Bruno- munten,
het woord
BRVN
tusschentwee uit
parels zaamgestelde lijnen
met
grootere bolletjes
aandeeinden.
Het omschrift is:
%
SELNRON.
Waarschijnlijk
het
Groningsche
Selwerd.
(286)
Het
gewigt
dezer munt is
ons onbekend
gebleven. Wij
namen ze over uit
onze Muntenvan Friesland, enz.,
Pl. VIII,
N 1 .
N 8 heeft weder s K eizers
borstbeeld,
vlak van vorente
zien,
op
de voor
zijde,
met het omschrift:
& gt; I& lt;
ECBERTVS
terwijl
zich de
Heiligen
SimonenJudas met het
kruisje
binneneen
parelcirkel
op
de kz. vertoonen. Het omschrift luidt thans:

& gt; I
VVINS
(deze
letter
doorstreept)
HGM.
Deze
plaats,
thans Winsum
geheeten,
bestond dus reeds in de elfde
eeuw.
Wij
namende
munt,
die
0,8 w.
weegt,
over uit onze MuntenvanFriesland,
enz.,
Pl.
VIII,
N 2.

N 9 heeft de zelfde
afbeelding
en omschrift als de
vorige op
de
voorzijde.
Ook de
type
der kz. is de
zelfde,
doch het omschrift
& gt; X
GEROIEVVRE
d.
i. volgens
denHeer
smmrmon, Garreweer,
volgens
anderen
Garrelsweer,
mede, even als Selwerd en Winsum,
in het
tegenwoordige gewest Groningen
gelegen.
Wij
namen de
munt,
die
0,8 w.
weegt,
over uit onze Muntenvan Fries
land, enz.,
Pl.
VIII,
N 4.

Dat de
type
vanhet
Vorstelijk
borstbeeld
op
de vz. der zooevenbeschrevene
muntendat vanK eizer Hendrik IV
is, blijkt
tenovervloede uitl de nu
volgen
de munten.
'
.

N 1 0 heeft
namelijk
rondomhet
gemelde
en
face
geplaatste
beeld het
omschrift:

%
HENRICVS RE
ten
bewijze
dat de munt tussehende
jaren
1 056en1 084
geslagen
is,
inwelk
laatste Hendrik, gelijk wij
bovenbl. 268
zagen,
eerst te Rome door den
tegen
Paus Clemens als K eizer
gekroond
is
geworden.
'
Op
de kz. ziet men de beeldtenis en
prol
vanden Utrechtschen
Bisschop
WillemvanPont,
die denStichtschenzetel van 1 0541 076 bekleed heeft en
wiens verschillende munten
wij
afbeeldden en beschrevenin
onze
Muntender
Bisscoppen,
van de
Heerlk/zeilt
en de Stad Utrec/lt
(Haarlem1 859).
De
(287)
Bisschop
is kenbaar aan
zijn geschoren kruin
en aan den
kromstaf,
die zich
vr hembevindt. Het omschrift is:
& gt; } VVILH(EL)MVS.
Men
ziet,
deze munten
vergelijkende
met de door
Egbert
in de Friesche
Gouwen
geslagene,
dat de leenband al losser
en
losser werd. Wel
plaatste
deze
s
K onings
beeldtenis
nog op
de
munt, maar
omgeven
door des
leenmans
naam.
Bisschop
Willem
durfde
zoover niet te
gaan,
maar stelde s K eizers naamom
diens beeldtenis
op
de
vz.,
doch
zijne eigene
beeldtenis
op
de kz.
Later, na
Bisschop K oenraad, bij
het
nog
losser worden van dan
leenband,
komennoch
s K eizers
beeldtenis,
noch diens
naam,
met
uitzondering
van
eenige weinige
te
Maastricht ente
Nijmegengeslagene stukjes,
niet meer
op
de muntenvoor.
Z.
Weegt 0,8 w. enbevindt
zich,
onder
anderen,
inhet Munt- en
Penning
kabinet der Leidsche
Hoogeschool.
N 1 1
,
van
weinig
verschillenden
stempel op
de
vz.,
heeft hetzelfdeomschrift
als de N 1 0
op
die vz.
De kz.
wijst
het verschil
aan,
dat thans vr den kromstaf des
Bisschops
een
kruisje gezien
wordt. Het omschrift is:
VVILHELNIVS.
Men zal ook reeds
op
de N 1 0
opgemerkt hebben,
dat de letter L als l
gegraveerd
is
geworden.
Overgenomen
uit onze Munten
derBz'asc/loppen,
enz. vanUtrec/it,
P1 .
1 1 1 ,
N 4.
N 1 2 is, wat de vz. betreft,
slechts zeer luttel in
type
vande N 1 0 en1 1
verschillende,
doch
op
de kz. is thans het
kruisje
niet vr den
kromstaf', maar
achter het borstbeeld des
Bisschops geplaatst.
Het omschrift is weder:
,
r VVILHELNIVS.
Ontleend aanonze Muntender
Bisscoppen,
enz. vanUtreclrt,
Pl. III,
N 8.
N
1 3,
welks
voorzijde
weder
geen
verschil
aanwijst,
heeft
op
de kz. achter
het
Bisschoppelijke
borstbeeld een
kruisje gevoegd
aande letter
omega,
vormende
alzoo het door de Franschen
genaamde
croix ckrz'smee. Thansis het omschrift
gespeld:

& gt; X
VVILHELMIVS.
Ontleend als
voren,
P1 .
1 1 1 ,
N 7 of 8.
(288)
N 1 4 vertoont achter het borstbeeld
op
de kz. een
rondje
of
cirkeltje
van
voor ons onzekere beteekenis. Het omschrift is thans weder
& gt; I& lt;
WILHELNIVS
geschreven.
Ontleend als
voren,
Pl.
III,
N 9.
N

1 5,
van. geheel
andere
type
dan de tot dus verre beschrevene munten
(deniers),
en
waarschijnlijk
of uit eenen anderen
tijd
van s
Bisschops regering
of ineene andere muntstad
(Utrecht,
Deventer en
Groningen
toch waren Bis
schoppelijk- Utrechtsche
muntstedenin deze
dagen) vervaardigd,
heeft
op
de vz.
K oning
Hendriks borstbeeld en
prol regts gekeerd,
met den
kruisschepter
vr
zich eneene
zespuntige
ster achter hembinneneencirkel. Het omschrift luidt:
& gt; {& lt;
HENRICVS RE
Op
de kz. ziet
men_
het mede naar de
regter zijde gekeerde
borstbeeld des
Bisschops
en
prol,
met eene soort vanmuts
(P)
op
het hoofd.
Hij
houdt de
hand aan den kronistaf. Omschrift:

& gt; {
VV1 LHELMIVS.
Ontleend als
voren,
Pl.
III,
N 1 1 .
Op
de vz. vanN 1 6 bevindt zich het
Vorstelijke
borstbeeld
links,
medemet
een kruisstaf vr zich. Achter het. beeld ziet men een
cirkeltje.
Oms0hrift:
& gt; X& lt;
IEMRICVS RE.

Op
de kz. vertoont zich een
dergelijk Bisschoppelijk
borstbeeld als
op
N 1 5
voorkomt;
ook hier houdt de
Mijtervorst
de hand omdenkromstaf,
doch achter
hembevindt zich een
kruisje.
Omschrift:
& gt; I
.VVINIELMVS.
Ontleend als
voren,
Pl.
III,
N 1 2.
N
1 7, geslagentijdens
de
regering
van
Bisschop
K oenraad vanZwaben
,
die
van 1 0761 099
regeerde,
heeft
op
de vz. een van de
vroeger
ons voorgeko
mene Vorstelijke afbeeldingen geheel afwijkend.
Thans is dat afbeeldsel wel
enface,
doch heeft eenkruisstaf nevens zich. Het omschrift is
onduidelijk en,
naar
het
schijnt,
ook
tamelijk gebrekkig.
Het
zigtbare schijnt
te
zijn:
& gt; {
H
. . .
NRVRSV.

Op
de kz. ziet men het borstbeeld van
Bisschop
K oenraad blootshoofds,
1
' )
houdende de
regterhand
met
uitgestrekte vingers
als ter
zegening opgeheven;
in
de linker een kromstaf;
alles binnen een
parelcirkel.
Omschrift:

_
& gt; {
P1
(voor EPIS)
CONRADVS.
Ontleend
aanonze Muntender
Bissckoppen,
enz. vanUtrecht,
Pl.
III,
N 2.
N 1 8 heeft
op
de
voor(?)zijde
thans
geen
borstbeeld, maar een
K arolingisch
kruis, geeantonneerd
door vier
cirkeltjes
of
ringjes,
binnen een
parelcirkel.
Omschrift:
}
HERNITVES.
Op
de andere
zijde ziet
menden
Bisschop
met een
kruisstaf
inde
regter- en,
naar het
schijnt,
een boek in de linkerhand. Het omschrift is:
(EPI P)
CONRADVS.
Ontleend als
voren,
P1 .
1 1 1 ,
N 4.
N 1 9 heeft
op
de vz. een
Vorstelijk borstbeeld, met kruisstaf of
schepter
in de
regter-
enhellebaard
(of geleliede schepter ?)
in de linkerhand. Van het
omschrift
zijn
slechts een
paar
letters
I en R
zigtbaar.
.
Op
de kz. staat het borstbeeld van
Bisschop
K oenraad met den kromstaf.
Omschrift:

& gt; X
CO
. . . . . . .
Ontleend als
voren,
Pl. XXX
(2e Supplement).
Eindelijk
deelen
wij
in ons
Supplement,
Pl. XXI,
onder N
1 6,.de
afbeel
ding
vaneen denier vandezenVorst
mede,
die
wij
inclich uit de
rijke
Ver
zameling
van
wijlen
denHeer von nnrcnnnte St.
Petersburg,
door de
goedheid
van den Baron na
K OEHNE, mogten ontvangen.

Op
de vz. ziet mens K eizers
regts gekeerd
borstbeeld in het
K eizerljk ge
waad en met de kroon
gedekt.
Het omschrift luidt:
& gt; {
HENRICVS RE.
Op
de kz. vertoont zich een
gelijkbeenig, gevoet
kruis
, geeantonneerd
door
vier
letters, waarvan de drie eerste
duidelijk
H
zijn;
de laatste eene
N
schijnt
te wezen.
Van deze
munt,
die
wij
alleen door het boven vermelde clich
kennen,
zijn

37
(290)
ons
nergens
elders
sporen voorgekomen. Zij
berust thans in de
K eizerlijke
Verzameling
der
hermitagc
te St.
Petersburg. .
En deze
zijn
alle de muntenonder de
langdurige regering
van K eizer Hen
drik 1 V binnen
(deels
ook
waarschijnlijk buiten)
de
grenzen
van
Nederlan'd
ge
slagen,
die
wij gedurende
onze
veeljarige nasporingen
hebbenkunnenontdekken.
Gaan
wij
thans over tot het mededeelen van
eenige levensberigtenvan een
Vorst, van wien
wij
slechts ne binnende
palen
vanNederland
geslagene
munt
hebbenkunnen
opsporen,
en
hij regeerde
toch 1 9
jaren
over het
grootste ge
deelte van hetzelve! doch de munten
zijner
leenmannen zullen in
plaats
van
de
zijne
ten onzent
geslagen zijn geworden.
Hendrik V
dan,
de
weinig
dankbare zoon
zijns vaders, van wiens daden
wij
reeds inhet levenvan dezen
melding
maakten
, verschijnt
niet in de
geschiede
nis als een man van
grootmoedigen
zin, met een
waarlijk K oninklijk gemoed,
die de eer en de welvaart
zijns
vaderlands als het doel
zijner handelingen
be
schouwde;
hij
was sluw,
vol slimme
berekeningen,
enwist zich veelal van het
juiste oogenblik
te
bedienen;
daarenbovenhad
hij
een vast karakter.
Overigens
ontbrak het hemniet aan moed en
dapperheid,
wilskracht en een
doorgaans
helder verstand.
Zijne ongetemde
heerschzucht,
die hem
geen
middel tot ver
meerdering zijner persoonlijke magt
deed schuwen,
maakte hemtot
groote
in
spanning
in staat. Inkracht overtrof
hij zijn
vader, maar dezachtheiden
groot
moedigheid,
welke dezen dikwerf
beminnelijk
maakten en hem
getrouwe
aan
hangers
deden
verwerven,
ontbrakenhem. De beide zware taken,
die
hij
van
zijn
vader
gerfd
had
,
de
kamp tegen.
de
Pauselijke overmagt
en de
herstelling
der
K oninklijke heerschappij,
heeft
hij op zijne wijze
niet zonder
groote
volhar
ding
zoeken te
volbrengen, hetgeen
hemook
werkelijk
voor een deel
gelukt
is.
De
Pauselijke partij
was inhet
denkbeeld,
dat
zij
het met hemniet te moei
jelijk
zoude
hebben,
nademaal
hij
zich tot dus verre aan den
Pauselijken
wil
zoo
onderworpengetoond had; doch weldrawerd
zij
uit hare
dwaling
wakker
geschud,
daar Hendrik
voortging
met de Investiluur der
Geestelijken
in haren
geheelenomvang
uit te oefenen. Paus
Paschalis,
die in den
beginne
voorne
mens was
geweest
omdennieuwen
K oning op
diens
uitnoodigingin
Duitschland
(291 )
zelf te bezoeken,
werd
tijdig genoeg gewaarschuwd,
omzich niet indiens han
den over
te
leveren, en
begaf
zich naar Frankrijk; daar,
te Chalons aande
Marne,
liet Hendrik hemdoor een
gezantschap zijne aansprakenop
de Inves
z'tuur,
die sedert de
tijden
van
Gregorius
den Grooten door de K eizers
uitge
oefend
was, voordragen,
enals de Paus
zijne aanspraken
tensterkste
tegensprak
en de
verdoeming
der Investz'zuur door de leeken
herhaalde,
scheiddende Duit
sche
gezanten,
onder welke zich ook de
krijgshaftige Hertog
Welf
bevond,
in
toorn met de woorden: niet hier zal deze zaak met
woorden, maar te Rome
met het zwaard
uitgemaakt
worden.
Van het vervullen dezer
bedreiging
werd Hendrik in de eerste
jarenzijner
regering
door
veldtogten,
die
hij
uit hoofde van
oproerigheden
in
Hongarij
en
Poleninde
oostelijke
landen moest
ondernemen,
teruggehouden;
doch inJa
nuarij
1 1 1 0
kondigde hij
aande leenmannen
zijns Rijks,
en dus
hoogst
waar
schijnlijk
ook aanhen
,
die zich inNederland
bevonden, zijn
besluit aanomtot
het verwerven der K eizerskroonnaar
Italite
gaan,
en
riep
ze daaromtot het
vervullenvanhunnen
leenpligt op.
De
uitrusting
van dit
leger
was het
grootste
dat sedert vele
jaren
de
Alpen_overgetrokken was;
want hem
volgden
niet min
der dan
30,000
Ridders met hunne beredene
knechten,
zonder het voetvolk en
de
benden,
die ziek in Itali
bij
hem
voegden.
Enbehalve deze
krijgsmagt
voerde
hij
ook
geleerde
en ervarene mannenmet zich,
die met kracht van re
denen
zijne
zaak zouden ondersteunen. Onder deze muntte
voornamelijk
uit
zijn K apellaan David, een
geboren
Schot, aan wien
hij
ook
opdroeg,
de
ge
beurtenissen van dezen
zijnentogt
naar Rome
op
te teekenen. David deed het
met
omzigtigheid
en
duidelijkheid,
enuit hemhebben
voornamelijk
de Geschied
schrijvers
van dien
tijd geput,
zoodat
wij
met deze
omstandighedengoed
bekend
geworden zijn.
In twee
groote afdeelingen
brak het
leger
in
Augustus op,
trok de
Alpen
over en
sloeg
zich inOctober neder
op
de Roncalische velden
bij Piacenza; om
de
grootheid
van dat
leger
aan de verstomde Italianen
nog
aanschouwelijker
te
maken
,
beval Hendrik dat ieder Ridder des nachts voor
zijne
tent eenbrandende
fakkel zoude uitsteken. Alle Vorsten en steden van
Opperltali,
alleenmet
uitzondering
van
het
magtige
Milaan en
de
groote
Gravin
Mathilde, zonden
37*
I
(292)
troepen
of
rijke geschenken.
in
geld
en
gouden
enzilveren vaten. De
K oning
moest voor het
oogenblik
de
nalatigheid
van beiden
verdragen,
want
zijn
doel
was Rome; enMathilde verklaarde zich althans
geneigd,
om
bij
den
strijd
zich
onzijdig
te zullen houden, en
huldigde overigens
door een
gezantschap
denK o
ning
als haren leenheer. In
langzamenoptogt ging
Hendrik nu inde winter
maanden
over
de
Apennijnen,
niet zonder verlies van menschen endieren,
ten
gevolge
vanhet
strenge jaargetijde,
en zond
zijnen
K anselier Adalbert vooruit
naar Rome, ommet denPaus over de voorwaarden der
krooning
tot K eizer te
onderhandelen.
'

Het
regt
vanInvestz'tuur maakte de
grootste zwarigheid;
noch Hendrik,
noch
Paschalis wilden hunne
aanspraken opgeven; eindelijk
echter kwamde laatste
met een
uitweg
te
voorschijn,
die, wanneer
hij
tot stand had kunnenkomen,
aanden
strijd
voor
altijd,
tot voordeel des
Rijks
entot
welzijn
der K erk, een
einde zoude
gemaakt
hebben
; hij
bood
namelijk
aan: omaan de
Bisschoppen
te bevelen aan den
K oning
en het
Rijk
alle
regalin terug
te
geven,
welke
sedert den
tijd
van K arel denGrootenaan
de K erk
geschonken
waren
,
teweten
alle Steden, Hertogdommen, Markgraafschappen, Graafschappen, Rijksvoog
dijen, Muntregten,
Tollen, Markten,
Pachthocven en K asteelen. Want nade
maal de
leenpligt
der
Bisschoppen
zich alleen
op
deze
regalin grondde,
zoude
de
K oning,
wanneer
zij teruggegevenwaren, geen grond
meer hebbenomhet
regt
van
Investz'luur te vorderen, en de K erk zoude zich
bij
hare
schijnbare
armoede
wel bevinden,
daar hare
verwarring grootendeels
uit hare
rijkdommen
voortgesproten
was. De
Geestelijken
inhet Roomsehe
Rijk
waren toch zoozeer
met wereldlijke
zaken
overladen,
dat de bedienaars des Altaars bedienarenvan
het Hof
geworden
waren. Voor het onderhoud der
Geestelijken zouden, even
als ten
tijde
der eerste kerk,
de tiendenen de
vrijwillige
offers der
geloovigen
toereikende
zijn.
Welk een
gezonde, jagrootsche,
boven het
standpunt
van
den
toenmaligentijd
zich
verheffende,
blik vertoont zich niet
in
zulk eene
beschouwing
vande
bestemming
der kerkenvanhare dienaars! Welke eindelooze
,
verderfelijke
twisten
,
die
nog
vele
eeuwen
lang
de wereld inonrust
gehouden
hebben, en heden ten
dage
voor een deel
nog
houden, zouden
voorgekomen
zijngeworden,
enhoe onberekenbaar
weldadig
zoude de
werking
van eene zoo
(293)
heilzame
bevrijding
der kerk van denballast van aardsche
goederen
voor haar
inwendig
bestuur hebbenkunnen
zijn,
wanneer het
groote
denkbeelddes Pausen
verwezenlijkt
had kunnenworden! - - Paus Paschalis is door
zijne tijdgenooten
zeer
ongunstig
beoordeeld
geworden;
de
streng
Roomsche
partij ,
welke iedere
vermindering
van
de
wereldlijke magt
der kerk als eene misdaad
beschouwde,
heeft hemhard
berispt,
hemover zwakheid, je
zelfs over verraad
aangeklaagd,
want
zijne eenvoudige, strenge meening, waarbij
het hemmet de
zuivering
der
kerk ernst
was, paste
niet voor
hunne
heerschzuchtige bemoeijingen;
de K ei
zerlijke partij
heeft hemeveneens verongelijkt, wijl zij zijne aanbieding,
daar
hij
ze niet
volbrengen kon,
als enkel list beschouwde. Maar het
onpartijdige
oordeel der
nakomelingschap
moet Paus Paschalis onder de edele karakters der
geschiedenis
tellen
, dewijl hij
vatbaar was voor zulk een doortastend, van reine
verloochening getuigend,
denkbeeld. Doch
inderdaad,
het denkbeeld
getuigde
niet vankennis der wereld envan
zijnentijd;
men kon
stellig
voorzien dat de
bezitters van zulke
groote goedeien,
door welke
zij
tot den
rang
van
magtige
Rijksvorsten
waren
opgeklommen,
deze niet weder zouden
teruggeven.
Enzelfs
de
wereldlijke Grooten,
die van
de Stiften wederom
goederen
in leen
hadden,
kondenniet
wenschen., ze inde handen des K eizers te moeten
teruggeven,
die
daardoor zeer
aanmerkelijk
in
magt
zoude toenemen.
Hendrik,
het
zij
dat
hij
de voor hemzoo
voordeelige
keer der zaak niet voor
onmogelijk hield,
het
zij
dat
hij
van
zijnen
kant alle voorwaardenvandenPaus
wilde
inwilligen,
omdezen elk voorwendsel
tegen zijne krooning
te
ontnemen,
Hendrik namdan
voorslag
van Paschalis
aan, beloofdebp
den
dag zijner
kroo
ning, op
het
Investz'luurregt
niet te zullen
aandringen,
wanneer de Paus het
beloofde bevel aanalle
Bisschoppen
des
Rijks
zoude laten
uitgaan,
enzoowerd
een
opzettelijk verdrag
over deze
puntenopgemaakt
en
op
dan9
Februarij
1 1 1 1
te Sutri, waar
Hendrik zich inmiddels
ophield,
door dezen
bevestigd
en door
onderscheidene Vorsten bezworen.
Op
den 1 2
Februarij
trok de
K oning aan
het hoofd van
zijnleger,
door de
Rijksvorsten omgeven,
Rome binnen. Voor
_'de poort ontvingen
hemde Jodenenbinnenhaar de Griekenonder den aanhef
van liederen;
daarnavoerde hemde
geheele Geestelijkheid
onder
gezang
naar
de Pieterskerk.
Op
de bovenste
trappen
wachtte hemde Paus af met alle
(294)
K ardinalen,
benevens vele
Bisschoppen
en
Geestelijken;
de
K oning
klomde
trappenop, hoog
eene knie voor denPaus en kuste hemindan naamder hei
lige
Drieenheid
op
mond,
voorhoofd en
oogen.
Een luid
gejubel
der
menigte
deed zich
hooren,
toende
K oning
de
regterhand
des Pausenvatte enhemnaar
de zilverendeur der kerk leidde. Hier deed de
K oning
den
gebruikelijkeneed,
dat
hij
eenbeschermer der K erk zoude
zijn,
en werd
hij
nu door denPaus tot
K eizer
aangewezen
en
gekust.
Inde kerk namenPaus en
K oning
hunnenzetel
in, enmet
gespannen
verwachting sloeg
de
groote vergadering
de
oogenop
de
beide hoofden der
Christenheid,
hoe
zij
in de
hoog gewigtige aangelegenheid,
die reeds zoo
lang
de
gemoederen
in
beweging
had
gebragt,
tot een
vergelijk
zoudenkomen. Maar de uitkomst was anders,
als de meestenkondenverwach
ten.
Naauwelijks
was de
Pauselijke
oorkonde
gelezen, volgens
welke alle
Rijks
regten
en
goederen,
welke sedert K arel denGrootenaande K erk
mogtengege
ven
zijn,
Weder
afgestaanwerden, en dat het aan alle
Bisschoppen.en
Abten
verboden
zijn zoude,
zich ooit weder deze
Rijksregten
aan te
matigen,
of er
verhief zich de
heftigste tegenkanting
vande
Geestelijken
enVorsten
tegen
zulk

een
verdrag,
zoodat de Paus niet instaat was
zijne voordragt
te
eindigen.
De
K oning begaf
zich met verscheidene
Bisschoppen
en
Vorsten in een ander deel
der
kerk, omhente
raadplegen; hierop
verklaarde
hij dat, aangezien
het ver
drag
door den
Paus,
gelijk hij zag,
niet tenuitvoer
gebragt
konworden, zoo
wilde
hij
als K eizer
gekroond
wordenzonder
terugzigt op
dat
verdrag.
De Paus
verontschuldigde
zich omdat de
dag
reeds zoover
verloopen was;
er werd over
enweder
gestreden,
totdat
eindelijk
eenRidder uit het
gevolg
des K eizers den
Paus
toeriep:
Wat
bezigt gij
vele woorden!
Gij
zult weten dat onze Heer,
evenals K arel, Pepijn
en
Lodewijk, gekroond
wil
zijn.
Enals de Paus daarin
volhardde,
dat Hendrik eerst afstand vanhet
regt
der Investituur moest doen,
liet
deze,
op
raad van
zijnen
K anselier Adalbert envan
Bisschop
Burchard van
Munster,
denPaus ende K ardinalen
omsingelen;
en
niettegenstaande
de Aarts
bisschop
K oenraad van
Salzburg
er zich tusschenin
wierp
en
zijneigen
hoofd
aanbood,
werd de Paus
gegrepen
enmet de K ardinalen
bij
het invallenvan
dan
nacht
gevankelijk weggevoerd.
Alleen de
Bisschoppen
van OstiaenTusculum
ontkwainen verkleed en
riepen
het Romeinsche volk tot des Pausen
bevrijding
(295)
op.
Nog
in dien nacht werdenvele Duitschers
op
de straten vermoord en met
het aanbreken van den
dag grepen
de Romeinen het Duitsche
leger
voor de
Pieterskerk met woede aan. Hendrik
wierp
zich half
gewapend op zijnstrijdros,
sprong
inwilde drift vanover de marmeren
trappen
der
Pieterskerk,
doorboorde
vijf
Romeinen met
zijne speer,
maar stortte zelf
gewond
van
zijn paard.
De
Milanescbe Graaf Ottosnelde
toe, steeg
af en
gaf
den K eizer
zijnpaard;
deze
redde
zich, maar Ottowerd door de vertoornde Romeinen
gevangen genomen
eninstukken
gehouwen.
Ziet
gij niet, mijne Riddersu
riep
de K eizer over
luid,
dat de Romeinen
mij
vermoorden
,
en
gij helpt
niet?
Hierop
slotenzich
de Duitschers weder
digt
omhemen de
verbitterde,
bloedige strijd
werd
ge
durende den
geheelen dag voortgezet.
Des
avonds,
toen de Romeinen de
ge
sneuvelden
plunderden, en met buit beladen over de
Tiberbrug
wilden
terug
keeren,
liet Hendrik
nog
een
hevigen
aanval
op
hen
doen, en eene
menigte
hunner kwamdoor het zwaard of de
golven
der rivier om. Maar den
Engelen
burg
konden de Duitschers toch niet
veroveren,
en verlieten
nu,
omhunne
gevangenen
in
veiligheid
te
brengen,
nadrie
dagen,
de
stad, bragten
denPaus
naar den
burg
Trobicoen verwoestten de omstreken van Rome te vuur ente
zwaard. Deze toestand duurde twee
maanden;
geene bedreiging
was instaat om
dan Paus te doen
toegeven; eindelijk
echter verbrak de nood der Romeinen
en
de
toespraak
vanalle de
zijnenzijntegenstreven
zuchtende zeide
hij:
Il Ik ben
gedwongen
voor de
bevrijding
der K erk envoor
denvrede toe te
geven,
wat ik
voor
mijn eigen
leven nimmer zoude
gedaan
hebben.
Er werd een
vergelijk getroffen, volgens
hetwelk de Paus de Investituur der
Bisschoppen
en Abten
aan den
K oning
overliet en tevens
beloofde,
het hem
aangedane onregt
niet te zullen
wreken,
den
K oning
niet in den ban der kerk
te zullen
doen,
hemveeleer als K eizer te zullenkroonen
,
eninalle
aangelegen
hedente willenondersteunen. Hendrik beloofde
daarentegen,
denPaus bene
vens alle
gevangenen
in
vrijheid
te zullen
stellen,
alle aande Roomsche K erk
ontnomene
goederen
te zullen
teruggeven
en den Paus,
onder
voorbehoud van
de
waardigheid
des
Rijks, gehoorzaam
te zullen
zijn.
Veertien K ardinalen be
zwoeren dit
verdrag
voor den Paus en even zoovele
wereldlijke
Vorsten
voor
den
K eizer, dat daarenboven

wat het overlaten der Investz'tuur aanden
K oning
(296)
betrof,
nog schriftelijk
werd
uiteengezet,
met het
Pauselijke zegel bekrachtigd,
door denPaus onderteekend, en
op
den 1 2
April
1 1 1 1 den
K oning overgege
ven.
Hierop
keerde de Paus naar Rome
terug
en
op
den
volgendendag
trok
Hendrik binnende Leos
stad,
werd door den Paus aan de zilverendeur der
Pieterskerk
ontvangen
en daarna
feestelijk gekroond.
Nadeze daad werd het
Heilig
Avondmaal
gebruikt,
en de Paus brak eene hostie door
midden, namde
eene helft, gaf
de andere aan den K eizer enzeide:
Gelijk
dit deel van het
levend
ligchaamgescheiden is, zoo
zij
ook
diegene
van de K erk van Christus
losgemaakt,
die het zonde
wagen,
dit
verdrag
te verbreken. - Daarnareikten
de Romeinenhet
gouden
kenteekender
Patricirwaardigheid over,
ende K eizer
beschonk van
zijne zijde
denPaus ende K ardinalenmet zeer
rijke geschenken.
Zonder
verwijl begaf
Hendrik zich
op
den
terugtogt
naar Duitschland;
doch
wilde echter
nog
eenbezoek
brengen
aande
groote
Gravin
Mathilde,
die ook
in harenouderdom
nog
steeds eerbied inboezemde.
Zij
konniet
bewogen
wor
denomnaar
denK eizer te komen
,/
ofschoon
zij
zich niet
vijandig tegen
hem
verzet had;
haar hart was
nog
steeds met denRoomschen stoel. Hendrik moest
tot het besluit komen, omzich tot haar te Bianellate
begeven. Hij
onderhield
zich met haar in het
Duitsch,
welke taal
zij
als
geborene Lotharingsche
zeer
goed
verstond,
vertoefde drie
dagen bij haar, en verklaarde,
dat baars
gelijke
in het
Rijk
niet te vinden
was,
noemde haar moeder en
droeg
haar het
Rijks
bestuur van
Liguri op.
Te Rome werd het met 200 veel moeite door hemtot stand
gebragte
werk
spoedig
weder verstoord;
de
K ardinalen,
welke niet mede
gevangen
waren
ge-

weest en alzoohet
verdrag
niet bezworen
hadden, en aan hun hoofd de zeer
hevige] Aartsbisschop Hugo
vanVienne,
bestormdendenPaus
onophoudelijk
met
verwijten
over
zijne toegevendheid,
en Paschalis
zag
zich
genoodzaakt
omin
1 1 1 2 eene
groote K erkvergadering
in het Lateraan te houdenenaan deze het
oordeel over
de
geheele
zaak over te laten.
Hij
trad voor de
vergaderde
Gees
telijken,
verklaarde,
dat
hij
slechts uit
dwang,
omde
gevangenen,
de stad
Rome en de K erk te redden,
het
verdrag wegens
de Investituur
gesloten
had.
Den eed,
dien
bij
den K eizer
gezworen
had, van hemniet in den ban te
zullen doen
,
wilde
bij
honden
,
doch dat
hij
de oorkonde
nopens
de Investz'tuur,
(297)
door
grooten
nood
gedwongen, uitgevaardigd had,
erkende
hij
als eene verwer
pelijke
daad, en wenschte die te verbeteren
op
de
wijze,
die de
vergaderde
broeders zouden
bepalen.
Aldus vond ook deze
regtschapene
Paus door
eene
spitsvindige
uitlegging
vanwoordeneenen
uitweg,
omzich met
zijn geweten
te
verzoeneneneen
gegeven
woord in
twijfel
te trekkenenhalf te
herroepen.
Doch
het moet ter
zijner
eere
nagezegd worden,
dat
hij vroeger ernstig aangeboden
had om
zijne waardigheid
neder te
leggen
enzich
op
het eiland
qutiaterug
te
trekken, om
daar als
eenvoudig burger
te leven. Maar het
drijven
der
partij
vergunde
hemook dit niet enhaalde hemdoor
overreding
tot de vermelde uit
vlugt
over.
Het aandenK eizer verleende
voorregt
der Investztuur werd
nu door
de
K erkvergadering geheel verworpen
en
afgeschaft,
enomhet nu ook aanden
ban niet te latenontbreken
,
verzamelde
nog
in het zelfde
jaar
de
Aartsbisschop
Guidoeene
K erkvergadering
in
zijne
stad Vienne en
sprak
hier den ban
over
K eizer Hendrik uit.

Hendriks eerste daad, toen


hij
in Duitschland
terugkwam, was omhet
lijk
zijns
vaders
op
den
verjaardag
van diens
overlijden
- de Paus had hem
van
den ban
ontslagen

feestelijker
en
prachtiger
dan ooit met eenen
vroegeren
K eizer had
plaats gehad,
in den Domte
Spiers
te laten
bijzetten
enomeene
mis en eene
uitdeeling
aande armen
bij
de
jaarlijksche verjaring zijner
ter aarde
bestelling
te verordenen of te stichten; zootrachtte
hij
het aandenken
aan
zijne
schuld uit te wissehen en te
gelijker tijd
de
gunst
der
zijnen
vader
nog
steeds
aanhangende burgers
te winnen. Het was ook
noodig,
dat
hij
uit die
burgers
getrouwe
aanhangers
won
,
want
hij kreeg
het
spoedig
met deVorstentekwaad.
Zijn
voornaamste streven was
daarop gerigt,
omde
K eizerlijke magtdoor
het
bezit van zoo
vele
goederen mogelijk
te vermeerderen; want dat de
glans
der
kroon alleen,
al had
hij
ook vele kroonen
op zijn
hoofd
vereenigd, geene
ware
magt
verschafte,
zulks had
hij
reeds voldoende
bespeurd.
Daaromtrachtte
hij
met de hem
eigene
wilskracht daarnaar omde
Rijksgoederen,
welke sedert den
tijd
van
Lodewijk
denVroomendoor
geestelijke
en
wereldlijke leenmannen, ten
gevolge
van de
vrijgevigheid
der
K eizers, verworven waren
, bij
elke
passende
gelegenheid
weder in te trekken. - Paschalis aanbod had inhemdezenWensch
slechts des te
levendiger gemaakt.
Zulk eene
gelegenheid
bood zich hem
bij

38
(
298)
iedere
verleening
van
geestelijke waardighedenaan,
nademaal
hij
aan de nieuw
benoemden
bij
de Investztuur de
verpligting oplegde
zulke
goederen
weder als
Rijksgoed
af te staan. En even zoo0efende
hij
ook het
bekleedingsregt bij
wereldlijke bezittingen
uit, ten
opzigte
vanverre
bloedverwanten
,
wanneer een
geslacht uitgestorven
was.
Deze
handelingengavenechter- aanleiding
tot
groote
klagten;
vele Grooten werden weder
op
nieuwvanhem
afkeerig,
enzelfs
zijn
K anselier Adalbert,
die hems Pausen
gevangenneming aangeraden
had en dien
hij
tot
belooning
tot
Aartsbisschop
vanMentz had
aangesteld,
viel hem
af; uit
vriendschap
werd de
hevigste vijandschap geboren.
De K eizer liet hem
gevan
gen
nemen en drie
jaren
te Trifels in
harde
bewaking
houden.
Hendriks toestand werd steeds meer verwikkeld ende
hevigstestrijd
ontstond
weder, evenals inde
dagenzijns
vaders, met de
Saksers, tot wier
land, gelijk
wij
boven
zagen,
de
oostelijkste
doelen van Nederland
gerekend
werden. Daar
was met den dood van
Hertog Magnus
reeds in 1 1 06 het oude
geslacht
der
Billungen uitgestorven,
en met het
Hertogdom
de
dappere, regtschapene
en
rijke
Graaf Lotharius van
Suplimburg
beleend
geworden. Thans, in1 1 1 2,
gaf
de
intrekking
der
rijke erfgoederen van
dan oudenOrlamundisohenGraaf
van
Weimar,
als diens laatste
spruit,
Graaf
Ulrich,
zonder
erfgenaamgestorven
was, aanleiding
tot
vijandschap
tusschen Hendrik en Lotharius,
benevens de
meeste Saksische Grooten. De nabestaanden van Ulrich,
in het
bijzonder
de
Paltzgraaf Siegfried bij Rijn,
maakten
aanspraak op
de
erfenis;
Hendrikluisterde
niet naar hen; daarop
verbondenzich
Hertog Intharius, de
Paltzgraaf
Frederik
vanSaksen,
Graaf
Wipprecht
van Groitzsch, eender
dapperste
Ridders van
zijn
tijd,
Graaf
Lodewijk
van
Thuringen, Bisschop
Reinhard van\Halberstadt en
anderen
tegen
dan K eizer. Snel deed deze een inval in Saksen en het
geluk
der
wapenen
was
aanvankelijk op zijne zijde; hij
veroverde en
vernietigde
Hal
berstadt enverwoestte het land
wijd
en
zijd
indeszelfs
omtrek, entoen
hij
naar
den
Rijngetogenwas,
overviel
zijn dappere veldheer,
Graaf
Hoyer
vanMaas
feld - reeds in
die
dagen
kweekte dat
geslacht dappere krijgsbelden
- de
verbondene Vorsten
op
dan 21
Februarij
1 1 1 3
bij Quedlinburg en versloeg
ze; zij
moesten zich of
onderwerpen
of de
vlugt
nemen.
Zegepralend
vierde Hendrik
op
den 7
Januarij
1 1 1 4 te Mentz met
vroeger
(299)
nimmer zooaanschouwde
pracht, zijnhuwelijk
met Meehteldof Mathilde
,
dochter
van
K oning
Hendrik I van
Engeland; zij
was reeds zeer
jeugdig
aan hemver
loofd
geworden
en daarnain Duitschland
opgevoed
omde Duitsche zedenen
taal aante leeren
;
thans was
zij naauwelijks
zestien
jaren
oud. De
geschiedenis
vermeldt niet of
zij
zich met den
strengen
en
heerschzuchtigenK oning gelukkig
gevoeld
heeft,
doch kinderenheeft
zij
hemniet
geschonken.
Haar naamis daar
door bekender
geworden,
dat
zij
naHendriks dood naar
Engeland terugkeerde
endaar met den Graaf Godefroi van
Anjou
hdwde; door deze verbindtenis werd
zij
de stammoeder van dan
Anjouschen K oningsstam,
die tot in 1 483 over
Engeland geregeerd
heeft.
Bij
de feesten
vanhet
huwelijk
te Mentz verscheen
ook
Hertog
Lotharius van
Saksen als een
smeekeling,
met bloote
voeten,
enviel voor den
K eizer, tot teeken
zijner onderwerping,
neder. Hendrik
ge
voelde zich
op
het
toppunt zijner heerschappij,
en
zijne
trots nam
nog
meer toe.
Doch deze trots en overmoed deden het
getal zijner vijanden toenemen, en
ook het volk werd steeds
tegen
den
nog altijd
onder danban
liggenden
K ei
zer
opgeruid.

Inde
plaats
van dan
gevangen Aartsbisschop
van Mentz trad de Aartsbis
schop
Frederik van K eulen, een
hebzuchtig
en trouweloos
persoon,
die echter
veel invloed
op
de
gemoederen
wist te
verkrijgen.
De
krijg
ontbrandde
op
nieuw
enwel aanden
Rijn;
in
bloedigenstrijd
werd
hier,
indeNederlanden
,
alsmedein
Westphalen gestreden,
zonder dat er
eenige belangrijke
uitkomst aande eene
of. andere
zijde plaats greep. Daarentegen
kwamhet inSaksen
op
den 1 1 Fe
bruarij
1 1 1 5
bij
Sondersleben tot een
bloedigenstrijd.
De
onstuimige
Graaf
Hoyer
vanMansfeld

die het hemreeds door Hendrik
toegezegde Hertogdom
Saksen verdienen
wilde,
drong
te
spoedig
met de voorhoede
op
de
vijandenin;
hemkwamte
gemoet
de evenzoo
dappere jonge
Graaf
Wipprecht
vanGroitsch
,
verbitterd over het
zijnenvader,
die
nog
steeds inde
gevangenis
smachtte, aan
gedane onregt ;
er ontstond e
langdurige
,
vertwijfelde kamp
tusschendebeide
dappere Ridders;
doch
eindelijk neigde
zich de.
overwinning
aande
zijde
van
den
jongenWipprecht; hij
velde Graaf
Hoyer
ennadiens sneuvelen;
sloeg
het
K eizerlijke leger op
de
vlugt.


