Professional Documents
Culture Documents
NA
TRASIMENE.
I.
217-197 v. Chr.
DOOR
H.
J. SCHARP.
AMSTERDAM
JOHANNES MLLER
1923.
27 gr.).
2
die veel heeft ontleend aan troebele bronnen, is onze
zegsman:
Numerum aeris perduct[um esse ad XVI in denario
lege F L A ] M I N J A minus solvendi, cu[m HANNIBALIS bello
premerejtur populus romanus 1)
PLINIUS put vermoedelijk, hoewel niet zeker, u i t de
zelfde bron, wanneer hij zegt:
Postea H A N N I B A L E urgente Q. F A B I O M A X I H O dictatore
asses unciales facti, placuitque denarium sedeoim assibus
permutari, quinarium octonis, sestertium quaternis. Ita
respublica dimidium lucrata est, in militari tarnen stipendio
semper denarius pro decem assibus datus est 2).
Op deze ontwikkeling van het Romeinsche muntwezen wordt verder nog licht geworpen door het verhaal v a n den, wel is waar na 4118 overleden geschiedschrijver
ZONARAS,
dat
HIERO
v a n Syracuse,
na
den
CAKT,
3
op dit zelfde jaar 217 en de veronderstelde eerste
uitgifte van goudgeld, behandelden wij reeds eerder ).
De as en zijn onderdeelen, tot dusver volgens den
sextantairen voet geslagen ), waren, gedurende den
korten tijd van hun bestaan, slechts zeer weinig in
gewicht afgenomen. Uit het nog zeer groot aantal
overgebleven stukken mogen wij wel afleiden, dat zij
in grooten getale werden aangemunt. Het sextantaire
systeem mocht echter den tweeden Punischen oorlog
niet overleven. Het was in het reeds genoemde jaar
1
*) De dateering
242
LEUZE,
Die plinianische
in (Berliner) Zeitschrift
Datierung
fr
Numisma'ik,
3 2 , 1 9 1 5 (eerst 1 9 1 8
des rmischen
Sesterzgoldes in Frank-
Das rmische
im Lichte
Mnzordnurai
M.
Pfund
in
hetzelfde
tijdschrift, 1 9 2 2 ,
375-385.
VON BAHRFELDT,
Republik
und
uitgegeven
unter
entwiekelten
das
485/269
Die Rmische
AUGUSTUS,
Goldmnzenpragung
20. //Allen
Grnden
Hinaufrcken
und das in
w&hrend der
(Saaie , I, 1 9 2 3 , 1
fr
43, 1922, 3 0 1 - 3 4 3 .
stimme ich
Mnzstudien,
& Co,
te Halle
von G I E S E C K E a u s f h r t i c h
durchaos bei. Mein Hauptargument
ffsVrir
4
217, onder het consulaat van CN. SEKVILIUS GEMINUS
en C . FLAMINIUS
was, dat de Senaat, niet meer in staat zijnde de buitengewoon hooge kosten van den oorlog tegen HANNIBAL
te voldoen, besloot het gewicht van het bronzen geld
met de helft te verminderen. De wet, die deze reductie
verordende, staat bekend als de lex FLAMINIA of lex
FABIA minus solvendi.
In de typen kwamen geen veranderingen ). Maar,
evenals bij de invoering van den sextantairen standaard,
de kleinste nominaal, de quartuncia, niet meer werd
geslagen, zoo verdween nu de semuncia, alhoewel wij
haar nog occasioneel aantreffen in een drietal locale
munthuizen en wel te Palio, te Canusium en te Gapua ),
drie hoogst zeldzame muntjes, die zelfs in het groote
Londensche Kabinet ontbreken ).
In de Munt te Rome doet men eene poging om den
2
vr
FABIUS
dictator
FLAMINIUS overleden
een lex F L A M I N I A , dan moet die afgekondigd zijn vr den slag van
Trasimene. Maar
natuurlijk, aan
het
H . A. GRUEBER,
Coins
of
the
Roman
Republic
in
the
British
Baron
D'AILI.Y,
Recherches
7 3 4 , pl. CVIII.
sur
Ia monnaie
1 9 ; Canusium: 6 3 6 , pl.
romaine,
Cl.
1 8 6 9 , II ,
3
1 6 ; Capua: 7 7 6 ,
pl. CXII. 8.
