You are on page 1of 2

Boekbespreking: Het huis aan de kade (met spoilers)

Originele uitgave: J.Trifonov, Moskou, 1976. Droezjba narodov. De roman opent met een ontmoeting tussen de hoofdpersoon en een jeugdvriend. Niet alleen is de hoofdpersoon enigszins verbolgen over het feit dat zijn oude vriend hem nauwelijks een blik waardig gunt- herinneringen aan het verleden doemen op door deze ontmoeting, die het startschot vormt voor het verhaal. Hoewel deze situatie het verhaal opent, kan een ander moment, namelijk de eerste ontmoeting tussen de hoofdpersoon en zijn `jeugdvriend, als bepalend voor de verdere geschiedenis gezien worden. Als een stroom volgen min of meer losse eenheden, die niet expliciet als hoofdstukken zijn gerangschikt, elkaar op. De schijver `citeert met regelmaat de stijl van klassieke schrijvers als Gogol. De lezer die enigszins bekend is met de klassieken, herkent direct de `style escalier: op Gogoliaanse wijze worden sommige handelingen- op het eerste gezicht niet altijd even belangwekkende handelingen- uitgebreid, met langgerekte volzinnen, beschreven. Niet alleen de hoofdpersoon, maar de `sovjetmens, leeft met een voortdurende, sluimerende angst, een gejaagdheid die op de lezer effectief overgebracht wordt door het gebruik van de genoemde stijl. Opvallend aan de oorspronkelijk ongenummerde eenheden- in de Nederlandse vertaling zijn wel hoofdstukken aangebracht- is dat zij in lengte sterk kunnen verschillen. Dit is kenmerkend voor de normaliter niet aan regels gebonden vrije associaties en herinneringen van een in gedachten verzonken persoon. Deze roman is gepubliceerd in de jaren 70 van de Sovjetunie. Dankzij het toepassen van aesopisch taalgebruik- versluierde bewoordingen- is de roman aan de preventieve censuur ontkomen. Van het aesopisch taalgebruik zijn legio voorbeelden te geven, waaronder de volgende zin: ``..achter de coulissen stond zijn stiefvader, die over gigantische mogelijkheden beschikte(p. 20). Een ander voorbeeld is de zinsnede `motoren van de stoomwals(p. 141). Het verhaal wordt afwisselend verteld door een ik-verteller en een alwetende verteller. De alwetende verteller opent in het heden, is op de hoogte van de gewetenswroeging van de hoofdpersoon en alle gebeurtenissen die zich door de loop der jaren hebben afgespeeld. Evenals de alwetende verteller, werpt de ik-verteller een terugblik op het verleden. De ik-verteller verhoudt zich niet neutraal ten opzichte van de hoofdpersoon. De hoofdpersoon wordt als een nulliteit omschreven; een persoon zonder bijzondere talenten, maar opportunistisch tot op het bot en daardoor toch succesvol. De roman bestrijkt vijf perioden, van 1937 tot 1974. Het verhaal wordt niet chronologisch verteld, maar ieder hoofdstuk is in te delen in een bepaalde periode. De schrijver geeft aanwijzingen, zonder concrete data te noemen: er wordt gerefereerd aan de Spaanse en Russische burgeroorlog, de Tweede Wereldoorlog, de periode tussen Lenin en Stalin en de dood van Stalin. Van de eerste tot de laatste periode beslaat het verhaal o.a. de jeugdjaren, de studententijd aan het Gorki-instituut en het `heden (1974). Centraal in deze roman staat Vladimir Glebov, door intimi ook wel Dima of Vadik genoemd. Glebov, afkomstig uit Moskou, groeit op in een uitgebreid gezin, woonachtig in een armoedige flat aan de Moskva. In zijn jeugdjaren ontmoet hij zijn antagonist, Sjoelepa, een jongen die, dankzij de betrekkingen van zijn stiefvader (een functionaris van het NKVD) , in welstand in het huis aan de kade leeft. De introductie van de antagonist in het verhaal is belangrijk voor de karakterontwikkeling van de hoofdpersoon Glebov. Glebov is een intelligente persoon, die tot