Er
begon
een
bange tijd
voor Hendrik. Omdenafval van hem
algemeener
38
*
(300)
te maken,
ontbodende Saksers den
PauselijkenLegaat
Theodericus
naar hunne
vergadering
te
Goslar, opdat hij
in het Duitsche
Rijk
zelf, tenaanhooren van
de verzamelde VorstenenGrooten
,
denbanover denK eizer zoude
uitspreken.
Daarnatrok
hij
verder naar Fritzlar en
beriep
derwaarts eene
nog grootere
ver
gadering. Op
dien zelfden
tijd bevond
Hendrik zich te
Mentz, enwilde eenen
Rijksdag tegen
de te Fritzlar
vergaderden houden,
doch slechts
weinige
Bis
schoppen
kwamennaar hem, entoende
burgers
vanMentz
zijne geringe magt
zagen, omringden zij zijn paleis
en
dwongen
hemomhunnen
Aartsbisschop
Adalbert na
driejarige gevangenschap
in
vrijheid
te stellen. Verteerd door het
lange lijden
envervuld van bitterenwrok in
zijnhart,
kwamAdalbert uit
zij
nen kerker te
voorschijn
en was van nu af de
ijverigste
en
bedrijvigste tegen
stander des K eizers. Het
noordelijke
Duitschland scheen voor dezen
geheel
verloren; en
bijaldienhij
niet
aande Vorsteninhet
zuiden, eninhet
bijzonder
aan de Hohenstaufensehe
broeders, eenen
bestendigen
steun
gehad had,
zoude
hij
het inden
algemeenen
storm
bezwaarlijk
hebben
kunnen
volhouden. Fre
derik van Hohenstaufen
was, gelijk wij gezien hebben,
door Hendrik IV tot
Hertog
van
Zwaben
aangesteld;
thans benoemde Hendrik V diens broeder
K oenraad tot
Hertog
in
Oostfrankenland, en aldus werd deze
naam,
die na
Otto1 niet
gehoord gewordenwas,
weder hernieuwd. Met
behulp
vandit
dap
pere
en
getrouwe geslacht
verhief K eizer Hendrik zich
geheel
onverwacht uit
zijn
verval, en
zijne
ook inhet
ongeluk
niet
gebogene
ziel namevenzooonver
wacht het koene besluit omden
strijd
in Duitschland aan
de beide
getrouwe
Hertogen
over te
laten, enzelf in1 1 1 6 met een leger
naar Italite
trekken,
omhier denin het
vorige jaar plaats gehad
hebbenden dood der
Markgravin
Mathilde tot
zijn
voordeel aante wenden.
Wij
wetendat Mathilde hare
uitge
strekte en
schoone landenaanden
Heiligen
stoel vermaakt had;
doch Paus Pa
schalis was
weinig
bekend met wereldsche
zaken
,
en vr
hij nog
maatregelen
daartegen
nemenkon,
tastte Hendrik toe en stelde zich inhet bezit der erfenis.
Op
het eene
gedeelte
van deze,
het
leengoed, paste hij
de
grondstelling
toe,
dat het
Rijksgoed
nadendood van denleenmanaanhet
Rijk terugverviel,
en
op
het andere,
de
erfgoederen
der
Gravin,
deed
hij zijne regten gelden
als na
bestaande door de moeder van
zijnen grootvader
Hendrik III. Hendrik werd
(301 )
door deze
goederen
eender
mgtigste
VorstenvanItali.
Hij
trok zelf naar
Rome, van waar Paus Paschalis verschrikt de
wijk
naar Benevent
nam,
waar
hij
in het
volgende jaar
overleed.
,
Met
zijnen
dood hield echter de
strijd nog
niet
op,
want de
Pauselijke partij
koos in
zijne plaats
denPaus Gelasius
U,
die
geheel
in de
voetstappenzijner
voorgangers
trad, waaromdanook
Hendrik,
ondersteund door de
magtigepartij
der
Frangipani
te
Rome,
hemdenPaus
Gregorius
VIII
tegnstelde.
De scheu
ring
inde Christenheid
begonnog op grootere
schaal dan
vroeger; zij
werdeerst
regt aanmerkelijk, toen,
nadendoodvanGelasius inhet
jaar 1 1 1 9,
de
ijverigste
vijand
vanHendrik,
die het eerst denban
over hem
uitgesprokenhad,
deAarts
bisschop
GuidovanVinne als Calixtus II
tegenGregorius
en Hendrik
overge
steld
werd, eenwelberaden en
standvastig man,
die te
gelijker tijd
als nako
meling
van het
Bourgondische K oningshuis
een
beogenrang
in de
schatting
der menschen innam.
In Duitschland was
tijdens
de
afwezigheid
des K eizers door de
gebroeders
Hohenstaufende
K eizerlijke waardigheid
wel inzee verre
opgehoudengeworden,
dat het ook hier niet tot eene nieuwe
scheuring
door de keuze van een
tegen
K eizer kwam; maar
overigens
was de
verwarring
inden
onophoudelijken strijd
der
partijen& quot; weder
zeer
groot geworden.
Er vormden zich rooverbenden
,
die
alles
verwoestten,
vierwaarts hunzwaard kon
doordringen; roofburgen
verhieven
zich in alle deelendes
Rijks,
ende
tijdgenooteri
malende ellendemet de sterkste
kleurenaf. .Geheele strekenwerdendoor de
verWoesting
der stedenenhet ver
brandender
dorpen'inwestijnen
veranderd;
de
godsdienst
stond daar stil
bij
gebrek
aan
Geestelijken, wijl
men hun
geen
levensonderhoud kon versch 'en
,
enzelfs de heilzame Godsvrede werd overal
geschonden.
- -
Op
het
berigt
van
de steeds
dreig'ender'wordende zamenspimning zijner vijanden,
aan wier hoofd
de
onverzoenlijke AartsbisschopAdalbert stond,
keerde Hendrik in 1 1 1 8naar
Duitschland
terug,
en
sloeg
thans
wegen
in,
welke hemten minste met de
wereldlijke
Vorstenkondenverzoenen. Omdeze ten
opzigte
van het
ingrijpen
in
deleengoederengerust
te stellen
,
deed
hij
in 1 1 1 9 een
grootenRijksdag
te
Tribur'bijeenkmen
en verleende hier
zijne toestemming
tot het
Besluit, U dat
de K eizer'de oude'
K oninklijke
inkomstenuit' deProvincinof het
dusgenaamde
(302)
K amergoed
zoude behouden
,
doch het aande leden des
Rijks korthngs
ontno
mene weder zoude
teruggeven;
ook dat er een
algemeene
landvrede zoude
ge
houdenworden.
Op
deze
wijze
van hunnen kant
gerustgesteld,
zochten de
Vorstennu ook de nheid des
Rijks
met de K erk te herstellen.
Het
inzigt
over de
geheele aangelegenheid
der Invealituur was na
verloop
van
tijd
steeds
bepaalder gevestigd geworden op
het.
wezenlijke punt,
waarop
het
aankwam;
verstandige
en
grondig
nadenkende
mannen,
zoowel onder dewereld
lijken
als
geestelijken,
hadden het onderscheid tussehen de
verleening
vanhet
geestelijke
ambt,
als
zoodanig,
en de
beleening
met
wereldlijke goederen,
die
daarmede verbondenwas
,
steeds helderder erkend enwistendaardoor te onder
scheidenwat aanhet
Opperhoofd
der K erk
en
wat denbeheerseher vanhet Room
sche
K eizerrijk
toekwam. Het
plan
van
Gregorius,
omhet verleenenvanbeide
magten
aan
denRoomsehen stoel te
brengen,
en alzoote
gelijk wereldlijke
en
geestelijke
Leenheer inalle
Christelijke
Statente worden
,
kon
hij
het licht van
eene
scherpe afbakening
der
begrippen
niet meer bestaan,
want het
greep
niet
alleende
magt
des
K eizers,
maar ook vanalle
K oningen
der Christenheidenalle
Vorstelijke magt,
inharenwortel aan. Tot dus verre had meninde hitte van
den
strijd
de
grensljn
niet zoo
scherp getrokken;
de
kerkelijke ver
had alle
Investz'tuur door de leeken als de
ergste ketterij
verdoemd, dewijl
men
onder
bare
verleening
ook
degeestelijke mogt
verstond; van de
zijde
der
wereldlijken
_ kampte
men
tegen
de
aanmatiging
vanden
Paus,
die de
beleening
met het we
reldlijke
bezit eveneens aanzich trekken
wilde, en
vergat daarbij,
dat
hij
als
hoofd en
middelpunt
der kerk tenminste het
regt
der
wijding
tot de
hoogere
geestelijke waardigheden
behoudenmoest.
Doch toende
overdrijving
vanbeide
zijden
ontdekt en het onderscheid tusschen de
geestelijke
en
wereldlijke
belee
ning vastgesteld was;
- endeze verdienste moet aan velen,
die over dit on
derwerp
in dien
tijd geschreven
hebben
(onder
anderen de Abt
Sigebert
van
Gemblours,
de
Bisschop
Ivo
van Chartres,
de Abt
Godefroy
van Vendome),
toegekend
worden; - zoo
zag
ieder waarheid envredezoekend
gemoed,
dat
er een
weg gevonden
moest worden omden K eizer te
geven
wat des K eizers
was,
enaande K erk wat Godes
was._
De kracht der waarheid deed zich
gel
den, gelijk zij het,
tot
geluk
der menschheid
,ten
allen
tijde gedaan
heeft,
(803)
wanneer menze met ernst heeft
gezocht
enden
tijd
heeft
afgewaoht, waarinde
driften
uitgewoed
hadden.
Echter
gelukte
het nu
nog
niet met eene
poging
tot
vereeniging,
welke in
derdaad ten
tijde
der
synode
te Rheims,
die Paus Calixtus in 1 1 1 9
hield,
ge
daan werd;
ook faalde eene tusschen Hendrik en Calixtus
afgesprokene maar
niet tot stand
gekomenbijeenkomst
te Pont Moussonaan de
Maas,
ten
ge
volge
van
wederzijdsch
wantrouwen,
misschienook wel door
vijandigen
invloed
vanden
kortlings
tot
Legaat
voor Duitschland
aangestelden
Adalbert
vanMentz
op
den
Paus, en
nog
eenmaal werd te
Rheims,
in
tegenwoordigheidvan 427
Bisschoppen
enAbten
,
die ieder met eene brandende kaars inde hand in
pleg
tige vergadering bijeenstonden,
de vloek over den
K oning
Hendrikenden
tegen
Paus
Gregorius uitgesproken,
en
bij
deze woorden de 427 lichten ter aarde
geworpen
en
uitgebluscht.
Doch de meerderheid der Duitsche
Vorsten, zoowel
wereldlijke
als
geestelijke,
had eenmaal het
ernstige
voornemen
opgevat,
dat de
vrede tusschenhet
Rijk
ende K erk hersteld wordenmoest.
Zij
haddenhet
mid
del
gevonden, waarop
zulks met
inachtneming der_
regten
van
weerszijde
ge
schieden kan, en met
vereeringswaardige
eenheid en
geduld
hebben
zij
hun
voornem
volvoerd. Ook de Hohenstaufensche broeders sloten zich
aan deze
pogingenaan,
enlietendenK eizer
weten,
dat
hij
niet
langer op
hunnen
bijstand
rekenen
kon, wanneer
hij
niet
toegaf,
zoover het
regt
zulks
eischte.
Aandenanderenkant moet het Paus Calixtus tot eer
gerekend worden, dat
het hemevenzeer omdenvrede te doen
was, gelijk zijne
brieven
aandenK eizer
getuigen;
en
eindelijk
moet menaanK eizer Hendrik danroemniet
ontzeggen
,
dat
hij,
nadat
hij
eenmaal denvasten wil der Vorstenerkend
had, omaan de
verwarring
een einde te maken
,
hunde
leiding
der zaak
overliet, zonder met
de hemsoms
eigene hevigheid
en
eigenzinnigheid
inden
gang
der
handelingen
inte
grijpen.
Zoo
geschiedde
het
,
dat in1 1 2]:
op
eenen
algemeenenRijksdag
te
Wurzburg
eene Commissie van1 2 Vorsten. eerst eene week
lang
over den
Rijksvrede
zalven

zich beraadde. Het werd


wettig
en onder
bedreiging
van de doodstraf
tegen
alle verbrekers des vredes daarheen
gerigt,
dat den
K oning zijne Rijksregten
en
inkomsten,
der K erk hare
regten
en
goederenverzekerd, enontnomene
goederen
(304)
enerfenissenaanhunne
eigenaars teruggegeven,
de
wettig gekozene Bisschoppen
inhunBisdomhersteld, en
wederzijdsche gijzelaars
en
gevangenenontslagen
en
losgelaten
zoudenworden. Ten
opzigte
der Investztuur wilden de
onpartijdige
Vorstenden
strijd
in
diervoege
trachten
bij
te
leggen, vals
de
waardigheid
des
Rijks
het eischte
,
welks aanzien
,
als vande eerste der
Christenheid,
hun
waarlijk
aan het hart
lag.
Toen deze
Rijksvrede
aan Paus Calixtus
geboodschapt
was ener aanstalten
tot denvrede met de K erk
gemaakt werden,
zond
hij
een
schrijven
aanK eizer
Hendrik,
dat van
groote matiging getuigt.
/ De K erk wil zich niets vanuwe
geregtigheden aanmatigenu
schreef
hij;
1 / laat
los, wat niet tot uwambt be
hoort, opdat gij
het des te
waardiger
zoudt kunnen bekleeden. De K erk ver
krijge
wat Christus
toekomt,
de K eizer wat hembehoort. Ieder deel
vergenoege
zich met
zijn
ambt,
waardoor
zij,
die
jegens
allen
regtvaardig zijnmoeten,
niet
jegens
elkander uit
ijverzucht Onregt plegen.
Daardoor zult u als
ware K o
ning
en K eizer aan ons en de
geheele
K erk in liefde verbindenenden
zegen
van God verwerven.
Op
den8 October 1 1 22 werd eene
groote K erkvergadering
te Mentz
bijeen
geroepen;
er verscheenmet denK eizer eene
menigte
van
geestelijke
enwereld
lijke
Vorsten, ende vrede tusschen
Rijk
en K erk kwam
op
de
volgende
voor
waardentot stand,
die inde
K eizerlijke
en
Pauselijke
oorkonden
opgeteld zijn.
De
K eizerlijke luidde,
wat het voornaamste betreft, aldus:
In den naamder
Heilige
en ondeelbare Drieenheid. Ik
Hendrik, door
Gods
genade
Roomsch K eizer,
doe afstand uit liefde voor God, voor de
Heilige
Roomsche K erkenvoor denHeer Paus
Calixtus,
alsmedetot
losgeld
voor
mijne
ziel, aan God en
zijne Heilige Apostelen
Paulus enPetrus, evenals:aande
Heilige
Roomsche K erk
,
vanalle Investz'tuur met
ring
enstaf,
en
stemtoe
,
dat in
alle kerken van
mijn Rijk
de kanonieke keuze en
wijding vrijelijk geschiede.

De
bezittingen
en
regalin
van den
Heiligen'
Petrus,
die ten
tijde
der twisten
onder
mijnen
vader en
mij weggenomenzijn,
wil ik, voor zooverre ik ze
nog
bezit, aande Roomsche K erk
teruggeven;
doch die welke ik niet
heb, tot dier
teruggave
wil ik
getrouwbehulpzaamzijn.
Ook de
bezittingen
der
overige
kerkenwil
ik, naar den raad der
Vorsten, volgens
het
regt, teruggeven.
En
\
(305)
ik verleen aan den Heer Paus
Calixtus, en aan de
Heilige
Boomsche K erk,
gelijk
aanallen,
die aan hare
zijde
staanof
gestaan
hebben, een waren vrede,
en wil de R00msche K erk
getrouwhelpen
en aan bare
klagten voldoening ge
ven. Dit alles is beslotenmet denraad en de
toestemming
der Vorsten
,
wier
namenhieronder voorkomen.
Hierop volgden
de namenvan 1 6
geestelijke
en
wereldlijke
Vorsten, en ten laatste de
bevestiging
van den
Aartsbisschop
Fre
derik van K eulen' als Aartskanselier.

De oorkonde des Pausen luidde aldus;


// Ik
Calixtus,
dienstknecht der dienstknechtenGods, verleen
(of bevestig)
aan
mijnen geliefden zoon
Hendrik,
door Gods
genade Roomseh- K eizer,
dat de
keuzen der
Bisschoppen
en Abten des
Rijks
in uwe
tegenwoordigheid,
echter
zonder Simonie en
gewelddadigheid, plaats hebben, en dat
gij,
wanneer onder
de
partijeneenige oneenighedenmogtenontstaan, volgens
danraad enhet oor
deel der
Metropolitanen
en
der
Bisschoppen
van de
Provincie, aan het beste
deel
hulp
en
bijstand
zult
geven.
De
gekozene
zal door
u,
door het overreiken
des
schepters,
de
regalin (Vorstelijke regten) verkrijgen,
met
uitzondering
van
die, welke,
als aan de Roomsehe K erk
toekomende,
erkend
worden, en
hij
zal
aan u
schuldig zijn,
wat
hij volgens
deze
verschuldigd
is. Inandere deelenvan
het
Rijk (Itali)
zal de
gewde
binnenzes maandende
regalin
door den
schepter
verkrijgen.
Ik wil u allen
pligtmatigenbijstand verleenen, en
geef
u enallen

die met u
zijn,
eenenwaren vrede. De oorkonde werd door den
Pauselijken
Legaat,
danK ardinaal en
Bisschop
Lambert van Ostia,
opgemaakt,
en daarna
werden debeide oorkonden
op
den 23
September
te Worms
plegtig overgege
ven
,
ten
gevolge
waarvan dit
verdrag
den naamvan Ooncordaat van Worms
verkregen
heeft.
Op
de
uitgestrekte
vlakte
bij
deze
stad,
indenomtrekvanden
Rijn,
waar eene ontelbare
menigte
volks verzameld was
,
werden de oorkonden
openlijk voorgelezen.
De
vergaderde menigte
dankte en loofde
God,
de Pause
lijke Legaat
vierde de
godsdienstige plegtigheid,
en
gaf
denK eizer uit s Pausen
naamden
vredekus,
door welken
hij
met alle
zijne aanhangers
weder inden
schoot der K erk
opgenomen
werd. De
vreugde
was zoo
algemeen,
dat menin
openbare stukken, van dit
jaar,
als van een nieuw
jaar
van
geluk, begon
te
dagteekenen.
Hendrik zondeen
gezantschap
naar denPaus
,
met
rijke geschenken

39
(306)
en de Paus antwoordde
op vriendelijke wijze,
en liet denvrede door schilde
rijen
en
gedenksteenen verheerlijken.
De
eerste,
die
volgens
de nieuwe
wijze
de
beleening
met den
schepter ontving,
was de Abt Ulrich van Fulda.
Zoowas de
vijftigjarige strijd
vol
verbittering,
dank
zij
der
wijsheid
vande
Duitsche Vorsten,
op
eene voor beide
partijen billijke wijze geindigd.
De
K eizer behield het
leenregt
over de
wereldlijke goederen_der
kerk entevens een
niet onbeduidendeninvloed
op
de
geestelijke
keuzen; daarentegen
was de onaf
hankelijkheid
der K erk vande
wereldlijke magt
inzooverreerkend, dat dekeus
der
Bisschoppenren Abten
van de
geestelijkheid
zelve
uitging;
en
volgens
dit
grondbeginsel moet, van dezen
tijd
af
aan,
ook het
patriciaat
des
K eizers,
vol
gens
hetwelk de Paus
zijne bevestiging behoefde,
als
vernietigd
beschouwd
worden.
_
K eizer Hendrik heeft
het
sluitenvandenWormser vrede slechts drie
jaren
overleefd. Maar ook deze drie
jaren
waren
eigenlijk
niet
rustig
en vreedzaam
voor hem, want vele twisten over de
erfopvolging
in enkele
landen,
waarin
hij
zich
mengde,
deden de onrust
voortduren, en daarenboven kon nazulke ake
lige tijden
de
gewoonte
aan veeten enopstanden
niet zoo
eensklaps ophouden.
Over het
algemeen
heeft Hendrik
V, even min als
zijn
. vader,
in
zijn44jarig
leven en
zijne
slechts
20jarige regering, weinig
dan vrede
gekend,
niet in
zijn
binnenste,
ten
gevolge
van
zijne hevige
driftenenhet
onrustige
streven
zijner
heerschzucht;
weinig
of in het
geheel
niet in
zijne regering, gelijk
dezer
ge
schiedenis reeds voldoende
aangetoond
heeft. Het
onophoudelijke pogen
om
zijne
magt
te vermeerderen hield hemtot aan
zijn
levenseinde
bezig,
enmet name
ging hij
van het denkbeeld
zwanger
omvoor
het verlies der vele
Rijksbezittin
gen,
welke
hij
aanzich
getrokken
had en weder
teruggeven
moest
, op
het voor
beeld van
zijnen
schoonvader Hendrik Ivan
Engeland,
eene
Rijksbelasting
in
te
voeren,
toen hem
nog
in de kracht
zijner jaren
eene kwaal,
die
hij lang
verzwegen
had,
wegrukte.
Te Utrecht
gevoelde hij
in de lente van 1 1 25 de
nadering
des
doods; hij
ontbood
zijne gemalin
Machteld of Mathilde
bij
zich,
beval haar inde
bescherming
van
zijnerfgenaam, Hertog
Frederikvan
Zwaben
,
gaf
dezen en dananderen
Vorsten
raad over het bestuur des
Rijks,
beval dat
de
Rijkskleinodinnaar het sterke kasteel Hammersteinzouden
gebragt
worden,
(' 307
)
totdat de Vorsteneene nieuwe keuze zouden
gedaan
hebben,
genoot
het
Heilige
Avondmaal en stierf,
door
weinigen
betreurd,
op
den- 23 Mei
1 1 25,
in het
44
jaar zijns
ouderdoms.
Hij
werd van Utrecht vervoerd en te
Spiers,
aan de
zijde
van
zijn
vader,
grootvader
en
overgrootvader, bijgezet. Zijnegemalinbegaf
zich, gelijk wij
reeds vermeld
hebben, naar haren vader in
Engeland terug.
Wij hebben, aan de hand van den
vrdienstelijkenK OHLRAUSCH,
de
geschie
denis der beide eerste
groote
K eizers uit het Salische
Huis,
dat 1 01
jaren
op
denDuitschentroon
gezetenheeft, met
vreugde
en
vergenoeging
kunnenver
halen;
de 70
jaren
van den vierden en
vijfden
Hendrik door te
loopen,
was
geene aangename
taak. Maar de
geschiedenis
kanzich toch de
pligt
niet ont
zeggen,
om
getrouw
te
schilderen, wat de
geslachten
van
vroegere
enlatere
eeuwen
gedaan, gepoogd,
verzuimd en bedorven en
Wat
zij geleden hebben,
opdat wij
zouden
leeren
maat te houden,
het
regt
te
eeren, onregt
te
schuwen,
en boven alles
op
de
hoogere wijsheid
der
Voorzienigheid
te
vertrouwen,
die
ook door de
tijden
van
groote verwarring, ja
ondersteboven
keering,
steeds de
kiemen van een beteren toestand te
voorschijn
doet komen. Ook kunnen
wij
niet
aannemen,
dat die
strijden
slechts
ongeluk
te
weeg gebragt
hebben, en al
leen eene
stremming
voor den
menschelijken geest geweest
zouden
zijn.
De
geschiedenis heeft, helaas,
veel van
krijg
en
strijd
te verhalen,
nademaal door
het woelen der driftensnelle ensterk inde
oogen springende veranderingen
te
voorschijngebragt worden, terwijl
de vreedzame toestand van duizende
huisge
zinnen stil en onbemerkt in de
dagelijksche gewoonheid voortgaat
en
geen
on
derwerp
der
geschiedenis
worden kan.
Ententweede, wat den
voortgang
van den
menschelijkengeest
betreft,deze
wordt
dikwerf juist
door
strijd
en
kamp bevorderd,
zoodra
zij
niet alleen om
uitwendig bezit, maar ook omde
heerschappij
van
bepaalde
denkbeelden en
grondstellingen gevoerd wordt, hetgeen
het
geval
was in de door ons behan
delde
tijdvakken.
Het was
te doen om
bepalingen
over
den
omvang
van de
geestelijke
en
wereldlijke magt
over de
regten,
die de eene of de andere toe
kwamen. De
geesten
werden
opgewekt
omnate denken,
zich te
bepalen,
en
haar streven
moest, volgens
denaard vanons menschelijk
verstand,
noodwendig
lichtvonkente
voorschijn
roepen.
Dat de Salische
tijden
niet zonder invloed
op
39*
(308)
de
ontwikkeling
van den
geest geblevenaijn;
dat
zij
krachten
gewekt hebben,
die onder meer
gunstige omstandigheden
ook duurzame
gedenkteekenen
van
hunne
bedrijvigheid
kondente
voorschijnbrengen,
dat.
bewijzen
de werken van
den
geest
in het
tijdvak
der
Hohenstaufen,
dat
wij
weldrain
oogenschouw
moeten
gaan
nemen.
Door onderscheidene Numismatici wordende muntenvanHendrik V als zeer
weinig
in
getal opgegeven.
Ook kent carrner
geene,
die met zekerheid kun
nen
aangenomen
worden als binnende
grenzen
vanhet
tegenwoordige
Nederland
geslagen.
Het was toch ook inden
tijd
van HendrikV
en
zijne
naaste
opvolgers
dat de leenmannen des Duitschen
Rijks
in Nederland zich al meer en meer
onafhankelijk maakten,
en s K eizers beeldtenis,
die men
vroeger
in Friesland
en Utrecht,
gelijk wij gezien hebben,
nog op
de munt
plaatste, weglieten.
Er is ons slechts n denier
voorgekomen,
die onder de
regering
van Hen
drik V in Nederland zoude
geslagen zijn,
te weten de door ons
op
Pl XX
afgebeelde,
en die men meent dat te Maastricht
vervaardigd
is
geworden. Op
de vz. heeft men s K eizers beeldtenis enface,
gedekt
met eenkroon;
de Vorst
houdt een
schepter
in de hand; ter
zijde
ziet men een
cirkelvormig iets,
mis
schieneen schild.
Op
de kz. vertoont zich een
vogel, waarschijnlijk
eene duif,
binnen een
parelrand.
Deze denier wordt
nog
al eens in
Limburg gevonden.
Nadandood vanHendrik V
regeerde
van 1 1 25 tot 1 1 37 Lotharius II van
Sakseninrust over het Duitsehe
Rijk.
Zonder
twijfel
hebbenookdeNederlandsche
leenmannen tot
zijne verkiezing
aan de beide oevers van dan
Middelrijn,
te
Mentz, medegewerkt.
Er was toen toch aldaar een zeer
groot
aantal Vorsten
van
hoogeren
en
lageren rang
uit alle deelen des
Rijks vereenigd.
Wij
vinden
weinig
vermeld van de daden dezes K eizers ten
opzigte
van de
Nederlanden;
bijkans
alleen dit,
dat
hij
de
Giaafschappen Oostergo
en Wes
tergo,
door
zijne voorgangers
aan de Utrechtsche kerk
geschonken,
weder
aan
deze ontnomenenandermaal onder de
magt
der Gravenvan Holland,
Zee
land en
Friesland
gebragt
heeft. Deze daad zal wel haren
oorsprong
daarin
gehad
hebben,
dat in s Vorsten
strijd
met denPaus de Utrechtsche
Bisschop
veelal aan diens
zijde was,
en dat
hij
meende
dat
gemelde Graafschappen
ten
(
3.09
)
onregte
door
zijne voorgangers weggeschonken waren geworden.
Ook kan de
K eizer zulks
gedaan
hebben uit liefde voor
zijne
zuster Petronella,
Gravin- we
duwe van Holland en
voogdes
van haren
onmondigen
zoon Graaf Dirk VI.
Muntenvan dezen
Vorst,
binnende
grenzen
vanNederland
geslagen,
hebben
wij
niet kunnen
opsporen.
Het is ook onzeker of
hij
immer deze streken be
zocht heeft. Wel vindt men vermeld,
dat
hij zijn'e
twistende
neven,
Graaf
Dirk VI van Holland en diens broeder Floris de
zwarte,
met elkander verzoend
heeft
(1 ).
Meer en meer ook
sloegen waarschijnlijk
de Nederlandsche leenmannenmunt
met hunne
eigen
beeldtenis. Zeer
weinig talrijk zijn
echter de
geldstukjes
uit
de eerste helft der l2leeuw
ons
overgebleven.
Aan de meerdere
onafhankelijkheid
der Nederlandsche leenmannen kunnen
wij
echter niet alleen het ontbrekenvan
K eizerlijke
munten van Lotharius toe
schrijven,
want
CAPPE,
die na G'IZ heinde en verre de
K eizerlijk- Duitsche
munten
opspoorde
en voor
zijn nuttig
werk:die Mnzender DeutsckenK aser
und
K mlye
des Mttelaltera
(Dresden
,
1 848) bijeenbragt
heeft slechts ne munt
kunnenvinden
,
die
hij
aan Lotharius durft
toeschrijven. Hij zegt,
dat in den
tijd
van dezen K eizer
waarschijnlijk
de eerste holmunten,
die men
gewoonlijk
bracteaten
noemt, vervaardigd zijn geworden,
en dat het muntwezenover het
algemeen
zich toenineenen zeer slechtentoestand moet bevonden
hebben,
iets
dat te meer te verwonderen
is,
daar de
kundige Geschiedschrijver
K OHLRAUSCH
aan het einde
van s K eizers
levensbeschrijving
aldus besluit:
De edele
eigenschappen
van Lotharius, zijne grootmoedigheid, zijne trouw,
vroomheidszin,
onbevlekte liefde voor al wat
regt
is, en de
nadruk,
welken
hij
ter
regter tijd
aan
zijne maatregelen
wist
hij
te
zetten,
worden door alle
zijne
tijdgenootengeprezen.
Het volk
leefde, meer dan
vroeger,
in
vrede, werd niet
onderdrukt, en
genoot rustig
het
zijne.
II In de
dagen
van K eizer Lotha
rius
1 1 zegt
nznmonn
,

begon
een nieuwlicht te
schijnen,
niet alleeninSaksen
,
maar ook in het
geheele Rijk
waren de
tijdenrustig,
de zaken in
overvloed,
vrede tusschen K erk en Staat.
(1 )
Zie, onder
anderen, onze Munten van Holland en Zeeland. bl. 55.
(31 0)
Ware hemslechts eene
langere regering
ten deel
gevallen!
,
Van 1 1 381 1 52
regeerde
over Duitschland K eizer K oenraad III.
Hij
was
de eerste uit het Huis vanHohenstaufen
,
dat meer daneene
eeuw,
te wetentot
in 1 254
,
over Duitschland heerschte
,
dochK oenraad
regeerde
alleenmet dentitel
van
K oning,
want
hij
is nimmer naar Itali
geweest
omzich daar tot K eizer te
doen kroonen.

Is het ons niet


gebleken
of
zijn voorganger
Lotharius' de
Nederlanden,
gelijk
zoovele
zijner voorgangers
herhaalde malen
deden,
immer bezocht
heeft, van
K eizer K oenraad is ons daaromtrent
gebleken
,
dat
hij
zich indemaandOctober
1 1 45 te Utrecht bevond omte
bevredigen
enover den staat des
Rijks
te kun
nenhandelen
(v. mrnnrs, Charterboek, I, 95), gelijk wij zooeven nader ver
meldenzullen. Doch de actenstukkenvan dien
tijd zijn
over het
algemeen
niet
talrijk
met
betrekking
tot Nederland.
Op
den 9
April 1 1 38,
d. i. reeds inde eerste maand na
zijne krooning
te
Aken, gaf hij,
in een te K eulen
uitgevaardigd Charter, aan de Utrechtsche
kerk de Friesche
Graafschappen Oostergo
en
Westergoterug,
die aandeze door
zijnvoorganger
ontnomen
waren,
enin 1 1 45
, tijdens zijn verblijf
te Utrecht,
herhaalde
hij
deze
gift nog
veel
uitdrukkelijker,
want wordt inhet eersteCharter
slechts alleen van
Oostergogesproken,
thans wordt ook
duidelijk melding ge
maakt van
Westergo.

.
Bij gelegenheid
van s K eizers
verblijf
te Utrecht
bevestigde hij
ook aan het
Bisdom
alle
de
vroeger
aan de K erk door de Duitsche K eizers verleende voor
regten;
en
gaf
ook de
vergunning
omden
Bisschop
zelf te
mogen
kiezen
(iets
wat andere door de K eizers
geschiedde);
eene
vergunning,
diedoor Paus
Enge
nius
bekrachtigd
werd.
Gedurende s K eizers
regering,
en wel inhet
jaar
1 1 39,
onttrok Paus Inno
centius
1 1 ,
op begeerte
vanGraaf Dirk VI en van
zijne
moeder Petronella,
de
abdijen
van
Egmond
en
Rijnsburg
aan het
oppertoezigt
van denUtrechtsclien
Bisschop
en
plaatste
ze onder de
onmiddelijke bescherming
van den
Pauselijken
stoel. Deze daad
schijnt
zemente
hangen
met de
pogingen
der Nederlandsche
leenmannen
,
omtenhunnen
voordeele,
inden
strijd
der Duitsche K eizers met
het Hof van Rome,
de
partij
van dit laatste te trekken.

(31 1 )
In 1 1 51 wendde K eizer K oenraad zich tot Paus
Eugenius
III met verzoek
omde door de
K apittelen gedane
keuze van den Utrechtschen
Bisschop
Heri
mannus te willen
bevestigen
en denGraaf
van
der Are van den
kerkelijken
ban
te willen ontslaan.
- ,
In verdere
bijzonderheden
over het leven van dezen K eizer zullen
wij
niet
treden,
terwijl wij
mede
geene
muntenvan
heininNederland
geslagen
hebben
kunnenontdekken. Ook
schrijft
oarrp
in
zijn
meermalen
aangehaald
werk hem
slechts drie in het
tegenwoordige
Duitschland
geslagene
muntentoe.
De tweede Duitsche K eizer uit het
geslacht
der
Hohenstaufen,
die in 1 1 52
K oenraad III
opvolgdeen
tot in 1 1 90
regeerde,
was de beroemde Frederik
I,
bijgenaamd
Barbaroasaof de
roodbaardige. Hij
was een
magtig
en ook in vele
opzigten
bekwaamen
edelmoedig
Vorst.
Op
deneerstendoor hemin 1 1 52 te
Merseburg gehouden Rijksdag
versche
nende twee Deensche
VorstenSvenoenK anut, omhunnen twist over het K o
ningrijk
Denemarkendoor hemte latenbeslissen. Frederik deed
uitspraak
ten
voordeele vanSveno,
den
medgezel zijner jeugd,
die zich als
jongeling
aanhet
Hof van
K oning
K oenraad had
opgehouden
enmet Frederik in
ridderlijke
oefe
ningengewedijverd
had. Svenozoude de Deensche
kroon
als leenvanDuitsch
land en K anut het eiland Seeland als leen van Sveno
bezittn. Frederik zelf
zette danlaatstende kroon
op
het hoofd endeze
droeg
hemals
leenmanbij
dan
feestelijken kerkgang
het zwaard vooruit.
Nain 1 1 54
op
eenen
Rijksdag
te Goslar de twisten tusschenHendrik den
Leeuwen
Heridrik
van
Oostenrijk
over
Beijeren bijgelegd
te hebben,
begon
Frederik Barbarossaer
ernstig
over te denkenomeen
togt
naar Italiteonderne
men. Zijn
voorganger
K oenraad
had, gelijk wij
boven reeds
vermeldden,
nim
mer zulk een
togt gedaan
en dus ook de
K eizerlijke waardigheid
niet VGI'WOI
ven
,
maar de
hooghartige
Frederik dacht er anders over.
Hij
wildeaanDuitsch
land,
dat
vooral indie
dagen
te
regt
er zoozeer
op gesteldwas,
dat
zijnK oning
ook den titel van K eizer zoude
voeren,
die eer niet onthouden. Daarenboven
werd
hij
door denPaus tot
bescherming
der K erk
opgeroepen,
die
gevaar liep
door de
oproerige bewegingen
der
Romeinen,
welke
nog
steeds van de weder
oprigting
eener oud- Romeinsche
Republiek
droomden
;
doch de
Romeinsche
(31 2)
burgers riepen
hemte
hulp tegen
de
steeds
grooter
en
grooter
wordende aanma
tigingen
der
geestelijkheid,
welke Arnold van Bresciaals een
afwijken
van de
baander oude
Christelijke
kerk beschouwde. Ook haddenreeds
vlugtelingen
uit
Beneden- Itali
dringend
om
hulp tegen
den
dwingeland K oning Rogerius
van
Sicili
gesmeekt;
en
tegen
de
ondragelijke heerschappij
vanMilaan
riepen
hem
vele onderdrukte steden uit
Lonibardij.
De trotsche Consuls en
burgerij
van
Milaanhadden'een
schrijven
des K eizers
aan
stukken
gescheurd
en met voeten
getreden.
\
Frederik verzamelde dan in October 1 1 54 een
leger
van Duitsche leenman
nen,
waarin zich
hoogst waarschijnlijk
ook een
groot
aantal Nederlanders be
vond
(de Geschiedschrijvers
uit deze
dagenzijn,
helaas, zoo
spaarzaam
inhunne
berigten) ,
bij Augsburg,
trok over de
bergen
van
T_yrol naar het meer van
Gerdaen van daar in de
groote
Ronkalische vlakte. Het
K oninklijke
schild
werd aaneenen
hoogenpaal opgerigt
eneen herant
riep
de bezitters van
groote
leenen
op,
om
daarbij
indenaanstaandennacht de wacht tehouden; zooeischte
het oude
gebruik.
Die naherhaalde
opvordering
niet
kwam,
verloor
zijn
leen.
Thans ontbraken,
behalve
eenige leeken,
ook de
Bisschoppen
Hartwich van
BremenenUlrich van Halberstadt. Frederik
sprak
de straf
tegen
henuit
(doch
deze trof alleende bezitters der
geestelijke
leeneninhunne
personen,
het Stift
behield
zijne goederen
onder eenen nieuwen
Bisschop).
Frederik wilde te
ge
lijker tijd
een voorbeeld
stellen,
dat
hij
eene
strengeopvolging
der wetteneischte.
Steeds was
hij onverbiddelijk streng,
doch ook
jegens
zich zelven. De wet moest
zonder
eenige oogluiking gehandhaafd worden, wanneer
hij
meende dat het ont
zag
voor den
K oning
of de
waardigheid
vanhet
Rijk op
het
spel stond; hij
was
echter zeer
verzoenlijk
voor
persoonlijke beleedigingen.
Eene
zijner
eerste dadeninItali was
regt
te doen
op
de
klagten
der steden
Como,
Lodi en Pavia
tegen
Milaan. De Oonsuls der
laatste
stad waren wel ter
hunner verantwoordiging
voor den
K oning verschenen, maar
beleedigden
hem.
Daarop bragt
Frederik de met Milaan verbondene en
ongehoorzame
stad'lortona
tenonder
,
terwijl hij
haar
vervolgens ,
omeenvoorbeeldtestellen
,
tot den
grond
toe verwoestte.

Nadat de Duitsche
K oning
de Lombardische stedenalzoo
zijnen krachtigen
(
31 - 3
)
armhad doen
gevoelen,
trok
hij
naar de
zijnen
Vorstensteeds
onderdanige
stad
Paviaen
ontving
daar
op
den 1 7
April
1 1 55. de Italiaansche
K oningskroon.
Nu wilde
hij
zich ook te Rome de
K eizerlijke
kroon
op
het hoofd laten zetten
,
maar de
toenmalige
Paus Adriaan
IV,
die Arnold van Brescia
op
den brand
stapel gebragt had,
omdat deze voor een
Apostolisch
Christendom
ijverde,
ver
trouwde Frederik niet enbleef inde sterke
vesting
Castellana.
Eindelijk
kwam
men
,
nahet
geven
van
vrijgeleide,
tot eene overeenkomst, en hoewel de R0
1 neinscbe
Republikeinennog
steeds aan de
Pauselijke magt
wederstand boden
,
moesten
zij eindelijk
bukken.
Op
den 1 8
Julij
1 1 55 trokkenFrederik en de
Paus binnenRome en werd de eerste in de
Pieterskerk
door Adriaan
gekroond.
Inden
aanvang van
September
liet
hij
een deel van
zijn leger
naar Duitsch
land
terugkeeren
en
volgde
ook
spoedig daarna,
niet zonder veel
moeite, want er
bestond steeds eene
groote afkeerigbeid
tusschen Duitschers
en
Italianen.
Na
zijn terugkeer legde
Frederik er zich met allenernst
op
toe
om, hetgeen
hij vroeger begonnenwas,
ten einde te
brengen,
te weten: aan de wet overal
hare volle kracht te verleenen
,
want
nog
steeds was de
neiging
der
Duitschers,
de
diep ingewortelde
trek ominalle twistenzich zelve
regt
te
verschaffen, zoo
sterk,
dat de armvaneen
krachtigen
K eizer
noodig was,
omdeze
neiging
te
onderdrukken en vrede in het
Rijk
te behouden.
Ten-
jare
1 1 57 was Frederik inNederland en wel te
Nijmegen gelijk blijkt
uit eenaldaar
door;
hem
uitgevaardigd
stuk, waarbij hij
de hofdkerk
van Ant
werpen
in al hare
bezittingenbevestigde. Hij
deed zulks tenoverstaan van dan
Graaf van Holland,
Dirk
VII, van diens zoon en van andere in het stuk
ge
noemde Nederlanders.
Terwijl
er steeds
hevige
twisten tusschen den Paus en den K eizer bleven
bestaan,
die echter ten
jare
1 1 58
bijgelegd
werden, was zulks het
geval
niet
met de
buitengewone oneenigheden
tusschen de steden van Noord- Itali, met
name Milaan en den
K eizer,
die tot
geen minnelijk vergelijk
konden worden
gebragt.
s K eizers
gezag
werd
verguisd.
Het was dan ook daaromdat Barba
rossain danzomer van 1 1 58 met een
uitgelezenleger
invier
grooteafdeelingen
over de
Alpen
trok;
dit was een der
voortreelijkste legers,
dieooit uit Duitsch
land naar Itali
getogen
waren
,
enbestond uit
1 00,000 mante voet en
1 5,000
40
(31 4)
te
paard;
zelfs de
Bourgondirs,
Bohemers en
Hongaren
hadden
krijgslieden
geleverd.

In Itali
aangekomen,
werd het
beleg geslagen
voor de
hardnekkige
stad
Milaan. Na
langdurigen, moedigentegenstand
werd
zij genoodzaakt
zich over
te
geven, en moesten de
stedelingen,
met de
geestelijkheid
aan het
hoofd,
barrevoets en in het
gewaad
van
smeekelingen, terwijl
zelfs het volk koorden
omdenhals
droeg ,
als omtetoonendat het dandood verdiendhad
,
zich voor den
K eizer komen
verdeemoedigen. Hierop
werd de
Rijksban,
waarin de
magtige
stad,
die
ook
de voor die
dagenhoogst aanzienlijke
somvan 9000 markenzilver
als boete moest betalen, verwezen
was, opgeheven.
Inde
Rijksvergadering
te Roncalie werden door den
K eizer,
in overeenstem
ming
met de
geestelijke
en
wereldlijke
Grooten van
zijn uitgestrekt Rijk,
be
sluitenomtrent
de regalin
vanhet
K eizerrijk genomen.
Uit Nederland waren
daarbij tegenwoordig
de
Bisschop
van Utrecht,
de
Hertog
vanBraband ende
Graven van
Limburg
en Holland,
benevens vele andere Grooten.
Nu stond Frederik
op
het
toppunt zijner magt;
alles
boog
zich voor hem; en
toch, menmoet het
erkennen, was het herstel van orde in het
altijd onrustige
en
verdeelde Itali alleen door de volstrekte
magt
in de hand van een
eenig
persoon mogelijk.

In 1 1 59 stonden de Milanezen weder


tegen
den K eizer
op.
Het
grootste
gedeelte
van
diens
leger
was naar Duitschland
teruggezonden.
Wilde
hij
dus
zijn gezag bij voortduring
doen
eerbiedigen,
moest
hij op
nieuw
strijdkrachten
latenaanrukken. D%e kwamen. Men
belegerde
het eerst de sterke stad
Crema,
eene met Milaanverbondene
plaats. Onderlinge, afschuwelijke
haat vanItalia
nen
verschafte aan Frederik
bij
deze
belegering bondgenooten.
Na
ongehoorde
gruwelen
werd de stad
ingenomen,
en
daarop uitgeplunderd
en verwoest, zoo
dat er
geen
steen
op
denanderenbleef. De inwoners verlieten haar.
In
September 1 1 59, terwijl
de K eizer zich met de
belegering bezig hield,
was Paus Adriaan IV
gestorven. Zijnopvolger,
Victor
II1 ,
had tot
K eizerlijken
tegen- Paus
Alexander 1 1 1 . Van daar weder
hevige twisten,
waarmede
wij
ons
niet
bezig
kunnen houden. Doch vermelden moeten
wij,
dat in het
voorjaar
van
1 1 61 het bestreden van het
oproerige
Milaan met een
leger
van 1 00,000
( 31 5)
man
aangevangen
werd
door
het ook met
behulp
van de den Milanezen
vijan
dige
Italianente
belegeren.
Die
belegering
ensteeds naauwere
insluiting
duurde
een
geheel jaar;
in den winter werden twee derde deelen der stad door een
hevigen
brand
vernield;
de ellende
steeg
ten
top.
Men
gaf
zich,
de trotsche
Milanezen,
op
de allervernederendste voorwaarden over
(1 ).
De met Milaan
verbondene steden
Brescia,
Bologna, Piacenza,
Faenzaen Imola
onderwierpen
zich

moesten
groote geldsommen
als boete betalen

bare murenentorens af
brekenen
K eizerlijke podestas ontvangen.
Itali was
onderworpen,
Paus Ale
xander had
zijne toevlugt
in
Frankrijk
moetenzoeken en de Frederik
toegedane
Victor
gebood
te Rome.