')
kabinetten
BORGHESI
(verkocht 1 8 7 9 - 1 8 9 3 )
en D E P O L E T T I
5
dubbelen as, den dupondius ) weer i n het leven te
roepen, maar aangezien slechts drie exemplaren daarvan
t o l ons gekomen zijn, schijnt deze poging wel te zijn
mislukt.
1
systeem
op
hem
zou
zijn
toegepast.
JULITJS
CAESAR
84
1 denarius =
1/34 pond zilver =
i 6 / , x 84 =
zilver : brons =
2
16 assen
I6/12 pond brons
112
1 : 112
E . J . HAKBERMN.
mittelitalischen
Die melrologischen
Mnzsysteme
Grundlagen
der altesten
in (Berlinei) Zeitschri/t fr
Numismatik,
*)
Republic, I, 241.
Zeitschri.%
1903, 66 en vlg.
1
maakte, weten wij niet. Het aantal n u m m i inixti,
dat tot ons k w a m is zr gering \ .
Niettegenstaande de v e r m i n d e r i n g i n waarde, zien
wij op de denarii het waardeteeken X gehandhaafd.
Dit merk w e i d thans blijkbaar meer aange/ien als
aanduiding van den naam dan van de waarde van de
munt die thans 16 assen was ) .
De quinarius of halve denarius werd, na '229 v. C . = .
525 A . U . C , niet meer aangemunt. Meer dan een eeuw
moeten wij wachten op zijn herleving. Als hij omstreeks
102 v. C . = 652 A . U . C . , weer verschijnt, als een
gevolg van de lex CLODIA. is hij gemerkt met een Q ) .
1
Wij moeten n u melding maken van eene vrij zeldzame munt van elektron, d . i . bleek goud ' ) : janivormig
vrouwenhoofd met diadeemvormigen haartooi ) ( Jupiter
met bliksem i n rechter- en schepter in linkerhand, i n
quadriga naar rechts gedreven door een Victoria; paarden
galoppeerend ) .
Het
gewicht van de 52 aan BAHRFELUT bekende
stukken varieert tusschen 3,12 en 2.50 gram, het gemiddeld gewicht bedraagt 2,79 g r a m , wat ongeveer
overeenkomt met een gewicht van 2'l Romeinsche
scrupels (= 2.842 gram) van het nieuwe pond van
327.43 gram ) .
De toeschrijving van deze munten, wat betreft datum
en muntplaats, berust min of meer op eene gissing,
maar de conjectuur, die wij i n hoofdzaak te danken
hebben aan PERCY GARDNER *). thans L i n c o l n and
Merton Professor of classical archaeology aan de
Universiteit van Oxford, wordt door de meeste monetologen aangenomen ).
2
')
Twee exemplaren in
het
Bestimmung
der
Mischungsverhaltnisse
mnzen,
en
Uit zijn de
14).
Knigliche
*
munten
Elektron-
E . B A B E L O N , Monnaies de la Rpublique
M. VON B A H R F E L I ; T
11 van
1894,111'.
einiger
Goldmnzenpragung.
nos. 145
3
1917,
Zie ons
*) Numism.
5
Overzicht van
het
Romeinsche
Muntwezen, Amsterdam,
37.
Chron , 1884, 220224.
rmische
Goldpragung
in (Berliner)
Zeitschrift
fr
Numismatik,
26,
9
Het type van de voorzijde herinnert ons aan dat van
de quadrigati
dat van de keerzijde is daarvan eene
herhaling. Ongetwijfeld voert ons spoor dan ook naar
Capua. Maar in plaats van den baardeloozen Januskop
met lauwerkrans, zien wij nu den janivormigen kop
eener godin met diadeemvormigen haartooi, waarin wij
niet onmogelijk een janivormig beeld moeten herkennen
van de godin Persephone, zooals de stempelsnijders
der latere Karthaagsche munten, die afbeeldden ). Zij
is nu janivormig gemaakt om zich bij de Campanirs,
die zoolang de quadrigati hadden gebruikt als een bekende te kunnen aandienen. Deze Campanirs waren
lang gewend geweest aan degelijk goud en zilver; het
elektron deed nu zijn intrede in Itali. De Karthagers
hadden reeds eenigen tijd munten uitgegeven van dit
voor den muntslag weinig voldoend alliage, gedwongen
als zij daartoe waren door het geleidelijk verlies van
al hun rijke bezittingen op Sicili en in Spanje ).