zijn eigen ongenoegen behept is met gevoelens van afgunst. Alles wordt in het werk gesteld om Sjoelepa voorbij te streven. De enige ware ambitie in het leven van Glebov is, het bemachtigen van een aanzienlijke status, die al in zijn jeugdjaren gesymboliseerd wordt door het huis aan de kade. De zucht naar status en materieel bezit drijft Dima ertoe om zich in te werken in het gezin van professor Gantsjoek, woonachtig in het huis aan de kade. Dima verschaft zich toegang door interesse in jeugdvriendin Sonja en de wetenschappelijke verdiensten van de professor voor te wenden. De antagonist verdient hier een eigen analyse. Sjoelepa wordt door de ogen van de hoofdpersoon beschouwd als welvarend, een fantast; een onbetrouwbare, maar fascinerende persoon die Dima, vanaf de ontmoeting, onvermijdelijk en bijna obsessief bezighoudt. Tussen hen vormt zich een `vriendschap, waarbij Dima de altijd wat wantrouwende partij is. Sjoelepa lijkt het welgestelde leven in de schoot geworpen te krijgen. Dit is slechts een vergankelijke toestand: een verdenking is voldoende om een einde te maken aan de voorspoed. Zo wisselen Dima en Sjoelepa van rol: de eens zo bemiddelde Sjoelepa raakt aan lager wal, terwijl Dima zichzelf dankzij het plegen van verraad, een aanzienlijke functie verschaft. Of Sjoelepa zo onbetrouwbaar is, valt te betwijfelen. Juist Dima is voor de lezer de zo weinig edelmoedige figuur. Is Dima een gewetenloze, berekenende persoon? Dit is een discussie waard. Wanneer hij voor het eerste dilemma staat- zal hij zijn klasgenoten verraden?- praat hij zijn mond voorbij. Al tijdens het verraad bagatelliseert hij zijn actie: hij heeft last van zijn buik, het verhoor overvalt hem; ach, de jongens die verraden zijn, die worden toch door iedereen als vervelend ervaren? Dit mechanisme wordt vaker gehanteerd. Slachtoffer van het grote verraad is zijn schoonvader en promotor, de hoogleraar Gantsjoek. Ook nu weet Dima zich te verschuilen achter allerhande argumenten: hij was naif, had de eerste stap tot het verraad- afzien van zijn promotor- niet zo ernstig ingeschat; zon goede professor was zijn schoonvader nu ook weer niet; onder zijn degradatie had hij klaarblijkelijk niet zo te lijden, aangezien het Dima in het geheugen gegrift staat dat de professor na deze geschiedenis nog een gebakje kon verorberen. Bovendien, de professor heeft, als oude bolsjewist zijnde, geen zuiver geweten: hij heeft in de jaren 20 evengoed een aandeel gehad in de vervolgingen. Door de jaren heen voert Dima verzachtende omstandigheden voor zijn afwegingen aan. Dagen voor de vergadering- plaats van ht verraad- probeert Dima zich alle mogelijke manieren voor te stellen om aan het verraad te ontkomen. Tegelijk voelt Dima zich zo vrij om bij de Gantsjoeks polshoogte te nemen en hen uitdagend het volgende voor te leggen: valt hem iets te verwijten? Hoewel het Dima vanaf het verraad voor de wind lijkt te gaan, blijft zijn geweten hem parten spelen. De tand des tijds zou het verraad een minder ernstige lading geven, maar Dima wordt beslist niet graag herinnerd wordt aan het geschiede. Dima sust zijn geweten door het verleden te vergeten. De opening van het verhaal is een moment waarop Dima zich geconfronteerd ziet met zijn geweten- waarom had Sjoelepa hem niet willen herkennen? De lezer weet dat Dima wederom hoopt dat hem geen blaam treft. De personages vallen geen overdreven kenmerken toe te schrijven; zij zijn menselijk, worden niet karikaturaal neergezet. Weliswaar valt de hoofdpersoon niet in de gunst bij de ikverteller, maar dat maakt hem voor de lezer nog niet direct een slecht persoon. De kracht van deze roman schuilt in de subtiliteit.

You might also like