Vergeefs poogde
Frederik
bij
denFranschen
K oning Lodewijk
VII te bewer
ken
,
dat deze
zijneondersteuning
aan den
tegen- Paus
Alexander zoudeonttrek
ken. Zulks
gelukte
hemvniet
; ja
zelfs HendrikII van
Engeland
viel Alexander
bij.
Nadat
Frederik, naeene
afwezigheid
vanvier
jaren,
in Duitschland
terugge
keerd
was,
moest
hij
in het
volgende jaar, 1 1 63,
weder naar Itali
trekken,
dewijl zijne
stedehouders de kunst niet verstondenomhunne
magt
met
matiging
aan te wenden en er vele
klagten
over ben
bij
den K eizer waren
ingediend.
Deze was Frederiks derde
togt
over de
Alpen;
doch deze maal
ging hij
zonder
leger
en alleen met een schitterend
gevolg.
Het
gelukte
den K eizer niet de
gemoederen
te
bevredigen,
enten
gevolge
daarvanontwaakte de oude
geest
van
- verzet,
die zich het eerst vertoonde doordien
Verona,
Vicenza
,
PaduaenTreviso
een
bondgenootschap
met het toen reeds
magtige
Veneti sloten,
waarbij
men
de
verpligting op
zich namomden K eizer niet meer te
geven
dan men aan
K arel den Grooten en de
overige wettige
K eizers betaald bad. Zich
op
de
trouwder hem
toegedane
Lombardiscbe steden niet
genoeg
durvende verlaten
,
zag
Frederik er vanaf omhet nieuwe
bondgenootschap
te
beoorlogen
en
spoedde
zich in den herfst van 1 1 64 naar Duitschland
terug.
Tijdens
de K eizer zich weder in
zijn Rijk
bevond,
vaardigde hij
in het vol
gende jaar 1 1 65,
op
verzoek van
Bisschop
Godefridus vanUtrecht,
Floris
III,
Graaf vanHolland, Hendrik,
Graaf
van
Gelre, en Dirk,
Graaf vanK leef, een
(1 )
Zie ze
uitvoerig
beschreven
bij K om.nauson,
t. a.
p.
bl. 297 en
volgg.
40
4
(31 6)
bevelschrift uit, omaan
den
Rijn,
die door verschillende
daargestelde
werken
,
vooral te Stekede of
Zwammerdam,
een
aantal landstreken
telkens, tot over
groote
schade der
ingezetenen,
met zware
overstroomingtan teisterde,
door het
opruimen
dier
werken,
weder eenen
vrijen uitloop
inzee te verschaffen. Als
ge
tuigenbij
het
uitvaardigen
van dit
K eizerlijk
bevelschrift
(dat,
onder
anderen,
inhet C/mrterboe/c van van
mams, I, 1 08, gevonden wordt) komen,
onder
meerderen, voor Hendrik de
Fries, Meinard,
Graaf van
Nijmegen,
eneenaantal
andere Nederlanders van aanzien.
Reeds in
April
van 1 1 64 was Paus Victor
overleden, en deze
gelegenheid
had de K eizer
gaarne
willen
aangrijpen
omden
geestelijken
en
wereldlijken
vrede
te herstellen door de
erkenning
van Alexander,
hoewel
hij
dezenniet
genegen
was,
maar de haat van
aanzienlijke
Duitsche en Italiaansche
Geestelijken
was
oorzaak
dat
twee
dagen
naVictors dood weder een
tegen- Paus gekozen werd,
die
den
naamvanPaschalis III
aannam,
enFrederik
zag
zich,
half
gedwongen,
genoodzaakt
deze keuze
goed
te keuren. De schranderheid en het
goed
beleid
van Paus Alexander waren echter oorzaak dat
hij zijnen tegenstander
zoozeer
de loef
afstak,
dat het volk vanRome hem
binnenhaalde,
waarop hij
alles voor
bereidde tot eenen
geweldigen tegenstand tegen
den
K eizer, die,
ten
gevolge
vanonlustenin
Duitschland,
eerst inNovember 1 1 66
zijnen
vierden
togt
naar
Itali ondernemen kon
(I).

De
krijgshaftige Aartsbisschoppen
ReinoudvanK eulenenChristianvanMentz
waren
met eendeel des
legers vooruitgetogen.
Toen Frederikaankwam
begon
menmet het
beleg
vanAncona,
waarin
zich,
behalve eene Lombardische,
ook
eene
Grieksche
bezetting
bevond. Doch inden
rug
des K eizers
dreigde
hemeen

nieuw
gevaar.
Er kwameen
bondgenootschap
tusschen de uit hunne stad ver
drevene Milanezenen
Bergamo
tot stand.
Op
den 27
April 1 1 67,
nadat Milaan
vijf jaren
woest
gelegen
had,
werden de
jubelende
Milanezenuit hunne
burgt
vlekken n den omtrek,
waarin
zij op
s K eizers bevel hadden moeten
wonen,
(1 )
Alvorens dezen
togt
te ondernemenhad Frederik door een bevelschrift de twisten'
tu'sschcu den
Bisschop
vanUtrecht en denGraaf vanHolland over een deel van het toen
gehcetcn
_Oostfriesland bgelegd (zie v.
mams, I, 1 1 0).
(31 7)
naar Milaan
teruggevoerd,
enmet
ongeloofelijke inspanning
herbouwden
zij,
met
behulp
hunner
landgenooten,
eerst hunne muren en daarnahunne
woningen.
Het verbond bestond thans uit de veertien steden:
Milaan, Veneti, Verona,
Vicenza, Padua, Treviso, Ferrara, Brescia, Bergamo, Piacenza, Panna,
Mo
deuaen
Bologna;
ook het den K eizer tot dus verre
toegedane
Lodi werd door
de
wapenengenoodzaakt
er zich
bij
te
voegen.
Slechts Paviableef den K eizer
onwankelbaar
getrouw.
Nadat de Vorst met
Ancona,
dat eene
aanzienlijke
som
gelds betaalde,
vrede
gemaakt
had,
trok
hij tegen
Rome
op.
Den 24
Junij
werd de hoofdstad vanLeo
bestormd, maar eene Romeinsche bende
verdedigde
de Pieterskerk met
groote hardnekkigheid;
toen deze
eindelijk
inbrand
geraakte
gaf
de
bezetting
zich over. Frederik
werd,
met
zijne gemalin, nogmaals
door
Paus Paschalis
gekroond.
Doch een
vreesselijke pest,
die daarnainhet
K eizerlijke leger uitbrak,
deed
de zaken van Frederik eenkwadenkeer nemen. Nadat
duizenden,
waaronder
vele
aanzienlijken,
onder anderende
Bisschop
vanLuik,
bezweken
waren,
trok
de K eizer met het overschot van
zijnleger
eerst naar Pavia, waar
hij
zich
eenigen
tijd ophield,
endaarna,
als een
vlugteling,
naar Duitschland
terug.
Zulks had
inMaart 1 1 68 door
Savoye
en
Bourgondiplaats.
InItaliwarenhemslechts
de stad
Payia
ende
Hertog
vanMontferrat
getrouwgebleven.
s K eizers
vijan
den
legden hierop,
in eene reeds door de natuur versterkte
streek,
de sterke
vesting
Alexandri aan
,
naar
dennaamvanFrederiks
vijand,
Paus
Alegrander,
die zich echter
nog altijd
buiten het door de
K eizerlijken
bezette Rome moest
ophouden.
ToenPaus Paschalis in 1 1 68
overleed,
kozen
deze, met Frederiks
toestemming,
den
tegen- Paus
Calixtus III.
Na
zijn terugkeer
in
Duitschland,
ten
jare 1 1 68,
bleef de K eizer er meer
dan zes
jaren
achtereen
verwijlen, terwijl hij
er
bijnatien, met slechts korte
tusschenpoozen
van
terugkeer, bijnageheel
aan de
belangen
vanItali
gewijd
had. Die
langdurige afwezigheid
was voor Duitschland
noodlottig geweest;
de
oude veeten en de
neiging
omzich zelven
regt
te verschaffen waren weder te
voorschijngekomen.
Omvan
Zuid- Duitschland te
zwijgen,
vermelden
wij
alleen
dat in
\Vestphalen
de
Bisschop
vanMunster
(onder
wiens
gebied
een
aanzienlijk
deel vanNederland
behoorde),
de
Bisschoppen
vanMinden, PaderbornenGraaf
. (
31 8
)
Hendrik van
Arnsberg onderling krijg
voerden. Aan den
Rijn
verwoestte de
Paltzgraaf
K oenraad de landen van den
Aartsbisschop
Reinoud van K eulen
,
tijdens
deze zich met denK eizer in Italibevond. Inde Nederlanden streden
de
Bisschop
van Utrecht en de Graaf vanGelre over het bezit van
Groningen.
Z00 vond Frederik, toen
hij
in 1 1 64 uit Italiin
zijn Rijk terugkwam,
alles in
verwarring.
Door
zijne geestkracht
enaanzien
bragt hij
de zakenweder inorde,
dochgedurende
s K eizers vierde
afwezigheid
in
Itali, van 1 1 66 tot 1 1 68,
hernieuwdenzich de
vroegere
onrust en
geweld.
Vooral was het de
Sakser
Hen
drik de Leeuwdie alles in
beroering bragt
en tot
hevige oorlogenaanleiding gaf.
ToenFrederik in 1 1 68uit Itali
terugkwam,
moesten de
strijdende partijen op
de
Rijksdagen
te
Wurzburg
en
Bamberg
voor hem
verschijnen,
en deed
hij
uitspraak.
Hendrik de Leeuwhad inmiddels
Mathilde,
de dochter van
K oning
Hendrik II van
Engeland, gehuwd.
1 = & quot;
Nadat de K eizer
op
verschillende
wijzen zijne bezittingen
zooin Duitschland
als,
door
afstand,
in Italizeer vermeerderd
had,
liet
hij,
ten
jare
1 1 69, zij
nen oudsten zoonHendrik,
hoewel
nog
slechts 1 5
jaren
tellende,
te
Bamberg
tot
Roomsch- K oning
verkiezen
en
te Aken
kroonen;
ook voor
zijne
vier
overige
zonen bestemde
hij aanzienlijke bezittingen.
Terwijl
Frederik mede
rijk
aan
dochters
was,
had het
zonderlinge schouwspel plaats,
dat te
gelijker tijd ge-

zantschappen
van den Griekschen K eizer Manuel envan den Turkschen Sultan
van
Icqnium,
in
K lein- Azi,
bij
hem
kwamen, beide oin de hand van eene
zijner
dochters te
vragen.
De Sultan beloofde
dat,
indien
hij zijn
wensch ver
kreeg, hij
tot het Christendomzoude
overgaan.
De K eizer antwoordde de
Turken
vriendelijk; doch
dan Grieken
gaf hij
een
weigerend
antwoord,
omdat
hunK eizer' ter zelfder
tijd
een verbond met Paus Alexander zocht envandezen
de Roomscbe K eizerskroon
begeerde.
Overigens bezigde
Frederik
zijn
meer dan
zesjarig verblijf
in Duitschland om
dit
zijnRijk
in
goede
orde te
brengen,
en zonder
twijfel
zoude ook de bevre
digende.
toestand duurzaam
geweest zijn,
vooral nademaal de
onrustige
Vorst,
Hendrik de
Leeuw,
de door s K eizers
aanwezigheid
veroorzaakte rust moede,
eenen
togt
naar het
Heilige
Land ondernomenhad
, bijaldien
slechts de
kerkelijke
zakeneen
bevredigender
aanzien
gehad
hadden. Doch
bij
de
twe_edragt
in de
(31 9)
K erk meende Frederik
verpligt
te
zijn,
de
aanhangers
van
Paus
Alexander,
waarvan er zich ook onder de Duitsche
Bisschoppen bevonden,
te
vervolgen.
Omdan deze beletselen tot een einde
te
brengen
en inhet
algemeen
het
K eizerlijk
aanzien inItalite herstellen,
meende Frederik zich weder naar dat
land te moeten
begeven. Zijn
stadhouder inItali,
als
K eizerlijk
Aartskanselier
en tevens
Legaat
van denPaus Calixtus, was de
Aartsbisschop
Christiaan van
Mentz, een der
merkwaardigste
mannen
onder Frederiks
getrouwe
dienaren.
Hij,
was te
gelijker tijd
een uitstekend staatsman
,
zeer
geschikt
omonderhan
delingen
te
voeren; hij
kon zich in zes talen uitdrukken
(Duitsch,
Latijn,
Franseh, Grieksch
,
Nederduitseh en
Lombardiseh of
Italiaansch).
Met een
ijze
ren harnas onder
zijn paarsch opperkleed
bedekt, een
vergulden
helm
op
het
hoofd,
dan
driekantigenstrijdkolf
in de
hand,
handelde
hij zijnpaard
als een
Ridder; zijne
reuzensterkte was zoo
groot,
dat
hij
in een
slag negen
mensehen
velde, enineenanderen,
gelijk
menhet
aangeteekend vindt, dertig Longobar
dende tanden
verbrijzelde.
In dezen
merkwaardigen tijd,
waarin
wij
ons zoo
moeijelijk
kunnen
verplaatsen,
die er zich niet aan
ergerde
dat de aan Godes
dienst
gewijde
man
op
zekeren
dag
in een
bloedig gevecht tegen
de
Bolognezen
een aantal
vijanden versloeg
en
op
den
volgenden,
tot
viering
vanhet feest der
overwinning
als Priester eene
plegtige hoogmis
bediende
, waarbij
dezelfde hand
,
die
op
den
vorigen
bloed
vergoten
had,
het reine offer
op
het altaar des Heeren
aanbood. Na
voleindigde godsdienstoefening
trok
hij
weder als veldheer naar
de
belegering
van Ancona.
Indenherfst van 1 1 74 verscheenFrederik dan weder met eenzeer
aanzienlijk
leger
in Itali. Nade stedenSusaen Asti
ingenomen
te
hebben,
rukte
hij
voor
Alexandri,
welke nieuwe
vesting hij
wenschte te vernielen,
doch het
gelukte
hemniet haar in te nemen
, terwijl
in het
voorjaar
van 1 1 75 eenLombardiseh
leger
tot ontzet naderde en een storm
tegen
de
vesting manmoedig afgesla
gen
werd.

Het eenenander had ten
gevolge,
dat de
K eizer,
nadat
hij,
vooral door het
weigeren
van
hulp
door Hendrik den
Leeuw,
den
grooten slag bij Legnano
verloren
had, tot eene
verzoening
met Paus Alexander
begon
over te
hallen,
welke danook tot beider
genoegen
tot stand kwamen duurzaamwas. Het
was
(320)
op
den 1
Augustus
1 1 76dat de voor de Christenheid zoo
belangrijke gebeur
tenis had
plaats gegrepen.
Tot inOctober van dat
jaar
bleven de K eizer
en de
Paus te Veneti
genoegelijk bij _elkander
Nadat
zij gescheiden
waren
,
trok
Frederik eerst
naar
Bourgondi,
waar
hij
zich te Arles
, tijdens
het K ersfeest
van
1 1 77,
de
Bourgondische
kroon
op
het hoofd liet
plaatsen;
Alexander
begaf
zich
naar
Anagni
envan daar,
omstreeks Paschenvan 1 1 78,
nadat de Senaat enhet
volk van Rome hemtrouw
gezworen
hadden
,
naar deze
zijne
hoofdstad
,
buiten
welke
hij
zoo
lang gesloten
was
geweest.
Nadrie
jaren
overleed
hij daar, in
het
bewustzijn
van het aanzien des Boomschen stoels
tegen
dan
krachtigsiten
tegenstander,
diendeze
nog
ooit
gehad had, zegerijk gehandhaafd
te hebben.
In 1 1 78 had
hij,
onder
anderen,
de beroemde
Abdij
van
Rijnsburg
met de
Abdis en
de_adelijke kloosterlingen
onder het
regtstreekscheoppergebied
vandan
Pauselijken
stoel
geplaatst (1 ).
Nadat K eizer Frederik in dat zelfde
jaar
1 1 78 in Duitschland
teruggekeerd
was, daagde hij
den
ongehoorzamen
Hendrik denLeeuwvoor eene
Rijksverga
dering
te
Spiers,
doch deze verscheenniet, evenminals
op
dieteWorms
, Maag
denburg
en
Wurzburg.
Nu was de
lankmoedigheid
des
K eizers,
die
nog altijd
den
speelmakker zijner jeugd genegenheid toegedragen
had, ten einde.
Hij
voltrok het door de verzamelde Vorsten
tegen
dan
weerspannigen Hertog uitge
sproken
banvonnis, en schonk, terwijl hij overtuigd was,
dat het
belang
des
Rijks medebragt
omde
groote Hertogdommen
te
versnipperen,
het verdeelde
Saksenen
Beijeren,
beide landen
bezittingen
vanHendrik den
Leeuw, aanver
schillende
personen.
Saksen werd ineen
oostelijk
en
westelijk
deel
gescheiden;
het
westelijke,
zoo ver het K eulsche en Paderbornsche
geestelijke regtsgebied
reikte
(Arnsberg, Limburg,
Mark,
Paderborn en een deel van
Ravensberg),
verkreeg
de
Aartsbisschop Filips
van K eulen,
die den titel van
Hertog
van
Westphalen
aannam;
het
oostelijke
deel,
het
eigenlijke HertogdomSaksen, ver
kreeg
de tweede zoon vanAlbreeht danBeer,
Bernhard van Anhalt; maar dit
was
bepaald
tot het
gebied
vanWittenberg Bernburg
en K oethenaande mid
del- eneenige
Slavische landen aan
de beneden- Elbe, waar Bernhard het slot

(1 )
Zie,
onder anderen, vanmams,
Groet Charterboek, I, bl. 1 1 8.
(321 )
Lauenburg aanlegde.
De
Aartsbisschoppen
en
Bisschoppen
van
Maagdenburg,
Bremen, Minden, Helberstadt, Hildesheim,
Paderbom
en Verden
namen de
aan den
Hertog gegevene kerkelijke
leenen
terug, verkregen nog
veel
daarbij
en maakten zich van de
Hertogdommen onafhankelijk.
Ook
Beijeren
verloor_
veel aande
Bisschoppen
ensteden;
het
nog
steeds aan
zienlijke Hertogdom
werd aan den
getrouwen
en
dapperenPaltzgraaf
Ottovan
Wittelsbach
geschonken.
Frederik namniets van de
groote
erfenis voor
zijn
Huis,
hoewel
hij
vele zonenbezat, en ook de
erfgoederenvanHendrik,
Bruns
wijk
en
Luneburg, gaf hij
aan
geen
anderen;
iets wat
hij,
daar nu alleen het
oorlogsregt gold,
zoude hebben kunnen doen.

De oude Leeuwwilde zich echter niet


onderwerpen. Hij
overviel den
Bisschop
van Halberstadt,
vr dat deze hem
verwachtte,
naindiens stadstormenderhand
in, waarbij,
toen
zij
in brand
geraakte, ongeveer
1 000 menschen omkwamen.
Daarop drong hij
in
Thuringen
door tot aanNordhausenenverbranddeookdeze
plaats;
doch de K eizer trok hem
tegen
en noodzaakte
hem,
nadat
hij
Lubek
verlorenhad,
de
wijk
naar de
vesting
Stade te nemen. Nu kon Hendrik het
eindelijk
niet
langer
uithouden
; hij gaf
zich over enverliet in1 1 82
Duitschland,
zich naar Engeland,
naar
zijnenschoonvader, K oning
Hendrik
II, begevende,

aan
wiens Hof
hij nog
drie
jarenleefde, en waar hemeen
zoon, Willem,
ge
boren
werd,
wiens
nakomeling, George I, na530
jaren,
het
geslacht
der Wel
fen
op
den troon van Groot- Britanni
bragt.
Doch
wij
moeten
eenige jaren teruggaan
omeene
gebeurtenis
te vermelden,
die inFrederiks
Rijk,
ten
jare
1 1 79
, plaats had, enons is
medegedeeld
inhet
1 1 e Deel der Pandectae
Triump/zales
van rn1 mcrscus monws. _
De voor
zijnen tijd vermogende
Hollandsche
Graaf Floris
III, voornemens
omzich met eene
talrijke Ridderschap tot
den
togt
naar het
Heilige
Land voor
te bereiden,
meende dat niets daartoe beter
geschikt
was dan
groote
ridder
lijke oefeningen.
Uitgelokt
door de tien
vroeger
inhet Duitsche
Rijk plaats gehad
hebbende
.
groote feestelijke bijeenkomsten
van dien
aard,
wilde
hij op
zijne
kostenvoor de
elfde maal een
dusdanig groot
Ridderfeest doen
plaats
hebben, en
noodigde ten
dieneinde den Duitschen
Wapenkoning
aan den
Rijn,
Johannes Helienstein
,
41
(322)
tot eene
bijeenkomst
te Schoonhoven, omover de zaak te beraden. De Graaf
wilde het Ridderfeest te Utrecht doen
plaats
hebben
,
maar de
Wapenkoning
voerde
daartegen aan,
dat voor de
Zwabische,
Suevische en Frankenlandsche
Ridders de
togt
naar Utrecht te verre ente kostbaar zonde
zijn,
weshalve het
te vreezen
ware,
dat alleen de Ridders uit de het
naast bij
Nederland
ge
legene
streken zouden
opkomen. Hij
stelde daaromK eulen als de
plaats
der
ridderlijke oefeningenvoor;
meenende dat ook de in
Opper- Duitschland
wonende
Ridders,
door het
gemakkelijke vervoermiddel,
dat de
Rijn aanbood,
zich in
grootengetale
daar zouden kunnenkomen
vervoegen.
Graaf Floris
billijkte
de
aangevoerde
bezwarenen
K eulen
werdals de
plaats
vanhet feest
aangewezen.
Ten
bestemden
tijde
kwamen
daar,
op
de
uitnoodiging
entenkoste vandenHolland-
schen
Vorst,
honderde Vorsten
,
Ridders, enz.
bijeen.
Eenevolleweek
lang
duur
dende
krijgshaftigeoefeningen
en
feesten
die
daarop volgden. Wij gaan
de Vorsten
,
uit het
overige
Duitschland
tegenwoordig,
met
stilzwijgenvoorbij,
doch vermelden
alleen de Nederlandsche. Zoowarendaar
Godfried, Hertog
vanBraband,
Hen
drik,
Hertog
van
Limburg, Boudewijn,
Graaf van
Henegouwen, Filips,
Graaf
vanVlaanderen,
Floris
III,
Graaf van Holland
en Zeeland enHeer vanFries
land, Jan,
Graaf vanNamen, Hendrik, Graaf Van
Luxemburg, Gerard,
Graaf
van Gelre, Hendrik,
Graaf van
Groningen, Hendrik,
Graaf van
Dokkenburg
(Dokkum), Willem,
Graaf vanLoon, Willem,
Graaf vanHoorne;
verder onder
de Baronnen
Johannes,
Heer vanBrederode, Allard,
Heer van Gaasbeek,
An
tonie,
Heer
vanWassenaar,
Wolfard
, Heer
VanBuren,
Simon
,
Heer vanMont
foort, Sgard,
Heer van
Asperen,
K unold
,
Heer van
K roonenburg, Filips,
Heer
van
Egmond, Frederik,
Heer vanPolanen, Allard, Heer vanVoorne, Willem,
Heer vanArkel, Gothard vanRenesse,
Allard vansselstein,
Nicolaas vander
Merwede,
Johannes vanHaamstede,
Allard vanHeemskerk,
Reinard vanRee
merswaal, enz.
enz.; gezamenlijk, vergezeld
van
hoogst aanzienlijke vrouwen,
ten
getale
van480
personen,
die allen
op
het
kostelijkst
door Graaf Floris ont
haald
werden,
zoodat de
Geschiedschrijver zegt,
dat de Duitschers daardoor een
groot
denkbeeld van het
vermogen
der Hollanders bekwamen. Ook was het
aantal der
toeschouwers,
die vanalle
zijden
waren
bijeengekomen
omde ridder
lijke oefeningen
van allenaard te
aanschouwen, zoo
groot,
dat er vermeld
wordt,
( 223
)
dat menzoude
gemeend
hebben
,
dat alle
mensehen
vandenaardbol zich indan
omtrek van K eulen
vereenigd
hadden. Er warencommissinuit de Ridders
van
de vier
groote
deelenvanDuitschland
aangesteld,
omeene
behoorlijke
orde en
afwisseling bij
de
Ridderspelen
te doen
plaats
hebben. Ook warener commissin
van
aanzienlijke
vrouwen
,
die de
prijzen
aande overwinnaars uitdeelden. Die
prij
zen,
inhet
Latijnsche
verhaal vanden
Geschiedschrijver
bravz'a
(het
Gr.
pzex)
geheeteu ,
bestondenuit twee
gouden
halsketens
,
ieder ter waarde vandrie honderd
guldens (eene
zeer
aanzienlijke
somvoor die
dagen);
drie ditoieder vantwee
honderd
guldens;
eene dito
gouden\kroon,
aanwelke honderd
afhangeride
gou- _
den muntstukken
op kunstige wijze bevestigd waren;
een
gouden
mantelhaak
van honderd
guldens;
armbandenvandrie honderd
guldens; eindelijk nog
een
prijs
van honderd guldens, enz.,
alles voor die
dagen hoogst aanzienlijk.
Met
maaltijden
en dansen werden de feesten
besloten,
die ruimeene week
geduurd
hadden. Nadat Graaf Floris de
regering
vanK eulen,
tot
blijk zijner
dankbaarheid en
toegenegenheid, prachtig
onthaald en beschonkenhad,
vertrok
hij, begeleid
door zes honderd
ruiters, terwijl zijne gemalin
later,
mede door
evenzoovele ruiters eneenaantal
prachtig vergulde
wagens
vergezeld, eenige
uren later vertrok. De
Geschiedschrijver
kan
geene
woorden vinden omden
luister dezer
optogten
te
beschrijven,
die aan dan Hollandschen Graaf alleraan
zienlijkste
kosten moeten veroorzaakt
hebben,
terwijl
de
Ridderlijke oefeningen
waarschijnlijk
later in het
Heilige
Land van uitstekende dienst zullen
geweest
zijn
in den
strijd tegen
de Saracenen.
K eizer Frederik,
zich meer en meer
toeleggende
om
zijn uitgestrekt Rijk
in vrede te besturen, sloot met de hemzoodikwerf
vijandige Longobardenk
op
den 25
Junij
1 1 83 deninde Geschiedenis zooberoemden
vrede
van Con
stanz,
die voor
langen tijd
de
betrekkingen
tusschen het
Rijk
enNoord- Itali
regelde.
Nadathierdoor
veel onrust
weggenomenwas,
wilde Frederik in het
volgende
jaar
1 1 84
zijne
beide oudste zonen
plegtig
tot Ridder slaanenwel
op
de fees
telijkst mogelijke wijze.
Tot dat einde
beriep hij
uit alle
zijne landen, ja
zelfs
uit de verst
afgelegene
vreemde
streken,
zooals uit
Engeland, Frankrijk,
Itali
,
Spanje
en de Slavische
landen, een
bijzonder groot
aantal
aanzienlijken
te
41
& quot;
(324)
Mentz
bijeen.
Men telde meer dan
40,000
Ridders en de scharen van het
opgetogen
volk waren ontelbaar.
Menmoet de
beschrijving
vanhet feest inalle
zijne bijzonderheden
lezen
,
wil
mener zich een
goed
denkbeeld vanvormen (1 ).
Het duurde drie volle
dagen
enkostte danK eizer
onnoemelijke
sommen.
Nevens
den
glans
der
krijgshaftige
Ridderschap
had men er ook
schouwspelen
van allerhanden
aard, zoovoor de
Edelenals voor het Volk. Ook warener
zangers,
die
geest
enhart
verheugden.
Op dentweedenPinksterdag
werdende
Roomseh- K oning
Hendrikender
Zwaben
Hertog Frederik, zonendes
K onings,
nadat
zij
voldoende
blijken
hunner
krijgs
haftigheid gegeven
hadden,
door hunnenvader
plegtig
tot Ridders
geslagen(2).
'
Een
dergelijk
feest,
dat echter
gewigtiger gevolgen
voor het
geslacht
der H0
henstaufen en voor alle daaronder
vereenigde
volken
gehad
heeft,
kou K eizer
Frederik twee
jaren
later te Milaanvieren. Alles had zich rondomhemzoozeer
tot vrede
geschikt,
dat
hij nog
in het
jaar
vanhet Mentzer
feest, 1 1 84,
zonder
leger
naar Itali kon
gaan,
en dat hemdaar de
vroeger
zoovijandige
steden,
en in het
bijzonder
het
magtige Milaan,
met het
grootste gejubel ontvingen.
Eenhoofddoel
zijner
reis was eene verbindtenis met het Normandische
K onings
huis,
dat over
Napels
enSiciliheerschte.
K oning
WillemII was zonder
hoop
van
erfgenamen;
als
eenige erfgename
des
Rijks
was
zijne
zuster Constantia,
dochter van
K oning Rogerius, overig;
wanneer
de K eizer
zijn
zoonHendrikmet
deze in het
huwelijk
verbinden
kon,
zoude de
heerschappij
der Hohenstaufen
zich vande Oostzee tot aan de
zuidelijke spits
van Itali
uitstrekken, endevan

beide
zijden ingeslotene
Romeinsche stoel kon
dan, gelijk
het
scheen,
in het
vervolg,
even min als de
Lombardijsche
steden,
op
nieuw
tegenstand
bieden.
De PausenLucius III enUrbanus III beseftenhet
gevaar
enwenddenalles aan
(1 )
Zie K OHLRAUSCII aangeh. werk, bl.
31 5,
81 6.
(2)
Wat de zakeninde Nederlandenindezen
tijdbetreft,
vinden
wij op hetjaar& quot; 1 1 84
alleen
vermeld

dat de K eizer die vanUtrecht alstoen
vrijstelde
vande
betaling
des
tols,
die
eertijds
te Tiel enlater
te
K eizersweert
geheven
werd. Zulketollenbenadeelden den
opkomenden
handel indie
dagen
zeer. Zij
gaven
ook
dikwerf, gelijk
bekend is,
aanleiding
tot
hevige
twisten, je
zelfs
oorlogen.
Eene
geschiedenis van den Nederlandschen handel ontbreekt
ons
nog.
(325)
omhet
plan
te
verijdelen,
doch Frederik zette
zijn
wil
door, en
op
den 27 Ja
nuarij
1 1 86 werd het
huwelijk
van Prinses Constantiamet
K oning
Hendrik te
Milaan,
welke
stad
zich deze
gunst
van den K eizer v'erworvenhad,
door een
allerprachtigst
feest
gevierd, waarbij Duitschers,
Lombarden en de Normandi
sche aronnenuit
Napels
enSicilizich in
vreugde
met elknder verbroederden.
De
verwachtingen
vanhet Huis der Hohenstaufen waren nu zeer
hoog
gespan
nen,
doch slechts82
jaren
nahet
huwelijk
vanK oning
Hendrik met de
erfge
name der Noormaiische
magt
in
Beneden- Itali, moest delaatste
echtelijkespruit
uit dit
huwelijk,
Hendriks achterkleinzoon
,
K onradin,
het schavot te
Napels
beklimmen
(1 ).
Inhet Oosten
wareninmiddels
treurige gebeurtenissenvoorgevallen;
detwee
dragt
der zich daar bevindende Vorstenhad de kracht der Christenenverlamd;
inJeruzalemzelf was. er
strijd
over de
troonopvolging,
en een verrader,
Graaf
Raimund van
Tripolis,
baande zelfs den
magtigen
Sultan van
Egypte,
Sela
.
heddin, meer bekend onder den naamvan Saladin,
den
weg
naar het
Heilige
Land. Doch de
bijzonderheden
van de
gebeurtenissen
dier
dagen
behoorenhier
ter
plaatse
niet vermeldte
worden;
alleen
dit,
dat de nood der Christenen in
het
Heilige
Land zoo
hoog steeg,
dat een
algemeene
K ruisvaart door
geheel
Europagepredikt
werd. Ten
gevolge
daarvan namhet
toenmalige wereldlijke
hoofd der
Christenheid, onze K eizer
Frederik,
ook het kruis aan.
Hij
verklaarde
zulks
op
eene
groote,
tot dat einde te Mentz
bijeengeroepene, Rijksvergadering;
ook dat
hij vergezeld
zoude wordendoor de
K oningen
van
Frankrijk, Engeland
enSicili. Het ware
betergeweest
dat de
67jarige
K eizer zulk een
togt
niet
ondernomen had!
.

Naeene uitmuntende
ontvangst bij K oning
Belain
Hongarij
ondervonden
te
hebben, bij
welke
gelegenheid
ook
honderde, zooniet duizende Nederlanders
voor het eerst eenzoo
afgelegen
land
zullenhebben
bezocht,
kwammen inhet
gebied
vanden
Byzantijnschen
of Griekschen K eizer Isaac
Angelus,
waar met
verraderij
enallerhande andere
gruwelen
te
kampen
was

iets waaruit voldoende
bleek,
dat de Grieken slechts naam- Un'stenen waren.
Met
groot
verlies van
(1 )
Zie
xonnnanscu,
t. a.
p.
bl. 31 6.
.
.
(326)
het
leger
der K ruisvaarders kwammen uit
Bulgarijeindelijk
te
Philippopolis.
Het was van daar,
dat de K eizer eenen brief aan.
zijnen
zoon Hendrik, den
Roomsch- K oning, zond, omaan dezen
mededeeling
van
zijne lotgevallen
te
doen, enhemte verzoekende
Geestelijkheid dringend
uit te
noodigen
omtoch
vurige gebeden
ten'hemel
op
te zendenvoor den
goeden uitslag
der
gevaarlijke
onderneming.
De Utrechtsche K anunnik namin
zijne
Historia
Ultrajectz'na,
alsmede de
schrijver
van
het Groot Carterboe/r, r. VAN
mams,
deeldenons
dezen brief uit de Archieven
van het Utrechtsche Bisdom
inede
(1 ).
Nadat
Frederik met het
kruisleger,
nahet uitstaanvan
onnoemelijke
ellende endui
zende
gevaren, eindelijk
inhet
Heilige
Land
aangekomenwas,
wachttehemdaar
strijd
en ellende van anderen aard. Iconiumwerd stormenderhand
genomen.
Nu kwammen in het land van den bevrienden
Christelijken K oning
Leovan
Armeni. Daarnarustte menkorten
tijd
te Seleucia. Vandaar brak het
leger
op
den1 0
Junij
1 1 90 weder
op.
De K eizer was omredenenin de
achterhoede,
doch daar
er.vertraging
in den
togt
ontstond,
wilde
hij,
omorde
op
de zaken
te stellen,
zich naar de voorhoede
begeven.
Een
brug
over den
Calycadnus
was
te smal voor de
menigte;
de K eizer
sprong
te
paard
inde
rivier, maar de
berg
stroom
sleepte
hem
eensklaps voort
en
hij
kwamniet dan levenloos uit de W& amp; r
teren weder te
voorschijn.
Een
oneindige jammer
vervulde het
leger.
Eenigzins
anders over het uiteinde vanK eizer Frederik luidt het verhaal van
een
tijdgenoot, opgenomen
inURs'rrrz
Scrz'ptores
BerumGermancarum
(2).
Het
Vorstelijke lijk
werd naar Antiochi vervoerdendaar met luister ter aardebesteld.
Gedurende
zijne 89jarige regering
heeft deze
Vorst,
die
metgrootehoedanig
heden_van
ziel en
ligchaamwas
toegerust,
het deel van
zijn uitgestrekt Rijk,
dat thans Nederland
heet,
indien
ooit,
dantoch zeer zelden bezocht. De
ge
schiedkundige
bronnen uit die
dagen vloeijen
zeer schaars.

Gelijk wij vroeger opmerkten,


maakten
, gedurende
de aanhoudende beroerin
gen
inhet
Rijk,
de
groote
Leenmannen zich meer en meer
onafhankelijk
en
(i) Zie
nnna, p.
1 781 80, en van mams, I, 1 25, 1 26.
(2) Para, I,
pag.
560
seqq.;
herdrukt in van
mams,
Groot Cllarterboek, Deel I,
p.
1 27, 1 28. .
/
.

(327)
sloegen,
onder anderen
,
ook
eigenmunt,
d. i. de
zoodanige waarop
s K eizers
beeldtenis.niet
aangetroffen
wordt. Z00 vinden
wij onder
Frederiks
regering
inBraband muntenvan de Godfrieden
(1 ) ;
in Gelderland die van Gerhard II
en OttoI
(2) ;
inHolland die van Dirk VI en Floris III
(3), enz. Zelfs de
Bisschoppen
vanUtrecht haddenzich mede indie
dagenontslagengerekend om
de
K eizerlijke
beeldtenis
,
al ware het ook maar aanne
zijde
vanhunne
munten,
te vertoonen.
Menzie slechts de
geldstukjes
vanHerman,
Godfried enBoude
wijn
Il
(gt).
InFriesland
schijnt
menzich indie
dagen
vanvreemd
(Hollandsch
,
Geldersch en_Utrechtsch?) geld
bediend te hebben, even
als in
Overijssel en
Drenthe,
met
uitzondering
vanhet
Graafschap
K uinre en de
Heerlijkheid
K oe
verden,
die
eigen
munt kunnen
aanwijzen (5).

De stad
Groningen begon
niet
lang
nadezen
tijd
mede
afzonderlijk geld
te slaan
(6).
Terwijl
zelfs de inhet
eigenlijke
Duitschland
vervaardigde
muntenvanK eizer
Frederik zeer zeldzaamen
weinig talrijk zijn,
vonden
wij er slechts
ne,
die
door de Numismatici aanhemwordt
toegekend,
die binnende
grenzen
vanhet
tegenwoordige
Nederland
geslagen
is
geworden,
enwel,
gelijk
uit de
keerzijde
blijkt,
te Maastricht.

Wij
beeldden haar af
op
Pl. XIX.
Op
de vz. ziet meneenlinks
gekeerd K eizerlijk
borstbeeld met de kroon
op
het
hoofd,
houdende in
deregterhand
een
_kruisschepter;
inde
andere, naar het
schijnt,
eentak.
Op
de kz. vertoont zich de
regt opstaande sleutel,
waarin te
\
(1 )
Zie onze Muntender
Hertogdommen
Braband en
Limburg,
Pl. III.
Zie onze Jlnntender Graven en Hertogen
van Gelderland,
Pl. I.
(3)
Zie onze Jl[unten der
Graa c/aappen
Holland en Zeeland,
Pl. I.
Zie ze
afgebeeld
in onze Muntender
Bisschoppen, vande
Heerlkheid
ende Stad
Utrecht,
Pl. V
en VI.

