You are on page 1of 5

THEMA: De windmolen en de

watermolen.
Naam :
..................................................................
Datum :
.................................................................

De onderdelen van de wind- en watermolen.

1. Zet het juiste nummer op de juiste plaats.

DE WINDMOLEN
1. De maalstenen

DE WATERMOLEN
1. De maalstenen

2. Het spoorwiel
3. De molenas met daaraan bevestigd het bovenwiel

2. Het spoorwiel
3. De wateras

4. De wieken

4. Het waterrad met de schoepen

5. De kaar
6. De meeltrechter

5. De kaar
6. De meeltrechter

7. De maalsteenkuip

7. De maalsteenkuip/ maalkuip

Hoe werken de wind- en watermolen. Gelijkenissen


en verschillen.
2. Vul de juiste woorden in. Kijk hiervoor naar de afbeeldingen. Sommige
woorden moet je twee keer invullen.
De windmolen gebruikt ........................................... om de ........................................ te laten
draaien.
Door het draaien van de wieken wordt de ................................................................ in
beweging gezet. Het bovenwiel staat via een andere as in verbinding met het
............................................, het gaat draaien. Het spoorwiel staat via twee andere assen in
verbinding met de ....................................... Door het feit dat het spoorwiel draait, draaien de
maalstenen. De ..................................... doet ............................ in de .......................................
Zo kan het door de maalstenen fijngemaald worden tot ................................... Dit is het
basisingredint om brood van te maken. Via de ................................................... komt het
meel terecht in meelzakken.
De watermolen gebruikt ......................................... om het ......................................... te laten
draaien.
Door het draaien van het waterrad wordt de ..................................................... in beweging
gezet.
De wateras staat in verbinding met het .............................................., het gaat ook draaien.
Het spoorwiel staat via een as in verbinding met de ............................................. De
................................... doet ............................................ in de ....................................... zo kan
het fijngemaald worden door de maalstenen tot ...................................... Dit is het
basisingredint om brood van te maken. Via de ................................................... komt het
meel terecht in de meelbak.

Molenas met het bovenwiel


spoorwiel
water
wieken
molenaar

kaar
Waterrad met de schoepen
kaar
maalstenen
wind

meel
meeltrechter

graan

3. Ontdek en omcirkel de 4 verschillen.

Kruiswoordraadsel en tekening
4. Vul het kruiswoordraadsel in.

5
3

4
8

9
10

7
1

1. Waar is een watermolen afhankelijk van.


2. De maalstenen ................................ het graan fijn.
3. Vroeger kletsten mensen bij de molen om nieuwtjes uit te wisselen. Wat hadden ze in die tijd nog niet?
4. Een graansoort die begint met een de letter t?
5. Hoe wordt het grote wiel waar het water overheen stroomt genoemd?
6. Wie is de baas van de molen?

7. Wie bracht graan naar de molen en gingen naar huis met meel?
8. Hoe heten de twee grote stenen met groeven waarmee het graan wordt fijngemalen?
9. Noem een graansoort die begint met de h.
10 Welke molen heeft geen waterrad maar wieken?

WELK WOORD HEB JE GEVONDEN??

5. Maak een tekening van een watermolen of windmolen.

You might also like