Ten slotte is het gewicht van de elektronmunt merkwaardig. Het maximum schijnt te zijn 3,12 gram (ex.
van Baron d'AiLLY in het Cabinet de France). Dat is
2
1008, 271, pl. 1. 12; O. F . HILI., Historical Roman coins from the earliest
time
B . V . HEAD,
British
86,
nos.
Museum,
Hunterian
collection,
numorum,
*) Numismatic
879880.
Department
1905,
III, 584
en vlg.; H E A O ,
Historia
10
gram: Januskop met lauwerkrans en dunne bakkebaardjes ) ( Jupiter in quadriga als op het elektronstuk en brengt beide stukken met elkaar in verband:
YVith this series of electrum may also be classed sonie
of the drachms of the quadrigatus type, which are also
of debased metal, and on which the name of ROMA is
omitted. In this instance the laureate head of Janus is
retained for the obverse type, and on the reverse there
is a representation of the quadriga as on the electrum
coins. The treatment and the style of the reverse types
are so similar on the electrum and silvcr coins that they
must belong to the same issue. The denomination of the
silver coins is somewhat uncertain, as the head of Janus
resembles that on the didrachms rather than that on the
drachms. Their weight, however, oorresponds to that of
the drachm.
L . MULLER , Numismatique de Vancienne Afrique, Copenhague,
) Coins of the Roman Republic, ff, 140, no. 150, pl. 75. 15. (Vroeger
in de collectie TOWNI.EY.)
11
De munten in questie zijn eene merkwaardige illustratie Van de Punische kunst, die listig demunttypen
van de naburige staten met slechts onbeduidende veranderingen navolgde, een kunst, die vooral duidelijk
blijkt uit de oudste Siculo-Punische munten ').
Keeren wij thans terug tot onze denarii: Romakop
) ( Dioscuren te paard. De oudste denarii, wij vestigden
daarop reeds eerder de aandacht ), kunnen gemakkelijk worden onderscheiden van die, welke in latere
jaren het licht zagen, niet alleen door hun gewicht
(theoretisch 4,55 gram) en het ontbreken van eenig
symbool of muntmeestersteeken, doch ook door de
meerdere zorg aan den muntslag besteed. Geheel ontbreekt de ruwheid van uitvoering, die bij latere uitgiften zoo dadelijk opvalt en het oog zoo onaangenaam
aandoet ). De Romakop heeft een vrij hoog relif en
de details zijn zorgvuldig en artistiek gemodelleerd. De
ruiters op de keerzijde hebben, wat stijl aangaat, veel
overeenkomst met het quadriga-type der didrachmen
van Capua ), maar de fijne afwerking van de ruiters
op de munten van Tarentum ) missen zij toch. Aangezien de invoering van het zilvergeld te Rome samenviel met het stichten van de Munt (Moneta) op de
Capitolijnsche Arx 6), t het voor de hand, dat men
2
')
)
) C E L . C A V E B O N I , Appendice al Saggio,
Histoire de la monnaie romaine, 11, 20.
3
A , 186;
MOMMSEN-BLACAS,
nicle, 1889.
") Jaarboek
V I l , 1921, 5.
in Numismatic
Chro-
12
de stempelsnijders van buiten liet komen, mogelijk
uit Capua, Neapolis, ja zelfs uit Tarentum, over welke
streken Rome eerst kortelings hare suzereiniteit uitoefende. De artistieke uitvoering van de zilvermunt
vormt eene merkwaardige tegenstelling met de bepaald
groteske ruwheid van de laatste gegoten bronzen
munten *). Eigenaardig, dat hetzelfde munthuis tegelijkertijd die fijne zilvermunten en dat lompe bronzen
geld fabriceerde. De artistieke verdienste van eerstgenoemd geld was echter van korten duur. Tegen het
einde van den eersten Punischen oorlog, toen de
bronzen munt in gewicht werd verminderd, zien wij
alle munten slechter worden wat stijl en afwerking
betreft. Nog meer in het oog vallend is zulks bij de
muntreductie van het jaar 217. Het is op deze variaties
van stijl en wijze van afwerking, dat Graaf DE SALIS )
en hem volgend GRUEBER zijn schitterend classificatiesysteem baseerde.
2
Amsterdam,
Aug.Sept. 1923.
H. J. SCHARP.
Frank-
JOHN FRANCIS WILLIAM, Graaf DE SALIS, overl. 1871. Zie over hem