(5)
Zie onze Munten der Heeren en Steden van
Overssel,
Pl. I. De muntenvan
K oeverden komen voor
op
onze Platen XXI en XXII der llunten van Friesland, Gro
ningen
en
Drent/te.
(6)
Zie het
afgebeeld op
Pl. VIII en XVIII onzer zooeven
aangehaalde
Munten
van
Friesland, Groningen en Drent/te.
(328)
Maastricht de asch van
den
HeiligenServatius,
den
Beschermheilige
der hoofd
kerk,
binnendie
kerk alsnog
bewaard
wordt,
omgeven
door een invier deelen
verdeelden,
uit
bolletjes
bestaanden, rand;
inde
inspringende
hoekenziet men
vier
bloempjes,
die lelin
schijnen
te moetenvoorstellen. Het omschrift is
Clavz's,
d. i. Sleutel; eene kinderlijke aa'nwijzing
uit die
dagen.
Zoovindt menook
op
muntenvan de
Brabandsche Hertogen
Godfried 1 1 I en HendrikI de
afbeelding
van eenen leeuw,
met het
bijschrift
Leo;
op
andere muntenweder andere.
Wij
ontleenden de
afbeelding
der munt van Frederik aan het
exe_mplaar
in
het Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
en kunnenhet
gewigt
daarvan,
als
zijnde 0,8 w.,
mededeelen.
Van 1 1 901 1 97,
dus slechts
gedurende
zeven
jaren, regeerde
Frederik's
zoon,
Hendrik VI. Ook deze,
die
groote geestvermogens bezat,
had be
langrijke lotwisselingen. Op
slechts
23jarigenleeftijd
bestuurde
hij, gedurende
zijns
vaders
afwezigheid
in
Itali,
het Duitsehe
Rijk. Hij
was zeer
goed
onder
wezen en verstond,
in
tegenstelling zijns vaders,
het
Latijn.
Maar
hij bezat_
ook zeer kwade
eigenschappen. Hij
was sluwen in
hooge
mate wreed enin
halig,
van welke beide laatste
gebreken hij
vooral
blijken gaf
in
Itali,
waar
hij
het
grootste
deel
zijner regering
heeft
doorgebragt.
Zulks kwamvan
daar,
dat
Tancred, een onechte zoon vanConstantias
vroeg gestorvene
broeder
Rogerius,
inSicilials
K oning uitgeroepenwas,
en het
Rijk
aan Hendrik be
twist werd. Om
zich in Itali
goed
te kunnen doen
gelden
had Hendrik in
Duitschland vrede
gesloten
met Hendrik den
Leeuw,
het hoofdvanhet
geslacht
der Welfen
(1 ).
7
In
het laatst van 1 1 90
begon
dan de
strijd
in
Itali, waarbij
de
ongehoordste
wreedheden
gepleegd
werden.
Na
zijne krooning
trok Hendrik in
April
1 1 91 van Rome naar het zuidenen
belegerde
de hoofdstad
Napels,
doch te
vergeefs, waarop hij
in
September
vandat
jaar
zich weder over
de
Alpenbegaf,
want eenzware
pest
had
zijnleger
zeer
gedund.
(1 )
Van dit Duitsehe woord maaktende Italianen
Gueln, even als
van
de
partij
der
Waiblingei1 ,
een slot der Hohenstaufenin
Wurtemberg, Gz'bellinen; de eersten
begunstigden
de_n Paus,
de laatsten den K eizer.
(329)
InDuitschland
teruggekeerd,
vond
hij
daar weder nieuwe onlusten
uitgebro
ken;
hij bragt
ze met
zijne
gewone strengheid
tot eeneinde. Niet
lang
daarna
overleed Hendrik de
Leeuw, te weten
op
den6
Augustus
1 1 95

inhet 66
jaar
zijns ouderdoms, naeenlevenvol onrust.
Hij
had het
genoegen,
dat
tijdens
zijnen
dood de Welfsche
en Hohenstaufensche
Huizen
door een
huwelijk
met
elkander verzoend waren.
Tijdens
deze
verzoening
was de uit Palestina
terugkeerende Engelsche K oning
Richard Leeuwenhart door
zijnvijand, Hertog Leopold
van
Oostenrijk, gevan
gengenomen
enin eenenkerker
opgesloten
,
waaruit
hij,
naeene
lange gevan
genschap,
eerst nahet betalenvan het
buitensporig losgeld
van 1 00,000
mark
zilver
(tot
het
bijeenbrengen
waarvanmenin
Engeland
zelfs de kleinoodinder
kerkenmoest
verkoopen)
eneene
verantwoording
voor den
regter, ontslagen
werd.
Menweet hoe de
gevangenschap
en de
bevrijding
des
K onings
uit dendoor den
minnezanger
BLONDEL ontdektenkerker tot allerlei
dichterlijke opsieringen
aan
leiding
heeft
gegeven.
_
Op
den 20
Februarij
1 1 94 stierf
K oning
Tancred. Deze
gelegenheid
nam
Hendrik VI te baat om_door middel van
het uit
Engeland
bekomene
geld
zich
de
hulp
der vlotenvande GenuezenenPisanente
verschaffen, en het Italiaan
sche
Rijk, waarop hij aanspraak maakte,
te heroveren.
De voornaamste
aanhangers
der verdrevene Normandische
K oningsfamilie
ver
volgde hij op
de wreedste
wijze.
Een hunner
plaatste hij op eenengloeijenden
ijzeren
troon en deed
hij
met eenen mede
gloeijenden
helmkroonen.
Hiernawilde
hij
de Duitsche kroonin
zijn
Huis
erfelijk maken, doch, terwijl
hij
reeds vele Vorstenvoor
zijnplangewonnen
had,
verzetteden zich de Aarts
bisschoppen
vanMentz enK eulen
,
alsmede de Saksische
Vorsten,
vooral de
laatste,
daartegen.
IndienHendriks voornemen tot stand had kunnen
komen,
zoudehet
waarschijnlijk
Duitschland voor vele
volgende jammeren gevrijwaard
hebben;
doch onderscheidene Vorsten wilden voor zich en de hunnen de kans omtot
K oning
en K eizer
gekozen
te kunnen worden niet laten varen. Het
eenige
wat Hendrik kon
verwerven, was,
dat men in 1 1 96
zijnen
zoon Frederik de
opvolging
in het
Rijk
verzekerde.
Doch alvorens verder te
gaan,
moeten
wij nog
vermelden,
dat.deze
K eizer
42

(830)
ten
jare
1 1 95 te Mentz aan Dirk
VII,
Graaf
van Holland,
het
vroeger
reeds
door K eizer Frederik BarbarossaaanFloris III verleende
regt bevestigde
omte
Geervliet,
inhet land vanPutten, een zwerentol
op
de
scheepvaart
te
heffen,
welke
tol, gelijk
bekend
is,
vooral
op
de Vlaamsche
schepen
ten
strengste
en
dikwerf
op onbillijke wijze toegepast, aanleiding gaf
tot de
hevigste oorlogen,
tusschen Hollanders enZeeuwenaande
eene,
en de
Vlamingen
aan
de andere
zijde (1 ) ; verder,
dat K eizer Hendrik in het zelfde
jaar uitspraak
deed inden
twist over de Veluwe tusschen den
Bisschop
van Utrecht en den
Hertog
van
Lotharingen (Braband)
, waarbij
het
geschil
ten voordeele vandan
K erkvoogd
werd
uitgewezen(zie v. mams
,
I
,
1 28)
,
doch inhet
volgende jaar
1 1 96stond
de
Bisschop zijn regt op
de Veluwe weder aan den Brabandschen
Hertog
af
(v. mams, I, 1 31 ).
Ook
kondigde
Hendrik VI eenbesluit
af, waarbij
aande
Duitsche K eizers en
Roomseh- K oningen
in de Utrechtsche kerk de eerste
plaats
onder de K anunniken
aangewezen
en hun eene
behoorlijke prehende
verzekerd
werd
(v. mrnars, I, 1 29).
Om
persoonlijk
aan eenen
kruistogt
deel te
gaannemen,
waartoe Hendrik
zeer
geneigd was,
daarvan
zag hij op aandringen
der
zijnen
af.
Hij
zond echter
een aantal
Ridders,
begeleid
door
geestelijke
Vorsten
,
naar het Oosten.
Toen er een nieuwe
opstand
in
zijn
Italiaansch
Rijk uitgebroken was, ijlde
Hendrik
derwaarts, doch,
zich
op
de
jagt onvoorzigtig
te veel verkoeld hebben
de,
werd
hij
kreuk enoverleed
op
den 28
September
1 1 97.
Hij
werd te Pa
lermo
begraven.
Toenmenten
jare
1 781
zijn grafmonument opende,
vond men
zijn lijk nog
onverteerd;
zelfs meende men in de
gelaatstrekken nog
trots en
hardheid te herkennen.
Tijdens hij
stierf
ging hij
vanhet
ontwerp zwanger
omzichookhet Grieksche
K eizerrijk
te
onderwerpen
,
dat
inwendig
zeer verdeeld enaanhet wankelen
was,
doch inGods raad
was
anders besloten.
Zijn
hoofddoel
daarbij
was omaande
Christelijke legers
eenen meer
veiligen weg
naar het
Heilige
Land te
openen;
voorwaar een dan
krachtigen man
waardig plan.
Wij
hebben
geene
munten van Hendrik
VI,
binnen de
grenzen
van het
(1 )
Zie het
Privilegie bij van
naam,
Graat Clarkrboat, I,
bl. 1 29,
1 30
t
(331 )
tegenwoordig
Nederland
geslagen,
aan te
wijzen,
als hebbende die nimmer
kunnen ontdekken.
Terwijl
Hendriks zoon en
opvolger,
Frederik
II,
nog
slechts een kind van
drie
jarenwas,
ontwaakten de
partijschappen
der Welfenen Hohenstaufen
op
nieuwen
openbaarden
zich door de keuze
vantwee
K oningen, Filips
vanZwaben
en OttoIV van
Brunswijk.
Het zoude ons te ver a eiden,
indien
wij
de
ge
beurtenissen,
die van 1 1 98 tot 1 21 5 het Duitsche
Rijk
in
repen
roer hielden,
hier wilden vermelden. Hoe
belangrijk
ook voor de
geschiedenis,
moeten
wij
hare
vermelding achterwege
laten en ons
bepalen
tot
hetgeen
de Roomseh- K o
ning Filips
vanZwaben
,
wiens
gezag,
naar het
schijnt,
inNederland het meest
geerbiedigdwerd,
aldaar
verrigt
heeft.- Zoovinden
wij op
het
jaar 1 200,
dat
hij op
den 1 October het
voorregt
omden tol vanhet Gein naar eene andere
plaats
over te
brengen,
ten
gevalle
van Diederik van der
Are,
Bisschop
van
Utrecht, vernieuwd heeft, en dat
hij
in
1 204,
toen
hij,
teneinde zich
tegen
de
partij
van Otto
zijnenmededinger
naar de
K eizerlijke waardigheid
testerken
,
door
geschenken
enbeloftenverscheidene Vorsteninen omde Nederlanden in
zijne belangen
wist te
wikkelen,
daarbij,
onder
anderen, aan den Hollandsch
ZeeuwschenGraaf Willem1 beloofde omde leenen
,
die deszelfs vader
enbroe
der van het
K eizerrijk
in leen bezeten
hadden, vrij
te
geven.
Gedurende den
strijd
van
Filips
vanZwabenen Ottovan
Brunswijk
over het
bewind van Duitschland was
het den schrandeien en
geleerden
Paus Innocen
tius III
gelukt
omdan
Senator,
die Rome innaamdes DuitschenK eizers be
stuurde,
alsmede den
K eizerlijken
Prefeet of Stadhouder over te halen
omzich
aandenPaus
onderwerpen
te
verklaren; een nieuwmiddel omde
geestelijke
Opperheerschappij
verder te
vestigen.
Ook in den
geheelen
omtrek van Rome
hadden
dergelijke
zaken
plaats.
Alle
mogelijke pogingen
werdenmet
goedgevolg
aangewend
om het
groote
doel te bereiken. In Zuid- Itali werkten de om
standigheden
mede
gunstig. .
De den
Pauselijken
stoel
vleijende
Ottovan
Brunswijk
werd door Innocentius
als
Roomseh- K oning erkend;
zijn tegenstander; Filips
van Zwaben,
op
nieuw
indan hun
gedaan,
dien
hij
zich
vroeger
in Itali
op
den hals had
gehaald.
Ottoheeft door allerhande
inwilligingen
aanden
Pauselijken
stoel de Duitsche
42*
(332)
K eizerswaardigheid vernederd;
vooral deed
hij
zulks nadat
zijn tegenstander
Fi
lips
door den
Paltzgraaf
OttovanWittelsbach vermoord was
geworden,
zoowel
met het
oog op
Itali als in het
vooruitzigt
omdoor den Paus tot K eizer
ge
kroond te worden.
Ten
gevolge
vanhet eenenander werd het
gebied
vanden
K erkelijken
Staat,
als
wereldlijke mogendkez'd,
door Innocentius 1 1 1 eerst
regt gevormd. ()p
den
27
September
1 209 werd Otto
dan, tot
belooning zijner
eenenDuitschenK eizer
en
K oning
vanItali
onwaardige daden,
door danPaus
gekroond,
wiens
opvol
gers,
de
nederige
dienaars vanden
Zaligmaker
die niets
bezat,
daarna
steeds
als
wereldlijke
Vorsten en met alle wereldsche
pracht,
luister en weelde
regeer
den, enalle
pogingen
van Ottoen
zijne opvolgers,
omhet verloren terrein te
herwinnen,
waren vruchteloos.
Ottowerd danook in den ban
gedaan,
iets wat
zijnenvijanden
moed
gaf,
terwijl zij daarbij
door
Filips Augustus, K oning van Frankrijk,
ondersteund
werden
,
om
den
jongen
FrederikvanHohenstaufen
,
reeds als kindvoor Roomsch
K oning
erkend, aanOtto
tegenover
te stellen. Deze kwam
gelukkig, niettegen
staande alle
moeijelijkheden,
uit Itali in Duitschland
terug
enhield reeds in
November 1 21 2
zijn eersten
Rijksdag
te Mentz.
Hierop volgde
de verkeerde
daad van
Ottoomtenbehoeve
van
zijnenoom, K oning
Janvan
Engeland,
en
uit haat
tegenFilips Augustus,
die met een
leger
in de Nederlanden
gevallen
_
was,
zich mede met een
leger
derwaarts te
begeven
enaan
zijne
leenmannen
aldaar aan te
sluiten.

Bij Bouvines,
indenomtrek vanDoornik, versloegen
de Fransehenhet ver
eenigde EngelschDuitsche leger.
Otto,
die
nog
in 1 21 3 den Hollandschen
Graaf WillemI in de leenen
bevestigd had,
welke
zijne
voorzaten Floris en
Diederik van het
Rijk bezaten,
trok zich in
zijne
er anden
terug
enkonniet
eens
de
noordelijke
strekenvan
zijnRijktegenDenemarkenverdedigen K oning
Walderpar
vandat land
verlangde
de Elbe tot
grens,
en Frederik,
mede on
magtig
tot
tegenweer,
stond hemHolstein en Meklenburg,
benevens de Bis
dommenLubek,
Schwerinen
Ratzeburg
af. De PausenInooentius enHonorius
bevestigden
den Deenschen
K oning
in het bezit dezer
landen,
als hadden
zij
beschikkingen over
de
grenzen
van Duitschland te maken. - - Hiernawerd de
(883)
2ljarige
Frederik in 1 21 5 tot
Roomsch- K oning gekroond.
K ort daarnakwam
de
RijnPaltz
door een
huwelijk
aan Beijeren,
welk land hemnu reeds zes
eeuwen bezit.

.

Toen OttoIV in 1 21 8
zijn
einde voelde
naderen,
werd
hij,
onder belofte
vandanPaus inalles
gehoorzaamte
zullen
zijn,
van denban
ontslagen.
Nadat
hij,
kort vr
zijnendood, gebiecht had,
liet
hij
zich,
op
een
tapijt uitgestrekt,
herhaalde malen door Priesters ten bloede toe
geeselen, terwijl hij uitriep:.
Slaat
mij,
zondaar,
nog
harder.
Gedurende Ottos bestuur werd de
Pauselijke stoel, gelijk wij
reeds
zagen,
niet alleen
uitwendig magtig,
maar door de sluwe entevens
strengehandelingen
vanPaus
Innocq_ntius
III werden
hoogere
en
lagere Geestelijken
indeRoomscbe
kerk in
een staat van
(diepe afhankelijkheid gebragt,
die de
magt
des Pausen
bijnaonbeperkt'maakten.
De
wereldlijke
Vorsten
gevoelden
ook
diep
de looden
hand der Pausen. Z00 mest; b. v.
K oning
Jan van
Engeland, zijn eigen Rijk
aan Innocentius
overgeven
omhet van hemin leen
terug
te
ontvangen.
Van
daar heet deze Vorst inde
geschiedenis
Janzonder land. Ook de beheerschers
van
Frankrijk, Portugal, Leon, Arragon, Hongarij,
Polen,
Dalmati en zelfs
van het
verwijderde
Noorwegen
moestenzich naar s Pausenbevelen schikken.
Z66 was het inden
aanvang
der 1 8 eeuwreeds
gesteld.
Dit eenenander was
het
gevolg
vande vrees voorden
Pauselijken
ban
,
daar de onnozele, deemoe
dige
volkerentot uitvoerders vandienban
gebezigd
werden.
Hierbij
kwamde
invoeringder afschuwelijke Inquisitie, vanwelke weldra
Albigenseu
enWalden
sen
deeerste slagto ers
werden.

Eerst in 1 229 echter werd de
Inquisitie
vol
ledig georganiseerd,
vooral met de
hulp
van de nieuw
opgerigte
orde der Do
minikanen,
die
later,
ook in
Nederland, zoo vele duizende
slagto'ers op
dan
brandstapel bragten.
De verschillende orden der Bedelmonniken werden ook
weldrade
boodschappers
der
I?aueelijke almagt
naar alle deelender toenbekende
aarde, enwel
bij
de
geringere standen, terwijl
de
geestelijke
Ridderordenzulks
bij
de
grootenvolbragten.
Tot deze laatste behoorende
Tempeliers,
Johanniters
en Duitsche
Ridders.
-
Deze warende
uitwendige middelen,
waardoor de Roomscbe kerk de toenma
lige|wereld
aan; hare voeten
zag. Zij
was er ook
op.
uit
om
hare
overwinningen
(334)
door
inwendige
middelente
bestendigen.
Het was
op
de
groote Synode
inhet
Lateraan in November
1 21 5,
waarop
deibeide Patriarehen van Antiochien
Jeruzalem,
71
Aartsbisschoppen,
41 2
Bisschoppen
enmeer dan800 Abtenver
schenen
,
Waarin het leerstuk vande
alleenzaligmakende K erk, vande door des
Priesters
gebed
bewerkte
verandering
van het brood en dan
wijn
in het'ware
ligchaam
enbloed vanChristus
(de transsu:favdatie) enVande
noodzakelkheid
der boete tot
herstelling
der zondeloosheid

als een
algemeen kerkelijkleerstuk
werden
vastgesteld.
Wanneer de
zaligheid
danslechts inde K erkalleenverwor
ven kon
worden, waren alle
geweldige middelen,
door welke de eenheiden
reinheid der K erk behouden
werden,
geregtvaardigd;
verder werd de Priester
stand
daardoor,
dat
bij
den
persoon
vanChristus door
zne wding
des broods
envan dan
wijntegenwoordig
kon doen
worden, ver bovende ieeken
verheven;
en
terwijl,
ten derde, aan de leer der boete voor iedere leekde
verpligting
verbondenwerd
, omminstens eenmaal inhet'
jaar zijne
zondenaandenPriester
inde oorbiecht te
bekennen, waarbij
het
opzettelijk verzwijgen
van eene zonde
als doodzonde zoude
gelden,
doch de Priester de
magt
bekwamomboete
op
te
leggen,
denberouwhebbendende zonde
tevergeven,
maar danverharden
zijne
zonde te latenbehouden
,
zoowas de
heerschapp
der K erk
overhet
geweten
gegrondvest
.
' l.& quot; 1 3. w.; ::: i .& quot; J.. :.... t- .- .
Weinige
Vorstenhebbenmet dan
Puselijken
stoel
heftiger krijg gevoerd
als
de nu
volgende
K eizer Frederik
1 1 ,
dievan 1 21 5 tot 1 250het'bestudr des
Duitschen
Rijks
inhanden
had,
een
manaan
greetsclen aanlegenhitmkende
talenten,
maar die zich ook dikWerf- doonoodelooze hardheid& quot;
en=gmvzame
wreedheid
_vele vijanden
berokkend hee
=J 1 '1 & gt; & quot; & quot;
if& quot; l1 & quot; g .
InItali
geboren
envan
moederszijde
vanItaliaansch bloed
,vettoefdd hij
ook
het liefst indat land. Van de 85
jaren zijner regering
heeft
hij, sedertzijne
krooning
te Aken,
op
drie onderscheidene
lkeerenl te*zamen
slechtssevnjaien,
op
Duitschen
grond dootgebragt;
endit=behee r ons
geene
ervvoridering
te ba
ren.
Duitschland was 0BII,- OVGT
het
algemeen,
eenmerrmtllsnd, met veelal
half barbaarsche zeden,
althans indien men de Duitschers van die
dagen
met
de smaakvolle Italianen
vergelijkt
- - -

& quot; - 1 & quot; ' & quot;


Dat
hij dadelijk
na
zijnekrooning
teAken
naar Itali
ijtde,
kanmen
toeschrijven
(885)
aan
zijne begeerte omde
Duitsche
K eizerskroonte
verwerven,
doch Paus Inno
centius
,
die Frederik wel
genegen
was
,
vreesde zeer voor de
omklemming
vanden
K erkelijken
Staat tusschende Duitsch- Italiaanso'he
bezittingen
tennoordenendie
vanhet
K oningijk
Sicilitenzuiden,
onder het zelfde
opperhoofdvereenigd. Hij
eischte daaromvanFrederik,
dat deze
,
zoodra
hij
deK eizerskroonzondeontvan
gen
hebben, aan
zijn
zoon
_Hendrik
die van Sicili,
natuurlijk
onder
voogdij
s0hap
enals
Pauselijk
leen
,;
zoude afstaan; zoodat Frederik zelfs dantitel van
K oning
van Sicili niet
meer
zoude
mogen
voeren.
Teneinde de
krooning
tot K eizer te
verkrgen, gaf
Frederik
schijnbaar zijne
toestemming
tot het vanhem
geisehte
,
dochtoonde weldra
zijnenonopregten
aard.
Envannu af ontstond er eenhernieuwde
kamp
tusschen het
geestelijk
en het
wereldlijk oppergezag,
iets dat voor
Europa(en
door deninvloed
op
de K ruis
togten
ook voor Azi) gedurende
eene
lange
reeksvan
jaren
vaneenenalleraa
deeligsten
invloed
gewaeat
is. Rome zette steeds door middel vanPaus enK ar
dinalenhet
aanvankelk
reeds
gedeeltelijk geslaagde plan
tot
onderwerping
der
wereld
voort, en de Duitsche K eizer meende
zich, gelijk bij
het ook
was, ze
delijk verpligt
de
regten
vanhet
wereldlijk gezag tegenongehoorde aanmatigin
gen
te handhaven.
. r

Het was indeze


dagen
dat de
K eizer,
onder anderen,
zich
genoodzaakt
zag,
op
den
Rksdag
te Frankfort,
in
1 220,
teneinde te verwervendat
zijn
zeven
jarige
zoon Hendrik
(die naar
Duitschland
gekomenwas)
tot
Roomsch- K oning
gekoen
zoude averden,een
goed
deel der
K eizerlijke regten
ten
gunste
der
geestelijke
Vorsten- af te staan. Onder deze was ook het tol- en
muntregt op
geestelijk grondgebied.
Een van s K eizers
voorgangers,
Otto
IV,
had zulks
mede reeds
gedaan. Bij
deze
bijeenkomst
van
geestelijke
Vorstente Frankfort
was ook Otto
II, Bisschop
van Utrecht, tegenwoordig.
Een
groote
fout inFrederiks
regering
bestond daarin,
dat
hij zijn
steun
zocht
in
naauwkeurige handhaving
vanhet
leenstelsel, endat
hij
de
opkomende
bur
gerijengering schatte,
die al meer enmeer hunne
toevlugt bij
de
geestelijkheid
begonnen
te
zoeken, aangezien
indeze stedende
K eizerlijke
ambtenarenhunne
magt
niet konden
uitoefenen.
Nadat Frederik andermaal
plegtig
beloofdhad
,
dat dekroonen
vanDuitschland
(386)
enSicili niet weder
op
nhoofd zoudenkomen,
alsmede dat
hij
ter
kruistogt
zoude trekken,
werd
bij
den 22 November 1 220
plegtig
te Rome
gekroond (1 ),
waarbij hij,
van denK ardinaal
Ugolino,
den lateren Paus
Gregorius
IX
(als
zoodanig
s K eizers bittersten
tegenstander)
,
het kruis
ontvangende,
zich onder
eede verbond in het
volgende jaar
den
togt tegen
de
ongeloovigerr
te zullen
aanvaarden.
Na
zijne krooning
tot K eizer is Frederik 1 5
jarenlang
inItali
(met inbegrip
vaneenenkorten
tijd
inhet
Oosten) bezig geweest
en heeft
hij
Duitschland on
bezocht
gelaten.
Nadat
hij
in 1 223 vandanPaus
op
nieuween
tweejarig
uitstel
van
zijnenkruistogt verkregenhad,
huwde
hij,
die weduWenaar was
geworden
van Constantia van
Arragon,
met
Iolantha,
erfdochter van het
K oningrijk
Jeruzalem.

Terwijl
Frederik,
volgens
s Pausen
meening,
telkens toonde dat het hemmet
den
togt
naar het
Heilige
Land
geen
ernst was
(2),
deed de inmiddels verko
zen nieuwe
Paus, Gregorius
IX,
hemten
jare
1 228 te
Anagni op plegtige
wijze
in dan ban.
.
Vandat
oogenblik
af ontbranddende
hevigste
twistentusschende
wereldlijke
en
geestelijke magtenop
nieuw
op
het
hevigst.
De
tijden
van
Gregorius
V1 1 en
Hendrik IV
warenwedergekeerd.
Teneinde tochtetoonendat het hemernst was
omzich naar het
Heilige
Land te willen
begeven
,
scheepte
Frederik zich
nog
inhet zelfde
jaar
1 228 met een
uitgelezen
doch niet
talrijkleger
in.
Zijne
za
ken
gingen
inAzi
voorsp0edig, doch,
op
het
ontvangen
vanminder
gunstige
berigten
uit
zijne er anden,
verliet de K eizer in Mei 1 220 Jeruzalemreeds
weder, en vertoefde
hij daarop,
tot
herstel'zijner zaken,
weder
vijf
achtereen
volgende jaren
inItali. In1 234 verzuimde
hij
echter eene
goede gelegenheid
om
zijne magt
in dat land uit te breiden. Toentoch was er een
zeergevaarlijk
\; 'i
(1 ) Op
den 1 9
April
van dat
jaar
had
hij nog
als
Roomsch- K oning
te Frankfurt aan
de Utrechtschen
vrdom
vanden
K eizerlijken
tol te Tiel verleend, en wel tenoverstaan
van
den Graaf van Holland en een
aanzienlk
aantal andere Grooten.
(2)
In1 226
rigtte hij
echter uit Salernoeene
oproeping
aande Friezen
(Nederlanders)
omdeel aaneenen
kruistogt
te nemen. Zie die
oproeping,
onder
anderen, bij
v. IIERIS
U/zarterboek, I,
1 98.
(337)
oproer
der Romeinen
tegen
Paus
Gregorius uitgebrokn,
wien
zij
zelfs uit
Rome,
gelijk
ook de
Pauselijke bezettingen
uit den
omtrek,
verdrevenhadden. Men
wilde weder de oude Romeinsche
Republiek
herstellen.
'
Frederik,
zich
bij
dan Paus
bemind willende
maken,
kwani hemmet
zijne
krijgsmagt
te
hulp
en voerde hemmet
krachtigen
armweder binnen Rome.
Inmiddels
liep hij,
ten
gevolge
vaninDuitschland ontstane
hevige onlusten,
gevaar zijne
kroonaldaar te verliezen. Toenin 1 220 s K eizers
onmondige
zoon
Hendrik als
Rijksbestuurder
onder
voogdijschap
van den
Aartsbisschop vanK eu
len was
achtergelaten (1 ) en deze laatste vermoord was
geworden,
ontstonden
op
nieuwde oude
gruwelen, waarbij nog
kwamen de
onregtvaardigste vervolgingen
tgenhen,
die in een of ander
opzigt
van de
gedwongene
K erkleer
afweken;
vervolgingen, waarbij
de K ettermeester K oenraad van
Marburg
eene
groote
rol
speelde.
Vooral de arme
Stadngers
moesten s mans wreedheid
ondervinden,
'
en,
helaas! ook een Hollandsche Graaf
moest,
met meer andere Nederlandsche
Grooten,
tot de
uitroeijing
van het
gehate
kleine volk medewerken
,
dat eenen
Priester
doodgeslagen had,
die eene
vrouw,
welke hemeen te
geringe
biecht
penning
had
gegeven,
dezen in de
plaats
des
heiligen
ouwels in den mond
had
gestoken (2).

Terwijl Franschen, Engelschen


en Italianen de
ongeloovigen
in het Oosten
gingen
bestoken,
wendde Duitschland
zich
vooral naar de streken der
Oostzee,
waar verschillende Heidensche volken door de kracht van het zwaard tot het
Christendomwerden
gebragt.
Daaronder behoorden vooral de
Wenden,
Slaven
,
Pruissen,
K oerlanders enEsthlanders. Het
schijnt
niet dat de
jonge
Roomsehe
K oning
Hendrik
eenig werkelijk
deel aan deze
togten genomen
hebbe.
Hij,
de
verwaarloosde zoon van densteeds in Itali
afwezigen
Frederik
, gaf
zich veelal
aan slecht
gezelschap over,
dat hem
eindelijk
zelfs
aanspoorde
om
tegen zijn
(1 )
In 1 222 werd Hendrik te Aken als
Boomsch- K oning gekroond,
en
op
den
dag
der
krooning bevestigde hij Hendrik,
Hertog
van Braband,
in
zijn
leen, ten overstaan van
Floris, Graaf van Holland, en andere Vorsten. Zie van mams,
Groot Cliarterboek.
I,
bl. 1 80.
(2)
Zie meer
bijzonderheden
over den
gruwelijken
moord der
Stadngere,onder anderen,
bij
K OHLRAUSCH t. 1 1 .
p.
bl. 360.

l
4 8
(338)
vader
op
te staan en
zich in 1 284
op
eene
Bijksvergadering
te
Boppard
van
dezen
onafhankelijk
te verklaren. Doch
zijnopstand
duurde niet
lang;
in
Junij
1 235 kwamFrederik uit Itali
terug (1 )
,
en daar
hij
ook brievenvandenPaus
voor
de
Geestelijkheid medebragt, zag
Hendrik zich weldra
verlaten. Bij
het
hevige
karakter des vaders was eene
verzoening
met den berouwhebbenden en

smeekendenzoononmogelijk.
Hendrik werd eerst naar
Heidelberg,
daarnanaar
Apuli gevoerd
en overleed daar in 1 242.
Frederik had
nog
eentweedenzoon
,
denlaterenK oenraad
IV, bij zijne
tweede
gemalin
Iolantha,
die kort nade
geboorte'
vandezenzoonoverledenwas.
Daarop
begaf
de K eizer zich ten derden male in het
huwelijk,
enwel met
Isabella,
zuster van
K oning
Hendrik III van
Engeland.
De
Aartsbisschop
van
K eulen
en
de
Hertog
van
Braband
gingen
de bruid afhalen
,
die zich eerst vanLondennaar
Antwerpenbegaf.
Vervolgens
trok
zij
door de voornaamste stedenvanNederland
naar
K eulen. Overal Werd
zij op
het
prachtigst ontvangen
envertoefde
gedu

rende zes
wekenindeze laatstestad, daar de K eizer eerst nadien
tijd
haar te
Worms kon
ontvangen, opgehouden
door de nieest
verschillendebeslommerin
gen.
Isabellas
huwelijksleven
was echter niet
gelukkig. Zij gaf
het leven aan
een zoon,
Hendrik
geheeten,
die
echter, even als het
geheele geslacht
der H0
henstaufen,
daarna
spoorloos
in de
geschiedenis verdwijnt.
Frederiks levenwas
en
bleef steeds rusteloos en
ongelukkig.
Isabellaoverleed reeds in 1 241 .
_
De
tijd,
dien Frederik na
zijnhuwelijk nog
inDuitschland
doorbragt,
was
rijk
in
bedrijvigheid
van
zijne zijde.
Reeds
op
den 1 5
Augustus
1 235
riep hij
eene
groote Rijksvergadering
te Mentz
bijeen, gelijk
aan die,
welke
zijngroot
vader Frederik
1 ,
of
Barbarpssa,
ten
jare
1 1 84 in deze zelfde stad
gehouden
had. Alle
geestelijke
en
wereldlijke
Vorsten des
Rijks
en 1 2,000
Edelen ver

zamelden er zich nu.
(1 ) Wij
lezen invanmmars Charterboek, I,
1 81

een bevelschrift, waarbij
de K eizer
aan
Gerard den
jongen,
Graaf van Gelre,
op
den 4
Januarij 1 223,
verbiedt
eenigen
tol te
Arnhem,
Oosterbeke of
Lobede,
of in
eenige plaats
op
den
Rijn,
te heffen. Onder aan
staat: actum
apud
Brac/mram
(P). Lag
deze
plaats
in Itali?
(339)
Onder de verschillende
belangrijke besluiten, welke
op
deze
Rijksvergaderin'g
genomen
werden, waren ook
die,
welke de
regten
der Vorsten
op sommige

steden
handhaafden, en niet het minst de
wat op
den
landvrede, met voortref
felijke bepalingen
tot
verzekering
van den
wettelijken
toestand ende
werking
van het
gewone regt.
Tot
uitvoering
vanhet
hoogste geregt
werd een
Hofreyter
aangesteld,
die
dagelijks
tot
uitoefening
van
zijn
ambt
zitting
zoude hebben.
Het denkbeeld was
goed,
doch het ontbrak den
Hofregter
aande
magt,
omaan
zijne uitspraken
kracht
bij
te zetten. Zeer
merkwaardig
is
het,
dat dezeMenlzer
landvrede van 1 235 het eerste Staatsstuk
is,
dat inhet Duitsch
uitgevaardigd
is
geworden; want,
hoewel deszelfs eerste
opstel
wel inhet
Latijngeweest
zal
zijn,
is het toch
zeker,
dat het ook tenbehoeve vande
algemeene
bekendma
king
in het Duitsch is
overgezet geworden.
_
Nadat Frederik dan winter van 1 235
op
1 236 onder zeer drukke
bezigheden
te
Hagenau
had
doorgebragt,
woonde
hij
in Mei van
het
laatstgenoemde jaar
te
Marburg
het
groote kerkelijke
feest
bij
der
heiligverklaring
van de Land
gravin
Elisabeth van
Thuringen,
eene uitstekend vroome vrouwuit die
dagen.
Van
Marburg begaf
de K eizer zich naar den
Nederrijn, vervolgens
naar den
Elzas en Zwaben,
steeds overal even
ijverig
werkzaam. Hoe
gelukkig
zoude het
voor
Duitschland
geweest zijn,
indien
hij
zich' daarinhad
blijven ophouden
om
voor
zijnenjeugdigen
zoon K oenraad IV de
opvolging
inhet
Rijk
te
verwerven,
enalles
op
eenen
goeden
en vastenvoet te
brengen;
maar
zijne
eerzucht dreef
hemaanomde laatste veertien
jaren
van
zijne woelige regering
te bestedenaan
pogingen
omde Lombardische steden in
noordelijk
Italionder
zijne magt
te
brengen; pogingen bij
welke de
vroeger
zoovereerde K eizer al meer
enmeer
begon
te daleninde
oogen
van alle weldenkenden. Ook werd
hij
weder door
danPaus in den
kerkelijken
ban
gedaan, waarbij
deze echter te ver
ging
en
niet van heerschzucht is
vrij
te
spreken (1 ).
Ook deed de
Pauselijke Legaat,
in
zijnen
blinden
ijver tegen
denK eizer,
waarbij hij
alle middelen
geoorloofd re
kende, aan diens zaak meer
goed
dan kwaad.
Inmiddels dedende
Mongolen
eenen inval uit Azi in
oostelijk Europa
en

(1 )
Zie K om.mmscrr t. 2.
p.
bl. 378
volgg.
43*
(340)
veroverdendaar vele landen
, jazij
kwamen zelfs tot in
Silezi, waar
zij
Breslau
verbrandden. Een
vreeselijke slag
in de omstreken van
Liegnitz
stuitte hen
echter ten
jare
1 241 inhunnenverderen
togt.
Hendrik de Vroomes heldendood
en die van duizenden
zijner dapperen
redde
westelijk Europa
uit de handender
barbaren,
wier kracht
van nu af
gebroken
was. Hongarij
bleef echter een
tijd
lang nog
inhunne
magt,
Rusland zelf
nog
200
jaren.
Voor Silezien
Hongarije
haddende invallender
Mongolen
die
uitkomst,
dat
nahun vertrekde verwoeste
landerijen
voor een deel door Duitsche
volkplanters
bezet werden. Van dezen
tijd
af werd Beneden- Silezi
meer
een Duitsch dan een Slavisch land.
In1 247
, terwijl
Frederikzich steeds inItalimet de zakenvandat land
bezig
hieldenin
altijddurendenstrijd
met denPaus endiens
magtigepartij
bevond
,
werd
inDuitschland,
op
aanstokenvanden
Paus,
door de
Aartsbisschoppen
en Bis
schoppen
aanden
Rijn,
in
vereeniging
met
Hertog
Hendrik vanBraband,
te
Nuis,
in de
nabijheid van Dusseldorp,
diens
neef,
de
jeugdige
Graaf Willem
van Holland, tot
Roomsch- K oning gekozen. Vroeger
waren door denPaus voor
die
waardigheid
aanbevolen
geworden
Graaf Hendrik van Gelre,
Graaf Richard
vanCornwallis enook
Hertog
Hendrik vanBraband
zelf, maar
zij
hadden allen
geweigerd
zich voor die
benoeming
beschikbaar te stellen.
De
jeugdige,
slechts twintigjarige,
Willemvan Holland, een
jongman
van
overigens
uitstekende
hoedanigheden
,
liet zich door den
glans
der
aangebodene
K oningskroon
verblinden. Maar
hij, die,
volgens
aloud
gebruik,
nu aan het
hoofd der Duitsche
Ridderschap
moest
komn,
bezat zelf de
Ridderl'ijke waardig
heid
nog
niet.
Hij
was slechts
knaap.
Van
daar,
dat eerst de
feestelijke pleg
tigheid
van den
Ridderslag
inoest
plaats
hebben. Nadat zulks
geschied was,
trok de
vergadering
nadrie
dagen
naar Aken
op,
omer tot de
krooning over
te
gaan.
Doch deze stad bleef K eizer Frederik
getrouwen
sloot hare
poorten.
.Daarop volgde
een
hardnekkig beleg.
De Paus zond eene somvan20,000
mark
zilver omde onkosten
goed
te
maken, en
zijnLegaat Capocius predikte plegtig
het
kruisin
Duitschland en de Nederlanden
tot ondersteuning
vanWillem,
met
de
verklaring
dat
zij,
die het
ongehoorzame
Aken
hielpen
ten
onderbrengen,
vanden
togt
naar Jeruzalemof K aro
vrij
zouden
zijn.
Z00 kwamdan
eindelijk
een
voldoend
leger bijeen,
en het
gelukte
Willem, na
ongehoorde inspanning,
(
341 .
)
op
den 1 8 October 1 248 Akenbinnente trekkenenzich daar met eene zilve
renkroon
(dengouden
haddende Hohenstaufenin
bezit)
te doen kroonen. De
meerderheid der Duitsche Vorsten hield het echter steeds
met
s K eizers
zoon,
K oning
K oenraad, en de
woelingen
der
beide partijen
waren oorzaak dat de
verwarring
in
Duitschland,
benevens de daarmede
gepaard gaande ellende,
ten
top steeg.
In deze
dagenvereenigde
zich de
geheele
haat der
partij
vanRome
tegen
het
Huis der Hohenstaufen. Het moest met wortel en tak
uitgeroeid
worden! De
bedelmonniken,
die overal haat
tegen
dat Huis
predikten,
verleenden
daarbij
uitstekende diensten. Ook doorreisden
Pauselijke afgevaardigden
het Siciliaansche

K oningrijk
om
dat
tegenzijnen wettigen
Vorst
op
te zettenentot de
Pauselijke
partij
over te halen. De haat van dan
Heiligen
Vader
tegen
de Hohenstaufen
kende
geene grenzen.
Omaande
noodige gelden,
tot het voeren van danoor
log benoodigd,
te komen,
werden in Duitschland
geene
middelen
onbeproefd
gelaten.
De
pogingen
omde
tegen- K oningen
Hendrik en Willemte ondersteu
nen, hadden, bij
zoovele andere
oorzaken,
de
Pauselijke
schatkist niet alleen
tot den bodem
geledigd,
maar ook in zeer
groote
schulden
gestoken. Op
de
zedelijkheid
der voornaamste K ardinalen waren
groote aanmerkingen
te maken.
K eizer Frederik
liet, omden
op
nieuw, en
heviger
dan
ooit,
hem
dreigenden
stormte bezweren, even
gelijk vroeger, talrijke
benden Saracenen uit Noord
Afrikain
Lombardij
overkomen;
doch het
gevangen
nemen van
zijnen krijgs
haftigen
zoon Enzio,
door de
Bolognezen op
den 26 Mei
1 249,
trof hem
ge
weldig
en verlamde
zijne overige daden; zijn regterhand
was hem, als het
ware,
afgehouwen.
Welke
pogingen
de K eizer tot
bevrijding
van
zijnen
zoonook aan
wendde
(menverhaalt,
onder anderen
,
dat
hij
eenen
gouden
, volgens sommigen
eenenzilveren, ring
aanbood,
die
geheel Bologna
zoude
omvatten,
tot
losgeld
zijns zoons),
de haat
tegen
de Hohenstaufenwas
grooter
dandat
eenige poging
zoude hebbenkunnen
gelukken.
Van dezen
tijd
af stond de K eizer steeds meer
en meer
op
zich zelven.
Zijne
vriendenverlieten hemin
grootengetale. Daarbij
kwamkrankheid.
Nog
eenmaal
hersteld,
scheenhet
geluk
hemweder
tijdelijk
toe te
lagchen,
toen
hij,
andermaal
op
het ziekbed
nedergeworpen,
daarvanniet
meer zoude
opstaan. Hij
overleed den 1 3 December 1 250 in een Italiaansch
(
.342
)
vlek, in de armenvan
zijnenjongsten
zoonManfred,
indenouderdomvan 56
jaren,
nadat
hij
31
jaren
K eizer,
38
K oning
van Duitschland en 52
jaren
K oning
van Sicili geweest
was.
Zijn lijk
werd naar Sicili
overgebragt
ente
Palermo
ineen
pbrphyren
kist
begraven.
Ten
jare 1 788,
toen de
grafkelder
geopend
werd,
vond men het
nog
in
goeden
staat.
In
zijn
uitersten wil had Frederik
K oning
K oenraad tot
zijnen
voornaamsten
erfgenaarn
benoemd, en,
indien deze zonder kinderen
overleed, Hendrik, den
zoon van Isabella, voor wien
hij
tevens het
K oningrijk
van Arles of van Jeru
zalem
bestemde; en
mogt
ook deze komente
overlijden, Manfred,
denzoon
van
Blanca,
tot
zijne opvolgers. Overigens
ademde s K eizers uiterste
wil,
in
tegen- .
stelling
vanvele dadenin
zijnbuitengewoononrustig leven,
vergevensgezindheid
en mildheid
jegens kerkelijken
en
wereldlijken,
zoodat
hij
in dit
opzigt
eenen
goeden
naamheeft
nagelaten.
Eene
groote
daad van de eerste
jaren
van Frederiksiegering was
geweest
de
invoering
eener nieuwe
wetgeving
in
zijne
Italiaansche er anden. Daar bestond
tot
op
hemeen
mengelmoes
vanallerhande
wetten,
vanden
tijd
der oude Griek
sche
volkplantingen
vandiender Romeinen
,
vandeGothische
,
Oostromeinsche,
Longobardische, K eizerlijk- Duitsche,
Saraceensche en Normansche
veroveringen
en
volkplantingen.
Met
groote wijsheid bragt
Frederik die verschillende
wetten
t9t nen
heeft hij
daaromtrent de meeste verdiensten
,
hoewel met
zijnen
dood
zijn
arbeid
grootendeels
weder te niet
ging.

Niet alleen
hieromtrent, maar ook
jegens
landbouw, nijverheid
en handel
maakte Frederik
zich zeer verdienstelijk.
In
zijne dagen
muntte Itali, envoor
namelijk
in dat land de hembehoorende Staten
,
in
wijs
bestuur bovenhet ove
rige
van
Europa
uit. In het binnenland liet
hij
het verkeer
geheel vrij;
met
buitenlandsche
regeringen,
met name met die der Saracenen in Afrika, voor
Sicili vanzooveel
belang,
sloot
hij handelsverdragen.
Voor denStaat hief
hij

in- en
uitgaande regten,
enbehield voor
zijne regering eenige
artikelen, zooals
b. v. denhandel met zout entendeele ook met
granen,
envermeerderde daar
door de Staatsinkomsten
op buitengewone wijze.
Tot
bescherming
van
denhan
del
tegen
de zeeroovers vormde
hij
de Normandische
oorlogsvloot,
die zeer ver
vallen was.
Ten
tijde
van denAdmiraal
Spinolabestond zij
uit 1 9
groote,
75
(343)
middelbare en vele kleinere
schepen;
en hoe
belangrijk
de
grooterewaren, blijkt
daaruit,
dat eenvandeze eenduizendtal
manschappen
voerde. De havens voor
de
oorlogschepen
warenNapels, Brundusium, Salerno,
Amal en Messina.
Hoewel er
gedurende
de
regering
van Frederik over
Napels
enSicili
nog
wel,
ook voor die
tijden,
te wenschen
overbleef,
is het echter
zeker,
dat men
aldaar,
ondcer
de
volgende regering
van het Huis van
Anjou,
Frederiks
dagen
dikwerf
teruggewenscht
heeft.
Omtrent de
bevordering
van
wetenschappen
en kunstenmoet Frederikinden
zelfden
rang
als K arel de Groote en Alfred van
Engeland geplaatst
worden.
Reeds in 1 224 stichtte
hij
eene nieuwe
Hoogeschool
voor
zijngeheele Rijk
te
Napels
en wel
op
breede
schaal, en
beriep
aanhaar beroemde
mannenin alle
vakken. Tot
op
dien
tijd
haddende
weetgierige jongelingen
uit
zijnRijk
zich
- naar
Bologna(waar
de
Pauselijke,
den K eizer zoo
vijandige, leerstellingen
in
praktijk gebragt werden)
of naar
Parijs
moeten
begeven. Bologna
kon
hij
door
zijne
onderdanen niet meer laten
bezoeken, en de reis naar
Parijs
was indie
dagen
dubbel kostbaar en daarenboven
onveilig.
De luister der
geneeskundige
school van Salerno,
steeds
zooberoemd,
werd
door Frederik
op
nieuw
vermeerderd,
vooral door
bevordering
der anatomische
lessen en het lezen van
Hippocrates
en Galenus.
'
Hij legde
boek- en
kunstverzamelingen
te
Napels
en
Capua
aan. Vande eerste
bragt hij
er zelfs in het Oosten
bijeen.
In vele steden
zijns Rijks
stichtte
hij
belangrijke
bouwwerken.
Maar, gelijk wij vroeger
reeds
zagen, bij
dit alles
paarden
zich ook minder
edele
eigenschappen;
vooral ontbrak het hemaan
ware Godsvrucht
(1 ).
De meeste
munten,
die Frederiks
regering bij
de
nakomelingschap
inhet
geheugen houden, zijn
in Itali
geslagen geworden,
maar wat Nederland be
treft, meenen
wij
dat onder
zijn
bestuur in dat land
vervaardigd zijn
de drie
muntjes,
deniers en halve
deniers,
welke door ons
op
P1 . XIX
afgebeeld zijn
geworden.
N 1
draagt op
de
vz. s K eizers
gekroond borstbeeld,
vlakvanvorente
zien,
(1 )
Zie
K OHLRAUSCH,
t. a.
p.
bl. 899.
(344)
met den
Rijksappel op
het kruis inde eene en een
leliesehepter
in de andere
hand. Naeen
kruisje
ziet men in den rand slechts de letters
G6, waarschijnlijk
van GGSR.
Op
de kz. vertoont zich een in
bolletjes eindigend, gelijkbeenig
kruis. Tus
schen de beenen ziet men het woord
7 V6
zijnde
het
begin
vanavebeaiacrua:
(zijt gegroet, gezegendkruis)
of iets
dergelijks.
In den rand staat:

3
NVM( GG)N
zijnde
de middeleeuwseh
naamder stad
Nijmegen (in
nog vroegere
eeuwen
Noviomagumgeheete_n) ,
welks
toenmalige Burggraaf
den
denier,
die
0,8 w.
weegt,
zal hebbenlaten
vervaardigen.
De
type
der munt verbiedt ons toch- aan
eene
stedelijke Nijmeegsche
munt te denken.
N 2 is een halve
denier, geheel
en al vanden zelfden
stempel
en voorzien
met de zelfde
opschriften
als de
geheele.
Z.
weegt 0,4 w. en bevindt zich inhet Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool,
als
geschenk
van den Heer
oonnnnonn, Geneesheer,
vroeger
te
Beekbergen,
thans te Bemmel. Eenaantal van deze
stukjes
werden ten
jare
1 860 in de
nabijheid
van
Beekbergen (op
de
Veluwe),
te zaaienmet
eenige
van
gelijktijdigeBisschoppen
vanUtrecht enGravenvanGelre
gevonden.
Het warendan
ook deze verschillende
muntjes ,
doCh alle
blijkbaar
uit dezenzelfden
tijd,
dieons
de
zedelijke overtuiging gaven,
dat de door ons zooeven beschrevene aande re
gering
van K eizer Frederik moeten
toegekend
worden.
N 3 was door ons
vroeger
inonze Muntender Gravenen
Hertogen
vanGel
derland onder de muntender Graven
opgenomengeworden.
Later
zijnwij
echter
op
het denkbeeld
gekomen
dat het eene
K eizerlijke
munt en wel uit den
tijd

van Frederik II zoude kunnen


zijn
en het is daaromdat
wij
ze hier wederom
mededeelen. De vz. vertoont ons een
Vorstelijk beeld,
doch thans tenhalven
lijve
en met een
langenschepter
inde
regterhand;
vr het
lijf,
in
perpendicu
laire
rigting,
ziet men drie
'mispel(?)bloemen
of
sterretjes (P).
Is het de af
beelding
van denK eizer of wel vanden
NijmeegschenBurggraaf?
Waren
op
N 1
de twee letters (36 van het omschrift
zigtbaar,
thans ziet men alleen eene
(.
345
)
G
waarschijnlijk
weder de eerste van CGSAR of CAGSAR.
Op
de kz. ziet mende
afbeelding
van een kasteel,
hoedanig
mede voorkomt
op
de door ons
afgebeelde
deniers vanGraaf Gerard III van Gelre. Zie boven
aangehaalde Munten, enz.
NaFrederiks dood meende Paus Innocentius IV dat het hemzonder veel
moeite zoude
gelukken
zich van diens
Italiaanschebezittingen,
met name van
Napels
en Sicili,
tenkoste vanFrederiks zoonen
erfgenaamK oenraad, meester
te makenenze
bij
den
K erkelijken
Staat inte
lijven. K oenraad,
die als door
een wonder ontkwamaaneenen
verraderlijker'r Pauselijken aanslag op zijn
leven
inDuitschland, begaf
zich naar Itali. De
K oningrijken
werden
moedig
verde
digd,
vooral door K oenraads
jongeren
broeder Manfred. De uit
Lyon
inItali
_
teruggekeerde
Paus kon
het,
wegens
de hem
vijandige gezindheid
der
ingeze
tenenva'n Rome,
eerst na
geruimentijd gelukken
zich van die stad meester te
maken,
en zich
daarop
met
zijne geheele magt
naar
Napels
te
wenden,
welk
Rijk hij
danook
gedurende eenigentijd
in
zijne magt hield, met
verguizing
der
regten
van
de kinderen van Frederik.
Het
gelukte
Manfred echter
later,
in
vereeniging
met
zijnen
broeder K oenraad
,
de
Pauselijketroepen
uit
zijnRijk
te
verjagen,
zoodat
hij
in
den
herfst
van1 253
zich weder in
het
volle bezit van
zijn
er and
Apuli
bevond. Nu wendde Inno
centius,
in
zijnen
haat
tegen
de Hohenstaufen
,
het over eenenanderen
boeg,
en
bood de kroonen
van Napels
enSicili aan buitenlandsche Vorsten
aan,
doch
men wilde ze
niet:aannemen._
NaK oenraad IVs dood
(op 26jarigenouderdom,
ten
jare 1 254),
die slechts
een
ongelukkig tweejarig kind,
door de Italianen
K onradijn genoemd,
naliet,
maakte de Paus zich wederommeester van
Napels
enSicili,
doch ook voor de
tweede maal werd
hij
er door
Manfred, aanhet hoofd
zijner getrouwen
envan
Saraceensche
hulpbenden,
uit
verjaagd.
Innocentius overleefde zulks niet
lang.
Hij
overleed in1 254
op
den3
December, juist
denvierden
verjaardag des
doods
van K eizer Frederik
II,
dien
hij,
benevens diens
kroost, zoobitter
vervolgd
had,
en werd te
Napels
in de hoofdkerk in eene
prachtige
tombe
begraven.
44
(
346
.)
Ongetwijfeld
behoort lnnocentius IV onder de
Pausen, die;
al
zij
het niet
langs
de door het
Evangelie
aangewezene wegen,
het meest hebben
toegebragt
tot
verheffing
der
wereldlijke' magt.der
Pausen.
Op
dit ne
punt
had
hij
steeds
alle
zijne gedachten gevestigd.
-
_
Doch wenden
wij
thans weder onze
oogen
naar Duitschland.
'
Wij
hebben
gezien
dat
_de
20jarige
Willem
vanHolland, natot Ridder
ge
slagen
te
zijn (1 ),
te Aken
plegtig
tot
Roomseh- K oning gekroond
was
gewor
den. Niet
lang
daarnavertrok de
wettige K oning,
s K eize'rs
Frederiks zoon,
K oenraad
IV, naar Itali. Hierdoor zoude het
K oningschap
van Willemvan
Holland,
indien er zich slechts
eenige
kracht in vertoond
had, vele kans tot
slagen
hebben
gehad.
Doch Willemwas en bleef,
niettegenstaande zijne
uit
. muntende
hoedanigheden,
een
schaduw- K oning,
zonder voldoende
huismagt

(d.
i.
eigene troepen), gelijk
de Duitschers het
noemen,
omde reeds onafhan
kelijk gewordene
Vorsten
eenig ontzag
voor heminte
boezemen; hijzag
zich
zelfs
genoodzaakt
omten behoeve
zijner erkenning, ja
zelfs van
zijn
levenson
derhoud,
regten,
leenen en
gunsten
des
Rijks
meer enmeer te
vervreemden,
zoodat de
geschiedenis zijner regering gr00tendeels
slechts uit
handelingen
ter
verkleining
der
K eizerlijke
magt
bestaat. Wat Nederland
betreft, vermelden
wij
hier
alleen,
datsde
Roomsch- K oning
in1 248 de
K eizerlijke bezitting
vanden
Burg
van
Nijmegen
uit
geldgebrek
inleen
gaf
aan
zijnen
neef
Otto, Graaf van
Gelre
,
en Zulks niet alleen in de
mannelijke,
maar ookinde
vrouwelijke lijn.
Het is dan ook van dien
tijd
af dat de Geldersche Vorstenbinnen
Nijmegen
gemunt
hebben,
welke
geldstukjes wij hebben- afgebeeld
in Onze Muntender
Graven en
Hertogen
van Gelderland.
Inmiddels had Willemzich door eene verbinding
met het Huis der Welfen
eenen steuntrachtente verschaffen.
Hij
trad
namelijk op
den
28
Januarij
1 252
(1 ) Zie
dan
Regel
van de
Ridderlijke orde,
hem
bij
die.
gelegenheid voorgesteld
door
de Duitsche
Vorsten
in de
Rijksvergadering
te
K eulen, bij VAN mams, C,arteraek I,
243, 244. Bij
de
plegtige verhefng
van Willemtot Ridder, te K eulen, was,
onder
anderen, Otto, Bisschop
van Utrecht, tegenwoordig.
Zie aldaar.
(347)
te
Brunswijk
in het huwelijk vmet Elisabeth,
dochter van
Hertog
Otto, welke
verbindtenis met
groote pracht gevierd werd; doch in
den
huwelijksnacht
ge
raakte
door_onvoorzigtigheid het uit strop gevlochtenvloe_rkleed
inde
Vorstelijke
slaapkamer
in
brand
en deeldende
vlammen
zich weldraaanhet
geheelegebouw
mede. Ware de
jonggehuwde vrouwniet goed
met de
bijzondere
deelendaarvan
bekend
geweest,
zoudende
jeugdige echtelingenop jammerlijke wijze omgeko
men
zijn.
Doch
Willems kroonging bij
deze
noodlottige gebeurtenis
verloren.
Door deze verbindtenis
warenwel epnige
Vorsten
op
de hand vanWillemvan
Holland
gekomen,
die hem- nu als
Boomsch- K oning
erkenden,
doch
de
Aarts
bisschoppen
en
Bisschoppenaan
den
Rijn,
die hemtot
zijne waardigheid
verhe
venhadden,
werdenhemweldramoede, dewijl hij
met
zijn
hofstoet en
krijgs
gevolg hoofdzakelijk
inhunne landen
enten
hunnenkosteleefde. Zoo
geschiedde
het,
dat de
Aartsbisschop Ge_rhard
van
Mentz geheel
met hem
brak,
dat Arnold
vanTrier eenaantal
zijner onderhoorigen bij
K oblentz lietverslaanen in den
Rijnwerpen,
endat K oenraad
van
K eulen
zelfs, zooals
geloofwaardige getui
gen
verhalen,
te Nuis
het gebouw,
waarinde
K oning woonde,
inbrand liet
steken.
Zijnontzag
daalde
zoozeer,
dat,
toen
hij te
Utrecht inhet
portaal
der
Maria- kerk
gezeth was,
er:
met eensteennaar hem
geworpen
werd,
zonder dat

men
pogingen
deed om
den
dader
uit
te
vinden en te straen; verder,
dat de
Roofridder Herman
vanBietherg de K oninginop
hare reis naar Trifels
bij
Edes
heim,
inde
nabijheid
vanLanden,
gevangen
nam,
vanhare kleinodien beroof
de, ennaar
zijnenBurg Rietberg
vervoerde. Eerst nadrie wekenwerd
zij
door
Hertog Lodewijk van Beijeren, alsmede
door de
burgers
van Worms,
Oppen
heimen Mentz
bevrijd.
Eindelijk
bemoeide Willemzich ook met de
oneenigheden
over
de
erfopvol
ging
inVlaanderen
,
endeze wikkeldenhemweder in
twisten
met de
Friezen,
die
hemindanVlaamschen
krijg
wel
dapper bijgestaanhadden, maar zichniet ver
pligt
rekenden
hem
op krijgstogtennaar afgelegene landen
te
vergezellen;
ook
niet omtiendenen
schattingen
te betalen.
Zij
meenden
zich, even als hunne
voorouders reeds ten
tijde
vanTacitus, veilig
binnenhunne
lage
en
moerassige
landen. Indenwinter van 1 25556
waagde
Willemeenen
togt }egen
henin

44
*
(848)
het
tegenwoordige
Westfriesland, voornemens omover de
toegevrozene
wateren
tot in het hart van hunland door te
dringen.
Maar toen
hij op
den28 Ja
nuarij
1 256
op
het
_Berkmeer,
niet
verre
vanMedemblikgde
zijnenover het
ijs vooruitreed, en,
ten
gevolge
van de'zvtar& quot;
wapenrusting vanpaard
enruiter,
dat
ijs
brak,
schotende Friezen
ijlings toe, envr dat s
K onings gevolg
hem
had
ingehaald,
doodden
zij
hem,
die te
vergeefs zijnen rang
vermeldde en een
hoog losgeld
voor
zijn
leven
aanbood, op onbarmhartige wijze.v
Toenhet bleek wie
hij was, begr0ef
tnen helninhet
geheim
in een huis te
Hoogwoude.
Jaren
lang
bleef de
plaats waar5z'ijn gebeente
rustte aan
zijn
zoon
Floris V
onbekend,
toen eindelijk
de
langstlevende
der vier
mannen,
die het
geheimgekend
hadden,
in denzomer van 1 282,t0en
de Hollandsche Graaf
zegevierend
Westfriesland was
binnengetrokkn,
1 de
plaats
der
begrafenis open
baarde, waarna het
Vorstelijke lijk
met
grbote'plegtighid
opgegraven
ennaar
Middelburg
vervoerd werd, waar men
het in de
Abdijkerk bijzette.
Willem
had acht
jaren
den titel van
Boomsch- K oning gevoerd
en had,
wegens zijnen
minzamenen
goedeninborst, een beter lot verdiend. Wanneer
hij
in
rustiger tij
denaanhet bewind ware
gekomen,
zoude
hij ,
die eenbevorderaar was vanhet
meer enmeer
opkomende stedelijke gemeentewezen,
veel
goeds
kunnen
gesticht
hebben; want,
in
tegenstelling
met de
vroegeregrondbeginseleln
der
Hohnstaufen,
bevorderde
hij
de
vrijheid
ende
regten
dei stedenen hunne
onderlinge
verbon
den,
welke
juist
in dezen
tijd
van het
Ridderlijke vuistregt
hunnen zoo
be
langrijken aanvang
hadden
(1 ).

_
Het was ten
jare
1 597 dat een
burger
vanDordrecht, met name naasuus
van
HOUWELINGHEN,
een man van wien ons niets anders bekendlis,
inklein
quarto
een
werkje uitgaf, getiteld: Penningoe/oofte wecwser
der Czroniken,
waarvan
hij
in 1 627 eentweeden,
vermeerderdenenverbeterdendruk
bezorgde.
Hij
beeldde daarin al de munten
der
Hollandsche
Graven, van Dirk VIItot
aan
Filips
van
Bourgondi, af,
die
hij
indan
loop
van
bijna
eene halve eeuw
had kunnenverzamelen.
Wij
meenen echter dat er
op
de
juistheid
der afbeel
(1 )
Zie K OHLIIAUSCH t. a.
p.
bl.
404,
405.
(349)
dingenzijner
munten
nog
al wat af te
dingen
is. Hoe dit
zij,
er komenonder
deze munten
voor,
die later door ALK EMADE
in
zijne
Goudaenzilvere
gangbaare
penninyen
der GraavenenGraavznnenvanHolland
(Delft,
1 700
,
f)
overgenomen
zijn
,
zonder dat het
blijkt
dat
hij
de
oorspronkelijke
stukken
gezien
zoudehebben.
Hoe dit
zij ,-
er worden zoowel
bij
VAN nocwm.nvennis als
bij ALK EMADE
munten aangetroffen,
die niet meer
schijnen
te bestaan. Daaronder behooren
er vier,
die door hen aan den
Roomsch- K oning
Willemworden
toegekend
en die, zijn
de
opschriften
door hen
goed gelezen geworden,
inderdaad tot
de
regering
van dezen Vorst zouden behooren.
Wij
hebbenze
indertijd
over
genomen op
Pl. II onzer Munten van Holland en
Zeeland, enz. en
geven
ze
thans,
volledigheidshalve, nogmaals op
onze
Supplementplaat
N
XXI,
onder
N 6 tot 9.
De N 6 heeft
op
de vz. een links
gekeerden
leeuwbinneneen
compartiment
van 8
bogen;
alles
gevat
binnen een cirkel. Het omschrift is:
WILHGLM : D6HOLL.
Op
de kz. ziet meneenin bloemsieraden
eindigend, gelijkbeenig kruis,
mede
binnen een cirkel. Het omschrift
(slechts gedeeltelijk afgebeeld),
luidt:
MONGT
. . . .
HGM.
Terwijl
de
munt,
naar het
schijnt, spoorloos
verdwenen
is,
indienze al door
de
vroegere
bezitters
goed gelezen werd, deelde, nade
uitgave
onzer Munlen
van Holland en Zeeland, enz.,
de zoobekwame
muntkundige,
Mr. 0. A. san
aunate
Gend,
inhet Vaderlandse/z
Jlluseum,
III
Deel,
1 & quot; en 2& quot; Stuk
(Gend
1 859 en
1 860), zijne gissing
mede,
dat het
stukje
eene Geldersehe munt van
Hertog
Willemzoude
geweest zijn
enwel
geslagen
te
Arnhem; maar
dan
zoude
menhet G6LRG
op
de
vz. als HOLL
gelezenhebben,
iets wat niet zeer waar
schijnlijk
is, aangezien
mentoch
op
de kz. de onleesbare letters inhet omschrift
niet heeft
trachten aan te vullen. De Heer snanunn
wil ze tot 7RNHGM
aanvullen.
Wij
hebben
op
deze
mededeeling
echter aante
merken,
dat er onder
de door ons tot dus verre
aangetro'ene
munten van den Gelderschen
Hertog
Willemniet ne is
voorgekomen,
wier
type
met die van deze munt overeen
komt. Ook dat
wij op
de
geldstukjes
uit deze eeuwennimmer
(350)
'ZRNHGM
_
maar wel ERNGM6hebben
aangetroen. Wij
zoudenhet
onvolledige opschrift
onzer munt eerder tot Urekemdurvenaanvullen
, aangezien
menvermeld
vindt,
dat te dier
plaatse
in deze
dagen
munt zoude
geslagen zijn.
N 7 is een
muntje,
dat
Op
de vz. den dubbelenarend
_van
denRoomsch
K oning
voert
(1 )
,
zonder
eenig opschrift. Op
de kz. ziet mendenHollandschen
leeuwbinnen een
wapenschild.
Van het omschrift is alleen
r; onnr
leesbaar.
N 8 heeft
op
de vz. denDuitschenarend met het omschrift:

& gt; 1
evmnnuv nsmw1 26::
en
op
de kz. een
gebloemd, gelijkbeenig
kruis binnen een cirkel, omwel
ken staat:
'
& gt; 1
Monemrr -
H0nn7rnzoie.
Mr. 0. A. SERRURE
zegt
in
bovengemeld
Vaderlandse/z
Museum,
dat dit
stukje
ongetwijfeld
eene munt uit de 1 4e eeuwis.
N 9 heeft
op
de vz. een
gelijkbeenig, gevoet kruis,
reikende tot aanden
omtrek der
munt, geeantonneerd
door vier
roosjes.
Omschrift:
Wllllg |
ROSIZ
\
RGX
|
GOSR'
d. i. Walhelmus RomanorumBeau Games: Graaf Willem
, K oning
der Romeinen.
Op
de kz. ziet meneen
gedeeld wapenschild;
links denDuitschenarend
regts
den Hollandschen leeuw. Omschrift:

& gt; I
HOK DIS.
In
bovengemeld
Vaderlandse/l Museum
zegt
de Heer
snnnonn,
dat dezemunt
een denier van Graaf Reinoud II vanGelderland zonde
zijn. Hij meent,
dat
. J...J.
(1 )
Over den ouderdomenden
waarschijnlijkenoorsprong
vandmdubbelenarend
op
het
Rijks- wapenschild
handelden
wij
inonze MuntenmmEieeland,
Groningenen
Drent/ze
(Haarlem1 855),b1 .
97. Het
Grootzegel
van den
RoomschK oning
WillemII berust
op
het
Rijks- Archief
te s
Hage. _Wij ontvingen
eenafdruk daarvan door de
goedheid
van wijlen
den Heer nazwnnn.
(351 )
men
vr 1 256
geene Sterlingen mag
veronderstellen en dat ze eerst
twintig
jaren
later en
wel in Gelderland voorkomen.
Men
ziet,
het komt er hier alleen
op
aanof vannouwnmnennnenar.xananr
indertijd
de
opschriften
der munt al of niet
goed gelezen
hebben.
.
N 1 0
,
een zilveren
denier,
die zich in het
K oninklijk
K abinet te s
Hage
bevindt,
werd door
wijlen
Jhr. Mr. I. 0. naJONGE,
inleven
& quot; Opzigter
van dat
K abinet, aan den
Roomsch- K oning
Willem
toegekend. Op
de vz. bevindt zich
de Duitsche arend;
op
de kz. een
gelijkbeenig, gevoet
kruis, gecentonneerd
door vier
bolletjes.
Voor- nooh
keerzijde drageneenig opschrift (1 ).
(1 )
Inhet
eigenlijke
Duitschland
schnt
men
gedurende
de
regering
vanWillemslechts
zeer
weinige
munten
geslagen
te hebben, iets wat trouwens niet te verwonderen
is, en
wel te Dortmund.
Wij
vindeneendenier, afgebeeld bij e'rz, K aisermnzen
des Millel
allere,
onder N 521 ;
in het Grosc/zen- Cabinet,
Suppl.
I, N 82;
laatstelijk bij carrn
die M'nzen der
Deutec/len
K az'ar und
K nige
des
Jllitlelallera, P1 . XI, N 1 78.
Op
de vz. ziet men s Vorstenbeeldtenis tenhalven
lijve,
vlak vanvoren,
met dekroon
.
lelieschepter
en
Rijksappel.
Het omschrift is:
\VILLGMG
Op
de kz. vertoont zich een
gebouw
met eentoren,
waarop
eenkruis. Twee
groote
vaandels verhe en zich uit het
gebouw.
Omschrift:
TRGMONIA
d. i. Dortmund.

Inhet
Supplement
van carrns M'nzender Denise/tenK aiser und
K nge
(les Mittel
elders vinden
wij
achter
zijn
tweede deel
op
Pl.
XXV
onder N 294 een
grooten
dena
rius
afgebeeld.
-
Vz. Een
gekroond
borstbeeld vlak vanvoren. Het
voorwerp,
dat
hij
inde
regterhand
houdt,
is door
afslijting
onherkenbaar; inde linkerhand houdt
hij eene adderende
lans
of
speervaan.
Van het omschrift is leesbaar:

. . .
LHELMVS IM.
Maar hoe kan caprn met
grond
deze munt aanonzenWillem
toeschrven,
daar
hij
nimmer den titel van
Imperator gedragen
heeft?
Op
de kz. ziet men een
burg
of kasteel met drie
torens; ter
wederzds
van den mid
delsten toren eene
zespu'ntige
ster. Het omschrift is:
(
352_
)
En deze
zijn_
alle de muntender Frankische en Duitsch- Nederlandsche Vor
sten,
die
wij
hebben kunnen
opsporen. Mogen
onze
opvolgers
eenmaal zoo
gelukkig zijn
vaner
nog
eenaantal te kunnen
bijvoegen. Wij twijfelen
echter
aan de
waarschijnlijkheid

der
vervulling
van dezen
wensch,
althans wat de
laatste betreft.
. .
I .'
.
RAVL
. .
VITAS.
Een
opschrift,
zoowel voor carrnals voor ons
onverklaarbaar.
_
De munt,
door carri:
op
Pl. XXI1 'I onder N 261
afgebeeld,_wijkt
zoozeer af van
de
typen
der helft van
de 1 3e
eeuw,
dat
wij
de
beschrijving
van dit stuk niet willen
mededeelen.

BIJ\0EGSELS EN NALEZINGEN.
& quot; a
wijl,
naar
wij_meenden
de laatste
plaat
en
drukproef
van dit Deel onder
handen
waren, gebeurde
het dat ons in onze
btrekking
van Directeur vanhet
Munt- en
Penningkabinet
der Leidsche
Hoogeschool
eenzeventiental
gouden
mun
tente
koop
werden
aangeboden,
die menons
verzekerde
dat kort te
voren, bij
gelegenheid
vande
graafwerken
aanhet K anaal van Holland
op znamulet, de
aanstaande nieuwe
waterweg
vanAmsterdamnaar de Noordzee,
inde
nabijheid
van het
dorp
Velzen
gevonden
waren.
Wij
haddenhet
geluk,
ook met het
oog.

op
dit werk, ze voor
bovengemeld
K abinet te kunnen
aankoopen.
Wij
hebbenboven,
bl. 51 2
,
de verschillende
nahootsi\ngen
van
Byzantijn
sche muntenbeschreven, die,
in Friesland vooral
gevonden, blijkbaar
het nu-

merair der 78 en8& quot; eeuwenhier te lande voor een


groot
deel
uitgemaakt
hebben.
Menzal zich herinneren dat het meestal
stukjes waren,
niet met andere te za
men ontdekt,
zoodat de
tegenwoordige
vond van niet minder dan 1 7 stuks
(waaronder
1 5
nabootsingen) bij
Velzen als zeer
merkwaardig
beschouwd moet
worden.

De twee solidi vanJustinianus


want
aldus heetende
grootstegouden
munten
uit dezen
vond,
zijn
de
eenige
die in
K onstantinopel
of
eenige
andere
plaats
van
het
Byzantijnsche Rijk vervaardigd schijnen
te
zijn. Zij wijken
echter in
type
af
45
(354)
vande
bij SABATIER, Monnoyee Byzantines,
P1 .
XII,
onder N 1 en
3afge
beelde
munten,
weshalve
wij
besloten ze in dit ons werk
op
te nemen. Men
vindt dan de eerste
op
onze
Supplementplaat
XXII,
onder N 1 1 .
Op
de vz. ziet 'inens K eizers borstbeeld van voren,
met versierdenhelmin
het
harnas,
houdende inde
regterhand
eene achter het hoofd uitkomendelans of
speer.
Het omschrift is:

D N IVSTINIANVS P F AVG.
d. i. Domz'nus nesten Justim'anus Plus Felix
Augustus. Wij
meenen toch de
letter,
die AVG
voorafgaat, duidelijk
als F te kunnen herkennen.
Op
de kz. staat eene links
gekeerde Victorie,
houdende inde
regterhand
een
als met
edelgesteenten
versierd staande kruis. Tusseheu dat kruis enhet omschrift
der munt ziet men eene ster. Het omschrift luidt:
VICTORIAAVGGGA
(AugustorumA).
Wij
meenen
toch dat de I vanhet woord Victoria
zigtbaar
is aai1 de buiten
zijde
van eene der bovendeelen van het kruis. -
De beteekenis der slotletter van het
omschrift,
de
A,
vermoeden
wij
dat in
het teekenvanhet
Munthuis,
waarinhet stuk
vervaardigdis, gezocht
zal moeten
worden.
. _
In de afsnede staat thans COMOB in de
plaats
vanhet
gewone
CONOB,
waaroVer wij
reeds
boven,
bl.
6,
handelden.

.
Het
gewigt
is
bijha
4
wigtjes (3,9).

Op
de
afbeelding bij
SABATIER_
(P1 . XII,
N

1 )
staat in het omschrift dui
delijk:
P P AVG
, terwijl
de Victorie
op
dekz. eenwereldbol met het
monogram
van
Christus
daarop
in de hand houdt. Het omschrift is daar:

VICTORIAAVGGGI
welke
laatste letter een ander
Munthuis,
dandat waarinonze munt
vervaardigd
is
geworden, schijnt
aan
te
wijzen.
Ook de door ons onder N 1 2
afgebeelde
solidus
wijkt
in
type
af vandien
welkenSABATIER ons onder N 3
op zijne
XII Plaat mededeelt.
Op
de vz. ziet mens K eizers borstbeeld met versierden helmin het harnas
(op
den linker schouder een
regts rijdendenruiter),
vlak vanvoren. De Vorst
houdt den
Rijksappel
met zich
daarop
bevindendkruis inde
regterhand.
Omschrift:
(355)

D N IVSTIANVS P P AVG.
Op
de kz. vertoont zich eene Victorie,
vlak van
voren,
houdende in de
reg
terhand een
lang
staand
kruis, eninde linker eenwereldbol met kruis
daarop.
Onder deze hand der Victorie ziet men eene ster. Het omschrift is
:_
VICTORIAAVGGG H
(de
laatste letter voorzeker weder
muntteeken).
In de afsnede staat: CONOB.
Het
gewigt
is
3,8 w.

_
.
Thans
zijnwij genaderd
tot
de
nabootsingen.
Onze
tegenwoordige (N 1 3,
1 4, 1 5) Schijnen
alle naar
het voorbeeld van de zooeven beschrevene vervaar
digd
te
zijn.
Op
de vz. vanN 1 8 ziet men s K eizers borstbeeld in het harnas- met we
reldbol en
schepter
en het omschrift;
D N IVSTINIANVS P P AVG.
Op
de kz. eene Victorie met
lang
kruis
(waarboven
nog eenig guur zigtbaar
is,
waarschijnlijk
de P uit het
monogram
vanChristus
naam)
in de
regter-
en
_
een wereldbol met kruis in de
linkerhand; verder de ster en het omschrift:

VICTORIAAVGGG
Inde afsnde CONOB en daarachter
nog
eene letter.
Het
gewigt
is
8,1 w.
;
menziet,
dus minder danvande
nagebootste
munt.
Onze N
1 4- , van even ruwen arbeid als de
vorige,
heeft ook de zelfde af
beelding,
die
tamelijk
wel door den Frankischen
graveur
des
stempels
is
nage
volgd,
doch met het
opschrift
kon
hij
niet te
regt
en maakte er van:
ONVSTHIAHSVPPVI.
_
Beter
slaagde hij
met het nabootsen van het omschrift rondomde thans
zeer
ruwe Victorie
(zie
vooral het
hoofd).
Het is:
AICTOAIAAVGGGA.
In de afsnede staat:
COHOI).
Het
gewigt
is
3,2 w.
N
1 5, waarvan het K abinet twee
exemplaren
aankocht,
alleendaarin
eenig
zins
verschillende, dateen hunner aauwer dan het andere
bij
de
hamering
45
& quot;
(356)
afgestempeld
is
geworden,
heeft dezelfde
typen
als de
vorige,
dochde bewer
king
is veel ruwer. Zoois de
Rijksappel
thans
als]
eene
liggende
halve maan
afgebeeld.
Vanhet
buitengemeenverhaspelde
omschrift
zijn
alleen de
volgende
letters
herkenbaar:
OIIUITVIIIHAVPPAVI.
Op
de kz.:
VICTORI
. . . . .
In de afsnede:
CO
. . . . .
Men ziet aanonze
afbeelding
dat het
muntplaatje
thans iets
grooter
dande
vorige
muntenis;
doch het stuk is
eenigzins
dunner. Van daar dandat,-
niet
tegenstaande
de
grootere oppervlakte,
het
gewigt
slechts
2,9 w. is.
.
Op
Pl. XXIII deelen
wij
onder N 1 de
afbeelding
mede van een triens
solidi (derde
deel vanden
solidus)
,
door de Franschen tiers de sol dor
gehee
ten.
Volgens
het omschrift zouden
wij meenen dat eene munt van
J ustinianus
tot voorbeeld
gediend hebbe, doch een
dergelijke
wordt ons door SABATIER in
zijne MonnoyeaByzantinea
niet
medegedeeld.
Deze
geeft
slechts n
triens, en
wel met'vande onze verschillende
type
van voor- en keerzijde.
Het borstbeeld
onzer
tegenwoordige
munt is
lang
en smal en heeft
op
de borst eenkruis. In
het omschrift onderscheiden
wij:
D N IVSNTIINS P P AVG.
Op
de kz. vertoont zich
eene snel
naar de
regterzijde gaande
Victoriemet eene
krans inde
regter-
en eene
onzekere guur
in de linkerhand. Omschrift:

VICTORIAVCTSTOR.
Inde afsnede staat: CONOB.
Weegt 1 ,3 w. (1 ).
De onder N 2
afgebeelde munt,
mede eentriens,
heeft
op
devz.-
het
gewone
regts gekeerde
borstbeeld van K eizer Justinianus. Omschrift:
(1 )
Een tiers de sol d01 van deze
type
komt voor als munt der
Burgundrs
inden
Jaargang
1 848 der Revue de la
Numismalique Frangaz'ae,
T1 . VIII, N 1 1 . IndenJaar
gang
1 853 vinden
wij op
Pl. XVI onder N
1 3,
als munt der eerste
Merovingsehe
K o
ningen,
eene ditomunt. Alleen is het omschrift
eenigzins
anders.

(357)
OHIVSTIHV HVSPPAVC.
Op
de kz. ziet men een links
gekeerde,
staande Victorie, met eene vittain
de
regter-
eneenkruis inde
linkerhand; vanzeer ruwe
bewerking.
Van
nog
ruwer
bewerking, gepaard
met zeer aauwe
afstempeling,
is het omschrift der
kz.;
men zie de
afbeelding op
de Plaat.
Weegt 1 ,3 w.

N 3
op
onze Pl. XXIII
heeft, gelijk
men ziet,
op
de vz. een
Vorstelijk,
regts gekeerd,
borstbeeld
, ongeveer
als
op
onze Pl. I de N 1 7
vertoont, waar
ook eene vittaof diadeemlos achter het borstbeeld inhet veld der munt
gezien
wordt. Het omschrift luidt:

1 ) N 1 VSTIHI FI.
Maar
hetgeen
het
merkwaardigst
is,
is dat er zich
vr, tusschenhet borst
beeld enhet
omschrift,
nog
als een tweede
opschrift,
de letters TR
vertoonen,
die
duidelijk op
de
muntplaats
Trier
(in
het
Latijn Treveri)
wijzen.
Endit
versterkt
ons inonze
meening- dat
alle deze tiers de sol uit het Triersche Munt
huis
afkomstig zijn. . .
Op
de kz. ziet men eene
links
gaande
Victorie, met vittaenkruis inde ban
den. Het omschrift is
bij
den
aanvang onduidelijk. Wij meenen
echter te lezen:

VICTORIAAVSTVFI
en in de afsnede in
omgekeerde rigting;

.
CON
terwijl
zich tusschende Victorie enhet omschrift inhet veld der munt
de
letter
N en daarachter
nog
het
spoor
van eene kleinere letter vertoonen.
Weegt 1 ,3 w.
N
4, eene in
type
van de
vorige
weder
afwijkende munt,
heeft tot
om
schrift
op
de vz.;
'
D N IVSTINV.
D_e
Victorie
op
de kz. is uitermate ruwen van zeer barbaarsche
gravure. Zij
draagt
ook eene vittaen een kruis in de handen. Van het omschrift is al
leen leesbaar:
....ORI....VST.
Weegt
1 ,3
w.

(358)
N

5 heeft
op
de vz. eenzeer uitstekend, regtsgekeerd borstbeeld,
hoedanig
ons
nog
nimmer is
voorgekomen.
Van het omschrift kunnen
wij
alleen on
derscheiden:
'
D N IVSTI
. . . .
AVIC.
Op
de kz. ziet meneene mede uitermate slecht
afgebeelde
Victorie, met vitta
en kruis in de handen.

Het omschrift bestaat uit eene


menigte
barbaarsche letters; het
gewone
CON
in de afsnede staat thans in
omgekeerde rigting.
Weegt 1 ,3 w.
N 6
,
vanzeer
laag
allooi
,
waarschijnlijk
voor een
groot
deel uit zilver vervaar
digd,
heeft
op
de vz. een
vrij
ruw
geteekend
borstbeeld. Het omschrift
bestaat,
men zie onze
afbeelding,
uit
eenige
letters,
b. v.:
AIPOTOVNAIN
. . . .
wat daaruit te maken?
Op
de kz. eene
regtsgaande
Victorie, met eenkruis inde hand. Omschrift:
VICTOIV
. . .
O
.
N
In de afsned
staat, naar
het
schijnt:
ORO.
Weegt
1 ,4 w.
N 7 vertoont ons een
regtsgekeerd borstbeeld,
met eenkruis
op
denlinker
schouder. Vanhet omschrift aande
achterzijde is,
ten
gevolge
van het niet he
zigen
vandan
geheelenstempel op
het
muntschijfje,
alleen
zigtbaar:
IRGCAIAV.
waaraan
wij
niet den minsten zin kunnen hechten.
De kz. bevat eene Victorie,
vlak vanvorente zien, met vittaen kruis. Het
omschrift is
geheel
onleesbaar.
Weegt
1 ,3 w.
_
N 8 vertoont ons een met diadeem
getooid regtsgekeerd
borstbeeld, als de
meeste
vroegere,
inden
krijgsmantel.
Het
bovengedeelte
der letters vanhet om
schrift ontbreekt aande
linkerzijde
der
munt,
dus achter dat borstbeeld. Het
geen
zigtbaar is, schijnt
te bestaan uit:
....NITI..VTNC of0?
(359)
De
kz. bevat weder eene
regtsgaande
Victorie,
met vittaenkruis. Deborsten
zijn
zeer
scherp aangewezen.
De
weinige sporen
van letters van
het omschrift
zijn,
althans voor
ons,
niet te
ontcijferen.

Dit
muntje weegt
thans
1 ,4 w.
In
type geheel
van de tot dus verre beschrevene
afwijkende
is de nu vol
gende
N 9.

Zonderling
misteekend is het
aangezigt
vanhet borstbeeld
op
de
overigens
zeer
goed
bewaarde
voorzijde
dezer munt. Men lette vooral
op
het
misplaatste oog.
Op
den linkerschouder bevindt zich een kruis.
Aan het omschrift kan men
duidelijk bespeuren,
dat de
graveur
der munt
slechts
eenig
denkbeeld van letters had

maar er
geenejuist
wist uit tedrukken.
Het zelfde is het
geval op
de kz.
,
die ons eene
guur
vertoont met
uitgesto
ken
regterarm,
naar de
regterzijde
der munt
gekeerd.
Weegt 1 ,3 w.
N 1 0 overtreft inbarbaarschheid van
gravure
al wat ons vandezenaard
nog
immer is
voorgekomen.
De
graveur
had niet het minste denkbeeld vanhet af
beelden van een
menschelijk borstbeeld;
de
voorzijde
van het
aangezigt
is
afschuwelijk.
Het omschrift toont mede
duidelijk
aandat de
graveur geene
letters kende.
De
dusgenaamde
Victorie
op
de
keerzijde
is evenbarbaarsch als het borst
beeld
op
de
voorzijde.
Ook hier bestaat het omschrift uit
eenige krabbelingen.
Weegt 1 ,3 w.
De N
1 1 , eindelijk, wijkt
in
type geheel
van de
vroegere
tiers de 801 at.
Men ziet thans
op
de
vz.
een
zeer klein, eenvoudig gekleed, borstbeeld,
regts
gekeerd.
Het omschrift bestaat alleen achter het beeld uit de letter
N, aan
welks laatste bovenhaal eene T
gehecht
is. Vr het borstbeeld staat de
letter S.

Wij
wetenniet welke beteekenis te hechtenaandeze letters N TS.
Op
de kz. vertoont zich een
uiterst barbaarsch
gegraveerde,
regts gaande
Victorie,
met eene krans inde hand. Vanhet omschrift is alleenleesbaar:
ITONIIA.
(360)
In de afsnede is niet anders
zigtbaar
dan:
.
N O
.
Weegt
weder
1 ,3 w.
En hiermede
eindigen wij
de
beschrijving
van deze voor de Numismatischc
Geschiedenis van ons vaderland
belangrijke muntjes,
waarvan de meest bar
baarsche
waarschijnlijk
later dande beter
gegraveerde vervaardigd schijnen
te
zijn.
De door ons
op
Pl. XII, onder N
3, medegedeelde Merovingische munt,
waarvanons de
juiste
herkomst onbekend
is,
doch die men ons
opgaf
in Ne
derland
gevonden
te
zijn,
heeft
op
de vz. een ruwnaar de
regterzijde gekeerd
borstbeeld, met eene soort van diadeem
gedekt
en
omringd
door
eenigeschrap
jes,
die letters zullen moeten voorstellen.

Op
de kz. ziet men eene staande
guur
met
uitgestokenrgterarm.
Aande
linkerzijde
vertoont zich eene
ster;
in de afsnede
zijn
drie
puntjes
of
bolletjes.
Het omschrift luidt:

AOITVOVLV
_
dat,
althans voor ons, geen
zin
hoegenaamd oplevert.
G.
weegt
1 ,2 w.
B1 . 37

dat /zet een bak
of paard z_0ude
kunnen verbeelden.
Naar
aanleiding
van deze
gissing
der Heeren
LELEWEL
en
ans,
alsmede
vandie omtrent het vaderland endenouderdomdezer
muntjes
, zegt
de
Engelsche
Numismaticus
JOHN nvnns
(schrijver
van het beroemde[werk
Coz'na
of
the ancien!
Brztons,
London
1 863),
inUwNm; zwnalc Ultrom'clevan1 864, bl.25 het
volgende;
Whatever that home
may eventually prove.to
he,
1 must for
myself
confess
that I cannot
regard
the animal on the reverse of the coins as
a
horse,
but
though
the three claws or toes intowhich Iboth fore and bind feet are divided
preclude
the
possibility
of its
being
a horse,
it seems
beyond
the
power
of either
naturalist or
palaeontologist
torelcr it with
certainty,
fromthe formshown on
these coins,
to
any
known
genus.
Mr. C. Roach
Smith,
whohas
kindly
writ
ten tome on
the
subject
of these
coins, regards
theanimal as a hound,
and
judging
fromthe character it assumes on some cbins of this
class,
there can
be
but littlc doubt that his viewis correct. In his
opinion
the coins were mach
(361 )
-
more likely tohave beenstruck in
England
that; in
Friesland, especially
as this
peculiar
hound is commontoall the
very
earliest Saxon works we have of va
rious kinds. Mr.
C.
Roach Smith
regards
the coins as
probably belonging
to
the seventh or
eigth century;
buth of the kentish sceattas of
Aethilberht
I
,
whose
reign
extended fromA. D. 568 toA. D.
61 5, are
rightly
attributed, a still
'
earlier date
may safely
be
assigned
them. As the. case stands, however,
there
would, on the
assumption
that the sceatta
(Hawkins
N
42)
with~the
legend
EDILID REXwas a coin of Aethilberht I be
a
gap
in the kentish series from
A. D. 61 5 to
725, or rather
749,
when
the
coinsoof Aethilberht II come in.
The attributionof the inscribed sceattas
is, however, a
subject
which cannot be
trustily discussed,
and one on which a
variety
of
opinions
has beenheld
by
different numismatists. Still the use of the termsceat or sceattain the laws
of Aethilbehrt 1 ,
K ing
of
K ent,
proves
that- coins,
probably
such as those to
which the name of sceattahas been
givenby antiquaries,
were in circulationin
England
at the end of the sixth
century.
As has
already
been
pointed
out
by
Mr. Roach Smith
,
there were cohorts
of Frisians in Britainas
early
as
the days
of
Trajan
and Hadrian
(1 )
and
Pliny,
lib.
xxv, c. 3,
suggests
that the herb
Britannica, good
for the
squinancie
and
stinging
of
serpents
was socalled
by
the Frisians on account of
their
neighbourhood
toBritain.
Still,
any
Frisian
immigrants brought
ever
by
the Romans must have become absorbet
among
the
native
population long
before these coins were struck,
and the
reasonof their
being found
both in
England
and Friesland must be
sought
in some- other con
nection between the twocountries.
_
It is of course notorious that the Frisians were
among
the tribes
by whom,
after the close of the Roman dominion
,
the eastern
parts
of Britainwere
peo
pled,
but I think that a
passage
in
Procopius (Hist.
lib.
Iv, cap.
20)
will be
found tothrow
some light upon
this
question,
and
though
the author was unable
to
perceive
that the Brittiaand Britanniatowhich his account refers were one
and the same island,
yet
his account of the close
intimacy subsisting
between
the
Angili,
Phrissones,
and
Brittones
-
or the
Angles,
Frisians andBritons-
(1 )
Collectanea
antique,
Vol. IV,
p.
1 81 .
46
(362)
must inthe main be true:- - Inthis
[Northern]
ocean lies the island
Brittia,
not far fromthe
continent,
but as much as two hundred
stadia, right opposite
to the outlets of the Rhine and is between Britanniaand the island Thule.
For Britannialies somewhere towards the
setting sun,
at the
extremity
of the
country
of the
Spaniards,
distant fromthe continent not less thanfour thousand
stadia. But Brittialies at the hindermost
extremity
of
Gaul,
where it borders
on
the ocean
,
that is to
say,
tothe north of
Spain
and Britain
. . ..
Three
very
numerous
nations
possess
Brittia, over each of which a
K ing presides;
which
nations are
named
Angeli, Phrissones,
and those surnamed fromthe
island,
Brittones, so
great
indeed
appears
the
fecundity
of these
nations,
that
every
year
vast numbers, migrating
thence
with
their wives and children
, go
tothe
Franks,
whocolonise themin such
places
as seemthe most desert
parts
of their
country;
and
upon
this
circumstance, they say, they
found a claimtotheisland.
lnsomueh indeed, that, not
long
since,
the
K ing
of the Franks
despatching
some of his own
people
on an
embassy
to
the
Emperor
Justinianat
Byzantium,
sent with themalsocertain of the
Angili;
thus
making
a showas
though
this
island alsowas ruled
by
him.
Such,
then
,
are the matters
relating
tothe'
island called Brittia.
Procopius,
whowrote this
account, was born at the
beginning
of the sixth
century,
and died about the
year
565. His
history
comes down tothe
year
553,
and tht
portion
of it which I have here cited is referred
by
the editors
of the /MonumentaHistoricaBritannica& quot; toabout A.
D_.
548.
Looking
at the close connection between Britainand Friesland
pointed
out
by
Procopius,
and
looking
at the fact that these sceattas have beenfound in some
abundance in both
countries,
there
may
be some
difficulty
in determining.
in
which of them
they Were struck,
though
the
probability
is in favour of their
mintage
in
Britain;
but at all events I think we shall not .be far
wrong in
as
signing
themtoabout the middle of the sixth
century,
and
regarding
them
as struck
by
Frisian
tribes,
either in Britain or Friesland,
rather than
by
the
Angles.
Tot dus verre de Heer JOHN EVANS.
Toevoegsel
tot bl. 26:
(363)
De munt met mereowordt door den Heer DE cosrnain de Revue Nam.
Beige
van 1 859
stellig
aan Maastricht
toegekend. Hij
deelt ook de afbeel
ding
mede.
Toevoegsel
tot bl. 33.
De door ons
op
de
Supplementplaat
XX onder N 1 0
en 1 1
afgebeelde
twee zilveren
munten, beide, naar men ons verzekerde,
in Nederland
gevon
dene
munten,
met onzekere
gurenop
voor- en
keerzijden,
ontdekten
wij
later
dat Gallische
zijn.
Ze worden door
LELEWEL,
die ze
op
P1 . VI onder N 1 0
van
den Atlas
zijner Type
Gauloiaet
Celtz'gue (Brussel 1 840) mededeelt, aan
de Remirs, d. i. aan de bewoners van het
tegenwoordige
Reims en omstre
ken, toegekend.

81 . 93
, verdwijnt
ket
goud genoegzaam
gelieel.
De reden daarvan zal wel
voor een
gedeelte
moeten
gezocht
worden in
_de
mindere
gemeenschap
met het
Oosten
(van
waar het
goud
naar
Europakwam),
vooral in de
dagen
vr en
tijdens
de
regering
van
Pepijn,
en de meerdere
bewerking
der
Europeesche
zilvermijnen.

B1 . 94.
Sc/zeepelimmewnanskamer.
Aldus meenen
wij
deze
guur
te moeten
noemen
,
en niet
ellebaad, gelijk
de
Belgische
numismatici
gewoon
zijn.
De
guur
doelt
op
eene
Rijks/laven,
en
zoodanige
waren Dorestad en Utrect. In
een van
beide
plaatsen
zullen deze denarin wel
vervaardigd zijn geworden.
Ook
op
munten van de
Rijkshaven
Bom:komt de
scheepshamer
voor.
Misschien
waren in zulke havens
gedeelten
van de
K eizerlijke
vloot
voortdurend
gestation
neerd;
waarschijnlijk
tot
verdediging
des
Rijks,
of ook tot
handhaving
der
politie
op
de
Rijksriveren.
Toevoegsel
tot bl. 1 34:
Dit uitermate
belangrijk
stuk werd ten
jare
1 844
bij gelegenheid
der
opgra
vingen
te
Wijkbij
Duurstedeontdekt enkwamtoeninhandenvan
wijlen
denHeer
Dr. G. MUNNIK Svan01 .1 5ante Utrecht.
Bij
den
verkoop
vans mans K abinet werd
het voor de somvan
f1 40
het
eigendom
van denHeer I. naoosrna.
Nog
altijd
doet het
Schrijver
dezes
leed,
dat dit
merkwaardige
stuk niet in
eenige
Noord- Nederlandsche
Verzameling,
waarin het te huis
behoort,
is
overgegaan;
doch de
openbare
K abinettentenonzent kunnen, naden
Belgischenopstand
van
46
*
(364)
1 830, en
hare
gevolgen,
over
geene groote
sommenbeschikken, iets wat
bij
den
verkoop
van zulke
belangrijke
stukken als het
tegenwoordige
zeer te be
jammeren
is.
Steeds aan het
gezigt lijdende,
hebben
wij
verzuimd
melding
te maken van
de
belangrijke Verhandeling vandeninde
Nnmismatiek, vooral der
K arolingi
sche
tijden,
zoodoorknedenHeer nacosr1 mte Brussel,
die in de Revue de la
Numz'amatz'gue Belge
van 1 859,
bl. 21 0238,
gevonden wordt, en van wiens
aldaar
op
P1 . VII en VIII
medegedeelde
munten
wij
er
nog eenige
hadden
kunnen
plaatsen. Wij
verzoeken dus onze
lezers die
Verhandeling alsnog
ter hand
te willen
nemen,
zullende
zij
daarin
allerbelangrijkste opmerkingen
van verschil
lenden
aard
aantreffen.
81 . 1 79. Later ontdekten
wij nog
dat de Heer
PERREAU,
de bekende Nu
mismaticus te
Tongeren

in de
Revue
de la
Numismatz'que Belge
van 1 846
,
in
zijne
daarin
geplaatste Verhandeling
over de munten van Maastricht,
nog
eene
munt
beschrijft,
die
hij
aan Hendrik II
wil
toekennen, maar die
waarschijnlijk
wel aaneenenlateren K eizer van
dieri
naam
behoort. Wij
namen haar over
op
onze
Supplementplaat
XXII onder N 1 .
_
Op
de vz. ziet men een K eizerlijk borstbeeld,
vlak vanvoren
,
met den
schep
ter in de
regter-
en(den Rijksappel
inde linkerhand.
Het
omschrift,
dat in
omgekeerde rigting geplaatst
is,
luidt:

& gt; X HGINRICVS


RSX.
Op
de kz. vertoont zich het borstbeeld van den
Heiligen
Servatius,
denBe
schermheilige
van Maastricht, mede vlak van voren te zien,
met den kromstaf
in de hand. Van het omschrift is alleenleesbaar
(mede voor eendeel in
omge
keerde
rigting):

SCS
.
SGRV.
'1 en
jare
1 846 bevond zich dit
muntje,
dat
waarschijnlijk
uniek is
,
in de
Verzameling
van den
K apitein
der Genie MEIJERS te Brussel.
Het
gewigt
wordt door den Heer
PERREAU niet
medegedeeld.
B1 . 254 staat:wel
_en
wel,
lees: wel en wee.
'Ioevoegsel
tot bl. 327.

Er
zijn
er ook die aan
K eizer
Frederik 1 den denier
toeschrijven,
door ons
(365)
op
de
Supplementplaat
XXI onder N 1 7
afgebeeld,
vertoonende
op
de vz.
s K eizers borstbeeld en
face
en hebbende
op
de kz. eene duif. Men meent dat
deze munt te Maastricht zoude
geslagen zijn.
B1 . 337. Ten
opzigte
van de
jegens
de
Stadingers begane gruwelen
loze men
ook MOLL
, K erkgeschiedenis
vanNederlandvr de
Hervormg ,
IInDeels 1 Stuk
,
bl. 1 71 9.

B1 . 345.
Over
dan
Roomsch- K oning
WILLEM van Holland
raadplege
menook
zijne
door den Heer J. MEERMAN
uitgegevene Levensbeschrijving, getiteld:
Ge
sckiedem's van
Graaf
Willemvan Holland,
Roonzsc/r- K onz'ny,
s
Hage
1 783
1 797,
5 deelen
8,
terwijl
in den
jongsten tijd (zie
het laatste nummer der
Revue de la
Numismalz'gue Belqe
van 1 865)
nog
de
afbeelding
van eene
gou
den munt vandezen
Roomsch- K oning
bekend is
geworden

die
wij
danook
op
onze
Supplementplaat
XXIII onder N

1 2 mededeelen.
Zij
is ontleend aanhet
beroemde Handschrift van denAmsterdamschen
Burgemeester
enbekendenNe-
derlandschenNumismaticus GERARD scnnnr (in
1 599 te Amsterdam
geboren),
die in der
tijd
vooonemens is
geweest
een werk over de Nederlandschemunten
,
gedenkpenningen
en
zegels
uit te
geven,
van de oudste
tijden
tot
op
1 646
(1 ).
Reeds had
hij
een aantal stukken in hout laten
graveren,
toen het
werk, om
ons onbekende
redenen,
geen voortgang
had. Het
Handschrift,
benevens
de
houtgravuren, zijn
thans in het bezit van den Heer
1 .. GEELHAND te

Brussel.
.
Met
zijne
voorkennis werd een der
houtgravuren
in
bovengenoemde
Revue
uitgegeven,
waaruit
wij
ze overnamen.
Het is een
gouden
lamof
azjgnel,
hebbende
op'de
vz. de
gewone type
der
munten van deze
soort,
te weten: een door
een
nimbus
omgeven
lam;
het
vaantje,
daar achter
staande,
vertoont s Vorsten
wapenschild;
links de Duit
sche
arend,
regts
de Hollandsche leeuw. Van onder staat:
Wlhl'g .
36%.
Het omschrift
is,
als
gewoonlijk:
7GIZ
- DGI

QVI
-
71 1 01 1 -
PGG
SRVDI

SRXSGRGRG
ROB.
(1 )
Zie ook
ons
Tdschrift
voor
Alg.
Munl en Penningkunde, I,
bl. 440.
(366)

d. i.
Ayne
Dei, quz
tollz's
peccta
mundz' miaerere nobis
,-
of: LamGods
,
dat
de zonden der wereld
wegneemt,
ontferm onzer.

Op
de kz. ziet men een in bloemen
eindigend
kruis met den Hollandschen
leeuwin het hart; tusschen de beenentwee arendeneneven zoovele leeuwen.
Omschrift:
.

xPs
-
vrnGrm

xr& gt; s
-
neen
:cPs -
impenzrm.
d. i. O/zrz'stua overwint, C/zrz'slus
regeert,
Christus beveelt.
Tol: dus verre was het dubbele
gouden lam, van s Vorsten
zoon,
dan Hol
landschen Graaf Floris
V,
de oudste bekende
gouden
munt van Holland.
Wij
deelden haar onder N 1 mede
op
P1 . 1 1 1 onzer Munten der
Graafscappn
Holland en Zeeland,
enz.,
Haarlem1 858.
loevoegsel bij
bl. 66.
_
Aununrus. Inden
Jaargang
1 855 der Revue de la
Numz'amalique Franpaise
nordt dit
muntje toegeschreven
aaneenenMuntmeester
Audulfus,
die het zonde hebben
vervaardigd
in eene
plaats genaamd Frisa,_ gelegen
in eenoord van
noordelijk Frankrijk,
waar
nog
een
dorp
tusschende Seine en de
grenzen
van
Belgi,
in het
Departement
van de Somme,
dan
naamvan Frse
draagt.
De Heeren FILLON en canrrnn
(de vader) zeggen
aldaar
op
pag.
400, 401 dat de
legenden
moeten
gelezen
worden:
Audulfus Fn'sia
en VictoriaAndulfoM.
(dit
laatste voor
Monetario).
Het Victurz'aA. Monetariois
buitengewoon,
doch kan aan
genomen
worden als eene
herinnering vaneene
overwinning,
die door denMuntmeester, een
aanzienlijk man,
het
zijkort
te
voren,
het
zij
vroeger,
behaald was.
Mr. 1 . DIRK S die ook, met
ons, groot belang
in dit
muntje
stelt,
meldde ons dat
hij
noch
bij naarz,
noch
bij anderen, eenen
Audulfus
dux of eenheeft kunnenvinden. Ook
dat de Bollandistcn
op Odulphus
(1 . d. 1 2
Junij
niets
geven.
Noch van Andulfns,
noch
vanFrisiatre en
wij eenge melding
aan in de
Numismatique Merovingienne, comparee

la
Ge0_qrapie
de
Gregoire
de Teunvan den Heer naPONTON naucounr,
Paris 1 864.
OPGAVE,
WAAR
DE BESCHRIJVING
DER
MUN'IEN,
0PDE
PLATEN
AFGEBEELD,
'IE VINDEN IS.
P1 . I

N.
P1 . II, N.
1
3, 4
5'.
6, 1 ,
3
9,1 0 .
1 1
1 2,1 3.
1 4,1 5,1 3
1 7,1 3
1 9, 20
21
. .
22,
23
& quot;
24
25
26
27
. .
23,
29
30,31 .
32,33 .
35, 35,
33

P1 .
_1 1 1
N.
P1 . 1 1 1 en IV,
N.
P1 .
IV,
N.
P1 . W enV, N.
P1 . V, N.
Bladz.
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
39
.
4O
. 41
42
43
41 4
41 5
46
(368)
Pl.
V,
N.
PI. V
en VI, N.
P1 . VI,
N.
P1 . vn

N.
57
59, ss
.
60,
61
.
asa- es .
6669
.
1 073
.
7477
.
7882
.
ss,
sa
.
Bladz.
47
48
49
50
51
52
53
54
55
.
5767
6874
.
74
75,
76
76
78
79
85
86
87
88
89
90
91
94
95
gal

P1 . X1 e'n XII',
N. 1 822
.
P1 . X1 1 ,
N.
28, 24
.
2527
.
2830
.
31 34
.
35
ss
.
1 3
46
7,
8
91 4
P1 . xm
,
N.
P1 . XIII enXIVN.
P1 .
XIV,
N. 1
.
P1 .
XV, N. 1
.
2
.
Otto1 en II
36, 37
.
1 51 7
.
1 926
.
o
Bladz.
1 26
1 27
1 28
1 29
1 30
1 31
1 32
1 33
1 44
1 45
me
lll- 1
1 48
1 49
1 54
1 55
P1 . VIII
,
N.
P1 .
IX,
N.
P1 . X, N
P1 . XI
,
N.
97
98
99
1 00
1 01
1 23
1 24
1 25
3
. .
P1 . XVI, N. 1 .
.

2,
si
.
4,
5
.
69
K oemaad I
2, 3
.
4, 5.
68
91 1
P1 . XVII,
N.
1 ,
2
35
. 1 56
1 57
1 58
1 59
1 60
1 61
1 65
1 66
1 75
1 76
1 77
1 78
1 94
1 96
1 97
1 98
201
21 8
21 9
(
369
) O

Bladz.
Pl. XVII, N. 6
. 220
Supplementpl. XX, N.
7
. 221
31 0

222

P1 .
XVIII, N. 1 1 1 3
.
223
Supplementpl. XXI,
N.

1 41 7. 224
1 822 . 225
23, 24
.
226
'
1 4 284
Pl. XVIII en XIX,
N. 5- 7 285
P1 .
XIX, N. 31 0
. 236
1 1 1 3
.
287
1 41 7
.
288
1 3,
1 9
.
239
Hendrik V 308
Frederik 1 827
- - II, 1 -
.
343
Supplementpl.
XXII. N:
Supplementpl.
XXN.1 1 . . 6

2
.

3
. 7
& quot;
42
.
1 5
..
5
. .
1 7
6
.
20
7,
8 21

9
.
. .
33
Supplementpl. XXIII, N.
1 0 en 1 1 3644

1 21 4
.

43
|
*___
Bladz.
1 6
U}
.
73
1 3 91
1 3 92
4,5. 93
6, 7. 32
3, 9, 1 0 1 34
1 1 1 46
1 2 1 46
1 3 1 43
1 4 202
1 6 1 79
1 6 239
1 7 366
1 3 323
1 . 364
2
.
1 34
3
.

4. 26
6
. 1 34
61 0 349
1 1 ,1 2
364
1 31 6. 366
1 ,2 .
366
3,4. 357

5- 8 363
s_1 1 359
47
REGISTER.
A.
A
(De letter) op
eene munt, 47.
A en S).
op
munten. 58, 63,
1 75.
Aa
(VAN DER), Aardnj/rs/c.
Woordenb. der
Nederlanden, 1 66, 200, 201 .
Aambeelden
op
munten, 1 31 .
Aartsbisschop (Munt
van
een),
1 55.
Aarlskaneelz'er
(K eizerlijk), 305, 31 9.
Aarls.rllfl,
238.
ABA
(SAMUEL)
van
Hongar,
204.
ABBIO,
Saksische
Hertog,
1 05.
Abd
vanSt. Servaas, 69.
Abdkerk
te
Middelburg,
348.
Ablalivus
(Muntmeestersnaam
in
den),
76.
Aannscrr
(Ds.
J. F.
annns)
te Zandeweer,
21 .
Absolulie, 232.
Ac/zterleenen, 1 83.
ActaSanctorum, 80,
81 .
ADALBERT
(De K anselier) ,
292. 294, 298;
tot
Aartsbisschop
van Mentz verheven,
aldaar; Zie ook 300.
ADALBERT vanBremen
(De Aartsbisschop),
232 en
volgg.:
zie ook 241 2.
ADALBERTUS, 76.
Annnns Bremenszs,
244.
Adel
(Woeste
aard vanden)
inDuitschland,
277. .
Anm.nnnr
(De Heilige),
1 64.
Anar.annr of Annr.annrus
(De
Muntmees
ter),
75.
ADELBOLD
(Bisschop)
van Ulrec/rl, 1 76.
'\.

ADELHARD, Abt van Corbie, 1 36.
ADOLF, mansnaam,
60.
'
ADRIAAN IV
(Paus),
31 3.
Adrialiscbe zee
(Golf der),
1 07.
Adualuca
Tungrorum,
69.
AETHILBERHT II
(Muntenvan),
361 .
Afbeeldingen
van

Numismatici

1 78.
Aodendienaars (De Friezen),
58.
Afrika,
342.
'

Ager Maltz'acus, 1 31 .
Aonns
gemalin
van Herman: III, 21 6;
moeder en
voogdes
vanHENDRIK IV, 227.
_
229, 235, 257.
Aignel
of Lam, 365.
_
Aken, residentie van K AREL den Grooten,
1 04; zijn zoonLODEWIJK daar
gekroond,
_1 07,
1 1 3; K eizerlijk paleis
aldaar, 1 1 4;
Rijksdagen aldaar; 1 1 5;
door de Fran
schen
veroverdjll; kapel
van 't
paleis
aldaar. 1 1 6; Lonnwmc de Vroome aldaar,
1 36; OrroIII daar
begraven,
1 65; Lo
tharingers aldaar, 1 69; K oaxn.xan 1 al
daar, 1 82; HENDRIK V aldaar
gekroond.
276;
beleg
der staddoor
K oning
WILLEM

340.
ALARIK , K oning
der
leslgol/len,
60.
Albigensen,
333.
ALBRECHT de Beer, 320.
ALBUINUS
(Graaf),
70.
A CIIIN uit
Engeland, 1 1 1 , 1 35.
ALDA
(Donna),
1 1 6.
Ar.nxannnnde
Groote, 65.
ALEXANDER II
(Paus),
235.
(371 )
AnnxannaaIII
(Paus),
81 4.
Alexandri
(De
stad en
vesting) gebouwd,
31 7; naar wien
genaamd,
ald.:zieook31 9.
ALFRED de Groote,
343.
ALK EMADE,
Goude en
zilvere
munten, enz.
348.
Allemannen,
1 08.
Allemanni
(Hertog van), 1 39; ookZwaben
geheeten,
1 70.
Almanak
(zie verzjeselecbe Almanak).
Almere, later Zuiderzee, 1 95.
Alpen (De),
1 89, 1 40, 1 60, 264, 274,
291 , 81 3, 31 5,
828.
Ar.pnnrns Meteneia, 200.
Akibaen
omegaop
munten,
1 67.
Altarender oude
goden,
287.
ALTING,
NotitiaGermaniae
inferiorz'a, 68,
69.
Amalji, oorlogshaven,
843.
Ambtenaren
(K eizerlijke),
385.
Anmanus maacam.mus, 68, 69.
Ampbitbeater
van Vnsrasranus
verwoest,
269.
Amsterdam
(K anaal
van Weenen
tot), 1 1 5;
kanaal van de Noordzee naar A., 353.
Anagni,
320.
Anasrasrns
(Trien_s
aolidi
van),
6.
Anatomiacbe leasen, 843.
Ancona, 31 6, 31 7,
31 9.
Angel- Saksische munt,
27

46; dito
letters,
41
,
46.
Axen.annr of ENGELBERT, 1 1 1 .
Angili,
361 .
Anglen (De),
een Germaansch volk, 37
,
trekken door Nederland, aldaar en 360.
Anbalt
(Baannannvan),
320.
Anjou (Huis van)
in
Napels
enSicili, 348.
AnnalenBertiniani of
van de
Abdij vanSt.
Bnnrm, 80.
Annales Hildeslteimeneea, 223.
AnnaleeMetensea, 67, 80.
AnnalietaSaxo, 256.
Anongmns
Ravennas,
79.
Ansm.mus vanMilaan
(De Aartsbisschop),
275.
'NSGAR
,
eerste
Bisschop
van
Hamburg,
1 43.
ANSK ARIUS
(Leven vanden
Heilige),
81 .

Arvsoannus
(De Muntmeester),
76.
Antiochi, 326;
Patriarch vanA.,
884.
Antwerpen(Markgraal'schap van),
1 06.
Antwerpen(Hoofdkerk van),
31 3.
Aost in
Galli, 59.
Apenng'g'nen (De), 261 ,
292.
Apollinaris (K looster van St.),
1 64.
Apostel vanhet Noorden,
81 .
Apoetel van
noordelijk
Duitschland, 1 1 1 .
Apostelen(K erk der),
209.
Appel (Gouden)
aan een
stang,
1 91 .
Arnonrus, 1 94.
Apuli, 1 06, 1 34, 1 35, 1 39, 1 40, 1 92,
21 2, 21 3, 229, 338, 345.
Aquitani (Nabootsingen
van munten
in),
66;
Hertog
van
Aquitani,
21 6.
Arabieren
(De)
bootsen munten van andere
volken
na,
66.
Arabierenin
Spanje,
1 62.
Are
(Graaf
vander),
31 1 .
Arend
(Dubbele),
350; de Dnitsche arend,
aldaar.
Arendje op
muntenals muntteeken, 87.
Ariaan,
65.
Anmo
(Aartsbisschop), 1 81 , 1 82.
Ar/c dee verbondaof caroccio, 1 91 .
Arkel
(Heer
Jari
van),
1 88.
Arlee, 3, 4, 1 8,
320.
Arlee
(K oningrijk),
342.
Arn/tem, 338.
Annonnvan Brescia, 31 2, 31 3.
Arneberg (Graaf
HENDRIK
van),
31 8.
Armeni,
326.
Armenverpleging
onder K AREL den
Groeten,
1 1 0.
ARMINIUS
(De Sakser),
1 04.
Arragon,
333.
AsonvanWK ,
Handelsverkeer der Stad
Utrecbt, 67.
-
Asperen (Heer van),
322.
Aetrolabium, 21 4.
ATAULF of ASTAULF, 60.
ATTILA, K oning
der
Hunnen, 69.
Annonr. 60.
Aunur.rus
57.
AVDVLFVS FRISIA,
opschrift op
eene
munt, 57, 866.
47*
(372)
Auersbergac/1 e K rpnk (De),
281 .
Augsburg ,
1 84, 1 85
,
31 2; Bisschop
vanA.
,
1 85, 229.
Augulua
op
munten,
1 55.
Aureusaen, 61 , of eolli, 353.

urillac,
1 62.
Auatrasz'of
OostFrankrk,
22, 63; Aus
trasische
type
van munten,
73.
Aualrasisehe
Franken,
1 1 5.
Aulun
(Marovingisch muntje van),
21 .
Avaren
(De), 1 04, 1 1 4, 1 85, enz.
Avn
op
munten, 344.
Azi, 335, 336.
Bagdad (K alfen van),
1 09.
BALDRIK
(De
Utrechtsche
Bisschop), 71 ,
1 76.
BALFOOB.T
(De
Heer J.
1 1 .), 1 8, 30, 41 6,
90, 96, 1 00, enz.
BAI.UZIUS, Caplularia,
1 31 .
Bamberg (Bisdom),
1 73; eerste
Bisschop
van B.,
1 74.
Bannesac, 59.
Banvloek, 255, 277,
281 .
Barbaarse/zemunten,
2
,
4
5
,
1 2, 355, 61 1 2.
Barcelona,
1 36.
Bardengau,
237.
Bar- le- Duc, 1 89.
BABTHEI.EMY,
Manuel zle
Numiomaligue
anciemze,
1 20.

Basilicavan CONS'IANTIJN te Trier, 1 0.
Batenburg (Munten
der Heeren
van),
66.
Bazel, 1 85;
Bisschop van B., 282.
Bedelmonni/cen
(Orde der), 333, 34,1 .
BEDERRIS, opschrift op
munten, 1 30.
Beekbergen (Munten gevonden te),
34A.
BEELAER'I'S te
Sc/zipluzrlen (Verzameling
van
den
Heer), 74, 1 46, 1 56.
Beelrllenis rles Vorsten
op
munt, 3, 1 0.
Bajeren,
1 38.
Bekleezlingsregl,
298.
BBLA
(K oning)
van
Hongar,
325.
Belgi,
1 .
Belgisch
Galli,
1 .
BenedenItali, 1 87, 1 91 , 21 2,269, 81 2,
325.

Bmunncrus VII
(Paus),
1 74.
Benemcrus VIII
(Paus),
1 74.
Bnnnmcrus IX
(Paus),
208.
Benevent, 301 .
Bergamo,
31 6.
Bergenop
Zoom
(Markgraafschap van),
1 06.
Benen
(Mr,
L. P1 1 . C.
VAN DEN),
Neder
landscke
vol/esoverleverngen
en
gadenleer,
38; Middelnederlandse/1 e
Geograp/n'e,
68
,
69,'70,71 79,1 66,1 95,1 99, 220,
223.
Bergwer/cen, 1 21 ; rijke
B. inde Harz, 21 7.
Berkmeer, 347.
Berln, 1 78, 1 96.
BERNARD van
Troges.
62.
Bernburg,
320.
BERNHARD
(De Pauselijke Legaat,
265.
BERNHABD
(Hertog) tijdens
K AREL den
Grooten, 1 05.
BERNHARD, K oning
van Itali, 1 37, 1 38,
1 39.
'

Bnnum.r of BERNOLDUS
(De Utre9htsche
Bisschop), 1 87, 205, 226.
BEK NWARD van Hildes/eim, 1 62.
Beroep op
den
K eizer, 1 43.
BERTIIA,
dochter van K AREL den Groeten,
1 1 2.
BERTHA,
gemalin
vanK eizer HENDRIK W,
239;
gekroond,
268.
BERTHOLD van Zoekrz'ngen,
227.
BERTNINOMONARIO
, opschrift op
eene munt,
24.
Besanqon,
1 73.
Betuwe
(De),
80.
BEUL, Illomzoges
dAl/ne, 27.
Bdragen
voor Vaderlandse/ze Geschied en
Oud/terllcuude, 37._
B1 1 .1 .UNGEN
(Geslacht der), 204, 241
,
244,
271 , 298.
Bingen,
279.
Bmcmznon, Specimenanlz'quae
rei monela
riae )anorum 38.
Bisschop (Ambt van
den)
onder K AREL den
Grooten, 1 1 0.
Bilburg
238.
Blan/cenburg,
21 7.
Bld'ller
f1 'ir
M- nzkunde; zie GROTE.
(
373
)
Bleek
goud (Muntje van),
90.
Bloem
op
munten
(zesbladerige),
51 .
BLONDEL (De Minnezanger),
329.
Bonmswnn
op
munten,
224.
Boek- en K unstverzamelingen
te
Napels
en
Capua,
343.
Boekenonder K AREL denGroeten,
1 1 1 .
Boerenkrg (Eerste)
inDuileo/land, 1 53.
Boelen,
1 1 7.
Bolleme, 1 38, 245,
265.
Bolc of paard op
eene munt, 37,
360.
Bor.nsnaus, Hertog
van Polen, 1 69, 1 70
,
1 71 ,
1 72.
Box.nurs
(van),
de Noormannen in Neder
land, 80.
Bollandialen
(De),
80.
Bolletje
in
plaats
van
oog,
1 44.

Bologna(De stad), 31 5; Hoogeschool


van
B.,
343.
Bolsward
(Munten van),
224; muntjes
af
komstig
uit B., 33,
36.
BONA, opschrift op
muntender stadBonn
1 28.

BONADAVEN'IRIA,
opschrift op
mun
ten,
1 79.
Bonnan,
Charlerboek van Gelderland, 70.
Bomracrus of Wrnranan
1 1 1 .
Bonn
(Steenen
Roeland
te),
1 1 6.
Boom
(Het
water
de).
36.
Boppard Rksvergadering te),
338.
Borduurwerken
(K unstge),
1 74.
Borslbeeld
op
munten, 1 32.
Boso
(De
Muntmeester),
79.
Boaac/ten inde landen der Saksers, 1 03.
Bosr
(Werk van)
over de
invoering
vanhet
Christendomin
Europa,
58.
Bot/gfeld (K asteel),
21 7.
Bounnw1 mvan Vlaanderen, 205, 21 6.
Boulogne;
zie Vuurtoren.
Bourgondi (K oningrijk),
1 39. 1 85, 1 88,
'
1 89; blijft
drie eeuwen aan Duitschland,
aldaar;
zie verder 1 92, 1 93, 21 3, 227,
252, 31 7, 320.
Bourgondi(RUDOLF
van), 1 72, 1 85. 1 88.
1 89; Bourgondira,
65, 1 08, 265,
31 4.
Bouvinee
(Slag van),
332.
Bouwwerken
(Belangrijke),
3431

Braband
(Hertog van),
70. 31 4.
Braclealen, 309.
Brandenburg,
1 04.
Brandmer/c
(Straf van),
1 22.
BRANDT,
Historie der
Reformatie,
258.
Bravia
(3Pfi),
323.
Brederode
(De
Heer
van),
322.
Bremen, 237;
school te B., 1 1 3; steenen
Roeland te B., 1 1 6; Bisschop
van B.,
245, 31 2.
Brescza, 31 5. .
Breelau door de
Mongolen
verbrand,
340.
BBETISLAV
(De Hertog)
van Bokeme,
203.
Brillenurg (De),
82.
Brillz'a
(Het eiland),
362.
Briltones, 361 .
Brz'xen, 21 1 .
Bron/c/loml
(Munten
der Heeren
van),
66.
Brundualum,
oorlogshaven,
343.

BRUNOvan Toul
(Bisschop),
21 1 .
Bnuno
(Bisschop)
van Augsburg,
1 85.
BRUNOIII
(Graaf),
220.
'
Brunswzjk
enLuneburg
321 ; brand te B.,
347. .
Brunswg'jkscke (De
Saksers in
het).
1 03.
Bucnrn.rus,
81 .
BUCHEB, BelgiumBomanum, 69.
Budieez'n
(De stad), 1 69,
1 71 .
Bulgar,
326.
Bnncnannof BuccovanHallerstodl,
245

252, enz.
Buacnannvan Munster,
294.
Burdo
(Fluviue),
36, 37.
Buren
(De
Heer
van),
322.
Burg
Doresladue, 81 .
Burgen,
241 .
Burggraaf (Nijmeegsche),
344.
Burglole/clen
rondomMilaan,
31 6.
Buljadingerland,
1 95.
Byzantium,
362.
Bgzanlnen (Nabootsingen
van de munten
der),
66.
C.
C. A. Beteekenis dezer letters
op
munten
,
1 8.
Caasan
(Junrus),
74.
(
374
)
Calabri, 1 06, 21 2, 21 3, 229.
CALIXTUS II
(Paus),
301 .
Canrxrus III
(Paus).
31 7.
Calycadnus (De),
326.
Campanie,
1 75.
Campus Martina,
269.
Caxnnemrnn,
de
lrittenburgo,
69.
Canossa, 261 ,
262.
Capitularzavan K AREL denGrooten, 1 1 1 .
Carocrns
(De Pauselijke Legaat),
340.
CAPPE
,
Mnzender Deutsc/tenK aiser
,
1 26
,
1 51 , 1 76, enz.
Capua,
1 75.
Caroccaof carociumvan Milaan, 1 91 .
Carolinum, naamder school te
Oenabrng,
1 1 2.

Canonus
(Het woord) op
munten, 1 23.
Casae of huizen,
1 64.
Castellana
(De vesting),
31 3.
Oasrmnvan Polen, 203.
CastrumDore3larlue, 82.
Catalogue Rousseau, 73.
CENSIUS, eenRomein, wordt Paus Hunn
sarmn,
257.

Cemla
(De berg),
260.
Cssaa
(P) op
munten,
344.
Cnaeonannox, waarschijnlijk
naamvaneen
Frankisehen Vorst, 21 .
Champagne,
1 89.
Cnarnauvrm.n
70.
Guus
(P.
0. van
man);
zie
Tdec/lrt.
(Jurnpasanr (Decretamvan),
69.
CHILDERIC,
laatste Ro- z
faine'ant,
93.
Cnr.onwre of LonnwrmI, 3, 4.
Christendom
(Munten
uit deneersten
tijd
van
het)
in Nederland, 39,
56.
Christenkerkje op
munten,
1 28.
CHRISTIAAN vanMentz
(De Aartsbisschop),
31 6,
1 1 9.
Christiana
religio, opschrift op munten),
1 32.
Cristusbeeld
op
een
wagen,
1 91 .
Cirkel
op
munten, 40.
Civitas
Trajectensis,
71 .
Civitella
(Slag bij),
21 2.
Clans; zie Thane.

Or.av1 s, opschrift op
eene munt,
328.
Cr.ammvs II
(Paus), 209, 21 0.
Onnunus III
(Paus),
266.
Onoran, broeder van CHLODWIG,
3.
Cr.oranws II, 61 .
O1 .oranrus III,
63.
OLOTHARIVSREX,
opschrift op
munten,
61
,
63.
Clu_qny (K looster),
1 74.
Conaarvar, opschrift op
een
Merovingisch
muntje,
21 .

Codex
T/leodoaianua, 5.
COHEN

Descrz'ptian
de mcdaz'llee Romaanes,

Caorten
(Friesche)
in
Engeland,
361 .
Coine
of
tlle ancient Britons; zie Evans.
Coliaeum
(Het),
269.
Collectanea
antiqua.
361 .
Calmar
(Verraad bij),
1 40.
,
Comnuousn
(De Numismatieus),
27;
zijne
[0nnoyee
nationales de France, aldaar en
73, 98. 99, 1 00,1 01 , 1 02, 1 23, 1 49,
1 50.
Coma, 31 2.
Compiegne,
1 40.
Concordaat vanWarme,
305.
CONQB
op
munten, 5; vantot dus verre on
zekere beteekenis, 6.
CONSTAN'IIA,
dochter vanBoenarus, 324,
325.
Consraurravan
Arragon,
336.
Consranrnnen
zijne
zoons (Muntenvan),
63.
Constanz, 1 84, 1 85
,
1 87; Bisschop
vanC.,
227;
vrede van C., 323.
Conaule van Milaan, 31 2.
Coanm.o
(Gracht van),
82.
Cornabismnnster
(Abdij),
235.
C0_rvey (Abdij),
1 43.
Cosrnu
(De
Heer
nu),
1 34.
Crema
(De stad),
31 4.
(ansonstius
(De Patricir) ,
1 63;
zijndood,
aldaar; toren van C.,
268.
Ooorzaanus,
opschrift op
munten, 201 .
Curlis of
Rijkshof,
200.
CURTIUS
Burus,
graver
naar zilver,
1 31 .

(375)
.
D
(De
enkele
letter) op
eene munt,
54.
Dnooannr
(De
Frankische
K oning),
70.
Dalmati, 333;
oorlogen
in
D.,
1 09.
Dnmnsus 1 1
(Paus),
21 1 .
DAMIANI
(Prnrao), Bisschop
van Ostia,
239.
Dansen, 323.
Dauphine,
1 73.
Davantria, 1 75.
Daventre, oude
naamspelling
van Deventer,
1 66.
Dnvrn
(De K apellean),
291 .
Decreet
(Pauselijk),
255.
Deenenin Holsteinen
Sleeswk,
1 03.
Deenen
(De) Christenen, 1 87.
Denarii
novi, 1 1 7.
Denemarken
(Nederlandsche
munten
uit),
222.
Denier of halve
denier, 40.
Deniers
cisrhenans, 27.
Denis
(Monniken van
St.),
1 31 .
.l)eroslates, 80.
DESIDERIUS
, K oning
der
Longobarden,
1 04,
1 05.

Diadeemof
villa, 8, 1 0, 1 1 , 1 4, 47,
1 88.
Diedenhoven, 1 1 8. -
Dienstadel, 240.
DIJK
(De Numismaticus
vnn)
teSchiedam,
1 59.
DIRK 1 1 1
(De
Hollandsche
Graaf),
1 84.
DIRK _1 1 1 , Graaf van Frieslandof Holland,
1 88.
DIRK IV
(De
Hollandsche
Graaf),
205.
DIRK V1
(Graaf) van Holland, 309, 31 0.
DIRK V1 1
(Graaf)
van Holland, 31 3, 330.
DIRK , Graaf
van
K leef,
31 5.
DIRK S
(Mr.
J
, Geschiedkundig overzigl van
denhandel der
Friezen, 1
,
20
,
67; Nu
mismatiek, 1 97. Dezelfde inde Revuede
laNam.
Belge, 1 6, 1 7
,
20, 26,
3638.
Doccuga
of
Doccunga,
9.
'
Docugga
of
Dakkurn', 221 .
Doecunonn
op
munten, 284.
Donaonnv
(De Geschiedschrijver),
282.

Dokkenbu_rg
of
Dokkum, 322.
Dokkum
(Frankische munt, waarschijnlijk
geslagen te),
9.

Domvan Jl[cnlz, 1 82; van


Mersebnrg
2672
_
van
Osnabrug, 1 1 2; Dom. teReims 1 38:
te Aken, aldaar; te
Spiers,
1 93.
Douanrous
(De Muntmeester), 78.

Domburg, 2, 6. 7, 8, 1 0, 1 2,27, 28, 47,


enz.
Donzesticus
(De)
heeft het
opzigt
over de
monela
palatina,
1 21 .
Dominikanen
(Orde der),
333.
Domstiflen,
207:het Luiksche, alrzar.
Donau
(De),
259.
Doodzonde, 334.

Doopgetuige (K AREL
de
Groote),
1 06.
Doornik, 332;
Bisscth
vanD.,
58.
Dooanmcr& lt;
(van) ,
deFrisiae
termins,
1 95.
Doosje (K operen)
met Frankische muntente
b
Duurstede
gevonden,
85.
Dordrechl, 200, 205, 206.
Dorestado, J)nrslad Dorostadum, enz. 79.
Dorestazlum
(K asteel),
81 .
Dorestadus, 46; belangrijk emporium,
al
daar, 67.
Donns'rn'ra, opschrift op
eene te Duurstede
geslagenc munt,
72.
Donnsrnrr
FIT, opschrift op
munten,
85.
Donns'mrus
op
munten,
1 49.
Dortmund, 352.
'
Draak
op
munten,
37.
Drachmen van .Marseille
enz.,
66.
Drenthe
(Munten gevonden in),
1 61 .
Dnnssnmwrs
(J.
G. naUTRECHT),
7.
Driee'nheid
(De Heilige),
294.
Droit du
Seigneur,
94.
Duomn.nrs
(De Numismaticus),
57, 62.
Duif (P) op
munten. 48.
Duif (P) op
eene munt,
308.
Duisburg,
1 69.
& quot;
Duitsch
(Eerste
Staatsstuk in
het),
339.
Duitsche Ridders
(Dc),
333.
Duizend man
op
n
schip
in de dertiende
eeuw,
343.
Dukaten
(Nederlandsche)
te Warschau
nage
bootst,
87. -
Duranda
(Het zwaard),
1 1 6.
(
376
)

.
Duurstede
(Munten
van
Wk b),
1 , 27,
28,
47.
.
Dwarsbal/c
op
munten,
98.
_
Dwarsslreep op
munten, 56.
lhoarsalreepje
boven eene M, 78.
E.
Eunnuann
van- Nellenurg, 250, 253.
Ennnson
(De
Numismnticus L.
H.),
21 .
Ebro
(De),
grens
der
Spaanse/1 eMark, 1 06.
Eccann, Corpus
klslorz'ae medil aevi, 200
256
Ec/c
e7l
Wiel
(Merovingsche
munt
gevonden
te),
21 .

.on.umvan
Meiaeen
(Markgraaf),
1 68.
ECK HART,
Commentarii de rebus Franclae
Orientalia, 3, 66.
E0K nnr.,
Doclrinanumarumvetermn,
4.
Erlellngen
of
adellijken, 1 52; tot Gravenof
Voogden
verheven, aldaar.
Jsem
(De),
83.
Eems
(De),
1 94.
'
EGBERT van
Brunswzjk (Graaf), 230, 231 ,
232.
Eennnr II
(Markgraaf)
van
T/mringen,
271 .
272, 273.
_
Eenzaam, 1 08, 1 40, 1 54.
Eorno 242,
244.
Eersn.us Ten, opschrift op
eene munt,
23.
Egmond (Abdij van),
31 0.
Egypte (Sultan van),
325.
Jiicqfelzl,
243.
Eie/larll,
1 73.

Eider
(De),
1 87.
Eilanden
(Deensehe),
1 08.
EISENHABT
(De reus),
1 1 6.

Elbe
(De
Saksers aan de), 1 03, 1 06.
Euolus
(Sint), 58,
61 .
ELISABETH van
Brunmzjk, gemalin
van
WILLEM II 346.
Elster
(Slag
aan de),
266.
'
Emporlum(Drachmen van),
66.
Emporz'um
of
koopstad,
46.
Engeland,
1 92, 328; munten
gevonden
in
E., 28, 46; daar
geslagen,
47.
Enom.nnnr of
Anornnnwr, Gehemschrjver
van K AREL den
Grooten, 1 1 1 .

Engelenburg
te Rome
(De), 1 64, 268, 295.
Enzro, zoon van FREDERIK
1 1 ,
341 .
Episcopua (Het woord)
als EI
op
munten
voorkomende, 226.

Erfelk/leid
der
Leenen, 1 91 .
ERK ENBOLD, 280, 281 .
ERNST
(Hert0g)
van Zwaben, 1 87.
Eeewege aan de
Wen- a, 245, 247.
Estklanders
(De),
337. -
ETHELINDE,
243.
Ernrr.nnnr I
(Munt
van den
K oning
van
K ent),
28.
Euonnrus III
(Paus),
81 0. 81 ].
Evangelieleer,
65.
Evans
(Jonn),
Coina
of
Me ancienl Bri
lons, 360.
Ex anno
mrnnr, rsanan, enz.,
1 32.
F.
Fabelsc/rzjvers,
65.
Fabricage/vasten,
94.
Fa'nza
(De stad),
81 5.
FAILLE
(Verzameling
vanProfessor BAART
DE
na)
te
Groningen, 88, 90, 1 54.
1 98.
Fakkel
(Brandende),
291 .
Falsator
monelae,
1 22. & quot;
FANT,
BerumSuecz'carum
seriplores,
81 .
.
FASTRADE
(De K oningin),
1 35.
Ferrara,
31 6.
hun1 1
(K eizer),
70.

FILIPs
AUGUSTUS, K oning
van
Frankrk,
332.
1 nrvs van
Bourgondi,
348.
FILIPS van Zwaben
(De
Duitsche
K oning).
331 .
FILIPS van K eulen
(Aartsbisschop),
820.
FIT,
opschrift op
munten, 68 envolgende.
Fivilgo,
1 95.
Flardilz'nga
of
Vlaardingen,
205.
annrro
mon. opschrift op
eene munt,
1 9.
Flez'le
(Pagus),
83.
Flevo
(Meir),
1 95.
Flz'e
(Het),
1 94.
(377)
Florence, 276.
FLORIS de Zwarle, 309.
F1 .0ms I
van IIolland, 206.
FLORIS 1 1 [, Graaf van Holland, 31 5.
Fr.onrs IV
(Graaf),
herstelt de
waterkeering
van de
Lek, 82.
FLORIS V
(De
Hollandsche
Graaf),
348.
Fonlegzalle (Slag van),
1 52.
FRSTEMANN, Allrleulsc/zes Namenbucb
,
60
,
62.
Frangipani (De partij der),
301 .
Franlen
(Munten der), 1 , 3, 4, 1 1 , 1 2,
1 3, 47
, enz.;
hunnc
Merovingische
K 0
ningen regeren lang
te Arlee,
1 8.
Frankenland
(Saksers in), 1 06, 265.
Franl; forl (Sakscrs bij),
1 06.
Frankisc/le Vorsten
(Muntender),
1 48.
Frankrk,
56, 1 02, 1 06, 1 83, 21 2,
223.
FREDERIK I
(K eizer),
of Barbarossa, 1 1 4,
1 1 6
,
31 1 .
FREDERIK II
(K eizer),
331 .
FREDERIK (De Heilige), Bisschop
van
Ulrecbl, 80.
FREDERIK van
Luxemburg (Graaf),
Vorst
van
Neder- Lollmringen,
21 6.
Fnamzarc
van Zwaben
(Ilertog)
306.
annm.ro, opschrift op
eene munt,
26.
FRESQMA, opschrift
op
eene munt, 1 94.
Friese/a
Genoolscbap voor Geacbied- ,
Oud
lreizl- enTaalkunde
(Verzameling
vanhet),
1 6, 89, 1 57, 1 58,
1 59.
Friesland, 1 , 6, 7, 8, 9, 1 3, 1 4,1 6, 1 8,
20, 23, 27, 36, 67, 1 60, 1 93, 220,
258, 272, 353; munten van F., 1 94,
222.
Friesland
(Hertogdom),
80.
Friezenof Nederlanders te
Regensburg
1 35.
Frieii
(De),
1 94.
'
Fritzlar, 277;
vergadering aldaar,
300.
Frz':roneaof
Frigones, Friezen, 80.
Froee
(Paltz
of
paleis tel,
1 69.
Fulda
(School van),
21 4.
G.
G
(Bijzondere gedaante
der
letter),
76.
Gaasbeek
(De
Heer
van),
3:22.

GALENUS
(Lezen van),
34- 3.
Gallen
(School van
87.),
21 4.
Gallie& quot; , 1 , 3;
Frankisch
G. 59; munten
van G.,
1 .
Garda
(Het meer),
31 2.
G'aff-
of
Garrelsweer, 224.
Gebouwen
(Oude),
2.
Gedenksteenen, 306.
GEELHNI) vanMeraern
(De Heer),
365.
Geervlicl
(Tol te),
330.
Geeseling, 1 1 7
Geestelken (Verwaarloosde
toestand
der),
206, 207.
Geestelkbeid
(Invloed der),
1 04.
Gein
('
01 in
bel),
331 .
Gnr.asws II
(Paus),
301 .
Gelderland
(Tier:
de sol,
gevonden in),
1 2, 1 4, 1 7, 21 , 75.
Genve
(Meer van),
1 41 .
Genuezen
(Vloot der),
329.
GEORGE I
(K oning),
321 .
GEORGISCH, Corpuejurie
Germanici
anlz'qur',
69.
GERARD, Graaf van Gelre, 322.

GERARD III
(Munten
van
Graaf),
345.
GERBERT
(De Monnik), 1 62, 1 63.
Germain
(Abdij van
Sl.),
71 .
Gemepi (Gouw),
1 95.

Genomwar.
op
munten, 286.
Geronzanaeerde werklieden in de Munthui
zon,
1 1 .

Gerslnngen, 250, 258.


Gescbiedenis van
Graaf
WillemvanHolland,
Roomsclz- K oning,
door J.
MEERIIAN, 365.
Gesla
Francorurn, 4.
GEVA, Gemalin vanWrrrnxmn, 1 06.
Geweten
(Ileerschappij
der K erk over
het),
334.
GHESQUIRE
(De Abt),
80.
Gibellinen, naam
afkomstig
van
Wablingen,
328.
.Gzelaara(Saksische),
1 04.
GISE1 .A
(K oningin
en K eizerin), 1 85, 1 86,
1 93
,
202.
Gnesen in Polen,
1 64.
Gonnrnol van Anjou,
299.
GODFRIED van Bouillon, 267,
276.
48
(378)

GRIMOALD van Benevent 1 35.
Gnruoar.us
(De Muntmeester),
78.
Groningen (De Provincie),
1 95; Merovingi
sche
muntjes gevonden
inde R, 9, 21 .
Groote Gravin
(De),
261 .
Groot/roneestere,
200.
Grootwaardigkeidbekleeders (Geestelijke),
207.
Grootzegel van
K oning
WILLEM II,
350.
GRO'IES Blatter
f'r M'nz/cunde,
26.
Gruoninga(De villa),
203.
Grruranus, 1 1 7.
Gueen, afkomstig
van
Welfen,
328.
GURAED
(De Numsmaticus),
63.
Gurnovan Vz'enne
(DeAartsbisschop), 290,
297, 301 .
Gurscann
(De
Noorman
Ronaar),
21 2,
229,
268.
H.
Haamstede
(De
Heer
van),
322.
HADRIAAN
(Paus), 1 05,
1 35.
Hagenau,
339.
Halterstadt
(Stad),
251 ; Vernietigd,
298;
Bisschop
van H, 252, 272, 273;
Stift
1 1 .,
273.
Haldensleben, 245.

Halle aan de Saale, 1 1 4.
Haleketting op
munten, 50.
Hals/traag (P) op
eene munt, 44.
]Ianzaland
(Gouw)
of Iameland, 80, 1 66.
Hamburg
door K aanr. denGroeten
gesticht,
1 1 4.
Hamburg (Aartsbisdom),
1 43.
Hamerender midrleleeuwsche munten, 20.
Ha etein
(K asteel), 279,
306.
Hand
(Uitgestokeu) op
munten,
1 77.
Handel
(Munten, noodzakelijk
voor den),
5,
47.
Handsc/zrt
vanG. Souaav; zie Scrraar.
HANNOvan K eulen
(Aartsbisschop),
229 en
volgg.
Hannover
(De
Saksers
in),
1 83.
Hanstein
(De burg),
243.
'
Hannumvan Ivrea, K oning
van Itali,
1 70, 1 72.
GonrnrenvanLotharingen, 21 6, 21 7.
GODFRIED de Bultenaar, gemaal
van MA
THILDE,
de Groote Gravin, 261 ; leeft van
haar
gescheiden,
aldaar.
Gonrmenvan
Utrecht
(Bisschop),
31 5.
Godsoordeel,
242.
Godsnrede, 1 92,
301 .
Goannr.onn
(De Geneesheer),
344.
Goederenaan
de kloosters vermaakt,
271 .
GONDEBALD, K oning
der
Bourgondz'rs,
65.
Geslar, 21 7, 231 , 236, 240, 241 , 242,
245, 246, 249, 273, 300; muntenvan
G., 284; Rijksdag
te
G.,
31 1 .
GOTRXK , K oning
der
Deenen,
1 1 4.
Gorscnar.x
(Vorst) ,'
237.
Gttingen,
1 75.
Gouda
(K arolingische
munt
gevonden te),
1 59.
Goud- enzilverwer7cen,
1 74.
Gouden
eeuw,
234.
Goudenmunt, 1 , 2, 5;
Goudenmunt
(Regt
der),
1 66.
Gouwof landstreek, 80.
Gozrr.o, Hertog
vanLot/wringen, 1 , 1 80,
1 89;
sterft in 1 044, 21 5; zijn
land in
twee
groote
doelen verdeeld, 21 6.
Goznr.o II van Neder- Lotharingen, 21 6;
sterft
spoedig,
aldaar; Gozer.o
gemaal
van 1 \1 ATHILDE,
251 .
Graaf (Het
ambt
van) ingesteld
door K AREL
den Groeten, 1 1 0; de Graven oefenenhet
toezigt
over de Munt uit,
1 201 22.
Graaf (De)
onder de Franken, 1 1 9,
1 20.
Gnreonrus
(Leven
van den
Heilige),
81 .
Gnaooruus de Groote,
291 .
Gnaoomos van Tonra, 3, 4, 20, 21 ,
68.
Genoomns IV
(Paus),
1 40.
Gnaeonrus V
(Paus),
de eerste uit Duit
schen bloede, 1 62.
Grmoomus VI
(Paus),
208.
Grraoonrns VII
(Paus),
209,
21 2.
Gnaoonrus IX
(Paus),
336.
Grieken te Borne, 293.
Grielen; zie Letters.
Grieken
(Heerschappij der)
in
Itali,
1 74.
Griekse/t
(Het)
onderwezen
tijdens
K AREL
den
Groeten, 1 1 2.
_' _.
(379)
Hamas
(IJzeren),
31 9.
HAILOEN' AL RASCHID, 1 09.
Harzgeergle (Zilver
ontdekt in
het),
1 31 .
1 arz
(De)21 7,
246.
Harzburg (De) bij Goslar, 241 , 244, 246,
247, 249.
HAWK INS,
Siluer Cone
qung/and, 27,
28
,
31 , 4e, 46.
'
etla, 71 , 80, 81 , S2, 326.
'Heemsker/u
(ALLARD van),
322.
Hezlelberg,
338.
Heidendom, 65.
Heilige Graf (Het),
276.
Heilige Land, 326,
330.
Heilige Vader, 1 08.
HELMENSTN
(Jon),
321 .
Hellebaarrl
op
munten, 97.
Hemelglobe
in de elfde eeuw
vervaardigd,
& quot;
21 4.
HENDRIK 1 1
(K eizer),
1 67.
HENDRIK III
(K eizer), 202;
bijgenaamd
de
Zwarte,
aldaar.
HENDRIK IV
(K eizer),
226 en
volgg.
HENDRIK V
(K eizer),
290 en
volgg.
HENDRIK V1
(K eizer),
328.
HENDRIK van Angelurg (Bisschop),
229.
HENDRIK de Leeuw, 31 1 , 31 8, 31 9, 320,
328, 329.
HENDRIK de
Fries,
31 6.
HENDRIK van
Oostenrk,
31 1 .
HENDIK T,
Hertog
vanBraband, 70.
HENDRIK I
(K oning)
van
Engeland,
306.
HENDRIK 1 1 van
Engeland.
31 5.
HENDRIK 1
(K oning)
van
Franknjk,
21 7.
HENDRIK I van
Neder- Lotharingen
of Bra
band, 280.
HENDRIK de Vraome, 340.
HENDRIK ,
Graaf van Gelre, 31 5.
HENDRIK III
van'Beeren,
1 68.
HENEBTUS, opschrift op
munten, 285.
HENGIST en HORST, 37, 38.
HEEES
(P)
PIPINUS,
1 00.
HERIBERT
, Aartsbisschop
van[ilaan

1 85

1 89, 1 90,
1 91 .
HEBIHANNUS
(De
Utrechtsehe
Bisschop),
31 1 .
HERIO .D, 80;
ook
HARIALD, aldaar en
1 60.

] erlenningsleeken
op
munten, 68.
HERMAN of ARMINIUS, 1 04.
HERMAN of 1 'IERIMANNUS vanUlrevlll, 327.
HERMAN van
Luxemburg Tegenkeizer,
271 ,
272.
HERMANNUS CONTRACTUS, 21 4.
] ermlage
te St.
Peleraburg,
290.
Ilerslal inhet Luiksche. 93.
1 ertogen(Duitsche),
1 80.

Hertogen
der
Friezen, 58.
.s
Herlagenbosc/l (Muntkabinet te),
88.
Iernlen, 269.
'
Hervorming
in het muntwezen onder CON
STANTUN,
63.
Hessen
(Het
Christendomonder
de),
1 1 1 .
HEUDEI.ENUS
noNn opschrift op
munten,
23, 24.
HILDEBRAND
(De Benedictijner monnik),
209, 21 1 , 21 3, 254, enz. enz.
HIT.DEGARDIS gemalin van
K AREL den
Grooten, 1 05, 1 1 3.
lil1 leslzeim
(School van),
21 5.
HIPPOCRATES
(Lezenvan),
343.
Hieloria
Ullrajectz'na;
ze HEDA.
Hslory qf
l/Le
Anglo- Saxons;
zie TURNER.
Iloc/zbuc/li of
Hamburg,
1 1 4.
qf (K oninklijk),
248.
Hq/_yezin,
236.
Hq/
en leenzlienelen, 240.
Hojleger,
I01 , 1 09, 1 88,
246.
Hq/plaalsen
der
Saksers, 1 03.
quregler,
339.
queloel,
347.
Ho/1 enslann (K asteel),
267;
geslacht
H.,
aldaar en
volgg.
Holland
(Graaf van), 31 4, 31 6.
Holland
op zn
emalet
(K anaal van),
353.
Holaleinen
Sleeswg'jk,
1 03.
Holmunlen
(Oorsprong der),
309.
Hongar',
1 04, 204, 234,
259
,
291
,
31 4,
325; een
tijd
in de
magt
der
Mongolen,
340; Duitsche
volkplanters
in H., 340.

H0N0RIUs 1 1
(Paus),
235.
Hoolwrongel
of diadeem, 48.
Hoogeschool
te
Napels, 343; te
B0logiza,
aldaar: te
Pars,
aldaar.
Hooglanrlen (Schotsche)
1 09.
48*
(380)
Hoogmz's, 1 91 , 31 9.
Hoogwoud,
348.
Hoorunno
(De Lithograaf),
7.
Hoorne(1 1 eer van),
322.
Horizontale
lnenop
munten, 1 01 .
Honsr;
zie HENGIST.
Hoslie, 263.
Houvr:
(VAN mm), Hamluest- K ram'j/c,
68.
IIQWEI NGK EN
(Enssmus VAN) ,
348,
349.
Honnmus, Bisschop
van Maastricht,
69.
Huismagt
der Duitsche K eizers, 207, 345.
Ilunmuzn
(De Noorman),
21 2.
Humeterland, 1 95.
HUNGERUS
(Bisschop),
82.
Harmen; zie AT'1 ILA.
I[1 msingo,
1 95.
1 [ulten der Saksers, 1 03.
Huwelijk
der Priesters, 228,
254.
I.
IANDEBERI,
opschrift op
eene munt, 51 .
[canium
(Sultanvan),
31 8, 326.
IDDEK INGE
(De
Numismaticus Jhr. J. E. H.
HOOFT
VAN), 21 , 1 48, 222.
IJsselstein
(Heer van),
322.
1 Jasellol te Deventer,
1 77.
Ilsenburg (K looster),
249, 273.
Imola
(De stad),
31 5.
Imperator Augualua,
titel vanK AK EL den
Grooten,
1 33.
Ingeleim(Het paleis), 1 1 5, 1 42, 279.
INNOCENTIUS II
(Paus),
81 0.
INNOCENTIUS III
(Paus), 1 73,
331 .
INNOCENTIUS
1 V
(Paus),
345.
INPURIAS, opschrift op
eene munt,
1 80.
Inquisitze,
333.
Insigm'en
vanK AREL denGrootente Weenen,
1 1 4.
Investihmr
(De), 254, 255, 290, 291 , 292,
293, 294, 295, 296, 298, 302, 304.
IRMENGARD, gemalin
van Lonnwm& lt; (Zen
Vr00men, 1 36, 1 37, 1 38,
1 39.
Irminsul of Armz'nzuil, 1 04.
ISAAC ANGELUS
(De Byzantijnsche K eizer),
325.
IsAK
(De Jood),
1 09.

ISABELLA, zuster vanHENDRIK III vanEn
gelanrl,
338.
Islego,
220.
Isra'liten
(Munth der),
4.
Itali
(K oning van), 1 86,
275.
Itali
(Muntenvan), 61 , 64- .
1 TLANDO, opschrift op
eene
Merovingische
mu'nt, 22.
Itze/loe in Holstein, 1 1 4.
J
Jugt 83; hoofdbezigheid v; m
vele Geeste
lijken
in de elfde
eeuw,
207.
- J.\N van
Engeland (K oning), 332, 333;
geheeten
JAN zonder land. aldaar.

JANSSEN
(Dr.
L. J.
,
75; Oud/leirl/cumlige
Mededeelingen,
97.
J.uzomnvan Bo/leme, 1 71 .
Jena
(De stad),
1 69.
Jeruzalem
(Christenen te), 1 09, 276, 325;
Patriarch van J. 334, K oningrijk
J.,
342.
Jaden te Rome, 293.
Jonsmzes van Placentz'a, 1 62.
JOHANNES XV
(Paus),
1 63.
JOHANNES XVII
(Paus),
1 73.
Ja/lannilers
(De),
333.
JOLANTHA, erfdochter vanJeruzalem, 336.
JONGE
(Jhr.
Mr. J. C.
DE),
350.
Jovmnos (Novelle van) over zaagenaamde
K eizerlijke
munten van te
laag gewigt
en
gehalte,
5.
Jonrrn, gemalin
van Lonnwrmden Vroa
men, 1 39,
1 41 .
JULIANUS
(K eizer),
68.
Jumz'gea(Munten van),
59.
Juragebergte (Het),
1 41 .
JUSTINIANUS, 3, munten'vanJ. 5, 6, 8,
64, 368..

JUSTINUS
(Borstbeeld van), 62,
357.
K .
K AAN
(Wijlen
de Numismaticus
K .) 1 44,
1 49, 1 50, 1 56.
K aro,
340.
(
381
)
K alenl1 erg
en Leilka
(Land tusschen)
aan
Duitsekland
gekomen,
204.
K amvan. een kelm
op
munten, 27.
K anzergoerl
of
K oninklke
inkomsten, 302.
K ampen (Munten van),
66.
K an der
Avaren,
1 1 5.
K anaal van denDonau naar den
Rijn,
1 1 4.
K anunnz'ken, 207.
K anur de Groote, 1 86.
K ANT de Deen, 31 1 , Vorst vanSeeland.
K apileelen,
1 33.

K apillelenvan Ulreckl, 31 1 .
K ardinalen, 253, 294, 295, 296, 335,
341 .
K aunr. Manrnr., 93.
K amer. de
Groole, 2; munten vanK ., 46.
K AREL, zoon van Lonnwm; den lroomen
en Junnn, 1 39, 1 40, 1 41 , 1 42.
K anar. de K ale, 1 52, 1 53.
K aner. de Dikke
(Munten van),
46.
K AREL, oudsteZoonvari K amer. denGroolen
,
1 09..
K annr. X
(K oning)
van
Frankrk,
55.
K arlnlki, 1 38, 228.
K am.ouan 93,
1 02.
K arlsladl, waarschnlijk
thans
Lipoladl,
1 1 4.
K arolingers (Geslacht der), 1 35; munten
der K ., 93.
K aeleel te Tiel, 200.
.
K alzozjk,
2, 47;
gouden
munten
gevonden
te K ., 1 5; de
Middelri_jnmondaldaar, 47,
56.
K eizer der Romeinen
(K AREL
de
Graale),
1 07; 324
jaren
naden laatst
voorgaan
den, aldaar.
K eizersweerd,
230.
K emplen (Abdij),
235.
K ennemerland, 1 94,
206.
K ent: zie Errrrnnnnr.
K erk
(Denkbeeld der),
259.
K erkelke
Slaat
(De),
345.
K erkje
of
kapelletje op
munten,
43.
K erkvaders inhet Duitsch vertaald,
1 1 2.
K ellernzeesler, 336.
K eulen
(HANNO, Aartsbisschop van),
229en
volgg.;
Fuannurx, 299; Rijksdag
te K .,

276; K eizer HENDRIK 1 V aldaar, 280;
groot
Ridderfeest
aldaar, 323.
K eulenaars
(Handel der)
met
Engeland,
200; met de Franken, aldaar.
K ilogramvervangt
het
pond
vanK anm. den
Groolen, 1 1 7.
K in/zen;
(De)
of
Zaan, 1 94.
K looster te Ulreckl, 71 .
K loosterlbllolkeek
,
l 1 2.
K r.ovrs
(K oning),
55.
K r.urr
(De
Rector
A.), 22, 35.
K naap, een titel, 340.
K nipkaasen,
1 95.
K nojlookkonz'ng (De),
271 .
K oblenlz, 278, 347.
K omma,
Zeilsckrlr Mnz- , Siegel
uml
. Wappenkunde, 1 76.
K onnaaan1
(K eizer),
1 81 .
K onnnaan. zoon van HEM)an
IV, 274,
275, 276, 277.
K onnnaan1 1 1
(De Duitsche
K oning),
31 0.
K onnnaanIV
(K oning), 338, 339.
K onnnaan van
Marburg, K ettermees'ter,
336.
K onnnaanvanZwaben
(De
UtrechtscheBis
schop, 256, 288.
K onnnaan, benoemd
Bisschop
van Trz'er,
238.
K oerlandera
(De),
337.

K oel/ten, 320.
K oeverden
(De Heerlijkheid),
327.
K om.nauson, Bz'ldnz'sse der J)eulscken
K nige, & amp; e., 1 64, 1 86, 203, 204, 283,
307, 309, 31 5, 324, 337, 339, 343,
348.
K olonlealeden
(Grieksche),
86.
K oningen
der
Friezen, 58.
K oningadz'ep (Het),
36.
K oningalanrl
of
domein, 1 93.
K oningalam(Saksische), 1 79, 1 81 .
K om'rnyaloel (De Duitsche),
1 80.
K oninklk Penningkabinel
te 8
Hoge, 74,
75, 76, 77, 78, 79, enz.
K oxnanm, 325.
K anslanlinopel (Muntvoet van t
gouden
geld te), 64; munten
geslagen
te K .,
353.
(
382
)
K ooplieden(De)
oefenen
toezigt op
de
munt,
1 22.
K oorl.r
(K AREL
de Groote
overlijdt
aan
de),
1 1 4.
K rokan,
203.
K rans of
ring
inde hand
eener Victorie, 1 1 .
K rentznac/r, 279.
ijgsnzanlel (Borstlrecld in),
1 32.
riliscbe
Beilrge
znr B[n2kunde deaJllil
lelalles,
4.
K romslaf, 1 76;
op
munten,
97.
K ronijlscbrijvers (Friesche)
57.
K roon
op
munten,
39.
K roon
(Verloren),
347.
K roon
(IJzeren)
van Ilalz'',
1 71 .
K roonenbnrg (De
Heer
van),
322.
K roongoed,
1 93. .
K ruis inde hand eener Victorie
,
8;
op
een
hol
geplaatst,
9;
op
denschouder vanhet
borstbeeld, 1 0, 1 1 ; lang
kruis, 1 2;
ge
voet kruis, 1 8, 75:in
bolletjes eindigend
kruis, 1 8, 78;
croix ebrismee, 1 9; ver
schoven kruis, 29; K arolingisch kruis,
41 .
rztsac/repler,
44.
K rnisslaf,
50.
K rm'slogl (De eerste),
272, 276.
K RUK O,
Heidensche
Rugische
Vorst, 237.
K nil
(Merovingischc
munt
gevondente),
26.
K ainre
(Het Graafschap),
327.
K UNIGUNDE
(K eizerin), 1 73,
1 74.
K nrmm.n,
dochter van K AREL den
Groo
ten, 1 87; sterft, 1 92,
21 6.
L.
Labarum
op
munten,
63.
Lagere
Romeinse/ze
(Het), 1 , 2; mun
ten daarvan, 1 1 ,
1 3.
Lam
(Gouden),
366.
LAMBERT van
Oslia
(De K ardinaal),
305.
LAMBERTUS
(K erk
van den
Heiligen),
280.
LAMBERTUS Sc/uyizabnrgensis,
256.
Landan,
347.
Landbouwonder K AREL den Grootcn
,
1 1 0.
Lanrldagen
in een
Zendgraafschap,
1 1 0.
.AEDEEERT,
Frankische Muntmeester, 51 .

Landvrede, 302, 339.
Langeealza,
250.
Laodicea
(Beleg van),
201 .
Lateraan
(K erkvcrgadering
in
het),
228.
Latijnse/ kruis, 57.
La_nenburg,
321 .
Lanrz's/ramenais
(Codex) ,
62.
Lausanne
(Bisschop van),
1 92.
Lansilz
(De), 1 70, 1 72.
Lauwers of Lauwerzee, 1 95.
1 1 EBI.ANC
Traile
bislorique
(les
monnogea
de
Franco,
72 en een aantal andere
plaatsen.
LEBUIN of Lnnunvus, 1 66.
Lecbfeld (Slag van),
1 81 .
Leebebroeders, 271 .
Leenbevel of wel
op
de
leenen, 1 91 .
Leendlenslen,
228.
Leengraaf, 222, 224.
Leenwezen
(Invloed _van het)
op
Duilsclz
land, 240.

Leeuwarden
(Munten te),
224.
Legalen(Pauselijke), 21 3, 239, 266
,
279,
300, 303, 305, 31 9, 339, 340.
Legerplaals (P) op
munten,
27.
Legnano(Slag bij).
31 9.
Leidaebe
Hoogeecbool (Munt-
en
Penningka
binet
der), 1 1 , 27, 28, 33, 34, 35,36,
38, 40, 41 , 43, 44, 45, 47, 73, 75,
_76, 85, enz.
Lelc, wanneer bcdkt,
82.
Lek en IJssel
(Gouw),
1 95.
Lel'dk (Grondslagen
vaneen
gebouw
onder
den),
82.
Leksmonde
(Gracht
82.
LI.EWEL, Nnmiamaliqne
du
mogenage,
1 0

36, 38, 39, 220; Elurles
numia.naliguea
al
arc/rcologz'gues,
36.
LEO, opschrift op
eene munt, 328.
LEo
(K oning)
vanArmeni, 326.
LROIII
(Paus), 1 05, 1 07.
LEO1 X
(Paus), 21 1 . 21 2.
LEoDEGARII (Vita),
62.
Leon,
333.
LEOPOLD van
Oostenrk (Hertog),
329.
Letters
(Angel- Saksische),
41
,
45.
van Conaur.o
te) ,
(383)
Letters der Grieken in
gebruik bij
de Gal
lirs, 74.
'
Lezant
(De),
1 1 5.
Libra, eene
geldsom,
94.
Liederen
(Verzameling
van Duitsche),
1 1 2.
Liederen
(Voorvaderlijke)
der
Duitschers,
1 43.
'
Liegnitz,
340.
Lievevrouwemunster te Aken,
1 91 3
Liguri,
296.
Limburg, 1 ; Graaf van L., 31 4.
Limburg
in
West- Saksen, 320.
Liten,
tenten of
hoorigen, 1 52,
1 53.
LIUNVER'I, opschrift op
munten,
224\.\
Lolede of
Lobit/.
338.
LODEWIJK 1 of de Vroome,
3,_1 351 52;
jongstezoonvanK AREL den
Groeten,
1 1 3.
LODEWIJK de Vroonze
(Muntenvan),
46.
Lonnwurc van
Bezjeren,
zoon van Lonn
wK den
Vroomen, 1 38

1 40
,
1 41

1 42,
1 53.
Lonnwux 1 1 , 1 59; bekomt Friesland voor
korten
tijd,
1 60.
Lonnwer 1 V
(K oning),
70.
Lonswnx VII van
Frankrk,
31 5.
Lonnwux I van
Beeren(K oning), 1 1 5,
1 42.
Lonnwm& lt; 1 n.rrs
(Muntenvan),
66.
Lodi, 31 2.
Lquedic/at
op
K AREL den
Grooten, 1 1 2.
Lombard,
31 2, 341 .
Londen, 338.
Longobarden (Rijk der),
1 04.
Loxormrxn
(De
Numismnticus
ma),
73.
Lood
(Zilver getrokkenuit),
1 31 .
Looden
1 1 [erovingiselte munt,
43.
Loodmnen
in de zevende
eeuw,
1 3].
LORGION
(De Hoogleeraar Drasr),
64.
Lorsc
(Abdij),
236.
Lot/zaringen, 1 59, 1 89, 1 92, 1 93, 21 5,
21 6
,
272; voor
Frankrkgeischt,
21 7.
].ornanrns
1 , zoonvanLonnwm& lt; denVroo
men, 1 38, 1 39, 1 41 , 1 52;
uitgestrektheid
van
zijnRijk, 1 53;
zijne munten,
aldaar
en
volgende.
.orimmns, 80.
LOTHARIUS 1 1
van Sakeen
(K eizer),
308.
Lornmuus 1 1
(K eizer),
1 59.
Lornmuus
(Graaf)
van
Suplimurg,
298.
Lubek, 321 .
Lucrus 1 1 1
(Paus),
324.
Lunosnus,
81 .
Lnnor.r, Graaf
van
Brunawlz
220.
Luik, de
Bisschoppelijke
zetel dcrwaarts ver
plaatst, 69; Bisschop
van L. 31 7.
Lurrounn,
ger_nalin
vanK AREL denGroo
ten, 1 1 3.
Luitizers,
237.
Luneburg (Vesting te), 244, 245.
Luzilinburg
of
Luxemburg,
1 73.
Lgan, 68, 1 73.
1 1 1 .
M,
verkorting
vanMonetariua, 74; de let
ter M van tweederlei
vorm,
75.
Blaagdenburg, 251 ;
Bisschop
van1 1 1 ., 272.
Maaltden(Plegtige),
323.
Maan
(Halve) op
eene munt,
98.
Maansverduisteringen
in de elfde eeuwbere
kend, 21 5.
Maartensdk(Merovingische
munt
gevonden
te),
1 8.
Jllartensler/c
(De Sint)
te Utrecht, 83,
1 76; die te .Mentz,
264.
Maar
(De), 80;
de mondenvande
M., 22.
JlIaastrickt
(Munten van), 1 ,
68.
Mncnnr':
(RETHAAN),
Over de
b Domburg
gevondene Romeinse/te, Frankische,
Brit
tannisc/ie en andere
munten, .6, 7, 8,
1 0, 1 2, cnz. cnz.
MADELINUS
(De Muntmeester),
68.
MADELIUS voor MADEI.INUS 74,
75.
vManna
(Josnrn).
4.
MAGANO
(De Muntmeester),
76.
Mamma, zoon van den Saksischen
Hertog
ORDUI.F, 237, 243, 245, 247, 298.
Magt (Vereeniging
der
wereldlijke
en
gees
telijke),
97.
Maires du
palaie,
60.
J[ajesteitssebender,
242.
]l[ajoresdorni
of Maires du
palais,
60.
Malnzerlg (Abdij),
235.
Manrnnn, 342,
345.
(384)
Jl[an.gfeld (H0IJER van),
298, 299.
Mantels
(Friesche wollen),
1 09.
MANEL
(De
Grieksche
K eizer),
31 8.
Marburg,
339.
Marca
Hispanica,
1 36.
MARGEI.LINUS
(De zooge- naamde),
80.
Maria- K erk te Utrecht, 347.
Mark
(De Spaansche)
door K AREL denGroo
ten
gevormd,
1 05.
Marken,
1 69.
Marken zilver, 31 4, 329.
Markgraqsc/tappen
door K AREL denGrooten
gesticht,
1 06.
Markt of
kandelplaats, emporium,
83.
Marktplaatsen(Munten in),
224.
MARSALL0
opschrift op
eene munt,
25.
Marseille, 3, 4, 1 73; munten
geslagen
te
M., 61 , 63, 66.
1 \1 ARTINUS
(De Heilige),
4.
Mascovrus,
Gene/lichte der
Teutsc/ren, 5.
Jl[atenenmunten
(Gelijke),
door K AREL den
Grooten
ingevoerd,
- 1 1 0, 1 1 9.
MATIIILDE
dochter van HENDRIK II van
Engeland,
31 8.
MIIIILDE of MECHTELD vanEngeland,
ge
malin van HENDRIK V, 299.
MATRII.DE
(De groote Gravin), 261 , 267,
274, 275, 276, 291 , 292, 296; hare
voortrc 'elijkheid,
aldaar; dood, 300.
MATHILDE,
dochter van HENDRIK 1 V
,
227;
door RUDOLFvan R/zeirgfelden ontvoerd,
aldaar.

Jlfattiaken
bij
Wiesbaden
(Zilvermijnenbij
de),
1 31 .

MAURICIUS TIBEBIUS, 62, 63, 64; triens
solidi van M. T., 7.
1 )1 AURITS (De Heilige),
1 88.
MAXIIIINUS
(Abdij
van St.)
te Trier,
21 6.
Medemblik,
347.
MEERMN;
zie Geschiedenis.
MEGINAR, raadsman van LoDEWK den
Vroomen,
1 36.
]l[ein
(Saksers overgeplaatst
aan de),
1 06.
MEINARD,
Graaf van
Nmegen,
31 6.
l[eineed,
248.
MEINWERK van Paderborn, 1 62,
1 88.
l[eissen
(De stad), 1 69, 1 70,
1 72.

Meiveld, Camp
de
Mei, 1 09.
Meklenburg (Bisschop van),
237.
Mensckelg'j/c koqfd (P) op
munten,
32.
J[entz, 1 41 , 1 80, 1 82;
Rijksvergadering
aldaar, 239;
K erkvergadering,
248; Bis
schop
SIEGFRIED van ]l[., 248; verraad
van HENDRIK V aan HENDRIK IV
bij
.M.
gepleegd, 279;
Bisschop
RUTHARD
van
M.,
279; Aartsbisschop
Cnnrsrrannvan
M, 31 9.
Merciain
Engeland,
38.
Meriwidoof Memede
(Het
Frankische
kas_
teel),
205.
Meraningisck muntje,
munten,
43.
.
Merseburg, 1 69, 1 70, 1 72;
Rijksdag
al
daar, 31 1 .
Jl[erwe
(De),
205.
Messina,
oorlogshaven,
343.
METALLA
GEBMAN., 1 81 , 1 32.
Metallum
op
munten,
1 50.
METALS, opschrift op
eene munt vanMelle,
23.
Metropolitanen, 305.
M
ETTISCIVETATE
, opschrift op
munten
,
22.
METLL0,
opschrift
op
munten, 1 30.
Metz
(Merovingische
munten
van),
hoofd
stad van Austrasi, 22, 23,
24.
MEZERAY

Histoire de France avant Clovis,
69.
Middagsterland,
1 95.
Jl[iddelurg,
348.
fiddelnederlandsc/le
Geograpkie;
zie VAN
DEN Bnnon.
1 1 [iddelrnmand, 46, 47.
Middelzee
(De)
in
Friesland, 36.
Midden- Itali, 1 04.
MIERIs
(1 . VAN), Ckarterboek, 31 0, 31 6,
326, 330, 337,
346.
MIESK Q van Bokeme,
1 72.
Mnenin Duitschland, 1 31 .
M'ilaan, 274, 291 , 31 2, 31 3, 31 4, 31 5,
31 6, 820, 324, 336.
Minden, 1 84:school te
M., 1 1 3; Bisschop
van 1 1 1 ., 31 7.

MINER
(llelmvan),
27.
Mirabilia
mundi, 1 63.
1 3
; Meravingiscke
(385)
Muuncs, Operadiplomatica,
69.
.ll'iepelhloemen (P),
344.
.Jz'ssns dominicue of
Zendgraaf, 1 1 1 ,
1 91 .
.Uodena, 31 7.
Monrus
(Faancrscus),
321 .
Illoeraasen enpoelen
in het land der Sak
sers,
1 03.
Mor.nuvsnxs
(Wijlen
P.
0.),
37.
Mou., K erkgcachiedenie, enz., 58,21 8,
221 .
lfonaco
(Munten
vanden Vorst
van),
66.
fonden van de
Rijn,
1 53.
Moneta
palatina,
1 21 .
JlIonetareades Rota
Merovingiene,
1 1
,
1 3
,
1 6, 1 7, 43, 73,
76.
Monferland (Triens gevonden te),
75.
Jl[ongleu (De),
339.
Monitavoor Moneta, 1 57.
Monogramop
munten, 54, 1 23, 1 28, 1 61 .
Monstering vanweerbare
mannen, 1 09,
1 1 0.
Monte Casino
(K looster),
269.
Montferrat (Hertog van),
31 7.
Mout/hort (Heer van),
322.
Jfonumentahistorica
Brtannz'ca, 362.
Il[onza
(K rooning te),
275.
ooren in
Spanje (K oningender),
1 1 5.
Moselant
(Graafschap),
69.
Mulinheim, 1 54.
MULLER
(J. 1 1 .),
Deutsche
Mnzgeschichte
his zu der
Ottonenzeit, 1 , 3, 68.
1 \1 UNNICK S vanCLEEFF
(Verzameling
van
wijlen Dr.),
1 34.
Munster
(School te),
1 1 3. Onder dan Bis
schop van M behoordendeelenvanOver
ssel
en Gelderland, 245.
Munt
(De K eizerlijke),
221 .
Munt te Utrecht
(Verzameling
in s
Rijks),
95.

Muntender
Bisschoppen, enz. vanUtrecht,
1 88, 1 96, 203, 204, 226, 286, 287,
289, 327.
Muntender Gravenen
HertogenvanGelder
land, 327, 344, 346.
1 1 untender GravenvanHollandenZeeland,
1 84, 256, 309,
327.

MuntenvanFriesland,
Groningen
enDrenthe,
220, 223, 224, 284, 285, 286, 327,
350.

Munten van
Overssel,
1 66, 327.
]l[nntender Leenenz'n Brabanden
Limburg,
1 55,
327.
_Munthamera
op
munten,
1 31 .
Jl[unthuis
(Het Friesche),
1 1 .
_
Jl[unthuizcninde villae
regiae,
84.
Munt/luizen
bij
de Franken
(Plaats der),
1 21 .
]ltuntmateraal, 94.
.l[nntmeester
(Ambt
van den), 60, 61 .
1 untmeesteranaamkomt het eerst inde zesde
eeuw
op
munten
voor,
68.
.llluntmeestersnamen
op
de munten, 1 9.
Jl[untplaatjes,
1 2.
Jlnntregt
als
henq/icz'um,
1 21 .
Muntregt (K eizerlijk) afgestaan
aanGeeste
lijken,
335.
'Muntteehens
op
de
munten,
20.
Muntvcrzameling
vanden
Schrijver,
45.& quot;
Jltunus
dtoinum, opschrift op gouden
stuk
ken,
1 44.
Marten
(K asteel),
1 89.
N.
Nanzaahaels vanmunten, 1 . 2,
5.
Namen
(JAN,
Graaf
van),
322.
Napels (De stad), 1 75, 325, 328;
oorlogs
haven, 343;
Hoogeschool
aldaar, 343;
Napels en Sicili, 324, 343, 345.
Navarre,
1 36.
Nederland
(Barbaarsche nabootsingen
vanRo
meinsche munten,
gangbaar in), 5, 353.
Nederlandsche
volhsoverleveringen, enz.; zie
Banen
(vanDEN).
Neuenhurg
of Neuchatel, 1 89.
Neumagum. Nmegen,
1 99.
Nwor..aas II
(Paus),
228.
Nieretein, 1 80.
Niftarlahe (De Gouw), 80, 1 95; daarin
Utrecht, aldaar en 1 95; ook
Dorstad,
80.
Nmegen(K eizerlijkpaleis te),
1 1 2; verzoe
ning
aldaar, 1 54;
het
paleis
verbrand, 21 6;
K eizer FREDERIK 1 of Barbarosea
aldaar,
31 3;
Graaf van N., 31 6, 344;
Burg
van
N.,
346.
49
(386)
Nmegen (Rijksdag te), 1 48; de K eizerin
lnaornasodaar overleden, 1 63.
Nverheid (De
toestand
der) tijdens
K AREL
den Grooten,
1 09.
Nimbus omeen hoofd, 50.
Noonnaa
(Wijlen
deHeer S. H.vau
van) ,
81 .
Noord- Braband, 1 .
Noord- Brabandsch
Genootschap vanK unsten
en Wetenschappen,
87:
Verzameling
van
het N. B. G., 26.
K oord- Itali
(Bouwwerken in),
1 1 4,
Noordzee,
1 1 5.
.
Noormannen
(Uitbreiding der)
in
Napels en
Sicili, 1 75; inNederland, 22,
69.
Noorwegen, 333; Noorwegen en Zweden,
1 04.
Nordhausen
(Synode te),
278; de stad
N..
verbrand,
321 .
N0rmandie,
21 2.
NorxnnLanno, 21 4; zet de Psalmenin
het Duitsch
over,
aldaar.
Nogon
en Doornik
(Bisschop van),
58.
Nuis
bij Dusseldorp,
340.
Numerair inNederlandinde
zesde,
zevende
en achtste
eeuwen, 1 7, 56, 353.
Numismalici
(Afheeldingenvan),
1 78.
Numismatiek door Mr. J.
D1 RK S, 1 97.
Numismatique
du
mogen age;
zie Lans
wan.
Nummi harluzri, 2.
0.
Obool,
1 50.
Ohotritenin
J[eklenlmrg, 1 04, 237.
Ohlricense Masae
oppidum, 68,
69.
Oder
(De),
1 71 , 1 72.
Onnoin
plaats
van OTTO, 1 65.
Ono,
Graaf van
Champagne, 1 87, 1 89.
Odoornin Drenthe,
1 45.
0FFA
(K oning)
van Mercia, 1 06.
OGIER. de Deen, 1 1 6.
Oldenburg, 1 95;
Bisdom0.,
237.
Olie
(Heilige), 55,
1 01 .
Olifant (Rensachtige) tijdens
K anzr. den
Grooten,
1 09.
Omega- achtig
teeken
op
eene munt, 8.

Omschri
in
omgekeerde rigting
te lezen,
1 00.
Oorbiecht
(De),
334.
Oorlogsvloot (Normandisehe),
342.
Oostende, 1 951
Oostenrijk,
1 04, 204; Markgraat'schap 0.,
1 88.
Oostergoen
Westergo, 308,
31 0.
Ooslfranken, 1 80; Ooslfrankenland,
1 93.
Oosriesland, 1 95; het
Oosriesland
der
twaalfde
eeuw,
31 6.
OostGothen, 3;
bronzen munten van dit
volk, 61 .
Oostzee
(De), 324; de Saksers aande Oost
zee, 1 03; handel van Tiel
op
de Oostzee,
201 .
Ophemert (Merovingische
munt
gevondente),
1 7
Oppenheim, 248, 259; vergadering
te 0.,
1 80.
Opper- Ilali', 264, 267, 274, 275, 291 ,
31 3.
Opsterland (Muntjes gevondenin),
86.
Onnnn
(De
Numismaticus G.
van), 22,
35, 40, 41 .
Onnur.v
(Hertog),
23 en 237.
Orleans in
Aguitanie,
1 35.
Osnabrug (School
aan dan Dom
te),
1 1 2;
school van 0., 21 5.
Oslraga,
220.
Ostrcvant,
pagus
van Gall, 59.
Ornnar, Bisschop
van Luik, 280.
Ornnr.nrenof
U1 .nrou 1 80.
01 'T0 de
Groote, 1 68.
OrToI
(K eizer),
69.
(km1 1 1
(K oning),
1 1 4; tot K eizer
ge
kroond, 1 63;
zijne munten,
1 65.
OrroIV van
answk(De
Duitsche K o
ning),
331 .
Orr0,
Paltzgraof Rn,
21 5.
OTTOll, Bisschop van Utrecht,
335.
()T'1 0 vanNordheim, later
Hertog
vanBei
jeren, 228, 241 , 245,
249 250, 252,
259, 265, 266, 271 ; zijnzoonMarkgraat'
HENDRIK . 273.
Orrovan Ostia, 272.
Ounaan, 81 .
(387)
Oudheidkundigernederleelingen;
zieJ aussnn.
Onn.v
(Sint), 58, 61 ,
64.
0vaal van
parels,
53.
Overssel (Plaatsnamen in),
37.
verijsselsc/le Almanak,
37.
Overatic/lt, 1 96.
P.
Paard
op
munten, 37, 360.
Paarse/t
opperkleed,
31 9.
'
Paderbom
(Rijksvergadeang te), 1 05; K A
Rn1 . de Groole had daar in 799
zijn
hol
leger, 1 07;
school
aldaar, 1 1 3; Aquitaan
echo
krijgslieden
aldaar, 1 35;
Bis_schop
van P., 1 62.
Padua, 31 5.
Pagi
of Gouwen
(Namender) op1 rankische
munten, 59.
Pagus Dorealad,
80.
Paladnen(De twaalf),
1 1 6.
Palalinamonela, 1 51 ; waar die vanLoon
WIJK den Vroomen
geslagen zijn,
1 52.
Paleizendoor K AREL de Grootcn
gesticht,
1 1 5; hij
bezat er 1 60, aldaar.
Palen
(P) op
muntjes,
1 00.
Palermo, 330, 342.
PAT.LAS
(Hoofd van) op
munten,
47.
Palmtak
op
eene munt,
54.
Pallzgraven,
1 93.
Paludamenlumof
krijgsmantel,
57.
Pampelona
door K AREL den Groolen vero
verd,
1 05.
_
Panrleclae
trizzrrzpales,
321 .
Pannoni'rs
(Tetradrachmen der),
66.
Pap/we
op Cyprus,
277.
Parels
(Rand van),
26.
Pars,
1 41 ; Hoogeschool
te P.
,
1 1 1
343;
K eizerlijk Penningkabinet
te P., 57.
Parlement van Verneuil, 93.
Parma,
31 7.
Pas (ler
Alpen,
1 39.
PASCHALIS 1 1
(Paus), 277, 278.
PASCHAI.IS 1 1 1
(Paus),
31 6; neemt
K anm.
den Groeten onder de
Heiligenop,
1 1 4.
Paam1 mt,
93.
Patriarch van Jeruzalem, 1 1 5.

Patriarch van het
Noorden, 234.
Palricius der
Romeinen, 1 05
,
209.
PAULUS
(Apostel),
304.
PAULUS Diaconus,
Geschiedschrijver tijdens
K AREL den
Grooten, 1 05.
Paus
(De) ontvangt
een
wereldlijk gebied
van
K oning PEPIJN, 1 04;
onderdanigheid
van den P. aan de eerste K eizers, 1 07,
1 08.
'
Paus
(Eerste)
uit Duitschenbloede,
1 63.
Paula
geheel
verbrand, 1 71 ; zie verder 1 86;
Rijksdag aldaar, 1 90; zie ook
31 2, 31 7
,
enz.
Pelgrimslogt,
236.
Penningloek q e wee/boaer, enz.,
348.
PEPX, 67; muntenvanP., 46,
56.
PEPIJN de K orte of van]Ieralal, 93.
PEPIJN tweedezoonvanK annnden
Groolew,
1 09.
PEPIJN, zoon van Lonnwnx den Vroomen.
1 38,
1 39,
1 40, 1 41 .
anrm, zoon van BERNHAILD van Itali,
1 41 .
Pnnnmu
(DeBelgischeNnmismaticns),
361 .
/
PERTZ,
Monumenla
Gemam'ae, 80, 1 66.
Perzen
(K oning der),
3. 1 09;
plaatst zijne
beeldtenis alleen
op
de zilveren
munten,
aldaar.
Pest
(Vreeseljke),
31 7.

PETRONBI.LA,
Gravin- weduwe vanHolland,
309,
31 0.
Pmn.us
(Regalin
van dan
Heiligen),
304.
Pn1 nns
(K oning)
van
Hongar,
204.
Pilippopolis,
326.
Pnn.nwus
,
vader vanA1 .nxaunnndenGraa
len, 65.
Pkrisaonea, 361 , 362._
Piacerzza, 1 90, 291 .
Pielera/cerk
(67.)
te Rome, 1 07, 268, 293,
295, 31 3, 31 7.
Pnvmv of PEPIJN, 93.
Pieanen
(Vloot der),
329.
Pistolen
(Spuansche),
munt, 87.
PlalmameninNederland
(Angelsaksische),
43.
Plumlerendoor het
hofgezin,
236.
Px.nsso
(De Heidenvorst),
237.

49*
(388)
Po
(De
rivier
de),
276.
Podeslaa
(K eizerlke),
31 5.
Poinl secrl
op
munten, 68, 1 47, 1 48,
1 50.
Polanen
(De
Heer
van),
322.
Polen, 1 88,
291 .
Pommeren,
1 04.
Pond
(Romeinsch)
was dat van K amer. den
Groolen,
1 1 6.
Pond
(Aantal
muntstukkenuit
een),
91 .
PonduaCaroli, 1 1 7.
Panden
penningen, ponden Vlaamse/z, pon
den Hollandse/l, enz.,
94.
Pandenzih2er,
236.
Pons Jl[oeae,
68.

Pontalieum,
1 77.
Pont Moueeon,
303.
PONTON DACQURT,
Euai sur laNumis
maligne Mrovngipnne, & amp; c., 20, 73.
Poveo
(Bisschop)
van Utrecht,
1 62.
Pojllgren
kiel,
342.
Porto
mgra
te Trier,
1 0.
Portalzcum,
1 77.
Porlia
(Het eiland),
297.
Portugal,
333; nabootsingen
der munten
van P.,
66.
Partner
(haven)
van Galli', 1 99.
Pasen,
1 71 .
Poleslalen,
1 96.
Praag, 4 1 71 , 204.
Praqfeclua
urbie te Ulrec/zt, 71 .
Prefect (K eizerlijke)
of Stadhouder teRome,
331 .
Procopz'ua, 3, 4., 66.
Proven; aalsclle
dichters

1 1 6.
Provence,
1 73.
Pruim
(K looster van),
1 40.
Pruimen,
1 96.
Pruiseen
(De),
337.
Psalmen
(De)
inhet Duitaoh, 21 4.
Plolemen
(Munten der),
66.
Putten
(Ganannvan),
206.
Pyrene'n,
1 05.
Q
Quedlinburg
1 74.

Qumrns te
Groningen(Verzameling
vanden
Heer),
9.
li.
Baal
(De),
204;
Markgraafsclxap
aande B.,
1 06.
Ranaoun
(De
Friesche
K oning),
82.
Rannoas1 :
(De God),
237.
Barnuxnvan
Tripoli:(Graaf),
325.
Ralzeburg (K asteel),
235.
Ravenna, 1 1 5, 1 62, 1 86; Aartsbisdomvan
1 2., 275.
Raveneberg,
320.
Begalin, 292, 305, 31 4.
Begerieburg, 1 35,
204.
Raorxoan, 247.
Eegthoekenomeen cirkel
op
munten, 31 .
Beglabedeeling
onder K AREL den
Groolen,
1 1 0.
Rarcnm.
(De
Numsmatcus
von),
21 9.
Reic/enau
(School van),
21 4.
Beime, 55.
_
Ramoun1 1 Van Gelderland. 358.
BRINOUD van K eulen
(Aartsbisschop), 31 6,
31 8.
Rnunmvrus, VilaS.
4nskarz,
81 .
Jeneaae
(Heer van),
322.
Republikeinen
in
Frankrk,
55. .
Republiek (Romeinsche),
31 1 .
Revue de la
Numemalique Belge, 1 1 , 1 6,
37, 1 98, 21 9.
Revue de la
NumismallquaFrangaiee,
3.
REX
op
munten, 61 .
Ben: Francorum
op
munten, 94.
R/wda
(Draohmen van),
66.
Rum- m
(na),
over Dorealadum,
80.
.Rlione
(De),
1 41 .
RICHARD van Cormaallis, 340. .
Rroruan
Lnanwnxnanr, 329.
Ridderfoeal (Groot),
321 .
Ridderorden
(Geestelijke),
333.
Rirlrleracllap (De lagere),
1 83.
Ridderalag,
34,8.
_Rielberg (De
Roofridder Hennen
van),
347.
van K AREL den Groolen
(Uitgestrek
heid van
t- )
1 86.
(389)
rler Griekse/1 e K eizers
(zlpuli'
en Ca
labriaan
t),
1 86.
Rks- Arckief
te s
Hoge,
350.
Rijksan,
31 4.
Rksbelasting,
306.
Rksdag
te Warme, 1 04; te Aken, 1 1 5;
te Maastrickt, 69; te
Nmegen,
1 40; te
Solotkurn, 1 92; te Tribur, 21 7, 301 ; te
K eulen, 276;
te
Warzburg 303, te
Spiers, 320;
te
Frankfurt,
335.
Rijksgoederen,
230, 298, 300.
th'jksgrootenbij
de Franken,
1 02

Rijks/laven,
83.
Rksregten
eninkomsten, 303.
Rijksstanden,
276.
Bijksstaf,
221 .
Rijkstol.
te Dorestadas, 83; te Maastrickt,
69
Rksverdeeling bij
de Franken, 1 02.
Rksoerdeeling
van 81 5, bl. 1 38; van829,
bl. 1 39; van837, bl. 1 41 ; van839, al
daar; van 843 of van Verdun,
1 52.
Rksver; qadering
te Mentz, 239; _te Forck
keim264.
Rksvrede,
303, 304.
Rijn(De),
80.
Rig'nanken,
1 80. .
Rn- Paltz (De),
333.
,
Rijnsburg (Abdij van),
31 0
Rmosr.ous
(De Muntmeester),
78.
Ring (Gouden
of
zilveren)
omBologna,
341 .
RINK ,
Besckruing
vanTiel, 200.
E. P
(Ree Pipinus?) op
munten, 96.
Bipaticum,
1 77.
iipke'soke
of
oeversteden,
1 99.
Roeden
(Met) geeselen,
233.
Roemerswaal
(Heer van),
322.
ROGERIUS van Sicili, 31 2,
ROIJAARDS

Geschiedenis der
invoering , enz.,
58.
Roi
faineant, 93._
RoI.IE VAN WIoIIEN
(Wijlen
de K olonel
DE)
1 78, 1 98.
Ror.asoof
ROEI.AND, 1 1 6; steenenB.
op
verschillende
plaatsen,
aldaar.
Romantiscke
dioktkunst,
1 1 6.

Rome
(De
Paus
te), 1 05; K AREL de Groote
aldaar 1 07; K AREL de
Groote, Heer van
Rome, 1 08;
vreeselijk
door deNoormannen
verwoest, 268,
269.
Rome
vanket noorden; zie Trier.
Romeinen
(Muntender), 1 ,
6.
Romeinse/1
pond,
1 1 6.
Roum.us
Auousrunus, 1 07.
Ronur.us enREMUs
(P)
op
munten,
28.
Roncalie
(Rksvergadering te),
31 4.
Roncaliscke velden
(De),
291 .
Roqfkasteelen,
244.
.Roqftogten
der
Saksers, 1 03.
Boqfvtoten
der Noormannen, 1 04.
Rooverbenden in
Duitsckland, 301 .
Roman
(De Noorman),
80.
Roussmw
(Catalogue),
73.
Rozenobels, 87.
RDING Anaal:
of
Me
Coinage of
Graat
Brittain, 27, 45,
49.
RUDOLF
, K oning
vanBourgondi, 1 72. 1 73,
1 85,
1 86.
RUDOLE van Zwaben
(De Tegenkoning),
264.
Ruilkandel in
waren,
1 .
Ruiterstandbesld, 1 1 5.
Runderkuiden,
261 .
Rusland in de
magt
der
Mongolen, 340;
Nederlandsche muntenuit 1 8., 222.
S.
Saale
(Volkstammenaande),
1 06.
SABATIIR, De'scripton
de
monnoges Byzan
tines, 5, 6, 8, 854.
,
SABINA
(JOHANNES van),
208.
Sachsenkausen
b Frankfort,
1 06.
Sacksenjlur
in
Frankenland,
1 06.
Sacksenkeimin
Frankenland, 1 06.
Sagenkring,
1 1 6.
Saintes
(Muntje van)
in
Frankrk,
20.
Saksenkeimof Sassenkeim
bij Leiden, 1 06.
Saksen, 1 41 , 1 96;
verdeeld in
oostelk
en
westelk,
320.
Saksers
(De), 67; munten der 8. inBrit
tanni,
38.
Salerno, 1 75; medische school vanS., 348.
(390)
Salisch K oningcgealacht,
1 83.
SaliecheFranken, 1 ;
hunne hoofdstadMaas
m'dn,
69.
Salzburg (Bisschop van),
258.
SAMUEL
(K oning)
van
Hongare& quot; ,
204.
Sancta
ampulla,
51 ,
55.
SANCTAMama
op
munten,
99.
SANTE
(De
Heer
Br.oannnnomz)
te Leeu
'
warden, 6, 7, 8, 9, 1 0, 1 1 ,
1 4.
SANTONAS of Saintee,
20.
Saracenen,
323.
Saracenenhrg
in
Spanje,
1 1 6.
Saragoaaa
door K AREL den Grooten vero
verd,
1 05.
Sassaniden
(Nabootsingen
van de munten
der),
66.
Savoe,
1 73.
Saxo
(Graaf
GERARD
na),
208.
Scandinavi(K erstening van),
1 43.
Sceattac, 27,
33.
Schaduw- K oning,
345.
Scnnns,
lee
Page- Bas,
etc.,
69.
Schat
(De K oninklijke),
235.
Scheepshaah (P) op
munten,
1 50.
Scheepstimmermanshamer,
94
,
96
,
97, 1 24
,
1 28.
Schelde
(De),
1 53.
Schepter op
munten,
39.
Schild
(P) op
munten,
41 .
Schilderen,
306.
Schip op
munten,
1 34.
Schip
met roez& quot; era
(P) op
munten,
27.
Schiphrug
te entz,
1 1 4.
Schlei
(Markgraafschap
aan
de),
1 87.
Scholen door K aan. den Grooten
gesticht,
1 08.
-
Schoonhoven,
322.
Schotel
(Zilveren),
3.
Schrapjee op
munten,
40.
Schwarzwald,
1 87.
Schwerin
(Bisdom),
237.

Scs MARTINIUS
op
munten,
1 76.

Seeland
(Het eiland),
31 1 .
Seigneuriaga,
94.
Seine
(De),
1 41 .
SE .AHEDDIN van
Egypte,
825.
Seleucia,
326.


Seleuciden
(Muntender),
66.
& quot;
Seligenstadt, 1 54, 235.
SELNRON
op
munten, 285.
Senatoren van Rome, 209.
Snamnm
(Mr.
C.
A.) te
Gend,
349.
Ser- oaae
(Abdij van
St.),
69.
SERVATIUS,
Bisschop
van Maastricht, 69.
Sicili, 21 3;
K oning
van S., 335.
Sraornnzu vanMentz
(Aartsbisschop), 230,
233, 259, 264, enz.
Slonnznr van Gemblours, 302.
SigillumDavidis, 34, 35.
Silezi, 1 70, 1 72, 348.
Smou en Jonas
(De Heiligen), 284, 286.
Simonie, 207, 21 1 , 21 2, 228, 254, 263,
305.
Slang
aan
schepen
der
Noormannen,
35.
Slangvornrige guur,
35.
Sleeszog'gh,
1 87.
Slabiache
volhatammen, 1 62.
SMALLEGANGE, 1 95.
SMITH
(Mr.
C.
Bonen), 360, 861 .
Sollus of sou:
dor, 57, 353,
354.
Solidi
argentei,
94.
Solothurn
(Rksdag te),
1 92.
Sorben
(Oorlog
met
de),
1 09.
SPANHEIM de ueu et
praeatantia
numisma
lum, 3.

Spanje, 323;
nabootsingen
der muntenvan
S.,
66.
Speellieden
op wagens,
1 91 .
Spiers, begraafplaats
van Duitsche
K eizers,
1 93, 21 8, 307;
Bisschop
van S., 238;
Rijksvergadering
te 8., 320.
SPINOLA
(Admiraal), aanvang
dertiende
eeuw,
342.
Spraahhunst (Duitsche) ,
1 1 2.
Staart
(Driedhbbele),
33.
Stad
(Enige Geldersche)
in de
negende
eeuw,
200.
Stad van LEo,
deel
van Rome, 268.
Stade
(De vesting),
321 .
Stadingers (De),
336.
Standaardmunt, 93.
Staters der Gallirs, 66.
Staveren
,
223; steenen
Roeland
aldaar, 1 1 6.
Sravnnun
op
munten,
223.
(391 )
Slezlel/l: gemeentewezen,
848.
Steden onder de Franken niet
zelfstandig,
1 20.
Sle/cezle of Zwammerzlam, 31 6.
Slellz'nga
of
Stellingen(Verbond der),
1 53.
Slempelang'7der,
9, 1 0.
STEPHANUS 1 1 1
(Paus),
1 37.
STEPHANUS 1 V
(Paus),
1 87.
STEPHANUS IX
(Paus),
228.
STEPHANUS
(K oning)
van
Hongare,
1 88.
Sler
op
munten, 5,
8.
Slerlz'ngen,
351 .
Slermarken,
1 38.
Stlen,
1 68.
Srmum
(O.
Graaf van
LIMBURG),
1 55.
Stoel
(De Romeinsche) ,
324.
Slraalslurg, 1 78, 1 88; Bisschop
van S.,
255.
Slrdkolf (Driekantige),
31 9.
Slroo
(Vorstelijk
vloerkleed
uit),
347.
S'lu/lweiaeenburg,
204.
Subdiaconua,
21 1 .
Sumo; zie Svnxo.
SUIDBEBTUS,
80.
SUIBERT
(Eiland
vanden
Heiligen),
230.
Sullan
(Turksehe),
31 8.
Snsa
(De stad),
31 9.
Sulri
.
293;
K erkvergadering
te 8.,
208.
Svmrode Deen, 38,
81 1 .
Svnnnonu
op
munten,
285.
SWANEHILDE, 1 69.
Swr:n
(K oning)
vanDenemarken, 244. -
Svr.vnsrenII
(Paus), 1 62, 1 64.
SYI.VESTER III
(Paus),
208.
8gnoden,
1 43; 8. te Rome, 255, 266; te
7Vorms, 256; te .Pam'a, 257, 258; te
Piacenzaen Clermmit, 276; te Nerd/lau
sen, 278; te Bems, 303.
T.
T
(De letter) (P) op
munten, 27.
Tacnus, 37, 68, 1 94.
Tanonnn van Hanteville
(De Noorman),
21 2.
Tnncnnn
(De Vorst),
onechte zoonvanR0
onmus, 328, 329.

Tafel (De ronde),
1 1 6.
Tapten(K unstige),
1 74.
Tawnuegebergle,
1 81 .
Tegenwoordige
staal vanalle
volken, 69.
Teile
(Tiel),
202.
'
Teislerbanrl
(Graafschap),
1 99.
Tempel vaneen
afgod,
237.
Tempele
op
munten,
1 47.
Tempeliers (De),
333.
Terpen
in
Friesland, 6, 8.
Terwispel (Muntjes gevonden bij),
36.
Teslevenli
(Pagus),
1 99.
Teslrz'
(Slag van),
67.
Telmzlrac/emen vanAllene, 47; vanPanna
ni', 66. -
Texel, 1 95.

T/eane- of Clans in de Sc/lolace


Ilooglan
den, 1 08.
Tnnornnawus
(De
Gost- Gothische
K oning)
63.
Tnaormamvr 61 .
Tnnonnmous
(De Pauselijke Legaat),
300.
Tanononnc, zoon van Cnnonwro, 8,
4.
Tunenomx, K onng
der Oost- Golllen,
1 1 5.
T/leole, oude naamvan Tiel, 1 99.
Taxornano, K eizersdochter, 1 62.
THEOPHYLACTUS tot Paus
gekozen,
208.
Tnomsnn
(Wijlen
de Deensche
Numismati
cue), 1 34, 1 77.
T/luringen, 1 42;
de
Tkuringera 1 08, 251 ,
321 .

Tiberbmg (De),
295.
Tiel, 1 1 5; tol aldaar,
324.
Tmr.n opschriftenop
munten, 1 99.
Tienden
ingevoerd
door K amer. denGroolen,
1 04, zie ook 1 53.
Tiers de sol, 2, 1 0,
1 7.
Tdschrg'fl
voor
alg.
Munl- en
Penningkun
de,
81 .
_
Tol te Tiel, 1 99, 200; te Ulrec/el, 71 .
Tellen,
324.
Tombe
(Prachtige),
345.
Tongeren
door ATTILAverwoest, 69; de Bis
schopszetel
van
daar naar Maastricht ver
plaatst,
aldaar.
Toovenaar,
1 62.
T
ortona, 1 40; destad,
31 2;
geheelverwoesf,
ald.
(392)
Tortoaa,
1 36.
Toscane, 261 .
Toul, 1 41 .
T0ulon,
1 73.
Tours, 4; beroemde schoot van T.,
1 1 1 .
Traile'
/1 iatorique
de!
manager
de
France,
72.

Tnauxus
(Tijd van)
in
Engeland,
361 .
Trajecta,
69.
Trajecteneie
urbs, 68.
Trajectum
of 79iectum, 67; munt van Pu
PIJN aldaar
(?) vervaardigd,
95.
Trajectum
urbs
Fresiae, 65.
Tranaalpina(Gallia) ,
64.
Transaubatmtiate
(De),
334.
Tnasnunnnns
(De Muntmeester),
79.
Trebia
(De),
1 90.
Trectia
(districtum),
70.
lnnnonra
op
munten,
351 .
Treuga
Dei of
Godsvrede, 1 92.
Tnnvnms Crvrurn, opschrift eener munt,
1 0.
Treviao 31 5.
Tribur
(Rijksdag te), 21 7,
236
; eenandere,
259;
nog
een andere, 301 .
TR1 ECTV FIT,
78.
Triectum, zie
Trajeetum.
Trientee eolidi, 1 , 2, 5, 6, 1 2, 1 3, 1 7,
1 8.
Trels,
298.
Trier
(Angusta Trevirorum)
inhandender
Franken, 1 0, 24; Aartsbisdomvan T.,
238.

Troja(De vesting),
1 75.
Truigen (Sint)
in
Limburg, 1 27, 1 28.
Tubus
(De)
in de elfde eeuwin
gebruik,
21 4.
TVESTAT FIT, opschrift op
eene munt,
90.
Tungn';
zie
Tongeren.
T
namen, Hielorg of
Me
Anglo- Saaone,
37.
Tuseulum
(Graven van),
208.
flyrol,
31 2.
U.
Ublirika
,
81
.

Uoo, Aartsbisschop
van Trier,
238.
Uoomxo
(K ardinaal),
386.
Universiteit van
Frankrk,
1 1 1 .
Unatrut
(De rivier),
250.
Uneanns 1 1
(Paus),
272.
.
Uneanns 1 1 1
(Paus),
324.
Ure/tem, muntplaats,
349.
Unsrrrz, Scriptores
rerumGermaniearum,
326.
V'lIC
bp
munten,
45.
Utrec/rt
(Muntenvan), 1 , 67, 68; muntjes
gevonden
inde Provincie
U., 1 4, 73;
Bis
schop
van U., 31 4, 31 6,
31 8.
Utrechtse/1
Genootschap (Provinciaal), 1 ,
20.
Uurwerk
(K unstig) tijdens
K am.denGroo
ten, 1 09;
uurwerken van HERMANNUS
Cournacrns, 21 5.
5
V
Vaandele
op
munten, 351 .
Vaartuig (Christelijk),
1 45.
Vaderlandse/1 lfueeumvanBuurman, 349,
350.
Vagiira
in
Meklenburg,
1 04.
Valken/zqf
te
Nmegen, 1 1 5, 1 51 , 1 57.
Varel, 1 95.
V.
ncaanrns, opschrift op
munten,
284.
Vee/Eten
bij Utrec/lt, 70.
Veengravingen (Muntengevondenbij),
1 61 .
Ve re en Iliningm(Markgraafsehap van),
06.
Ve.dleeken
(K rijgslieden
met
een),
1 3.
Ve'uwe
(Twist over de),
330.
7e wabilia
op
munten, 284.
Vc die? reeds
magtig
inde twaalfde
eeuw,
;
1 5;
zie verder 320.
Ve. iun, 1 41
; verdeelingsverdrag
te 7., 1 52;
1
isschop
van V.,
321 . _
Vertandelingen
van het Zeercwsck Genoot
ev/rap,
80.
Ver? euil, zie Parlement.
Verona, 267.
Vicenza, 31 5.
Viei of villae, onderdeelen der
pagi,
82.
V1 CTOB, titel
op
eene munt,
61 .
(1
393
)
VroronII
(Paus), 21 3, 21 7.
Vrcron1 1 1
(Paus),
31 4.
Victorie
op
munten
(Misteekende),
5, 1 0,
1 2, 1 3.
eruara, cnz., opschrift op
munten, 1 1 ,
24,
63.
VICTVRIAAVDVLFO,
opschrift op
een
muntje,
58.
View
Trajeetum,
71 .
Vienne
(Aartsbisschop van);
zie Gurno.
Vierkant
op
munten, 27, 44.
Villae
regiae, 83, aldaar muuthuizen, 84.
Viec/r
(P) op
eene munt, 50.
Viset aan de
Maas, 280.
VitaS.
Surnaaarr 80.
Vz'tz'gea:
zie W1 rioas.
Viltaof
strik, 5,
39.
Vmus
(De heilige),
1 74.
Vlaanderen, 1 95.
Vlamingen (Bekeering
van
eenige),
58.
Vliedkeuvelaof
terpen,
1 9.
Vogel
op
eene munt,
33.
Vogelkop op
eene munt, 1 2.
Volkplantere (Duitsche)
in Silezi en Hon
garij,
340.
Vol/rataal
(Verdiensten
vanK AREL denGroo
ten omtrent
de),
1 1 2.
Voorne
(De
Heer
van),
322.
Vredeku3, 305.
Vre
Fries
(De),
49.
angeleide,
242.
Vuistregt (Het Ridderlijlre),
348.
Vuurtorendoor K aan. denGrootente Bou
logne gesticht,
1 1 4.
'.
lVaal
(De), 80,
1 99.
[Vagenz'ngen(Merovingisch muntjegevonden
bij),
21 .
Wagens (Vergulde),
323.
lVaiblingen,
328.
\VALA, staats- en
krijgsman,
1 36.
War.nnuau
(K oning)
vanDenemarken, 382.
lVal:lenzn 333.
lVandalen, 269.
lVapenlvm'ng (Duitsche)
aanden
Rijn,
321 .

lVarscdau. Aldaar Nederlandsche dukaten
nagebootst,
1 7.
Wassenaar
(Heer van),
322.
Weenen. Aldaar de
insigniu
vanK AREL den
Groeten bewaard, 1 1 4.
Welfen, 243;
geslacht
der 1 7., 321 .

lVenden
(De),
337.
Wereldol
(P) op
munten, 95.
Waarvan{Graaf), 234,
236.
lVerra
(De rivier), 24, 248,
249.
Westergo,
zie
Ooetergo.
lVeatersc/l. Romeinse/ie
Rk,
1 07.
Weslfriecland, 1 94, 347,
348.
lVeotgot/ren,
4.
'
lVestp/lalen, 1 03, 31 7; Hertog
van W.,
320.
7Vestraga,
220.
Wetten van K aan. den
Groeten, 1 09.
lVezer
(De), 1 53;
de Saksers aan de V.,
1 03. .
WRDA, Ostjriesisc/le Gert/lichte, 1 95.
Wrnanr vanRavenna, 266.
\Vrnuxmnof
WITTEK IK D, 1 05.
Wierden; zie V liedteuvelaen
Terpen.
Wieringen,
1 95.
lViesbaden, 1 31 .
Wigge (Vreesaanjageude),
250.
Wijk
Duurstede
(Opgravingente), 1 8,
27, 34, 35, 44, 46, 57.
Wn.nanaoan
(De Aartsbisschop),
71 .
W.LEM
I, Graaf van Holland, 332.
WI.EM
vanHolland
(DeBoomsch- K oning) ,
345, 346.
Wn.r.mr van Pont, Bisschop
van Utrec/lt,
256, 258, 286.
Wrm.ma1 1
(K oning)
vanNapels enSicili,
324.
W
r1 .uors
(De Aartsbisschop),
1 69.
lVilzenin
Brandenburg
enPommeren, 1 04.
Wrnraranof
Bomxacms 1 1 1 .
W1 sanr.
(Mededeeling
van Dr. L. A.
TE),
60.
Wmsm:n
op
munten, 286; PVineum, 224.
ano
(De K apellaan),
21 4.
WITK GES, 3, 63.
Willand of Willem
(De
oude
plaats),
22.
lVitteleac/l
(Orrovan),
321 .
1
50
(394)
Witlenberg,
320.
'
WODAN,
36.
Wol en
vee,
uitvoer der Friezeninhet Fran
kische
tijdvak,
20.
Worms
(Rijksdag te), 1 04; getrouweburgers
van W, 248, 259;
Concordaat van 1 7.,
305.
Woudenenwildernissen
bij
de Eem, 83.
Wurtemberg,
328.
& quot;
Wurzburg,
1 73.
I.
Yor/c
(Boekerij van),
1 1 1 .
Z.
Zadel
(Van den)leven,
270.
Zee
(De Noord),
83.
Zeeroovers verwoesten Slaveren, 223; sche
pen
der Noormansche Z., 35.

Zeeuwse/l
Genootscap
der
Welenscappen
te
Middelburg, 7, 1 0, 1 1 , 25, 28, 29.
Zendelingen (Christen- )
inNederland, 56;
Engelsche,
aldaar: Frankische. 57.
Zendgraven, 1 1 0, 1 43, 1 91 ; Zendgraq/l
schap,
1 1 0.
Zln(Erfopvolging
in
de),
206.
Zilverendeur, 294, 296.
Zilveren kroon,
341 .
Zilversolidua, 94.
Z
onwerduistering

1 42.
Zudbarge bij
Emmen, 1 61 .
ZWAAN
(De
Heer
DE),
350.
Zwaarden
(K orte)
der Saksers, 251 .
Zwaben
(Hertogdom),
227
Zwammerdam,
31 6.
Zwarlezee
(De),
1 1 4.
Zweden en
Noorwegen,
1 04.
Zwolle
(Munten van),
66.
DRUK FOUTEN,
B1 . 7 staat:Pl. XX, No.
4,
lees: 2.
20 Pl. XXI,
No.
6,
lees:
XX,N0. 6.
26 - Pl.XXIII,
No.
4,
lees:
XXII,
No.4.
& quot; 55 naar onder
gerigte,
lees:naar be
neden gerigte.
73 staat: vermeldt,
lees: vermeld.
80 - -
859,
lees: 839.
1 54 - -
Selingestadt,
lees:
Seligestadt.
1 3l.
ll
ENZ.
1 62 staat: andere, lees: oudere.
1 63 Otto1 1 ,
lees: OttoIII.
1 65 - Oddo. Het is de Italiaansche
schrijfwijze
van QTTO.
1 66 staat: K oene,
lees K ozmm.
283
spelbal,
lees:
speelbal.
het meerendeel van Nederland,
lees:
geheel
Nederland.
FRANK LSK Hl
\
l
VORS
TEN.
rmhkc/ir en m'laot.AJcr/arulmde

%ntau







1 .._.. . m.
._v
1 ...]...

./f,a
/l


VERVOLG FRANK ISC_HL
VORSTEN.
u/llmlr u bmlsn .Vedcrleuodavlze /orstav
Il_









llllnyr
1 1
luwlwy
[rln;
\lil\t)L( FRANK I SCHF.

VERDER AN Gh. LSAK SIS


C_HE
ll MUN 1 1 1 N.
j'mnlkae (u mi/M Jelnlandsnluh /mvfzn.











l:( n_w|
r:uin:y
l IK M r(
'
. .l
/,,.

VERVOLG FRANK ISCHH E.\ VERDERANG- LSAK SISCHE1 )MUNTIN.
rmnekele en]ludeai 1 Vederlanmte K v'nlzn.

_.






v7'L _ .u t

.r....,.....



J'!'
\l ' \ L l. lPANK I ) CHE FN VERH AN GEL SAK SISCHF,
(?)
MUN '
/nm(llen41 en///un/l /rslen V













58


5

\.
\}
_L

0
u


& quot; 0
l
l


1 , JM_; 1 .2.
_
VERVOLG FRANK LSGHE EN VERDER ANGELSAK SISCHE ( MUNTEN.
NIM enm /(rhlulreh 5rstele VI










l..va _ z . . A ____ ._# _ _____ __ ______._ _A____
vdrh,uc

1 .1 . :2'Abnl 1 .1 ..


FRANK I SCHF VORSTEN

UTRE CHT
(EN MAASTRIC H'1 ?)
md; .rxm/mtea - 1 Ved'
J
/nm
V1 1 .











ZV
,v I4l.y /2/.- .- .sQ.QL/M
FRANK ISCHJ. VRSTPN DIURS'llll)l
M& quot; 1 lrr/
m zu /VaMaluraie/rslem






/

M


_
.eaMa
.
.
%WU%
\.






VERVOLG FRANK SIHE VORSTEN, DUURSTEDE K AROLNGISCHE VORSTENPEPUN DE K ORT
E.
.
lX. mMz/av Mal/
1 Va_keurdedlw/runz



PEPJN DE K URTE 01 VAN 1 IERSTAI.
1
,_
J
752
768


















1 .a... raq
1 .1 ..
RS'JAL. l VAN HE

|
PN DE ()ll'l'l l AN P RVOI.G \
1
A
Vl
/& gt; wzn(vimr
('1 1 //uzZu/1
l/0v'anl/ntI- v/rw

llllll
_
_
.P
.
_.
_\\
\4
\e|\l
\
4
; _
J.
._
C
1
I\

vl\.l
_

W.
\
_

26
_____ * ..
c

1
I\/\
'l
lil/l
l
\
/
\
l/I
\\

Ll. 2
*

\
.
\
.
\
\
.
/
\
rmllnt.l\
/
.
L|l

_
...
-


v\a/Jvv

.
\\.I.
J.
_

()h\.
\r\\
\
/.

\
I[
\II
\
/
\\

L- _____
_. _____





udvd

K ARLLNG1 5 C1 1 E VORSTEN,
K AREL 1 )E GP\.OOTE.
/Trwml.w/rr m //mler/r - laiedmrate/ /arstatf .
1 1 .
K AREL DE GlO0 TB sa
81 1 ..








1 .1 1 ..y
..'/imeybbn.
VE RVOLG K AREL DE ROUTE
Framv/u en.uzlxe/u[zruubav 0rlexz XII.


















'77.
1 1 ,& quot; .
dlt
z...1 .

LODEWK DE VROOME

mnhlmlem mlmull'/lan5r.wwu



LODEWK DE VROOME.
./' \.
) )hj











1 .4...
VliPLVL G 1 .EWUK DE VPLO\ E

L THRUS.
'mhkee/r/ ullalehrkaie/ nsvn. l\'.







22

zo

















(
- : /,& quot; O J /'l'. -
..

Jh
== 33)
T

a

,
Q
.
Y
_

\
p& quot; t














VERVOLG l.(l'lHARIUS
1 0lll.
/ltlldllm01
//mivc JVeMmzlvrh h/we.

l



















\J
. 4 T
_
l_
l\
I
1 3
1 =
l
l

_/Z /
l
1











IODEWK M?)
855 875.








Qk& quot; l


s
( _{
r. -
| \ _

! & amp; \ & quot; & quot; '& quot; 'V


\I
l & quot; 1 . f

.
3
K AREL TJ K ALE.
875 877.


|
I
l
!
& quot; q r-
1 .- - v \\ 1 _
1
\. l'J lJ
.
87)

& lt; 35& amp; .
|
s.rv& quot;

v_)
1
/1 Jl ; ; - 3& lt; 3

r_- I:& quot; - \


& quot; lr\', \
'v
\
- _- ; v

- ; gL; _____ & quot; :

: - .
|
'.. V:V_\ 5
JL1
|
-
_'

./x ; & quot; & quot; .l
/j
\___(.ll
/ \ )__4 & quot; \
l
l 1 .'& quot; / \ \' & quot; & quot; ?

& quot; )
'
'- .\& quot; & quot; & quot; r :'

l
.& quot; \':J
I






VERVOLG 01 T 0 1 1 1

K OENRAAD ll.1
ranhlmie en/ lulu . vallalauzue /ordent .XVI

HENDRIK ll
'
1 002- 1 024






- _
rr



v& quot; r..{
|
|
9
| 7
j

reptl9k
& quot;
t; ,

}
\

:
r
1 (2ENRAAD
1 1
1 024 1 039









JU.L

I.a_,.
rIa_v
z...z.

VERVOLG K OENRAAI)
HHNDK 1 1 1 .

./nuzhcle m mlml zlalwuuwlnrtau

XV.




HENDRIK
1 1 1 .
1 0391 0 56.









2.72%.u}
Iwb, l.zth
VERVOLG HENDR1 K
lll

HENDPJK
/rw ekr/le enluull' J'Wr.vm
l
\
|
I

nllk!




















/
'
29
\
y
1 5
/ ./
\

un[aw2llz
031
l& quot; & quot;
J
...
,
\v u\l; \& amp; ; lu|
'

QIMJNPIW
lB l\l
o
Uqa, Q





22.

H.

I

.
,e\

- 3
nan)n
; & quot;
. . .r.mpon



HENDRIK N
1 056- 1 1 36.






*
24.} Wn...
VERVOLG HENDRIK lV
FREDERIK
l_l
/wzdfme
en.mt.rn/r Mdalaulsele mven.
[
' 1 & quot; :
1

i
i
!
i
t
!
l
l
!



|
i
l
%
!
i






aannam
V.
1 1 061 1 25
FRIDEPJK
1 FR E 1 t ! n:1 1
1 1 521 1 90.
1 21 2 1 250








FRANK SCHIN DUITSCH

NEDERLANDSCll'E VORSIEN.
SUPPLEMENT.


& quot;
?
& quot;

.
9
//Q- ; ; ?
& quot;
l91
JIIIJDI
a
a









_ __ __ _____*___ __ __ .
J
v 1
(/_ /.
.1 .l
'
Mn1 wry.htlnyr

VERVOLG SUPP1 .E1 Yl E1 1 T.

















SUPPLEMENT.
XXII.






a- rM- y
a z.. M






v.i
5& quot; _9.-
ld/'

_.r. . E l E N T
Jon






63:;




MJ; - uI'I tin- G 51 .1 1 - _

z
:miz

You might also like